DNA

°
 zie onder Genetica 
°
DNA:    The molecule that encodes genetic information. DNA is a double-stranded molecule held together by weak bonds between base pairs of nucleotides. The four nucleotides in DNA contain the bases: adenine (A), guanine (G), cytosine (C), and thymine (T). In nature, base pairs form only between A and T and between G and C; thus the base sequence of each single strand can be deduced from that of its partner.      SOURCE: BioTech Dictionary Copyright 1995-98
°
DNA , RNA EN PROTEÏNEN
°
De cel heeft te kampen met een probleem van plaats voor de eiwitsynthese. Terwijl de proteïnen worden aangemaakt in het cytoplasma van de cel, is de informatie – het DNA – gelegen in de kern.
°
Het probleem wordt opgelost door een intermediaire molecule, ribonucleïnezuur (RNA) genoemd, meer in het bijzonder een type van RNA genoemd messenger RNA (mRNA). RNA heeft een structuur die zeer sterk vergelijkbaar is met DNA, maar met drie grote verschillen: het suiker is ribose, de base uracil (U) vervangt thymine (T), en in de meeste gevallen heeft RNA slechts één streng.
°
Het mRNA wordt gevormd in een proces de transcriptie genoemd waarbij er gebruik wordt gemaakt van slechts één streng (genoemd de “sense” streng) van het DNA als template. Het mRNA wordt dan getransporteerd naar het cytoplasma waar het afgelezen, of “vertaald” wordt in een eiwit. Het proces van translatie vereist complexe organellen in de cel. ________________________________________________________
°
DNA  STRUCTUUR Proteïnen worden gecodeerd door genen. Genen zijn op hun beurt samengesteld uit deoxyribonucleïnezuur of DNA. Deze naam verwijst zowel naar de chemische samenstelling van de molecule als naar het feit dat ze voorkomt in de kern. De kracht van de DNA molecule ligt in haar vermogen om te coderen voor alle genen die nodig zijn om de volledige diversiteit van het leven dat voorkomt op aarde, te verzekeren. De sleutel voor dit vermogen houdt verband met de fameuze dubbele helix die in 1952 werd ontwikkeld door James Watson en Francis Crick. De dubbele helix verwijst naar de vorm van DNA die kan vergeleken worden met een spiraalvormige trap of een gedraaide ladder. Als we de analogie met de ladder gebruiken, bestaan de buitenste staven uit suiker- en fosfaat moleculen, terwijl de sporten bestaan uit moleculen die “basen” worden genoemd. Een individuele unit die bestaat uit één suiker, één fosfaat en één base wordt een nucleotide genoemd. Op elke sport is een basepaar onderling verbonden door een chemische verbinding. DNA bevat enkel vier specifieke basen: adenine (A), thymine (T), guanine (G) en cytosine (C). De vier basen kunnen enkel op twee manieren met elkaar gepaard worden: A met T, enG met C. Als men de sequentie van de basen kent aan één zijde (streng) van de molecule kunnen de wetenschappers de sequentie aan de andere zijde bepalen. Zoals eerst werd waargenomen eens de DNA structuur was bepaald, heeft DNA het inherente vermogen om gekopieerd te worden. Omdat adenine steeds paart met thymine, en guanine met cytosine, kan elke streng dienen als een template om identieke kopieën van de molecule te maken. Wat toen nog niet duidelijk was, was hoe een molecule met beperkte diversiteit – slechts vier basen – informatie kan bevatten die vereist is om zeer diverse moleculen zoals proteïnen aan te maken. Illustration of the double helical structure of the DNA molecule. The structure of DNA is illustrated by a right handed double helix, with about 10 nucleotide pairs per helical turn. Each spiral strand, composed of a sugar phosphate backbone and attached bases, is connected to a complementary strand by hydrogen bonding (non- covalent) between paired bases, adenine (A) with thymine (T) and guanine (G) with cytosine (C).  Adenine and thymine are connected by two hydrogen bonds (non-covalent) while guanine and cytosine are connected by three. This structure was first described by James Watson and Francis Crick in 1953. DNA Molecule Biochemistry:

The double helix of the DNA is shown along with details of how the bases, sugars and phosphates connect to form the structure of the molecule. DNA is a double-stranded molecule twisted into a helix (think of a spiral staircase). Each spiraling strand, comprised of a sugar-phosphate backbone and attached bases, is connected to a complementary strand by non-covalent hydrogen bonding between paired bases. The bases are adenine (A), thymine (T), cytosine (C) and guanine (G).  A and T are connected by two hydrogen bonds. G and C are connected by three hydrogen bonds.  DNA_orbit_animated

The four nucleotide bases in DNA. http://www.magrinscience.com/11-2-nucleic-acids-store-information-in-their-sequences-of-chemical-units/

  • The similarity of DNA, blood proteins, and other organic molecules among organisms must be related to organisms that share a common ancestor.
  • The similarity of DNA among organisms is considered by many as the strongest line of evidence in favor of evolution.

Verdraaid DNA

09 03  2009 Tomaso
De moleculaire structuur van DNA wordt veel gebruikt in (populair) wetenschappelijke illustraties op boeken, logo’s en posters om wetenschap te promoten. Op de 1 of andere manier heeft is er iets aan de structuur die esthetische lekker overkomt.In een ingezonden brief, vorige week in de Universiteits Krant (UK) van de Rijks Universiteit Groningen (RUG) schrijft Maarten Linskens, Univeritair Hoofd Docent Biologie aan de RUG (aanleiding was een poster die de Universiteit Groningen voor haar Lustrumactiviteiten gebruikt) over het fenomeen dat er op veel illustraties de verkeerde, namelijk gespiegelde, structuur staat.
De echte natuurlijke structuur is de ‘rechtshandige’ variantterwijl in illustraties soms de gespiegelde ‘linkshandige’ variant wordt gebruikt.Ik heb regelmatig moeten vaststellen dat kunst het in sommige gevallen met de wetenschap niet erg nauw neemt. De linkshandige variant is een niet-bestaande ( theoretisch voor mogelijk gehouden ) fictieve structuur, die helaas door veel ontwerpers meteen wordt gebruikt, waarschijnlijk om grafische redenen. Dit gebeurt in ongeveer 25 procent van de gevallen, soms op zeer prominente plaatsen, zoals de omslag van het genoom-issue van het tijdschrift Science (23-10-1998)
Cover image expansion
right-handed double helix
This was the original 1953 photo of Francis Crick (pointing) and James Watson, as they contemplated a model of the 3D structure of DNA they figured out. All life forms on earth have DNA, which in normal conditions winds up in a right-handed double helix (called this way in analogy with a right-handed screw).
left-handed double helix
The DNA’s backbone is made of sugary molecules. Earth life forms use right-handed sugars; in principle, life forms could exist that use left handed sugars. DNA based on these molecules would wind around as a left-handed screw. If alien versions of Crick and Watson exist somewhere in the universe, they may have been wondering why the DNA they discovered was all left handed.
Het zit dus wel snor. Maar blijf opletten en hoed u voor namaak!
————————————————————————————————

Verklarende woordenlijst Paleontology D

  / PALEONTOLOGIE

EXTERNE  LINKS  & bronnen  

–> Nederlands WOORDENLIJST 

http://www.fossiel.net/information/article.php

–> English 

http://palaeos.com/paleontology/glossary.html

A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z

Paleontological glossary (Choose the first letter of the the term you’re interested)

in: A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z |

 

_________________________________________________________________________________________

Verklarende woordenlijst Paleontologie


D

Dactylioceras  ….Ammonieten,uit   het   Midden- en Onder-Jura. o.a. bekend uit Holzmaden in Duitsland.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Dactylioceras

Dactylioceras sp.

Dactylioceras sp.  / A fossil Ammonite, Dactylioceras sp., from the Jurassic (Toarcian) Shale of Holzmaden, Germany.

http://de.wikipedia.org/wiki/Posidonienschiefer-Formation

Lias  Holzmaden 

°

Decapoda   …. voorbeeld  : Meyeria (klasse Malacostraca, orde Decapoda, onderorde Pleocyemata). Een kreeft. Bekend uit het Onder-Krijt van Bentheim en van het isle of wight 

meyeria

http://palaeo.gly.bris.ac.uk/Palaeofiles/Fossilgroups/Decapoda/fossilrecord.html

- Photo COPYRIGHTED ! anomura (germany )

_____________________________________________________________________________

Demospongiae  //Demosponzen  // —

Demospongiae =Demosponzen = ‘gewone sponzen’ met een skelet van hoornachtig materiaal =spongine, of van kiezelzuur zonder spongine.

This phylogenetic tree uses biological systematics.  All of the shown genera and species belong to the class Demospongiae as well as the order Homoscleromorpha based on 28S rDNA analyses.

http://bioweb.uwlax.edu/bio203/2011/pluym_conn/phylogeny.htm

Calcareous skeletons apparently evolved independently within three classes of sponges—Calcarea, Demospongiae, and Archaeocyatha.

Class Demospongea

Sponges with skeletons of spongin, spongin and siliceous spicules, or a skeleton of fused opaline silica.

When present, spicules are commonly monaxon, tetraxon, or polyaxon, but never triaxon.

Nomenclature of Common Megascleres & Microscleres in Fossil and Modern Sponges

Modified from Boardman et al (1987)

Here is an example of a modern demosponge with spongin.

demosponge
Here is a good example of a fossil demosponge.
Note in this specimen the canals in the siliceous walls.
Note that calcification also occurs in demospongiae

________________________________________________________________________________________

Dendrieten   // PSEUDOFOSSIELEN  …. op gesteenten  kunnen  soms dendrieten voorkomen —> op boomtakken of mos gelijkende afzettingen van mangaan- of ijzerverbindingen. (dendron = boom.)

Afbeeldingen van Dendrites(crystal)

  Manganese dendrites on a limestone bedding plane from Solnhofen, Germany. Scale in mm.

http://en.wikipedia.org/wiki/Dendrite_(crystal)

http://nl.wikipedia.org/wiki/Dendriet_(kristal)

°
Dendrietisch  //Als een dalstelsel in een homogene ondergrond ongestoord en volledig tot ontwikkeling kan komen, dan vormt er zich een dendrietisch = boomvormig dalstelsel. NB. Dendron = boom. Zo’n stelsel omvat veel kleineeinddalletjes = brondalletjes, die zelf geen zijdalletjes meer hebben. Ze worden dalletjes van de eerste orde genoemd. Deze stromen uit in dalen van de tweede orde, die in dalen van de derde orde, enz. Hethoofddal is het dal van de hoogste orde. De verhouding van het aantal dalen van opeenvolgende orde noemt men de bifurcation ratio = de vertakkingfactor van het dalstelsel of deel daarvan.
Er bestaan allerlei wetmatigheden; waaraan de omstandigheden binnen een dalstelsel voldoen. Ze zijn vastgelegd in de Wetten van Horton.

________________________________________________________________________________________
Dendrograptus  // —->  Dendrograptus is an extinct genus of Graptolite from the Lower Ordovician.

http://fossiilid.info/9947

Dendrograptus sp., GIT 539-48-1

GIT 539-48-1 Dendrograptus sp.
INFO | IMAGE
Dendrograptus sp., GIT 539-48-2

GIT 539-48-2 Dendrograptus sp.
INFO | IMAGE
Dendrograptus sp., GIT 539-48-2

GIT 539-48-2 Dendrograptus sp.
INFO | IMAGE
Dendrograptus vulgaris Obut, 1953, GIT 119-19

GIT 119-19 Dendrograptus vulgaris Obut, 1953
INFO | IMAGE
Dendrograptus sp., GIT 539-48-3

____________________________________________________________________________________

°

DENTALIUM  Dentalium

Mollusca (Weekdieren)  Klasse:   Scaphopoda (Tandschelpen)  Orde:  Dentaliida    http://nl.wikipedia.org/wiki/Dentalium

   Antalis vulgaris

Antalis vulgaris (o Dentalium vulgaris): ) //  Dentalium is een geslacht van weekdieren, dat fossiel bekend is vanaf het Ordovicium. Tegenwoordig bestaan er nog enkele soorten van dit geslacht.

Fossil scaphopod (tusk shell), Dentalium; middle Miocene (c. 15 my old), Mornington, Victoria
Photographer: John Broomfield / Source: Museum Victoria

°

Dentalium Scaphopod    from  in the Eocene.

Specimens found in the Stone City Formation (aka Whiskey Bridge) of Brazos River, near Bryan, Texas.
    
    

_________________________________________________________________________________________

DEVOON    

The Devonian Period:  The Age of Fish

Devonian —>  A period of the Paleozoic era, spanning the time between 410 and 360 million years ago. It is named after Devonshire, England, where rocks of this age were first studied. (USGS Paleontology glossary)

First clubmosses, horsetails and ferns appear, as do the first seed-bearing plants (progymnosperms), first trees (the progymnosperm Archaeopteris), and first (wingless) insects.

Strophomenid and atrypid brachiopod,rugose and tabulate corals, and crinoids are all abundant in the oceans. Goniatite ammonoids are plentiful, while squid-like coleoids arise.

Trilobites and armoured agnaths decline, while jawed fishes (placoderms, lobe-finned and ray-finned fish, and early sharks) rule the seas.

First amphibians still aquatic.

Old Red Continent” of Euramerica. Beginning of Acadian Orogeny for Anti-Atlas Mountains of North Africa, and Appalachian Mountains of North America, also the Antler, Variscan, and Tuhua Orogeny in New Zealand. (Wikipedia) More

°

The Devonian Period of the Paleozoic Era lasted from 417 million years ago to 354 million years ago. It is named for Devon, England where the old red sandstone of the Devonian was first studied.

The Continents of The Devonian
During the Devonian there were important changes in the land masses on the globe. North America and Europe had collided forming a large continent called Euramerica. This caused the formation of the Appalachian Mountain Range. The other large land mass was Gondwana. It was made up of South America, Africa, Antarctica, India and Australia. These two large land masses lay close to one another near the equator.

Devonian Continents

The two continents were moving toward each other throughout the Devonian Period. The waterway between the two continents covered a subduction zone. This is an area where one plate is moving underneath the other. Eventually this would mean that the two continents would collide to form the supercontinent Pangea in the Permian Period. That event is more than 64 million years later.

Plants Cover The Land
Laying so close to the equator meant that the climate of the Devonian was warm. The warm temperatures made life on land particularly good for the plants. They developed vascular tissues to carry water and food through roots and leaves. The most important development was the seed. Now plants were not dependent on the presence of water for reproduction and they could move further inland. Ferns and the first trees began to cover the land.

Insects and Other Animals Find Homes On Land
The plant-covered lands made a good home for the first wingless insects and spiders. Even a primitive vertebrate, the tetrapod or four-footed vertebrate, developed the ability to live outside the water and move on land.

fish fossil

The Age of Fishes

THE FISHES 

Spindle diagram for the evolution of fish and other vertebrate classes.[2]Conventional classification has living vertebrates as a subphylum grouped into eight classes based on traditional interpretations of gross anatomical and physiological traits. In turn, these classes are grouped into the vertebrates that have four limbs (the tetrapods) and those that do not: fishes. The extant vertebrate classes are:[3]

Fish:

Tetrapods:

In addition to these are two classes of extinct jawed fishes, the armoured placoderms and the spiny sharks.

The Devonian is known as the Age of Fishes. It is famous for the thousands of species of fish that developed in Devonian seas. We know this because of the fish fossils found in Devonian rocks. When fish first started to develop, they had no jaws and the support structure was made of cartilage. This material doesn’t fossilize well, so the earliest fossils were of fish whose outside skin was protected by scales and plates made of boney tissue. These fish were called Ostracoderms. Their name means “shell-skins.” These animals appear in rock from the late Silurian and early Devonian periods.

Devonian fish Dunkleosteus

Fish with Jaws
The next development was the fish with jaws, gills and paired fins. The Placoderms were the first fish to have all three of these characteristics. They still had the “shell skin” of the Ostracoderms, but it mainly covered the head and neck area. The largest of the Placoderms was the Dunkleosteus. It was a huge predator in the Devonian seas. It could be as long as 10 meters. Instead of teeth, it had large boney plates that stuck down in the front of its mouth opening. The powerful jaws were deadly to other fish, sharks and even other Dunkleosteus.

Devonian anchient shark

Ancient Sharks
Sharks, or Chondricthyes, developed during the Devonian also. Sharks are thought to be descendents of the large Placoderms, but they lost the ability to form the boney armor on the outside of the body and were unable to form bones on the inside also. Their body is supported by cartilage. Because of the skeletons of cartilage, very little fossil evidence is available. They did leave behind their teeth. Much of the information we have about ancient sharks comes from the many different types of fossil teeth that have been found. Sharks first appear during the middle of this period.

The Bony Fish; Osteichthyes

  1. Afbeeldingen van devonian bone fishes

The bony fish appear during the Devonian Period. The first of these are the lobe-fins. These fish have pairs of fins with fleshy lobes at the base and more typical fin membranes at the ends. The lobes contain jointed bones. These lobe-fins are thought to have evolved into “legs” and eventually into amphibians that spend their lives both in and out of the water.

The coelacanth is a lobe-fin fish that developed during the Devonian. For years it was thought to have gone extinct at the end of the Mesozoic Era along with the dinosaurs, but in 1938 a living coelacanth was caught. Since then coelacanths have been seen from time to time in the Indian Ocean.

The Lung Fish
The Dipterus was a lungfish that developed at this time. In many ways it looked like the lobe-fins with bony flesh at the base of its fins. But the Dipterus had lung sacks branching off of its throat that got air from the gills. During the Devonian Period, there were huge swings of floods and drought. During drought times, when lakes turned into ponds, the plants used all the oxygen in the little water that remained. A Dipterus that was stranded in such a pool could stick its head out of the water and get the air it needed to stay alive.

The Reef Builders
The reef building work of the sponges and corals went on through the Paleozoic Era. They built some of the largest reefs in the world. Invertebrates grew well in Devonian seas too, so many new species developed. The ammonite is one of these.

Mass Extinction Ends The Period
Species had begun to branch out and include both land and water habitats. The Devonian Period ended with a mass extinction. The Devonian extinction hurt the water habits much more than those on land. The sponges and corals were the most affected. No major reef building happened again for thousands of years.

  


Life of the Devonian

Change in the Devonian Seas

The Devonian seas were dominated by brachiopods, such as the spiriferids, and by tabulate and rugose corals, which built large bioherms, or reefs, in shallow waters. Encrusting red algae also contributed to reef building. In the Lower Devonian, ammonoids appeared, leaving us large limestone deposits from their shells. Bivalves, crinoid and blastoid echinoderms, graptolites, and trilobites were all present, though most groups of trilobites disappeared by the close of the Devonian.

The Devonian is also notable for the rapid diversification in fish. Benthic armored fish are common by the Early Devonian. These early fish are collectively called “ostracoderms“, and include a number of different groups. By the Mid-Devonian, placoderms, the first jawed fish, appear. Many of these grew to large sizes and were fearsome predators. Of the greatest interest to us is the rise of the first sarcopterygiians, or the lobe-finned fish, which eventually produced the first tetrapods just before the end of the Devonian.


Change in the Devonian Landscape

By the Devonian Period, life was well underway in its colonization of the land. Before this time, there is no organic accumulation in the soils, causing these soil deposits to be a reddish color. This is indicative of the underdeveloped landscape, probably colonized only by bacterial and algal mats.

By the start of the Devonian, however, early terrestrial vegetation had begun to spread. These plants did not have roots or leaves like the plants most common today, and many had no vascular tissue at all. They probably spread largely by vegetative growth, and did not grow much more than a few centimeters tall. These plants included the now extinct zosterophylls and trimerophytes. The early fauna living among these plants were primarily arthropods: mites, trigonotarbids, wingless insects, and myriapods, though these early faunas are not well known.

By the Late Devonian, lycophytessphenophytesferns, and progymnosperms had evolved. Most of these plants have true roots and leaves, and many are rather tall plants. The progymnosperm Archaeopteris, whose leaves are shown at right, was a large tree with true wood. In fact it is the oldest such tree known, and produced some of the world’s first forests. By the end of the Devonian, the first seed plants had appeared. This rapid appearance of so many plant groups and growth forms has been called the “Devonian Explosion”. Along with this diversification in terrestrial vegetation structure, came a diversification of the arthropods.


Devonian Times presents oodles of information about early forests and the first vertebrates on land. The information is based on findings at Red Hill, Pennsylvania, USA.

Read about the Devonian Mass Extinction at the Hooper Virtual Paleontology Museum.

Find out more about the Devonian paleontology and geology of North America at the Paleontology Portal.

_________________________________________________________________________________________

Diagenesis:

*The process during which sediments are compacted and/or cemented, to become rocks.

*All chemical, physical, and biological modifications undergone by a sediment after its initial deposition

  • Diagenese   ;   Diagenese is een proces dat zorgt dat gesteente minerale veranderingen ondergaat nadat het is afgezet. Diagenese vindt plaats bij relatief lage temperatuur en druk. Het gesteente hoeft hiervoor dus niet diep begraven te zijn in de aardkorst.
  • Als het gesteenteveranderd doordat het aan een hoge temperatuur en druk wordt blootgesteld is er sprake van metamorfose. Of er diagenese plaatsvindt, en in welke mate hangt sterk af van de samenstelling van het gesteente en de chemische samenstelling van het grondwater. Als er zeer oplosbare mineralen in een gesteente aanwezig zijn zoals in kalksteen of evaporiet, dan zal er veel eerder diagenese plaatsvinden.Een voorbeeld van diagenese is cementatie. Hierbij slaan opgeloste mineralen uit het grondwater neer in het gesteente. Dit kan ook onderzee plaatsvinden. De dichtheid van het gesteente neemt hierbij toe, en de porositeit neemt af. Het gesteente gaat hierbij ook meer een vast geheel vormen.Een andere vorm van diagenese is compactie. Door het gewicht van bovenliggende pakketten sediment wordt de afzetting samengedrukt. Ook kan er drukoplossing plaatsvinden doordat korrels waar de meeste druk op staan eerder kunnen oplossen in het grondwater. De opgeloste mineralen slaan vervolgens weer neer in de poriën. De dichtheid neemt hiermee verder toe.Een derde vorm van diagenese is uitloging. Door bepaalde chemische samenstelling van grondwater kunnen ook mineralen uit een afzetting oplossen en met grondwaterstromingen verdwijnen uit de afzetting.In kalkhoudende fossielen kan door diagenetische processen rekristallisatie optreden waarbij het fossiel wordt omgezet naar meer stabiele vormen van kalk. Bijvoorbeeld omzetting van aragoniet naar calciet.
  • Fossielen (vooral die van aragoniet) kunnen ook geheel oplossen. Als later door diagenese de holte weer wordt opgevuld door een ander mineraal kunnen steenkernen ontstaan.
  • Kalksteen wordt soms ook door diagenese omgezet in dolomietFossielen gaan hierbij vaak verloren of worden aangetast.
  • Diagenese speelt ook een rol bij de verandering van organische stoffen in sedimenten. Denk bijvoorbeeld aan de vorming van steenkoololie en gas.

____________________________________________________________________________________

Differential erosion/weathering: Caused by differences in the resistance of rocks and particles within rocks. This can be applied on a small scale e.g. a fossil weathering out of its surrounding matrix, a large scale e.g. valleys naturally cutting through less resistant rocks, and any other scale in-between.

______________________________________________________________________________________

  • Diagnostische eigenschap(pen)  …Een diagnostische eigenschap is een eigenschap op basis waarvan een taxonomische groep onderscheiden kan worden van andere groepen. 

____________________________________________________________________________________

  • Diapsida (Diapsiden)De Diapsida zijn een groep gewervelde dieren met oorspronkelijk twee gaten achter de oogkas. Bij sommige groepen zijn later in de evolutie deze gaten weer verloren gegaan, maar ze behoren nog wel tot diapsida op grond van hun afstamming. Tot de diapsida behoren:

    De eerste diapside is de Petrolacosaurus uit het boven Carboon van Noord AmerikaIn het Mesozoicum waren de diapsida dominant.

Petrolacosaurus kansensis

Petrolacosaurus kansensis, from the Late Pennsylvanian of Kansas. Drawing from Diapsid characters, from Benton 2000.

Labidosaurus

Life restoration of Petrolacosaurus kansensis, the earliest known diapsid, from the Late Carboniferous of Kansas. Illustration by Nobu Tamura (Wikipedia)

http://palaeos.com/vertebrates/diapsida/araeoscelida.html

____________________________________________________________________________________

  • Diatomee /Diatomeeën /Diatomophyceae    :                                                                                                                                                                   De Diatomophyceae of Bacillariophyceae vormen een klasse van algen, welke als microfossielen aangetroffen worden sinds hetJura tijdperk.                                                                                                                                                                                             De meeste soorten zijn slechts 10 tot 100 micrometer groot. Deze soortenrijke groep wordt veel gebruikt in onderzoek naar de stratigrafie. Diatomeeën hebben een extern kiezelskeletje van kiezel—>  (Kwarts, SiO2)                                                     .Diatomeeën of kiezelwieren, ook wel diatomen genoemd, vormen een stam binnen de supergroep Chromalveolata van eencellige wieren met een extern skelet van kiezel. Ze behoren tot de eukaryote algen of tot het fytoplankton. Wikipedia        //                                                                                                                               http://en.wikipedia.org/wiki/Diatom                                                                                                                                                                              Evolutionary history                                                                                                                         Terre diatomées ou farine fossil -shell Flour Diatomaceous earth image0 diatomaceous   powder /sand   (magnified ) = Fossil Shell Flour:
  • This is the result of the fossilization of microscopic unicellular phytoplankton shells that once lived in the oceans and lakes that covered  several times   many  regions of the Earth.
  •  Meer afbeeldingen

Diatoms: Microscopic, unicellular (single celled), golden-brown algae.  They are found practically everywhere, including marine, brackish, fresh water, soil, and ice environments. They are characterized by a ‘pill box’ style skeleton (frustule) composed of opaline silica. The opaline silica is unstable and begins to convert to cristobalite as the diatom-bearing sediment is buried and temperatures rise. The frustule is dissolved and the record of the organism is lost.

Veel plankton komt voor in het noordelijk deel van de Atlantische, de Indische en de Pacifische Oceaan. Het fytoplankton  daar  bestaat vooral uit geweldige hoeveelheden diatomeeën, waarvan de naar de bodem zinkende skeletdeeltjes het hoofdbestanddeel vormen van het sediment. Dit diatomeeënslik ligt als een brede gordel om  o.a.  het gehele Antarctische continent.

_____________________________________________________________________________________

___________________________________________________________________________________

  • Dimorfie    ;   Seksuele dimorfie is het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes van een organisme. Niet alle organismen hebben deze verschillen, en eventuele verschillen kunnen behoorlijk uiteenlopen. Niet alleen dieren hebben seksuele dimorfie, maar het komt ook bij sommige planten voor.
  • DIMORPHISM  :

Where one species is found in two distinctly different forms,

Sexual dimorphism
Sexual dimorphism exists in both humans and ammonites, but while human males are typically larger,                                                   male ammonite fossils are much smaller than females.Here, a small human female (Beth Kaminsky) with a small male ammonite, and a big human male (Alaskan artist Ray Troll) poses with a big female ammonite.

–> for instance when the male of an ammonite species is smaller than the female.

Figure 6.2   Sexual dimorphism in ammonites, the Jurassic Kosmoceras. The larger shell (macro conch )(a) was probably the female, the smaller(micro conch ) (b) the male. (Courtesy of Jim Kennedy and Peter Skelton.)

Claire Still and Rowan Lockwood looked at the relationship between sexual dimorphism in ammonoids and how long a taxon survives. Ammonoids were shelled cephalopods (squid) that first show up (I think) in the Devonian, and reached incredible levels of diversity in the Mesozoic before finally going extinct at the end of the Cretaceous. Many ammonoids are notable for being sexually dimorphic, meaning the sexes are different sizes and/or shapes, as in Didymoceras below (specimen from the Wyoming Dinosaur Center):

Still and Lockwood found that sexually dimorphic taxa tended to survive for longer than monomorphic taxa. It’s not clear why this is the case, as modern birds seem to show the opposite pattern.

https://gsa.confex.com/gsa/2010NE/finalprogram/abstract_170226.htm  http://vmnhpaleontology.wordpress.com/2010/03/16/gsa-day-3/

–> dimorphism in other  fossils 

canine teeth of Amphicyon

Figure 3. Right lower canine teeth of Amphicyon longiramus from Thomas Farm demonstrating sexual dimorphism in body size. A, UF 271019, male; B, UF 154301, female.

http://www.flmnh.ufl.edu/vertpaleo/fossilspeciesAmphicyonlongiramus.htm

—> Extant  “great apes ”  skulls also show clearly dimorphismal traits  

Bornean orangutan male (left) and female skull showing sexual dimorphism

Bornean orangutan male (left) and female skull showing sexual dimorphism

_________________________________________________________________________________________

°

Dinocyst: A resting stage or reproductive stage in the life cycle of a dinoflagellate. (USGS Paleontology glossary)

light microscope image of dinoflagellateModern dinoflagallates, found off the shore of South Africa, viewed by light microscopy.light microscope image of dinoflagellate

A Confocal Laser Scanning Microscope was used to image this microscopic animal. Very thin optical sections (images) are taken, as in computer tomography (CT scans). These images are then re-composed on a computer to produce a 3D reconstruction. The movie is not complete because ‘depth’ information is limited to the optical section width and is therefore of low resolution.

Dinoflagellates are microscopic unicellular algae (plants), which populate the sea in huge numbers. They mostly belong to the phytoplankton, which live in the surface waters of the ocean and photosynthesise (like land plants). Hence they belong to the important group of ‘primary producers’ at the beginning of the food chain, serving as food for many larger creatures.

These cysts give a continuous abundant fossil record from many sedimentary rocks from the Upper Triassic Period onwards, so we know they have existed for more than 200 million years.

–>Moreover, the dinoflagellate cysts changed quickly during the Mesozoic Era and Cenozoic Era. They are therefore very good guide fossils and much used for age dating of sedimentary rocks (a technique called biostratigraphy). Dinoflagellate cyst biostratigraphy is especially widely used in exploration for oil or gas reservoirs.

Links

°

 Dinoflagellate: Small organisms with both plant-like and animal-like characteristics, in earlier taxonomies usually classified as algae (plants). They take their name from their twirling motion and their whip-like flagella.(USGS Paleontology glossary);

found as fossil from the mid Triassic to the present. Modern dinoflagellates are often responsible for the phosphorescence of the sea and toxic red tide. Fossil dinoflagellates are used to date and correlate rocks from the Triassic to the Quaternary. (Amateur Geologist Glossary) —->

Dinoflagellaten 2     Deel van het phytoplankton  ….= ééncellige algen. .
Sommige van deze organismen leven in kolonies van ééncelligen.

Vb. ééncellige algen.
Dinoflagellate Digoflagellate

Earliest  miocne flagellate

Earliest Miocene dinoflagellate

Deflandrea Robusta

Deflandrea…

Dracodinium waipawaense

Dracodinium…

Pyxidinopsis waipawaensis

Pyxidinopsi…

Charlesdown edwardsii

Charlesdown…

_____________________________________

°

Dinosauria     Dinosauriër      Dinosauriërs  —>

De superorde Dinosauria, ofwel dinosauriërs vormen een bekende groep binnen de klasse van de reptielen (Reptilia). De dinosauriërs ontstonden in het Trias tijdperk sommige groepen, met name de vogels (Aves), komen voor tot vandaag. De overige groepen, ook wel gemakshalve niet-vogelachtige dinosauriërs genoemd, stierven uit bij de massa-extinctie aan het einde van hetKrijt. Een meteroietinslag op het huidige schiereiland Yucatan lag wellicht aan de basis van deze extinctie, waarbij ook vele andere iconische taxa zijn uitgestoreven, waaronder de ammonietenbelemnieten en pterosauriërs.

De dinosauriërs kunnen worden onderverdeeld in de Saurischia en de Ornithischia die zich onderscheiden met een andere vorm van de pelvis en het schaambeen (pubis). Binnen de Saurischia hebben zich vanuit de Theropoden de vogels ontwikkeld. Recente ontdekkingen van dinosaurus- en vogelfossielen in Chinese Lägerstatten hebben aangetoont dat vele groepen een lichaamsbedekking van veren hadden, die soms een uitgesproken ornamentele functie hadden. Andere dinosauriërs hadden een huid met schubben, vergelijkbaar met reptielen vandaag. Dit blijkt uit verschillende vondsten van gemummificeerde specimens, en specimens die huidafdrukken hebben nagelaten in het omliggend gesteente.

Er bestonden zowel herbivoren als carnivoren binnen de dinosauriërs. Ze hadden een terrestrische levenswijze. Dinosauriërs zijn een zeer diverse groep die veel verschil vertoont in grootte en lichaamsbouw. Dinosauriërs legden eieren en hadden in sommige gevallen broedzorg. Of dinosauriërs warmbloedig of koudbloedig waren zijn wetenschappers het nog niet over eens, maar het is zeer waarschijnlijk dat er ook in dit opzicht variatie bestond tussen de verschillende groepen.

Er zijn inmiddels resten van vele (ruim 1300) soorten dinosauriërs gevonden. Enkele bekende soorten zijn de Tyrannosaurus, Allosaurus, Triceratops, Spinosaurus en Iguanodon. Zeereptielen zoals de Mosasaurus en de vliegende Pterosauriërs behoren niet tot de dinosauriërs, maar ze leefden wel in dezelfde periode.

Dinosaurussen spreken tot de verbeelding (Foto Michael Gray)

Dinosauriërs spreken erg tot de verbeelden, niet in het minst door de vormvariaties binnen en tussen de groepen, en de enorme groottes die sommige genera konden bereiken. In dat opzicht kunnen ze een belangrijke rol spelen in het loswekken van intresse van mensen voor de geschiedenis van het leven op aarde en fossielen. Vaak zijn Dinosauriërs de eerste uitgestorven diergroep waar mensen -niet zelden als kind- mee in aanraking komen. Als geen andere heeft deze groep kunstenaars, film- en documentairemakers en schrijvers geïnspireerd. Dinosauriërs zijn publiekstrekkers waarmee musea bezoekers en fondsen kunnen verwerven. Dit uit zich helaas ook in de -vaak illegale- internationale handel in fossiele resten van dinosauriërs.

Het monteren van een Iguanodon uit Bernissart

Binnen de Benelux zijn verschillende vondsten van dinosauriërs gedocumenteerd. De meest iconische hiervan is ongetwijfeld de vondst in 1878 van een hele kudde Iguanodons en geassocieerde fauna in een steenkoolmijn in de omgeving van Bernissart, België. Maar zelfs in de mariene krijtafzettingen rond Maastricht zijn botresten van Dinosauria aangetroffen. Het gaat hier om resten die toendertijd door rivieren vanuit het vasteland naar het mariene milieu zijn getransporteerd.

     Globe.png

Foto’s of locaties voor Dinosauria bekijken

__________________________________________________________________________________

°

Diploria: A genus of coral that first appeared in the Late Cretaceous, and is still extant (Phylum Cnidaria, Class Anthozoa, Order Scleractinia, Family Faviidae). Component of modern reefs in the Caribbean and Florida.

Afbeeldingen van fossil diploria

http://en.wikipedia.org/wiki/Diploria

HPIM1028

Fossil Brain Coral – Diploria strigosa

_______________________________________________________________________________________

Dipnoi  // De Dipnoi of longvissen vormen een onderklasse binnen de Sarcopterygii (Kwastvinnigen). Ze komen voor in het fossielenbestand van het Devoon tot heden. Ze zijn aangepast om om te gaan met tijdelijke droogte. Hiervoor bezitten ze een soort longen waarmee ze lucht kunnen happen, en het vermogen zich in te graven om de droge periode uit te zitten. Deze aanpassingen kwamen al vroeg in de evolutionaire geschiedenis van deze groep voor, zo blijkt onder andere uit de positionering van de neusgaten bij fossielen vertegenwoordigers.

Afbeeldingen van dipnoi

°Meer afbeeldingen

  • Longvissen zijn onder de vissen waarschijnlijk het nauwst verwant aan de viervoeters zoals kikkers, krokodillen en apen. Zij worden ingedeeld bij de kwastvinnigen. Dipnoi verschenen voor het eerst in het vroege Devoon. Wikipedia

longvis en evolutie <— doc

http://en.wikipedia.org/wiki/Lungfish#Timeline_of_genera

Some Lungfish are able to survive when their pools dry up! they can burrowing into the mud and seal themselves in a mucous-lined burrow, to help keep moist. During this time, they breathe air through their swim bladder instead of through their gill. These fish will even drown if they are kept underwater and not allowed to breathe air!
Fossilized lungfish burrows have been found in rocks as old as the Permian peiriod.
There are seven families of fossilized lungfish known, only two survived into the Triassic and those two are still alive today!

_____________________________________________________________________________________

Distaal  : Distaal is een anatomisch begrip; een lichaamsdeel dat zich verder van het midden van het lichaam bevindt. Het tegengestelde isproximaal.

Dorsaal   :  Dorsaal betekent aan de rugzijde van een organisme.

____________________________________________________________________________________

 Draadwormen            Ronde of Draadwormen          Afbeeldingen van draadwormen

  • Rondwormen zijn een grote groep van zeer algemeen voorkomende wormen. Er zijn meer dan 25.000 beschreven soorten. Ook de aaltjes behoren tot de nematoden. Nematologie is de wetenschap die de nematoden bestudeert. Wikipedia

http://en.wikipedia.org/wiki/Nematode

The nematodes or roundworms are one of the most common phyla of animals, with more than 20,000 described species. They inhabit freshwater, marine, and terrestrial environments, where they often outnumber other animals in both individual and species counts, and are found in locations as diverse as Antarctica and oceanic trenches. Further, there are a great many parasitic forms, including pathogens in most plants and animals, humans included. Only Phylum Arthropoda exceeds Nematoda in diversity.

Nematodes are unsegmented, bilaterally symmetric, have triploblastic protostomes, and possess a complete digestive system. Nematodes are believed to be related to the arthropods and priapulids and grouped with them in the Ecdysozoa (the molting animals), the evolutionary is unresolved.

Because most living forms are microscopic, the discovery of their ancient ancestors as fossils is unlikely.

However, one species of extant parasitic nematode can reach 13 meters in length. lacking notable mineralized body parts, chances for fossilization of soft tissues is rare, and require special circumstances as existed for the specimens from the Cambrian Chengjiang fossils shown below, which also suggest their evolutionary appearance in the Precambrian.

Lobopodians

Nematode fossils have been found in amber.   —->   Afbeeldingen van nematode in amber

This piece of Baltic amber contains a spider (Araneida) and a fly. Apparently in the death throws of the fly, there were 5 Nematodes that decided to “abandon ship”. They apparently came out of the abdominal area and tried their best to get away from the dying fly. Needless to say, their fate was sealed 45 million years ago. They could not get out of the sticky resin and found the same death trap that the fly did. 

_________________________________________________________________________________________

Geologie trefwoord D

         zie onder GEOLOGIE   —->  GEOLOGIE TREFWOORD 

°

dacite  dacite(Volcanology)

 Dacite is an igneous, volcanic rock with a high iron content found at many lava-domes.
Dacite) is an igneous, volcanic rock with a high iron content. It is intermediate in compositions between andesite and rhyolite, and, like andesite, it consists mostly of plagioclase feldspar with biotite, hornblende, and pyroxene (augite and/or enstatite). It has an aphanitic to porphyritic texture with quartz as rounded, corroded phenocrysts, or as an element of the ground-mass. The relative proportions of feldspars and quartz in dacite, and in many other volcanic rocks, are illustrated in the QAPF diagram. Dacite is also defined by silica and alkali contents in the TAS classification.The plagioclase ranges from oligoclase to andesine and labradorite, and is often very zoned. Sanidine occurs also in some dacites, and when abundant gives rise to rocks that form transitions to the rhyolites. The biotite is brown; the hornblende brown or greenish brown; and the augite is usually green.

The groundmass of these rocks is often microcrystalline, with a web of minute feldspars mixed with interstitial grains of quartz or tridymite; but in many dacites it is largely vitreous, while in others it is felsitic or cryptocrystalline. In hand specimen many of the hornblende and biotite dacites are grey or pale brown and yellow rocks with white feldspars, and black crystals of biotite and hornblende. Other dacites, especially augite and enstatite dacites, are darker colored.

The rocks of this group occur in Romania, Almeria (Spain), Argyll and other parts of Scotland, Bardon Hill in Leicestershire, New Zealand, the Andes, Martinique, Nevada and other regions of western North America, Greece (Methana, Nisyros, Santorini) as well as other places. They are mostly associated with andesites and trachytes, and form lava flows, dikes, and in some cases form massive intrusions in the centers of volcanoes. Dacite is an important rock type at Mount St. Helens.

The word dacite comes from Dacia, a province of the Roman Empire which lay between the Danube River and Carpathian Mountains (now modern Romania) where the rock was first described.

__________________________________________________________________________________________________

 

°

DAL 

http://nl.wikipedia.org/wiki/Dal_(aardrijkskunde)

Een langgerekte laagte tussen twee hellingen, meestal aangelegd door een rivier.
-antecedent  ( –> tegengestelde van epigenetisch )

Het gebergte is opgeheven, nadat de rivier er al was, waarbij de erosie van de rivier het opheffen kon bijhouden. Men spreekt dan van een antecedente rivier en een antecedent dal.( vaak een doorbraakdal ) …… Ze zijn vaak te herkennen aan een verbogen terras.

Voorbeelden :

< het doorbraakdal van de Rijn door het Leisteengebergte. 

< Het dal van de Maas in de Belgische Ardennen is een voorbeeld van een doorbraakdal, dat door harde zandsteenruggen heen ingesleten is

Bestand:Bedford-gaps.jpg

Photo of water gaps in Bedford County, Pennsylvania, facing east from the top of Kinton Knob, Wills Mountain. Taken and Uploaded by James Stuby.

Twee doorbraakdalen door kammen van de Appalachen in Pennsylvania (V.S.), uitgesleten door de Juniata River.
-bodem  / DALBODEM   1) Deel van dal      2)    rivierbodem    http://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/DALBODEM/1

zie ook —>  bedding,
-dichtheid   —>  Maat voor dichtheid van het aantal rivierelementen in een riviergebied. Als de rivier veel zijtakken heeft, heb je een hoge daldichtheid.

De opbouw van een dalstelsel
Bij de afbraak van reliëf speelt erosie door water een grote rol, de erosie begint als regenwater dat in de gebergten op de helling valt , over de oppervlakte gaat stromen. Dit water concentreert zich spoedig in geultjes en snijdt in de verweerde bovenlaag van het gesteente in. Deze geulerosie vormt het begin van het ontstaan van een rivierstelsel.

De geultjes worden steeds dieper en er ontstaan aan de hoofdloop steeds meer zijtakken. De vertakking stopt als er een evenwicht ontstaat tussen de afvoercapaciteit en de hoeveelheid neerslag die na aftrek van de verdamping moet worden afgevoerd. Het verzamelgebied van al het regenwater dat uiteindelijk door een rivier wordt afgevoerd, noemen we zijn stroomgebied. Tussen stroomgebieden van rivieren bestaan vaak grote verschillen in daldichtheid. De daldichtheid kunnen we bepalen door de totale lengte van hoofd –en zijrivieren te delen door de oppervlakte van het stroomgebied. 

http://www.scholieren.com/samenvatting/34944
-eind
-evolutie
-gletsjers

-grondEen kunstmatige bodem, gevormd na afgraving van hoogveen in de veenkoloniën. De tijdelijk aan de kant gezette bovenste laag van het veen (bonkaarde) werd door het dekzand gemengd.

-hoofd
-stelsels

DALVORMING  
Als je een gebergte op een satellietfoto bekijkt, dan zie je meteen dat die wordt doorsneden door een systeem van dalen. Vanuit een hoofddal vertakken steeds kleiner wordende dalen zich naar de hoger gelegen gedeelten. Het struikvormige patroon dat zo ontstaat, valt vrijwel geheel samen met het afwateringssysteem van het gebergte. De beken uit de kleine dalen komen uit op riviertjes in de grotere dalen die uiteindelijk uit zullen monden in een grote rivier in het hoofddal. Bovendien vinden we, mits het gebergte hoog genoeg is, boven in de dalen vaak gletsjers.

Satellietfoto van de Grote Himalaya in het noorden van Bhutan, waarop de verschillende grote gletsjers, gletsjermeren en gletsjerstuwmeren te zien zijn.

 

Het is niet toevallig dat het systeem van dalen samenvalt met het riviersysteem. De gletsjers en de rivieren waden zich een weg naar beneden. Door de kracht van het water en de schurende werking van het ijs zijn uiteindelijk de dalen ontstaan.

Dalvorming

File:Kashmir-sat-nasa.jpg

De Kasjmirvallei op een satellietfoto.
De vallei is het vlakke, ovale gebied omgeven door de Himalaya’s.
Dalvorming door gletsjers

In het hooggebergte vinden we in de hoger gelegen delen gletsjers. Gletsjers bewegen zich heel langzaam, maar de ijsmassa heeft een grote schurende kracht. Allerlei brokken steen die op een gletsjer zijn gevallen, worden meegenomen in het ijs. Daardoor werken gletsjers als reusachtige raspen die een dal uitschuren. Een gletsjer schuurt zowel materiaal van de bodem als van de zijwanden. Daardoor heeft een dal dat door een gletsjer is gevormd over het algemeen een U-vormige doorsnede.

Als je op vakantie in de Alpen bent, zul je regelmatig U-vormige dalen tegenkomen, terwijl de gletsjer pas kilometers verderop begint. In Schotland zijn zelfs U-vormige dalen, terwijl er helemaal geen gletsjers te vinden zijn. Dergelijke dalen zijn gevormd tijdens de ijstijden, toen de gletsjers veel verder reikten dan vandaag de dag.

Dalvorming door rivieren

Vooral in de bergen kan stromend water een enorme kracht ontwikkelen. Het klettert naar beneden en sleurt allemaal kleine deeltjes met zich mee. Rivieren kunnen zo zelfs in het hardste gesteente een geul uitslijpen. Hoe een rivier precies stroomt, hangt af van de ondergrond. Als een rivier van een harde ondergrond opeens een zachte laag tegenkomt, dan zal hij die zachte laag sneller afslijten. Zo kan hij een gat uitslijten en kan een waterval ontstaan. Een rivier snijdt als het ware als een mes door het landschap. Daardoor ontstaan V-vormige dalen, met de rivier op het diepste punt. Grotere rivieren in bergen verleggen vaak hun bedding. Zo ontstaan vlechtende of verwilderde rivieren. De dalen van dergelijke rivieren zijn vaak erg breed, doordat de rivier dan weer hier, dan weer daar stroomt. Zodra rivieren het laagland bereiken, verliezen ze veel van hun kracht. Naast erosie vindt dan ook afzetting van materiaal plaats.

DAL  -wand

–>  op de dalwand ( en afhankelijk van de  steilte )  onstaat  denudatie 

(Voorbeeld van verchillende  dalwanden  )  In een  v-dal is het  dal  ontstaan door water erosie r. Het water stroomt door het dal en sleept het materiaal van de bodem met zich mee.
De V slaat op de doorsnede van het dal: als je een lijn trekt dwars op het dal, zie je een V.
De V-dalen in Limburg zijn ontstaan door het stromen van smeltwater tijdens de ijstijden. Tegenwoordig stroomt er geen water meer door de dalen.

Asymmetrische v-dalen zijn in Limburg ontstaan aan het eind van de ijstijden, door zon en schaduw. Aan de kant van het dal waar de zon het meest op schijnt, is de bodem droger en krijg je weinig bodembeweging richting de dalbodem.

De dalwand blijft steil. Aan de schaduwkant ontdooit de bovenlaag van de bodem en wordt een grote modderboel die makkelijk het dal in schuift. De dalwand wordt afgevlakt. Je krijgt een asymmetrische V met een flauwe helling en een steile helling.

°
Davis, W.M

°

-Death valley              http://www.nps.gov/deva/index.htm

Mesquite Dunes in Death Valley National Park

°
Debiet 2 3 4 5              DEBIET     : <Het debiet is de gemiddelde hoeveelheid water, die per tijdseenheid door een rivier   wordt afgevoerd, uitgedrukt in kubieke meters per seconde.

<De hoeveelheid water die in een bepaalde tijd langs een bepaald punt langs een rivier stroomt.

°

debris avalanche   (Volcanology)

 A sudden collapse of volcanic material from an unstable side of a volcano. Debris avalanches are a particularly violent type of pyroclastic flows (in its broader meaning).
Related keywords (1):pyroclastic flow
debris avalanche yosemite

Yosemite park : A debris avalanche is triggered and starts moving down the steep slope

 

 Debrisavalanche = Landslide

___________________________________________________________

.
Declinatie

°
Deflatie 2 3 4 5   =   winderosie.

  1. proces waarbij gesteenten door de wind worden afgesleten
  2. De uitschurende werking van de wind heet deflatie.

Zeereep | © Ecomare, Sytske Dijksen

Als de vegetatie in de zeereep wordt beschadigd (denudatie ) krijgt de wind vat op het zand. Er ontstaat een stuifkuil 

°
Deformatie 2 3
Deformeren

Deformation: When a rock layer’s structure is altered by tectonic forces. Examples of deformation include folding and faulting.
Degenkrab
Degradatie
Dekblad
Dekzand 2 3 4
-jonger
-ouder

DEKZAND   <Een eolische zandafzetting uit de Weichselienstijd, die vrijwel heel Nederland heeft bedekt.

<Dekzand bestaat uit door de wind afgezette zanden gedurende het laatste deel van de laatste IJstijd (het Weichselien).

Opgestoven zand dat op dekzand ligt. Het grensvlak wordt gekenmerkt door de grijszwarte kleuren van een tijdens het Holoceen gevormde podzolbodem in de bovenkant van het dekzand © TNO-NITG

Zie ook:

Zand

Zilverzand

DELFSTOF    

Een delfstof is een mineraal of nuttige stof die uit de grond gegraven wordt zoals bijvoorbeeld steenkool.

Zie ook:   Oppervlaktedelfstoffen

°

Del  DUINPAN 


Delta 2     DELTA  Zie ook:  Estuarium

<Een delta bestaat uit de armen waarin de rivier zich vertakt bij haar uitmonding alsmede het door die armen omsloten land.

<   Een afzetting van sediment voor de monding van een rivier. De afzetting kan zo omvangrijk worden dat een heel meer wordt opgevuld.

<Uitbouw van rivierafzetting in zee met vaak een driehoekige vorm

°
Denudatie 2 3 4
Denudatiebasis

°

Derived fossil: A fossil incorporated into younger sediments after it has been weathered or eroded out of its original matrix.

°
Depressies
-afvloeiloze

°
Desertpavement

Een bijzonder geval  wanneer het  weggeblazen zandpakket steentjes of stenen bevatte . Deze steentjes  blijven liggen en vormen na enige tijd een aaneengesloten laagje op de zandoppervlakte en verhinderen hierdoor verdere deflatie.

Zo’n laagje heet   desertpavement = keienvloertje.

http://en.wikipedia.org/wiki/Desert_pavement

Keizandniveau_-__Ballorveld_Rolde_Drjpg  Ballorveld_uitgeblazen_keizandniveau

Op het Balloërveld bij Rolde komt in een zandverstuiving het oude keizandniveau in de vorm van een desert-pavement uit het Pleniglaciaal weer te voorschijn. 

Een oud deflatieoppervlak uit het Pleniglaciaal werd door recente uitblazingblootgelegd. Het oppervlak bestaat uit duizenden zwerfsteentjes, grindjes en grof zand dat in de koude tweede helft van het Weichselien in een polaire woestijnomgeving een desert-pavement vormde.

Van dichtbij valt op dat alle zwerfsteentjes in meerdere of mindere mate een lakglans vertonen. Het glanseffect danken ze aan de schurende en polijstende werking van verstuivend zand in de laatste ijstijd.

Men kan ze vaak terugvinden in zand- of lössprofielen. Men kan ze b.v. ook waarnemen in verstuivingen van Pleistocene afzettingen op de Veluwe en in oudere dekzand-afzettingen in Nederland.
Tijdens hun ontstaan zal er dus een polair woestijnklimaat hebben geheerst.

°
Desintegratie  = mechanische verwering = afbraak   

°

°
Desquamatie 2

°

Desiccation cracks: Cracks formed in muds and clays etc. due to rapid dehydration of their surfaces. These can be found in fossil form and evidence a terrestrial depositional environment.

°
Determinatie
Determineren
Detritische 2
Devoon
Diabaas 2
Diadematoida

°
Diagenese 2 3

°

Diagenesis: The process during which sediments are compacted and/or cemented, to become rocks.
Diaklaas(azen) 2 3 4
Diadematacea
Diasteem

°

DIATOMEEËN   Diatomeeën zijn ééncellige plantaardige micro-organismen met een celwand van twee als deksels en doos over elkaar sluitende schaaltjes van kiezelzuur: zij komen in zoet-, brak- en zoutwater zeer algemeen voor en de kiezelschaaltjes blijven na het afsterven van de cellen in het sediment bewaard.

http://www.ucmp.berkeley.edu/chromista/diatoms/diatomfr.html

Most diatom fossils known are from Eocene and Miocene rocks, such as the marine diatoms shown below. At left is a single valve from the Actinoptychus heliopelta, while at right is Sceptroneis caduceus. Both of these are from marine deposits of Miocene age, the Calvert Formation of Maryland.

                                                                          Diatomeeën of kiezelwieren

Ook wel diatomen genoemd, zijn eencellige wieren met een extern skelet van kiezel (siliciumdioxide), die voor ongeveer de helft van de primaire voedselproductie der zeeën verantwoordelijk zijn. Ze behoren tot de eukaryote algen en zijn onderdeel van het phytoplankton. De plaats in de taxonomische indeling is niet geheel zeker, maar meestal worden ze ingedeeld in hun de klasse Bacillariophyceae. De klasse telt ongeveer 10.000 soorten. De meeste diatomeeën variëren in grootte van 10 tot 100 micrometer.

De eukaryote kiezelwieren hebben een extern kiezelskelet dat uit twee helften bestaat, die als doos en deksel in elkaar passen. Een van de helften heeft een spleet, waardoor het kiezelwier stoffen uit zijn milieu opneemt of afscheidt.

Diatomeën onder de microscoop

De voortplanting geschiedt vooral langs vegetatieve weg, door celdeling.
De skelethelft afkomstig van de moedercel is daarbij altijd de buitenste schil.
Dit heeft tot gevolg dat de cel die uit de grootste skelethelft is ontstaan uiteindelijk even groot zal worden als de moedercel, maar dat de cel die uit de kleinere schil ontstaat iets kleiner zal blijven. Op den duur zouden sommige cellen daardoor kleiner en kleiner worden, maar dat wordt voorkomen doordat af en toe een fase van geslachtelijke voortplanting wordt ingelast, waarbij de daaruit voortkomende cellen weer de maximale grootte kunnen bereiken.

Diatomeeën hebben een enigszins bruinachtige kleur omdat de groene kleur van het chlorofyl door andere kleurstoffen wordt gemaskeerd. Een groot deel van het zoöplankton leeft van hen. Zodra er voldoende nutriënten in het water aanwezig zijn, kunnen diatomeeën zich explosief gaan vermenigvuldigen. Er wordt dan van diatomeeënbloei gesproken.

Fossiele overblijfselen tonen aan dat diatomeeën sinds het Jura-tijdperk overvloedig aanwezig zijn. Mogelijkerwijs is de uitstervingscatastrofe aan het eind van het Perm-tijdperk een belangrijke factor geweest bij de opkomst van deze groep autotrofe, eukaryote eencelligen.

Onder gunstige omstandigheden kunnen de skeletten van kiezelwieren zich ophopen tot diatomeeënslik. Dit slik kan zowel in zee als in het zoete water worden afgezet. Diatomeeënslik is ook uit de diepzee bekend. Boven de grondwaterspiegel kan door ontwatering en compactie diatomeeënaarde ontstaan.

Diatomeeën 2 3 4

http://nl.wikipedia.org/wiki/Diatomee%C3%ABn

°

Diatomeeënslib
Diatomiet 2
Dichtheid
Dicotylen 2
Didelphia
Dieptegesteenten 2

°
Diepzeetroggen 2 3 

http://nl.wikipedia.org/wiki/Trog_(geografie)

       

Schematische weergave van de vorming van troggen (trench).                                                                                                                                                   zie ook —Continentverschuivingen  —>      en                                                                                         http://weetlogs.scilogs.be/index.php?op=ViewArticle&articleId=235&blogId=22

Stille oceaan troggen 

< Diepzeetrog :   Langgerekt dal in de oceaanbodem. Hoort bij een subductiezone

Het ontstaan van troggen volgens de Plaattektoniek : 

Inwendige hitte circuleert door de mantel terwijl de platen over het oppervlakte van de aarde verschuiven. Het materiaal dat vrijkomt bij de oceanische ruggen veroorzaakt oceaanbodem spreiding. Als gevolg daarvan vindt subductie plaats bij de diepzee troggen, waardoor lagen sediment (met geel aangegeven) zich aan de rand opstapelen. Volgens de plaattektoniek ontstaan er aardbevingen daar waar de ene plaat onder de andere schuift (bij de Benioff zones) en andere plaatgrenzen. Deze theorie stelt dat er plaatselijk gesteente smelt als gevolg van subductie, waardoor magma ontstaat die naar boven komt waardoor vulkanen  ontstaan.

OPGELET  !!!!

(bovenstaande  plaatje    en tekstje  is afkomstig  van  Nederlandse  YEC -site ( creationisten  mixen  waarheden en  hun apologetica  zodat een soort  halve waarheden onstaan die goed   in hun sektarisch -religieus   kraam kunnen   passen / of minstens verwarring en twijfel ( aan de wetenschappelijke  methode )  zaaien )  —> http://home.kpn.nl/genesis/deel2/Troggen2.htm … Kun  je eens kompleet  doorlezen als je eens goed wilt lachen  met  crea-bagger …..   ) 

°

Differential erosion/weathering: Caused by differences in the resistance of rocks and particles within rocks. This can be applied on a small scale e.g. a fossil weathering out of its surrounding matrix, a large scale e.g. valleys naturally cutting through less resistant rocks, and any other scale in-between.
Differentiatieverschijnsel

°

DIJKVAL  Dijkval is het bezwijken van dijken als gevolg van externe invloeden, bijvoorbeeld onderspoeling.

°
Dilatatie

Dioriet 2
Dip slope     Dip slope: A slope that runs roughly parallel to the gradient of the rock bedding below.

Dogger: A large, calcareous nodule or concretion. Spherical or sub-spherical in shape.

Disconformiteit
Discontinuïteitsvlak
Discordant  :  Maken  onderbroken  lagen  een hoek met elkaar, dan liggen ze discordant. Voorbeeld: het in Zuid-Limburg afgezette Krijt op het geplooide Carboon.

Fig.3. Discordante ligging van het Boven-Krijt op het Boven-Carboon in Zuid-Limburg.
(gedeeltelijk naar W.J. Jongmans, 1937)

DISCORDANTIE   Discordantie heeft betrekking op het ontbreken van continuïteit op de grens van twee laagpakketten; meestal tengevolge van een periode met erosie en eventueel vervorming (scheefstelling, plooiing).

Discordantie   :  Discordanties  : Een discordantie is een laagvlak waar een hoekverschil met de onderliggende lagen te zien is. Een discordantievlak is te volgen over grotere afstand. Op de schaal tot enkele meters is er sprake van sedimentaire structuren.

Een discordantievlak is een periode waarin er geen afzetting heeft plaatsgevonden. In de meeste gevallen heeft er ook erosieplaatsgevonden. Nieuwe lagen die later op het discordantievlak zijn afgezet liggen over het algemeen recht. Door de verschillende mate van erosie op het discordantievlak lopen de onderliggende lagen dood tegen de discordantie. In de stratigrafie is het voorkomen van een discordantie een ‘gat’ in de tijd van de gesteenteopeenvolging.

Oorzaken van een discordatie en dus een pauze in de sedimentatie kan veroorzaakt zijn door kleine veranderingen in aanvoer van sediment tot aan grote tektonische bewegingen als gebergtevorming.

_______________________________________________________________________________

Discordanties
Divergerend   < Divergeren  = Uit elkaar bewegen (= divergentie)
-patroon
Documenteren van vondsten
Dogger
Dolerieten

°
Doline(s)   Een depressie in het landschap ontstaan door oplossing van het onderliggende kalksteen.

http://english.51766.com/detail/scenes_detail.jsp?ent_id=cqtkdf  /Houping Tiankeng  / Giant Doline (China )

Doline   , Dolines

 

 

 

DOLINE

-instortings
-meertjes
-oplossings
Dolomiet 2

(Beige  dolomiet  :  veel gebruikt bij tuinaanleg )

  • (Gravier d’Or ) 

 

Dolomiet

 

Dolomieten
Dolomitisatie

Dolomitisation: The process whereby a calcium carbonate rock is converted to double calcium magnesium carbonate – ‘dolomite’. Fossils are usually destroyed during this change.
Dom
Domichni
Domichnia 2

DONK 

Een donk is een hogergelegen plek in het landschap. Veelal een rivierduin of een begraven rivierduin uit de laatste IJstijd (het Weichselien)    < Een rivierduin dat geheel is omgeven door (of bedekt met) jongere holocene afzettingen.

Donken
Doorbraakdalen
Doordringbaarheid

Doorlatendheid

Doorlatendheid is het vermogen van de grond om vloeistof of gas door te laten.  Zie ook:   Permeabiliteit

Doorzichtigheid

Draaier

Draaiers
Drachenfelstrachiet 2
Drift

Drift: Material left behind by glacial and fluvio-glacial conditions.
Driftstromen
Droogdalen   droogdal

Een door samenspel van solifluctie en sneeuwsmeltwaterstromen tijdens een ijstijd gevormd dal. De bevroren bodem was ondoorlatend; nu meestal niet meer waardoor het dal geen water meer zal bevatten.

°
Druipsteen   Afzetting van calciet en andere mineralen door druipend water in grotten.

Druipsteen   ,  Druipstenen

 

°
Druk
-gelaagdheid
-ontlasting
-splijting 2
-verschillen
Dryas 2 3 4
-Jonge Dryas
-Late Dryas
Duinen  < DUIN  =Door de wind samengestoven heuvel van fijn zand
-dwars
-kam
-lengte
-lij
-organogene
-pan
-parabool
-sikkel
-streep
-vrije

°

Duinvallei

Primair: een laagte tussen een oude zeereep en een nieuwe zeereep; een oorspronkelijke strandvlakte of vlak. Secundair: laagten die door winderosie zijn uitgeblazen tot het grondwaterniveau.

Duinpan  : Del

Panorama depanne.jpg

Dunnepanne    (De Panne ° )

Afbeelding 48

klik voor vergroting   Ter Schelling

Een duinpan is een uitzonderlijk ecologisch systeem , en habitat van veel zeldzame soorten  

°

Duizendpoten
Duricrusts 2

dustbowl

Een gebied dat door stofstormen sterk is geërodeerd. In de dertiger jaren kwamen ze veel voor in het middenwesten van de VS door verdroging van de landbouwgrond.

http://www.weru.ksu.edu/new_weru/multimedia/dustbowl/dustbowlpics.html

http://www.livinghistoryfarm.org/farminginthe30s/water_02.html

Dust Storm Lamar Colorado

dwarsduin

Een relatief recht duin waarvan de kam loodrecht op de windrichting staat.
Dynamische metamorfose

Biodiversiteit diepzee

BIODIVERSITEIT —

   (diepzee)

°

201.206 diersoorten leven in de zee

04 oktober 2010  5

Hoeveel diersoorten leven er in de zee? Volgens de Census of Marine Life, een project dat vandaag is afgerond, zwemmen en kruipen er 201.206 soorten in het water.

Het totale project duurde een decennium en kostte 650 miljoen dollar. Al dat geld alleen voor een getal?

Nee, wetenschappers weten nu veel meer over het leven in de diepzee.

http://www.senckenberg.de/root/index.php?page_id=2389

Neem bijvoorbeeld de Ceratonotus steiningeri: een garnaalachtig diertje met klauwen en stekels. Zonder dit project was het miniscule diertje nooit ontdekt. Hetzelfde geldt voor tienduizenden andere waterdiertjes.

Niet alleen zijn er veel soorten gevonden; er zijn ook veel organismen weggestreept. Sommige wezens stonden soms wel tientallen keren op de lijst. Dankzij het megaproject, waaraan honderden wetenschappers meewerkten, weten we nu veel meer over het leven in de zee.

“Voorheen wisten we niet zoveel over de diepzee”, zegt onderzoeker Pedro Martinez Arbizu. “We zijn nu van mening dat ijskoude diepzeeën nauw met elkaar verbonden zijn. Dit geldt ook voor verschillende oceanen.”

Hieronder prachtige foto’s van nieuwe diersoorten in de diepzee. Meer soorten bekijken? Ga dan naar de website van de Census of Marine Life.

   

Bronmateriaal:
The Ocean Holds 201,206 Different Species, Scientists Say” – Fox News (AP)

    

biodiversiteit diepzee.docx (463.9 KB)  <—Archief document 
BIODIVERSITEIT POOLZEEËN.docx (343.5 KB)<—archief document 

http://www.coml.org/image-gallery

antarctic seas

ceratoserolis   diepzee heetwaterbron in antarctica      Noord en zuidpool     seasquirts    Shakletonia°

Wereldwijd bestaat maar één soort reuzeninktvis

20/03/13 Door: Marc Seijlhouwer

Een beeld van de reuzeninktvis © afp.

Breed onderzoek naar de reuzeninktvis (Architeuthis) laat zien dat er maar één soort is die over de hele wereld voorkomt.

De genen van de reuzeninktvissen die wereldwijd gevonden worden, verschillen maar weinig van elkaar. Een internationaal team, onder leiding van Deense wetenschappers, concludeert daardoor dat er maar één soort reuzeninktvis bestaat met de Latijnse naam Architeuthis dux. De resultaten werden deze week in Proceeding of the Royal Society B gepubliceerd.Omdat de inktvis in de diepzee leeft (het deel van de oceanen waar geen zonlicht doordringt), is het moeilijk om beelden van de vis te krijgen of hem in het wild te observeren. Tot het begin van deze eeuw was hij zelfs nog nooit gefotografeerd.Hoewel er tegenwoordig, dankzij robotonderzeeërs, steeds meer foto’s en zelfs een video gemaakt worden, blijft veel onduidelijk. Een van de onduidelijkheden was de onderverdeling in soorten van de inktvis; hij werd over de hele wereld gevonden, maar betekent dat ook dat inktvissen uit Chili anders zijn dan inktvissen uit Japan?De wetenschappers bekeken DNA van 43 inktvismonsters, uit alle delen van de wereld en concluderen dat dat dus niet zo is. Alle reuzeninktvissen zijn van dezelfde soort. Volwassen reuzeninktvissen hebben weliswaar een vaste woonplaats, maar de jongen drijven mee op de golfstromen. Pas als ze groot genoeg zijn om in de diepte te overleven, duiken ze onder om daar hun vaste habitat te creëren. Dat verklaart waarom reuzeninktvissen over de hele wereld leven maar toch allemaal van één soort zijn.

Lees ook

Een 10 meter lange reuzeninktvis in het Melbourne Museum. (Archieffoto 2005) © afp.
Een reuzeninktvis in de Stille Oceaan. (Archieffoto 2006) © afp.
Het strand bij Strahan, Tasmanië. (Archieffoto 2007) © epa.

reuzeninktvis gefilmd in natuurlijke habitat

Door: 
7/01/13 – 15u30  Bron: news.com.au
© afp.Voor het eerst is een cameraploeg erin geslaagd om de ongrijpbare reuzeninktvis te filmen in zijn natuurlijke habitat. Dat gebeurde in de Grote Oceaan bij de Ogasawara-eilanden op 1.000 km ten zuiden van Tokio. De reuzeninktvis, waarvan de totale lengte op acht meter wordt geschat, zwemt er met een kleinere inktvis als aas in de armen tegen de stroom in van de donkere oceaan op 630 meter diepte. De beelden werden in juli vorig jaar geschoten maar nu pas vrijgegeven

Al eeuwenlang maken scheepslui gewag van een reusachtig ongewerveld dier dat zich zou ophouden in de diepe oceaan. Het beest zou ook aan de basis liggen van de legende van de Kraken (uit Pirates of the Caribbean), het zeemonster dat het voorbije millennium verscheidene schepen zou aangevallen hebben buiten de Scandinavische wateren.Wetenschappers daalden af met een duikboot naar de koude diepten van de noordelijke Stille Oceaan, waar ze op ongeveer 630 meter diepte de reuzeninktvis van zo’n drie meter konden vastleggen met de camera. Na een hondertal duiktochten, waarbij ze meer dan 400 uren in de cabine doorbrachten, kon de driekoppige bemanning een exemplaar spotten, op 15 kilometer ten oosten van het eiland Chichi. Het team volgde de reuzeninktvis tot op 900 meter diepte. Het dier miste om onbekende redenen zijn twee langste armen, waardoor hij maar drie en geen (geschatte) acht meter lang was. Reuzeninktvissen kunnen zelfs langer dan tien meter worden.De Japanse onderzoeker Tsunemi Kubodera was zwaar onder de indruk. Volgens hem is het een wereldprimeur om een levende reuzeninktvis – de Architeuthis – te filmen op die zeediepte, waar er weinig zuurstof is en waar de druk van het bovenliggende water enorm is. In 2006 had de inktvisspecialist ook al een reuzeninktvis gefilmd, maar dan wel vanaf zijn boot nadat het dier met een stok naar de oppervlakte was gedreven.

© afp.
Zuidpool octopus
deep sea cepalopods

°Riemvis

 12 juni 2013  

Riemvis

Wetenschappers hebben voor het eerst een goede opname van de riemvis in handen. Over het dier is vrij weinig bekend, aangezien het diep in de oceaan en ver van de kust vandaan leeft. De video is tot nu toe de langste en beste opname van de vissensoort.

Onderzoekers hebben het videomateriaal onderzocht en hun bevindingen opgeschreven in het wetenschappelijk blad Journal of Fish Biology. Wetenschappers zijn dankzij de video’s een stuk wijzer geworden over het bestaan van de onbekende riemvis. Voorheen kwam al hetgeen dat wij over de vis weten van aangespoelde riemvissen af.

Riemvis
Van de riemvis wordt gedacht dat hij de langste vissensoort met botten is, op de haai en de rog na. Zo kan de soort tot wel vijftien meter lang worden. Riemvissen vormen een familie uit de orde van de koningsvissen. Een aarsvin hebben ze niet, wel een zeer lange rugvin die al op hun kop begint. De eerste acht tot tien vinstralen van deze rugvin zijn vaak opvallend rood gekleurd en een stuk langer dan de rest.

Video
Op het filmpje is een zwemmende riemvis te zien op een diepte van zo’n 111 meter in de golf van Mexico. Door zijn lange rugvin op een golvende manier te bewegen, controleert hij zijn bewegingen precies. De riemvis zwemt met zijn hoofd naar boven en zijn staart naar beneden gericht. Volgens Mark Benfield, één van de onderzoekers, zwemt het dier met gemak van boven naar beneden en van voor naar achteren. Aan het einde van de video is te zien hoe de vis plotseling snel weg zwemt, waarschijnlijk was hij het zat om gevolgd te worden.

Opvallend is dat de riemvis een soort van parasiet (pissebed) aan zijn ruggenmerg lijkt vast te hebben. Het is volgens Benfield de eerste keer dat dit wordt gezien.

Bekijk de video:

http://www.livescience.com/37314-rov-encounters-a-bizarre-deep-sea-oarfish-video.html

video =   Een op afstand bestuurbare camera heeft op 463 meter diepte de zeldzame, en mogelijk ook grootste, diepzeevis ter wereld op video vastgelegd. Het gaat om de riemvis of Regalecus glesne.

Bron: Journal of Fish and Biology

De ruim 2,5 meter lange vis werd in de wateren van de Golf van Mexico gezien. Het dier werd daar door wetenschappers tussen 2008 en 2011 vier keer gespot. Het is een zeldzaamheid dat de riemvis levend wordt vastgelegd. De video geeft de onderzoekers nieuwe inzichten in de natuurlijke woonomgeving van de vis.

Sommige wetenschappers schatten dat de Regalecus glesne tot wel 15 meter lang kan worden. De langste die ooit is gezien, is echter 7 tot 8 meter lang. Omdat de vis op 300 meter diepte en dieper in de zee leeft, is er nog weinig over bekend. Wat onderzoekers tot nu toe weten, baseerden zij op dode in zee drijvende of aan land aangespoelde vissen.

De resultaten van het onderzoek en de waarnemingen zijn deze maand gepubliceerd in The Journal of Fish and Biology.

Het filmpje  op YouTube. :  Vanaf minuut 4 is deze vis   goed in beeld.

Bronmateriaal:
Video Reveals Bizarre Deep-Sea Oarfish” – livescience.com
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door Unknown (cc via commons.wikimedia.org).

°

Hadal Zone

DIEPZEE  TROGGEN 

Wetenschap duikt voor het eerst diep de Nieuw Hebriden-trog in en stuit op verrassing

03 maart 2014  4

Wetenschappers zijn voor het eerst de meer dan 7000 meter diepe Nieuwe Hebriden-trog ingedoken. Het levert unieke beelden én een verrassing op. Zo ontdekten de onderzoekers dat de ene trog de andere niet is: de Nieuw Hebriden-trog is in veel opzichten heel anders dan andere diepe troggen.

De onderzoekers wilden graag een kijkje nemen in de Nieuw Hebriden-trog om te achterhalen of de biodiversiteit in deze trog vergelijkbaar was met de biodiversiteit in de aanzienlijk diepere troggen waar onderzoekers eerder al onderzoek naar deden. Ze stuitten op een verrassing. De Nieuw Hebriden-trog bleek heel anders te zijn.

Diversiteit
“Er kwamen verrassend weinig vissen voor en de diversiteit onder die vissen was beperkt,” vertelt onderzoeker Alan Jamieson. “En de vissen die we verwachtten te zien – rattenstaarten (veelvoorkomende diepzeevissen, red.) waren compleet afwezig. De vissen die dit gebied domineerden, waren de naaldvissen, een groep die elders veel minder in het oog sprong.” Verder ontdekten de onderzoekers dat in en rond de trog – in tegenstelling tot andere troggen – heel veel grote rode garnalen leefden.

Tropisch
“Het grote verschil tussen deze trog en andere troggen die we bestudeerd hebben, is dat de Nieuw Hebriden-trog onder tropische wateren ligt,” vertelt onderzoeker Thom Linley. “De wateren in een trog voeden de samenleving die op grote diepte leeft en het lijkt er in dit geval op dat de garnalen en naaldvissen de specialisten in een omgeving met weinig voedsel zijn. Dat betekent dat het grote deel van de Stille Oceaan dat in tropisch gebied ligt waarschijnlijk voornamelijk bewoond wordt door naalvissen en garnalen in plaats van de gevarieerdere gemeenschappen die we rond de Pacific Rim zien. Als dat het geval is dan zou dat betekenen dat deze dieren veel vaker voorkomen dan voorheen werd gedacht.”

Klimaatverandering
Het onderzoek kan ons mogelijk ook iets vertellen over de wijze waarop de dieper gelegen delen van de zee op klimaatverandering gaan reageren. “Deze nieuwe vondsten herinneren ons eraan dat zelfs de diepste delen van de wereld intrinsiek verband houden met de productiviteit van de oppervlaktewateren,” benadrukt Jamieson. “Als het huidige systeem verandert, heeft dat hoogst waarschijnlijk effect op de gemeenschap die op grote diepte leeft. De diepe wateren zijn mogelijk stille slachtoffers in het tijdperk van een veranderend klimaat.”

De onderzoekers baseren hun conclusies op een uitgebreid onderzoek. Ze plaatsten vallen en maakten bijna 10.000 foto’s tussen 2000 en 7000 meter diepte

Bronmateriaal:
Deep sea life unpredictable, according to world’s first study of deep ocean trench” – ABDN.ac.uk

http://www.nu.nl/wetenschap/3716560/wetenschappers-verkennen-diepe-kloof-in-stille-oceaan.html

Wetenschappers verkennen diepe kloof in Stille Oceaan

°

zie ook : 

Japanse trog : Slakdolven 

Wetenschappers van de universiteiten van Tokio en Aberdeen hebben een school slakdolven gefilmd op 7,7 km diepte. Dat is volgens hen een record. De vissen leven in de Japanse Trog in de Stille Oceaan.

http://www.zie.nl/video/opmerkelijk/Diepst-levende-vissen-voor-het-eerst-gefilmd/m1cz4etfm6u7

°

http://www.nrcnext.nl/blog/2010/07/07/maak-kennis-met-de-slakdolf-uit-de-hadal-zone/

(you tube video )

Carola Houtekamer   7 Juni  2010

De diepste zee heeft een omineuze naam: de ‘hadal zone’, naar de mythische Hades. Daar zitten  troggen van 6 tot 11 kilometer diepte. Het is er altijd donker en er komt geen hond.

Maar er blijken wel vissen te leven. Op 7.700 meter diepte in ieder geval, in de Japantrog waar de druk 700 keer zo hoog is als aan het oppervlak. En dat zijn dan geen rare zwarte beesten met grote tanden, maar gewone, 20 centimeter lange, zachtroze vissen die kleine garnaaltjes eten.

Die vissen zijn pas recent voor het eerst op foto en video vastgelegd. Dat gebeurde door onbemande sondes die het Brits-Japanse project HADEEPafgelopen vijf jaar naar vier diepe troggen stuurde. Deze week staat in het blad BioScience uitgelegd wat er op de beelden te zien is, schrijft wetenschapsredacteur Hester van Santen in nrc.next. Maak kennis met De Slakdolf.

Op de beelden is te zien hoe de slakdolfen eten met een zuigschijf, waarmee ze kleine garnaalachtigen naar binnen werken. Ze doen daarbij aan een raar soort spiraalzwemmen. Dat doen ze niet alleen in de Japantrog, maar ook in een trog bij Puerto Rico en bij Nieuw-Zeeland. Mogelijk hebben de slakdolfen een gemeenschappelijke familie, concludeert onderzoeker Alan Jamieson van HADEEP, die een paar vissen opdiepte.

De missie van HADEEP is nogal bijzonder, want bijna niemand duikt naar die diepste zee.

De bekendste expeditie naar de diepzee is de gevaarlijke missie die Jacques Piccard ondernam in 1960. In het duikbootje Trieste dat zijn vader gebouwd had, daalde hij af in de bijna 11 kilometer diepe Marianentrog, de diepste ter wereld. Hij schreef daarna dat hij een witte platvis gezien had. Dat wordt betwijfeld, het kan ook een zeekomkommer zijn geweest.

De Franse marine dook begin jaren zestig met de bemande bathyschaaf Archimède diep in de Puerto Rico-trog en zag daar een grote groep vissen.

Bemande missies zijn uit de mode geraakt. Onbemande sondes die later nog in troggen doken hebben geen vissen beschreven. Ook trawlers hebben diertjes uit de troggen opgevist. Vaak bevatten hun netten vissen uit ondieper water.

Overigens vindt Jamieson die kleine garnaalachtigen stiekem interessanter dan die vissen. Hij zei tegen de krant: “Je ziet er duizenden, en met elke duik vinden we nieuwe soorten, ieder op zijn eigen diepte. Maar ze slaan niet echt aan bij het grote publiek. Ze zijn een beetje klein.”

 

Slakdolf (naaldvis)
De slakdolf (Brotula barbata)
Actinopterygii (Straalvinnigen)
Ophidiiformes (Naaldvisachtigen)
Familie: Ophidiidae (Naaldvissen)
Geslacht: Brotula

De slakdolf (Brotula barbata) is een straalvinnige vis uit de familie van Ophidiidae en behoort derhalve tot de orde van naaldvisachtigen (Ophidiiformes). De vis kan maximaal 94 cm lang en 8520 gram zwaar worden.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Slakdolf_(naaldvis)

 

 

 

 

 

Geologie in TELEGRAMSTIJL D

°

°
Dactylioceras 

http://nl.wikipedia.org/wiki/Dactylioceras

http://en.wikipedia.org/wiki/Dactylioceras

dactylioceras cluster

http://bedrockfossils.com/daam.htm

Dal
-antecedent
-bodem
-dichtheid
-eind
-evolutie
-gletsjers
-hoofd
-stelsels
-wand
Davis, W.M
Debiet 2 3 4 5

 

debris avalanche

http://www.geo.mtu.edu/volcanoes/hazards/primer/move.html

http://vulcan.wr.usgs.gov/Glossary/DebrisAval/description_debris_aval.html         http://vulcan.wr.usgs.gov/Glossary/DebrisAval/framework.html

http://geology.com/articles/yosemite-rockfall.shtml

 

Spectacular Rockfall and Debris Avalanche in Yosemite National Park // //A debris avalanche is triggered and starts moving down the steep slope

http://en.wikipedia.org/?title=Debris_avalanche&redirect=no                                                                                                 Debrisavalanche = Landslide

 Volcanic debris avalanche

 
Decapoda
Declinatie
Deflatie 2 3 4 5
Deformatie 2 3
Deformeren
Degenkrab
Degradatie
Dekblad
Dekzand 2 3 4
-jonger
-ouder
Del
Delta 2
Demospongiae
Demosponzen
Dendrieten
Dendrietisch
Dendrograptus
Dentalium
Denudatie 2 3 4
Denudatiebasis
Depressies
-afvloeiloze
Desertpavement
Desintegratie
Desquamatie 2
Determinatie
Determineren
Detritische 2
Devoon
Diabaas 2
Diadematoida
Diagenese 2 3
Diaklaas(azen) 2 3 4
Diadematacea
Diasteem
Diatomeeën 2 3 4
Diatomeeënslib
Diatomiet 2
Dichtheid
Dicotylen 2
Didelphia
Dieptegesteenten 2
Diepzeetroggen 2 3
Differentiatieverschijnsel
Dilatatie
Dinoflagellaten 2
Dioriet 2
Dip slope
Disconformiteit
Discontinuïteitsvlak
Discordant
Discordanties
Divergerend
-patroon
Documenteren van vondsten
Dogger
Dolerieten
Doline(s)
-instortings
-meertjes
-oplossings
Dolomiet 2
Dolomitisatie
Dom
Domichni
Domichnia 2
Donken
Doorbraakdalen
Doordringbaarheid
Doorzichtigheid
Draadwormen
Drachenfelstrachiet 2
Drift
Driftstromen
Droogdalen
Druipsteen
Druk
-gelaagdheid
-ontlasting
-splijting 2
-verschillen
Dryas 2 3 4
-Jonge Dryas
-Late Dryas
Duinen
-dwars
-kam
-lengte
-lij
-organogene
-pan
-parabool
-sikkel
-streep
-vrije
Duizendpoten
Duricrusts 2
Dynamische metamorfose

Echinacea 2
Echinocorys
Echinocystitoida
Echinodermata 2 3 4
Echinoida 2
Echinoidea
Echinolampas
Echinoneina 2
Echinothuroida
Echinozoa 2 3
Ectoproct 2 3
Edelstenen
Edrioasteroidea
Eembodem
Eéncelligen
Eénzaadlobbigen
Eerstelingen
Effluent
Eilandenbogen
Elasmobranchia
Elementen
Eleuterozoa
Elsterien
Eltvillertuf 2
Endemisch
Endichnia
Endogene krachten
Endogene processen
Endorheïsche gebieden
Ensemble
Entelophyllum
Entoprocta 2 3
Eoceen 2
Eolisch(e) 2 3 4 5
-ablatie
-corrasie
-transport
Epibiont
Epicentra
Epicentrum
Epichnia
Epicontinentale bekkens
Epicontinentale zeeën 2
Epidermisplooiing
Epidootgroep
Epifyt
Epigenese
Epigenetisch dal
Epigenetische mineralen
Epilimnion
Epilithe
Epirogene meren
Epirogene verbuiging
Epirogenese 2 3 4 5 6
Epirogenetische opheffingen
Epixatie
Epizoair
Equisetophyta 2
Era
Eratheem
Erg
Erosie 2 3
-achterwaartse
-basis 2
-breedte
-glaciale
-terrassen
-vlakte
Erratica
Ertsgangen
Ertswinning
Erupties
Estuaria
Estuarium
Etage
Euchinoidea
Eukaryota(en) 2 3
Eumetazoa
Eustatische 2 3
Euthycarcinoida
Eutroof 2 3
Evaporieten 2 3 4
-fossiele
Evolutie 2 3
Exfoliatie 2
Exichnia
Exogene processen 2
Exogeologie
Explosiekrater
Extraterrestrische
Extrusiegesteente
Faciës
Faciësfossiel
Familie
Fauna
Favosites 2
Felsische mineralen
Fenokristen
Ferricretes
Ficus
Firn
-bekken
-lijn
-plateaus
Fissidentalium
Fjorden
Flagellaten 2
-silico
Flexibilia
Flexuren
-steile
Flint
Flora
Fluorescentie
Fluoriet
Fluviatiel-denudatieve reliëf
Fluvioglaciale afzettingen
Flysch 2
Flyschafzettingen
Fodinichnia 2
Foramen
Foraminiferen
Formatie
Fosfaatafzettingen
Fosfaten
Fosforiet(en) 2
-knollen
Fossiele(n)
-brandstoffen
-evaporieten
-sporen
-strandwalformaties
Fossilisatie
Fragmocoon
Franjeriffen
Freatische vlak
Ftaniet
Fugichnia 2
Fulguriet 2
Fumarolen
Fungi 2
Fusulinina
Fyla 2
Fylliet
Fylogenetische verwantschap
Fylum 2
Fysische geografie
Fytolieten
Fytoplankton 2 4
Gabbro
Galeniet
Gammastralen
Ganggesteenten
Gangopvullingen
Garnalen
Gasbronnen
Gassen
Gastrioceras
Gastrolieten
Gastropoda
Gebergte
-residuair
-rest
-vorming 2
Gelaagdheid
-gegradeerde
-jaar
-kriskras
-scheve
Gelede wormen
Geleedpotigen 2
Gelifluctie 2
Gelivatie
Gemmologie
Genese
Genetische eenheden
Genus
Geo
Geochemie
Geoden 2
Geodesie
Geodynamica 2
Geofysica
Geohydrologie 2
Geologie 2
-algemene
-dynamische 2
-fysische 
-historische
-kwartair
-structurele
-tektonische 2
-toegepaste
Geologische
-geschiedenis
-tijdschaal
-verzameling
Geomorfologie 2 3
Geosynclinalen 2
Geotektoniek 2
Geothermische gradiënt
Geprecipiteerd
Geresedimenteerd
Geslacht 2
Gesteenten
Gesteentetellingen
Getijgolven
Getijstromen 2 3
Getrapt
Getuigeberg
Gewervelde dieren
Geysers 2
Gidsfossiel(en) 2
Gingko
Gips 2
Git
Glabella
Glaciaal(e) 2
-dal
-erosie
-meren
Glaciatie
Glaciologie
Glans
Glassponzen
Glauconia
Glauconiet
-korrels
Gletsjer(s)
-erosie
-krassen
-tong
Glimmers
Glimmerschist
Glycymeris
Gnathostomata 2
Gneis 2
Gondwana
Goniatites
Gors
Graafgangen
Graafvoetigen
Gradiënt 2 3
-stromen 2
Granaatgroep
Graniet 2
Granietische magma
Granuliet
Graptolieten 2
Graptolites
Graptolithina 2
Grauwacke
Gravitatieve bewegingen
Grind
-niveaus
-tellingen
-vloertjes
Groenschist
Groenschistfaciës
Groep
Grondboringen
Grondwater
-veen
Grondwaterspiegel 2
-gespannen
-schijn
-zwevende
Grotten
Grubben
Gryphaea
Guano
Günz
Gymnospermae 2
Gyrolithes
Haaien
Haakombuiging 2
Häckel
Haematiet
Hagedissen
Halfwaardetijd
Haliet 2 3
Halogeenverbindingen
Halokinese
Halvemaanvormig
Hamites
Hammada
Hardground 2
Hardheid 2
Hardheidsschaal
Hardwaterlagen
Hartschelp
Helicoïdale stroming
Helicoplacoidea
Heliolieten
Hellingprocessen 2
Hematiet 2 3
Hemiasterina
Hemichordata 2
Hemicidaris
Hemicidaroida 2
Hemipneustes
Herbivoren
Hercynische orogenese 2
Hesemann, formule van
Heterotroof
Hexagonaal
Hexagonaria
Hexapoda
Holaster
Holasteroida
Holecephali
Holectypina
Holectypoida
Holen
Holoceen 2
Holothuroidea
Holotype
Holtedieren
Homalozoa
Hominidae
Homo
-erectus
-habilis
-sapiens 2
-sapiens neanderthalensis
-sapiens sapiens
Hooggebergte
Hoornblende
Hoornrots 2
Horizon
-bovenste
Horizont van Nagelbeek
Horizont(en) 2
Horizontale bewegingen
Horsten
Horton, wetten van,
Huidje
Humuslaag
Hyalospongia
Hydratatie 2
Hydro
-geologie 2
-lakkolieten
-logie 2
-lyse
-sfeer 2
-thermale gangen
-thermische metamorfose
-xiden
Hydroïdpoliepen
Hypichnia
Hypo
-centrum 2 3
-limnion
-stoma
Hypsometrische kaart
Ichnofauna
Ichnogenus
Ichnologie 2 3
Ichnospecies
Ichthyosaurus
Ignimbriet
Iguanodonten
IJslenzen
IJstijd(en) 2 3 4
IJzer
-concreties
-oer
-tijd
-verbindingen
Imbrikatie 2
Impact
Inadunata
Inarticulata 2
Inclinatie
Incompetent gesteente
Indampingsgesteenten
Indruk
Influent
Inkoling
Inkolingsreeks
Inktvissen
Insecta 2
Inselberge
In situ
Inslag
Insolatie 2
Inspoelingshorizon
Interambulacraalvelden
Interglaciaalen (alen) 2
Interstadiaal(-en)
Intrazonale processen
Intrusielichamen
Intrusies
Ionen
Irregulaire zeeëgels
Irregularia
Isostatische daling
Isostatische oprijzing
Jama’s
Jura 2
Jurassisch reliëf 2
Juveniel
Juveniel water
Kaaklozen
Kaar 2
Kaarmeer
Kalium
Kalium – Argon -Methode
Kalk
-areniet
-branderijen
-knollen
-koolzure
-korsten
-oölieten
-sinter
-sponzen
-steen
-tuf
Kamptozoa 2
Kanaal
Karaat 2
Karboon
-onder
Karneool
Karren
Karst
-depressies
-hydrologie
-kloven
-pijpen
-restbergen
-verschijnselen 2 3
Kationen
Kauri
Kegel
-karst
-schelpjes
Keienvloertje
Keileem 2 3
Keukenzout
Keuper
Keverslakken
Kiezel 2
-concreties
-korsten
-oölietgrinden
-zuur
-zuurgroep
Klapperstenen
Klasse
Klastisch 2
Klei
-rode diepzee
Kleur
Kleurindex
Klieving
Klimaat(en) 2 3 4 5
-aride
-berg
-gordels
-makro
-mediterrane
-micro
-meso
-paleo
-polair
-semi-aride
-steppe
-subtropisch
-tropisch
-tropische savanne
-woestijn
-zones
klimatologie
Klippen
Kloofdal
Knopstralers
Koem
Kokerwormen 2
Kokkels
Kolonie
Koninkrijken 2
Koolstofgehalte
Koolwaterstoffen 2
Koolzuurontrekking
Koppotigen 2
Koraalsponzen
Koralen 2
Korrelgrootte 2 3
Korund
Kosmisch stof
Kosmogene
Kosmopolitisch
Kraagdieren 
Kraakbeenvissen
Krabben
Krater
-meer
-wand
Kratonen
Kreeften
Krijt
Krijtfossielen
Krimpscheuren
Kristalassen
Kristal(len) 2
-lografie
-roosters
-stelsels 2
-structuur
-water
Kritische snelheid
Krokodillen
Kronkelberg
Kruin
Kruipen
-gangen
-sporen
Kryoturbatie
Kubisch
Kunstmatige systemen
Kustdrift
Kusten 2
Kustvlakte
Kwalitatieve analyse
Kwallen
Kwantitatieve analyse
Kwartair 2 3
Kwarts
Kwartsiet
Kwel
Kwelder
Laag
Laagland
Laccolieten
Lacustriene
Laganina
Lagunes 2 3
Lakprofielen
Lamellibranchiata 2
Laminaire stromingen
Laminatie(s) 2
Landijs
Landtongen
Lapilli
Laterale erosie
Latiet
Latosols
Lava 2
Lawine(s) 2
-droge
-grond
-natte
-stof
Leem 2
Lei
Leisplijting 2
Lengteprofiel
Lens
Lepidodendron
Lepidostrobus
Levenssporen
Ligniet
Lijzijde
Limnologie 2 3
Limoniet 2
Lingoïde
Lingula
Lingulida
Linnaeus 2
Lithificatie
Lithofaciës
Lithologie 2
Lithophaga lithophaga
Lithosfeer
-platen
Lithostratigrafie 2
Lithostrotion
Littorina
Load casts
Loefzijde
Longitudinale
-sedimentaanvoer
-stromen
Loodglans
Loodzand
Loopsporen 2
Lophophora
Lopolieten
Loricata
Löss
-afzettingen 2
-bruine
-grijsgele
-middelste
-onderste
-ontkalkte
-poppetjes
Luminiscentie
Lutieten
Lutum
Lycopodiophyta
Lycopsida
Lydiet 2
Maagstenen
Maaren
Maashagedis
Macrofossielen
Mafische mineralen
Magma 2
Magnesiet
Magnesium
Magnoliophyta 2
Malachiet
Malacostraca 2
Malm
Mammalia 2
Mammoetboom
Mangaanknollen
Mantelschelpen
Mariene processen
Markasiet 2
Marmer
Marsupia
Martinson, classificatie
Massabeweging
Meander
-afglijdings
-dal
-ingezonken
Meercelligen
Mega-annum
Megascopisch gesteente
Melkkwarts
Member
Meren
-carbonaat
-chloride
-kunde
-sulfaat
Merostomata
Mesa
Mesheften
Mesofossielen 2
Mesolithicum
Mesotroof 2 3
Mesozoa
Metabolisme
Metamorfose 2 3
Metaphyta
Metasomatose
Metazoa
Meteorieten 2 3
-krater
-stof
Meteorisch water
Methaan
Meyeria
Michelina
Micraster
Micrasterina
Microfossielen
Micromounts
Microtektoniek
Midatlantische rug 2
Middengebergte
Migreren 2
Milankovitch
Mindel
Mineraalafzettingen
Mineraalinhoud
Mineralen 1
-fysische kenmerken
-optische kenmerken
Mineralogie 2
Mioceen 2
Modderstromen
Moedergesteente Moedermateriaal 2 3
Moerasijzererts
Moeraskalk
Mohoroviçic
Molasse 2
Mollusca 2
Molukkenkreeft
Monadnocks
Monera 2
Monoclinale rug
Monocotylen 2
Monocraterion
Monodelphia
Monograptus
Monoklien
Monomineraal
Monoplacophora 2
Monotremata
Moore R.C.
Morene(s)
-binnen
-eind
-grond
-oppervlakte
Morfogenese
Morfologie 2 3
Mosasaurus
Mosdiertjes 2 3
Mosplanten
Mosselkreeftjes
Mossels
Muiltje
Mummificatie
Munsell-kleurenkaart 82
Murex
Muschelkalk 2
Muscoviet
Myophoria
Myriopoda
Mystacocarida
Naaktzadigen 2
Naamgeving 2 3
Nannofossielen
Nannoplankton
Natica
Natrium
Natuurlijke bouwstenen
Natuurlijke systemen
Nautilus
Neerslag
Neerwaartse ombuiging
Nekton
Nemathelminthes
Nemertea
Neolampadoida
Neololithicumum
Neptunisme
Nerietisch
Nesten
Neteldieren 2
Neuropteris
Niche
Nievelsteiner zandsteen
Nodosaria
Nomenclatuur 2
Noordpool
-geografische
-magnetische
Nucula
Nummeren
Nummulieten
Nunataks
Obductie
Obolellida
Obsidiaan 2 3
Oceanische ruggen
Oceanografie
Octocorallia
Octopus
Oesters
Oeverwallen
Ofocalciet
Oilpool
Oiltrap
Olifantstandjes
Oligoceen
Oligotroof 2
Olivijn
Ombrogeen veen
Omgekeerde metamorfose
Omloopberg
Omnivoren
Ompolingen
Omwentelingsellipsoïde
Onderschuivingen
Ondersoort
Onthoofding
Ontmenging
Ontogenese
Ontologie
Onyx
Oöieden 2
Oölieten 2
Oöliticia
Opaak
Opaal
Ophidia
Ophiocistoidea
Ophiomorpha
Ophiuroidea
Oppervlaktegolven
Opschuiving 2
Opvriezen
Orbitoïden
Orde
Ordovicium
Organismen 2 3 4
-pelagische
Organogene
-duinen
-sedimenten
Orgelpijpen
Orogeen(-enen 2 3
Orogenese 2 3 4 5 6 7 8
Orogenetische bewegingen
Orthida
Ortho
Orthogneis
Orthoklaas
Oscillaties
Osculum
Osteichthyes
Osteologie
Ostracoda
Ostracoden
Ostrea
Ouderdomsbepaling
Overschuiving(-en) 2
Oxiden
Oxydatie
Paalworm 2
Paardenstaarten 2
Paddestoelrotsen
Palaechinoida
Paleo
-biologie
-botanie
-ceen
-ecologie 2
-geografie 2
-ichnologie
-klimaten 
-lithicum
-magnetisme 2
-milieu
-pathologie
-sols
-vulkanisme
-zoölogie
Paleontologie 2
-systematische
Palimpsest
Palynologie
Pandemisch
Pangea 2
Para
Paragneizen
Paramoedra’s
Parasiet
Parasitisch
Parataxonomisch
Parazoa
Parent
Pascichnia
Paterinida Pecopteris
Pecten
Pediment(en) 2 3
Pedina
Pedinoida 2
Pediplains
Pedogenese
Pegmatiet 2
Pegmatitisch gesteente
Pek 2
Pelagisch(e) 2 3
-organismen
Pelecypoda
Pelliculair
Pelmatozoa
Peneplain 2 3
Pentamerida
Pentastomida
Pentremites
Perichoechinoidea
Peridotiet 2
Periferie
Periglaciaal(e) 2 3
-meren
-verschijnselen
Periode
Periodiek systeem
Perm 2
-Boven 2
-Onder
Permafrost 2 3 4 5 6
Permeabiliteit 2 3 4 5
Petricolidea
Petrografie 2
Petrologie 2 3
Pholadidae
Phoronida
Phragmatoppoma lapidosa
Phylloceras
Phymosomatoida
Piedmont fans
Pijlwormen
Pingo’s
Pingoruïne(s) 2
Pinna
Pinnulae
Pinophyta 2
Pisces
Plaatkieuwigen
Placentadieren
Placentalia
Plagioklaas
Planaties
Plankton 2 3plankton de richting van oceanen bepaalt?
-fyto
Plantae 2
Platentektoniek 2 3
Platwormen
Platyhelminthes 2
Playa 2 3
Pleistoceen 2 3 4 5
Pleistocene zoogdieren
Pleniglaciaal
Pleocyemata
Plesiocidaroida
Plesiosaurus
Pleurae
Plica
Plioceen
Plooien 2
-buig
-cleavage
-gordels
-vloei
Plooiing(-en) 2
Plutonen)
Plutonieten
Plutonische gesteenten
Plutonisme 2 3
Pluvialen
Podsolic
Podzol(s) 2
-profiel
Pogonophora
Poikilitische textuur
Poljes
Pollen 2
-analyse
Polychaeta
Polydora
Polygonen 2
Polyplacophora
Polypodiophyta 2
Pongidae
Ponoren
Populatie
Porfieren 2
Porfierische textuur
Poriënwater 2
Porifera 2
Porositeit
Posidonia
Posidoniën
Potamides
Preboriaal
Precambrium
Precipitatie 2
Prepareren
Primaten
Prioriteitsregel
Prisma’s
Processen
-azonale
-chemische
-endogene
-exogene 2
-fysische
-intrazonale
-mechanische
-zonale
Progressieve sortering
Prokaryota
Prokaryoten 2
Proterozoïcum
Protista 2 3
Protophyta
Protozoa
Psammechinus
Psammieten van Condroz
Pseudofossiel
Pseudomorf
Psilopsida
Psilotophyta
Pteropsida
Puimsteen
Puin
-last
-waaier(-s) 2 3
Pycnogonida
Pygaster
Pygasteroida
Pygidium
Pygurus
Pyriet 2 3 4 5
Pyrometamorfose
Pyroxeengroep
Pyroxeniet
Radiair patroon
Radioactiviteit
Radiolariën 2 3
-slik
Radiolariet 2
Ras
Recent
Reductie
Reflectievermogen
Refractie
Regime
Regionale metamorfose
Regnum
Regoliet
Regressie
-grind
-vlak
Regulaire zeeëgels
Regularia
Rekristallisatie 2 3
Relatieve datering(-en) 2 3
Relictstructuur
Reliëf 2 3 4 5
Reliëfvormen
Rendzina’s
Repichnia 2
Repterend
Reptilia 2
Resequente rivieren
Reservoirgesteente
Residu
Resistentie
Restbergen
Reticuloceras
Retrogade
Revinienkwartsiet
Rhizopoda 2
Rhynchocoela
Rhynchonellida
Rhyncolites
Rhynia
Ribkwallen
Riffen 2 3
Rijken 2
Rillen
Ringwormen 2
Riss
Rivieren
-anastomoserend
-antecedente
-beddingen
-consequente
-dalvormende 2
-divergerend
-duinen 2
-efemere 2
-episodische
rivieren vervolg
-erosie
-intermitterende
-meanderende 2 3
-obsequente
-onderbroken
-patronen
-periodieke
-permanente
-rechte
-terras 2
-verwilderde
-vlechtende 2
-waaiervormig
Rocourt bodem
Rogerella
Roggen
Rompvlakten
Rookkwarts
Rostrum
Rotatie
Rotliegendes 2 3
Rotting
Rottingsproducten
Rotulina
Rozenkwarts
Rugosa
Saalien
Salenioida
Salina 2
Saliniteit 2
Saltatie 2
Sandr
Saprofiet
Saprofytisch
Sapropeel 2
Sapropelium
Sarcopterygii
Sauria
Scaphopoda 2
Scaphopoden 2
Schaaldieren 2
Schalie 2 3 4
Schiervlakte(n) 2 3
Schietende
Schijnfossiel
Schildpadden
Schimmels 2
Schist 2
Schizophyta
Schoklamellen
Schollen
Schollentektoniek
Schoorwallen
Schor
Schubboom
Sciadopytys
Scleractinia 2
Sclerospongiae 2
Sclerosponzen
Scultellina
Sea floor spreading
Secreties
Sedentair
Sedeplain
Sediment(en)
-gesteenten 2 3 4 5
-klastisch 2 3
-limnische
-pelagische
-in meren voorkomende
-shelf
-terrigene
Sedimentatie 2 3 4 5 6
-bekkens
-terrassen
Sedimentologie 2
Selachii
Segregatie
Segregatieijs
Seilacher, classificatie van
Seismografen
Seismologie
Sepia
Septaria
Sequentie
Sequoiadendron
Sericiet
Serie
Serir
Serpentijngroep
Serpula 2
Serpulidae
Sessiel
Sfaleriet
Sferoïdale desintegratie
Sheet flood 2 3
Sheet wash 2
Sheeting
Shelf 2
Shelfzeeën
Sideriet 2 3 4
Sifo
Sigillaria
Silcretes 2 3
Silex
Silicaat(en) 2
Silicificatie
Sills
Silt 2
Siltsteen
Siluur 2
Sintels
Siphunculoidea
Sipuncula
Situ
Skelet
Skolithos linearis
Slakken 2
-mineralen 2
Slang(en)
-sterren
Slenken 2
Slib
-diatomeeën
-organisch
Slik
-diatomeeën 2
-globigerinen 2
-radiolariën
Slump
Smelt
Sneeuw
Snoerwormen
Solifluctie 2 3
Solum
Somasteroidea 2
Soort 2
Spatangoida
Species
Speleologie
Sphagnales
Sphenopteris 2
Spinachtigen
Spinel
Spira
Spiriferen
Spiriferida
Splijting 2
Splijtlagen
Spoel
-pedimenten
-vlakten 2
-zandvlakten
Spondylus
Spons(zen) 2 3
-lichaam
-naalden
-riffen
Sporen
-elementen 2
Spuitwormen
Squamata
Strophomenida
Stadialen
Stalactieten
Stalagmieten
Stam(men) 2
Steen
-eter
-kernen
-kool 2
-koollagen
-zout 2
Steentijd
-Jonge Steentijd
-Midden Steentijd
-Oude Steentijd
Stekelhuidigen 2 3
Stigmaria
Stollingsgebieden
Stollingsgesteenten
Stone lines
Stoottanden
Stralingscurve
Stralingsintensiteit
Strandwallen
Stratigrafie 2 3 4 5
Stratigrafie van het Krijt
Stratigrafische correlatie
Stratum
Streckeisen, ruit van 2
Streep
Streepduinen
Stromatoporen 2 3
Stromatoporenriffen
Stroming
Stroom(en)
-drift
-fossiele stroomribbels
-gebied 2
-niet-oscillerende
-ribbels 2
-snelheid
Structurele geologie
Structurele geomorfologie
Structuur(en) 2 3
-tektonische
-verdringings
Stuifmeel
Stuifzanden
Stuwwal
Stylolieten 2
Subatlanticum
Subboreaal
Subductie
Subglaciale gesteenten
Sublimatie
Submariene gesteenten
Subsequente rivier
Subspecies
Sulfaten
Sulfiden
Superfamilie
Superpositie
Suspensie 2 3
Suspensiemateriaal
Sutuur
Syeniet
Symmetrie 2
Synclinaal(-en) 2
Synclinorium
Synform
Syngenese
Syngenetische mineralen
Syringopora
Systeem
Tabulaten
Tafelberg
Tardiglaciaal
Taunuskwartsiet
Taxonomie 2 3
Teer
Tektieten 2 3 4
Tektoniek 2
Tektonisch(e)
-deformatie
-meren
-venster
Tellurisch
Temperatuur
Tentaculata
Tepelhoorn
Terebratula grandis
Teredinidae
Teredo
Teredo navalis
Terras(sen)
-bovenste
-fluviatiel
-erosie
-jongste
-kruising
-onderste
-oudste
Terrestrische
Terrigeen
Terrigene afzettingen
Tertiair 2
Terugkaatsing 2
Terugschrijdende (erosie)
Tetragonaal
Textuur 2 3
Thallophyta
Theca
Thermale bronnen
Thermische gradiënt
Thermische metamorfose
Thermokarstmeren
Thorax
Tigillites
Tijd(s)(en) 2 3
-eenheid
-interglaciale
-schaal
-tussen
-vak(ken) 2 3
Tillieten
Toetssteen
Torenkarst
Tornatella
Torrentiële stromingen
Toxasterina
Trachiet
Transgressie(s) 2 3
Travertijn 2 3
Trepostomaten
Trias 2
-Onder
Trigonaal
Trigonia
Triklien
Trilobieten 2 3
Trilobita
Trilobitoidea
Trilobitomorpha
Trog
-geosynclinale troggen
-vormig
Tsjernosem
Tsunami(‘s) 2 3
Tuf(-fen) 2
Tufkrijt
Tunicata
Tunneldal
Turbidieten 2 3 4
Turbulente stromingen
Turritella 2
Tweekleppigen 2 3
Tweezaadlobbigen
Typeexemplaar
Typelokatie
Tyrannosaurus
Uitbarstingen
Uitspoelingshorizon
Uitstroomopening
Uitvloeiingsgesteente(n) 2 3 4
Uitwerpselen 2
Umbo
Uniformitarisme
Uvala’s
Vagiel
Valsnelheid
Varanen
Varens
Varische orogenese
Varven 2
Vauclusebron
Veen 2
-dal
-hoog
-laag
-mosveen
-topogeen
-vorming
Vegetatie 2 3 4
Veldspaatgroep
Verbogen terras
Verdwijngaten
Vergletsjering
Verhang
Verkiezeling
Verlandingsveen
Verplaatsing materiaal door:
-afspoelen
-glijden
-kruipen
-rollen
-schuiven
-vallen 
-vloeien 2
Verschuiving
-horizontaalverschuiving
Verspoeling
Vertebrata 2
Verweerbaarheid
Verwering(s) 2 3 4 5 6
-laag
-leem 2
-materiaal
Verzamelen
Vishagedis
Vlakte(n)
-abyssale
Vloedgolven
Vloeitextuur
Vluchtsporen 2
Voedselcyclus 2
Voedselketen
Voetvlakten
Vogels 2
Vondstomstandigheden 2
Voorlandbekkens
Voortplantingssporen
Vorst
-creep
-heuvels
-scheuren 2
-spleten
-verwering 2
-wiggen
Vraatsporen 2 3
Vulkaan (anen)
-actief
-gedoofd
-slapend
Vulkanieten
Vulkanisch(e)
-as
-bommen
-glas 2
-schuim
-stof
Vulkanisme 2 3 4 5 6
Vulkanologie
Vuursteen 2 3
-eluvium 2
-mijnbouw
Waddengebieden
Wadi
Warnetonbodem
Warven
Water
-aders
-angulaire
-artesisch water
-capillair water
-connaat water 2 3 4
-doorlatendheid
-geregenereerd water
-grond 2 3
-houding
-juveniel
-kringloop
-oppervlakte 2
-scheiding 2
-vlooien
-zoet
Weekdieren 2
Wegener 2
Weichselien 2 3
Wereldbeving
Whittaker
Wind 2
-corrasie 2
-erosie 2
-kanters
-keien
Woestijn(en) 2
-grind
-kiezel
-lak
-steen
-roos
-rots
-zand
Wolfsklauwen 2
Wormgangen
Wormkokertjes
Wrijfkrassen
Wrijfspiegels
Wrijvingsbreccie
Wulk
Würm 2
Xenolieten
Xyliet
Zaadvarens
Zaagvissen
Zand 2
-afzettingen
-steen 2 3
-tongen
Zechstein
Zee
-anemonen
-bevingen
-binnen
-bodemreliëf
-dadel
-egels 2
-kat
-komkommers
-lelies
-pokken
-spiegelbewegingen
-spinnen
-sterren
Zeolietfaciës
Zijp
Zinkblende
Zirkoon
Zoarium
Zoetwatermossel
Zoetwaterzakken
Zonale processen
Zone(es)
-abyssale 2
-bathyale 2
-bewonings
-breuk
-cluviale
-geplooide
-hadale
-illuviale
-littorale
-nerietische
-pelagische 2
-rek
Zonnestelsel
Zonneverhitting
Zoogdieren 2 3 4
Zoöplankton
Zout(en)
-afzettingen 2
-gehalte
-heid
-koepels
-korst(-en) 2
-meren
-pijlers
-steen
-tektoniek
Zuurgraad 2 3
Zuurstofisotopen
Zuurstofrevolutie
Zwaarspaat
Zwaartekracht
ZwammenZwerfstenenhttp://www.kijkeensomlaag.nl/cms/index.php?option=com_content&view=article&id=638&Itemid=441
Zwerfsteengezelschappen
Zwerfsteentellingen

naar Geologie in Telegramstijl
naar Geologische Tijdschaal
naar Trefwoordenregister
naar Literatuurlijst

INHOUD D

°

INHOUD    —->   https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/03/evodisku/ 

° 

notes

NOTES  D  

https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/03/notes-evodisku-d

DARWIN EN DARWINJAAR

charles darwin.docx     autobiografie.pdf   brieven.pdf    werken : afstamming.pdf   onstaan soorten.pdf emoties.pdf (2.8 MB) 

Het gelijk van Darwin (Had darwin gelijk ).docx

 (2 MB)

DARWIN VINKEN.docx    =  foto =   darwinvink leiden.JPG 

°RICHARD DAWKINS   https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/04/richard-dawkins/ 

°Deinococcus  Radiodurans °   https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/04/deinococcus-radiocurans/

°HUGO DE VRIES https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/05/hugo-de-vries/

___________________________________________________________________________

°DIEREN 

OUDSTE DIEREN https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/05/oudste-dieren/

___________________________________________________________________________

°DIEPZEE  

DINOSAURICON   inhoud WP   https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/05/dinosauricon-inhoud/

°DINOSAURIERS vs CREATIONISME https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/05/dino-wetenschap-vs-creationisme/

*VIRTUAL DINOSAUR and links https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/05/virtual-dinosaurs-links/

Dolfijnen en tandwalvissen

DROSOPHILA   https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/16/drosophila/

DUNKLEOSTEUS  https://tsjok45.wordpress.com/wp-admin/post.php?post=1080&action=edit&message=1

The origin of species

NOTES   ON  ”  THE ORIGIN OF SPEC IES  “

WAARSCHUWING ( voor creationisten )
Het boek van Darwin noemt “On the Origin of Species by means of Natural Selection  “… en  NIET  “On the Origin of Life”!
°Het ontstaan van leven uit levenloze materie valt NIET  binnen het gebied van de evolutietheorie. 
°Evenmin als het ontstaan van het heelal…

____________________________________________________________________

*On the Origin of Species 

— “Over het ontstaan van soorten” — is het bekendste werk van Charles Darwin (1809 — 1882)
Hierin ontvouwt hij de evolutietheorie die zoveel opschudding zou veroorzaken in de negentiende eeuw.
De impact van dit boek was enorm, zowel in natuurwetenschappelijke kring als daarbuiten.

Het volgende is in het kort Darwins theorie:

°via het natuurlijke proces van het selecteren van de best aangepaste (erfelijke) varianten (¨*1)onder de overproductie  van afstammelingen en  levensvormen, verandert het levende doorlopend, en zo ontstaan uiteindelijk wat men “soorten” noemt ( die niets anders zijn dan een punt in een continuum van stamlijnen  ) .

(*1) – today we know that    “adaptive fitness” refers solely to
the relative reproductive output of carriers of different genes.

– *De nieuwe theorie maakte het” Scheppingsverhaal”( Genesis en andere  mythische scheppingsverhalen  )  met de grond gelijk.
Om die reden is zij onophoudelijk bekritiseerd.
In 1859 verscheen de eerste druk.

Vanwege vele kritieken veranderde Darwin veel.  

Darwin is een grondlegger van de evolutieleer.
Wat niet inhoud dat de huidige denkbeelden nog steeds letterlijk dezelfde zijn , maar het is altijd in alle wetenschapsgebieden belangrijk te weten hoe de denkbeelden zijn ontstaan
Het oorspronkelijke   boek moet je  lezen als een wetenschap- historisch boek.
Er zijn sinds de publicatie van het boek veel nieuwe ontwikkelingen gekomen die dingen nuanceren , aanvullen , verbeteren  en  zelfs  verwerpen.
Toch is het interessant ook  om te lezen hoe darwin tot zijn evolutieleer is gekomen  ….


Vandaag de dag wordt de evolutietheorie weliswaar even algemeen aanvaard als de atoomtheorie of de gravitatietheorie, maar dat neemt niet weg dat zij de gemoederen nog steeds in beweging brengt,en dat ongetwijfeld nog geruime tijd zal blijven doen.
Regelmatig laait weer de discussie op over de juistheid van Darwins theorie (bv. in het natuurwetenschappelijk onderwijs en in kerkelijke kringen); daarom is herdruk en  een  vertaling naar modern taalgebruik nuttig.(voetnoot 1)

Darwins evolutietheorie is en blijft een van de meest revolutionaire visies op mens en natuur uit de wereldgeschiedenis, en het boek ” Over het ontstaan van soorten”  is een van de belangrijkste teksten  van de moderne tijd.

Man, this guy didn’t know anything

bron ;  .volkskrantblog   bericht/240948    door     Tomasso Agricola


Je hebt (als journalist of blogger  )al een aantal artikelen geschreven over evolutie, de evolutietheorie en Charles Darwin, maar je hebt nog nooit The origin of species… gelezen. ?
Dan is het in 2009, 150 jaar na de eerste druk, eindelijk zover.
Je leest eindelijk het boek waar alles mee begon (ok, ik overdrijf hier een beetje).
Hoe komt het dan op je over?

Dit experiment wordt onder de titel “Blogging the Origin” gedaan door John Whitfield.
Hij leest, voor het eerst The origin of species…, hoofdstuk na hoofdstuk, en blogged daarover (in het Engels).

Het is zeer interessant.

 

De uitspraak in de titel hierboven is de start van het blog over het eerste hoofdstuk: Variation under domestication.

images

http://scienceblogs.com/bloggingtheorigin/

Voetnoot

(1)

Overigens zijn er al ( met wisselend succes )pogingen ondernomen om “Darwin’s Origin” the up-daten …
Een van de bekendste is :
“ALMOST LIKE A WHALE ” van STEVE JONES 

(2)

Een van de jongste :
ADAM RUTHERFORD 

images

http://www.guardian.co.uk/commentisfree/series/theoriginofspecies

Er waren reeds geruime tijd evolutietheorieën in omloop voor het werk van Charles Darwin in 1859 verscheen.

 

De belangrijkste innovatie van Charles betrof dus niet zo zeer het idee van evolutie op zich maar vooral dat van natuurlijke selectie; dit was ook het belangrijkste punt van onderscheid met de ideeën van zijn grootvader.

In de theorie van Charles treden biologische veranderingen tussen generaties op een geheel willekeurige manier op.
Veranderingen die in een bepaalde leefomgeving gunstig zijn leiden tot betere overlevings- en dus reproductiekansen.
De meest ‘fitte’ leden van een populatie, dat wil zeggen, zij die het best toegerust zijn op hun omgeving, zullen aldus de populatie
gaan overheersen.

 

 

 

( hierboven :  Giraffen evolutie volgens  het  Lamarckisme   )

Volgens Erasmus Darwin  hebben giraffes een lange nek omdat zij generaties lang hebben geprobeerd om bij blaadjes hoog in een boom te kunnen geraken(= dat is     orthodox “Lamarckisme” ) ;

Volgens Charles Darwin  zijn giraffe-varianten   met een toevallig langere nek de populatie gaan overheersen omdat zij zich beter konden voeden.(vooral in moeilijke  tijden )

Om zijn evolutieleer te onderbouwen zou Darwin op latere leeftijd veel tijd doorbrengen met potten en planten in zijn eigen botanische kassen.

_____________________________________________________________________________________________________

NYT   

Darwin discovered two major forces in evolution — natural selection and sexual selection — and wrote three radical scientific masterpieces, 
“On the Origin of Species” (1859), 
“The Descent of Man and Selection in Relation to Sex” (1871) and 
“The Expression of the Emotions in Man and Animals” (1872). 

The “Origin,” of course, is what he is best known for. 
This volume, colossal in scope yet minutely detailed, laid the foundations of modern biology.
Here, Darwin presented extensive and compelling evidence that

all living beings — including humans — have evolved from a common ancestor, 
and that natural selection is the chief force driving evolutionary change. 

Sexual selection, ( in “Descent” ) he argued, was an additional force, responsible for spectacular features like the tail feathers of peacocks that
are useless for (or even detrimental to) survival but essential for seduction.

Before the “Origin,” similarities and differences between species were mere curiosities;
Questions as to why a certain plant is succulent like a cactus or deciduous like a maple could be answered only, “Because.”
Biology itself was nothing more than a vast exercise in catalog and description.
After the “Origin,” all organisms became connected, part of the same, profoundly ancient, family tree.
Similarities and differences became comprehensible and explicable.
In short, Darwin gave us a framework for asking questions about the natural world, and about ourselves.

He was not right about everything. 
How could he have been?
Famously, he didn’t know how genetics works; as for DNA — well, the structure of the molecule wasn’t discovered until 1953. 
So today’s view of evolution is much more nuanced than his. 
We have incorporated genetics, and expanded and refined our understanding of natural selection, and of the other forces in evolution. 

But what is astonishing is how much Darwin did know, and how far he saw. 
His imagination told him, for example, that many female animals have a sense of beauty — that they like to mate with the most beautiful males.
For this he was ridiculed. But we know that he was right. Still more impressive: he was not afraid to apply his ideas to humans.
He thought that natural selection had operated on us, just as it had on fruit flies and centipedes.

As we delve into DNA sequences, we can see natural selection acting at the level of genes.
Our genes hold evidence of our intimate associations with other beings, from cows to malaria parasites and grains.
The latest research allows us to trace the genetic changes that differentiate us from our primate cousins, and shows that large parts of the human
genome bear the stamp of evolution by means of natural selection.

I think Darwin would have been pleased. 
But not surprised.

The “Origin” changed everything. Before the “Origin,” the diversity of life could only be catalogued and described; afterwards, it could be explained and understood. Before the “Origin,” species were generally seen as fixed entities, the special creations of a deity; afterwards, they became connected together on a great family tree that stretches back, across billions of years, to the dawn of life. Perhaps most importantly, the “Origin” changed our view of ourselves. It made us as much a part of nature as hummingbirds and bumblebees (or humble-bees, as Darwin called them); we, too, acquired a family tree with a host of remarkable and distinguished ancestors.

The reason the “Origin” was so powerful, compelling and persuasive, the reason Darwin succeeded while his predecessors failed, is that in it he does not just describe how evolution by natural selection works. He presents an enormous body of evidence culled from every field of biology then known. He discusses subjects as diverse as pigeon breeding in Ancient Egypt, the rudimentary eyes of cave fish, the nest-building instincts of honeybees, the evolving size of gooseberries (they’ve been getting bigger), wingless beetles on the island of Madeira and algae in New Zealand. One moment, he’s considering fossil animals like brachiopods (which had hinged shells like clams, but with a different axis of symmetry); the next, he’s discussing the accessibility of nectar in clover flowers to different species of bee.

At the same time, he uses every form of evidence at his disposal: he observes, argues, compares, infers and describes the results of experiments he has read about, or in many cases, personally conducted. For example, one of Darwin’s observations is that the inhabitants of islands resemble — but differ subtly from — those of the nearest continents. So: birds and bushes on islands off the coast of South America resemble South American birds and bushes; islands near Africa are populated by recognizably African forms.

He argues that the reason for this is that new islands become colonized by beings from the nearest continents, and that the new inhabitants then begin evolving independently. He then asks: can animals and plants from the continents get to new islands, especially those that are far out at sea? To investigate this, he conducts experiments to see how long seeds from different plants can remain immersed in saltwater and still begin to grow. In short, he tests his reasoning over and over again.

He is also, in some respects, surprisingly far-seeing. The “Origin” does not just expound natural selection. It contains a wealth of additional ideas and hypotheses, some of which Darwin went on to elaborate in other books. Among them: sexual selection. This is the idea — and it remained controversial until recently — that males in many species are burdened with showy ornaments like enormous tails because the females of their species have, by repeatedly picking the showiest males as their mates, caused them to evolve them that way.

This is not to say that the “Origin” is flawless, or that Darwin was right in every respect. It isn’t, and he wasn’t. Nor is the book a definitive account of how evolution works. It wasn’t even definitive in his lifetime: he published six editions, revising, sometimes heavily, from one to the next. (In the third edition, which appeared in 1861, he introduced a historical sketch in which he discusses his precursors, including Matthew and Wells.) Yet his knowledge of the natural world is so immense, and the scrutiny to which he subjects his ideas is so thorough and scrupulous, that the “Origin” presents a grand new vision of the world. A vision that, as far as possible given the knowledge available at the time, he worked out in every detail. A vision that changed the world forever.

(Olivia Judson,)

__________________________________

JERRY   COYNE 

The GALAPAGOS ISLANDS did not, as is often assumed, constitute a “eureka moment” for Darwin: he did not hit upon, nor even begin to formulate, his theory of “transmutation” until several years thereafter.

True, the Galápagos did constitute important evidence for the biogeographic chapters of The Origin, but this came as much from the plants (and Joseph Hooker’s analysis of them) as from the finches. Indeed, “Darwin’s finches” are not even mentioned in The Origin! This may be because Darwin botched his collections there, failing to put the island source on the collecting labels. He was forced to reconstruct the biogeography of the finches (which he at first didn’t see as a monophyletic group) using specimens collected — and properly labelled — by Darwin’s manservant and by Captain Fitzroy himself. Darwin’s failure to mention finches in The Origin may reflect his continuing uncertainty about the nature of the evidence. He knew by 1859 that the 14 species were indeed closely related (ornithologist John Gould had determined that for him), but the uncertainty about their biogeography led to confusion about what role geographic isolation played in the origin of species.

Darwin’s plant collections, on the other hand, were properly labeled, for pressing plants on the spot is more conducive to accurate recording of localities. And it was Joseph Hooker’s identification of the plants, their affinity, and especially the uniqueness of many species to specific islands, that helped convince Darwin he was on the right track.

Here, from Chapter 12, is the most famous mention of the Galápagos in The Origin. Notice Darwin’s clever use of rhetorical questions to attack creationism.

How could a Victorian reader fail to be convinced by arguments like this?

“…..The most striking and important fact for us in regard to the inhabitants of islands, is their affinity to those of the nearest mainland, without being actually the same species. Numerous instances could be given of this fact. I will give only one, that of the Galapagos Archipelago, situated under the equator, between 500 and 600 miles from the shores of South America. Here almost every product of the land and water bears the unmistakeable stamp of the American continent. There are twenty-six land birds, and twenty-five of those are ranked by Mr Gould as distinct species, supposed to have been created here; yet the close affinity of most of these birds to American species in every character, in their habits, gestures, and tones of voice, was manifest. So it is with the other animals, and with nearly all the plants, as shown by Dr. Hooker in his admirable memoir on the Flora of this archipelago. The naturalist, looking at the inhabitants of these volcanic islands in the Pacific, distant several hundred miles from the continent, yet feels that he is standing on American land. Why should this be so? why should the species which are supposed to have been created in the Galapagos Archipelago, and nowhere else, bear so plain a stamp of affinity to those created in America? There is nothing in the conditions of life, in the geological nature of the islands, in their height or climate, or in the proportions in which the several classes are associated together, which resembles closely the conditions of the South American coast: in fact there is a considerable dissimilarity in all these respects. On the other hand, there is a considerable degree of resemblance in the volcanic nature of the soil, in climate, height, and size of the islands, between the Galapagos and Cape de Verde Archipelagos: but what an entire and absolute difference in their inhabitants! The inhabitants of the Cape de Verde Islands are related to those of Africa, like those of the Galapagos to America. I believe this grand fact can receive no sort of explanation on the ordinary view of independent creation; whereas on the view here maintained, it is obvious that the Galapagos Islands would be likely to receive colonists, whether by occasional means of transport or by formerly continuous land, from America; and the Cape de Verde Islands from Africa; and that such colonists would be liable to modifications; the principle of inheritance still betraying their original birthplace….”

De evolutie van The origin…
bron :  vkblog. De_evolutie_van_The_origin

On the Origin of Species: The Preservation of Favoured Traces

images

http://benfry.com/traces/

1

“Over het ontstaan van soorten door middel van natuurlijke selectie, of het behoud van bevoordeelde rassen in de strijd om het leven”
Charles Darwin
Dit is de veelgeprezen vertaling van Ludo Hellemans van de oorspronkelijke editie van On the Origin of Species uit 1859.
GRATIS DOWNLOAD

http://darwindownloads.nieuwezijds.nl/soorten.pdf

images

Over het ontstaan van soorten is het bekendste werk van Charles Darwin (1809–1882).
Hierin ontvouwt hij in ‘een lang argument’ de evolutietheorie die vanaf de publicatie op 24 november 1859 tot de dag van vandaag zoveel
opschudding heeft veroorzaakt.
De impact van dit boek op het denken is enorm geweest.
Vandaag de dag wordt de evolutietheorie weliswaar even algemeen aanvaard als de atoomtheorie, maar dat neemt niet weg dat zij de gemoederen
nog steeds in beweging brengt omdat ze de grens tussen geloof en wetenschap raakt.

Darwins benadering van het leven is rationeel en natuurwetenschappelijk.
Zijn wereldbeeld is opgebouwd uit louter kenbare en verifieerbare feiten.
Hij houdt zijn lezers voor dat alle levensvormen op aarde, de mens nadrukkelijk niet uitgezonderd, zijn geproduceerd door onbezielde en
doelloze natuurkrachten.

Darwins evolutietheorie is en blijft een van de meest revolutionaire visies op mens en natuur uit de wereldgeschiedenis,
en het boek Over het ontstaan van soorten is een van de belangrijkste teksten van de moderne tijd: een onbetwiste must in het wetenschappelijk canon.

imageshttp://www.nieuwezijds.nl/lees-darwin-nu/

images (2)


COMPLETE ON LINE TEXT
imageshttp://www.literature.org/authors/darwin-charles/

The Voyage of the Beagle 

The Origin of Species

 

Preface
Introduction
Chapter 1 – Variation Under Domestication
Chapter 2 – Variation Under Nature
Chapter 3 – Struggle for Existence
Chapter 4 – Natural Selection
Chapter 5 – Laws of Variation
Chapter 6 – Difficulties on Theory
Chapter 7 – Instinct
Chapter 8 – Hybridism
Chapter 9 – On the Imperfection of the Geological Record
Chapter 10 – On The Geological Succession of Organic Beings
Chapter 11 – Geographical Distribution
Chapter 12 – Geographical Distribution continued
Chapter 13 –
Mutual Affinities of Organic Beings: Morphology: Embryology: Rudimentary Organs
Chapter 14 – Recapitulation and Conclusion
Glossary

Charles Darwin

images

MYTH’S ABOUT DARWIN’S TEXTS

images

Myth 1:  >  Myths about Darwin  Darwin did not believe in the reality of species

>  Myths 2: The origin of species  Darwin did not explain the origin of species

>   Myth 3: Darwin was a Lamarckian

>  Myth 4: Darwin was a gradualist

>  Myth 5: Darwin thought evolution relied on accidents and chance

>  Myth 6: Darwin thought everything was due to natural selection

>  Myth 7: Darwin thought that Australian aborigines were closer to apes than to Europeans

>  Myth 8: Darwin was a social Darwinian

imageshttp://scienceblogs.com/evolvingthoughts/?s=myth+8+%3A+darwin+

0

Links on tsjok’s blogs

WP 

 … scene with the crow sized Archaeopteryx capturing a meal (from: Evolutionary Genetics at … Tim Spaan. Ten tijde van het uitkomen van de Origin of Species was in ieder geval het fossielenbestand niet de juiste plaats om …

→DARWINJAAR … Darwin 13.- Revolutie in het denken over evolutie 14.-The Origin of Species: het grootste waagstuk aller tijden Gert Korthof 15.-Darwin en …

→Darwinjaar Be NL Fr UK Links … werd geboren; 150 jaar geleden kwam zijn boek “On the origin op Species ” uit

→EVOLUTIE … toegevoegd dat *veel mutatie géén aanwijsbaar voor- of nadeel hebben, maar neutraal zijn. * Door toevalsfluctuaties (welke … Darwin publiceerde in 1859 zijn “On the origin of species by means of natural selection”, waarin hij de basis …

→GALAPAGOS … is where it all started… I only wish to be back among the Marine Iguana’s Slideshow … and variation took shape. And ever since On the Origin of Species was published 150 years ago this year, the modern field of( biology ) …

→SPECIATIE 1 (prof Walter Verraes ) ….van de evolutietheorie en schrijver van het boek “On the Origin of Species” (“Over het Ontstaan van Soorten”), komt bedrogen …

 

 

 

Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.kevermania


Designoide sculpturen uit de natuur

zie onder Geologie
Skulptuur uit de natuur
Old Man of the Mountain, near Franconia, NH. (The state symbol fell from the mountain in May 2003.)

Old Man Rock

Afbeeldingen van old man rock  <—

 

Delicate Arch – an Entrada Sandstone formation in Arches National Park, near Moab, Utah.

De trap der reuzen ( North Ireland Ulster /Antrim County )
Neen , het zijn geen ruines van een verdwenen beschaving
 °
UIT  DE RUIMTE 
 °

Gezicht ontdekt op komeet 67P/Churyumov-Gerasimenko

 

Ruimtesonde Rosetta is nog maar net bij de komeet aangekomen en heeft nu al een opmerkelijke ontdekking gedaan. Op het oppervlak van komeet 67P/Churyumov-Gerasimenko is een gezicht te zien!

Het ‘gezicht’ werd opgemerkt door het Duitse Centrum voor Lucht- en Ruimtevaart. Het centrum deelde de opmerkelijke observatie direct via Twitter.

Het is niet voor het eerst dat we op andere hemellichamen dan de aarde verschijnselen zien die doen denken aan mensen. Zo is ook op de planeet Mars al een gezicht en zelfs een geknielde persoon gespot.

Natuurlijk is in het oppervlak van komeet 67P-Churyumov-Gerasimenko niet werkelijk een gezicht uitgehouwen, net als er evenmin op Mars een beeldhouwer aan de slag is gegaan om een menselijk gezicht of geknielde persoon te creëren. De opmerkelijke observaties zijn optische illusies. Deze optische illusies worden ook wel aangeduid als pareidolie. Hierbij denken mensen in een vaag of willekeurig verschijnsel iets herkenbaars te zien. Het is het resultaat van het feit dat onze hersenen sterk geneigd zijn om duiding te geven aan alles wat we zien en soms verbanden leggen die er gewoonweg niet zijn.

Bronmateriaal:
DLR” – Twitter.com
°
Reacties 

°

Volgens sommigen lijkt  het “gezicht ” op een steenvis 

°

original  ; met nog andere smoeltjes

Kijk hier nog een “smoeltje,” // en zo zijn er nog wel een aantal te vinden in dit plaatje…..

– Ja mooi hé, hoe onze hersensen zoeken naar herkenbare vormen.

Je wordt zeg maar, belazerd door je eigen “gezichtsvermogen” dat wordt   ingekleurd  door je  eigen interpreterend “verbeeldings”-vermogen (= fantasie .)

 

 

 

ZEE- EGELS ECHINOIDS

 (ECHINODERMATA )°

Sea Urchin Genome Sequenced

The figure above shows the position of sea urchins relative to chordates (including mammals) and most invertebrates.
The phylum Echinoderma clusters with the phylum Chordata (shaded area on the right) in a group known as Deuterostomes.
Thus, sea urchin genes are more closely related to chordate/vertebrate genes than to mussel or arthropod genes.
In other words sea urchins are more like humans than octopus or squid.
Villier L. et al., 2004. Phylogeny of early cretaceous Spatangoids (Echinodermata: Echinoidea) and taxonomic implications. Paleontology, 47 (2): 265-292.
PDF

Shackelton J.D. 2005. Skeletal homologies, phylogeny and classification of the earliest asterozoan echinoderms. Journal of Systematic Palaeontology, 3 (1): 29-114.
 
ZEE-EGEL
Paarse zeeëgel, Strongylocentrotus purpuratus.

Genetische blauwdruk van de zeeëgel ontcijferd

– Een internationale groep wetenschappers heeft het genoom, de ‘genetische blauwdruk’, van de paarse zeeëgel ontcijferd. Het onderzoek kan bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe behandelingen voor onder meer kanker, onvruchtbaarheid, blindheid en spierziekten bij de mens.

 

De chromosomen van de paarse zeeëgel (Strongylocentrotus purpuratus) bevatten een genetische code van 814 miljoen ‘letters’ (basenparen). Het stekelige zeedier is interessant omdat het genetisch verrassend dicht bij de mens staat. Zo kennen mens en zeeëgel veel dezelfde genenfamilies.

Tussen mens en zeeëgel bestaan, naast de evidente uiterlijke ook cruciale verborgen verschillen. Zo hebben zee챘gels een complex immuunsysteem dat anders dan dat van gewervelde dieren niet gebaseerd is op antilichamen. Zee챘gels worden er wel honderd mee.

De bijzondere eiwitten waarmee de zeeëgel ziekteverwekkers kan opsporen en bestrijden kunnen mogelijk in de toekomst van belang zijn voor het bestrijden van infectieziekten bij de mens.

Zee챘gels zijn daarnaast ook heel goed in het afweren van giftige chemicali챘n, zoals zware metalen, in hun omgeving. Dankzij speciale genen kunnen ze die schadelijke stoffen waarnemen en chemisch onschadelijk maken.

Het driejarige miljoenenproject werd geleid door Human Genome Sequencing Center van Baylor College of Medicine in Texas.

 Zee-egels zijn net mensen
10 november 2006
Qua uiterlijk lijken de kleine paarse stekelbolletjes totaal niet op mensen. Toch blijken zee-egels onze evolutionaire achterneven te zijn. Wetenschappers hebben de genetische code van de zeediertjes volledig ontrafeld en kwamen tot de ontdekking dat we opvallend veel met ze gemeen hebben.

Iedere duiker of snorkelaar die wel eens een zee-egel in levende lijve heeft gezien, zou nooit kunnen bevroeden dat deze wezens ook maar iets met de mens gemeen hebben. De kleine onderwaterdiertjes, die bestaan uit een holle schaal vol stekels, doen hooguit denken aan mensen met een nogal bizar kapsel, maar daarmee houdt de vergelijking toch echt op. Maar onder het vlijmscherpe oppervlak schuilt wel degelijk een wezen dat belangrijke kenmerken met ons deelt. Dat blijkt uit een analyse van het genoom van de Strongylocentrotus purpuratus, de paarse zee-egel die langs de Californische kust voorkomt.

Genenkaart
Wetenschappers zijn er al in geslaagd om het complete genoom van verschillende organismen in kaart te brengen, waaronder dat van de honingbij, het fruitvliegje, de malariamug en natuurlijk de mens. Maar het is voor het eerst dat er een genoom is ontrafeld dat niet heel sterk lijkt op dat van een van de andere soorten. Behalve dan de mens. Zee-egels blijken ongeveer even veel genen te hebben als wij, namelijk ruim 23 duizend (mensen hebben er twintig tot vijfentwintig duizend). Ter vergelijking: de fruitvlieg komt niet verder dan 13.600 genen.

De genenkaarten van wormen en vliegen hebben interessante informatie opgeleverd, maar we kunnen er niet zo heel veel mee omdat deze dieren zich in een hele andere tak van de evolutie hebben ontwikkeld als de mens.

De zee-egel daarentegen blijkt zich veel dichter bij de homo sapiens te bevinden. Ongeveer zeventig procent van de genen van deze dieren is ook in mensen terug te vinden, terwijl het genoom van de fruitvlieg maar voor veertig procent met dat van ons overeen komt.

Uniek immuunsysteem
In totaal hebben maar liefst 240 wetenschappers drie jaar lang hard moeten werken om het complete genoom van deze ongewervelde dieren in kaart te brengen.

Het genoom heeft zoveel verrassingen opgeleverd, dat het de moeite meer dan waard was. Zee-egels hebben bijvoorbeeld een uniek immuunsysteem waar we nog veel van kunnen leren.

Door dit nader te onderzoeken kunnen er mogelijk veel nieuwe medicijnen worden ontwikkeld tegen een hele trits aan menselijke ziekten, aldus de wetenschappers. De ontdekkingen worden dan ook met veel bombarie gepresenteerd in het nieuwste nummer van Science.

Het belangrijkste verschil tussen het immuunsysteem van de mens en dat van de zee-egel is dat de laatstgenoemde het hele leven niet verandert. Bij de mens moet het immuunsysteem zich aanpassen op het virus of de bacterie die zij bestrijdt, maar bij onze gestekelde neven is dat niet nodig. De zee zit vol met bacterie챘n, en mogelijk is de zee-egel daarvan afhankelijk voor zijn spijsvertering. Daarom moet het immuunsysteem constant zijn. Mede dankzij dit innovatieve immuunsysteem kan de zee-egel wel zestig jaar worden, en dat is oud voor zo’n betrekkelijk klein beestje.

Het immuunsysteem van de zee-egel kan een aanwijzing zijn voor het ontstaan van dat van ons. Bovendien kan het gemakkelijk de prote챦nen aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor bepaalde ziekten, iets waar wij ook ons voordeel mee kunnen doen.

Overeenkomsten
Een van de belangrijkste overeenkomsten met de mens, is de manier waarop het ongeboren nageslacht zich ontwikkelt.

Zee-egels zijn net als mensen (en andere zoogdieren) nieuwmondig. Dat betekent dat bij de ontwikkeling uit het embryo zich een spijsverteringkanaal met twee openingen vormt: eerst de anus en dan de mond. Veel andere dieren hebben slechts 챕챕n opening of helemaal geen spijsverteringskanaal.

Ook interessant is dat zee-egels geen ogen hebben. In plaats daarvan ori챘nteren ze zich met behulp van sensoren die in de zuignapjes zitten waarmee ze zich voortbewegen.

Het blijken dezelfde sensor-prote챦nen te zijn die wij gebruiken om te zien en te ruiken.

Dezelfde techniek, maar in een geheel nieuw jasje. De dieren kunnen wel gewoon zien, maar dan met hun zuignappen. Hoe dat precies in zijn werk gaat is niet duidelijk en moet nader worden onderzocht.

Door de overeenkomsten en de verschillen tussen mens en zee-egel te bestuderen kunnen we heel veel leren. Met de genenkaart van de zee-egel in de hand kunnen wetenschappers een hoop waardevolle informatie verzamelen en belangrijke proeven uitvoeren die de gezondheid van de mens een grote dienst kunnen gaan bewijzen.

Links:

2006 Planet Internet

De zee-egel mag zich scharen in het rijtje van mens, chimpansee, muis, kip, worm en gist. In het tijdschrift Science wordt deze week ook zijn complete genoom aan de wereld gepresenteerd. En dat lijkt verrassend veel op dat van ons.

Na jaren onderzoek, door 240 wetenschappers uit de hele wereld, zijn die van de soort ‘Strongylocentrotus purpuratus’ ontcijferd. Deze paars gekleurde zee-egel onstond vijftien tot twintig miljoen jaar geleden en is al sinds de negentiende eeuw een lieveling van wetenschappers. Ze gebruikten het diertje vooral om de voortplanting en embryonale ontwikkeling te bestuderen. Zee-egels zijn niet zo zuinig met hun geslachtscellen en zowel vrouwtjes als mannetjes schieten ze met miljoenen tegelijk het water in. Behalve dat er veel van zijn, zijn ze gemakkelijk te manipuleren en dat maakt ze gewilde onderzoeksobjecten.

De zee-egel is zeker niet het eerste wezen waarvan het volledige genoom in kaart is gebracht. Onder andere gist, worm, muis, chimpansee en natuurlijk mens gingen hem voor. Maar de zee-egel is toch bijzonder, want het eerste in zee levende, vrij bewegende, ongewervelde dier waarvan de genetische code is blootgelegd.

Die code is 814 miljoen baseparen lang, die samen ongeveer 23.300 genen vormen. Dat zijn er onverwacht veel. Ter vergelijking: de mens heeft tussen de 20- en 25.000 genen. En een zee-egel heeft niet eens een hoofd! Het gekke is ook, zeggen de onderzoekers, dat de zee-egelgenen bijzonder veel lijken op die van mensen. Meer bijvoorbeeld dan die van een vlieg (die wel een kop en staart bezit).

Zo heeft de paarsgekleurde zee-egel een hele set genen die coderen voor zintuiglijke eiwitten. Eiwitten die wij mensen gebruiken om te zien of om te horen, zweven ook door de cellen van het stekelige, in zee levende dier. De vraag die de wetenschappers zich nu stellen is natuurlijk: wat doet het daarmee, zo zonder hoofd, laat staan ogen en oren? En om het nog gortiger te maken: het paarse beest heeft zelfs genen die bij ons een rol spelen bij de ontwikkeling van het brein.

Iets anders wat de onderzoekers opviel, was het enorme aantal genen dat te maken heeft met het afweersysteem, vier tot vijf procent van het hele genoom. De zee-egel heeft dan ook niet zoals mensen een flexibel immuunsysteem, waarvan de cellen zich aanpassen aan de boze buitenwereld. De zee-egel moet het doen met de starre set verdedigers waarmee hij wordt geboren. Maar dat zijn er dan wel heel veel. Het onderwaterdier heeft een heel arsenaal aan los zwemmende eiwitten en aan cellen vastzittende antennes die specifieke bacteriën aanvallen en andere indringers wegvangen. Wij hebben die ook, maar – dankzij onze flexibiliteit – dus minder.

De nu bekende reeks letters die samen een zee-egel maken, moet vele wetenschappelijke vragen gaan beantwoorden. Zo gaan onderzoekers natuurlijk verder met het bestuderen van de embryo’s, waarvan ze graag willen weten door welke genen ze worden gestuurd. Ze ontdekten al dat er in de eerste twee dagen 11.500 genen die voor eiwitten coderen actief zijn.

Verder kan het DNA van de zee-egel helpen bij de bestrijding van ziektes. Zo brengt zijn omvangrijke immuunsysteem wetenschappers wellicht op nieuwe ideeën om schadelijke bacteriën uit het menselijk lijf te weren. Maar simpelweg het bestuderen van de werking van genen die het dier met mensen gemeen heeft, kan al leiden tot oplossingen voor bij ons voorkomende defecten.

Want misschien heeft de zee-egel het – ondanks zijn simpele voorkomen – wel allemaal beter geregeld dan wij. Hij bestaat in ieder geval al een stuk langer dan de mens, de oudste zee-egelachtige fossielen zijn meer dan 440 miljoen jaar oud. En een exemplaar leeft ongeveer net zo lang als een mens. Leeftijden van verschillende exemplaren variëren van een jaar of vijftig, tot wel honderd jaar. Tja, wie is er dan het toppunt van evolutie?

Sluit dit venster

S. purpuratus. [Foto Charles Hollahan]

Zeewier oftewel algen, het favoriete maaltje van de paarsgekleurde zee-egel.

The Sea Urchin Genome Sequencing Consortium: ‘The genome of the sea urchin Strongylcentrotus purpuratus’, Science, 10 november 2006

J.S. Pearse: ‘Ecological role of purple sea urchins’, Science, 10 november 2006

J.P. Rast e.a.: ‘Genomic insights into the immune system of the sea urchin’, Science, 10 november 2006

http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/31216062/

Modelorganismen zijn organismen die gekozen werden om als model te dienen voor het genetisch en ontwikkelingsbiologisch onderzoek. Deze organismen zijn makkelijk te kweken en vertonen veel variaties.
De Zeeegel is  een goed en veelgebruikt model in de evo-devo

Extante zeeegels http://www.echinoids.nl/

Goniocidaris

 

Lovenia  forbesi

.

.

.

.

.

http://www.jagvives.jazztel.es/fichas/equinidosaustraliaingles.htm

http://members.home.nl/thebus/cretaceous/cretaceous_website.html
(Dutch site )

Sea urchin (Echinoidea)

http://www.nhm.ac.uk/research-curation/research/projects/echinoid-directory/index.html

 

 1

Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea

2

Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea

3

Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea

4

Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea

Familia:  Mellitidae  Stefanini,  1911

Genera of Mellitidae

Mellita Leodia Mellitella Encope

Afbeeldingen van Encope californicus  <—

Afbeeldingen van Encope  <—-

http://echinologia.com/galeries/mellitidae/index.html#leodia

Afbeeldingen van mellita quinquiesperforata

aclinensis

Mellita aclinensis from the Late Pliocene Tamiami Fm. (Bed 6) of Charlotte County, Florida (UF 40387).

http://www.debelemniet.nl/itemzee-egels.html

Fossiele en recente zee-egels

 

Meer dan 800 soorten zee-egels

De eerste zee-egels stammen uit het Ordovicium. Ook tegenwoordig komen ze nog voor. Ze behoren in de stam van de Echinodermata (Stekelhuidigen) tot de klasse van de Echinoidea. Wereldwijd zijn er meer dan 800 soorten bekend. Enkele van die soorten komen aan de kust van Nederland en België voor. Een daarvan is het zeeboontje. Dit zee-egeltje wordt niet groter dan een centimeter. De van hun kleine stekels ontdane schalen kunnen in grote aantallen aanspoelen.

Zeeboontjes, gevonden aan de Zeeuwse kust.     Rijen met ambulacrale en interambulacrale plaatjes bij Echinocorys humilis.Echinocorys humilis uit het Boven-Krijt (Campanien) bij Coesfeld (Dld).

Hoe zien zee-egels eruit?

Zoals de naam al doet vermoeden, leven zee-egels in de zee. Meestal zijn ze halfbolvormig, hartvormig of schijfvormig. Hun grootte varieert meestal van ongeveer 1 tot 15 centimeter maar er zijn ook grotere soorten bekend. In feite bestaat het skelet van de dieren uit een harde schaal van calciet die is opgebouwd uit tien rijen dubbele plaatjes, de ambulacrale en interambulacrale zones. Van beide heeft de zee-egel er vijf. De verschillende plaatjes zijn met elkaar vergroeid. De schaal is bedekt met stekels, pedicellariae en sphaeridia. Bij bepaalde soorten zee-egels zijn duidelijk tuberkels te zien waarop deze aangehecht zijn. De zee-egel kan de stekels bewegen. Ze dienen vooral voor de verdediging van het dier. Als er gevaar dreigt, kan hij ze rechtop zetten. Bij bepaalde soorten zee-egels worden de stekels ook gebruikt voor de voortbeweging. Bij andere soorten, die in de zeebodem leven, kunnen de dieren ze gebruiken om in het sediment zelf te graven of om zich erin te graven. De stekels van een zee-egel kunnen verdeeld worden in primaire en secundaire stekels. De primaire stekels zijn het grootste. We vinden ze op de interambulacrale plaatjes. De kleinere secundaire stekels komen zowel op de interambulacrale als ambulacrale plaatjes voor. De pedicellariae komen we bij fossiele zee-egels niet vaak tegen. Het dier gebruikt ze om er zijn schaal mee schoon te maken en om ermee parasieten van het lijf te houden. De spheridia treffen we aan op de ambulacrale plaatjes. Het zijn zintuigjes die helpen om het dier rechtop te houden.

Hemipneustes striatoradiatus is een irregulaire zee-egel (Boven-Krijt - Maastrichtien) uit Zuid-Limburg. De gaatjes in de kalkschaal geven aan waar de podia gezeten hebben.    De tuberkels zijn goed te zien bij Hemicidaris crenularis (Jura - Malm) uit Novion Porcien (Fra).   Echinocorys scutala is een irregulaire zee-egel waarbij mond en anus aan de onderkant zitten (Boven-Krijt - Campanien) uit Hannover (Dld).

Op de schaal zitten ook rijen met kleine gaatjes. Door deze gaatjes kunnen de buisvoetjes of podia naar buiten worden gestulpt. Deze buisvoetjes hebben diverse functies. Zo kunnen ze helpen bij de voortbeweging. Soms hebben de podia zuignapjes, waarmee het dier zich aan de rotsbodem kan vastzuigen. Dit laatste is vooral belangrijk bij zee-egels die in de brandingszone leven. Verder bezit het dier een mond en een anus maar die zitten niet bij alle soorten op dezelfde plaats. Bij de regelmatige (regulaire) zee-egels zit de mond in het midden van de onderkant en de anus aan de bovenkant. Bij de onregelmatige (irregulaire) zee-egels zitten zowel mond als anus aan de onderkant. De mond hoeft daarbij niet persé in het midden te zitten. Bij de meeste zee-egels zit in de mond een krachtig, snavelachtig kauwapparaat dat bekend staat als de ‘lantaarn van Aristoteles’. Dit kauwapparaat bestaat uit een groot aantal skeletdelen. Daartoe behoren ook de tandplaten die het geheel dat snavelachtig aanzien geven. Aangezien deze tandplaten aan slijtage onderhevig zijn, wordt voortdurend nieuw plaatmateriaal aangemaakt. Doordat de kauwapparaten uit zoveel verschillende skeletdelen bestaan, fossiliseren ze niet vaak.In het inwendige van de zee-egel komen we het spijsverteringskanaal tegen, dat van de mond naar de anus loopt, en een watervaatstelsel. Ook treffen we er onder andere de geslachtsklieren aan die gonaden genoemd worden. Vanuit deze gonaden worden een aantal malen per jaar de zaadcellen en eicellen aan het zeewater afgegeven waar dan de bevruchting plaatsvindt.
Recente regulaire zee-egels. Links de onderkant met mond, rechts de bovenkant met anus.  Fossiele irregulaire zee-egel van vuursteen.  Vuurstenen zee-egel en de afdruk ervan in vuursteen.

Wat eten zee-egels en waar komen ze voor?Regulaire zee-egels treffen we meestal op de harde, rotsachtige zeebodem aan. Vaak zijn het planteneters of alleseters die soms zelfs kleine, levende prooien verslinden. Irregulaire zee-egels leven in het algemeen geheel of gedeeltelijk in het sediment op de zeebodem ingegraven. Ze voeden zich door dit sediment op te eten. De organische deeltjes uit het sediment verteren ze. Die vormen dus hun eigenlijke voedsel. De onverteerbare anorganische deeltjes scheiden ze via de anus weer uit.
Door recente zee-egels te bestuderen, proberen we een beter idee te krijgen van het leven van de fossiele soorten. Tegenwoordig leven de meeste zee-egels in ondiepe zeeën waar ze vaak met grote aantallen bij elkaar kunnen voorkomen.
Binnenaanzicht van het kauwapparaat van een Clypeaster uit het Tertiair - Mioceen (Calabrië - Italië).   Micraster glyphus uit het Boven-Krijt - Campanien is een hartvormige zee-egel (Hannover - Dld).  Deze doorgezaagde fossiele zee-egel zit in kalksteen die gebruikt is voor de bouw van de basiliek van Tongeren in België.

INHOUD GLOS E

INHOUD evodisku —-> https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/03/evodisku/

INDEX NOTES en terminologie.docx (385 KB)

______________________________________________________________________________

ECHINODERMATA            

echinodermata 1.docx (3 MB)   <–

_______________________________________________________________________________

Esch Coli.docx (1.4 MB)

________________________________________________________________________________

ECOSYSTEMEN 

ecosystemen.docx (2.5 MB)

-°Regenwoud    >  https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/01/regenwoud/

ecosystemen overzicht <— ZEESPIEGELSTIJGING<—-

____________________________________________________________________________________________________

EENCELLIGEN.docx (68.3 KB)
Eiwitsynthese.docx (1.8 MB)  

eiwitten en evolutie.docx (645.4 KB)  

EMBRYOLOGIE
Embryologie Na darwin.rtf (3.2 MB)

   °  EMBRYOLOGY development biology.docx (3.2 MB)

 

ENTROPIE.docx (105.1 KB)

________________________________________________________________________________________________

EVOLUTIE 

Evolutie

http://www.wetenschap24.nl/search.html?queryStr=evolutie

Darwins Evolutietheorie

EES  

EXTENTED   PHENOTYPE  

EVOLUTIE  VAN GEDRAG  :  

A free journal issue on experimental evolution

Biology Letters is offering free access to   :  its latest issue on “experimental evolution,” <(klik)

an issue edited by Thomas Batailon, Paul Joyce, and my friend Paul Sniegowski.

 

Feature Articles

Introduction – As it happens: current directions in experimental evolution
by Thomas Bataillon, Paul Joyce and Paul Sniegowski

Temperature, stress and spontaneous mutation in Caenorhabditis briggsae and Caenorhabditis elegans
by Chikako Matsuba, Dejerianne G. Ostrow, Matthew P. Salomon, Amit Tolani and Charles F. Baer

Mutational effects depend on ploidy level: all else is not equal
by Aleeza Gerstein

Genetic background affects epistatic interactions between two beneficial mutations
by Yinhua Wang, Carolina Díaz Arenas, Daniel M. Stoebel and Tim F. Cooper

Epistasis between mutations is host-dependent for an RNA virus
by Jasna Lalic and Santiago F. Elena

The role of ‘soaking’ in spiteful toxin production in Pseudomonas aeruginosa
by R. Fredrik Inglis, Alex R. Hall and Angus Buckling

Experimental evolution of multicellularity using microbial pseudo-organisms
by David C. Queller and Joan E. Strassmann

Model and test in a fungus of the probability that beneficial mutations survive drift
by Danna R. Gifford, J. Arjan G. M. de Visser and Lindi M. Wahl

Evolution of clonal populations approaching a fitness peak
by Isabel Gordo and Paulo R. A. Campos

Evolutionary rescue of a green alga kept in the dark
by Graham Bell

Competition and the origins of novelty: experimental evolution of niche-width expansion in a virus
by Lisa M. Bono, Catharine L. Gensel, David W. Pfennig and Christina L. Burch

Related Content

Discussion Meeting issue ‘Genetics and the causes of evolution: 150 years of progress since Darwin’ organized and edited by Michael Bonsall and Brian Charlesworth

‘Genomics of Adaptation’ Guest Edited by Professor Jacek Radwan and Dr Wiesław Babik

Evolution articles
Special Feature articles

_________________________________________________________________________________________________

GAIA /ecologie

____________________________________________________________________________________________________