zoogdieren I

Primaat Zoogdier

ZOOGDIEREN ( I )
INLEIDING

De meest bekende klasse van het dierenrijk is wel die van de zoogdieren.
Niet in de laatste plaats omdat  ook de mens daar zelf  toe behoort.
Veel zoogdieren leven direct in onze nabijheid.

Enkele van hen houden wij als werkdier (paard) of als hulpje en  beschermer (hond), andere vormen een bron van hoogwaardig voedsel(konijn , rund, schaap , varken… etc …).

Alle zoogdieren hebben een gesloten bloedsomloop met een groot vermogen en een hart met twee kamers en twee boezems.
Ze ademen via longen en beschikken over een vertakt zenuwstelsel.

Ledematen    Bij de ledematen kunnen sterke reducties optreden:

de achterpoten van walvisachtigen en zeekoeien zijn geheel verdwenen.
Anderzijds kunnen de achterpoten juist zeer sterk ontwikkeld zijn, waarbij de voorpoten dan vaak in grootte afgenomen zijn (kangoeroetype).
Het aantal tenen beloopt maximaal vijf; ( een oud patroon in  de stamlijnen van vertebrate landdieren die tot vandaag zijn blijven voortbestaan  )ook hier is soms sprake van opvallende reductie –
bij de evenhoevigen zijn nog maximaal vier tenen aanwezig,terwijl bij de onevenhoevigen het aantal via drie tot één (paardachtigen) teruggelopen is. 

Polydactylie van de  “digits ”  , “duimen en vingers “afkomstig uit andere structuren dan het  hand-voet-patroon ( panda’s thumb )  komen ook voor  … maar dat zijn genetische mutaties van hand ( en voet )  en/of alternatieve structuren van andere origine dan voormeld  hand- voet recept

Bloedsomloop   In het bloedvaatstelsel is de linkeraortaboog overgebleven (bij de vogels de rechterboog);

het ademhalingsstelsel omvat o.a. een  strottenhoofd (larynx), dat dienst doet als stemorgaan bij de ingang van de luchtpijp (trachea).


Borst- en buikholte 
zijn gescheiden door een spierplaat, het middenrif (diaphragma), dat o.a. bijdraagt aan de efficiëntie van de ademhaling.

Hoewel alle zoogdieren warmbloedig (homoio- of endotherm) zijn, kan de lichaamstemperatuur wel variëren, o.a. bij de winterslaap, terwijl bij de Monotremata soms nog een betrekkelijk primitieve temperatuurregeling voorkomt, die enigszins doet denken aan die van de Reptielen.

Voortplanting en ontwikkeling  De eieren van de Zoogdieren zijn naar verhouding zeer klein;De diameter varieert van 0, 05–0,25 mm (maximale lengte van het moederdier 33 m, gewicht meer dan 136!000 kg), bij de mens 0,15 mm.

Zoogdieren planten zich voort doordat het vrouwtje door het mannetje bevrucht wordt.
De vrouwtjes baren levende jongen die zich eerst in het lichaam van de moeder ontwikkelen.
Later worden ze met moedermelk gevoed die ze uit melkklieren of tepels zuigen
Een eerste uitzondering hierop vormen de eierleggende cloaca dieren (De Monotremata ) de tepels zijn “vervangen” door geultjes die schijnen te zijn ontwikkeld uit lichaamsharen
en
op de tweede plaats de geologisch jongere buideldieren.
Die laatste zijn wel levendbarend maar hun jongen worden geboren terwijl ze nog niet volledig ontwikkeld zijn.
De jongen voltooien dan hun ontwikkeling in de buidel van de moeder. waarin zich ook de tepels bevinden
 De draagtijd is  bij die buideldieren zeer kort, bijv. bij de Amerikaanse opossum ca. 13 dagen.
Na deze tweede groeiperiode in de buidel , spreekt men wel eens van een tweede geboorte.

Bij de placentale zoogdieren is vooral bij de grote soorten de draagtijd soms zeer lang (olifanten 22 maanden, grote walvissen 12–16 maanden); na een lange dracht wordt meestal slechts één jong geboren. Overigens varieert het aantal jongen per worp van 1–12, zelden meer (tot 24 toe).
Het aantal jongen is gecorreleerd met het aantal melkklieren; de zoogperiode varieert eveneens, maar kan vooral bij grote soorten lang zijn(olifanten tot ca. 3 jaar, mensapen en mens soms tot na de volledige vorming van het melkgebit;

Walvisachtigen daarentegen tot hooguit 20 maanden –het spenen gebeurt zeer geleidelijk (bij talloze herbivoren nemen de jongen al heel vroeg enig plantaardig voedsel tot zich).

Ecologie  Van alle groepen in het dierenrijk hebben de Zoogdieren zich het meest onafhankelijk gemaakt van invloeden van het milieu; dat heeft hun in staat gesteld de gehele wereld te veroveren, uiteraard samen met de vogels, die immers eveneens warmbloedig zijn.

Temperatuurbarrières worden gemakkelijk overwonnen, zozeer zelfs dat in de poolstreken zoogdieren dominant kunnen zijn.

Aanpassingen aan het waterleven culmineren in de walvisachtigen, die alle contact met de vaste wal verloren hebben.

Als echte vliegers zijn de vleermuizen met uitzondering van de poolstreken kosmopolieten geworden; zij konden de meest afgelegen oceanische eilanden bereiken, waar andere zoogdieren niet of hooguit via de mens konden komen.

De knaagdieren zijn zonder twijfel de meest succesvolle zoogdieren; iets meer dan I van alle ruim 4000 soorten bestaat uit knaagdieren.

Wat betreft individuen-tal hebben vermoedelijk enige knaagdieren (ratten, muizen) aantallen bereikt die die van de mens, zonder twijfel het talrijkste zoogdier ter wereld, evenaren.

Sinds het optreden van de mens behoren zijn medezoogdieren tot de meest vervolgde elementen in de natuur.

De zoogdieren bleken van eminent belang voor het overleven van de mens. Voor bepaalde huisdieren geldt dat de domesticatie in zo’n ver verleden ligt, dat de werkelijke voorouders niet meer met zekerheid vast te stellen zijn (o.a. lama, dromedaris); andere wijken zo weinig van het oorspronkelijke type af dat zij weer zeer snel kunnen verwilderen (paarden, ezels, geiten, varkens, katten, enz.).

De relatie van de mens met talrijke zoogdieren via de jacht heeft een geheel eigen karakter. Enerzijds werd de jacht beoefend om dieren te bemachtigen als voedsel en omwille van huiden, beenderen, enz., anderzijds werden de roofdieren bejaagd als potentiële bedreigers van de gemeenschap, als concurrerende predatoren en als rituele handeling.

Tegenwoordig treedt de mens ook op in de plaats van verdwenen predatoren. De enige normale predator (roofvijand) van volwassen grote zoogdieren als olifanten, neushoorns, nijlpaarden, leeuwen en tijgers is immers de mens; in de ecologie van de sterk geciviliseerde landen vervangt de mens de roofdieren die niet langer getolereerd worden (wolf, bruine beer e.a.).

Bedreigd of uitgestorven   Reeds lang geleden heeft de mens vermoedelijk al zoogdiersoorten uitgeroeid; pas tegen het einde van de 19de eeuw begon dit ernstige vormen aan te nemen.
Bekende zoogdieren die uitgeroeid werden, zijn o.a.


Stellers zeekoe (1768),
blauwbok (begin 19de eeuw),

tarpan (tweede helft 19de eeuw),

Falklandvos (1876),  http://scienceblogs.com/tetrapodzoology/2007/12/20/island-endemic-otters-canids/
i-bdb9ccd47d8b9c1c4517cdbcfef9966c-stuffed warrah 2 from messybeast.jpg

quagga (1883, laatste exemplaar in Artis)

en
Schomburgk’s hert (jaren dertig 20ste eeuw).

Door het inkrimpen van grote arealen werden soms ook ondersoorten uitgeroeid, zoals
Kaapse en Barbarijse leeuw (zie leeuw),
Balitijger (zie tijger) en het
hartenbeest van Noord-Afrika.

Door tijdig ingrijpen ter plaatse is een aantal soorten van een dreigende ondergang gered, als

koala,
parmawallabie
(bij toeval via een in Nieuw-Zeeland uitgezette populatie die men vergeten was, zie kangoeroes),
zeeotter,
de meeste destijds overgeëxploiteerde zeeroofdieren,
gaffelantilopen,
bizon
(in 1889 waren er nog slechts 541 van de miljoenen van destijds over),
saïga witstaartgnoe en (zuidelijke)
breedlipneushoorn (uitgangsmateriaal slechts ca. 20, zie neushoorns).

Andere konden nog slechts via ingrijpen door de dierentuinen in gevangenschap gered worden,
nl. Siberische tijger,
wisent (in 1922 waren er nog 56 over),
Arabische spiesbok,
Pater-Davidshert (in 1910 nog slechts 18),
przewalskipaard e.a.
en
vermoedelijk in de toekomst nog veel meer (orang-oetan, enz.).
Sterk bedreigde zoogdiersoorten zijn

__________________________________________________________________________________________________

REEDS UITGEROEID   

   http://extinctanimals.petermaas.nl/extinct/nl/index.html

Foto: Een iconische afbeelding van gedode Tasmaanse buidelwolf (Thylacinus cynocephalus) met de heer Weaver in een studioportret is veelvuldig gepubliceerd, maar de oorspronkeijke auteur is nooit vermeld. Mogelijk het gefotografeerd door Victor Albert Prout die kort in Tasmanië verbleef in de late jaren 60 van de 19e eeuw. Deze afbeelding is van Australische oorsprong en is nu in het publieke domein, omdat de auteursrechten (copyright) zijn vervallen

.

<video

________________________________________________________________________________________________

vingerdier,
berggorilla,
Sumatraanse en Javaanse neushoorns,
kouprey,
Mesopotamisch damhert,
dwergzwijn e.a.

Van bepaalde in het wild zeer bedreigde soorten als Indische antiloop en manenschaap zijn de populaties in dierentuinen (en elders) groter dan die in hun bakermat overgebleven zijn.

Giftig

De solenodon, die op de Dominicaanse Republiek en Haïti voorkomt, is behoorlijk giftig en kan eventuele lastposten met zijn gespecialiseerde tanden een venijnige beet toebrengen. Giftige zoogdieren zijn, in tegenstelling tot reptielen, eerder uizondering dan regel. De solenodon, het vogelbekdier en twee spitsmuissoorten zijn de enige giftige zoogdieren ter wereld.

http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2010/06/17/solenodons-on-the-bbc/

Alle zoogdieren

Alle zoogdieren. Dat zijn om te beginnen de Eierleggende zoogdieren, de Buideldieren en de Placentale zoogdieren. Gewoonlijk bedoelen we de Placentale zoogdieren, de zoogdieren met een echte placenta, als we zoogdieren zeggen. De Eierleggende zoogdieren en de Buideldieren wonen ook zo ver weg.

De zoogdieren worden ingedeeld in Ordes, zoals de orde roofdieren (Carnivora). De traditionele morfologie onderscheidde 16-20 ordes, afhankelijk van wie de indeling maakte en wanneer. Moleculair zijn er 19 ordes te onderscheiden. Met x wachtenden voor u komt natuurlijk: wat is de overeenstemming tussen morfologische indeling en moleculaire indeling?

Eerst: er zijn 19 ordes placentale zoogdieren volgens de moleculaire indeling. Welke zijn dat? Hier volgt de lijst met beesten en namen. Biologie is vooral: wie, wat en waar, en dat wie is nogal een namenlijst. Alle plaatjes die ik uit artikelen licht staan vol namen: officiële in wat heet Latijn of Engelse – waarbij de Engelse namen vaak bastaard-latijn zijn. Maar ja, er valt moeilijk over indelen te praten als niet bekend is over wie het gaat. En de ordes van de zoogdieren zullen wel geen middelbare-schoolstof meer zijn …

Paleontologie
De eerste ZOOGDIEREN verschenen( in het fossielenbestand ) aan het eind van het TRIAS ruim 200 miljoen jaar geleden.
In uiterlijk en waarschijnlijk ook in levenswijze leken zij op de huidige spitsmuizen.

De eerste zoogdieren zijn vooral bekend van kleine kaken en kiesjes. Deze zijn gevonden in aardlagen uit het Boven Trias en zijn zo’n 220 miljoen jaar oud. Dat betekende dat de zoogdieren bijna tegelijkertijd met de dinosauriërs ontstonden.

De dinosauriërs zouden echter de daaropvolgende 160 miljoen jaar de dominante levensvorm op aarde zijn, terwijl de Mesozoïsche zoogdieren een obscuur bestaan leidden in de schaduw van de reuzenreptielen. Pas na het verdwijnen van de dinosauriërs, zo’n 65 miljoen jaar geleden, namen zoogdieren de rol van de belangrijkste gewervelde diergroep op het land over.( althans dat is een van de traditionele theorieen van voor het jaar 2000 —> zie verder de controverse over de placentale zoogdieren )

Als allereerste ( oudste ) fossiele voorouder van alle zoogdieren wordt tegenwoordig de fragmentaire kaak met tandjes van de Ambondro mahabo beschouwd

a  Malabo ME37c     field museum

 
Lower jaw fragment of monotreme mammal relative, magnified
Ambondro mahabo
Jurassic (206–144 million years ago)

Mahajanga Basin, Madagascar
Cast if UA10602This lower jaw belonged to an early relative of today’s monotremmemammals. Its lower molars have shelf-like ridges unique to this mammal group.
© The Field Museum.

Hoe onderscheiden we de eerste zoogdieren van hun voorouders, de zoogdierachtige reptielen?

Aan fossielen is niet af te lezen of ze hun jongen gezoogd hebben. We moeten dus naar andere kenmerken kijken.

Het oor en de tanden  Eén van de belangrijkste kenmerken van zoogdieren heeft te maken met de ontwikkeling van het oor. Daarin vinden we de gehoorbeentjes. Deze botjes zijn ontstaan uit botten die oorspronkelijk onderdeel waren van de onderkaak. Daardoor zit het kaakgewricht bij zoogdieren aan een ander bot vast dan bij reptielen. De vorm van de kaak is dus een bruikbaar kenmerk.

Een ander verschil tussen reptielen en zoogdieren is het gebit. Dat van zoogdieren is onderverdeeld in snijtanden, hoektanden, valse kiezen en ware kiezen.  Bij zoogdierachtige reptielen hebben alle gebitselementen nog dezelfde basisvorm. Bij de eerste zoogdieren zijn deze echter al duidelijk van elkaar te onderscheiden.

Een ander gebitskenmerk heeft te maken met de tandwisseling. Zoogdieren wisselen maar één keer in hun leven, reptielen wisselen meermaals. Voor zover we kunnen nagaan hadden vrijwel alle zoogdieren in het MESOZOICUM al een éénmalige tandwisseling van snijtanden, hoektanden en valse kiezen.

Verschillende vormen

frontitious stamboom

Eén van de oudste zoogdiergroepen zijn de Haramiyidauit het Boven Trias van Europa.

  

File:Ptilodus skull BW.jpg

http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Ptilodus_skull_BW.jpg    http://nl.wikipedia.org/wiki/Allotheria

Andere vormen

http://scienceblogs.com/pharyngula/2007/03/16/yanoconodon-a-transitional-fos/


a, Mammaliaform Morganucodon (medial view); a-1 and a-2 label schematic transverse sections at the levels of the malleus and the ectotympanic. In Morganucodon, the middle ear maintains both an anterior connection to the mandible via the Meckel’s cartilage, and a mediolateral contact to the mandible. b, Eutriconodont Yanoconodon (medial view, composite restoration of mandible and middle ear from NJU-P06001A and B). b-1 and b-2 label transverse sections at the levels of the malleus and the ectotympanic. The middle ear retains the anterior connection to the mandible via ossified Meckel’s cartilage (yellow), but is mediolaterally separated from the posterior part of the mandible because of the twist and curvature of Meckel’s cartilage (red arrows in b). c, the ectotympanic (blue), malleus (green) and incus (brown) of modernOrnithorhynchus: the shape and proportion of the ear bones are similar in Ornithorhynchus andYanoconodon. d, Eutriconodont Repenomamus: ossified Meckel’s cartilage connected anteriorly to the mandible (similar to Yanoconodon). e, Ossified Meckel’s cartilage of Repenomamus(ventral view, isolated). f, Ossified Meckel’s cartilage of Yanoconodon (ventral view, isolated, composite restoration of both the left and the right elements). g, Middle ear of Yanoconodon(composite restoration, ventral view): the ectotympanic and malleus are connected anteriorly to the mandible via ossified Meckel’s cartilage; but these are mediolaterally separated from the posterior part of mandible, facilitated by curvature of the Meckel’s cartilage (yellow). h, Middle ear bones of adult Ornithorhynchus (ventral view) and similarity to those of Yanoconodon. i, Embryonic Ornithorhynchus: the tympanic ring and the partially developed manubrium and goniale (‘prearticular’) of the malleus are anteriorly connected via Meckel’s cartilage to the mandible, but separated mediolaterally from the posterior region of mandible, facilitated by the curved cartilage (red arrow). Yanoconodon retains the embryonic pattern of Ornithorhynchusowing to the timing change of earlier ossification of Meckel’s cartilage, but otherwise its ectotympanic, malleus and incus are nearly the same as in adult Ornithorhynchus.

uit het Late Trias/Vroege JURA waren

Morganucodon,

Morganucodon. Dit proto-zoogdier was een ongespecialiseerde insecteneter, die vooral ‘s nacht geleefd heeft.

Vroeger dacht men dat alle zoogdieren uit het dino-tijdperk dit uiterlijk hadden. Nieuwe ontdekkingen hebben dit beeld op z’n kop gezet.

Morganucodon oehleri

http://scienceblogs.com/pharyngula/2007/03/16/yanoconodon-a-transitional-fos/

      

Megazostrodon en Kuehnotherium. Van deze diertjes zijn vrij veel skeletresten bekend. Van Megazostrodon is zelfs een vrijwel compleet skelet gevonden in Zuid-Afrika.

 

In al deze gevallen gaat het om kleine diertjes, met een lengte van zo’n tien centimeter.

De grote oogkassen van Morganucodon geven aan, dat dit diertje waarschijnlijk vooral ’s nachts actief was. Waarschijnlijk leken deze vormen in hun levenswijze sterk op de huidige spitsmuizen.

In de bouw van het skelet zijn vrij grote verschillen tussen de oudst bekende zoogdieren. Dit lijkt erop te duiden dat de verschillende groepen al enige tijd ieder hun eigen evolutie hebben doorlopen. Alhoewel de oudste vondsten van zoogdieren bekend zijn uit het Boven Trias, is het dan ook niet onwaarschijnlijk dat er al zoogdieren in het Midden Trias aanwezig waren.

Haar

Een typisch zoogdierkenmerk dat we nog niet hebben genoemd, is de aanwezigheid van haar. Ook haar wordt bijna nooit fossiel teruggevonden. Een aantal wetenschappers heeft echter haren van een multituberculaat teruggevonden in fossiele uitwerpselen uit het PALEOCEEN (60 miljoen jaar geleden) van China.

De Multituberculata waren een zeer succesvolle groep van Mesozoïsche zoogdieren, die zo’n 160 miljoen jaar geleden verscheen en pas ruim 50 miljoen jaar geleden uitstierf. Omdat zowel eierleggende zoogdieren, moderne zoogdieren als Multituberculata haar hadden, had waarschijnlijk de gemeenschappelijke voorouder van deze groepen ook al haar. Dat zou betekenen dat haar al vroeg in de evolutie van de zoogdieren is ontstaan en dat de vormen uit het Late Trias mogelijk al behaard waren.

De komst van de placentale zoogdieren

This fossil of Eomaia scansoria, preserved in shale, is about 125 million to 128 million years old. The fossil’s skull is crushed, but its teeth, tiny foot bones, cartilage and fur are visible. The dark area around the skeleton is carbonized fur. Scientists are excited about the size and detail of the fossil; prior to Eomaia, the earliest record of a placental mammal was represented by a few teeth about 115 million years old.Photo: Ji et al. Ms. for Nature

Oudste placentale zoogdier
(Volkskrant 27 april 2002 )

Amerikaanse en Chinese onderzoekers hebben in China een fossiel gevonden van een 125 miljoen jaar oud zoogdier.
http://www.carnegiemnh.org/news/02-mar-apr/042502eomaia.html
Het dier – ongeveer zo groot als een kleine rat – is zo goed bewaard dat nog duidelijk te zien is dat het een dikke vacht had.
Gezien de lange vingers en tenen, aldus de onderzoekers van het Carnegie Museum of Natural History, kon het zoogdier waarschijnlijk in bomen klimmen.

De vondst, die Eomaia scansoria werd gedoopt (wat zoveel betekent als klauterende dageraadmoeder), wordt door de vinders beschreven in het tijdschrift Nature van 25 april 2002.
De vondst is in elk geval de gaafste van deze ( tot dan toe ) oudst bekende vertegenwoordiger van de diergroep waartoe ook de mens behoort: zoogdieren met een placenta

http://nl.wikipedia.org/wiki/Eomaia
http://www.carnegiemnh.org/research/eomaia/
http://www.npr.org/programs/atc/features/2002/apr/mammals/

Mesozoic Australia
 CONTROVERSE OVER DE STAMBOOM DER PLACENTALE ZOOGDIEREN

EEN OVERZICHT VAN HET PROBLEEM

Het uitsterven van de dino’s was niet de (hoofdoorzaak) van de diversifikatie van de moderne placentale zoogdieren
I Het werk van Olaf R.P. Bininda-Emonds

Bronnen
http://news.bbc.co.uk/2/hi/science/nature/6503045.stm
http://sandwalk.blogspot.com/2007/03/evolution-of-mammals.html

Het uitsterven van de dinosaurussen 65 miljoen jaar geleden, had weinig effect op de verdere evolutie van de zoogdieren, volgens een
belangrijke studie in Nature uit 2007
http://www.nature.com/nature/journal/v446/n7135/pdf/nature05634.pdf

Eén theorie , verbond (tot dan toe )de verdere opkomst van de zoogdieren rechtstreeks met het verdwijnen van de dinosaurussen.
Deze theorie werd door de nieuwe studie ondermijnt en wel op grond van de meest complete zoogdierenstamboom die toen werd opgesteld en gepubliceert . (1)


Image: Dr Olaf Bininda-Emonds/Nature

Gebruik de ” zoom”functie op de rand van de cirkel (vergroting tot x 3200) om de details te zien van de afstammingslijnen van diverse zoogdieren….
De meeste geprogrammeerde computers kunnen dit document automatisch openen
Maar u hebt wel “Adobe Reader” nodig /Heb je die(nog) niet ? Download hier –>Adobe reader
http://get.adobe.com/nl/reader/


Op het stamboomdocument staan de huidige zoogdierfamilies aan de buitenrand van de schijf.
Hoe meer naar het midden, hoe langer geleden.

De de eerste afsplitsing in de zoogdierstamboom onstond -166 million (My) : de monotremen zoals het vogelbekdier en de echidna ( zwart ) takten afvan de rest van de zoogdieren .
Buideldieren zoals opposums, kangaroes en koala’s (oranje) scheiden zich af van de placentale zoogdieren ongeveer -148 My .
Binnen de placentale zoogdieren ( de andere kleuren ) , waren ALLE extante orden al aanwezig -75 MY.

( Een komplete lijst van de ingekalkuleerde soorten vindt je —> NCBI Taxonomy website [Eutheria].<klik)

De stippellijn geeft de komeetinslag aan waardoor 65 miljoen jaar geleden de dinosauriërs uitstierven.
De oorsprong van veel zoogdiersoorten zou daarvoor al hebben gelegen.
Deze middencirkel geeft aan dat veel orden al minstens -10 MY voor de KT lijn bestonden
Het is een van de hoofdconclusies van deze meta-analyse ; De belangrijkste diversificaties in orden greep bij de zoogdieren plaats voor het uitsterven der non-aviale dino’s
Dat zet de theorie dat de dino’s plaatsmaakten voor “zoogdieren ” op losse schroeven.



De volledige stamboom der zoogdieren
van Olaf R.P. Bininda-Emonds
Deze stamboom toont hoe de verschillende groepen, zoals primaten en knaagdieren, met elkaar verband staan dmv gemeenschappelijke afstamming en documenteerd ook het moment van hun uiteengaan (aftakking )
Een internationaal team stelde de zoogdier “superstamboom ” samen , op grond van bestaande fossiele gegevens en van vergelijkende genetische analyses.

Gedurende het Krijt beheersten de dinosauriers de Aarde, de zoogdieren waren toen relatief gering in aantal, en werden( volgens die oudere opvattingen ) verhinderd te diversifiëren en te evolueren in ecosystemen die gedomineerd werden door de oude heersende reptielen.

Explosieve ontwikkeling
Volgens de tot vrij recent gehuldigde meningen , veroorzaakte het uitsterven van de dinosauriërs het verwijderen van deze rem (2) op de zoogdierdiversificatie en kon deze diergroep gaan opbloeien in al zijn biodiverse mogelijkheden,wat meteen de modernere zoogdieren voorlopers op weg zette naar hun huidige machtspositie als nieuwe meesters /heersers van de Aardse biosfeer .

Volgens dit model , waarbij vrijgekomen niches onstonden en werden opgevuld , onstonden(3) en splitsten zich bijvoorbeeld de placentale zoogdieren in grote sub-groeperingen,die snel gediversifieerd raakten na de massa-extinctie der oude reptielen – waarvan altijd is gedacht dat deze primair was veroorzaakt door een vallende asteroïde of komeet 65 miljoen jaar geleden
(een scharnierpunt in de aardse geschiedenis dat duidelijk is geregistreerd in de gesteenten en bij geologen bekend als KT grens( 1).

Co-auteur van de paper Kate Jones, van de Zoological Society of London,
Het ‘ meteoor effect ‘ is van oudsher ingeschat als de oorzaak van de uiteindelijke dood der dinosauriers en tilde de opkomende zoogdieren over de drempel van het grote succes ”

Maar sommige zoogdierentakken profitereerden natuurlijk wél van de teloorgang van de dinosauriërs

Nadere details ;
Uit de ” superstamboom” blijkt echter dat de placentale zoogdieren, 93 miljoen jaar geleden , reeds opgesplitst waren in diverse orden en lang voor de benodigde “niche” ruimten beschikbaar waren op een moment dat de dinosaurussen nog regeerden op de planeet.
Na dit opsplitsen in orden – of bundels verschillende afzonderlijke stamlijnen – bleef de vertakkende zoogdieren- evolutie erg laag om tijdens het Eoceen, 55 miljoen jaar geleden , opnieuw op te starten .

Het begin van het Eoceen werd gekenmerkt door een snelle opwarming van de aarde en een ware explosie van de diversiteit van de zoogdier geslachten.(genera)

“De [superstamboom] is een nieuwe manier om alle zoogdiersoorten van deze planeet te rangschikken en te beginnen met gemeenschappelijke voorouders.
De (collaterale ) verwantschappen relaties kunnen worden afgeleid uit morfologische kenmerken en uit(geselecteerde ) genetische sequenties,”
verklaarde Dr Jones.
Indien we waren vertrokken van nul, dan hadden we de moleculaire en morfologische gegevens van de bekende +4000 verschillende soorten zoogdieren (4)moeten herinterpreteren en ontcijferen ….
….Wat we deden was de reeds gepubliceerde informatie uit honderden onderzoeken en de kennis van onderzoekers over de hele wereld, uitkammen
We gebruikten een nieuwe techniek genaamd “supertree construction ” die ons in staat stelt om alle informatie die er is , te hercoderen en te heranalyseren , zodat het allemaal deel kon gaan uitmaken van de dataset. “

‘Stroman theorie ‘
De samenstelling van gesteenten en mariene sedimenten onstaan en bewaard op de grens tussen het Palaeoceen en het Eoceen , toont aan dat de wereldwijde temperatuur steeg met ongeveer zes graden Celsius in minder dan 1000 jaar – een gebeurtenis die bekend staat als het ” thermisch maximum. “

Dr. Rob Asher, een deskundige in de zoogdieren fylogenie aan de Universiteit van Cambridge, zei:
“paleontologen weten al meer dan honderd jaar dat niet alle moderne placentale zoogdier- groepen verschijnen direct na de KT grens. De meeste placentale zoogdieren – en wat ik daarmee bedoel zijn (bijvoorbeeld) katten , vleermuizen , walvissen en mensen – verschijnen in het Eoceen.

Ook lang niet alle dinosaurussen verdwenen aan het eind van het Krijt….
Er was een periode van een paar miljoen jaar aan het einde van het krijt , die getuigen van verschillende extincties van niet-aviaire dinosauriërs(De vogels zijn de nog steeds levende succesvolle afstammelingen van de dino’s ).
Het oude” leerboek”- idee dat op de KT grens de dinosaurussen verdwenen en de (placentale )zoogdieren opbloeiden leek in paleontologische middens , vroeger al een beetje op een ‘stro-man theorie ‘ “

Maar het idee dat
zoogdier fossielen uit het Krijt ( van voor de kt lijn ) wel eens de ( reeds gediversifieerde ) voorouderlijke vormen vertegenwoordigden van de huidige zoogdieren was een controversiële kwestie…”
zei dr. Asher, nog

II
Maar natuurlijk stopte het andere onderzoek , de nieuwe theorie ontwikkeling en de ontdekking van nieuwe vondsten niet
in 2007

Zoals reeds vermeld profiteerden sommige zoogdieren-stamlijnen waarschijnlijk wél van de teloorgang van de dinosauriërs

http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/35191332/
http://www.volkskrantblog.nl/bericht.php?id=191094
http://www.nrc.nl/wetenschap/article1809755.ece/Primitieve_mol_leefde_naast_dino

Paleontologen willen vooral weten wanneer de voorouder leefde, van wie de mens de placenta heeft geërfd.
John Wible van het Carnegie Museum of Natural History en zijn collega’s schetsen in Nature ,slechts een paar maanden na Olaf Bininda-Emonds , een nieuw beeld daarover.
Het eerste placentale zoogdier zou 65 miljoen jaar terug hebben geleefd.
In dat geval had hij weinig last van dinosaurussen.
Zo hadden placentadieren de vrijheid om snel te diversieren in nieuwe soorten .
(en uiteindelijk is het een heropleving van de traditionele” oude leerboeken-“hypothese , zoals hierboven reeds beschreven )
Deze conclusie is opmerkelijk, omdat in maart Olaf Bininda-Emonds van de Duitse Jena universiteit in hetzelfde blad iets heel anders schreef: Onze moederkoek-voorouders evolueerden geleidelijk en zouden al ruim honderd miljoen jaar oud zijn.
In dat geval leefden ze lang samen met de dinosaurussen

(OPMERKING dat is dus 35 miljoen jaar voor de uitsterving van de dinosauriers : de claim die in de populaire pers ( alweer veel te tendentieus , te vlug en volkomen ongenuanceerd )wordt gemaakt dat nu is bewezen dat de “placentale zoogdieren “kort na het verdwijnen der dinosauriers moeten zijn onstaan , is sensatiezoekerij van die pers , die het debat tussen creatie en evolutie allicht weer onnodig opstookt … Merk op dat de “berekeningen van Wible” ook niet steunen op een daadwerkelijk gevonden fossiel dat samenvalt met de ” uitkomst ” )

Wible “berekende” het tijdstip van onstaan van de placentale zoogdieren met uiterlijke(morfologische ) kenmerken (5) , Bininda-Emonds rekende met genen( onder meer: biologische klokken ? ) .

Gerekend moest er worden, want
er is nog geen fossiel opgegraven dat uitsluitsel geeft. : dwz
Een dateerbaar fossiel waaruit onderzoekers duidelijk kunnen opmaken of het de eerste placentasoort is

INCOMPLEET FOSSIEL-VERSLAG
Zowel het moleculaire als het fossiele bewijsmateriaal hebben hun tekortkomingen, zo schrijven Richard Cifelli van het Oklahoma Museum of Natural History en Cynthia Gordon van de universiteit van Oklahoma in een commentaar in Nature.


*
De moleculair biologen baseren zich op de veronderstelling dat DNA verandert in een meetbaar tempo, ( moleculaire klokken) wat betekent dat de mate van genetisch verschil in moderne dieren een maat is voor de ouderdom van hun gemeenschappelijke voorloper in de evolutie.
Echter de ijking van moleculaire klokken dient te geschieden aan de hand van fossiel materiaal van de afzonderlijk bestudeerde groepen
*
Het fossiele bewijsmateriaal is echter incompleet
en dat geldt natuurlijk überhaupt voor de vergelijkende morfologen en vergelijkende anatomen


zie verder ook nog
http://www.bertsgeschiedenissite.nl/geschiedenis%20aarde/eutheria.htm

DIE EEUWIGE BEVERS /12 januari 2008
Michiel van Nieuwstadt
http://www.nrc.nl/wetenschap/article1878942.ece/Die_eeuwige_bevers

De zoogdieren waren ooit grijze muisjes die pas na het uitsterven van de dinosauriërs tot bloei kwamen ?
Welnee! Zoogdieren waaierenden al veel eerder uit tot een grote diversiteit aan soorten.Deze welles-nietes kwestie is uitgegroeid tot een controverse onder paleontologen en evolutiebiologen. In een overzichtsartikel heeft Zhe-Xi Luo van het Carnegie Museum of Natural History nu een elegante oplossing voor het probleem gepresenteerd (Nature, 13 december). Het is allebei waar.

Ja,
zegt dus Zhe-Xi Luo: de zoogdieren waaierden na het uitsterven van de dinosauriërs, 65 miljoen jaar geleden, uit tot de indrukwekkende verscheidenheid die we nu kennen: van de eengrams hommelvleermuis tot honderdtonners als de blauwe vinvis. En ja,
zegt Zhe-Xi Luo,
de zoogdieren zijn ver voor het uitsterven van de dinosauriërs óók al eens in een soortenzwerm uitgewaaierd. Meerdere keren zelfs, maar deze ‘oer-zoogdieren’ stierven daarna weer bijna allemaal uit. De zoogdieren waren in het eerste tweederde deel van hun bestaan helemaal niet uitsluitend onooglijke nachtdiertjes die overdag in het struikgewas zaten te beven van angst voor de dinosauriërs.
“Evolutie in golven”, noemt Zhe-Xi Luo zijn visie .

Hij ruimt de controverse niet helemaal uit de weg.
Na het uitsterven van bijna alle oer-zoogdieren bloeiden de moderne zoogdieren vanaf 65 miljoen jaar geleden wel degelijk in zeer korte tijd op. En dat valt nog steeds niet te rijmen met de bevindingen van moleculair biologen.
Uit het erfelijk materiaal van bestaande moderne dieren maken zij op dat de voorouders van de huidige 4.500 zoogdiersoorten al honderd miljoen jaar geleden verdeeld waren over verschillende superorden.

Zhe-Xi Luo onderbouwt zijn combinatie-hypothese met een gedetailleerd overzicht van zoogdieren uit het Krijt (145,5 tot 65 miljoen jaar geleden) en het Jura (200 tot 145,5 miljoen jaar geleden).

In dat laatste tijdvak, een slordige honderd miljoen jaar voor het uitsterven van de dinosauriërs, bestonden er bijvoorbeeld al een soort ‘bevers’, zoogdieren die zich door het water voortbewogen met een platte staart vol schubben (Castorocauda). Er leefden ook dieren die lijken op de moderne watermol (Haldanodon), roofdierzoogdieren die jaagden op kleine gewervelde prooidieren (Sinoconodon), een zoogdier met de graafpoten en de typische glazuurloze tanden van een insecteneter (Fruitafossor) en een zwevende eekhoorn (Volaticotherium).
Moderne namen voor deze uitgestorven zoogdieren zijn niet helemaal op zijn plaats.
Het gaat in werkelijkheid om zeer verre verwanten van de dieren die we nu kunnen zien in dierentuinen of daarbuiten.
Ze hadden haren en zoogden hun jongen. En als zwever, graver of waterdier exploiteerden ze niches in ecosystemen die vandaag de dag door hun moderne collega’s worden ingenomen.

Ook in het Krijt, het geologische tijdvak dat aan het uitsterven van de dinosauriërs direct voorafging werden belangrijke ecologische niches door zoogdieren opgevuld. Zhe-Xi Luo noemt als voorbeeld onder andere Repenomamus, een roofdier dat is opgegraven met een kleine dinosauriër in zijn maag. Hij vergelijkt het dier met een wasbeer.

Hij erkent dat zoogdieren in het zogeheten Tijdperk van de Dinosauriërs (het Mesozoïcum, 251 tot 65 miljoen jaar geleden) waarschijnlijk minder voorkwamen dan dinosauriërs, maar legt de nadruk op hun diversiteit. Van de dinosauriërs zijn 547 verschillende geslachten bekend. Daar staan 310 geslachten van Mesozoïsche zoogdieren en zoogdierachtigen tegenover.

Verhelderend”, noemt paleontoloog Lars van den Hoek Ostende van het natuurhistorisch museum Naturalis de analyse van Zhe-Xi Luo.
Je houdt er de indruk aan over dat evolutie niet iets eenmaligs is, maar dat vergelijkbare typen dieren keer op keer kunnen ontstaan.”

In zijn boek ‘Het verhaal van onze voorouders’ (Nieuw Amsterdam, 2007) zet de Britse bioloog Richard Dawkins de verschillende scenario’s voor het uitwaaieren van de zoogdieren op een rij.

1.- Er is het bigbangmodel dat in zijn meest extreme vorm stelt dat één enkele zoogdiersoort het uitsterven van de dinosauriërs overleefde. Dit ‘muisje’ was de voorouder van alle levende zoogdiersoorten met een placenta.

2.- Er is het vertraagde-explosiemodel dat erkent dat de zoogdieren na het uitsterven van de dinosauriërs tot bloei kwamen, maar er ook vanuit gaat dat er ten tijde van het uitsterven van de dinosauriërs al allerlei afstammingslijnen waren van spitsmuisachtige soorten die misschien uiterlijk sterk op elkaar leken, maar elk een andere afstamming hadden.

3.- En dan is er( volgens de indeling van van Dawkins) nog het niet-explosieve model dat het uitsterven van de dinosauriërs helemaal niet ziet als een scherpe breuk in de evolutie van de zoogdieren. De zoogdieren waren al redelijk divers voor het uitsterven van de dinosauriërs en zijn de voorouders van de zoogdieren die wij vandaag de dag kennen.

4.- In het overzichtsartikel in Nature legt Zhe-Xi Luo naast deze mogelijkheden dus een vierde scenario waarin de zoogdieren en de zoogdierachtigen die eraan vooraf gingen keer op keer evolueerden en uitstierven.
In principe zou dat model kunnen aansluiten op Dawkins tweede scenario waarin slechts één muisachtig zoogdiertje het uitsterven van de dinosauriërs overleefde.( een bottle neck event dus )
In een toelichting bevestigt Zhe-Xi Luo dat hij inderdaad een aanhanger is van dit model:
De diversificatie aan het begin van het Tertiair [vanaf 65 miljoen jaar geleden] is een geheel nieuwe cyclus in de evolutie van de zoogdieren.”

Het probleem is dat dit scenario niet strookt met de bevindingen van moleculair biologen. Een groot team van paleontologen en biologen onder leiding van Olaf Bininda-Edmonds van de Technische Universiteit van München publiceerde de bovenvermelde evolutionaire stamboom op basis van vergelijkingen van het erfelijk materiaal van levende zoogdieren.
Uitgangspunt is dat het tempo waarin het dna verandert zo constant is dat het gebruikt kan worden als een moleculaire klok.
Het moment waarop twee soorten uit elkaar moeten zijn gegaan is te bepalen door het aantal mutaties in het erfelijk materiaal te tellen.
De moleculair biologen concluderen dat grote categorieën in het Rijk van de zoogdieren, de zogeheten superorden, zeer ver terug gaan in de tijd. Zo zouden al circa 100 miljoen jaar geleden de Afrotheria (van olifanten tot klipdassen) zijn afgesplitst van de Euarchontoglires (primaten en knaagdieren), Laurasiatheria (hoefdieren, walvissen, carnivoren, egels en vleermuizen) en Xenartha (gordeldieren, miereneters, luiaards). Deze datering is des te interessanter, omdat zij aardig lijkt samen te vallen valt met het uiteenvallen van continenten.

De Xenartha zijn allemaal afkomstig van Zuid-Amerika en de Afrotheria ontstonden in Afrika. Een afsplitsing tussen deze twee takken op zo’n honderd miljoen jaar geleden valt grofweg samen met het moment waarop Zuid-Amerika en Afrika zijn losgekomen uit het moedercontinent Gondwana. Voor Laurazië, het continent waar de Laurasiathera naar zijn vernoemd, vallen de continentale verschuivingen minder mooi op zijn plaats.

De cruciale zwakte van het model van Bininda-Edmonds is dat er geen fossielen bestaan van de oer-ouders van moderne zoogdieren.
“Het is absoluut waar”, erkent hij desgevraagd, “dat er geen fossiel bewijs is voor de grote ouderdom van de vertakkingen in de zoogdierstamboom die worden gevonden in moleculaire studies”.

Dat zou te verklaren zijn kunnen zijn als de ‘muisachtige’ verre voorlopers van de zoogdieren genetisch van elkaar gingen verschillen, zonder dat ze uiterlijk veranderden of zich specialiseerden in een nieuwe leefomgeving. Is dat niet een onwaarschijnlijk scenario?
“Ten dele wel”, erkent Bininda-Edmonds.
“Maar het moderne dierenrijk laat zien dat ogenschijnlijk niet gespecialiseerde diersoorten wel degelijk lange tijd kunnen blijven bestaan. Insectivoren zijn op grond van uiterlijke eigenschappen ook vaak moeilijk te onderscheiden. Voor knaagdieren geldt dat ook.”

Bininda-Edmonds gelooft dat genetische veranderingen niet automatisch hoeven te leiden tot grote veranderingen in het uiterlijk of de leefomgeving van soorten.
“De vinken op de Galapagos Eilanden die zo belangrijk zijn in de evolutietheorie van Darwin lijken ook sterk op elkaar – afgezien van de vorm van de bek. Maar deze betrekkelijk kleine verschillen betekenen toch dat deze soorten verschillende voedselbronnen kunnen gebruiken zoals insecten of zaden. Dergelijke verschillen zouden we in fossielen waarschijnlijk niet terugvinden.”

Toch plaatst Bininda-Edmonds zelf ook een kanttekening bij zijn eigen instrument: de moleculaire klok.
“Om die klok te kalibreren hebben we fossielen nodig. Uit de tijd na het uitsterven van de dinosauriërs zijn die ruim voorhanden, maar ze ontbreken nu juist in het Krijt. Dat betekent dat onze moleculaire data extrapolaties zijn waarbij we ervan uitgaan dat de moleculaire klok in grofweg het zelfde tempo doortikt. We kunnen niet uitsluiten dat de moleculaire klok na het Krijt plotseling explosief sneller is gaan tikken.”

De zoogdierstamboom die Zhe-Xi Luo heeft opgesteld is er een waarin veel takken vroegtijdig zijn afgeknot. Het zijn korte perioden, waarin soorten zich in hun eigen tijd met succes aanpasten aan hun tijd en omstandigheden. Daarna stierven ze uit. Voor Zhe-Xi Luo staat het buiten kijf dat de oer-bever, oer-watermol, oer-vliegende vleermuis en de oer-miereneter geen directe verwanten hebben nagelaten.

Bininda-Edmonds wijst erop dat niet alle paleontologen het daar over eens zijn. “Het fossiele bewijsmateriaal is uiterst fragmentarisch. Neem nu Ambondro mahabo. (zie hierboven )
Dat fossiel is ontdekt op Madagaskar en wordt beschouwd als de stamvader van alle zoogdieren,(6) maar die analyse is gebaseerd op drie tanden in een onderkaak!”

Maar in feite gaat de controverse toch voornamelijk over de stamvader van de PLACENTALE zoogdieren :(zie hierboven het artikel over de voorvader van de placentale zoogdieren Eomaia scansoria )

Voor paleontoloog en tandenspecialist Lars van den Hoek Ostende van Naturalis is de analyse van Zhe-Xi Luo wèl geheel overtuigend. Uit de kaken en tanden van de grote oer-zoogdieren uit het Krijt en Jura is volgens hem volstrekt duidelijk dat het hier gaat om zoogdieren die niet nauw verwant zijn aan moderne zoogdieren.

Moderne zoogdieren, van de mens tot het vogelbekdier, hebben zogeheten tribosphene kiezen.
“Het is het perfecte gebit”, zegt Van den Hoek Ostende.
Deze kiezen hebben elk drie knobbels die vanuit de boven- en onderkaak perfect op elkaar aansluiten. Het bijzondere aan deze kiezen is dat je er zowel mee kunt malen als snijden. Het is dé manier om bijvoorbeeld het chitinepantser van een kever kapot te krijgen.”

Bininda-Edmonds merkt op dat parallelle evolutie paleontologen in de war kan sturen. Dit houdt in dat uiterlijke gelijkenissen tussen zoogdieren kunnen ontstaan, zonder dat ze verwant zijn.( De visvorm van de dolfijn is een bekend voorbeeld. )
Zhe-Xi Luo geeft in zijn review twee pregnante voorbeelden van parallelle evolutie.

Een daarvan is de verandering van delen van de onderkaak (bij reptielen) in botjes van het middenoor (bij zoogdieren). De onderkaak van reptielen bestaat uit meerdere stukken, die van het zoogdier uit een stuk. Twee beenderen die bij het reptiel tot de kaak behoren hebben bij zoogdieren een heel nieuwe functie gekregen: ze brengen in het middenoor geluid over van de gehoorgang naar het binnenoor. Zoogdieren danken hun scherpe gehoor mede aan deze innovatie.

Deze verandering is een schoolvoorbeeld van evolutie, omdat zij in zoogdierachtige reptielen in allerlei tussenvormen herkenbaar is.

Maar Zhe-Xi Luo concludeert dat de verandering van stukjes kaak naar stukjes middenoor bij reptielachtige zoogdieren niet een keer, maar meermalen in gang gezet.
Dan heb je het wel over hét basale kenmerk van zoogdieren”, zegt Van den Hoek Ostende.
Dat zet je wel aan het denken.”

Ook de uitzonderlijke tribosphene kiezen zijn in de loop van de evolutie twee en misschien wel drie keer ontstaan. De meeste paleontologen gaan ervan uit dat verwanten van het tandeloze vogelbekdier deze kiezen die kunnen knippen en snijden onafhankelijk van de andere zoogdieren ontwikkelden. Als dit soort fundamentele kenmerken meermalen kunnen ontstaan, dan neemt daarmee ook de zekerheid over de classificatie van de oer-zoogdieren af. De dwarsverbanden kunnen stambomen aardig in de war sturen.

Zo kampen moleculair biologen en paleontologen elk met hun eigen onzekerheden. Feit blijft dat allebei de kampen komen tot redelijke en consistente hypotheses die totaal met elkaar in tegenspraak zijn. Is er enige kans dat ze het binnen afzienbare tijd eens zullen worden?
Uiteindelijk komt de bewijslast terecht bij de paleontologen”, denkt Bininda-Edmonds.
Niet omdat ze ongelijk hebben, maar omdat zij de beste kans hebben om hun hypothese te onderbouwen of te verwerpen aan de hand van nieuw bewijsmateriaal.”

De ontdekking van een giraffe of een tijger uit het Krijt zou het pleit in een klap beslechten in het voordeel van de moleculair biologen. Een onmiskenbare stamouder van één van de superorden natuurlijk ook.

Bininda-Edmonds heeft hoop. Antarctica is nog steeds een witte vlek als het gaat om fossielen uit het Krijt, meldt hij hoopvol. “Als we in het Krijt ook maar een vroege voorouder ontdekken van de moderne zoogdieren, dan wordt het explosiemodel van de paleontologen zelf een fossiel. Als we zo’n fossiel daarentegen niet ontdekken binnen een jaar of tien, dan ontstaat een andere situatie. Dan moeten we onze moleculaire analyses misschien herzien.”


Noten en APPENDIX

(1) Krijt-Tertiair scheiding
zie ook
http://news.bbc.co.uk/2/hi/uk_news/education/2997404.stm

(2)
De zoogdieren waren dan ook ( volgens die oudere opvattingen ) min of meer “geterroriseerde ” onderkruipsels die eigenlijk klein van formaat moesten blijven en in het verborgene moesten verder leven …een soort moeilijk uit te roeien “ongedierte “( = zoiets als de huidige ratten voor de heersende mens ) , dat niet te sterk de aandacht trok ( of aan de aandacht ontsnapte ) van de grote vleesetende dino’s

Het feit dat men (kleine)zoogdier fossielen ( eierdieven en nestrovers ? ) heeft gevonden die daadwerkelijk jonge (en misschien kleine dino’s )bejaagden/verorberden is een van de eerste vondsten die deze opvattingen enigermate deden betwijfelen

OVER   Mesozoïsche zoogdieren = ZOOGDIEREN ONDER DE DINO HEERSCHAPPIJ  ?

Phylogenetic relationships of major Mesozoic mammalian groups, including Volaticotherium antiquus.  

The cladogram (tree length = 1,520; consistency index (CI) = 0.408; retention index (RI) = 0.609) is the strict consensus of 72 equally most parsimonious trees (tree length =1,354; CI = 0.458; RI = 0.749) obtained from 1,000 replications of random heuristic searches using PAUP 4.0b10 (Mac version)43 with a parsimony principle assumed and all characters unordered. The data matrix consists of 58 taxa and 435 characters (see Supplementary Information); it was constructed using Mesquite (v. 1.06)44 (http://mesquiteproject.org) and converted into the final data matrix using MacClade 4.08 for Mac OS X45.

Figures & Tables index

Verscheidenheid
De laatste vijftien jaar is een gouden tijd voor de paleontologie geweest. Het is in deze jaren dat onweerlegbaar bewijs is gevonden voor een grote verscheidenheid aan gevederde dinosauriërs. Het is een minder bekend feit dat ook voor onze kennis van Mesozoïsche zoogdieren de laatste vijftien jaar een revolutie zijn geweest. Het blijkt dat zoogdieren een veel grotere rol hebben gespeeld in de ecosystemen van die tijd, dan ooit voor mogelijk is gehouden.

Klein
Tot eind jaren ’90 was onze kennis van Mesozoïsche zoogdieren bijzonder fragmentarisch. Dat komt doordat de zoogdieren uit die tijd vooral klein van stuk waren, waardoor ze lastig konden fossiliseren. Meestal zijn alleen de tanden teruggevonden, en die kunnen paleontologen niet veel vertellen over het uiterlijk en de levensstijl van de oorspronkelijke eigenaar ervan.

China
Toen kwam er een revolutie op gang. Er werden op verschillende plaatsen in de wereld, maar vooral in China, ongerepte steenlagen vol fossielen aangetroffen. De steenlagen in kwestie bleken bijzondere eigenschappen te hebben, waardoor fossilisering bijzonder effectief kon plaatsvinden. Hierdoor zijn vele markante details bewaard gebleven, details die in de meeste andere steenlagen niet bewaard zijn gebleven. Tot deze details behoren de fijne afdrukken van veren, die bij vele dinosauriërs zijn gevonden. Hetzelfde geldt voor zoogdieren: in plaats van alleen tanden, werd een enorme schat aan vrijwel complete skeletten teruggevonden, vaak met haar en al. Hierdoor is onze kennis van Mesozoïsche zoogdieren enorm toegenomen.

Vooroordeel
Wat hebben de nieuwe fossielen ons verteld? Wel, er schuilt nog steeds een bepaalde waarheid in het “kleine insecteneters”-vooroordeel. Veel ecologische niches die nu door zoogdieren zijn opgevuld, werden toen door dinosauriërs bezet. Toch blijkt dat sommige zoogdieren in de tijd vrij groot konden worden, en een grote verscheidenheid aan levensstijlen gehad hebben.

Laten we een aantal van deze opmerkelijke zoogdieren aan u voorstellen.

Multituberculaten

15 maart 2012  1

De langst levende zoogdiergroep multituberculata concurreerde met de dinosaurus door middel van complexe tanden, zo blijkt.

De multituberculaten leefden van het Jura tot het Vroeg-Oligoceen en waren tijdens het Krijt één van de meest succesvolle zoogdierorde..

Een nieuw onderzoek van de University of Washington toont aan dat deze zoogdieren zo succesvol waren vanwege de knobbels op hun kiezen. Hierdoor waren zij in staat om zich grotendeels te voeden met angiospermen, een belangrijke groep landplanten die gekenmerkt worden door bloemen.

Zoogdier-tanden

Tanden
De wetenschappers onderzochten de tanden van 41 multituberculaten fossielen. Door middel van laser- en computertomografie waren zij in staat om 3D-plaatjes in hoge resolutie te creëren. Met geografische informatiesoftware analyseerde het team de vorm van de tanden. De meest complexe tanden lieten vele knobbels en topjes zien.

De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat de complexiteit van een gebit veel kan vertellen over het voedseldieet. Bij de multituberculaten zaten de scherpe mesachtige tanden aan de voorkant van de mond, maar het team kwam erachter dat deze tanden in de loop der tijd steeds minder belangrijk werden. De kiezen werden juist steeds complexer en kregen tot wel 348 knobbels per tandenrij, ideaal voor het eten van plantenmateriaal.

Multituberculata
Ongeveer 170 miljoen jaar geleden waren de multituberculaten net zo groot als een muis. Toen de angiospermen zo’n 140 miljoen jaar geleden verschenen, groeide het lichaam van het dier tot de grootte van een bever. Het aantal angiospermen bleeft groeien wat volgens de onderzoekers tot gevolg had dat ook de populatie van insecten groeiden.

Na de uitsterving van de dinosauriërs, bleven de dieren floreren. Totdat zij 34 miljoen jaar geleden uitstierven als gevolg van de opkomst van andere zoogdieren zoals hoef- en knaagdieren.

De multituberculata waren in staat om de overgang van het Krijt naar het Tertiair te overleven onder meer  door middel van hun steeds complexere tanden dat zich bleef aanpassen  aan hun  verderr evoluerend  bloemplantenvoedsel .

Multi_Tooth_3

http://eoswetenschap.eu/artikel/sommige-zoogdieren-hadden-al-succes-dinotijd


Deze bijzonder soortenrijke groep zoogdieren was erg succesvol in het Mesozoïcum. Het waren geen insectenetende bodembewoners, maar plantenetende bomenklimmers.

Multituberculaten hebben een aantal bijzondere aanpassingen aan hun levensstijl. De meest opmerkelijke hiervan waren hun tanden, en dan met name hun voortanden. Die waren bijzonder groot en gespecialiseerd en werden door een tandloos “gat” gescheiden van de rest van het gebit.

Dit is een configuratie die we ook bij een moderne groep zoogdieren zien: de knaagdieren. Vandaar dat multituberculaten wel de “knaagdieren van het Mesozoïcum” worden genoemd.

Ze waren bijzonder succesvol: er zijn vele soorten bekend, en niet alleen uit het dinotijdperk. Multituberculaten hebben namelijk de Krijt-Paleogeen Extinctie overleeft, de massale uitsterving dat het einde van de dinosauriërs inluidde. Multituberculaten stierven pas zo’n 35 miljoen jaar geleden uit, vermoedelijk door concurrentie met de ‘echte’ knaagdieren.

Waar worden de multituberculaten geplaatst in de stamboom van de zoogdieren?

Wel, ze worden niet geacht verwant te zijn aan welke moderne groep zoogdieren dan ook. Ze vormen een oeroude en unieke afsplitsing van de vroege zoogdieren. Als er al ‘moderne verwanten’ bestaan, dan zijn dat de monotrematen (vogelbekdier en mierenegels) – de verwantschap is echter zeer ver. Toch vertonen multituberculaten en monotrematen één belangrijke overeenkomst: ze planten zich voort door eieren te leggen.

http://www.kennislink.nl/publicaties/van-david-naar-goliath-tussen-de-dinos

Taeniog

Gregory Wilson met een schedel van de multi Taeniolabis.

Zwaarder

Het bleek namelijk dat op het einde van de Krijt periodekiezen behoorlijk complexer werden. Tegelijktijd nam het aantal geslachten multituberculaten sterk toe, tot meer dan twintig.

Bovendien werden deze beestjes ook aantoonbaar zwaarder: van gemiddeld 9 tot 105 gram aan het einde van de Jura en begin van het Krijt, tot 67 tot 194 gram aan het einde van het Krijt. Er waren zelfs enkele uitschieters naar 5,25 kg daarbij, zoals met de soort Bubodens magnus.Qua gewicht van een muis naar een kat dus. Of van David naar Goliath in meer spreekwoordelijke termen.

Zoogdieren konden dus wel groeien in het dinotijdperk, maar met 5 kg waren ze natuurlijk nog steeds niet vergelijkbaar qua grootte met de grootste dino’s. Desondanks nam het aantal geslachten (en dus soorten) flink toe, terwijl ook de biodiversiteit van dino’s maximaal was. De hamvraag is nu hoe dat mogelijk was.

Fig_2

De tanden werden complexer (linksboven), het aantal geslachten multi’s nam toe (linksonder) en ook de grootte van de beestjes steeg op het einde van het Krijt rond 80 miljoen jaar geleden (rechtsboven). Tegelijkertijd nam het aantal bloemplanten ook toe (rechtsonder)… Nature

‘De studie bevestigt de groeiende consensus onder wetenschappers dat het evolutionaire verhaal van zoogdieren complexer en minder straight forward is dan we 20 jaar geleden dachten’, zegt paleontoloog Pieter Missiaen van de Universiteit Gent, die ook onderzoek doet naar de eerste zoogdiersoorten. ‘Sinds een tiental jaar kennen we ook een paar grotere zoogdieren uit de dinoperiode – de recordhouder(reponamus)  is zo groot als een vos – en ook gespecialiseerdere vormen, die bijvoorbeeld konden zweven zoals een vliegende” eekhoorn” .’ (rvb)

Fossiel van succesvolste groep zoogdieren geanalyseerd

Eos artikel | 16 augustus, 2013 –

Rugosodon eurasiaticus

Een 160 miljoen jaar oud fossiel helpt te begrijpen hoe de zogenoemde multituberculata, de meest succesvolle – maar intussen alweer uitgestorven – groep zoogdieren ooit, de wereld veroverden. Chinese en Amerikaanse wetenschappers stellen hun vondst voor in het vakblad Science.

Het diertje, zo’n 17 centimeter lang en 80 gram zwaar, werd Rugosodon eurasiaticus gedoopt. Het lijkt op een grote rat of eekhoorn en geldt als de oudste voorouder van de multituberculata, een groep zoogdieren genoemd naar het grote aantal knobbeltjes (tuberculata) op hun kiezen.

De dieren kenden hun grootste succes tijdens het krijt, de geologische periode van 145 tot 66 miljoen jaar geleden. Net als de knaagdieren vandaag, leefden ze in uiteenlopende milieus, zowel onder en op de grond als in bomen.

Bij R. eurasiaticus komen al aanpassingen voor die voor zijn later levende verwanten cruciaal zijn gebleken. Zo beschikt het diertje over erg flexibele enkelgewrichten, die vooral voordelig zijn voor boombewoners en dieren die veel springen. Daarnaast blijkt het gebit van R. eurasiaticus geschikt voor het vermalen van planten

. Uit eerder onderzoek was al gebleken dat de multituberculata aanvankelijk vooral vlees aten, maar in de loop van hun evolutie op een hoofdzakelijk plantaardig dieet overschakelden.

De multituberculata zongen het meer dan 100 miljoen jaar uit, voor ze werden weggeconcurreerd door meer moderne knaagdieren. (ddc)

 

 

  1. Relationship of Arboroharamiya and geological distributions of major groups of Mesozoic mammals and their relatives.  <—klik voor vergroting
  2. Figure 4  ::Relationship of Arboroharamiya and geological distributions of major groups of Mesozoic mammals and their relatives.

°

Castorocauda

Dit is misschien wel het meest opmerkelijke zoogdier uit het Mesozoïcum. Castorocauda was een hoogst gespecialiseerd, semi-aquatische bewoner van de rivieren en meren uit zijn tijd. Het beest vertoont grote overeenkomsten met vogelbekdieren, otters en bevers – maar heeft deze eigenschappen geheel onafhankelijk ontwikkeld. Dit is een proces dat convergentie wordt genoemd.

De volledige naam van dit beest luidt Castorocauda lutrasimilis, en is afkomstig van het Latijnse castor (-bever), cauda (-staart), lutra (-otter) en similis (-lijkend op). De staart was breed en bedekt met schubben, ongeveer zoals die van een moderne bever. De fossielen laten ook het bewijs voor zwemvliezen zien. Hieruit blijkt dat Castorocauda een bijzonder goede zwemmer moet zijn geweest. De voorpoten van het beest vertonen daarnaast aanpassingen om te graven. In dit opzicht lijken de ledematen op die van het vogelbekdier, dat ook zwemt en graaft.

In tegenstelling tot bevers was Castorocauda een roofdier. De tanden laten duidelijke aanpassingen zien aan een dieet van vis. Dat betekent dat Castorocauda dus een piscivoor (viseter) is geweest. De tanden vertonen overeenkomsten met verschillende groepen moderne zoogdieren, maar vooral met zeehonden.

Castorocauda is aan geen enkele moderne groep zoogdieren verwant. Sterker nog: technisch gezien was het niet eens een honderd procent zoogdier. Castorocauda behoorde namelijk tot de Docodonta, een groep proto-zoogdieren die desondanks bijzonder zoogdierachtig zijn.

Qua uiterlijk zijn ze niet van zoogdieren te onderscheiden, maar van binnen waren ze nog deels reptiel. Vooral het skelet vertoonde kenmerken die bijzonder afwijkend zijn ten opzichte van dat van ‘echte’ zoogdieren.

Fruitafossor

Van dit opmerkelijke zoogdier zijn vrijwel complete skeletten teruggevonden. Het beest was zo groot als een grondeekhoorn en leefde in het Jura, zeg maar halverwege het Mesozoïcum. Het skelet en gebit van Fruitafossor hebben verschillende eigenschappen die bijzonder doen denken aan gordeldieren en aardvarkens. Hieruit kan worden afgeleid dat de Fruitafossor gespecialiseerd was in het eten van koloniale insecten, waarschijnlijk termieten (mieren bestonden toen nog niet). Dat is een bijzondere specialisatie, zeker voor een zoogdier uit het Mesozoïcum.

De Fruitafossor wordt soms wel ‘Popeye’ genoemd, vanwege zijn buitenproportioneel sterke voorpoten. Dit is een duidelijke aanwijzing voor een gravende levensstijl. Hieruit kunnen twee conclusies getrokken worden: ten eerste was Fruitafossor waarschijnlijk een holengraver. Ten tweede kwamen de voorpoten ook goed van pas bij zijn dieet: ze zijn namelijk uitstekend geschikt om termietennesten mee open te breken.

Fruitafossor was aan geen enkele groep moderne zoogdieren verwant. Net zoals veel Mesozoïsche zoogdieren legde hij waarschijnlijk eieren. Wel laat Fruitafossor bepaalde skeletkenmerken zien die doen verraden dat hij behoorde tot een groep zoogdieren waar uiteindelijk de Theria uit ontstaan zijn: de zoogdieren die levende jongen baren. Waar Fruitafossor precies thuishoort in deze stamboom is lastig te achterhalen.

Volaticotherium

Dit Mesozoïsche zoogdier laat heel bijzondere aanpassingen zien: het was namelijk een zweefvlieger. Tussen de ledematen waren membranen bevestigd, waardoor Volaticotherium van boom tot boom kon zweven. Soortgelijke aanpassingen zien we bij moderne vliegende eekhoorns.

De tanden van het beest waren bijzonder aangepast aan het eten van insecten, en zijn ledematen waren aangepast aan het leven in bomen.

De fossielen van Volaticotherium zijn bijzonder compleet. Zo hebben paleontologen kunnen vaststellen dat het zweefmembraan van Volaticotherium bedekt moet zijn geweest met een dikke vacht, en ondersteund werd door zowel de ledematen als de staart. De ontdekking van Volaticotherium levert het vroegste bewijs van een zwevend zoogdier en is zo’n 70 miljoen jaar ouder dan het één-na-oudste voorbeeld. Hiermee is het volgende bewijs geleverd dat zoogdieren in het Mesozoïcum een veel grotere variatie vertoond hebben dan voor mogelijk is gehouden.

Het zal niemand verbazen dat ook Volaticotherium niet verwant was aan moderne zoogdieren en dat zijn exacte positie niet bepaald kan worden. Mogelijk is er een (verre) verwantschap met de multituberculaten. De voorplanting van het beest geschiedde naar alle waarschijnlijkheid door middel van eieren.

Zoogdier zweefde eerder dan vogels

Zoogdieren blijken al vroeg het luchtruim te hebben gekozen. Al 125 miljoen jaar geleden blijkt een op een vliegende eekhoorn lijkend zoogdier dankzij een soort zweefhuid al te kunnen hebben gezweefd. Dit was mogelijk gelijktijdig met de eerste zwevende vogels, maar waarschijnlijk zelfs eerder. Het fossiele dier, dat niet alleen een nieuwe familie maar zelfs een nieuwe orde vertegenwoordigt, en dat Volaticotherium antiquus is gedoopt, is overigens niet verwant aan de vliegende eekhoorn, en heeft zelfs geen recente nazaten (de oudst tot nu toe bekende zwevende zoogdieren waren knaagdieren, die minstens 70 miljoen jaar na Volaticotherium leefden). Het dier kan niet echt hebben gevlogen en mag dus niet worden beschouwd als een vliegend zoogdier. De enige groep van zoogdieren die kunnen vliegen, de vleermuizen, zijn pas zo’n 51 miljoen jaar geleden – en via een heel andere weg – ontstaan (maar mogelijk hadden ze wel al zweefvluchten makende voorouders).
Paleontologen hebben de fossiele restanten van Volaticotherium ontdekt in Oost-Mongoli챘. Het fossiel vertoont de duidelijke afdrukken van een groot, met haren bedekt, stuk huid tussen de voor- en achterpoten. Dit stuk huid kan geen denkbaar andere functie hebben gehad dan dienst als vlieghuid. Het dier bezat – zoals uit de bewaard gebleven wervels kan worden afgeleid – ook een lange staart; die kan goed hebben gediend als een soort roer bij het zweven. Het woog waarschijnlijk 400-500 gram, en had een dieet van kleine insecten (zoals blijkt uit zijn scherpe tanden van verschillende vorm). Die jaagde hij waarschijnlijk na in boomtoppen, want de karakteristieken van de voorpoten, zijn vingers en zijn nagels geven aan dat het een klimmer was. Het maken van een glijvlucht stelde hem in staat om – zonder een gevaarlijke omweg over de grond – z’n kostje van boom tot boom bij elkaar te scharrelen. Uiteraard kan hij zijn glijdvermogen ook hebben aangewend om te ontkomen aan dieren die het op hem hadden gemunt. Dat was een uitstekende strategie, want hij had – voor zover bekend – geen tijdgenoten die ook konden zweven.


Referenties:
  • Meng, J., Hu, Y., Wang, Y., Wang, X. & Li, C., 2006. A Mesozoic gliding mammal from northeastern China. Nature 444, p. 889-893.

http://www.geo.uu.nl/ngv/geonieuws/geonieuwsart.php?artikelnr=764

http://www.nature.com/nature/journal/v444/n7121/fig_tab/nature05234_ft.html

Nieuw fossiel: zoogdieren vlogen al vroeg

764a

\N (Chuang Zhao en Lida Xing)

\N (Jin Meng)

december 2006
Amerikaanse onderzoekers hebben een fossiel ontdekt van een nieuw soort prehistorisch zoogdier.
Het 125 miljoen jaar oude Chinese fossiel is volgens hen afkomstig van een vleermuis- of eekhoornachtig beest, dat waarschijnlijk in staat was tot  zweefvliegen.
Ze hebben het fossiel de naam Volaticotherium antiquus gegeven, wat zoveel betekent als ‘zwevend beestje uit de oertijd’.
Uit analyse van het fossiel blijkt volgens de onderzoekers dat zoogdieren veel eerder dan gedacht in staat kunnen zijn geweest tot (zweef)vliegen.  Het is zelfs mogelijk dat ze eerder het luchtruim kozen dan de voorouders van de huidige vogels, de Archosauria.
In het fossiel is het skelet van het dier te zien, evenals een grote huidplooi die zich uitstrekt tussen de voor- en achterpoten.
De huidplooi fungeerde volgens de onderzoekers als een aerodynamisch vlak waardoor het dier horizontale vluchten kon maken, net als bijvoorbeeld  hedendaagse vliegende eekhoorns en buideldieren.
Het gesteente waarin het fossiel is gevonden is minstens 125 miljoen jaar oud en bevindt zich in het oosten van Mongolië.
Tot nu toe werd gedacht dat zoogdieren pas zo’n 70 miljoen jaar geleden voor het eerst konden zweefvliegen.
Het nieuw ontdekte diertje leefde in het Mesozoïsche tijdperk, dat strekt van 251 miljoen jaar geleden tot 65 miljoen jaar geleden.
Het team van paleontoloog Jin Meng van het American Museum of Natural History vergeleek de evolutie van andere zoogdieren uit het tijdperk met de kenmerken van V. antiquus .
Uit de resultaten, gepubliceerd in Nature, bleek vervolgens dat het om een geheel nieuwe soort ging.
Het is volgens de onderzoekers zelf de belangrijkste vondst sinds Richard Owen’s herziening van Mesozoïsche zoogdieren in 1871
Reconstructie van de kop van Volaticotherium door Lida Xing
764c

nature05234-f1.2

nature05234-f1.2.

http://www.nature.com/nature/journal/v444/n7121/fig_tab/nature05234_ft.html

a, b, The specimen of V. antiquus (a) and its X-radiographic image (b; holotype, IVPP V14739). c, Line drawing illustrating major skeletal elements in a and b. ca1, 5, 10, 13, 15, 18 are the 1st, 5th, 10th, 13th, 15th and 18th preserved caudal vertebrate, respectively; lf, left fibula; lfm, left femur; lh, left humerus; llj, left lower jaw; lr, left radius; lt, left tibia; lu, left ulna; mc, metacarpals; mt, metatarsals; rf, right fibula; rfm, right femur; rh, right humerus; rs, rostrum of the skull; rt, right tibia; sc, scapula; tp, terminal phalange; tv, thoracic vertebrae. a–c are the same scale. d, Reconstructed skull and lower jaws of V. antiquus.

Figures & Tables index

i-3f85f1900c42cd0c435d5296c54f26d0-volaticotherium_skull

One( surprise )  is that browner layer in the rock: that isn’t an artifact, it’s a bit of soft tissue that was preserved, called a patagium. A patagium is a thin membrane stretched between the limbs, and is used for…flying! This animal probably lived much like a modern flying squirrel (although it is definitely not a squirrel), gliding from tree to tree.

The second surprise is the age. This is a Mesozoic mammal, from Chinese beds that are roughly dated to somewhere around the mid Jurassic to early Cretaceous—it was a contemporary of the dinosaurs. I’m tickled to imagine a diplodocid stretching up its long neck to strip the foliage from a tree branch, and this little guy squeaking angrily and leaping off to fly to the next tree.


Mang J, Hu Y, Wang Y, Wang X, Li C (2006)
A Mesozoic gliding mammal from northeastern China. Nature 444:889-893.
This animal  probably lived much like a modern flying squirrel (although it is definitely not a squirrel), gliding from tree to tree. . Flying and gliding, despite virtual synonymy in the general public, are scientifically two very different things.
Flying is defined (at least in part) by the ability to generate one’s own powered lift — that is, one must be able to use muscles to gain and maintain altitude.
Typically this involves flapping aerofoil wings.
Gliders lack this ability — they can occasionally go up if they happen to catch the right air currents, but this isn’t “their own power.”
So birds, bats, pterosaurs, and numerous insects can fly;
 gliding lizards, gliding snakes, gliding frogs, gliding squirrels, and the misnamed “flying lemurs,” as well as Volaticotherium, cannot fly (alas).

Repenomamus

Het meest opvallende aan dit zoogdier is zijn grootte: hoewel de meeste zoogdieren uit zijn tijd klein van stuk waren, kon Repenomamus meer dan een meter lang worden. Het beest had een gedrongen lichaam en korte poten, waardoor het deed denken aan moderne dassen, of misschien nog meer aan Tasmaanse duivels.

Repenomamus had krachtige kaken en zijn tanden verraden een carnivore (vleesetende) levensstijl. Gezien zijn gedrongen lichaam en korte poten kan Repenomamus geen snelle renner zijn geweest. Waarschijnlijk besloop hij zachtjes zijn prooi. Opmerkelijk genoeg is van één Repenomamus de maaginhoud teruggevonden. Hierin werden de restanten van een hagedis teruggevonden, plus iets heel bijzonders: het skelet van een Psittacosaurus. Hiermee levert Repenomamus het beste bewijs dat sommige Mesozoïsche zoogdieren op dinosauriërs gejaagd hebben.

Repenomamus behoort tot een groep zoogdieren die Triconodonten zijn genoemd. Deze uitgestorven orde is nauw verwant aan de Theria (buideldieren en placentale zoogdieren). Het skelet van Triconodonten was vrijwel geheel modern, toch verraden de botten in het binnenoor dat het geen volledig modern zoogdier is geweest. Over de voortplanting van Repenomamus kan weinig gezegd worden: waarschijnlijk heeft het eieren gelegd, maar er is een kleine kans dat het levendbarend is geweest.

Een hapje dinosaurus/2005

“….Ten tijde van de dino’s waren de zoogdieren miezerige wezentjes, nauwelijks groter dan een muis of een rat. Ze scharrelden wat rond in de schaduw van de heersers over de aarde: de machtige dinosauriërs, en aten vooral planten en insekten….”

Waarschijnlijk niet dus
want
Bij opgravingen in een van de rijkste fossiele vindplaatsen van dinosauriërs, in de Yixian-afzetting in Chinese provincie Liaoning, werd een zoogdier opgegraven met de, eveneens fossiele, restanten van een(jonge ?) dinosaurus in zijn maag. Het zoogdier in kwestie is de Repenomamus robustus.


Repenomamus robustus, voede zich o.a. met een psittacosaurus.
( artist) beeld : Xu Xiaping

Mesozoische zoogdieren werfden geacht te leven in de schaduw van de dino’s .Dat beeld dient aangepast te worden
(Meng Jin, American Museum of Natural History )

Echt groot was de Reponamamus niet – hij had de afmetingen van een buidelrat(oppossum).
De dino die op zijn menu stond, was dan ook van bescheiden afmetingen.
De jonge Psittacosaurus ( P. ordosensis ? )die is aangetroffen op de plaats waar naar alle waarschijnlijkheid de maag van de Reponamamus zat, was iets groter dan tien centimeter.

http://en.wikipedia.org/wiki/File:Repenomamus_BW.jpg

File:Repenomamus BW.jpg


De vondst gooit het idee overhoop dat de zoogdieren zo’n 130 miljoen jaar geleden genoegen namen met
de bescheiden rol van planten- en insekteneters.
En ook een andere vondst, door de onderzoekers in hetzelfde artikel in het tijdschrift Nature beschreven,
werpt nieuw licht op de rol van de zoogdieren in het tijdperk van de dinosauriërs.
I
n dezelfde Chinese afzetting troffen de onderzoekers namelijk ook een fossiel skelet aan van een tot nog toe onbekend zoogdier, door de onderzoekers Reponamamus giganticus genaamd.
Het dier heeft de afmetingen van een hedendaagse hond.
En dat is fors groter dan de muiskleine zoogdierskeletten die tot nog toe in het vroege Krijt zijn opgegraven.

Links Repenomamus skelet met de resten van de dino ….Rechts : Skelet van of Repenomamus giganticus, het grootste
toen bekende zoogdier mammal.

Wellicht waren zoogdieren uit die tijd toch niet de schuwe diertjes waar onderzoekers ze altijd voor hebben gehouden.

http://noorderlicht.vpro.nl/noorderlog/bericht/20847046/
http://news.bbc.co.uk/2/hi/science/nature/4165973.stm
http://darwiniana.org/NewFossilMammals.html


(3)
volgens sommige speculatieve ( toen nog sinds 2005 algemeen bekend geworden ) opvattingen : onstonden de placentale zoogdieren grotendeels door cruciale invasies ( en” inbouw “in de genomen van “overlevende ” verschillende placentale zoogdiervoorouders ) van retrovirussen

(4)
Er waren in 2007 ongeveer 4.554 soorten zoogdieren-soorten bekend ( er worden er nog steeds ontdekt )
Daarvan zij er 4.510 opgenomen in de “superstamboom ”
(5)
Wible vond kort geleden een nieuw zoogdierfossiel dat een placenta had.

836c
Vergelijking van de schedels van Maelestes gobiensis (links) = De schedel die Wible en zijn collega’s gebruikten in hun berekeningen
en Parascalops breweri, een nu in Amerika voorkomende mol (rechts).

de papierclip is geplaatst bij de   kleinere soort
2,5 cm

836b


De schedel van Maelestes gobiensis (zijaanzicht) /
Een schets van de schedel.

Hij besloot ermee een grote berekening te maken, waarin hij andere fossielen en levende dieren meenam.
De methode van Wible gaat als volgt.
Hij deelde alle uiterlijke kenmerken, zoals hoektanden, in heel erg gedetailleerde categorieën in.
De uiterlijke verschillen tussen dieren van nu zijn groter dan tussen de fossielen.
Wible rekende terug naar het punt waar het verschil ophield.
En voilà, het eerste placentale zoogdier. Deze anonieme voorouder zou 65 miljoen jaar geleden hebben rondgestruind.
Dat rijmt aardig met de oudst gevonden verwant: het fossiel van een konijnachtig dier dat 63 miljoen jaar terug met moederkoek rondhuppelde
Maar of er geen oudere zijn ?

Nieuw fossiel wijst op ontstaan van zoogdieren met placenta omstreeks K/T-grens

836

De zoogdieren bestonden, zoals tal van fossiele vondsten uitwijzen, al in het Mesozoïcum. Binnen de groep van de zoogdieren behoren de meeste soorten (5080 van de huidige 5416 bekende soorten) tot de Placentalia (zoogdieren waarvan het vrouwtje de foetus voedt via een placenta); daarnaast bestaan er nog buideldieren (Marsupialia) en enkele eierleggende zoogdieren (Monotremata).

Over het ontstaan van de Placentalia bestaat onenigheid. Volgens paleobiochemici zou die groep al voor de K/T-grens zijn ontstaan, volgens DNA-onderzoek 129-78 miljoen jaar geleden.

Opvallend genoeg zijn er echter nooit Mesozoïsche zoogdieren gevonden waarvan duidelijk was dat het Placentalia waren (maar zulke vondsten zijn er wel uit het begin van het Tertiair), dus veel paleontologen denken dat de groep omstreeks 65 miljoen jaar geleden moet zijn ontstaan.

836a

De schedel van Maelestes gobiensis (onderaanzicht)

De vondst in Mongolië van een goed bewaard zoogdier lijkt het pleit in het voordeel van de paleontologen te beslechten. Het opvallende is dat deze conclusie niet eens direct voortkomt uit de vondst zelf, maar een gevolg is van onderzoek dat is uitgevoerd naar aanleiding van de vondst.

De onderzoekers wilden van het fossiel, dat werd gevonden in de 75-71 miljoen jaar oude Djadokhta-Formatie (en dat dus van 10 miljoen jaar voor de K/T-grens stamt), namelijk zijn juiste plaats geven binnen de zoogdieren.

Daarom deden ze een uitgebreid onderzoek naar de specifieke kenmerken van 69 taxa van de drie hoofdgroepen van uitgestorven en nog levende zoogdieren. Daarbij ging het om niet minder dan 409 anatomische karakteristieken. Bovendien onderzochten ze alle zoogdierrestanten van enige betekenis die bekend zijn uit het Krijt.

Het nieuw gevonden zoogdier zou behoren tot een tak die was afgesplitst van de omstreeks 125 miljoen jaar geleden ontstane Eutheria. Het zou nog niet tot de Placentalia hebben behoord, want die zouden pas kort na de K/T-grens zijn ontstaan.

Volgens deze zienswijze, die op veel overtuigende gegevens is gestoeld maar die ongetwijfeld veel kritiek zal krijgen omdat eerdere stambomen behoorlijk worden veranderd, is het oudst bekende zoogdier dat tot de Placentalia gerekend mag worden een konijnachtig dier uit Azië van ongeveer 63 miljoen jaar oud.

836e
De plaats van Maelestes binnen de zoogdieren; het gele gebied bestrijkt de Placentalia

Simplified eutherian part of the strict consensus of three most parsimonious trees (2,296 steps; see Supplementary Information). Broken line, K/T boundary at 65 million years. Filled circle taxa, Laurasian (northern continents); open circle taxa, Gondwanan (southern continents). Circles and circles with thicker black lines indicate temporal occurrence of studied specimens. The grey box delimits Placentalia, the oldest member of which is the early Palaeocene Mimotona. Placentalia originates at or near the K/T boundary in Laurasia. Deccanolestes from the latest Cretaceous of India is nested among Asian clades and is more parsimoniously interpreted as an independent southern migration. The animal silhouette spotlights Maelestes.
Dat alles naar aanleiding van de vondst van een incomplete schedel, wat wervels, een paar incomplete ribben en nog wat botten.

De schedel vertoont enige gelijkenis met die van een recente mol, Parascalops breweri, maar had meer ruimte voor zijn tanden. Het dier was klein (de schedel is ongeveer 2,5 cm lang), zoals overigens vrijwel alle vroege zoogdieren. De onderzoekers hebben het dier Maelestes gobiensis gedoopt.

Referenties:
  • Cifelli, R.L. & Gordon, C.L., 2007. Re-crowning mammals. Nature 447, p. 918-920.
  • Wible, J.R., Rougier, G.W., Novacek, M.J. & Asher, R.J., 2007. Cretaceous eutherians and Laurasian origin for placental mammals near the K/T boundary. Nature 44, p. 1003-1006.

Foto’s: Carnegie Museum of Natural History, Pittsburgh, PA (Verenigde Staten van Amerika).


FIGURE 1. Maelestes gobiensis gen. et sp. nov. (holotype, PSS-MAE 607) skull and mandible in comparison to other Djadokhta eutherians.

From the following article:

Cretaceous eutherians and Laurasian origin for placental mammals near the K/T boundary

J. R. Wible, G. W. Rougier, M. J. Novacek & R. J. Asher Nature 447, 1003-1006(21 June 2007) doi:10.1038/nature05854

Left panel: reconstructions of Maelestes, Asioryctes and Zalambdalestes, the last two of which are redrawn from ref. 15. Right panel: incomplete Maelestes skull in left lateral (top) and ventral (bottom) views, and left Maelestes mandible in lateral view (middle). The large opening in the palate between the palatines and maxillae is a palatal vacuity. Maelestes probably had some upper incisors, but only a small non-tooth-bearing fragment of the premaxilla is preserved. Scale bars, 5 mm.

Uppers are shown in labial (a) and occlusal (b) views; lowers are shown in occlusal (c) and labial (d) views.

(6 )
De allereerste voorouders van de zoogdieren zetten de eerste stap
De tweede stap was de :
De ontwikkeling van het placenta
Daarbij zouden vooral ERV’s een rol hebben gespeeld ?

Voorlopers van de mens( placentale zoogdieren dus ) konden een placenta vormen dankzij een virus dat pakweg 100 miljoen jaar geleden bij hen is binnengedrongen. Was dat niet gebeurd, dan zouden mensen nog altijd eieren leggen …
Zoogdieren breidden zich uit nadat ze placenta ontwikkelden;
Een jong embryo, enkele dagen oud en enkele honderden cellen groot, land op de bloedvatrijke binnenbekleding van de baarmoeder, klaar om zijn moeder zwanger te maken.
Daar is een placenta voor nodig.
Genen die oorspronkelijk van een virus afkomstig zijn maken de vorming van de placenta mogelijk.
Zoogdieren ontstonden 250 miljoen jaar geleden, toen bijvoorbeeld ook de dinosaurirs aan hun bloeitijd begonnen.
Lange tijd stelden de zoogdieren als groep niets voor.
Er zijn in elk geval maar weinig fossielen gevonden.
Pas vanaf pakweg 100 miljoen jaar geleden ontwikkelden de zoogdieren met placenta zich tot een uiteindelijk dominante groep.

MENSEN LEGGEN geen eieren.
De meeste zoogdieren ook niet

Alleen het vogelbekdier en twee soorten mierenegels broeden hun jongen uit een ei tot leven en geven daarna de borst.
Die moedermelk maakt ze tot zoogdieren. De kangoeroes en andere buideldieren houden er een tussenvorm op na, maar verder zijn er alleen (ruim 4.000 soorten) placentale zoogdieren die hun jongen levend baren en dan zogen. Toch, zo rond 240 miljoen jaar geleden, waren alle zoogdieren eierleggers. Het waren bontbeklede insectenetende wezentjes.
Ergens is er een overgang geweest.
En die overgang is veroorzaakt door virusinfecties
.
Voor een groeiend aantal onderzoekers is dat inmiddels een vaststaand feit. De eierleggers zijn 35 miljoen jaar geleden op drie na uitgestorven. De eerste levendbarenden ontstonden pakweg 100 miljoen jaar geleden, breidden zich uit en vormden nieuwe soorten. Om levende jongen te kunnen baren moet een moederzoogdier een levend jong in haar lichaam verdragen. En dat jong intern voeden. Daarvoor gebruiken zoogdieren een placenta als `intermediair’. Het is een wonderlijk orgaan dat zowel van moeder als van kind is. De placenta kon pas ontstaan na die virusinfecties van miljoenen jaren geleden. Eiwitten die oorspronkelijk van virussen stammen staan aan de basis van de placentavorming bij ieder jong embryo dat zich in de baarmoederwand innestelt. Een virus is een parasiet die de cel van zijn gastheer moet binnendringen om zelf tot leven te komen, en zich te kunnen vermenigvuldigen.
`Een jong embryo lijkt in een aantal opzichten op zo’n parasiet’, stelt prof.dr. Luis Villarreal in zijn artikel

`Can Viruses Make Us Human?’ (Proceedings of the American Philosophical Society, nov. 2003).

Villarreal is directeur van het Center for Virus Research van de University of California in Irvine.
`Het jonge embryo,’ schrijft hij, `moet het weefsel van de moeder binnendringen, moet de stofwisseling van zijn moeder zo manipuleren dat het zichzelf kan voeden en moet aan het afweersysteem van de moeder zien te ontsnappen.’

Die kunstjes (binnendringen, stofwisseling overnemen, afweer onderdrukken) moeten virussen ook beheersen om binnen een gastheer tot leven te komen. infectieziekten Virussen staan bekend als kwaadaardige ziekteverwekkers.
Het influenzavirus doodt jaarlijks wereldwijd tienduizenden mensen, en in sommige jaren miljoenen.
Sars ontnam ons de reislust, zette luchtvaartmaatschappijen op verlies en ontregelde de wereldeconomie.
Vogelpest en mond- en klauwzeer decimeren de (pluim)veestapels.
Hepatitis is een virusziekte waar je lever kapot van kan gaan.
Door het aids veroorzakende hiv teer je langzaam weg.

En virussen doen nog meer dan lastige en soms dodelijke infectieziekten veroorzaken:
een vijfde van alle kankers bij de mens ontstaat door een virusinfectie.
Leukemieën, leverkanker en baarmoederhalskanker zijn bekende voorbeelden.
http://scienceblogs.com/loom/2006/08/09/an_old_dog_lives_on_inside_new.php Toch is virusprofessor Villarreal ervan overtuigd dat wij zonder virussen nog steeds eieren zouden leggen.
Hij gaat nog verder. Villarreal speculeert dat de evolutie van zoogdieren en vooral die van de Afrikaanse apen, primaten en mens bespoedigd is door infecties van een bepaald type virussen, de retrovirussen Bij vogels en reptielen komt het veel minder voor. Retrovirussen zijn virussen die tijdens de infectie hun eigen genen tussen de genen van de gastheer plakken. Ze integreren hun DNA in het DNA van de geïnfecteerde cel. Op die manier kunnen virussen levenslang in een gastheer aanwezig zijn, want als een cel deelt, komen de virusgenen ook in de dochtercellen terecht.
Zolang de geïnfecteerde cel aan de aandacht van het afweersysteem van de gastheer ontsnapt zit het virus gebakken. Merkt het afweersysteem zo’n geïnfecteerde cel op, dan is de standaardprocedure om niet het virus uit de cel te verwijderen, maar om de hele cel te vernietigen. Een virus dat eenmaal binnen is, ontsnapt het best aan het afweersysteem door zich rustig te houden. Helemaal zeker is zo’n retrovirus van zijn voortbestaan als hij zich in geslachtscellen van de gastheer weet te vestigen. Dan komen zijn genen ook in sperma en eicellen terecht. En zijn alle lichaamscellen van de nakomeling `geïnfecteerd’. Geïnfecteerd staat hier al tussen aanhalingstekens, want de vraag is onmiddellijk: van wie zijn de virale genen dan?
Van het virus of van de gastheer? Het lijkt een theoretische kwestie, maar dat is het allerminst. Retrovirussen die zich voorgoed in het genoom van zoogdieren nestelen en van ouder op kind overerven zijn niet zeldzaam: de helft van al het menselijk DNA is van oorsprong van retrovirussen afkomstig. In de loop van miljoenen jaren zoogdierevolutie hebben virussen zich honderdduizenden keren in het (uiteindelijk) humane genoom genesteld. Die gesettelde retrovirussen zijn bekend als endogene retrovirusen (ERV), in tegenstelling tot de van buiten komende (exogene), infecterende retrovirussen. De menselijke (humane) ERV’s heten HERV’s. Een virus dat in dit verhaal een grote rol speelt heet bijvoorbeeld HERV-W; de laatste letter verwijst naar een aminozuur in een bepaald deel van het virale eiwit. De oudste retrovirussen waarvan de resten nu nog in het menselijk genoom zijn terug te vinden, hebben zich 60 miljoen jaar geleden in het genoom van de geslachtscellen van hun gastheer genesteld.
Voor hen was dat de overgang van exogeen naar endogeen retrovirus (ERVs). Het menselijk geslacht is pas twee miljoen jaar oud.
Het waren dus de evolutionaire voorlopers van de mens die geïnfecteerd raakten. Het laatst-bekende blijvend gevestigde retrovirus kwam kwam minder dan 200.000 jaar geleden bij de mens binnen. Waarschijnlijk zelfs veel recenter. Deze HERV-K113 zit dan ook nog niet in alle mensen. Bij krap een derde van de Afrikanen, Aziaten en Polynesieërs zit het nog vrij complete virusgenoom ingebed op chromosoom 19.
Bij tweederde van de Afrikanen ontbreekt het virus. De meeste ERV’s in het menselijke genoom zijn rudimenten.
Ze zijn herkenbaar door resten van genen, in de loop van miljoenen jaren onwerkzaam geworden door talloze mutaties.
Pseudogenen heten zulke, nog slechts vaag op genen lijkende basenvolgorden.
Waarschijnlijk zijn van de meeste ooit binnengekomen virusgenomen zelfs alle genen en genruïnes verdwenen.
Daarvan resteren alleen de stukken DNA waarin enkele van de vier basen (A, T, C en G) die de genetische code in het genoom bepalen zich in korte volgorden zeer vaak herhalen.
Onderzoekers die de basenvolgorde van complete genomen bepalen hebben veel last van die grote gebieden met (bij zoogdieren en vooral bij apen, primaten en de mens) grote stukken repetitief DNA.
De volgordebepalende automaten struikelen erover.
Nog geen tien procent van het menselijk DNA bestaat uit genen.
De vraag was altijd waar die andere 90% vandaan kwam, wat we ermee moesten en welke functie het heeft.
Sinds een paar jaar is bekend: ruim de helft komt van virussen.
En hoewel het meeste virale DNA inmiddels in verval is, heeft het waarschijnlijk een rol gespeeld bij de betrekkelijk snelle zoogdierevolutie. Hoe groot die rol was, daarover verschillen de deskundigen van mening. Geconserveerd Sommige virale genen zijn echter nog springlevend en allerminst tot ruïne vervallen.
Zij hebben in verwante zoogdiersoorten ongeveer dezelfde basenvolgorde. Het betekent dat ze een belangrijke functie vervullen voor al die diersoorten.
Zulke genen heten evolutionair geconserveerd.
Inmiddels is bekend dat acht procent van het menselijk DNA bestaat uit duidelijk herkenbare ERV’s, met de bijbehorende actieve genen. Eén van die genen bevat de erfelijke informatie voor het eiwit syncytine.
Syncytine wordt gemaakt in de zaadballen van de man.
Daar is het ontdekt.
Maar het ontstaat in veel grotere hoeveelheid in de placenta van een zwangere vrouw. Onderzoekers van het Genetics Institute in Cambridge, Massachusetts die syncytine vonden (Nature, 17 febr 2000) zagen de eerste sporen bij een analyse van alle genen die in de zaadbal actief zijn. Ze stelden de basenvolgorde van het gen vast en gingen in de computerdatabanken met gedeponeerde genvolgordes op zoek naar verwante genen.
Het gen voor syncytine bleek identiek met het al eerder gevonden gen voor het eiwit van de buitenwand (het envelopeiwit) van het retrovirus HERV-W. De ontdekking van HERV-W was een jaar eerder gepubliceerd. HERV-W is een endogeen virus dat niet alleen in het menselijk genoom voorkomt, zo is inmiddels bekend, maar ook in de genomen van de andere Afrikaanse apen. Daarom is er ook een naam voor de retrovirussen waarin de H van humaan is verdwenen: ERVWE1. In het menselijk genoom zitten 10 tot 15 kopieën van het syncytinegen, of van genen die daar qua basevolgorde erg veel op lijken.
Ze zijn gevonden op de chromosomen 4, 6, 7, 16, 21, 22 en X en verkeren in verschillende staat van verval, of zijn toch nog weer afkomstig van andere ERV’s.
De syncytine-ontdekkers hielden het er in hun Nature-publicatie in 2000 op dat het syncytine-gen van chromosoom 7 in de placenta actief is. Syncytine, een eiwit oorspronkelijk afkomstig van een virus, vervult een sleutelrol bij de placentavorming. Het jonge embryo dat na een reis van enkele dagen door de eileider in de baarmoeder arriveert is dan omhuld door een laagje trofoblastcellen. Daarin wordt het syncytinegen actief, zodat er syncytine wordt gesynthetiseerd. Syncytine koppelt trofoblastcellen aan elkaar en laat de gekoppelde cellen fuseren tot monstercellen met meerdere celkernen. Deze gefuseerde reuzencellen vormen de syncytiotrofoblastlaag die zich vervolgens in de bloedvatrijke bekleding van de baarmoeder nestelt. In de placenta die zich kort daarna gaat ontwikkelen vormt de syncytiotrofoblastlaag steeds de grenslaag tussen weefsel van moeder en kind. Speculaties dat het syncytine-eiwit ook nog een rol speelt bij de onderdrukking van de afweersysteem van de moeder, zodat de cellen van het kind niet worden aangevallen, zijn tot nu toe bevestigd noch ontkracht. Bij laboratoriumproefjes met celkweken van trofoblastcellen blokkeerden de ontdekkers het fusie-eiwit synctine, waarna er geen syncytiotrofoblastcellen meer ontstonden.
Franse onderzoekers hebben met verdere experimenten (ook nog in het lab) meer argumenten aangedragen voor de belangrijke rol van syncytine bij de placentavorming. placenta Dat leek doorslaggevend.
Maar de afgelopen vijf jaar bleven er bedenkingen. Eén op de 100 à 150 mensen mist beide kopieën van het syncytinegen, maar die mensen zijn toch vruchtbaar. Zij ontwikkelen bij zwangerschap een normale placenta en leggen geen eieren om zich voort te planten. En verder was tot voor kort het syncytinegen alleen bij Afrikaanse apen gevonden. Villarreal, de viroloog van het artikel met de titel `Can Viruses Make Us Human?’, had met zijn groep echter al wel een experiment gedaan waarbij de werking van alle envelopeiwitten van ERV’s bij muizen werden geblokkeerd: geen nageslacht. Er zijn nog raadsels genoeg rond de virale eiwitten in de placenta.
De fundamentele vraag is hoe de evolutie van eierleggend zoogdier naar levenbarende soort heeft plaatsgevonden.
Het aantal wetenschappelijke publicaties over syncytine en verwante eiwitten neemt echter hand over hand toe.
Inmiddels (Proceedings of the National Academy of Sciences, 18 jan) zijn er ook fuserende syncytine-eiwitten in de muizenplacenta gevonden. Het zijn er twee.
Naar analogie van de inmiddels ontdekte dubbelgangers syncytine-1 en -2 bij de mens zijn ze syncytine-A en -B gedoopt. De afgelopen paar jaar zijn bij de mens meer dan tien retrovirus-envelopeiwitten gevonden die tijdens de placentavorming en de zwangerschap in de baarmoeder ontstaan, schrijven gynaecologen en pathologen uit Cleveland, Ohio (Placenta, okt 2004) in een recent overzichtsartikel.
Zij behandelen er drie in wat meer detail, maar vooral omdat over dat trio op het ogenblik het meest bekend is. De precieze moleculaire processen tijdens de innesteling en placentavorming door het jonge embryo zijn nog zo goed als onbekend.
Het onderzoek is moeilijk door de restricties aan het gebruik voor onderzoek van menselijke embryo’s.
En doordat de placentavorming bij Afrikaanse apen (waaronder de mens) waarschijnlijk volgens steeds iets andere mechanismen verloopt dan bij muis, rat en grotere proefdieren als hond, geit en varken, zijn de resultaten van proefdieronderzoek moeilijk over te zetten naar de mens. In ieder geval staat syncytine inmiddels niet meer alleen bij evolutiebiologen in de belangstelling.
De wetenschappelijke artikelen verschijnen het laatste jaar ook in gynaecologische tijdschriften.
De onderzoekers denken dat als syncytine betrokken is bij de gezonde ontwikkeling van de placenta, dat er dan ook wel iets bij placentaziekten aan de hand kan zijn.
Men denkt aan een rol bij pre-eclampsie (zwangerschapshypertensie).
En neurologen krijgen belangstelling voor syncytine, omdat het eiwit tot expressie komt op de plaatsen waar bij multipele sclerose patiënten de zenuwbanen aangetast zijn.
Onderzoekers denken tegenwoordig ook dat de speciale onderdrukking van het afweersysteem in de baarmoeder tijdens de zwangerschap door syncytine en andere retrovirale eiwitten wordt gestuurd.
En zelfs dat wellicht een deel van de hormoonproductie die de zwangerschap in stand houdt onder controle van de virale eiwitten staat. Meer onderzoek`

‘Na decennia frustrerend onderzoek aan endogene retrovirale elementen in het menselijke genoom was er nog geen fysiologische rol voor die genen beschreven’, schreven de onderzoekers uit Cleveland vorig jaar in hun conclusies. `De onderzoeken aan de HERV’s en de trofoblastdifferentiatie hebben daar nu voor gezorgd.’
Er is nog veel onderzoek nodig, zijn de obligate slotwoorden. Dat er restanten van oude virussen in de genomen van dieren en planten liggen was al lang bekend. Dat iedere soort zijn eigen sluimerende en nog intacte virussen in het genoom heeft liggen, is een ontdekking van de laatste tien jaar. Het was de reden om xenotransplantaties (bijvoorbeeld van varkensharten bij de mens) voorlopig te verbieden. Want stel dat een varkensvirus opeens bij mensen een nieuwe ziekte zou kunnen veroorzaken, dan is één hartpatiënt tijdelijk gered, maar de mensheid in het ergste geval verloren. Het inzicht dat de virussen in het genoom wel eens een belangrijke symbiotische partner kunnen zijn, is pas de afgelopen vijf jaar echt doorgebroken. Hoewel er referenties naar sporadische oudere literatuur opduiken, is het idee van symbiose tussen een meercellig organisme en een daarin gevestigd virus nieuw. `Wat de ene partner goedkoop kan produceren, is duur of onmogelijk te maken voor de ander,’ schrijft Frank Ryan in zijn review `Human endogenous retroviruses in health and disease: a symbiotic perspective’ (Journal of the Royal Society of Medicine, dec 2004).

`De HERV’s in ons genoom kunnen niet meer zelfstandig leven. En de mens sterft uit als ze uit ons genoom verdwijnen.’
HERV-W, opgenomen in het menselijk genoom, is zijn meeste genen inmiddels verloren is en kan niet meer alleen voort.
HERV-W’s syncytine-gen dat voor de placentavorming zorgt is echter onmisbaar voor de mens, want die kan geen eieren meer leggen. Werking van een retrovirus
Retrovirussen bestaan uit een eiwitmantel waarbinnen een enkelstrengs RNA en meestal een enkel eiwit ligt.
Om de eiwitmantel ligt een membraan waarin nog enkele virale eiwitten (de envelopeiwitten) liggen. Die envelopeiwitten verzorgen de binding van het virus aan het oppervlak van de gastheercel. Die binding is het begin van de infectie.

De genen van het virus zijn onderdeel van het RNA-molecuul. Bij een infectie loost het virus de inhoud van zijn eiwitmantel in de gastheercel. Eenmaal binnen laat het virus-RNA zich kopiëren tot een dubbelstrengs-DNA-molecuul.

Alle gereedschap en grondstoffen voor die DNA-synthese zijn in de gastheercel aanwezig, behalve het cruciale enzym reverse transcriptase. Dat is het eiwit dat het virus bij zich droeg en in de gastheercel heeft geloosd.

De DNA-kopie van het virus-RNA gaat op transportnaar de celkern en wordt tijdens een enzymatisch knip- en plakproces opgenomen in het erfelijk materiaal (het genoom) van de gastheer.

Vanaf dat moment is de geïnfecteerde cel een fabriek voor nieuwe virusdeeltjes. Het virus-DNA is voorzien van startcodons die de gastheercel tot de aanmaak van RNA-moleculen aanzetten.

Dat is ook een gewoon celproces, want in een levende cel wordt massaal genetische informatie van DNA naar messenger-RNA gekopieerd. Het is een stap in de eiwitsynthese.

Het nieuwe virale RNA dat de cel maakt heeft twee functies in de aanmaak van nieuwe virusdeeltjes.

Enerzijds is het RNA-molecuul met virale genen dat in nieuwe virusdeeltje wordt verpakt. Anderzijds wordt het werkelijk als messenger-RNA gebruikt, want het bevat de genetische code voor een paar viruseiwitten.

Die eiwitten zijn het capside-eiwit en het envelopeiwit (bouwstenen voor de opbouw van nieuwe virusdeeltjes) en enzymen die knippen en plakken om het nieuwe virusdeeltje op te bouwen.

Melk, eieren en koeken

Tomaso Agricola

In het tijdschrift Plos Biology staat een artikel van David Brawand, Walter Wahli en Henrik Kaessmann met de titel Loss of egg yolk genes in mammals and the origin of lactation and placentation. Het artikel gaat over het verschil tussen reptielen, vogels en zoogdieren. Zoals de meesten weten leggen reptielen en vogels eieren. De meeste zoogdieren doen dat niet, die geven melk en hebben een placenta (moederkoek). Er zijn echter uitzonderingen op die regel. Het vogelbekdier en de mierenegel hebben geen placenta, leggen eieren en geven melk. Daarbij hebben ze haren en geen veren. Het zijn dus zoogdieren die niet helemaal af zijn (wat een gekke beestjes!) en daarmee een aanwijzing dat er toch echt sprake is geweest van evolutie van zoogdieren vanuit een amfibie/reptielachtig dier.

Het artikel stelt dat, als er inderdaad sprake is geweest van evolutie uit reptielen, er genetische restinformatie moet zijn achtergebleven in het genoom van zoogdieren voor het aanmaken van bepaalde eieronderdelen. 1 van die onderdelen is het eigeel en de onderzoekers gingen, gewapend met een aantal voorloper genen van eigeel, vitellogenine (of hoe dat in het NL ook maar mag heten; er zijn minstens 3 varianten in 1 en hetzelfde genoom), van onder andere de kip op zoek naar ditzelfde gen in het zoogdiergenoom (voor wie dit niet helemaal kan volgen: dit is dus een test van de evolutietheorie, wanneer dit gen niet in het zoogdier gevonden wordt moet je je afvragen waarom het er niet is, want de evolutietheorie voorspelt dat het er wel moet zijn, vind je het wel dan ondersteund dat de evolutietheorie).
En ja hoor, gevonden!

De onderzoekers keken bij de mens, de hond en het gordeldier en vonden inderdaad restanten van het vitellogenine gen (1).
De genen werkten, door verschillende mutaties allemaal niet meer, maar 1 van de varianten liet dezelfde mutatie zien, wat aangeeft dat deze variant van het gen ophield met functioneren voordat de drie soorten uit elkaar waren gegaan (100 miljoen jaar geleden). De andere mutaties zijn later ontstaan.

In het vogelbekdier vonden de onderzoekers nog 1 werkend gen. Het dier legt dan ook nog eieren, al valt de eigeel productie bij het dier wel wat tegen (hoe meer werkende genen hoe meer eigeel).
De auteurs gingen ook nog op zoek naar genen die nodig zijn voor de productie van melk om het geheel te ondersteunen. Het idee is dat de melk van zoogdieren oorspronkelijk een functie hadden bij het vochtig houden van de eieren. Door de ontwikkeling van caseine in die melk van de zoogdieren konden de jongen eerder uit het ei komen en voeding via de melk opnemen.
De eerste stap weg van het ei.
De tweede stap was de ontwikkeling van een placenta.
Deze stappen hebben als voordeel dat er niet meer in 1 keer grote hoeveelheden energie in een ei hoeft te worden gestopt, maar dat er beetje-bij-beetje kleinere hoeveelheden kunnen worden afgegeven wanneer het jong het nodig heeft.
Het zoogdiermodel heeft wat dat betreft een grotere flexibiliteit dan het amfibie/reptielmodel.
Maar dat onze voorouders ooit eieren hebben gelegd is nog steeds terug te vinden in onze genen.

(1) Vogels en zoogdieren hebben dezelfde 3 varianten.

Bij vogels werken ze alle 3. In zoogdieren zijn er mutaties opgetreden waardoor de 3 genen niet meer functioneren.
Bij zoogdieren is er 1 variant die dezelfde mutatie vertoont in alle zoogdieren tot nu toe onderzocht.( = in de studie zijn dat mens , hond en gordeldier )
De andere varianten hebben ook mutaties, maar die verschillen tussen de zoogdieren (of zoogdiergroepen, dat moet nog blijken)
Men gaat er van uit dat de common ancestor van vogels en zoogdieren de 3 varianten al in het genoom had
* Een van de ( drie van de “common ancestor” tussen voorouders van de vogels(dino’s) en zoogdieren (therapsiden ) overgeerfde) genen is bij alle zoogdieren …gemuteerd op dezelfde manier ( op dezelfde locus ? )
*De twee andere genen zijn ( na deze split I )ook gemuteerd maar dat is NIET steeds op dezelfde manier gebeurt ( op dezelfde locus ) bij alle zoogdieren ( in het onderzoek mens , hond en gordeldier ) :
*Ik kan me gemakkelijk voorstellen dat er zoogdieren zijn die slechts een of twee van de drie genen bezitten in ongemuteerde vorm ,wanneer men ze gaat vergelijken met de drie intacte genen van vogels ? (—> monotremen (zoals de platypus–> bezit nog 1 werkzaam gen /en een op dezelfde plaats gemuteerd homoloog gen dat gemeenschappelijk is aan dat van andere zoogdieren en nog een andere gemuteerde variant ))
Alle drie de genen samen zijn echter niet meer werkzaam noch intact( bij de extante zoogdieren ) er zijn namelijk 2 of 3 genen niet meer werkzaam ….
zoals ze alle drie dat nog wel zijn bij extante vogels
Best mogelijk dat in het begin slechts 1 van die genen was uitgeschakeld ( dat gen wat bij alle andere zoogdieren hetzelfde is —> wat dan bewijst dat de
zoogdieren een monofylitische groep zijn )
later is de oude zoogdieren-groep dan opgesplits in takken met 2 en 3 genen
mutatie abc
je hebt dus zoogdieren met ( vroeger ?) 1 met ( tegenwoordig = )2 of met 3 onwerkzame genen
Maar allen bezitten eenzelfde gen dat onwerkzaam is op dezelfde manier ( op dezelfde locus gemuteerd ? ) ; dat bewijst dan o.a. dat alle extante zoogdieren monofylitisch moeten zijn

walking with beasts  <— zie ook

Het begin van de zoogdieren

http://www.natuurwetenschappen.be/active/expeditions/archive2004/china/page2

Toen op het einde van het Krijt, zo’n 65 miljoen jaar geleden, een einde kwam aan de overheersing van de reptielen, met name de dinosauriërs, kwam een hele wereld vrij voor de zoogdieren.

Eigenlijk bestaan de zoogdieren al even lang als de dinosauri챘rs: beiden ontstonden ongeveer 220 miljoen jaar geleden. De kleine zoogdieren leefden echter tientallen miljoenen jaren in de schaduw van de grote dinosauri챘rs. Bij het verdwijnen van de dinosauri챘rs werd een overvloed aan nieuwe leefgebieden beschikbaar, die de kleine zoogdieren vrij konden innemen. In de verschillende omgevingen ontstonden na verloop van tijd aparte soorten, wat leidde tot een grote variatie aan zoogdiersoorten. Dit proces heet radiatie.

Link naar de geologische tijdsschaal als een beeld.
Link naar de geologische tijdsschaal als een tekst.
Belangrijke periodes in het Cenozo챦cum waren het Paleoceen (65 tot 55 miljoen jaar geleden) en het Eoceen (55 tot 34 miljoen jaar geleden). In het Paleoceen, de periode die op het Krijt volgt, was er een eerste radiatie van eerder vreemde, archa챦sche soorten, die snel uitstierven. Maar van de huidige egels en andere insectivoren vinden we hier al voorouders terug!

Aan het begin van het Eoceen verschijnen de eerste echt bekende zoogdiergroepen, zoals de onevenhoevigen (zoals primitieve paardjes),

Fossiel van een primitief paardje

Primitief paardje, 챕챕n van de eerste onevenhoevigen (Eoceen, 49 miljoen jaar oud)

de evenhoevigen (zoals primitieve runderen), de walvissen, de knaagdieren, de vleermuizen en de eerste primaten (zoals Teilhardina belgica).

Onder- (1) en bovenkaak (2) van Teilhardina Belgica , één van de eerste primaten, die leefde in het Vroeg-Eoceen; Het spookdiertje (3), de nauwst recente verwant van Teilhardina

Foto van de onder- en bovenkaak van Teilhardina, en van een spookdiertje  

De voorlopers van de moderne carnivoren (zoals Mesonyx) komen pas op het einde van het Eoceen tot bloei.

Foto van de femur van een roofdier van de familie Mesonychidae

Femur (bovenbeen) van een roofdier (mesonyx) van de familie Mesonychidae, gevonden in de Gobi-woestijn. Het is zeldzaam dat hele beenderen gevonden worden

Foto van Mesonyx

Mesonyx, een primitief roofdier van de familie Mesonychidae, leefde van het midden-Paleoceen tot het einde van het Eoceen (Scott, 1988)

De plotse opkomst en bloei van deze nieuwe groepen is opmerkelijk, en wordt vaak gebruikt als 챕챕n van de belangrijkste kenmerken van de overgang van het Paleoceen naar het Eoceen. Toch is er nog weinig bekend over deze gebeurtenissen: Waar en wanneer ontstonden deze dieren? En uit welke groep?

 De aap voor ons De eerste apen veroverden snel de wereld

Dirk Draulans
Knack – 13-09-2006

Figure 1 The skull of Teilhardina asiatica sp. nov. (IVPP V12357). a, Dorsal view of the skull. b, Reconstruction of the skull based on IVPP V12357, with grey shadow indicating the missing parts. Scale bar, 5 mm.

X Ni, Y Wang, Y Hu, and C Li, Nature 427, January 2004, p. 66.

This figure is of the oldest skull of a higher primate of modern aspect or euprimate. The genus Teilhardina has been found in early Eocene deposits of Europe, Asia, and North America. This particular skull IVPP V12357 comes from the earliest Eocene of the Hengyang Basin, China. This species appears to have existed close to the common origin of the higher primates and probably stands as a sister group to the earliest adapoid prosimians. Note that the metopic suture of the frontal appears to be unfused and that the orbits, although large, are not very convergent. Note also from the side view (b) that the orbit is also not very frontated. Frontation is when the superior margin of the orbit is rotated upward and forward so that it lies vertically above the lower margin as seen in humans and other modern anthropoids. Because the brain of Teilhardina is small compared to the facial part of the skull, the orbits are still oriented as in prosimians and there is no postorbital closure. The authors of this new species T. asiatica lies close to the base of the omomyid tarsier anthropoid clade. They consider Teilhardina to be a diurnal, visually oriented predator, thus opting for the visual predation hypothesis. They also contend that its lifestyle could not have supplanted that of the seemingly frugiverous carpolestids. Teilhardina, in terms of its tooth crown anatomy, is not very different from some of the smaller adapid primates, such as Periconodon and Anchomomys.

Er zijn van die mensen die apen niet interessant vinden. Tenzij ze verstand hebben, en dus mens zijn. Alsof verstand de ene aap interessanter maakt dan de andere.

Gelukkig zijn er ook mensen die 찼lle apen interessant vinden. En die tijd en energie pompen in het blootleggen van de wortels van het aap-zijn, van het prilste begin. Als we dan toch per se willen weten waar we vandaan komen, en als we niet tevreden zijn met de gemakkelijke uitleg van Gods sturende hand, moeten we fossielen onderzoeken. En vondsten koppelen aan dateringen en klimaatgegevens. Allemaal omslachtig en ingewikkeld.

Maar af en toe leveren deze inspanningen – gelukkig – boeiende inzichten op, die het wetenschappelijke speurwerk meer dan de moeite waard maken.

Paleontoloog Thierry Smith van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen maakt met twee collega’s in het vakblad Proceedings of the National Academy of Sciences een schets van de manier waarop de eerste echte apen een deel van de wereld veroverden.

Het gaat om diertjes van het geslacht Teilhardina, die wat op boombeertjes leken, en die zo’n 55 miljoen jaar geleden ‘ineens’ op de wereld opdoken. Ongetwijfeld in de nasleep van het verdwijnen van de dinosauri챘rs, zo’n 10 miljoen jaar eerder. Opvallend is dat ze ‘tegelijk’ verschenen in Azi챘, Europa en Noord-Amerika. Alsof ze daar ineens ‘gezet’ werden.

Het eerste Belgische fossiel werd in Dormaal bij Tienen gevonden.

Nauwgezette datering van de beschikbare fossielen leerde dat ze allemaal leefden in een tijdspanne van ongeveer 100.000 jaar, die bekendstaat als het thermische maximum op de overgang van het paleoceen naar het eoceen. Het klimaat warmde toen vrij sterk op, waardoor het zeepeil daalde en er belangrijke landbruggen vrijkwamen.

Een vergelijking van de gegevens leerde dat de diertjes ontstonden waar nu China is, dat ze vervolgens westwaarts trokken en Europa inpalmden, om finaal via Groenland en enkele landbruggen Noord-Amerika te bereiken. En dat in ongeveer 25.000 jaar. Dat is h챕챕l vlotjes.

Omdat de apen waarschijnlijk uitsluitend in bomen leefden, gaan wetenschappers ervan uit dat in die tijd een groot deel van de noordelijke wereldhelft bebost was

Fossiel Zoogdier in Nieuw-Zeeland  //donderdag 14 december 2006

Fig. 1.

Fig. 1.

First pre-Pleistocene mammal from NZ. MNZ S.40958, edentulous mandibular fragment. (A) Left lateral view. (B) Right lateral view. (C) Anterior view. (D) Dorsal view. (E and F) Stereopair occlusal view. fs, fused symphysis; i, c, p1, and p2, alveoli for incisor, canine, and two premolars (the homology of premolars is uncertain); mf, mental foramen; MNZ S, prefix for catalog numbers of the Vertebrate Fossil Collection, Museum of New Zealand Te Papa Tongarewa, Wellington. (Scale bar, 2 mm.)

Fig. 2.

Fig. 2.

First pre-Pleistocene mammal from NZ. MNZ S.42214, proximal section of a right femur. (A) Dorsal view. (B) Ventral view. (C) Medial view. (D) Proximal view. agt, apex of greater trochanter; fc, fovea capita for acetabular ligament; h, head; itf, intertrochanteric fossa; n, notch between greater trochanter and head; olt, origin of lesser trochanter. (Scale bar, 2 mm.)

Voor het eerst zijn er fossielen gevonden van een inheems zoogdier.

De verrassende vondst betekent dat de boeken over de evolutie van het leven in Nieuw-Zeeland herschreven kunnen worden.

Vogelparadijs
In Nieuw-Zeeland komen geen inheemse zoogdieren voor; alle zoogdieren die er nu leven zijn door de mens ingevoerd.

Ook in het verre verleden kende deze uithoek in de wereld geen landzoogdieren, zo namen wetenschappers lange tijd aan.

Het werd beschouwd als een zeldzaam voorbeeld van een stuk land dat zich 82 miljoen jaar geleden van het supercontinent Gondwana afscheidde zonder dat er in de periode daarna zoogdieren ontstonden.

Het stond bekend als een vogelparadijs die zonder de invloed van zoogdieren konden evolueren.

Opzienbarend

Die visie kan nu op de helling door de opzienbarende vondst van botjes van een inheems zoogdier dat qua grootte tussen een muis en een rat in zat.

De viervoeter stierf tussen de 16 en 19 miljoen jaar geleden uit, zo bericht de Daily Telegraph op basis van een wetenschappelijke publicatie dat in het jongste nummer van het vakblad Proceedings of the National Academy of Sciences is verschenen.

De vondst suggereert ook dat Nieuw-Zeeland 25 tot 30 miljoen jaar geleden door de hoge zeespiegel van destijds niet geheel door water was omgeven, zoals sommige wetenschappers aannemen.

Geen enkele verwantschap

Het zoogdiertje, waarvan de resten in de Otago-regio op het Zuidereiland zijn gevonden, is volgens professor Mike Archer van de universiteit van New South Wales aan geen enkel bekend zoogdier verwant.

“Dit primitieve zoogdier is afkomstig van een zeer vroeg afgescheiden lijn van zoogdieren die op Nieuw-Zeeland ge챦soleerd kwam te staan. Ze hebben zich zonder inmenging van andere werelddelen ontwikkeld,” aldus Archer.

“Die vroege afscheiding maakt deze vondst extra bijzonder. Nieuw-Zeeland heeft in de evolutie mogelijk zijn eigen zoogdier-experiment gekend.”

Fig. 3.

Fig. 3.

Position of the SB mammal in the phylogeny of mammaliaforms based on the strict consensus of 192 equally parsimonious trees from a matrix of 75 taxa and 414 morphological characters (ref. 31; see also SI supporting information). Treelength, 1,826; consistency index, 0.404; retention index, 0.793. Nonmammalian outgroups are not shown. Morganucodontans, australosphenidans, eutriconodontans, multituberculates, spalacotheroids, eutherians, and metatherians all comprise multiple taxa that have been collapsed to single terminals (see SI supporting information). Trechnotheria (including therians and closely related groups) is indicated.

Mogelijk hoort het dier met een naar verhouding opvallend lang hoofd, zelfs thuis in een geheel nieuwe subklasse van de zoogdieren. Alle zoogdieren worden nu in hooguit drie subklasses verdeeld: Metatheria, waartoe de buideldieren behoren, Prototheria, waartoe de eierleggende zoogdieren behoren (het vogelbekdier en vier soorten mierenegels); en Therio, waartoe alle andere zoogdieren behoren. Veel wetenchappers beschouwen de Prototheria overigens niet als aparte subklasse.

Links:

ZEE- EGELS ECHINOIDS

 (ECHINODERMATA )°

Sea Urchin Genome Sequenced

The figure above shows the position of sea urchins relative to chordates (including mammals) and most invertebrates.
The phylum Echinoderma clusters with the phylum Chordata (shaded area on the right) in a group known as Deuterostomes.
Thus, sea urchin genes are more closely related to chordate/vertebrate genes than to mussel or arthropod genes.
In other words sea urchins are more like humans than octopus or squid.
Villier L. et al., 2004. Phylogeny of early cretaceous Spatangoids (Echinodermata: Echinoidea) and taxonomic implications. Paleontology, 47 (2): 265-292.
PDF

Shackelton J.D. 2005. Skeletal homologies, phylogeny and classification of the earliest asterozoan echinoderms. Journal of Systematic Palaeontology, 3 (1): 29-114.
 
ZEE-EGEL
Paarse zeeëgel, Strongylocentrotus purpuratus.

Genetische blauwdruk van de zeeëgel ontcijferd

– Een internationale groep wetenschappers heeft het genoom, de ‘genetische blauwdruk’, van de paarse zeeëgel ontcijferd. Het onderzoek kan bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe behandelingen voor onder meer kanker, onvruchtbaarheid, blindheid en spierziekten bij de mens.

 

De chromosomen van de paarse zeeëgel (Strongylocentrotus purpuratus) bevatten een genetische code van 814 miljoen ‘letters’ (basenparen). Het stekelige zeedier is interessant omdat het genetisch verrassend dicht bij de mens staat. Zo kennen mens en zeeëgel veel dezelfde genenfamilies.

Tussen mens en zeeëgel bestaan, naast de evidente uiterlijke ook cruciale verborgen verschillen. Zo hebben zee챘gels een complex immuunsysteem dat anders dan dat van gewervelde dieren niet gebaseerd is op antilichamen. Zee챘gels worden er wel honderd mee.

De bijzondere eiwitten waarmee de zeeëgel ziekteverwekkers kan opsporen en bestrijden kunnen mogelijk in de toekomst van belang zijn voor het bestrijden van infectieziekten bij de mens.

Zee챘gels zijn daarnaast ook heel goed in het afweren van giftige chemicali챘n, zoals zware metalen, in hun omgeving. Dankzij speciale genen kunnen ze die schadelijke stoffen waarnemen en chemisch onschadelijk maken.

Het driejarige miljoenenproject werd geleid door Human Genome Sequencing Center van Baylor College of Medicine in Texas.

 Zee-egels zijn net mensen
10 november 2006
Qua uiterlijk lijken de kleine paarse stekelbolletjes totaal niet op mensen. Toch blijken zee-egels onze evolutionaire achterneven te zijn. Wetenschappers hebben de genetische code van de zeediertjes volledig ontrafeld en kwamen tot de ontdekking dat we opvallend veel met ze gemeen hebben.

Iedere duiker of snorkelaar die wel eens een zee-egel in levende lijve heeft gezien, zou nooit kunnen bevroeden dat deze wezens ook maar iets met de mens gemeen hebben. De kleine onderwaterdiertjes, die bestaan uit een holle schaal vol stekels, doen hooguit denken aan mensen met een nogal bizar kapsel, maar daarmee houdt de vergelijking toch echt op. Maar onder het vlijmscherpe oppervlak schuilt wel degelijk een wezen dat belangrijke kenmerken met ons deelt. Dat blijkt uit een analyse van het genoom van de Strongylocentrotus purpuratus, de paarse zee-egel die langs de Californische kust voorkomt.

Genenkaart
Wetenschappers zijn er al in geslaagd om het complete genoom van verschillende organismen in kaart te brengen, waaronder dat van de honingbij, het fruitvliegje, de malariamug en natuurlijk de mens. Maar het is voor het eerst dat er een genoom is ontrafeld dat niet heel sterk lijkt op dat van een van de andere soorten. Behalve dan de mens. Zee-egels blijken ongeveer even veel genen te hebben als wij, namelijk ruim 23 duizend (mensen hebben er twintig tot vijfentwintig duizend). Ter vergelijking: de fruitvlieg komt niet verder dan 13.600 genen.

De genenkaarten van wormen en vliegen hebben interessante informatie opgeleverd, maar we kunnen er niet zo heel veel mee omdat deze dieren zich in een hele andere tak van de evolutie hebben ontwikkeld als de mens.

De zee-egel daarentegen blijkt zich veel dichter bij de homo sapiens te bevinden. Ongeveer zeventig procent van de genen van deze dieren is ook in mensen terug te vinden, terwijl het genoom van de fruitvlieg maar voor veertig procent met dat van ons overeen komt.

Uniek immuunsysteem
In totaal hebben maar liefst 240 wetenschappers drie jaar lang hard moeten werken om het complete genoom van deze ongewervelde dieren in kaart te brengen.

Het genoom heeft zoveel verrassingen opgeleverd, dat het de moeite meer dan waard was. Zee-egels hebben bijvoorbeeld een uniek immuunsysteem waar we nog veel van kunnen leren.

Door dit nader te onderzoeken kunnen er mogelijk veel nieuwe medicijnen worden ontwikkeld tegen een hele trits aan menselijke ziekten, aldus de wetenschappers. De ontdekkingen worden dan ook met veel bombarie gepresenteerd in het nieuwste nummer van Science.

Het belangrijkste verschil tussen het immuunsysteem van de mens en dat van de zee-egel is dat de laatstgenoemde het hele leven niet verandert. Bij de mens moet het immuunsysteem zich aanpassen op het virus of de bacterie die zij bestrijdt, maar bij onze gestekelde neven is dat niet nodig. De zee zit vol met bacterie챘n, en mogelijk is de zee-egel daarvan afhankelijk voor zijn spijsvertering. Daarom moet het immuunsysteem constant zijn. Mede dankzij dit innovatieve immuunsysteem kan de zee-egel wel zestig jaar worden, en dat is oud voor zo’n betrekkelijk klein beestje.

Het immuunsysteem van de zee-egel kan een aanwijzing zijn voor het ontstaan van dat van ons. Bovendien kan het gemakkelijk de prote챦nen aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor bepaalde ziekten, iets waar wij ook ons voordeel mee kunnen doen.

Overeenkomsten
Een van de belangrijkste overeenkomsten met de mens, is de manier waarop het ongeboren nageslacht zich ontwikkelt.

Zee-egels zijn net als mensen (en andere zoogdieren) nieuwmondig. Dat betekent dat bij de ontwikkeling uit het embryo zich een spijsverteringkanaal met twee openingen vormt: eerst de anus en dan de mond. Veel andere dieren hebben slechts 챕챕n opening of helemaal geen spijsverteringskanaal.

Ook interessant is dat zee-egels geen ogen hebben. In plaats daarvan ori챘nteren ze zich met behulp van sensoren die in de zuignapjes zitten waarmee ze zich voortbewegen.

Het blijken dezelfde sensor-prote챦nen te zijn die wij gebruiken om te zien en te ruiken.

Dezelfde techniek, maar in een geheel nieuw jasje. De dieren kunnen wel gewoon zien, maar dan met hun zuignappen. Hoe dat precies in zijn werk gaat is niet duidelijk en moet nader worden onderzocht.

Door de overeenkomsten en de verschillen tussen mens en zee-egel te bestuderen kunnen we heel veel leren. Met de genenkaart van de zee-egel in de hand kunnen wetenschappers een hoop waardevolle informatie verzamelen en belangrijke proeven uitvoeren die de gezondheid van de mens een grote dienst kunnen gaan bewijzen.

Links:

2006 Planet Internet

De zee-egel mag zich scharen in het rijtje van mens, chimpansee, muis, kip, worm en gist. In het tijdschrift Science wordt deze week ook zijn complete genoom aan de wereld gepresenteerd. En dat lijkt verrassend veel op dat van ons.

Na jaren onderzoek, door 240 wetenschappers uit de hele wereld, zijn die van de soort ‘Strongylocentrotus purpuratus’ ontcijferd. Deze paars gekleurde zee-egel onstond vijftien tot twintig miljoen jaar geleden en is al sinds de negentiende eeuw een lieveling van wetenschappers. Ze gebruikten het diertje vooral om de voortplanting en embryonale ontwikkeling te bestuderen. Zee-egels zijn niet zo zuinig met hun geslachtscellen en zowel vrouwtjes als mannetjes schieten ze met miljoenen tegelijk het water in. Behalve dat er veel van zijn, zijn ze gemakkelijk te manipuleren en dat maakt ze gewilde onderzoeksobjecten.

De zee-egel is zeker niet het eerste wezen waarvan het volledige genoom in kaart is gebracht. Onder andere gist, worm, muis, chimpansee en natuurlijk mens gingen hem voor. Maar de zee-egel is toch bijzonder, want het eerste in zee levende, vrij bewegende, ongewervelde dier waarvan de genetische code is blootgelegd.

Die code is 814 miljoen baseparen lang, die samen ongeveer 23.300 genen vormen. Dat zijn er onverwacht veel. Ter vergelijking: de mens heeft tussen de 20- en 25.000 genen. En een zee-egel heeft niet eens een hoofd! Het gekke is ook, zeggen de onderzoekers, dat de zee-egelgenen bijzonder veel lijken op die van mensen. Meer bijvoorbeeld dan die van een vlieg (die wel een kop en staart bezit).

Zo heeft de paarsgekleurde zee-egel een hele set genen die coderen voor zintuiglijke eiwitten. Eiwitten die wij mensen gebruiken om te zien of om te horen, zweven ook door de cellen van het stekelige, in zee levende dier. De vraag die de wetenschappers zich nu stellen is natuurlijk: wat doet het daarmee, zo zonder hoofd, laat staan ogen en oren? En om het nog gortiger te maken: het paarse beest heeft zelfs genen die bij ons een rol spelen bij de ontwikkeling van het brein.

Iets anders wat de onderzoekers opviel, was het enorme aantal genen dat te maken heeft met het afweersysteem, vier tot vijf procent van het hele genoom. De zee-egel heeft dan ook niet zoals mensen een flexibel immuunsysteem, waarvan de cellen zich aanpassen aan de boze buitenwereld. De zee-egel moet het doen met de starre set verdedigers waarmee hij wordt geboren. Maar dat zijn er dan wel heel veel. Het onderwaterdier heeft een heel arsenaal aan los zwemmende eiwitten en aan cellen vastzittende antennes die specifieke bacteriën aanvallen en andere indringers wegvangen. Wij hebben die ook, maar – dankzij onze flexibiliteit – dus minder.

De nu bekende reeks letters die samen een zee-egel maken, moet vele wetenschappelijke vragen gaan beantwoorden. Zo gaan onderzoekers natuurlijk verder met het bestuderen van de embryo’s, waarvan ze graag willen weten door welke genen ze worden gestuurd. Ze ontdekten al dat er in de eerste twee dagen 11.500 genen die voor eiwitten coderen actief zijn.

Verder kan het DNA van de zee-egel helpen bij de bestrijding van ziektes. Zo brengt zijn omvangrijke immuunsysteem wetenschappers wellicht op nieuwe ideeën om schadelijke bacteriën uit het menselijk lijf te weren. Maar simpelweg het bestuderen van de werking van genen die het dier met mensen gemeen heeft, kan al leiden tot oplossingen voor bij ons voorkomende defecten.

Want misschien heeft de zee-egel het – ondanks zijn simpele voorkomen – wel allemaal beter geregeld dan wij. Hij bestaat in ieder geval al een stuk langer dan de mens, de oudste zee-egelachtige fossielen zijn meer dan 440 miljoen jaar oud. En een exemplaar leeft ongeveer net zo lang als een mens. Leeftijden van verschillende exemplaren variëren van een jaar of vijftig, tot wel honderd jaar. Tja, wie is er dan het toppunt van evolutie?

Sluit dit venster

S. purpuratus. [Foto Charles Hollahan]

Zeewier oftewel algen, het favoriete maaltje van de paarsgekleurde zee-egel.

The Sea Urchin Genome Sequencing Consortium: ‘The genome of the sea urchin Strongylcentrotus purpuratus’, Science, 10 november 2006

J.S. Pearse: ‘Ecological role of purple sea urchins’, Science, 10 november 2006

J.P. Rast e.a.: ‘Genomic insights into the immune system of the sea urchin’, Science, 10 november 2006

http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/31216062/

Modelorganismen zijn organismen die gekozen werden om als model te dienen voor het genetisch en ontwikkelingsbiologisch onderzoek. Deze organismen zijn makkelijk te kweken en vertonen veel variaties.
De Zeeegel is  een goed en veelgebruikt model in de evo-devo

Extante zeeegels http://www.echinoids.nl/

Goniocidaris

 

Lovenia  forbesi

.

.

.

.

.

http://www.jagvives.jazztel.es/fichas/equinidosaustraliaingles.htm

http://members.home.nl/thebus/cretaceous/cretaceous_website.html
(Dutch site )

Sea urchin (Echinoidea)

http://www.nhm.ac.uk/research-curation/research/projects/echinoid-directory/index.html

 

 1

Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea

2

Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea

3

Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea

4

Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea

Familia:  Mellitidae  Stefanini,  1911

Genera of Mellitidae

Mellita Leodia Mellitella Encope

Afbeeldingen van Encope californicus  <—

Afbeeldingen van Encope  <—-

http://echinologia.com/galeries/mellitidae/index.html#leodia

Afbeeldingen van mellita quinquiesperforata

aclinensis

Mellita aclinensis from the Late Pliocene Tamiami Fm. (Bed 6) of Charlotte County, Florida (UF 40387).

http://www.debelemniet.nl/itemzee-egels.html

Fossiele en recente zee-egels

 

Meer dan 800 soorten zee-egels

De eerste zee-egels stammen uit het Ordovicium. Ook tegenwoordig komen ze nog voor. Ze behoren in de stam van de Echinodermata (Stekelhuidigen) tot de klasse van de Echinoidea. Wereldwijd zijn er meer dan 800 soorten bekend. Enkele van die soorten komen aan de kust van Nederland en België voor. Een daarvan is het zeeboontje. Dit zee-egeltje wordt niet groter dan een centimeter. De van hun kleine stekels ontdane schalen kunnen in grote aantallen aanspoelen.

Zeeboontjes, gevonden aan de Zeeuwse kust.     Rijen met ambulacrale en interambulacrale plaatjes bij Echinocorys humilis.Echinocorys humilis uit het Boven-Krijt (Campanien) bij Coesfeld (Dld).

Hoe zien zee-egels eruit?

Zoals de naam al doet vermoeden, leven zee-egels in de zee. Meestal zijn ze halfbolvormig, hartvormig of schijfvormig. Hun grootte varieert meestal van ongeveer 1 tot 15 centimeter maar er zijn ook grotere soorten bekend. In feite bestaat het skelet van de dieren uit een harde schaal van calciet die is opgebouwd uit tien rijen dubbele plaatjes, de ambulacrale en interambulacrale zones. Van beide heeft de zee-egel er vijf. De verschillende plaatjes zijn met elkaar vergroeid. De schaal is bedekt met stekels, pedicellariae en sphaeridia. Bij bepaalde soorten zee-egels zijn duidelijk tuberkels te zien waarop deze aangehecht zijn. De zee-egel kan de stekels bewegen. Ze dienen vooral voor de verdediging van het dier. Als er gevaar dreigt, kan hij ze rechtop zetten. Bij bepaalde soorten zee-egels worden de stekels ook gebruikt voor de voortbeweging. Bij andere soorten, die in de zeebodem leven, kunnen de dieren ze gebruiken om in het sediment zelf te graven of om zich erin te graven. De stekels van een zee-egel kunnen verdeeld worden in primaire en secundaire stekels. De primaire stekels zijn het grootste. We vinden ze op de interambulacrale plaatjes. De kleinere secundaire stekels komen zowel op de interambulacrale als ambulacrale plaatjes voor. De pedicellariae komen we bij fossiele zee-egels niet vaak tegen. Het dier gebruikt ze om er zijn schaal mee schoon te maken en om ermee parasieten van het lijf te houden. De spheridia treffen we aan op de ambulacrale plaatjes. Het zijn zintuigjes die helpen om het dier rechtop te houden.

Hemipneustes striatoradiatus is een irregulaire zee-egel (Boven-Krijt - Maastrichtien) uit Zuid-Limburg. De gaatjes in de kalkschaal geven aan waar de podia gezeten hebben.    De tuberkels zijn goed te zien bij Hemicidaris crenularis (Jura - Malm) uit Novion Porcien (Fra).   Echinocorys scutala is een irregulaire zee-egel waarbij mond en anus aan de onderkant zitten (Boven-Krijt - Campanien) uit Hannover (Dld).

Op de schaal zitten ook rijen met kleine gaatjes. Door deze gaatjes kunnen de buisvoetjes of podia naar buiten worden gestulpt. Deze buisvoetjes hebben diverse functies. Zo kunnen ze helpen bij de voortbeweging. Soms hebben de podia zuignapjes, waarmee het dier zich aan de rotsbodem kan vastzuigen. Dit laatste is vooral belangrijk bij zee-egels die in de brandingszone leven. Verder bezit het dier een mond en een anus maar die zitten niet bij alle soorten op dezelfde plaats. Bij de regelmatige (regulaire) zee-egels zit de mond in het midden van de onderkant en de anus aan de bovenkant. Bij de onregelmatige (irregulaire) zee-egels zitten zowel mond als anus aan de onderkant. De mond hoeft daarbij niet persé in het midden te zitten. Bij de meeste zee-egels zit in de mond een krachtig, snavelachtig kauwapparaat dat bekend staat als de ‘lantaarn van Aristoteles’. Dit kauwapparaat bestaat uit een groot aantal skeletdelen. Daartoe behoren ook de tandplaten die het geheel dat snavelachtig aanzien geven. Aangezien deze tandplaten aan slijtage onderhevig zijn, wordt voortdurend nieuw plaatmateriaal aangemaakt. Doordat de kauwapparaten uit zoveel verschillende skeletdelen bestaan, fossiliseren ze niet vaak.In het inwendige van de zee-egel komen we het spijsverteringskanaal tegen, dat van de mond naar de anus loopt, en een watervaatstelsel. Ook treffen we er onder andere de geslachtsklieren aan die gonaden genoemd worden. Vanuit deze gonaden worden een aantal malen per jaar de zaadcellen en eicellen aan het zeewater afgegeven waar dan de bevruchting plaatsvindt.
Recente regulaire zee-egels. Links de onderkant met mond, rechts de bovenkant met anus.  Fossiele irregulaire zee-egel van vuursteen.  Vuurstenen zee-egel en de afdruk ervan in vuursteen.

Wat eten zee-egels en waar komen ze voor?Regulaire zee-egels treffen we meestal op de harde, rotsachtige zeebodem aan. Vaak zijn het planteneters of alleseters die soms zelfs kleine, levende prooien verslinden. Irregulaire zee-egels leven in het algemeen geheel of gedeeltelijk in het sediment op de zeebodem ingegraven. Ze voeden zich door dit sediment op te eten. De organische deeltjes uit het sediment verteren ze. Die vormen dus hun eigenlijke voedsel. De onverteerbare anorganische deeltjes scheiden ze via de anus weer uit.
Door recente zee-egels te bestuderen, proberen we een beter idee te krijgen van het leven van de fossiele soorten. Tegenwoordig leven de meeste zee-egels in ondiepe zeeën waar ze vaak met grote aantallen bij elkaar kunnen voorkomen.
Binnenaanzicht van het kauwapparaat van een Clypeaster uit het Tertiair - Mioceen (Calabrië - Italië).   Micraster glyphus uit het Boven-Krijt - Campanien is een hartvormige zee-egel (Hannover - Dld).  Deze doorgezaagde fossiele zee-egel zit in kalksteen die gebruikt is voor de bouw van de basiliek van Tongeren in België.

zeelelies

 (ECHINODERMATA °

http://facstaff.gpc.edu/~pgore/geology/geo102/burgess/crinoid.gif

Echmatocrinus

The earliest known crinoid. Note the difference between the stem of this specimen and that of later crinoids

http://nl.wikipedia.org/wiki/Crino%C3%AFde 
http://en.wikipedia.org/wiki/Crinoid
http://catalogue-of-organisms.blogspot.com/search/label/Crinoidea

Klasse :crinoidea

Twee ordes:
Isocrinida (zeelelies) en 
Comatulida (haarsterren)

http://gwydir.demon.co.uk/jo/fossils/crinoid.htm

Found in Germany, Seirocrinus subangularis, .
Lower Jurassic sea lily: features three distinct intertwined individuals appearing to be a plant, but are animal — a distant relative of today’s starfish and sea urchin.

Kolonie van Seirocrinus op met tweekleppigen (Inoceramus begroeid drijfhout    .http://www.natuurinformatie.nl/ndb.kbin.nl/natuurdatabase.nl/i000153.html
Holzmaden ( Stutgart )
Its plantlike morphology evolved to feed on plankton from its marine environment, reaching downward into the water from a floating piece of driftwood on which it was attached.
It measures 30 by 56 inches.

http://www.nsf.gov/news/news_summ.jsp?cntn_id=111722&org=NSF
Crinoids, commonly known as “sea lilies,” from the approximately 460-million-year-old Ordovician Bobcaygeon Formation in Ontario, Canada. These marine animals, which are echinoderms related to starfish and sand dollars, attached themselves to the sea floor and filtered food from the water with their feathery appendages. Crinoids are still alive today, but they are part of the Paleozoic evolutionary fauna, which was more abundant and diverse in the shallow seas that covered much of the present-day land area. The delicate specimens on this slab of rock were preserved when a strong storm toppled them to the sea floor and then buried them with a thin layer of mud.

Credit: Shanan Peters, University of Wisconsin-Madison.

Uintacrinus+socialis.jpg

http://1.bp.blogspot.com/_VA6LePZ6KNY/S3USDAZZ91I/AAAAAAAACDo/S7jQjnJHgSo/s400/Uintacrinus+socialis.jpg
Fossil assemblage of the very aptly named Uintacrinus socialis, from Hess 1999b.
sea lillies j feather stars.JPG
crinoids.JPG
Kansas crinoids.JPG
Arduin fossielen.JPG
ZEELELIE RESTEIGNE.JPG
 
<—Isocinides.JPG
.
.
.
.
.
fossil image icon
fossil image icon   fossil image icon fossil image icon fossil image icon  fossil image icon  fossil image icon fossil image icon  fossil image icon  fossil image icon fossil image icon
Abatocrinus sp    /.Burlington Limestone, Pike County, Missouri
Aorocrinus immaturus and Platycrinites symmetricus /,LeGrand, Iowa 
Taxocrinus / Edwardsville Formation, Montgomery County, Indiana
Barycrinus princeps /Edwardsville Formation, Montgomery County, Indiana
Barycrinus asteriscus and Macrocrinus sp./Montgomery County, Indiana
Barycrinus /Gilmor City Formation, Gilmore City, Iowa
Scytalocrinus sp./Borden Group, Montgomery County, Indiana
Crinoid limestone 
Crinoid limestone 
Sea Lily Stems

 

 

 

Fossil crinoid, Helicocrinus plumosus; late Silurian (c. 415 my old), West Brunswick, Victoria
Source: Museum Victoria

Een primeur: organische moleculen uit fossiele resten

gehaald

 19 februari 2013

fossiele resten

Lang dachten onderzoekers dat complexe organische moleculen het fossiliseringsproces niet konden overleven. Maar een nieuwe vondst spreekt dat tegen: wetenschappers zijn er voor het eerst in geslaagd om organische moleculen direct uit een fossiel te halen!

De onderzoekers troffen in Indiana en Iowa fossiele resten van zeelelies aan.

De zeelelies zijn waarschijnlijk tijdens een heftige storm bedolven geraakt onder een dikke laag sedimenten. Een groot deel van de poreuze skeletten van de stekelhuidige dieren zijn daarbij met mineralen opgevuld. Maar enkele poriën met daarin organische moleculen bleven intact.

 

Wetenschappers van de Ohio State University zijn er nu in geslaagd om deze organische moleculen direct uit de fossiele resten te halen. En dat is bijzonder.

“Er zijn in gesteenten wereldwijd heel veel gefragmenteerde biologische moleculen terug te vinden,” vertelt onderzoeker William Ausich.

“Het zijn de resten van oude planten en dieren. Ze zijn in stukjes gebroken en door elkaar gemixt.”

De onderzoekers hebben de organische moleculen die ze nu ontdekten, direct uit een organisme verwijderd.

“We kunnen met zekerheid stellen dat deze organische moleculen van het individu kwamen dat we bestudeerden.”

De moleculen die de onderzoekers uit de zeelelies verwijderd hebben, lijken

 te zijn, zo schrijven de onderzoekers in het blad Geology.

http://en.wikipedia.org/wiki/Quinone

Deze moleculen doen soms dienst als pigmenten of gifstoffen die een individu moeten beschermen tegen roofdieren.                              Onduidelijk is welke functie de chinonen in het leven van de zeelelies hadden.

Bronmateriaal:
Ancient Fossilized Sea Creatures Yield Oldest Biomolecules Isolated Directly from a Fossil” – OSU.edu
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door William Ausich / Ohio State University.

Pterosauria

 

 INHOUD —-> https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/03/evodisku/

 

LINK

http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2014/04/11/pterosaurs-take-manhattan/

 

AMNH  exhibition :   The accompanying website is chock full of images, videos and information– go have a look.

Here’s a nice summary video.

 

 

 

 

A to Z List of Pterosaurs

They weren’t technically dinosaurs, but these flying, gliding pterosaurs crowded the skies of the Mesozoic Era.
________________________________________________________________________________________________

Aetodactylus
This Cretaceous pterosaur had an unusually narrow beak.

 ________________________________________________________________________________________

Alanqa
This giant pterosaur stalked the swamps of northern Africa.

________________________________________________________________________________________

Anhanguera
This pterosaur had crests on the top and bottom of its head.

AnhangueraAnhanguera2Anhanguera-santanae

°http://nl.wikipedia.org/wiki/Anhanguera_(pterosauri%C3%ABr)

http://museumvictoria.com.au/melbournemuseum/discoverycentre/dinosaur-walk/meet-the-skeletons/anhanguera/

 

_________________________________________________________________________________________________

Anurognathus

One of the smallest pterosaurs of prehistoric times.

__________________________________________________________________________________________________

Azhdarcho
A giant pterosaur from central Asia.

_________________________________________________________________________________________________

Bakonydraco
The remains of this pterosaur were found in Hungary.

_________________________________________________________________________________________________

Caulkicephalus
This pterosaur was recently discovered on the Isle of Wight.

_________________________________________________________________________________________________

 

Cearadactylus
A fish-eating pterosaur from South America.

_________________________________________________________________________________________________

Coloborhynchus
The largest toothed pterosaur yet identified.

De Krijt-pterosauriër Coloborhynchus spielbergi

http://www.natuurinformatie.nl/nnm.dossiers/natuurdatabase.nl/i002072.html

Hoewel de eerste pterosauriërs reeds in de  Trias (248-213 miljoen jaar geleden) verschijnen, duurt het tot het Krijt (144-65 miljoen jaar geleden) dat de vliegende reptielen enorme groottes bereiken, met spanwijdtes tot 12 meter. Pterosauriërs waren tijdgenoten van de dinosauriërs, maar ze behoren tot een andere groep reptielen. Binnen de paleontologie is afgesproken dat de naam dinosauriërs alleen gebruikt mag worden voor op het land levende dieren; alle reptielen die kunnen vliegen of in zee leven zijn geen dinosauriërs.

Prepareren

De grote pterosauriër in Naturalis is zo’n groot vliegend reptiel uit het Krijt. Het fossiel komt uit Brazilië, en toen het naar het museum kwam, zaten de botten nog in kalksteen. Een bedrijf in Duitsland dat gespecialiseerd is in het uitprepareren van botten, heeft de botten ontdaan van het omringend gesteente. Het was hiervoor nodig om het gesteente met de botten eerst onder een röntgenapparaat te leggen, zodat de preparateurs in ieders geval bij benadering wisten waar ze bot konden verwachten. Dit maakte het uitprepareren gemakkelijker. Toen dit na ongeveer één jaar klaar was, kon de studie van de botten beginnen.

Studie

Het wetenschappelijke werk bestaat uit het bestuderen, beschrijven en tekenen van de botten. Dit geeft niet alleen informatie over de vorm van het dier maar ook over de manier waarop het lichaam functioneerde. En dit geeft weer aanwijzingen voor de manier van leven. Als dit gedaan is, moet het skelet vergeleken worden met andere skeletten van pterosauri챘rs. Dit is belangrijk omdat je dan uit kunt maken of het om een nieuwe soort gaat of niet. Het belang van het bepalen of een fossiel een nieuwe soort is of niet komt voort uit het feit dat in principe iedere soort zijn eigen manier van leven heeft. Meer soorten (een grotere diversiteit) wijst erop dat er een noodzaak was voor dieren om zich aan te passen aan andere omstandigheden dan hun voorouders, wat bijvoorbeeld veroorzaakt kan zijn doordat in de oude situatie niet genoeg voedsel meer te vinden was. Aanpassing aan een andere omgeving zorgt voor anatomische veranderingen en die worden door paleontologen in kaart gebracht en gebruikt om een nieuwe soort te defini챘ren.

De pterosauriër in Naturalis is een nieuwe soort van het genus (= geslacht) Coloborhynchus. Vertaald betekent dit zoiets als “snuit die onvolgroeid is.” In de 19de eeuw bedacht de paleontoloog sir RichardOwen deze naam, toen hij een in Engeland gevonden pterosauri챘rsnuit beschreef, die volgens hem onvolgroeid was

Hij vond het heel raar dat er dieren bestonden met een stompe snuit, waar dan ook nog eens twee tanden uitstaken. Er ontstond direct een discussie of het allervoorste stuk van dit fossiel misschien was afgebroken.

Anderen dachten dat de twee ronde structuren op de platte voorkant, de tandholtes, wellicht waren veroorzaakt door erosie; het fossiel was immers zeer slecht bewaard gebleven. Maar recente vondsten hebben duidelijk gemaakt dat de snuit inderdaad stomp is en twee tanden heeft. Andere kenmerken van dit genus zijn de grote kam op de snuit en een kleinere aan de onderkaak. De kam op de snuit zit tot helemaal vooraan, in tegenstelling tot de kam van het zeer nauw verwante genus Anhanguera; hier zit de kam namelijk meer naar achteren (maar er zijn nog andere verschillen). De verschillen tussen de soorten zijn minder duidelijk.

fig 2 – Coloborhynchus spielbergi verschilt in enkele details van andere Coloborhynchus soorten

Het gaat hier om kleine details. Zo zijn de rami (= opstijgende takken) van de onderkaak meer gebogen dan bij andere soorten en is de richel op het verhemelte veel minder goed ontwikkeld. En ook het borstbeen ziet er anders uit, maar hier moet wel bij gezegd worden dat er maar twee andere borstbeenderen bekend zijn, waarvan er maar een is gepubliceerd.

Levenswijze

Gezien het gebit en de omgeving waar het fossiel gevonden is, is het aannemelijk dat het dier vis at, die hij uit het water hapte tijdens het maken van een duikvlucht. De kam op zijn kop zou dan misschien gediend kunnen hebben als een soort kiel om door het water te ploegen. Maar hier moet nog meer onderzoek naar worden gedaan, omdat eenzelfde functie ook wordt toegeschreven aan de kam vanAnhanguera, die, zoals hierboven reeds vermeld, op een andere plaats zat. De verschillen in het gebit van Anhanguera (meer en kleinere tanden dan Coloborhynchus) wijzen ook op een andere manier van leven. Er is nog niet veel bekend hoe deze dieren verder geleefd hebben, bijvoorbeeld of ze in groepen leefden of niet. Slechts van een enkele pterosauriërsoort is hierover meer zekerheid. Zo leefdePterodaustro, de ‘flamingo’-pterosauri챘r, in grote groepen. Hoewel de dieren, gezien hun bouw, zeer zeker in staat waren grote afstanden af te leggen, is het niet met zekerheid te zeggen of ze dit ook deden. Hiervoor is het aantal gevonden fossielen te beperkt. Ook is er nog te veel onduidelijk over welke kenmerken uniek zijn voor deze pterosauriërsoorten. En zolang we daar niet over eens zijn, wordt ook de systematische indeling lastig en weten we niet zeker of die ene soort op een bepaalde plaats voorkomt of dat dit een verwante, maar toch nieuwe soort is. Onzeker is ook of de dieren eieren hebben gelegd of niet; er is tot op heden nog geen ei gevonden.

Toekomst

Het lijkt erop dat we al veel weten over deze prehistorische dieren. En dat is ook zo als het gaat om de botten, hoewel ook hier nog veel onduidelijk is, zoals blijkt uit het voorgaande. Maar over hoe het dier geleefd heeft, zowel met betrekking tot het functioneren van zijn lichaam als met betrekking tot zijn plaats in het ecosysteem, is nog veel te onderzoeken. Toekomstig onderzoek richt zich hier dan ook met name op.

auteur: André J. Veldmeijer

 

_________________________________________________________________________________________________

Ctenochasma
This pterosaur had over 200 needle-like teeth.

_________________________________________________________________________________________________

°

Darwinopterus

Photograph courtesy Atlantic Productions/ZOO EFX

Darwinopterus, a pterosaur that lived 160 million years ago, is shown flying through a Jurassic forest. About the size of a crow, Darwinopterus had an anatomy that contained elements of both early and more advanced pterosaurs and is therefore considered a transitional animal. Its sharp teeth and flexible neck have led some paleontologists to speculate that it may have hunted in the air.
An important “missing link” in pterosaur evolution.

Photo: A Darwinopterus flies through a Jurassic forest in an image from the movie Flying Monsters 3D

 

_______________________________________________________________________________________________

 

°

Dimorphodon

Dimorphodon

Dimorphodon macronyx   // Dimorphodon was a midsize pterosaur with a blunt, bulky head and two types of teeth.

Dimorphodon Fossil

Dimorphodon fossil  //With a skull shaped to snap jaws fast, this animal likely caught insects mid-air.

Dimorphodon
This big-headed pterosaur had two distinct types of teeth.

D Macronyx

dimorphodon 1dimorphodon (R Owen ) dimorphodon°

http://www.dinosaurfact.net/Pterosaurs/Dimorphodon.php

http://en.wikipedia.org/wiki/Dimorphodon

http://nl.wikipedia.org/wiki/Dimorphodon

File:Dimorphodon2DB.jpg

____________________________________________________________________________________________________

°

Dorygnathus   A typical pterosaur from western Europe.

°

Dsungaripterus
A typical pterosaur of the early Cretaceous. /  -145 a -99.6 MY                                                                                                                                                 Asia: Mongolia, China

http://www.palaeocritti.com/by-group/pterosauria/dsungaripterus

http://laignoranciadelconocimiento.blogspot.be/2011/09/dsungaripterus.html

Dsungaripterus

  skull

http://paleodb.org/cgi-bin/bridge.pl?a=home

Dsungaripterus

Dsungaripterus weii
This pterosaur’s rugged skull shows adaptations for digging and eating shellfish.

Dsungareptirus Fossil

Dsungaripterus fossil
These crushing teeth could have pulverized clams like a nutcracker.

_______________________________________________________________________________________________

Eudimorphodon
This pterosaur flew the skies of Europe well over 200 million years ago.

________________________________________________________________________________________________

 

Eurazhdarcho
This giant pterosaur was recently discovered in Transylvania.

________________________________________________________________________________________________

Feilongus
This narrow-beaked pterosaur was recently discovered in China.

________________________________________________________________________________________________

Germanodactylus
This flying reptile was once thought to be a species of Pterodactylus.

________________________________________________________________________________________________

Gnathosaurus
This “jaw lizard” was discovered in 1833.

_________________________________________________________________________________________________

Hatzegopteryx
Might this pterosaur have been bigger than Quetzalcoatlus?

_________________________________________________________________________________________________

Hamipterus tianshanensis

June 5, 2014
Source:Cell Press
Summary:
Researchers have discovered the first three-dimensionally preserved pterosaur eggs in China. The eggs were found among dozens, if not hundreds, of pterosaur fossils, representing a new genus and species (Hamipterus tianshanensis). The discovery reveals that the pterosaurs — flying reptiles with wingspans ranging from 25 cm to 12 m — lived together in gregarious colonies.
This image depicts ecological reconstructions of Hamipterus.
Credit: Chuang Zhao
Pterosaurs and their  3D  eggs from China

Eieren van Pterosaurus ontdekt

Het gaat om vijf goed bewaard gebleven eieren die zijn ontdekt temidden van veertig fossielen van mannelijke en vrouwelijkePterosauriërs.

Uit de vondst blijkt dat de vliegende reptielen waarschijnlijk in grote kolonies leefden en broeden .

Dat melden Chinese onderzoekers in het wetenschappelijk tijdschriftCurrent Biology.

De wetenschappers ontdekten de gefossiliseerde Pterosauruseieren tijdens een opgraving in de Chinese provincie Xinjiang. Het gaat niet om afdrukken van eieren in gesteentes, maar om driedimensionale structuren.

“Vijf van de eieren zijn driedimensionaal bewaard gebleven, sommige zijn bijna helemaal compleet”, verklaart hoofdonderzoeker Xiaolin Wan op nieuwssite ScienceDaily.  

Om de gefossiliseerde eieren zit een kalkrijke schil, aan de binnenkant bevindt zich een dik membraan. Daarmee lijken de fossielen erg op moderne slangeneieren.

De aanwezigheid van de veertig skeletten suggereert dat de vliegende reptielen zich hadden verzameld in een broedgebied. Waarschijnlijk begroeven de vrouwtjes hun eieren in vochtig zand nabij een meer om ervoor te zorgen dat hun jongen niet zouden uitdrogen.

“Vindplaatsen als deze leveren veel informatie op over het gedrag van deze vliegende reptielen die met geen enkele moderne diersoort zijn te vergelijken”, aldus Wan.

De opgegraven Pterosuariërs leefden ongeveer 120 miljoen jaar geleden. De vleugels van de dieren hadden in sommige gevallen een spanwijdte van maar liefst twaalf meter.

Door: NU.nl/Dennis Rijnvis


driedimensionaal ei 

 

Wetenschappers hebben in China voor het eerst in 3D bewaard gebleven eieren van pterosaurussen ontdekt. Nabij de eieren ontdekten ze bovendien de resten van zeker tientallen volwassen pterosaurussen. Het gaat om een nieuwe soort.

Nieuwe soort
De ontdekte pterosaurussen en hun eieren zijn nieuw voor de wetenschap. De onderzoekers hebben de nieuwe soort de naam Hamipterus tianshanensis gegeven. Waarschijnlijk begroeven deze pterosaurussen hun eieren in het zand nabij een meer om te voorkomen dat deze zouden uitdrogen. Het feit dat er nabij de eieren zoveel resten van volwassen pterosaurussen zijn ontdekt, wijst erop dat ze in groepen leefden.

De eieren
De eieren van deze nieuwe soort hebben een vrij dunne, kalkachtige schaal. Daaronder bevindt zich een zacht, maar dik membraan. De eieren lijken daarmee op de eieren van moderne slangen.

De volwassenen
De onderzoekers bestudeerden bovendien de fossiele resten van veertig mannelijke en vrouwelijke volwassen pterosaurussen. Uit dat onderzoek blijkt dat er de nodige verschillen waren tussen de mannetjes en vrouwtjes. Onder meer de grootte, vorm en de hoofdkam was bij de vrouwtjes anders dan bij de mannetjes.

 

De ontdekte eieren. Afbeelding: Maurilio Oliveira.

Bijzonder
De ontdekking in het noordwesten van China is heel belangrijk. Met name omdat er ook eieren zijn aangetroffen.

Tot op heden zijn er maar enkele eieren van pterosaurussen teruggevonden en die waren allemaal ‘plat’. Het is voor het eerst dat in 3D bewaarde eieren zijn ontdekt. Ook is het uniek dat de eieren in gezelschap van hun ouders worden teruggevonden.Hoewel de vondst ons veel kan vertellen over het leven, gedrag en de voortplanting van de pterosaurus is er nog genoeg wat we niet weten. Wellicht dat meer opgravingen in ditzelfde gebied daar verandering in kunnen brengen.

Bronmateriaal:
First 3-D pterosaur eggs found with their parents” – Cell Press (via Eurekalert.org).
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door HombreDHojalata (via Wikimedia Commons).

 

___________________________________________________________

°

Huaxiapterus jii

SKULL  Top: from left to right, anterior portions of the skull of Huaxiapterus jii, H. corollatus and skull of H. benxiensis. Bottom: photography of the holotype (BXGM V0011) of H. benxiensis. After Lü, 2007

huaxiaperus-skullsHuaxiapterus-RS

°

Life reconstruction of Huaxiapterus jii (© Rafael Silva do Nascimento)

http://www.dinodinosaurs.com/f1605/huaxiapterus-information-1324.html

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

_____________________________________________

°

Istiodactylus
This “sail finger” flew the skies of Cretaceous England.

 

______________________________________________

Jeholopterus
This fanged pterosaur looked like a flying vampire.

°

 Jeholopterus ningchengensis

http://www.reuters.com/article/2009/08/05/us-china-pterosaur-idUSTRE5745GJ20090805

__________________________________________________________________________________

Liaoningopterus
This Asian pterosaur was a close relative of Anhanguera.

___________________________________________________________________________________-

Nemicolopterus
This tiny pterosaur was discovered in China in early 2008.

Mini-pterosauriër/ Remy van den Brand

http://noorderlicht.vpro.nl/noorderlog/bericht/39232189/

Sluit dit venster

 Nemicolopterus crypticus[Afbeelding: Michael Skrepnick].

Onderzoekers beschrijven begin februari 2008 in PNAS een van de kleinste pterosauriërs ooit.

Het fossiel van deze vliegende, tandeloze dino werd gevonden in een Chinees gesteente dat stamt uit het Krijt en 125 tot 120 miljoen jaar oud is.

Lang was het leven van het dier niet, want volgens de wetenschappers, onder leiding van de Chinese paleontoloog Xiaolin Wang, gaat het nog maar om een jonkie. En met een spanwijdte van pak ‘m beet 25 centimeter is het een van de kleinste pterosauriërs die tot nu toe bekend zijn. Latere familieleden konden een spanwijdte van meer dan zes meter bereiken.

Opvallend zijn onder meer de erg gekromde tenen, die erop wijzen dat het beestje voornamelijk in bomen rondhing.

Waarschijnlijk ving en verorberde het daar insecten.

Mini-Pterodactyl Found in China

small pterosaurs

 http://news.nationalgeographic.com/news/2008/02/photogalleries/reptile-pictures/photo3.html

_____________________________________________________________________________________

 

Nyctosaurus
This pterosaur came equipped with its own mast and sail.

______________________________________________________________________________________

Ornithocheirus
One of the largest pterosaurs of the Cretaceous period.

_______________________________________________________________________________________

Peteinosaurus
One of the earliest known pterosaurs.

________________________________________________________________________________________

Preondactylus
The earliest pterosaur yet identified.

________________________________________________________________________________________

Pteranodon
What folks usually refer to when they say “pterodactyl.”  —>( in  gewone spreektaal   worden beiden  gebruikt als  synoniem voor “pterosaurier …”-)

 

 

 Pterosauriers ; 

 pterosauriers

 

Pterodactylus

 

Bekende geslachten zijn de Rhamphorhynchus (afb. links), Pterodactylus en Pteranodon.
De Pterosauria waren reptielen met een lange schedel, een kort lichaam, een lange staart (althans in de oudste primitieve vormen).
De voorste twee ledematen hadden zich ontwikkeld tot vleugels, gevormd door een huidplooi (zoals ook bij vleermuizen), die gesteund werd door één zeer lang uitgegroeide vinger. De overige vingers van de voorpoot fungeerden als een kleine klauw halverwege de vleugel. De beenderen zijn licht en hol, zoals bij vogels.

Uit de Archosauromorpha ontwikkelden zich aan het eind van het Trias (ca. 210-190 miljoen jaar geleden) de Pterosauria (Vliegende Hagedissen).
De Pterosauria (Gr. Pteron = vleugel; sauros = hagedis) vormen de enige groep reptielen die ooit gevlogen hebben. Zij kwamen in het Jura en het
Krijt, veel voor in Europa en Noord-Amerika, al zijn er ook soorten bekend uit Afrika. De bloeitijd van deze dieren ligt in de Jura; slechts weinig soorten zijn tot in het Krijt blijven voortbestaan.

°
Voorouders : Pterosauria (Gr. Pteron = vleugel; sauros = hagedis) worden gezien als Archosauria en bovendien als zustergroep van
(of althans nauw verwant aan) de Dinosauria. Dit is echter omstreden: veel onderzoekers menen dat de Pterosauria van hagedisvormige dieren als
Cosesaurus afstammen. Dit diertje leefde tijdens het Midden-Trias (ca. 220 mjg) in Spanje en behoort tot de Prolacertiformes, een groep van uiteenlopende primitieve reptielen en een onderverdeling van de Archosauromorpha. Anderen plaatsen de Pterosauria zelfs in de Lepidosauromorpha (Eosuchia) een zustergroep van de Archosauromorpha als vrije nauwe verwanten van de hagedissen en slangen.

°

De Vliegende reptielen moeten niet worden beschouwd als de voorlopers van de vogels. Uit goed bewaard gebleven materiaal is o.a. komen vast te staan dat de Pterosauria geen veren bezaten. De Vogels hebben zich langs een andere weg ontwikkeld, namelijk uit de Ornithosuchia (orde Thecodontia) of uit de Theropoden (Dinosauriërs)
Cosesaurus, de mogelijk voorouder van de Pterosauria.

Cosesaurus aviceps (Ellenberger and DeVillalta 1974) Middle Triassic ~225 mya, ~16cm long, was originally considered an ancestor of birds, then a juvenile Macrocnemus (Sanz and López-Martinez 1984) and finally an ancestor of pterosaurs (Peters 2000b). Here Cosesaurus was derived from a sister to Huehuecuetzpalli Jesairosaurus and MacrocnemusCosesaurus was a basal fenestrasaur that phylogenetically preceded SharovipteryxLongsiquama and pterosaurs. Once again, as important changes took place, the taxon had a smaller adult size.
http://www.reptileevolution.com/cosesaurus.htm

*Tot de Pterosauriërs (Vliegende Reptielen) uit het Krijt behoorde de Hesperorinis. Dit dier was uitstekend zwemmer en duiker, dankzij zijn zwemvliesachtige poten. De vleugels waren daarentegen klein en onontwikkeld, waardoor het dier niet kon vliegen. De Hesperorinis kwam alleen aan land om haar nest te bouwen.

 

°

 

 

Pteranadon

Pteranodon longipens
With wingspans up to 20 feet, this was one of the largest pterosaurs.

 

Pteranodon Fossil

Pteranodon fossil
Pteranodon fossils were first discovered in western Kansas, U.S.

 

_________________________________________________________________________________________

Pterodactylus
The first pterosaur ever to be discovered–and still the most famous.

_________________________________________________________________________________________

Pterodaustro
A weirdly beaked cousin of Pterodactylus.

Pterodaustro

Pterodaustro guinazui
This pterosaur’s teeth were so thin they resembled the bristles of a brush.

Pterodaustro Fossil for DL

Pterodaustro fossil
Its teeth were not for biting; the animal likely scooped up water to strain it for food.

 

Groeicurve van een vliegend draakje

http://noorderlicht.vpro.nl/noorderlog/bericht/39308259/

Een pterosaurus( Pterosauriërs )die zijn voedsel waarschijnlijk uit het water filterde, begon al aan de voortplanting als hij de helft van zijn uiteindelijke grootte had bereikt.

Dat leidt een drietal onderzoekers af uit geplette fossiele botten die gevonden zijn Argentinië. Ze zijn van ‘Pterodaustro guiñazi’, een vliegend reptiel met een merkwaardig gevormde bek. In die bek zaten talloze haarachtige tanden, die doen denken aan de baleinen van een walvis.

De gevonden botten zijn van verschillende grootte, en er is zelfs een fossiel embryo bij, compleet met eierschaal. Hoewel veel van de beenderen geplet waren, konden Anusuya Chinsamy (universiteit van Kaapstad, Zuid-Afrika) en collega’s uit de VS en Argentinië ze dankzij groeiringen in het bot gebruiken om vast te stellen hoe oud de vliegende draakjes geweest waren toen ze stierven. Ook is uit de structuur af te leiden of ze veel energie staken in iets anders, vermoedelijk voortplanting.

Jonge dieren groeiden in hun eerste twee jaar snel en werden dan seksueel actief, concluderen de onderzoekers. Op dat moment hadden ze iets meer dan de helft van hun uiteindelijke omvang. In de drie à vier jaar erna groeiden ze langzaam verder door, tot een uiteindelijke vleugelspanwijdte van tegen de tweeënhalve meter.

Elmar Veerman

Sluit dit venster

Van Pterodaustro zijn honderden skeletten gevonden.

_________________________________________________________________________________________

Quetzalcoatlus
One of the largest creatures ever to take to the sky.

°

De Quetzalcoatlus leefde in het laat-Krijt. Het dier had een vleugelspanwijdte van 12 meter, wat overeenkomt met een gevechtsvliegtuigje uit de tweede wereldoorlog. Hij jaagde voornamelijk op vis in de Amerikaanse binnenzee en viel zelden andere dinosauriërs aan.

°

Two Quetzalcoatlus Scavenge a Dinosaur

Photograph courtesy Atlantic Productions/ZOO EFX

A pair of Quetzalcoatlus scavenge a dinosaur carcass, as some paleontologists believe they might have. Quetzalcoatlus had an enormous beak the size of a man. It is the largest known pterosaur, and its height, standing, would have been eye-to-eye with a giraffe.

Quetzalcoatlus, which lived right up until the end of the Cretaceous period and the extinction of the dinosaurs, is considered in some ways to be at the top of the pterosaur family tree.

Photo: Two Quetzalcoatlus scavenge a dead dinosaur carcass in a scene from the movie Flying Monsters 3D

__________________________________________________________________________________________

Rhamphorhynchus
This pterosaur is hard to spell, but its remains are unusually well preserved.

_____________________________________________________________________________________________

Scaphognathus
A small, rhamphorhynchoid pterosaur of the late Jurassic period.

_____________________________________________________________________________________________

Sordes
A pigeon-sized pterosaur of the late Jurassic.

______________________________________________________________________________________________

°

Tapejara Head

Photograph courtesy Atlantic Productions/ZOO EFX

A close-up view of the head of Tapejara is shown here. The name is derived from Tupi Indian mythology and means “the old being.”

Some scientists have proposed that, in addition to being able to fly, Tapejara could perhaps manipulate its body to “sail” across the surface of the ocean in search of prey. Like a boat, the “hull” of the pterosaur could be formed by the breastbone dipping into the water, and the two hind legs directed backward would function like lateral hulls.

Other scientists have suggested that the Tapejara’s enormous head was not used as a sail, but instead to attract a mate. It could be that the animals with the biggest and most spectacular head crests were able to demonstrate to potential mates that they were the fittest individuals in the population

Tapejara

Photo: A Tapejara head at close range, with a huge, colorful crest, from the movie Flying Monsters 3D
A colorful pterosaur from South America.

 

________________________________________________________________________________________________

Thalassodromeus
This South American pterosaur had a gigantic head crest.

________________________________________________________________________________________________

°

Tupandactylus imperator

Tupandactylus
No other pterosaur had a bigger crest in relation to its body size.

Tupandactylus crest fossil

Tupandactylus fossil
This rare specimen shows signs of the soft tissue between the bones of the crest.

_____________________________________________________________________________________________

 

Tupuxuara
A colorful pterosaur closely (and confusingly) related to Tapejara.

 

_______________________________________________________________________________________________

Vectidraco
This pterosaur was discovered by a five-year-old girl.

________________________________________________________________________________________________

Zhejiangopterus
One of the best-preserved of the giant pterosaurs.

 

________________________________________________________________________________________________

***************************************************************************************************************

 

 

NADER   BEKEKEN  (Diverse artikels  ) 

 

 

 

Vroege vogels en pterosauriërs zaten elkaar niet in de weg

http://www.geo.uu.nl/ngv/geonieuws/geonieuwsnr.php?nummer=105

15 November 2005, jaargang 7 nr. 22

Auteur: prof. dr. A.J. (Tom) van Loon
Geologisch Instituut, Adam Mickiewicz Universiteit, Poznan (Polen)

Vroege vogels en pterosauriërs zaten elkaar niet in de weg De provincie Liaonin in noordoost China levert een voortdurende stroom van interessante nieuwe fossielen op. De afzettingen zijn vooral bekend geworden door de vondsten van gevederde dinosauri챘rs, maar zijn minstens zo interessant door het gelijktijdige voorkomen van pterosauri챘rs en vroege vogels. Daarover zijn net nieuwe gegevens beschikbaar gekomen, die ook meer inzicht geven in de onderlinge verhoudingen tussen beide groepen.

De schedel van Feilongus youngi

In de Yixian Formatie zijn de schedel en de onderkaak een nieuwe pterosauri챘r gevonden, Feilongus youngi. Het gaat om een (nieuw) geslacht dat tot de Archaeopterodactyloidea moet worden gerekend. Met zijn spanwijdte van ca. 2,4 m is hij de grootst bekende vertegenwoordiger uit deze groep. De tanden (het moeten er in totaal 76 zijn geweest) zijn naaldvormig. In de Jiufotang Formatie is het grotendeels complete skelet gevonden van een exemplaar dat eveneens een nieuw geslacht representeert, Nurhachius ignaciobritoi, dat tot de Istiodactylidae moet worden gerekend. De spanwijdte bedroeg 2,4-2,5 m, en deze soort had 54 tanden. Beide nieuwe vondsten komen uit afzettingen (de Jehol Groep) die ongeveer 225 miljoen jaar oud zijn (Vroeg-Krijt), en beide behoren tot taxa die tot nu toe alleen uit Europa bekend waren. Dat betekent volgens de onderzoekers dat er waarschijnlijk een levendig ‘verkeer’ tussen Europa enerzijds en Siberi챘 en Oost-Azi챘 anderzijds bestond.


Het complete skelet van Nurhachius ignaciobritoi

De oudste formatie van de Jehol Group, de Yixian Formatie, heeft nu 7 soorten pterosauriërs opgeleverd. De op de Yixian volgende Jiufotang Formatie heeft nu 6 soorten opgeleverd. Het is daarbij interessant dat de beide formaties verschillende fauna’s van pterosauriërs hebben, die resp. relatief primitief en relatief ver ontwikkeld zijn. Dat is opvallend omdat vindplaatsen van pterosauriërs elders ter wereld alleen betrekkelijk primitieve vormen bevatten (Solnhofen) of juist alleen betrekkelijk ontwikkelde vormen (Santana Fm.). De onderzoekers vermoeden dat de relatief lange tijdspanne waarin de Jehol Groep werd afgezet (5 miljoen jaar) verantwoordelijk is voor deze zichtbare evolutie. Die evolutie lijkt overigens complex en moet nog grotendeels ontrafeld worden.


Reconstructie van een pterosauriër uit de Jehol groep

Naast de ca. 40 resten van pterosauriërs die de Yixian Formatie heeft opgeleverd, zijn er ook meer dan 1000 fossiele vogels uit afkomstig. De Jiufotang Formatie heeft, naast zo’n 1090 pterosauriërs, ook meer dan 1000 vogels opgeleverd. In totaal zijn er nu uit de Jehol Groep 21 vogelsoorten beschreven (terwijl nog tenminste vijf nieuwe soorten niet zijn beschreven). Voor de pterosauriërs gaat het om 13 beschreven en minstens 3 nog onbeschreven soorten. Door deze aantallen is nu een redelijk beeld van de vliegende fauna van destijds verkregen. Duidelijk is dat er veel meer vogels waren dan pterosauriërs, zowel in soortenrijkdom als in aantal. De verspreiding van deze fossielen wijst erop dat beide groepen elkaar in het Vroeg-Krijt (en mogelijk gedurende het grootste deel van het Mesozoïcum) niet in de weg zaten: de vogels leefden vooral in het binnenland, terwijl de pterosauriërs meer de kustgebieden bevolkten.

Referenties:
  • Wang, X., Kellner, A.W.A., Zhou, Z. & Almeida Campos, D. de, 2005. Pterosaur diversity and faunal turnover in Cretaceous terrestrial ecosystems in China. Nature 437, p. 875-879.

Figuren welwillend ter beschikking gesteld door Xiaolin Wang, Institute of Vertebrate Paleontology and Paleoanthropology, Chinese Academy of Sciences, Beijing (China).

Jachtwijze van pterosauriërs moet worden herzien

1 November 2007, jaargang 9 nr. 11 artikel 862

Auteur: prof. dr. A.J. (Tom) van Loon
Geologisch Instituut, Adam Mickiewicz Universiteit, Poznan (Polen)

http://www.geo.uu.nl/ngv/geonieuws/geonieuwsart.php?artikelnr=862

502171-e6ff8abef93adbee81f0af15586e74ea

Over de wijze waarop de pterosauriërs leefden en hun voedsel verkregen, bestaat nog veel onduidelijkheid. Deze opmerkelijke diergroep, waarvan sommige soorten een spanwijdte hadden van 12-15 m, leefde volgens de huidige opvattingen voor een belangrijk deel van vis. Op basis van de anatomie van hun kop, en ook van hun bek, werd tot nu toe verondersteld dat ze (zo niet alle dan toch in ieder geval sommige soorten zoals Thalassodromeus en Quetzalcoatlus) dat deden door dicht over het wateroppervlak te scheren, waarbij ze de onderste helft van hun snavel door het water haalden, in de hoop om zo een vis te vangen. Die wijze van vissen wordt recent onder meer toegepast door schaarbekken (Rynchops).
Het beeld van de reusachtige pterosauriërs die scherend over het water, met hun snavel het water doorklievend op jacht naar vissen, lijkt echter niet langer houdbaar. Op basis van nagebouwde snavels vanTupuxuara en van Thalassodromeus sethi – een soort die in 2002 veel aandacht kreeg juist omdat de gevonden restanten de karakteristieken van kop, hals en snavel vertoonden die op het vissen op deze methode lijken te wijzen – hebben onderzoekers van de Universiteit van Portsmouth namelijk vastgesteld dat deze in het water een zeer grote weerstand zou hebben ondervonden. Die moet een orde van grootte groter zijn geweest dan die van de schaarbek. Als gevolg daarvan zou deze manier van foerageren aan Thalassodromeus zeer veel energie hebben gekost; zoveel energie dat de zo gewonnen prooidieren daarvoor geen compensatie zouden bieden. Bij de stern gaat het al om zo’n 20% van de energie die het voedsel oplevert (en dat is waarschijnlijk ook de reden waarom zo weinig vogelsoorten op deze wijze vissen), en bij de grote pterosauriërs zou de balans dus zelfs negatief zijn geweest.

In principe zouden kleinere pterosauri챘rs (de onderzoekers noemen een drempelwaarde van 2 kg) deze jachtmethode wel kunnen hebben toegepast met een positieve energiebalans, maar bij de aangetroffen restanten van zulke kleine pterosauri챘rs (onder meer Rhamphorhynchus) ontbreken juist de aanpassingen van de kop en de nek die voor een dergelijke wijze van vissen nodig zijn.

Een en ander impliceert natuurlijk niet dat de pterosauriërs niet op vis jaagden. Ze moeten daarvoor echter andere methoden hebben gebruikt. Ook de stern doet dat overigens frequent, waarbij hij op 3-5 m boven het water vliegend naar vis aan het wateroppervlak speurt, en zich vervolgens loodrecht op een waargenomen prooi laat vallen, vergelijkbaar met de wijze waarop sommige roofvogels andere vogels vangen.

Referenties:
  • Humphries, S., Bonser, R.H.C., Witton, M.P. & Martill, D.M., 2007. Did pterosaurs feed by skimming? Physical modelling and anatomical evolution of an unusual feeding method. PloS Biology 5(8): e204. doi:10.1371/journal.pbio.0050204.

donderdag, 20 augustus 2009
In het Zuid-Franse Crayssac hebben paleontologen landingssporen van een pterosaurus gevonden.

http://rspb.royalsocietypublishing.org/content/early/2009/08/14/rspb.2009.1161.full?sid=cdc2579c-7701-4130-b021-6073962d1328

De onderzoekers hebben hun vondst bekend gemaakt in het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the Royal Society. Het is voor het eerst dat er sporen van de ‘landingsbaan’ van een pterosaurus zijn gevonden.

De pterosauria, voor zover bekend de enige reptielen die ooit gevlogen hebben, kwamen voor van het Trias tot het Krijt en leefden voornamelijk in Europa en Noord-Amerika. De vondst van het landingsspoor van een pterosaurius geeft onderzoekers een uniek inkijkje in hoe de dieren landden.

De onderzoekers laten weten dat het reptiel ongeveer 150 miljoen jaar geleden landde in zachte klei en zo sporen achter liet. De pterosaurius zou bij deze landing zijn vleugels hebben gebruikt om af te remmen. De eerste afdrukken die gevonden zijn waren namelijk die van achterpoten. Zodra de vaart verminderd was bracht de pterosaurius ook zijn voorpoten naar de grond, maakte hij een ‘hupje’ en liep hij vervolgens verder. Bij het lopen gebruikte het dier ook de punten van de vleugels.

Vermoed wordt dat de gevonden sporen afkomstig zijn van een kleine pterosaurius.
De klauwen van het dier dat de afdrukken achterliet waren ongeveer vijf centimeter lang.

Of grotere pterosauriërs op dezelfde wijze landden is niet bekend.
Pterosaurus landde op twee poten
http://www.wetenschap24.nl/nieuws/artikelen/2009/augustus/Pterosaurus-landde-op-twee-poten.html
 

Een spoor in 140 miljoen jaar oude Franse modder laat zien hoe een vliegend reptiel geland moet zijn: eerst op zijn achterpoten, waarna hij op vier poten verder liep.
Er zijn de afgelopen jaren al veel meer loopsporen van pterosauriërs gevonden op ‘Pterosaur Beach’, een rotsformatie in het zuidwesten van Frankrijk. Maar nu presenteert het team van Jean-Michel Mazin iets unieks.

De paleontologen beschrijven  een serie afdrukken die een klein exemplaar van zo’n vliegend reptiel heeft gemaakt tijdens een landing. Het dier had voetzolen van zo’n 5 centimeter lang, is te zien aan de ondiepe afdrukken in wat destijds modder was.

Uit het spoor blijkt dat de pterosauriër bijna stilstond in de lucht voor hij neerkwam, dan z’n twee achterpoten naast elkaar neerzette, twee sprongetjes maakte en vervolgens voet voor voet begon te lopen. Hij steunde daarbij met zijn voorpoten op de grond. Kortom: hij landde als een vogel, maar liep als een vleermuis. Of het beest met zijn vleugels flapperde om af te remmen, zoals je bij vogels vaak ziet, is niet uit het spoor af te leiden. Hij kan ook vaart verminderd hebben zoals paragliders en grotere vogels dat doen: op het laatste moment optrekken en dan bijna loodrecht uit de lucht vallen, met gespreide vleugels.

Een grote wens van de onderzoekers is om een spoor te vinden van een opstijgende pterosauriër, want daarover zijn nog veel vragen. Ze blijven dus verder zoeken.

Elmar Veerman

Pterosaurus was lange afstandsvlieger
maandag 18 oktober 2010 (Knack )-

http://nl.wikipedia.org/wiki/Pterosauriërs 

Pterosauriërs, de grootste vliegende dieren die ooit hebben geleefd, konden 16.000 kilometer aan één stuk door vliegen.
Dat verklaarden onderzoekers van de Chatham Universiteit in Pittsburgh op een bijeenkomst van de Society for Vertebrate Paleontology.

De reptielen leefden ongeveer 200 miljoen jaar geleden.
Ze waren zo groot als een moderne giraf en hadden vleugels met een spanwijdte van 10 meter.
Hiermee konden ze zich laten voortdrijven door stijgende luchtstromen.

Zweeftechniek

Michael Habib, de hoofdonderzoeker die de nieuwe berekeningen maakte, gaat ervan uit dat de Pterosaurus tijdens een vlucht steeds maar enkele minuten na elkaar met zijn vleugels klapperde, waarna hij op de luchtstromen zweefde om zijn spieren te laten rusten. Op deze manier kon hij 16.000 kilometer of meer afleggen zonder te landen.
Volgens de onderzoekers is hun berekening van de maximale vliegafstand van de dieren redelijk conservatief. Zo wordt er geen rekening gehouden met de atmosfeer in de Krijtperiode. Die was warmer en had meer opstijgende warme luchtstromen. “De laagste schattingen liggen rond de 8.000 kilometer”, aldus Habib, “maar bij de hoogste schattingen loopt de afstand op tot wel 32.000 kilometer.”
Het onderzoek spreekt eerdere bevindingen, die zeggen dat zulke grote dieren gewoonweg niet kunnen opstijgen, tegen. Daar stellen de onderzoekers nu tegenover dat de Pterosaurus weliswaar bijna 300 kilo woog, maar dat hij veel vetreserves verbrandde om zo lang in de lucht te blijven. Tijdens een vlucht van 16.000 kilometer verbrandde het dier bijna 80 kilogram vet.
Als Habibs bevindingen kloppen, is het mogelijk dat Pterosaurussen die in verschillende continenten zijn teruggevonden, toch tot dezelfde soort behoren.

http://news.nationalgeographic.com/news/2010/10/101015-science-giant-pterosaurs-longest-nonstop-flight-distance-record/
‘Pterosaurus vloog als zweefvliegtuig’ 
Nu nl   25 november 2010
– De pterosaurus kreeg in de loop van de evolutie waarschijnlijk reusachtige vleugels om voorzichtiger te kunnen vliegen en landen.
Dat blijkt uit een onderzoek van Britse wetenschappers.
De pterosaurus had vermoedelijk een vleugelspan die kon oplopen tot ruim tien meter, omdat het dier daardoor een extra zachte landing
konden maken. Pterosauriërs gebruikten hun vleugels waarschijnlijk ook niet om hard te vliegen, maar om langzaam door de lucht te zweven.

Dat schrijven onderzoekers van de Universiteit van Bristol in het wetenschappelijk tijdschrift Proceedings of the Royal Society B.
http://www.bristol.ac.uk/news/2010/7335.html
http://rspb.royalsocietypublishing.org/

Breekbaar

“Aangezien de botten van de pterosaurus erg lang en dun waren en dus breekbaar, was het vermogen om zacht te landen erg belangrijk om verwondingen
te voorkomen”, verklaart hoofdonderzoeker Colin Palmer op BBC News.
http://www.bbc.co.uk/news/science-environment-11815320

“Door deze manier van landen konden ze veel groter worden dan moderne vogels”, aldus Palmer.
Windtunnel

De wetenschapper kwam tot zijn conclusies door modellen van pterosaurusvleugels te bouwen en deze te testen in een windtunnel. Hij ontdekte al snel dat de vleugels weinig aerodynamisch waren, omdat ze relatief veel bot bevatten. Daardoor waren ze erg kwetsbaar bij snelle en plotselinge bewegingen.

Volgens Palmer is het daarom aannemelijk dat pterosauriërs nauwelijks klapwiekten, maar met gespreidde vleugels door de lucht zweefden en gebruik maakten van stijgende luchtstromen.
Landing

De windtunneltest wees verder uit dat de dieren door hun grote vleugels een zeer langzame en  zachte landing konden maken. Dat was volgens Palmer ook noodzakelijk om te voorkomen dat hun lange en dunne botten zouden breken. .

“Een pterosaurus die aankwam op zijn plaats van bestemming, wilde niet tegen een rots aan botsen”, aldus Palmer. “Deze dieren moesten absoluut zacht en gecontroleerd landen.”

Darwinopterus Modularis een perfecte mix tussen twee pterosauriers -groepen .(1)

bron : eosmagazine.eu – 10/14/2009 –
zie ook( voor meer achtergrondinfo) ;
http://www.ucmp.berkeley.edu/diapsids/pterosauria.html

Maar vooral
http://nl.wikipedia.org/wiki/Pterosauri%C3%ABrs
http://en.wikipedia.org/wiki/Pterosaur

 deel van een van de gevonden skeletten

Britse en Chinese wetenschappers (2) hebben een nieuw soort vliegend reptiel (1)ontdekt.
Ze hebben twintig fossiele skeletten onderzocht die eerder dit jaar zijn gevonden in Noordoost-China, in rotsen die 160 miljoen jaar oud bleken te zijn.(ongeveer de grenslijn tussen Midden- en Laat – Jura )
Deze pterosurier vloog rond tijdens de overgang van de midden- naar de late jura, en minstens tien miljoen jaar eerder dan de eerste vogel, archeopteryx.

De onderzoekers doopten de nieuwe pterosaurus of vliegend reptiel (1-) Darwinopterus (‘de vleugel van Darwin’), omdat hij het bewijs kan zijn voor een ongewone vorm van evolutie.

Wetenschappers kennen al langer twee verschillende groepen pterosauria-morfen :
* De oudste zijn de”basale” pterosauriers rhamphorhynchoidae’ :primitieve vliegende reptielen met relatief korte schedels voorzien van verschillende dinstinctieve “openingen “, lange cervicale ( nek) ribben , een korte metacarpus ( zoiets als een handpalm of een voetzool ) , lange staarten( met de onvermijdelijke uitzonderingen en een groot vliegmembraam dat is gespannen tussen de achterpoten= het cruropatagium ) Deze pterosaurus-groep dateert van die in het begin van het mesozoïcum (220-65 miljoen jaar geleden/ –>ze duiken voor het eerst op in het laat trias ) :ze zijn van (relatief)klein tot medium postuur


 Jeholopterus nichengensis
http://www.universitario.com.br/noticias/noticias_noticia.php?id_noticia=8577 

http://nl.wikipedia.org/wiki/Jeholopterus


* De jongste groep zijn de Pterodactyloidae complexere pterosauria met een korte staart .De schedels zijn lang en smal , er is vooraan een enkele grote opening ( ipv twee ) voor beide ogen …de cervicale riben ontbreken, ze bezitten een lange metacarpus, het cruropatagium is allometrisch gereduceerder geworden ….Ze duiken op in het laat Jura en konden soms gigantische proporties aannemen ….
*De laatste groep (pterodactyloidae) evolueerden uit de eerste groep, ( rhamphorhynchoidae)
maar tussen beide groepen zat een enorm evolutionair gat.


http://www.bertsgeschiedenissite.nl/geschiedenis%20aarde/pterosauria.htm

Pterodactylus kochi, Jura afdrukken van de vleugel membranen zijn bewaard gebleven .De vleugelspanwijdte van pterosauriamorfen varieerde van 20 centimeter tot 12 meteres
Deze reptielen uit het laat jura zaten in dezelfde “predator” niches van/als de huidige vogels
Courtesy of J.M.V.Rayner 
http://blackwellpublishing.com/ridley/image_gallery/Jurassic_pterosaur.asp 


De ‘nieuwe’ Darwinopterus zit met zijn 160 miljoen jarige ouderdom zowat ( met zijn groep )in het midden van het plaatje.
Het roofdier had lange kaken, scherpe tanden en een vrij flexibele nek en was ongeveer zo groot als een kraai.
Volgens de onderzoeker kan je hem waarschijnlijk het best vergelijken met de hedendaagse havik.

‘Darwinopterus betekende ook
een aantal niet bevestigde meer algemene (speculatieve )verwachtingen (=educated guesses ) voor ons’
,
zegt David Unwin van de University of Leicester, een van de onderzoekers. (2)
Maar dat leverde dcus wel heel veel nieuw fossiel (bewijs)materiaal op, ter ondersteuning van ” gewijzigde ” en nieuwe werkhypothesen over de evolutie van ( in dit geval) deze tussengroep van pterosauriers ..

‘We hadden verwacht dat de transitie-groep ( waartoe deze darwinoptgerus als soort hoort ) tussen beide pterosauriers( de primitieve en de geavanceerde ) een
 geleidelijke overgang zou tonen, zoals bijvoorbeeld een staart die noch lang noch kort zou zijn.
Maar Darwinopterus heeft vreemd genoeg het het hoofd en de nek van de geavanceerde pterosaurus, terwijl de rest van het skelet, inclusief de erg lange staart, identiek is aan dat van de“primitieve “pterosaurussen.

‘De geologische ouderdom van Darwinopterus en de bizarre combinatie van geavanceerde en primitieve kenmerken openbaart heel wat over de evolutie van deze pterosaurus.
Die evolutie ging vooral heel snel met veel grote verandering op korte tijd.(Op geologische tijdschaal ).
Voorts valt op dat hele groepen kenmerken die belangrijke structuren vormen, zoals de schedel, de nek of de staart,
 samen blijken te zijn geëvolueerd: eerst het hoofd en de nek, later gevolgd door het lichaam, de staart, de vleugels en de poten. Het lijkt er dus op dat natuurlijke selectie op hele ‘modules’ inwerkte, en niet, zoals we verwachtten, op specifieke kenmerken zoals de vorm van de bek of van de tanden. Dat gegeven ondersteunt het controversiële idee van relatief snelle ‘modulaire’ evolutie.’(3)
( in de citaten staan de het rood gemaakte zinsneden voor mijn persoonlijke (vervangende ) interpreterende vertalingen (van bepaalde termen en zinnetjes ) of mijn toegevoegde nota’s) 

Het onderzoek staat in het britse Proceedings of the Royal Society B.
zie bijlage ( onderaan /aan te klikken )

Figure 2. Holotype ZMNH M8782 (a,b,e) and referred specimen YH-2000 ( f ) of D. modularis gen. et sp. nov.: (a) cranium and mandibles in the right lateral view, cervicals 1-4 in the dorsal view, scale bar 5cm; (b) details of the dentition in the anterior tip of the rostrum, scale bar 2cm; (c) restoration of the skull, scale bar 5cm; (d) restoration of the right pes in the anterior view, scale bar 2 cm; (e) details of the seventh to ninth caudal vertebrae and bony rods that enclose them, scale bar 0.5 cm; ( f ) complete skeleton seen in the ventral aspect, except for skull which is in the right lateral view, scale bar 5 cm. 

Abbreviations: a, articular; cr, cranial crest; d, dentary; f, frontal; j, jugal; l, lacrimal; ldt, lateral distal tarsal; m, maxilla; mdt, medial distal tarsal; met, metatarsal; n, nasal; naof, nasoantorbital fenestra; p, parietal; pd, pedal digit; pf, prefrontal; pm, premaxilla; po, postorbital; q, quadrate; qj, quadratojugal; sq, squamosal; ti, tibia.




Figure 4.
Phylogenetic relationships and evolutionary context of

Darwinopterus. (a) Phylogenetic analysis of Pterosauria (see the
electronic supplementary material for details), possible alternative locations for 
Darwinopterus 
indicated by D1 and D2.

(b) Schematic restorations of a basal pterosaur (above), Darwinopterus (middle) and a pterodactyloid (below) standardized

to the length of the DSV, the arrow indicates direction of evolutionary transformations; modules: skull (red), neck (yellow),
body and limbs (monochrome), tail (blue); I, transition phase one; II, transition phase two. 

(c) Time-calibrated phylogeny
showing the temporal range of the main pterosaur clades;
basal clades in red,
pterodactyloids in blue; known ranges of
clades indicated by solid bar, inferred ‘ghost’ range by coloured line; footprint symbols indicate approximate age of principal
pterosaur track sites based on 
Lockley et al. (2008); stratigraphic units and age in millions of years based on Gradstein et al.(2005)
.
1, 
Preondactylus
; 2, Dimorphodontidae; 3, Anurognathidae; 4, Campylognathoididae; 5, Scaphognathinae; 6, Rhamphorhynchinae;
7, 
Darwinopterus; 8, Boreopterus; 9, Istiodactylidae; 10, Ornithocheiridae; 11, Pteranodon; 12, Nyctosauridae; 13, Pterodactylus
;
14, 
Cycnorhamphus; 15, Ctenochasmatinae; 16, Gnathosaurinae; 17, Germanodactylus
; 18, Dsungaripteridae;
19, 
Lonchodectes
; 20, Tapejaridae; 21, Chaoyangopteridae; 22, Thalassodromidae; 23, Azhdarchidae. Abbreviations:M, Monofenestrata;
P, Pterodactyloidea; T, Pterosauria; ca, caudal vertebral series; cv, cervical vertebral series; mc, metacarpus; na,
nasoantorbital fenestra; r, rib; sk, skull; v, fifth pedal digit.

Darwinopterus is in there, too—it’s the small purple box numbered “7”. You can see from this diagram that it is a pterosaur in a very interesting position, just off the branch that gave rise to the pterodactyls. How it got there is interesting, too: it’s basically a pterosaur body with the head of a pterodactyl. Literally

http://scienceblogs.com/pharyngula/2009/10/15/darwinopterus-and-mosaic-modul/

Phylogenetic analysis confirms that, as strongly suggested by its apparent transitional nature, Darwinopterus is the sister-taxon to Pterodactyloidea (it has to be outside of this major clade, as published definitions are node-based*).

Pterodactyloidea [adjacent ‘family tree’, from Unwin (2003), Basal pterosaurs, aka ‘rhamphorhynchoids’, are down at the bottom in blue; pterodactyloids are in purple].
Diverse Links over pterosauriers

http://www.nsf.gov/od/lpa/news/03/pr03124.htm
http://pandasthumb.org/archives/2009/10/darwinopterus-a.html#more
Zie vooral http://scienceblogs.com/tetrapodzoology/2009/10/darwinopterus_transitional.php

°

NOTEN

(1) Er wordt herhaaldelijk in dit artikel nogal ergerlijk en slordig gesproken over ” vliegende dino’s Maar pterosauriers( = zoals ze gebruikelijk genoemd worden in in de spreektaal /maar eigenlijk zijn het pterosauria-morfen ) zijn zeker GEEN dinosauriers (= deze vliegende reptielen zijn zelfs geen dinosauro-morfen ) Het zijn archosauriers
http://nl.wikipedia.org/wiki/Pterosauri%C3%ABrs
…..Om een structuur te krijgen die de volle verwantschappen weergeeft en direct aansluit bij de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, kunnen we een 
cladogram gebruiken zoals dit van Unwin:[16]

(2) Hoofdonderzoeker is Junchang Lü /Institute of Geology, Chinese Academy of Geological Sciences, Beijing

(3) Modulaire evolutie levert de zogenaamde ” mozaik”-types op
(PZ MEYERS)” …..The transitional form between two species isn’t necessarily a simple intermediate between the two in all characters, but may be a mosaic: the anatomy may be a mix of pieces that resemble one species more than the other. In this case, what happened in the evolution of the pterodactyls was that first a pterodactyl-like skull evolved in a pterosaur lineage, and that was successful; later, the proto-pterodactyls added the post-cranial specializations. Not everything happened all at once, but stepwise….”

Prachtige site
http://www.pterosaur.net/index.php

Oerreptiel legde een ei

dinoegg

Voor het eerst is het geslacht van een pterosaurus vastgesteld
Een ei van drie centimeter lag bij de cloaca van de pterosaurus. Het was dus een vrouwtje
.

23.08.2011

Onderzoekers van de Chinese academie van aardwetenschappen in Beijing hebben als eersten met zekerheid het geslacht van een pterosaurus kunnen vaststellen. Dat komt doordat een boer in de Chinese provincie Liaoning onlangs een ei heeft gevonden bij een 160 miljoen jaar oud, vrijwel compleet fossiel van de pterosaurus Darwinopterus. Het fossiel is zonder twijfel een vrouwtje, aldus de paleontologen.

Het ei bevindt zich net iets buiten het geboortekanaal van de pterosaurus en is waarschijnlijk naar buiten gestuwd door de gassen die bij de ontbinding van het dier vrijkwamen.

De paleontologen konden zien dat de linkervleugel is gebroken. Mogelijk is de pterosaurus daardoor gestorven, waarna ze naar de bodem van een meer is gezonken en werd geconserveerd. De onomstotelijke bepaling van het geslacht is heel belangrijk voor de paleontologen.

http://scienceblogs.com/tetrapodzoology/2011/02/10/darwinopterus-pterosaur-with-egg/

dinoskelet

MRS-T

Het fossiel dook op in de Chinese provincie Liaoning.


Eerder hebben zij namelijk pterosaurussen met én zonder kam op hun kop gevonden, en ze betwijfelden of het wel om één en dezelfde soort ging, ook al waren de skeletten verder identiek. Maar de vondst van deze vrouwtjespterosaurus, die geen kam heeft, neemt de twijfel weg – in elk geval wat de Darwinopterus betreft.

Het staat vast dat bij deze soort alleen het mannetje een kam had. De hanenkam was een teken van kracht bij de strijd van de mannetjes om de vrouwtjes. En voor de vrouwtjes was de kam een teken dat het mannetje een goede partner was.

Vrouwtjes hadden een groter bekken
In het gebied waar het fossiel gevonden is, zijn nog tien exemplaren gevonden van de Darwinopterus. En doordat het geslacht is bepaald, kunnen de paleontologen nu vaststellen dat de vrouwtjes een groter en flexibeler bekken hadden dan de mannetjes. Dat is ook logisch, want daardoor konden de vrouwtjes makkelijker eieren leggen.

Uit onderzoek naar het ei blijkt dat dit geen harde kalkschaal had, zoals bij vogels, maar een zachte, perkamentachtige schaal, zoals bij reptielen van nu. De schaal bevatte poriën, waardoor de foetus van water werd voorzien. Dat duidt erop dat de eieren van de pterosaurus werden begraven, net zoals die van schildpadden en krokodillen.

Zo is de theorie weerlegd dat pterosaurussen op de huidige vogels leken, in de zin dat zij nesten bouwden en goed voor hun jongen zorgden. De onderzoekers trekken juist de conclusie dat de voortplanting en kraamtijd van pterosaurussen meer gemeen heeft met die van reptielen dan met die van vogels.

Sexueel dimorphisme 

i-f83f754d279bb433f02400c1a77be1af-Darwinopterus-female-&-male-background-Witton-Feb-2011.jpg

Het vrouwtje van de Darwinopterus (l) had geen kam, alleen het mannetje had er een. of was het een rode kam ? 

File:Darwinopterus NT.jpg


http://www.eosmagazine.eu/home/ctl/Detail/mid/485/xmid/2934/xmfid/12.aspx

  21 jan 2011

Pterosaurus legde zachte eieren

Een spectaculair fossiel van een pterosaurus en haar ei geven inzicht in hoe de gevleugelde reptielen zich voortplantten. De paleontologen die de vondst deden, denken dat ze bewijs hebben dat het dier meerdere eieren legde en dat de pasgeboren jongen zelfstandig konden overleven en dus konden vliegen.

Pterosaurus waren de eerste gewervelden die konden vliegen. De gevonden fossielen zijn om en bij de 220 miljoen jaar oud, uit het trias. 65 miljoen jaar geleden stierven ze uit. De dieren waren de grootste vliegende dieren ooit, sommige hadden vleugels met een spanwijdte van 10 meter.

Over hun levenswijze en gedrag is nog weinig geweten. Vogels en krokodillen zijn de dichtste nog levende verwanten van de pterosaurus, maar de drie groepen zijn evolutionair enorm uit elkaar gegroeid. Uit eerder ontdekte fossielen bleek al dat pterosaurus eieren legde, maar er bleven weinig eieren bewaard en direct bewijs over hoe ze hun jongen opvoedden is er niet. Deze nieuwe vondst, beschreven in Sciencedeze week, biedt een paar opmerkelijke uitkomsten.

‘Mrs T’ of ‘Mrs Pterodactyl’, zoals het fossiel werd gedoopt, is in China gevonden. Het behoort tot het geslacht Darwinopterus, waarvan de vleugels een spanwijdte van één meter hadden. De resten van een vleugel zijn 160 miljoen jaar oud en waren op de bodem van een meer gezonken. Het dier broedde nog net een ei uit vlak voor het met sediment werd bedekt.

De afmetingen van het ei komen overeen met de pelvis van het dier, zodat de kans dat het ei per toeval bij de pterosaurus terechtkwam, uiterst klein is. Uit verdere analyse bleek het ei niet uit calciumcarbonaat te bestaan, zoals vogeleieren. In hetzelfde meer werden nochtans andere eieren opgegraven die wel kalk bevatten. Dat bewijst volgens de onderzoekers dat pterosaurus zachte eieren legde, zoals reptielen. Dat bevestigt eerdere theorieën.

Het ei is ook relatief klein, met een geschat gewicht van zes gram. Het dier zelf zou tussen 110 en 220 gram gewogen hebben. Moderne vogels met een gelijkaardig gewicht leggen eieren die tot drie keer zo zwaar zijn. Volgens onderzoeker David Unwin legde pterosaurus, net zoals huidige reptielen, verschillende kleine eieren in bodems waar vocht door kan sijpelen. Door het vocht verdubbelen de eieren in gewicht voor ze openbarstten.

De pasgeboren pterosaurussen waren kleine versies van de volwassene en konden vermoedelijk zelfstandig overleven en vliegen. Moderne vogels daarentegen komen uit het ei met onontwikkelde vleugels en hebben ouderlijke zorg nodig om te overleven.

Mannetje had hanenkam
Het fossiel Mrs T lost ook een andere vraag op: wat zijn mannetjes en wat zijn vrouwtjes? Van de dertig al opgegraven Darwinopterussen hadden sommige een grote hanenkam, andere niet. Van het pas beschreven fossiel ontbreekt een deel van het fossiel maar er blijft genoeg over om te concluderen dat Mrs T geen hanenkam had. De hanenkammen waren volgens de onderzoekers dus pronkstukken bij de mannen. Die hadden ook een smaller bekken dan Mrs T, wat te verwachten was.

Toch is niet iedere paleontoloog overtuigd. Kevin Padian van de University of California denkt dat Mrs T geen kam had omdat het dier nog te jong was, en niet omdat het vrouwelijk was. Hij denkt ook dat het ei te groot was om er meerdere ineens te kunnen leggen. (rvb)

Bijlagen:

rspb.2009.1603.full.pdf pterosaurs.pdf (945.4 KB)   

Grootste vliegende reptiel moest taxiën om in de lucht te komen

http://www.scientias.nl/grootste-vliegende-reptiel-moest-taxien-om-in-de-lucht-te-komen/75533

Geschreven op 09 november 2012 

Met een spanwijdte ietsje groter dan die van een F16 had het vliegende reptiel uit het geslacht Quetzalcoatlus zeker het benodigde materiaal om het luchtruim te kiezen. Maar als ‘ie al vliegen kon, hoe kwam het beest ter grootte van een giraf dan ooit de lucht in? Door te taxiën, zo stellen wetenschappers.

Reptielen uit het geslacht Quetzalcoatlus kent u waarschijnlijk van die prachtige platen waarop indrukwekkende vogelachtige reptielen met enorme vleugels pronken. Vaak worden ze vliegend voorgesteld waarbij hun spanwijdte van tien meter of meer gebruikt wordt om indruk te maken op de toeschouwer. Maar hoe kwamen deze giganten ooit de lucht in?

Simulatie
Onderzoekers van de Texas Tech University beten zich in dat vraagstuk vast. Ze maakten gebruik van computersimulaties om te achterhalen hoe het dier met succes het luchtruim zou kunnen kiezen. In hun simulatie maakten ze gebruik van de grootste Quetzalcoatlus ooit gevonden.

Helling
De onderzoekers berekenden dat de Quetzalcoatlus in kwestie ongeveer 70 kilo moet hebben gewogen. En met zo’n gewicht en met het oog op de grootte en omvang van de vleugels was er eigenlijk maar één manier waarop deze reptielen heelhuids in de lucht konden komen. Door te taxiën. “Als Quetzalcoatlus zich op de grond bevond, moest deze waarschijnlijk een helling vinden en dan daar heel snel op vier poten vanaf rennen, dan op twee poten en vervolgens voldoende kracht opbouwen om het luchtruimte kiezen,” vertelt onderzoeker Sankar Chatterjee. “Het had een gebied nodig om te taxiën.”

De Quetzalcoatlus in vergelijking met een mens een giraf en daarnaast (van bovenaf gezien) in vergelijking met een F16. Afbeeldingen: Texas Tech.

Photo: A Quetzalcoatlus soars alongside a gilder in a scene from the movie Flying Monsters 3D

Quetzalcoatlus With Glider

A Quetzalcoatlus is shown flying along with a glider (piloted by David Attenborough) in a composite image from a film. Quetzalcoatlus’s wingspan reached up to 35 feet, the longest wingspan of any animal ever known to live on Earth.

This animal—the biggest that has ever flown—was probably a tremendous glider. With hollow bones and lightweight construction, it would have had an ideal form to exploit natural up-currents to stay aloft without flapping.

°

Katapult
De resultaten van de onderzoekers staan haaks op eerdere studies. Zo stelden onderzoekers recent nog vast dat de Quetzalcoatlus zo’n 250 kilo woog. En dat het reptiel ondanks dat enorme gewicht nog steeds het luchtruim kiezen kon, door zijn voorpoten als een katapult te gebruiken en zichzelf de lucht in te schieten. Vandaag de dag zijn er nog dieren die dat doen: de vampiervleermuiz bijvoorbeeld. Chatterjee durft echter met zekerheid te stellen dat deze aanpak onmogelijk gewerkt kan hebben bij de Quetzalcoatlus. Wat mogelijk is voor een vleermuis van 25 gram is onmogelijk voor een dier dat vele malen keer zwaarder is. Dat komt onder meer door de enorme vleugels van het dier. “Met een spanwijdte van 10,4 meter zou Quetzalcoatlus niet in staat zijn om na zo’n sprong krachtig met zijn vleugels te slaan en daarbij met die kwetsbare vleugels niet de grond te raken.”

In de lucht
Maar ook opstijgen door te taxiën was een hele klus, zo benadrukt Chatterjee. De onderzoekers vermoeden dan ook dat Quetzalcoatlus het grootste deel van zijn tijd in de lucht doorbracht. Het reptiel moet zich eenmaal in de lucht prima hebben kunnen redden; met de grote vleugels kon deze heerlijk door de lucht glijden zoals grote vogels dat vandaag de dag doen.

In hun simulaties gaan de onderzoekers ervan uit dat de Quetzalcoatlus zo’n 70 kilo woog. Dat is weinig voor een reptiel dat ongeveer zo groot is als een giraf en meer dan tien meter brede vleugels had. Toch denkt Chatterjee er niet ver vanaf te zitten. Hij wijst erop dat de botten van het dier hol waren en dat dat al heel veel gewicht scheelde.

http://dinosaurpalaeo.wordpress.com/2013/01/23/palaeontology-of-sw-germany-3-1-13-hauff-pterosaurs/

Campylognathoides liasicus,

hauff_68

File:Campylognathoides sp AMNH 1713 cast skull.jpg

File:Campylognathoides-Ghedo.JPG

Wingspan about a meter./Cast of the Pittsburgh specimen of Campylognathoides liasicus  AMNH

hauff_69

hauff_74

Cast – this original is at the SMNS. A bigger one, with a wingspan of about 230 cm.

Interestingly, both specimens are labelled as C. zitteli, but the Pittsburgh one is definitely C. liasicus

Dorygnathus banthensis

Dorygnathus banthensis with a wingspan of a good meter (105 cm). A rhamphorhynchid

hauff_80

File:Dorygnathus.JPG

A cast in the Urwelt-Museum Hauff at Holzmaden of UUPM R 156, a specimen sold by Bernhard Hauff to the University of Uppsala in 1925

File:Dorygnathus banthensis 2.jpg

Dorygnathus banthensis, unterer oder schwarzer Jura, etwa 188 Millionen Jahre alt, Holzmaden, Württemberg

hauff_77

De vliegende reptielen ….. een nieuwe soort ontdekt. De nieuwe soort moet met een spanwijdte van drie meter redelijk indrukwekkend zijn geweest.

De onderzoekers hebben de nieuwe soort de naam Eurazhdarcho langendorfensis gegeven. Ze vonden de fossiele resten van de soort – die zo’n 68 miljoen jaar oud zijn – terug in Roemenië.

Lopen en vliegen
Eurazhdarcho behoort tot een groep pterosauriërs die we de azhdarchiden noemen,” vertelt onderzoeker Darren Naish. Deze reptielen hadden lange nekken en lange koppen.

Hun vleugels waren zeer geschikt voor een leven in de lucht, maar ook op de grond redden ze zich prima. De reptielen vouwden hun vleugels dan op en liepen op hun achterpoten en de punten van hun vleugels (die dienst deden als voorpoten). Dat schrijven de onderzoekers in het blad PLoS ONE.

 

Roemenië
De nieuwe soort die wetenschappers van de universiteit van Southampton nu ontdekt hebben, was met een spanwijdte van drie meter redelijk groot, maar niet gigantisch. “Dat geldt voor veel dieren die we tot op heden in Roemenië ontdekt hebben,” stelt Naish. “Ze zijn vaak klein in vergelijking met familieleden in andere gebieden.”

Voedsel
Hoe vliegende reptielen zoals de nieuwe soort aan eten kwamen, daar waren de meningen lang over verdeeld. Vlogen ze over wateren en pikten ze hun voedsel tijdens hun vlucht op? Of liepen ze langs het water en haalden ze met hun lange snuiten prooien uit de modder? “Eén van de nieuwste ideeën is dat azhdarchiden door de bossen, velden en andere gebieden liepen op zoek naar kleinere prooien. Eurazhdarcho onderschrijft dit beeld van de azhdarchiden, aangezien deze fossielen afkomstig zijn van een landinwaarts gelegen gebied waar zowel bossen en velden als lange, meanderende rivieren en moerasachtige gebieden zijn,” vertelt onderzoeker Gareth Dyke.

De vondst van de nieuwe soort is best bijzonder. Het is het meest complete voorbeeld van een azhdarchide die tot op heden in Europa is teruggevonden.

http://www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0054268

Figure 4 Eurazhdarcho langendorfensis (EME VP 312) in situ bone map.
Figure 4. Eurazhdarcho langendorfensis (EME VP 312) in situ bone map.

 

Figure 5 Preserved elements of Eurazhdarcho langendorfensis re-assembled as found in partial articulation.
Figure 5. Preserved elements of Eurazhdarcho langendorfensis re-assembled
Figure 6 Line drawings of preserved Eurazhdarcho langendorfensis cervical vertebrae.
show less
Figure 6. Line drawings of preserved Eurazhdarcho langendorfensis cervical vertebrae.
show more

EME VP 312. (a) Cervical four in lateral view. (b) Cervical four in dorsal view. (c) Cervical four in anterior view. (d) Cervical three in dorsal view. (h). Cervical three in lateral view. For scales see figures 7–9. Abbreviations: ns, neural spine; prz, prezygapophysis; nc, neural canal.

Figure 7 Eurazhdarcho langendorfensis, cervical vertebra three.

MOSASAURUS and VARANEN (MONITOR LIZARDS )

 Mosasauridae zijn hagedissen en behoren tot de Varanoidea.
De huidige varanen zijn de nauwste verwanten van de Mosasauridae. Mogelijk behoren ook de slangen tot de varanen + mosaurus-clade.
Varanus salvator, een bij het water levende
soort uit het Lichfield National Park in Australië
 Varanus Bitawa 
Varanus   exanthematicus

KOMODO VARAAN 

http://www.geologischevereniging.nl/geonieuws/geonieuwsart.php?artikelnr=1114
voorouderlijke verwanten van de komodovaraan 

Holmes, R.B., Murray, A.M., Attia, Y.S., Simons, E.L. & Chatrath, P., 2010. Oldest known Varanus (Squamata: Varanidae) from the Upper Eocene and Lower Oligocene of Egypt: support for an African origin of the genus. Palaeontology 53, p. 1099-1110.

Voorouder /verwant komodo-varaan

megalania priscus ( “oude” maar gepasseerde wetenschappelijke   naam ) = Varanus prisca

J. J. HEAD & all

https://tsjok45.wordpress.com/2011/01/10/test-2/varanus-prisca/

klik op de foto voor een grotere versie

°

Over de komodovaraan

De komodovaraan is de grootste hagedis die vandaag de dag nog in leven is. En met de dieren valt niet te spotten: het zijn echte roofdieren die grote prooien kunnen verslinden. Van waterbuffels tot herten.
Ook zijn er verhalen bekend waarin ze mensen doden.
°

komodo media_l_4112381    komodo media_xl_3597640   KOMODO media_xl_4112385

Gifcocktail

De Komodovaraan, ’s werelds grootste en gevaarlijkste hagedis, blijkt zijn slachtoffers niet te doden met een cocktail van dodelijke bacteriën in zijn mond – zoals altijd werd aangenomen –
maar is wel degelijk erg giftig.   Pas in 2009 werd ontdekt dat hij gifklieren bezit en  dat die ( in combinatie met de bacteriën in zijn bek) dodelijk uit de hoek kunnen komen.

Door scans te maken van het hoofd van een Komodovaraan hebben wetenschappers van de Universiteit van Melbourne complexe gifklieren in de mond van de hagedis ontdekt.
Die werken zoals bij gifslangen.

Lange tijd werd gedacht dat varanen hun slachtoffers  alleen doodden door bacteriën in het speeksel, die een verwoestende uitwerking hebben als ze na een beet in het weefsel of de bloedbaan  van prooidieren terecht komen.

 Geen dodelijke bacteriën in de mond

 02 juli 2013 8

komodovaraan

Nieuw onderzoek toont aan dat de komodovaraan zijn mond zorgvuldig schoon houdt en dat daar dus geen dodelijke bacteriën te vinden zijn.

Komodovaranen leven in Indonesië. Ze eten onder meer reeën en zwijnen. Zo’n 75 procent van de reeën en zwijnen die slachtoffer worden van de komodovaraan sterft binnen dertig minuten. Nog eens vijftien procent legt binnen drie tot vier uur het loodje. Dat de beet van de komodovaraan zo dodelijk is, werd lang geweten aan bacteriën die in de mond van de komodovaraan voor zouden komen. Maar een nieuw onderzoek rekent  verder  af met die aanname. “Komodovaranen zijn eigenlijk heel schone dieren,” concludeert onderzoeker Bryan Fry, van de universiteit van Queensland.

Poetsen
“Wanneer komodovaranen klaar zijn met eten, besteden ze zo’n tien tot vijftien minuten aan het likken van de lippen en schuren ze met hun hoofd langs bladeren om hun mond schoon te maken. Bovendien houdt de tong de binnenkant van hun mond ook extreem schoon. In tegenstelling tot wat mensen denken, hebben komodovaranen geen stukken rottend vlees (afkomstig van hun slachtoffers, red.) waar bacteriën goed op gedijen, tussen hun tanden zitten.”

Waterbuffel
Maar hoe is die mythe dan ontstaan? Ook dat zochten de onderzoekers uit. Het blijkt alles te maken te hebben met de waterbuffel. Ook dit dier kan slachtoffer worden van de komodovaraan, maar in tegenstelling tot reeën en zwijnen overleeft de waterbuffel een aanval vaak wel.

“Waterbuffels ontkomen bijna altijd, maar hebben dan wel diepe wonden in hun poten,” vertelt Fry. In het verleden bestudeerden onderzoekers de aangevallen waterbuffels. En in hun wonden vonden ze zeer gevaarlijke bacteriën terug.

De link was snel gelegd: die moesten wel uit de mond van de komodovaraan komen. Maar die conclusie is onjuist, legt Fry uit. Een gewonde waterbuffel vlucht naar warm, stilstaand water vol met uitwerpselen van andere waterbuffels en dus ook vol met bacteriën. “Wanneer de waterbuffel met zijn gapende wonden in dat water gaat staan, raken die wonden geïnfecteerd.” En dat is dus niet de schuld van de onhygiënische komodovaraan.

Wellicht vraagt u zichzelf af waarom de waterbuffel zo onverstandig is en in het vieze water gaat staan. Dat heeft alles te maken met ons: de mens.
Waterbuffels zijn door mensen naar Indonesië gebracht; van oorsprong komen waterbuffels daar niet voor. In het oorspronkelijke leefgebied van de waterbuffel zijn grote, schone plassen water te vinden: de ideale plek om de wonden veilig uit te spoelen. Op Indonesië moeten de dieren het met kleine, vieze waterplassen doen. De waterbuffels gedragen zich alsof ze in hun oorspronkelijke leefgebied zijn,   dus dat baden  in indonesie  is niet zo gezond  :   het tegendeel is waar.
Wanneer ze hun toevlucht zoeken in het water worden hun wonden blootgesteld aan de uitwerpselen en urine van andere buffels. “Dat is een ideale situatie voor het ontstaan van infecties.”… En natuurlijk hebben de overlevende generaties  waterbuffels in indonesie   gereageerd    aan de slechtere omstandigheden …. hun ras  kan  nu  iets  beter  tegen een  infektie- stootje

Dat de mythe van de komodovaraan met de fatale bacteriën in de mond zo lang overeind bleef, heeft ook met de komodovaraan zelf te maken. Tijdens onderzoeken werden bij sommige komodovaranen gevaarlijke bacteriën in de mond aangetroffen. Dit onderzoek toont echter aan dat die bacteriën daar niet thuishoren. Ze belanden in de mond van de komodovaraan wanneer deze uit vieze waterbronnen drinkt. Maar de komodovaranen hebben te weinig gevaarlijke bacteriën in hun mond om waterbuffels aan een infectie te helpen. Sterker nog: de populatie bacteriën in de mond van de komodovaraan is vergelijkbaar met die in de mond van andere vleeseters.

Bronmateriaal:
Fear of Komodo dragon bacteria wrapped in myth” – UQ.edu.au
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door Neil (via Wikimedia Commons).

Komodovaraan dodelijker dan gedacht

 EOS

Artikel | 19 mei, 2009 – 12:52

De prooien van de Komodovaraan sterven niet aan bloedvergiftiging veroorzaakt door toxische bacteriën in de muil van het dier, zoals eerder werd gedacht. Het zelfgeproduceerd gif maakt een hagedissenbeet fataal.De Komodovaraan (Varanus komodoensis) is de grootste hagedis ter wereld – mannetjes kunnen tot drie meter lang worden en meer dan honderd kilogram wegen. De varanen beschikken over een zestigtal gezaagde tanden waarmee ze hun prooi dodelijk kunnen verwonden.Australische wetenschappers hebben met behulp van gesofisticeerde medische beeldvormingtechnieken ontdekt dat de kaken van de dieren bovendien gifklieren bevatten. Daarmee ontkrachten ze de algemene veronderstelling dat de prooien van varanen sterven aan bloedvergiftiging veroorzaakt door toxische bacteriën in de muil van de hagedissen. In plaats daarvan is het de combinatie van een bloederige beet en zelfgeproduceerd gif die prooien de das om doet.Komodovaranen bijten hun slachtoffers en laten ze vervolgens weer los, waarna ze wachten tot de prooi doodbloedt. Het gif dat tijdens de beet wordt afgescheiden zorgt voor een snelle daling van de bloeddruk, waardoor de prooi in een shock terechtkomt en als verlamd blijft zitten, en stimuleert het bloeden.Hoewel de bijtkracht van een varaan veel zwakker is dan die van een krokodil, kunnen de reuzenhagedissen dankzij hun speciale jachttechniek waarbij het contact met de prooi tot een minimum wordt beperkt, toch relatief grote prooien aan.(ddc)

  • In 2008 werd ontdekt dat de Komodo varaan gifklieren heeft. Het gif in kwestie voorkomt stolling van het bloed (INR —>  het is dus een anticoagulans  zoals ” bloedverdunners ” en ” rattenvergif ”   )  en verlaagt de bloeddruk, als gevolg waarvan de gebeten prooi in shock raakt en doodbloed.
    Zie Fry et al., PNAS 106 (2009), p. 8969-8974

°

Vrouwelijke komodovaraan sterft eerder

 18 oktober 2012  

De vrouwelijke komodovaraan heeft het niet gemakkelijk: ze moet enorme nesten bouwen en zes maanden lang heel intensief op haar eieren passen. En die zware huishoudelijke taken eisen hun tol, zo blijkt nu uit onderzoek: ze kosten het vrouwtje heel wat levensjaren.

Mannelijke komodovaranen kunnen rond de zestig jaar oud worden. Vrouwtjes leven aanzienlijk korter: gemiddeld 32 jaar. Onderzoekers vroegen zich af hoe dat enorme verschil te verklaren valt en bestudeerden gedurende tien jaar 400 komodovaranen in het oosten van Indonesië.

Groeien
De lange periode van onderzoek stelde de wetenschappers in staat om precies vast te stellen hoe snel de komodovaraan groeit. Het leverde opvallende resultaten op. Mannetjes en vrouwtjes zijn ongeveer even groot, totdat ze ( beiden ) op zevenjarige leeftijd seksueel volwassen worden. Vanaf dat moment groeien de vrouwtjes veel trager. Het resultaat? Een volwassen mannelijke komodovaraan is zo’n 160 centimeter lang en weegt 65 kilo. Een volwassen vrouwtje is ongeveer 120 centimeter lang en weegt ongeveer 22 kilo.

Prioriteiten
Het vertelt iets over de prioriteiten van de komodovaraan, zo schrijven de onderzoekers in het blad PLoS ONE. Wanneer ze seksueel volwassen zijn, steken de vrouwtjes in tegenstelling tot de mannetjes aanzienlijk minder energie in groeien. Maar waar gaat die energie dan heen? Het huishouden.

Hard werken
“De verschillen in grootte tussen de twee geslachten lijken verband te houden met de enorme hoeveelheden energie die vrouwtjes investeren in het produceren van eieren, het bouwen en bewaken van hun nesten,” vertelt onderzoeker Tim Jessop. Het is zwaar werk. Vooral dat bewaken van de eieren: dat duurt zo’n zes maanden en in die periode eet het vrouwtje niets, waardoor ze veel gewicht verliest en zeker niet groeien kan.

Het onderzoek kan wetenschappers mogelijk helpen om de komodovaraan te beschermen. De soort staat te boek als kwetsbaar. Als we precies weten hoe de dieren zich ontwikkelen, kunnen we betere maatregelen nemen om ze te behouden.

Bronmateriaal:
Extreme ‘housework’ cuts the life span of female Komodo Dragons” – Melbourne.edu
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door Raul654 (via Wikimedia Commons).

°
Op zesjarige leeftijd is het mannetje seksueel rijp
Van zodra hij volwassen is, heeft hij geen natuurlijke vijanden meer.
Een volwassen reuzenhagedis kan drie meter lang worden en tot 200 kilo wegen.
Deze varanen zijn de grootste hagedissen ter wereld .
Gemiddeld worden de imposante dieren zowat dertig jaar oud.

°

Beschermde soort
De komodo leeft solitair en staat in zijn geïsoleerde leefomgeving bovenaan de voedselketen. Hoewel het om een beschermde diersoort gaat, blijft het aantal in de natuur levende komodo’s afnemen.
De voornaamste oorzaken zijn de illegale jacht en het steeds kleiner wordende leefgebied.
Er zouden nog 6000  a  4.000 exemplaren in het wild leven op de Indonesische eilanden Komodo, Padar, Rinco maar ook in enkele reservaten op het grotere eiland Flores.

KOMODOmedia_xll_5536720

Komodovaraan verwant met fossiele hagedis uit Afrika
Auteur: prof. dr. A.J. (Tom) van Loon, AMU, Poznan

http://www.geologischevereniging.nl/geonieuws/geonieuwsart.php?artikelnr=1114

De komodovaraan (Varanus komodoensis).

Draken bestaan, al hebben ze niet alle eigenschappen uit de talrijke Middeleeuwse legendes. De komodovaraan (Varanus komodoensis), die meters lang kan worden, is een hagedis die echter in veel opzichten uiterlijk op een draak lijkt, en het is dan ook geen wonder dat zijn Engelse naam komodo dragon (komododraak) is. Ook zijn gelijkenis met dino’s is frappant. Het dier komt alleen nog in Indonesië voor, waar zijn leefgebied in de laatste eeuwen echter ook sterk in omvang is afgenomen.

Varanen komen ook elders in Azië en Afrika voor, maar hoe hun voorouders zijn geëvolueerd en waar dat gebeurde, was onduidelijk omdat er nauwelijks fossiele restanten van dit taxon (de Varanidae) bekend zijn. Daarin is nu verandering gekomen doordat in een woestijngebied meer dan honderd wervels van een fossiele varaan zijn gevonden. Die wervels zijn gedateerd als 33 miljoen jaar oud (Laat-Eoceen en Vroeg-Oligoceen).

De vindplaats van de fossiele
wervels in Fayum-woestijn in Egypte.

De fossiele wervels vertonen volgens de onderzoekers een zo grote gelijkenis met die van de huidige varanen – en speciaal met de komodovaraan – dat het heel nauwe verwanten moeten zijn. Dat is opvallend, want de oudste fossiele restanten die aan de komodovaraan worden toegeschreven zijn slechts zo’n 700.000 jaar oud. Dit zou betekenen dat deze varaan in enkele tientallen miljoenen jaren niet of nauwelijks is veranderd, en dus met recht als levend fossiel kan worden beschouwd.

wervels uit de hals

(boven: recent; onder fossiel).


<—-wervels uit de rug
(boven: recent; onder fossiel)

<—wervels uit de staart
(allemaal fossiel).

Toch moet er in die lange tijd wel iets gebeurd zijn, want de fossiele wervels werden gevonden in Egypte, in de Fayum-woestijn. Dat is min of meer de tegenpool van Indonesië waar de komodovaranen nu leven. Deze varanen moeten vroeger dus hetzij een veel grotere verspreiding hebben gehad dan nu, of ze zijn – om wat voor reden dan ook – in de loop der tijd ver gemigreerd.

De fossiele varaan, waaraan nog geen officiële naam is toegekend, was meer dan anderhalve meter lang. Het moet een goede zwemmer zijn geweest, en het is dus geen wonder dat de fossiele wervels werden gevonden in een door winderosie uitgeblazen vlakte die ooit de bodem van een rivier of en meer moet zijn geweest. Of het dier volledig in het water leefde, of deels op het land, is vooralsnog onduidelijk, maar sommige recente varanen, zoals Varanus salvator, zijn ook uitstekende zwemmers.

Varanus Salvator

De fossiele varaan leefde duidelijk in of bij zoet water. Het lijkt dan ook uitgesloten dat die varaan uit Afrika naar Indonesië is gezwommen. Daarbij moet worden bedacht dat Afrika van 100 tot 12 miljoen jaar geleden volledig geïsoleerd in de oceaan lag. De onderzoekers opperen de mogelijkheid dat de migratie gedurende miljoenen jaren plaatsvond doordat kleine landmassa’s of kleine aardschollen zich van Afrika afsplitsten en van positie veranderden, daarbij hun fauna en flora met zich meevoerend.

Dat is een intrigerende hypothese. Vanwege het voorkomen van min of meer nauw verwante dieren in Azië en Afrika (o.a. bepaalde zoetwatervissen, maar ook varanen!) werd to nu toe namelijk algemeen aangenomen at deze dieren vanuit Azië naar Afrika zijn gemigreerd. Dat lijkt nu dus juist omgekeerd.

Referenties:
  • Holmes, R.B., Murray, A.M., Attia, Y.S., Simons, E.L. & Chatrath, P., 2010. Oldest known Varanus (Squamata: Varanidae) from the Upper Eocene and Lower Oligocene of Egypt: support for an African origin of the genus. Palaeontology 53, p. 1099-1110.

Foto’s welwillend ter beschikking gesteld door Rob Holmes, Department of Biological Sciences, University of Alberta, Edmonton

(Canada).

Full-size image (78 K)

Fig. 1. Location map, geological sketch of the Salas de los Infantes area (Burgos, Spain), and stratigraphic position of the Viajete fossiliferous level.

arcanosaurus ibericus

Fig. 3. Arcanosaurus ibericus n. gen. et sp. (Late Barremian–Aptian; Viajete, Burgos, Spain). A–B, posterior cervical vertebra MDS-VJ 17; C, posterior cervical vertebra MDS-VJ 9; D–E, posterior cervical vertebra MDS-VJ 8; F–J, dorsal vertebra (holotype) MDS-VJ 5; K–L, caudal vertebra MDS-VJ 19; M, caudal vertebra MDS-VJ 20; N, caudal vertebra MDS-VJ 23 and O, caudal vertebra MDS-VJ 28; in A, I, K, M – ventral, B, C, J, N – left lateral, D, F, L – anterior, E, G – posterior, H – dorsal, and O – right lateral views. Scale bar equals 5 mm.

http://rhamphotheca.tumblr.com/post/44880733337/arcanosaurus-ibericus-o-a-new-varanoid-squamate
http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0195667112001723

Fig. 2. Arcanosaurus ibericus n. gen. et sp. (Late Barremian–Aptian; Viajete, Burgos, Spain). A–F, axis vertebra MDS-VJ 1; G–J, anterior cervical vertebra MDS-VJ 2; in A, H – anterior, B – posterior, C,I- dorsal, D,J – ventral, E – right lateral and F,G – left lateral views. Scale bar equals 5 mm.

Full-size image (71 K)
Fig. 4. Arcanosaurus ibericus n. gen. et sp. (Late Barremian–Aptian; Viajete, Burgos, Spain). A, mid-sagittal and B, neutral transverse X-ray tomographic sections of MDS-VJ 6. PPB: primary periosteal bone. Scale bars equal: A – 1 mm; B – 5 mm.

http://colectivosalas.blogspot.be/2013/01/arcanosaurus-ibericus-un-lagarto-entre.html
http://en.wikipedia.org/wiki/Arcanosaurus

°

°

MOSASAURUS

MOSASAURUS

Mosasaurs are close relatives of the monitor lizards (family Varanidae).

“As early as 1800, the Dutch palaeontologist Adriaan G. Camper recognised the monitor (varanid) lizard affinities of these fossil vertebrates (Camper, 1800; Mulder, 2003), well before they were described as Mosasaurus(Conybeare, 1822). Points of similarity between mosasaurs and snakes were recognised by Edward D. Cope. This inspired him to introduce the order Pythonomorpha (Cope, 1869a).”

Lee (1997) suggests that snakes evolved from a marine mosasaur. The monitor lizards undoubtedly share a common ancestor with the mosasaurs, although their exact relationship remains controversial. There are suggestions that mosasaurs descended from a monitor lizard or from an aigialosaur, which is itself considered a close relative of the monitor lizards.
http://www.njgonline.nl/publish/articles/000258/article.pdf

Therefore monitor lizards, snakes and mosasaurs all appear to be closely related. Their exact relationship with each other would need to be worked out
http://www.oceansofkansas.com/mus-mosa.html

   <– phylogenie

Amateurvondst blijkt ‘missing link’    //zaterdag, 19 november 2005

Een 16 jaar geleden gevonden fossiel in Texas, blijkt een belangrijke schakel te zijn in de evolutie van mosasaurussen.
Dat bericht de Southern Methodist University in Dallas, die de vondst uitvoerig heeft onderzocht.
Erkenning
Fossielenjager Van Turner vond 16 jaar geleden een fossiel bij een bouwplaats in de buurt van Dallas en had direct door dat dit iets bijzonders moest zijn.

De kenner van fossielen kon zijn vondst niet plaatsen en bracht het voor onderzoek naar het Dallas Museum of Natural History,dat over een grote collectie fossielen beschikt.

Bijna 16 jaar later krijgt de amateur-fossielenjager inderdaad de erkenning die hij verdient: het fossiel blijkt een vroege vertegenwoordiger te zijn van een uitgestorven tak van de hagedissen die evolutionair gezien een belangrijke omschakeling maakten: van landdieren ontwikkelden zij zich tot reptielen die volledig in het water leefden.

Het reptiel is deze maand wetenschappelijk beschreven in een speciaal nummer van het Netherlands Journal of Geosciences en vernoemd naar zijn ontdekker: Dallasaurus turneri.
Belangrijke schakel
De Dallasaurus turneri leefde ongeveer 92 miljoen jaar geleden in de kustgebieden van Texas en vertegenwoordigt een belangrijke schakel in de evolutie van de Mosasauridae : Mosasaurussen.

Deze prehistorische dieren ontstonden op land, maar geleidelijk aan zochten ze het water op.
In de zeeën evolueerden ze verder en wisten ze de oceanen net zo te domineren zoals de dinosaurussen dat op het vasteland deden.

De Texaanse vertegenwoordiger is een vroege variant van de de mosasaurussen en de eerste die in Noord-Amerika is gevonden.

Het dier heeft nog duidelijke kenmerken van een bewoner van het vastland, zoals voor- en achterpoten die geschikt zijn om om mee te lopen.Bij latere mosasaurussen ontwikkelden de poten zich tot vinnen.
Komodo-varaan
Op basis van het fossiel, dat circa 80 procent van het dier weergeeft, hebben curators een recontructie gemaakt die een tijd in het Dalles  museum te zien was. Het reptiel lijkt wel wat op een kleine Komodovaraan , de nauwste verwant in de dierenwereld van tegenwoordig.

here is a reconstruction of D Turneri what it is believed to look like   //Some fossils./ One with a person in it for scale.:

 For a quick overview of Mosasaurs you can do no better than Oceans of Kansas

New Transitional Fossil Found: Dallasaurus turneri

http://mcdougald.blogspot.com/2005/11/new-transitional-fossil-found.html

John Wilkins at Evolving Thoughts has some interesting thoughts on the subject as well.
The Hairy Museum of Natural History has more.

Including links to pics of the fossil, the paper it was described in and more!
The mosasaurs are species of aquatic reptiles that are related to lizards (to be more precise the varanoid lizards – of which the Komodo 
dragon is a good example).During the upper cretaceous they reached their peak. Almost 20 genera are recognized for this period with the largest approaching 30 feet.They were ocean going carnivores that ate almost anything that swam in the sea.

*Below is a list of some representative species 

However, we are not concerned with one of the larger species. We are interested in a little three foot long specimen discovered in Texas..Most Mosasaurs have flippers, Dallasaurus turneri has limbs similar to other land lizards.

From Science Daily: // Until the discovery of Dallasaurus, however, only five primitive forms with land-capable limbs were known, all of them found in the Middle East and the eastern Adriatic.  The advanced fin-bearing mosasaurs have been grouped into three major lineages. Although a small number of primitive mosasaur have been known to retain land-capable limbs, they were thought to be an ancestral group separate from the later fin-bearing forms. Dallasaurus represents a clear link to one lineage of the later forms and the first time researchers can clearly show mosasaurs evolved fins from limbs within the different lineages of mosasaurs.

Ancestor ?      MOSASAUROID AIGIALOSAURIDAE

Aigialosaurus was a semi aquatic lizard that was developed to enter the water yet still return to land.‭ ‬This is similar to many other lizards at this stage of the Cretaceous that would eventually evolve into the mosauridae,‭ ‬the last major group of marine reptiles that would adapt to ocean life during the Mesozoic.‭

Aigialosaurus (Opetiosaurus) bucchichi Skeleton on Matrix http://www.bhigr.com/…/product.php?&#8230; – Verenigde Staten –

http://reptileevolution.com/aigialosaurus.htm http://en.wikipedia.org/wiki/Aigialosaurus

Aigialosaurus

  • A. dalmaticus Kramberger, 1892 (type)
  • A. bucchichi Kornhuber, 1901
  • (synonym)Opetiosaurus Kornhuber, 1901
Sauropsida
Order: Squamata
Suborder: Scleroglossa
Superfamily: Varanoidea
Family: Aigialosauridae
Genus: Aigialosaurus
Kramberger, 1892

MOSASAURUS en Co

.Halisaurus family 

H. platyspondylus
H. ortlebi
H. arambourgi
H. onchognathus

2.Eonatator family 

E. sternbergii

3.Clidastes family 

C. liodontus
C. “moorevilensis”
C. propython

4.Mosasaurus family 

(links ) M. hoffmanni (=M. maximus)  

(hierboven  rechts ) skelet van Bèr (M hoffmani Maastricht )   
M. conodon
M. dekayi
M. missouriensis
M. mokoroa

5.Moanasaurus family 

M. mangahouangae

6.Amphekepubis family 

A. johnsoni

7.Liodon family

L. anceps
L. sectorius
L. mosasauroides

8.Plotosaurus family 

P. tuckeri
P. bennisoni

9.Globidens family 

G. alabamaensis
G. dakotensis

10.Prognathodon family 

P. overtoni
P. giganteus
P. rapax
P. waiparaensis
P. stadtmani
P. solvayi

11.Plesiotylosaurus family 

P. crassidens

12.Carinodens family

C. belgicus

13.Goronyosaurus family 

G. nigeriensis

14.Pluridens family

P. walkeri

15.Platecarpus family 

P. tympaniticus (=P. coryphaeus, P. ictericus)
P. planifrons
P. bocagei (=Angolasaurus; Lingham-Solair 1994)

16.Ectenosaurus family 

E. clidastoides

17.Selmasaurus family

S. russelli

18.Igdamanosaurus family 

I. aegyptiacus

19.Yaguarasaurus family

Y. colombianus

20.Plioplatecarpus family 

P. primaevus
P. houzeaui
P. marshii

20.Tylosaurus family 

T. proriger
T. nepaeolicus
T. kansasensis
T. ivoensis

21.Hainosaurus family 

H. bernardi
H. pembinensis
H. gaudryi

22.Taniwhasaurus family

T. oweni (=Tylosaurus haumuriensis)

23.Lakumasaurus 

L. antarcticus

Maashagedis had gespleten tong

29/09 – De zeereptielen die 65 miljoen jaar geleden op de plaats van het huidige Maastricht in een tropische zee rondzwommen, hadden een enigszins gespleten tong. Dat concludeert de Maastrichtse paleontoloog Anne Schulp in zijn proefschrift.

gebaseerd op de analyse van de kolossale schedel van mosasaurus ‘Ber’, die in 1998 in de ENCI-groeve in de stad werd gevonden.Schulp is verbonden aan het Natuurhistorisch Museum Maastricht, waar de schedel permanent wordt tentoongesteld. Schulp gebruikte een veelheid aan onderzoekstechnieken om te komen tot een beeld van de levende mosasaurus. Behalve scanners gebruikte hij ook een nagebouwde kaak en een bijtkrachtmeter om oesters, krabben en inktvissen door te bijten.

De tong van de mosasaurus is volgens Schulp vooral uit museaal oogpunt van belang. Die moet in eventuele reconstructies correct zijn. Uit vergelijkingen van de bouw en vermoedelijke voedingsgewoonten van het prehistorische Maasmonster met die van hedendaagse reptielen, komt hij tot de conclusie dat die tong aan het uiteinde waarschijnlijk gespleten is geweest. Hard bewijs daarvoor is er niet, zachte delen als de tong worden niet in fossielen teruggevonden.

In zijn proefschrift geeft Schulp een overzicht van de evolutionaire verwantschappen tussen de gevonden mosasaurusachtige zeereptielen uit Nieuw-Zeeland, Israël, België en de VS. Hij denkt dat een onlangs gevonden fossiel in Angola een missing link kan zijn tussen de Maastrichtse Ber en de andere mosasaurussen.

Onze bloedeigen ‘Maashagedis’ “Bèr”

De Mosasaurus: zwemmende gigant, trots van Maastricht, cruciale schakel in de evolutie, schrik van menige haai, oerstom en hartstikke uitgestorven

Nederland is niet rijk bedeeld met dinosauriërs. De oorzaak is simpel. Toen de dino’s over de aarde liepen, was er helemaal geen Nederland.

Nederland is immers piepjong. Althans, in geologische termen. Een paar miljoen jaar oud, ontstaan uit slib dat bezonk in de monding van enkele grote rivieren. Toen Nederland zich vormde, waren de dinosauri챘rs al lang en breed uitgestorven.

In de tijd van de dino’s bevond zich op de plek waar nu Nederland is, een ondiepe tropische zee met heuse koraalriffen. Er heerste een superbroeikaseffect en de zeespiegel was aanzienlijk hoger dan nu. Noordwest-Europa was een archipel en het dichtstbijzijnde eiland waar destijds dino’s (hele kleintjes) voorkwamen, was zo’n 100 kilometer ver, ergens in Duitsland.

Toch waren er op de plek die nu Nederland heet destijds wel degelijk angstaanjagende monsters. Voor het ongeoefende oog leken ze in vrijwel elk opzicht op dino’s. Ze konden ruim 15 meter lang worden, vraten alles op wat bewoog (inclusief haaien) en hadden net als dino’s het brein van een schoothondje.

Deze zwemmende monsters heten Mosasaurussen, Latijn voor Maasreptielen.

Ze leefden van ongeveer 90 miljoen jaar geleden tot 65 miljoen jaar geleden, toen ze met de dinosauriërs door een meteorietinslag in het huidige Mexico tot uitsterven werden gedoemd. Officieel mag de Mosasaurus geen dino worden genoemd, benadrukt Anne Schulp. Deze paleontoloog en conservator bij het Natuurhistorisch Museum in Maastricht promoveert in oktober op de Mosasaurus. ‘Het was ook een reptiel, maar wezenlijk anders dan een dino. Vogels staan dichter bij dinosauriërs dan de Mosasaurus.’

Maar, eerlijk is eerlijk, ook Anne Schulp is er niet vies van om de Mosasaurus af en toe toch een beetje met een dinosauriër te vergelijken. Zo is de kracht waarmee de grootste Mosasaurus kon bijten ongeveer dezelfde als die van de Tyrannosaurus rex, de beroemdste dino, heeft Schulp uitgerekend. ‘De Mosasaurus was een zwemmende Tyrannosaurus.’

Feit is ook dat de dino en de Mosasaurus elkaar een beetje in de weg zitten. Althans in museaal opzicht. De Mosasaurus is in Nederland wereldberoemd: bij de kennismakingstocht van prinses Máxima werd ze ook langs het Natuurhistorisch Museum in Maastricht geleid om daar onze Mosasaurussen te aanschouwen. Maar die beroemdheid dankt hij aan de afwezigheid van echte dino’s. In andere landen (de Verenigde Staten, Argentinië) hebben ze ook fossielen van Mosasaurussen, maar die zijn daar minder beroemd. Anne Schulp: ‘Als je in je museum een dino van 30 meter hebt, is een Mosasaurus van 15 meter niet zo bijzonder.’

Haaienvreter

De Mosasaurus was de grootste vleeseter die ooit in zee heeft gezwommen. Een beest dat net als haaien om de paar jaar een nieuwe rij tanden kreeg. Een beest ook dat, zoals Anne Schulp het uitdrukt, ‘de haaien kort hield’. Voor het ontstaan van de Mosasaurus waren er al haaien (de haai is oeroud), daarna ook, maar tijdens de heerschappij van de Mosasaurus veel minder, zo blijkt uit de fossielen.

De Mosasaurus concurreerde met de haai en heeft deze – gezien zijn formaat en zijn enorme bek – zo goed als zeker bejaagd. Andersom trouwens ook: haaien hebben zich te goed gedaan aan dode Mosasaurussen, blijkt uit afdrukken die op de fossielen in Maastricht zijn aangetroffen. Ook liggen op het fossiel van de recentste Maastrichtse Mosasaurus her en der haaientanden.

Wetenschappelijk is de Mosasaurus fascinerend. Hij vertegenwoordigt de terugkeer naar de zee. In de evolutie zijn eerst de vissen ontstaan. Op een gegeven moment zijn er vissen het land op gekropen en hebben zich daar verder ontwikkeld tot onder andere zoogdieren. Sommige dieren zijn vervolgens later in de evolutie teruggekeerd naar de zee. De walvis (een zoogdier) is daar een voorbeeld van, net als de Mosasaurus.

De oudste dateren van zo’n 90 miljoen jaar geleden, blijkt uit Kroatische fossielen. ‘Toen waren het nog een soort walvissen met pootjes.’ Daarna heeft de Mosasaurushet fantastisch gedaan. Er ontstonden tal van verschillende soorten, die zich specialiseerden. Grote Mosasaurussen die haaien aten, middelgrote reuzenreptielen met een gespecialiseerd gebit waarmee ze reuzenschildpadden konden kraken, en kleintjes die schelpen dan wel visjes te grazen namen. Vooral in de laatste 5 miljoen jaar van zijn bestaan, tussen 70 en 65 miljoen jaar geleden was de Mosasaurus heer en meester der zeeën en oceanen. De fossielen die in Maastricht zijn gevonden, stammen uit deze hoogtijdagen.

Vooral de Pietersberg, nabij Maastricht, is een ongekende en wereldberoemde bron voor Mosasaurussen. De kalksteen die hier, en elders in Zuid-Limburg, aan de oppervlakte komt, zit barstensvol fossielen. Zelfs stukjes echte dino komen hier voor. Dino? Er zijn toch nooit echte dino’s in Nederland geweest? Inderdaad, maar er spoelden vanaf het dichtstbijzijnde vasteland via de rivieren soms dinoresten naar de tropische zee die Nederland toen was. Via fossilisering zijn die resten in het kalksteen van Zuid-Limburg beland.

Oorlogsbuit
Er zijn in Zuid-Limburg diverse min of meer intacte Mosasaurussen gevonden. De beroemdste is aan het eind van de achttiende eeuw door het Franse leger dat toen Maastricht veroverde, mee naar Parijs genomen en ligt in een museum aldaar.

Deze fossiele schedel heeft een grote wetenschappelijke, historische en zelfs religieuze betekenis. Op basis van de studie van deze uit Maastricht geroofde schedel (plus de vondsten van mammoeten) concludeerde de Franse wetenschapper baron Georges Cuvier destijds dat er in het grijze verleden dieren hebben geleefd die zijn uitgestorven. Bovendien vermoedde hij dat deze dieren van voor de bijbelse zondvloed stamden. Met andere woorden, het Oude Testament was als historisch document onbetrouwbaar.

Later baseerde Darwin zich mede op Cuvier (en dus op de ‘Nederlandse’ Mosasaurus) toen hij met zijn evolutietheorie kwam: diersoorten kunnen onder druk van de natuurlijke omgeving in andere soorten ‘evolueren’, en het uitsterven van de ene soort biedt ruimte aan andere soorten.

De Parijse Mosasaurus is een van de belangrijkste fossielen uit de geschiedenis – te vergelijken met de eerste Neanderthaler die in de buurt van Düsseldorf is gevonden. Des te triester is het dat dit fossiel niet in Nederland te bezichtigen is, maar nog steeds als oorlogsbuit in een Parijs museum ligt. Er zijn de afgelopen jaren diverse pogingen geweest om deze beroemde Mososaurus terug te krijgen naar Maastricht – inclusief vragen in het Europees Parlement – maar tot dusver zonder resultaat.

Een van de problemen is de precedentwerking: als erkend wordt dat de Mosasaurus door Frankrijk als oorlogsbuit is geroofd en dus moet worden teruggegeven, hoe moet het dan met de talloze kunstschatten in het Louvre en het British Museum (onder andere de door Griekenland teruggeëiste ‘Elgin marbles’) die eveneens zijn gepikt?

De Mosasaurus die in Parijs ligt, was niet de eerste Mosasaurus die in Limburg is gevonden: de eerste is te bezichtigen in het Haarlemse Teylers Museum. Het was ook niet de laatste: in 1998 is er opnieuw een tamelijk complete Mosasaurus in de Pietersberg ontdekt. Dit fossiel (op zijn Limburgs B챔r gedoopt) is te zien op de buitenplaats van het Natuurhistorisch Museum in Maastricht. Dat zal vast en zeker ook niet de laatste zijn: de Pietersberg herbergt er vermoedelijk nog wel een paar.

Maastricht

De Maashagedis,

Mosasaurus hoffmanni (Mantell,1829), heeft nooit in de rivier de Maas gezwommen. Daar waar nu de Maas stroomt, bevond zich in het Krijt – 65 miljoen jaar geleden – een diepe, warme zee. Als de in zee levende dieren stierven, werden ze door kalk ingekapseld en konden ze fossiliseren. Veel later kwam die kalk aan de oppervlakte en werd het gebruikt als meststof. In de kalkgroeves en ook in de gangen die door de kalkwinning in de Sint-Pietersberg ontstonden, vond men in het midden van de achttiende eeuw reusachtige kaken met grote tanden. Men had in die tijd nog een statisch beeld van de wereld: “God had de aarde geschapen zoals zij was.” Die grote kaken moesten dan ook toebehoord hebben aan tandwalvissen of krokodillen, zoals die nog steeds voorkwamen.

Het ‘eerste’ uitgestorven dier

Volgens Hoffmann, een arts die ook in naturali챘n ge챦nteresseerd was, waren de kaken van een krokodil. De wetenschapper PetrusCamper meende dat ze hadden toebehoord aan een tandwalvis, waarschijnlijk een potvis. Maar de Fransman Cuvier stelde aan het einde van de achttiende eeuw dat dieren ook konden uitsterven. In 1796 vergeleek hij een schedel van een mammoet uit Siberi챘 met een Afrikaanse olifant en Indische oIifant en kwam tot de conclusie dat ze verschillend waren. Omtrent de mammoet had hij drie hypothesen: het dier leefde nog ergens, de mammoet was een overgangsvorm, of hij was uitgestorven. Dat zo’n groot dier als de mammoet nog ergens onopgemerkt zou leven, geloofde Cuvier niet. En een overgangsvorm paste niet in het statische wereldbeeld. Zodoende kwam Cuvier op het idee dat dieren konden uitsterven. Adriaan Gilles Camper zette het wetenschappelijk werk van zijn vader Petrus voort. Hij wilde aantonen dat zijn vader het met zijn ‘potvis’ bij het rechte eind had. Maar na vergelijking van de schedel met verschillende nog levende dieren, kwam Adriaan Camper tot de conclusie dat noch zijn vader noch Hoffmann gelijk had. Camper meende eveneens dat dieren konden uitsterven. In zijn optiek was de Maashagedis een uitgestorven varaanachtig reptiel. In 1829 gaf Mantell het ‘grote beest van Maastricht’ de wetenschappelijke naam Mosasaurus hoffmanni, ter ere van Hoffmann.

Eerste fossielen

De eerste fossielen van de Maashagedis werden al in 1764 in de Sint-Pietersberg gevonden door J.B. Drouin. De beroemdste is echter in1780 ontdekt. In dat jaar vonden arbeiders in één van de gangen van de Sint-Pietersberg een aantal kaken. Barthlemy Faujas de Saint Fond (1742-1819) geeft een beschrijving van de lotgevallen van de kaken. Volgens hem riepen de groeve-arbeiders de hulp in van de arts Hoffmann. Hoffmann liet de kaken voorzichtig uitgraven en naar zijn huis brengen. Pater Godin claimde de kaken op grond van het feit dat ze in zijn grond waren gevonden en maakte er een rechtszaak van. Hij won en stelde de kaken tentoon in een huisje aan de voet van de Sint-Pietersberg. In 1795 veroverden de Fransen Maastricht en eisten de kaken op. Godin had intussen de kaken in de stad verstopt. Het verhaal gaat verder dat een zekere Freichine een beloning van 600 flessen uitmuntende wijn uitloofde voor degene die het stuk onbeschadigd bij hem thuis bezorgde. De andere dag al brachten 12 grenadiers de kaken bij Freichine. De fossielen werden naar Parijs verzonden, waar ze nu nog te zien zijn in het natuurhistorisch museum. Een afgietsel werd aan het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie (nu Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis) geschonken. Volgens de studente Peggy Rompen klopt dit verhaal echter niet. Hoffmann zou de fossielen nooit in bezit hebben gehad; er heeft nooit een rechtszaak tegen Hoffmann plaatsgevonden en er zijn nooit flessen wijn uitgeloofd voor het opsporen van de fossielen. Het verhaal van Faujas werd volgens Rompen verzonnen ter rechtvaardiging van het feit dat het Franse leger een burger zijn eigendom had ontnomen.

De aard van het beestje

Het was de beroemde zoöloog Hermann Schlegel, van1858 tot 1884 directeur van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie, die in 1854 aantoonde dat de Maashagedis flippervormige ledematen moest hebben gehad en dus een zeedier moest zijn geweest. Tot dan toe had men aangenomen dat de Maashagedis zowel op het land als in het water kon leven en daaraan aangepaste ledematen had. Mosasauriërs vormden een soortenrijke groep. Sommige soorten waren enkele meters groot, andere konden zo’n 15 meter lang worden. Alle soorten voedden zich met ammonieten en bewogen zich voort door middel van horizontale bewegingen van rug en staart. De flippers werden voornamelijk gebruikt om te sturen en het lichaam stabiel te houden.

Oeroud zeereptiel had gruwelijke kaakontsteking

Zeereptiel in het Natuurhistorisch Museum Maastricht. (ANP)

ANP

MAASTRICHT – Een 66 miljoen jaar oud zeereptiel heeft maandenlang rondgezwommen met een forse ontsteking in de achterste kaakbotten. Waar normaal het kaakscharnier zit, heeft de infectie grote stukken botweefsel weggevreten.

Dat zeggen onderzoekers die de versteende kaak met een röntgenscanner hebben doorgelicht. Het fossiel van de mosasaurus werd in 1953 gevonden bij Bemelen. Hoewel de ongezond uitziende kaakbotten destijds de aandacht trokken, kon de oorzaak er van niet worden achterhaald. Met ct-scans is dat wel mogelijk. Het ontstoken kaakbot is sinds vrijdag te zien in het Natuurhistorisch Museum Maastricht.

Uit het onderzoek blijkt niet alleen dat de ontsteking een forse hoeveelheid botweefsel heeft weggevreten, ook is er aan de buitenkant van het bot nieuw botweefsel gevormd. Dat betekent dat het dier de ontsteking geruime tijd heeft overleefd.

Mosasauriërs hielden er ruwe omgangsvormen op na. Sporen van botbreuken of bijtincidenten worden vaker gevonden, maar de omvang van de ontsteking waarmee de Bemelse mosasaurus nog lang heeft rondgezwommen noemen de onderzoekers zeer uitzonderlijk.

Mosasauriërs waren zeereptielen, nauw verwant aan slangen en hagedissen. Ze werden zes meter of groter, met uitschieters tot boven de zestien meter. Aan het eind van het Krijt, ruim 65 miljoen jaar geleden, stonden de mosasauriërs in zee bovenaan de voedselpiramide. De enige dieren waar ze echt voor moesten uitkijken waren àndere mosasauriërs. Er zijn fossiele aanwijzingen van kannibalisme bij mosasauriërs bekend. De omgeving van Maastricht was rond die tijd bedekt door een ondiepe, tropische zee.

(kleine )Mosasauriers waren prooi van haaien en/of grotere mosasaurier-soorten

Fossiele botten vertonen vaak sporen van tanden. Dat geldt bijv. ook voor mosasauriërs, de enorme marine reptielen die onder meer in het Krijt van Zuid-Limburg zijn aangetroffen. Het was echter tot nu toe onduidelijk of de bijtsporen (soms zelfs in de vorm van in het bot losgelaten tanden) afkomstig waren van aaseters of van jagers die het op levende mosasauriërs hadden voorzien.
Grote mosasauriërs zoals Mosasaurus en Prognathon waren zelf grote rovers: uit de maaginhoud van sommige fossiele exemplaren blijkt dat ze vooral vis aten, maar ook vogels. Afdrukken van hun tanden zijn ook gevonden op de schilden van schildpadden, de schelpen van grote ammonieten, en de resten van tal van andere dieren, die kennelijk ook op hun menu stonden. Deze dominerende jagers bereikten lengtes tot zo’n 14 m (misschien zelfs 18 m). Daarom bestond er altijd veel twijfel of deze dieren zelf ook als prooi dienden van diergroepen, hoewel wel vaststaat dat sommige relatief kleine mosasauriërs (zoals Clidastes) zeker bejaagd werden door hun grotere verwanten (zoals de grote Tylosaurus). Of haaien, waarvan talrijke bijtsporen op de botten van mosasauriërs zijn aangetroffen, de dieren levend aanvielen, of dat ze alleen de kadavers van reeds gestorven mosasauriërs aten, was tot nu toe onduidelijk.

De twijfel omtrent haaien als jagers van mosasauriërs berust vooral op het feit dat de meeste haaien veel kleiner waren dan de mosasauriërs (hun lengte was gewoonlijk minder dan 3 m); voor zover bekend kon alleen de haai Cretoxyrhina mantelli zo’n 5 m groot worden

Het is alleen vast te stellen dat bijtsporen veroorzaakt zijn door de aanval op een leven dier, als dat dier de aanval lang genoeg overleefde om de veroorzaakte wonden en beschadigingen te laten helen.

Dergelijke herstelverschijnselen zijn nu aangetroffen. Een exemplaar van Platecarpus vertoont bijtindrukken in zijn staartwervels; langs deze indrukken van tanden – die aan een haai moeten worden toegeschreven – is het bot hersteld.

Het dier overleefde dus de aanval van een haai.

Andere exemplaren van Platecarpus vertonen bijtwonden in de hals- en (deels vergroeide) ruggewervels. In een van die vergroeide ruggenwervels zijn maar liefst zeven tandafdrukken te zien aan één kant, en acht aan de andere kant.

De ruimtes die de tanden bij de beet hebben achtergelaten, blijken in een doorsnede van het bot te liggen onder abcessen, die erop wijzen dat het dier door of na de beet geïnfecteerd is geraakt, en dat het lichaam daarop heeft gereageerd. De abscessen zijn bewaard gebleven doordat ze zijn opgevuld met kleine calcietkristalletjes.

Overigens betekenen deze vondsten niet dat haaien niet ook de kadavers van gestorven mosasauriërs aten. Ook daarvoor zijn nu duidelijke aanwijzingen gevonden.

Referenties:
  • Rothschild, B.M., Martin, L.D. & Schulp, A.S., 2005. Sharks eating mosasaurs, dead or alive? Netherlands Journal of Geosciences 84, p. 335-340.

Coccolieten in het abces dat bij Platecarpus ontstond na een haaiebeet

     Vergroeide wervels van een mosasauriër met talrijke tandafdrukken van een haai

In het bot van Platecarpus vastgegroeide haaietand

Lange wijd uit elkaar liggende groeven in de staartwervels van Platecarpus, veroorzaakt door een haaiebeet

Foto’s welwillend ter beschikking gesteld door Bruce Rothschild, University of Kansas Museum of Natural History, Lawrence, KA (Verenigde Staten van Amerika).

http://www.geo.uu.nl/ngv/geonieuws/geonieuwsnr.php?nummer=108

Ook rivieren werden geregeerd door enorme zeereptielen

 20 december 2012  6
Bronmateriaal:
The First Freshwater Mosasauroid (Upper Cretaceous, Hungary) and a New Clade of Basal Mosasauroids” – PLoS ONE
First freshwater mosasaur discovered” – PLoS ONE (via Eurekalert.org).
De afbeelding bovenaan dit artikel is gemaakt door Dmitry Bogdanov (via Wikimedia Commons).

mosasaurus

Voor het eerst hebben wetenschappers bewijs gevonden dat Mosasauridae – flinke geschubde zeereptielen – ook in zoet water leefden. In Hongarije vonden ze een nieuwe soort terug die – net als rivierdolfijnen – in zoet water leefde. Een primeur!

De nieuwe soort heeft de naam Pannoniasaurus inexpectatus gekregen en was ongeveer zes meter lang. De fossiele resten zijn het eerste voorbeeld van een Mosasauridae die in zoet water kon leven. Dat schrijven de onderzoekers in het blad PLoS ONE.

Meerdere exemplaren
De onderzoekers vonden meerdere exemplaren van de soort terug – zowel volwassen als jonge dieren. Daardoor hebben ze al een goed beeld van hoe het dier er zo’n 84 miljoen jaar geleden uit moet hebben gezien. De poten van P. inexpectatus waren vergelijkbaar met die van landhagedissen. Hun schedel doet denken aan de schedel van een krokodil.

Fossiele resten van P. Afbeelding:

De bouw van Pannoniasaurus inexpectatus. Afbeelding: Makádi L, Caldwell MW, Ősi A (2012) The First Freshwater Mosasauroid (Upper Cretaceous, Hungary) and a New Clade of Basal Mosasauroids. PLoS ONE 7(12): e51781. doi:10.1371/journal.pone.0051781.

Aanpassen
De vondst wijst erop dat Mosasauridae zich in een rap tempo aan een grote verscheidenheid aan watergebieden konden aanpassen. En blijkbaar waren er zelfs exemplaren die zich de zoete wateren eigen maakten. In die wateren moet het zeereptiel een machtige verschijning zijn geweest. “De grootte van Pannoniasaurus maakt het het grootste bekende roofdier in de wateren uit die tijd,” vertelt onderzoeker Laszlo Makadi.

In zee
De familie der Mosasauridae wordt traditioneel gezien als een familie bestaande uit gigantische reptielen met vinnen, die in oceanen en zeeën leefden. Ook in Nederland zijn al regelmatig fossiele resten van deze zeereptielen teruggevonden. Onlangs werd in een groeve bij Maastricht nog het fossiel van een dertien meter lang exemplaar ontdekt. In de tijd waarin dit reptiel leefde, was Nederland (net als een groot deel van de rest van Noord-Europa) bedekt met een ondiepe zee. Nu is dus duidelijk dat de enorme reptielen ook over de zoete wateren regeerden.

De Mosasauridae verdwenen ongeveer tegelijkertijd met de dinosaurussen. En toen konden andere grote waterdieren de touwtjes in handen nemen. Haaien bijvoorbeeld. Geschubde reptielen komen we vandaag de dag überhaupt nog maar zelden in het water tegen. Slechts enkele soorten reptielen leven in zoet water en nog minder treffen we er in de oceanen aan.

Op de afbeelding bovenaan dit artikel ziet u niet P. inexpectatus, maar een andere Mosasaurus.

°

Maashagedis jaagde als een haai

De prehistorische maashagedis was snel en wendbaar als een haai, zo blijkt uit nieuw wetenschappelijk onderzoek.

De Mosasaurus, ook wel maashagedis genoemd, had een soort haaienstaart met vinnen, waarmee het dier waarschijnlijk al zijn prooien te snel af was.

Het zeereptiel stond zeventig miljoen jaar geleden bovenaan de voedselketen in oceanen over de hele wereld. Tot nu toe werd aangenomen dat de Mosasaurus een lange, spitse staart had waarmee het dier slechts korte stukken hard kon zwemmen.  Dat melden Zweedse onderzoekers in het wetenschappelijk tijdschrift Nature.

Fossiel

De onderzoekers vonden bewijs voor de haaienstaart van de maashagedis bij een inspectie van een bijzonder goed bewaard gebleven fossiel uit Jordanië. De staart en de vinnen van het individu zijn nog bijna volledig intact. Zelfs het zachte weefsel van het fossiel is niet helemaal vergaan.

De studieresultaten werpen een volledig nieuw licht op de zwemcapaciteiten van deze prehistorische dieren 

Krachtig

“Aangezien Mosasaurussen hagedissen waren, werden ze traditioneel ook gezien als hagedisachtige dieren met lange, kronkelige lichamen en een lange staart, waarmee ze slechts korte sprintjes door het water konden trekken tijdens achtervolgingen”, verklaart hoofdonderzoeker Johan Lindgren op Discovery News.

De haaienstaart doet  echter  vermoeden dat de dieren zich op dezelfde manier door het water bewogen als moderne haaien: snel, krachtig en wendbaar.

Door: NU.nl/Dennis Rijnvis

http://www.nature.com/ncomms/2013/130910/ncomms3423/full/ncomms3423.html

http://www.readcube.com/articles/10.1038/ncomms3423?utm_campaign=readcube_access&utm_source=nature.com&utm_medium=purchase_option&utm_content=thumb_version

Prognathodon sp  <— doc archief

°

NEANDERTHALERS

NE A N D E R T H A L
ARago
Irak
       
       
Lagar Velho
°
°
De Neanderthalers zijn vernoemd naar de vindplaats van een van de eerste fossielen die van deze soort gevonden werd, het Neanderdal in Duitsland.
Toch is Neanderthal 1, zoals dit fossiel wordt aangeduid, niet het eerste fossiel wat van deze vroege mensen gevonden werd. Er waren al eerder Neanderthal fossielen ontdekt in Gibraltar en België.
Deze fossielen werden echter voor de ontdekking van de Neanderthal fossielen afgedaan als rariteiten en verdwenen in de lades van musea.
De wereld was nog niet klaar voor het idee van een evoluerende mens.

Het Neanderdal ligt zo’n 15 kilometer ten oosten van Düsseldorf. In het gebied werd in de 19de eeuw kalk gewonnen. De afgravingen hebben het gebied volledig verwoest. In 1856 werden bij een van die afgravingen in een grot een aantal fossielen gevonden. Het vinden van de fossielen zal de werkmannen niet erg verbaasd hebben. Bij dergelijke afgravingen komen er aan de lopende band fossielen naar boven.

De fossielen werden op een hoop gegooid met ander materiaal uit de grot. Uiteindelijk besloot de voorman de fossielen te verzamelen en af te leveren bij een lokale leraar, Johann Fuhlrott. Fuhlrott stond bekend om zijn interesse in fossielen.

Tijdens het sorteren viel zijn oog op een aantal fossielen waarvan de voorman dacht dat ze van een holebeer waren. Fuhlrott zag echter direct dat de fossielen menselijk waren, al was ook meteen duidelijk dat ze verschilden met de botten van moderne mensen.

De Neandervalei    De kalksteengroeves nabij Mettmann in de Duitse Neandervalei. Met de komst van de industrialisatie in de 19de eeuw ontstond er een grote behoefte aan grondstoffen als kalk. De Neandervalei, genoemd naar de 17de eeuwse Duitse dichter Joachim Neander, was beroemd vanwege zijn mooie rotspartijen. Deze rotsen van kalksteen werden ineens geld waard, waardoor in korte tijd de mooie natuur in het gebied volledig verwoest werd door dynamiet en graafmachines.

Geïntrigeerd door zijn vondst, schakelde Fuhlrott de hulp in van Hermann Schaaffhausen, een professor in de anatomie uit Bonn. Schaaffhausen was het met Fuhlrott eens dat de fossielen menselijk waren en begon aan een uitgebreide beschrijving van de vondst die bestond uit het schedeldak, beide dijbenen, de linker boven- en onderarm en delen van het bekken. In 1858 voltooide Schaaffhausen zijn beschrijving.

Hij vergelijkt de Neanderthal fossielen met een aantal fossielen die een paar jaar eerder waren gevonden in het Belgische Engis. Helaas richt hij zich in zijn vergelijking met name op de fossielen van een moderne man die, zo is later gebleken, ‘slechts’ 800 jaar oud was en niet op het schedeldak van een kind dat in dezelfde grot was gevonden en 100 jaar later werd geïdentificeerd alsNeanderthal.

Zijn conclusie was dat de fossielen waarschijnlijk behoorden tot een oud aboriginalachtig ras uit het noorden van Europa. Dit ras was vermoedelijk door de Kelten en Germanen verdreven.Dergelijke rassen waren beschreven door de klassieke geschiedschrijvers.

Schaaffhausen voltooide zijn beschrijving een jaar voordat Darwin de wetenschappelijke wereld op zijn kop zette met zijn evolutie theorie. Het idee dat de mens voorouders had die er anders uitzagen dat hij zelf was voor de wereld van toen onbekend. Antropologen hielden zich meer bezig met verschillen tussen de menselijke rassen.

De opvatting die men er destijds op na hield zijn in onze ogen racistisch, zo dachten zij dat negers dichter bij de mensapen stonden dan blanken. Men bestudeerde de schedels van volken uit de hele wereld en probeerden aan de hand van verschillen aan te tonen welke rassen meer of minder ontwikkeld waren. Ook dacht men aan de hand van de bulten op een schedel te kunnen vaststellen wat voor karakter de betreffende persoon heeft.( de pseudo wetenschap van de frenologie )  Zo is er lange tijd onderzoek gedaan naar de schedels van criminelen. Het doel van dit onderzoek was om op jonge leeftijd criminelen te kunnen onderscheiden van eerlijke burgers.

Het moet voor Schaaffhausen moeilijk zijn geweest de Neanderthal fossielen een plaats te geven in het heersende wereldbeeld. Hij schreef dan ook: µ

“De menselijke beenderen van het Neanderthal overtreffen alle anderen in merkwaardigheid van samenstelling wat leidt tot de conclusie dat zij behoorden tot een wild en barbaars ras”.

E E N  K O E L E   O N T V A N G S T De beschrijving van de Neanderthal fossielen werd scherp bekritiseerd. Een van de grootste tegenstanders was tevens een van de meest eminente geleerden in Duitsland in die tijd: Rudolf Virchow.

Mede door Virchows autoriteit werd het belang van de Neanderthalers in de Duitse wetenschappelijke wereld lange tijd niet onderkend. Virchow was er van overtuigd dat de Neanderthaler fossielen van een ziek (modern) individu waren. De ziekte verklaarde dat de beenderen er zo anders uit zagen. Het platte voorhoofd en de prominente wenkbrauwboog waren volgens Virchow te wijten aan het feit dat de Neanderthaler mens een permanente frons zou hebben gehad. Hoe belachelijk dergelijke denkbeelden nu ook lijken, Virchow bleef dit volhouden tot aan zijn dood in 1902. Hij maakte daarmee een objectieve discussie over de fossielen in Duitsland onmogelijk.

 

Rudolf Ludwig Karl Virchow
(1821 – 1902)  

Rudolf Virchow is een van de meest invloedrijke Duitse wetenschappers aan het eind van de 19de eeuw. Hij is bekend als de grondlegger van de moderne pathologie. Virchow stond uitermate sceptisch tegenover Darwin’s evolutie theorie. In 1872 verklaarde Virchow dat de Neanderthaler fossielen pathologisch waren en zonder twijfel modern. de invloed van Virchow ging zo ver, dat voor de meeste Duitse wetenschappers hiermee de kous af was. Pas na zijn dood in 1902 kreeg de Evolutie theorie een kans in Duitsland

De felste discussie over de fossielen ging destijds tussen Schaaffhausen en diens collega Friederich Mayer. Beiden waren verbonden aan dezelfde universiteit in Bonn. Zoals wel vaker speelde rivaliteit waarschijnlijk een grote rol in de discussie.

Mayer onderschreef Virchows conclusie dat de merkwaardige vorm van de fossielen te danken waren aan ziekte. Zijn theorie was dat de fossielen behoorden aan een achterlijk kind dat aan rachitis had geleden, of eventueel een reumatische ruiter uit het Kozakken leger dat Napoleon had achtervolgd na diens desastreuze Russische campagne. Dergelijke denkbeelden domineerden de discussie in Duitsland en de fossielen leken dan ook bestemd om in een lade te verdwijnen

In 1861 verscheen er echter een Engelse vertaling van Schaaffhausens beschrijving. Hierdoor werden de Neanderthaler fossielen bij een veel groter publiek bekend en raakte de discussie in een stroomversnelling.

Het Engelse publiek was destijds al 2 jaar bekend met Darwins evolutietheorie en stond daardoor veel meer open voor een mogelijke voorouder van de mens.

In 1863 schrijft Thomas Henry Huxley, een van de bekendste voorvechters van Darwins evolutietheorie, het eerste echte boek over menselijke evolutie: Evidence as to Man’s Place in Naturewaarin hij ook de Neanderthal fossielen uitgebreid aanhaalt.

Huxley stelt dat de Neanderthaler schedel de meest aapachtige is van alle (toen)bekende menselijke schedels.

Thomas Henry Huxley
(1825 – 1895)

“Darwin’s bulldog” zo werd Huxley in de populaire pers genoemd, maar die titel doet hem te weinig eer aan. Huxley was al een bekende wetenschapper voordat Darwin zijn theorie schreef. Echte faam verkreeg hij echter met verdediging van de evolutie theorie. Vooral bekend is zijn debat met de bischip van Oxford, Samuel Wilberforce. Op de vraag van Wilberforce of hij via de familie van zijn vader, of die van zijn moeder verwant was aan een aap, antwoordde hij liever verwant te zijn aan een aap dan aan iemand die de waarheid probeert te verdoezelen

Een jaar later is het de Ierse professor William King die de Neanderthaler fossielen een eigen soortnaam geeft: Homo neanderthalensis.

Hoewel later inderdaad wetenschappelijk is komen vast te staan dat de Neanderthalers een aparte soort vormen is de manier waarop King tot zijn conclusie komt wel heel onorthodox. Zonder de fossielen ook maar een keer te hebben gezien brengt hij de naam tijdens een lezing naar voren. King’s naam is nog altijd in gebruik als de wetenschappelijke naam voor de Neanderthalers. Op het moment dat King de naam bedacht was er maar een Neanderthaler vondst bekend. Er waren al wel meer fossielen gevonden, maar deze waren niet als zodanig bekend.

M E E R   V O N D S T E N . . . In 1863 zag een antropoloog die op vakantie was in Gibraltar een schedel in een stoffige vitrine kast van een museum. De schedel, die al in 1848 was gevonden bij bouwwerkzaamheden op een militair terrein, werd verzonden naar Londen waar George Busk, de man die Schaaffhaussens beschrijving had vertaald, hem in handen kreeg.

Busk zag meteen dat de schedel uit Gibraltar grote overeenkomsten vertoonde met de Neanderthaler fossielen. Dit was voor hem bewijs dat de Neanderthaler geen misvormd individu was. Hij schreef dan ook dat het onwaarschijnlijk was dat een reumatische ruiter uit het Kozakken leger na de campagne van 1814 was door gereden naar Gibraltar om daar in een afgesloten grot te sterven. Toch was de Gibraltar schedel niet de allereerste Neanderthaler die gevonden werd.

Bij veel beschrijvingen van de Neanderthal en Gibraltar fossielen werd namelijk de vergelijking gemaakt met een fossiel dat al in 1830 in het Belgische Engis was gevonden. Hoewel dit fossiel, eenuitzonderlijk robuuste, mannelijke, schedel, later werd geclassificeerd als Homo sapiens, werd er in datzelfde jaar in Engis ook nog een ander fossiel gevonden. Dit fossiel was een schedel van een onvolwassen exemplaar en had daardoor nog niet alle kenmerken van een volwassen Neanderthaler ontwikkeld. Dit fossiel, zo zou 100 jaar later blijken, is het eerste echte Neanderthal fossiel dat ooit is gevonden.

S P Y  We blijven in België , want in 1879 begint een Namense dokter, A. Rucquoy, met opgravingen in een grot nabij het plaatsje Spy. In de grot vindt Rucquoy een groot aantal prehistorische fossielen. Aangetrokken door de ontdekkingen van Rucqouy, begint een tweetal amateur archeologen, Marcel de Puydt en Max Lohest, in 1885 met de systematische afgraving van de grond in de opening van de grot. Met dynamiet blazen zij het rotspuin dat in de opening van de grot ligt weg zodat zij toegang hebben tot dit onverstoorde deel van de grot. Een eerste proefsleuf die zij hier graven levert meteen een schat aan fossielen op. Daarop schakelen zij de hulp in van een oude mijnwerker die in een volgende sleuf een deel van een menselijke schedel opgraaft. Bij de schedel vinden zij stenen werktuigen en stukjes aardewerk.

Het jaar erop hervatten De Puydt en Lohest hun opgravingen en al gauw vinden zij meer menselijke resten. De archeologen schakelen Julien Fraipont in, hoogleraar paleontologie aan de universiteit van Luik, om de vindplaats nauwkeurig in kaart te brengen. Op 11 juli 1886 stellen zij samen een proces verbaal op waarin zij precies aangeven hoe de fossiele resten gevonden zijn. Na ongeveer een jaar volgde de officiele beschrijving. De Spy mens was zo compleet en zo uitvoerig beschreven, dat het vanaf dat moment moeilijk was de Neanderthalers nog langer af te doen dan ziekelijke moderne mensen. Meer en meer werd duidelijk dat het hier om een aparte soort ging.

K R A P I N A                Spy leverde het eerste echt overtuigende bewijs dat de Neanderthalers geen misvormde moderne mensen waren, toch bleef het lastig de Neanderthalers goed te bestuderen. Er waren gewoon nog niet genoeg fossielen gevonden.

Daar kwam in 1899 verandering in. Dat was het jaar waarin de Kroaat Dragutin Gorjanovitch-Kramberger nabij het dorpje Krapina door een lokale schoolmeester naar een kleine grot werd geleid, waar fossielen waren gevonden. Gorjanovitch zag meteen dat de fossielen menselijk waren en uit nader onderzoek bleek dat de fossielen overeenkomsten vertoonden met de reeds bekende Neanderthal fossielen.

Karl Kramberger, zoals Dragutin eigenlijk heet, studeerde in Zürich en München en haalde uiteindelijk zijn doctoraal aan de universiteit van Tübingen. In zijn vaderland Kroatia teruggekomen werd hij in 1891 aangesteld als hoofd van de paleontologie en geologie afdeling van het Nationaal museum in Zagreb. In die tijd nam hij de enigszins extravagante naam Dragutin Gorjanovic aan. In 1899 werd hij gewezen op Neanderthal fossielen in een grot nabij Krapina. Hij publiceerde over deze vondst in een monografie met de titel “Der Diluviale Mensch von Krapina in Kroatien” in 1906.

Meer fossielen, die het jaar daarop gevonden werden, bevestigden het vermoeden. In totaal zouden 884 beenderen van ongeveer 75 individuen gevonden worden een enorme hoeveelheid. De jonge leeftijd van de individuen toen ze stierven en het feit dat veel van de beenderen gebroken waren duidde er volgens Gorjanović op dat deze mensen het slachtoffer waren van kannibalisme.

Dit deed het beeld dat het publiek had van de Neanderthalers geen goed. De Krapina vondsten zetten de Neanderthalers wel verder op de kaart als een aparte soort en leverden genoeg materiaal op voor een uitgebreide studie van deze vroege mensen.

F R A N K R I J K

Aan het begin van de twintigste eeuw werden er in korte tijd veel nieuwe Neanderthaler fossielen gevonden. Eerst in het Duitse Ehringsdorf in 1908 en daarna in Frankrijk: Le Moustier (1908 en 1914), La Chapelle-aux-Saints (1908), La Ferrassie (1909, 1910 en 1912) en La Quina (1911).

De volwassen Neanderthaler man, van wie de fossiele overblijfselen gevonden werden in een kleine grot genaamd Bouffia Bonneval, zou een hoofdrol gaan spelen in het debat over de plaats van de Neanderthalers op de menselijke stamboom.

De oude man werd in 1908 gevonden door een tweetal Franse geestelijken; de abten Jean en Ambroise Bouyssonie. De twee realiseerden zich dat de vorm van de schedel afwijkend was van die van de moderne mens en vroegen een andere geestelijke,  abbé Breuil, om advies.

In Frankrijk waren in die tijd twee kampen ontstaan. Het ene kamp, dat vooral werd vertegenwoordigd door leden van de ecole d’anthropologie, zag de Neanderthalers als voorouders van de mens. Zij zagen een directe lijn van opvolging van de Neanderthalers naar de mens. Het andere kamp zag de Neanderthalers als een zijtak in onze evolutie. Zij vonden de Neanderthalers te primitief om een directe voorouder te zijn. Dit kamp werd geleid door Marcelin Boule van het natuurhistorisch museum in Parijs. Op aanraden van Breuil stuurden de vinders van de oude man het fossiel naar Boule ter analyse, een keuze die de beeldvorming rondom de Neanderthalers zeer sterk zou beïnvloeden.

Pierre-Marcellin Boule
(1861 – 1942)

De Fransman Pierre-Marcellin Boule kan worden beschouwd als een van de meest invloedrijke paleoantropologen aan het begin van de twintigste eeuw. Zijn bekendste werk is de beschrijving van de Chapelle-aux-Saints fossielen. De zeer uitgebreide beschrijving maakte de fossielen wereldberoemd. De beschrijving bevatte evenwel fouten en zorgde er voor dat de Neanderthalers tot op de dag van vandaag het beeld met zich meedragen van de domme bruut. Het is dan ook gemakkelijk achteraf kritiek te hebben op Boule, maar het onderzoek was in zijn tijd toonaangevend

Was het publieke beeld van de Neanderthalers al negatief beïnvloed door de associatie met kannibalisme die door Kramberger naar voren werd gebracht, Boule deed daar nog een schepje bovenop. In zijn zeer uitgebreide analyse zette hij de oude man neer als niet veel meer dan een grote mensaap.

De oude man was, zoals de naam al zegt, voor Neanderthaler begrippen erg oud geworden. Hij had tijdens zijn leven veel averij opgelopen; hij miste bijna al zijn tanden en had een vervormde heup, een verbrijzelde teen, een beschadigde knieschijf en leed aan artrose op een aantal delen van zijn lichaam.

Boule zag dit anders, in zij beschrijving zette hij de kenmerken van de oude man neer als de typische trekken van zijn soort. Hij schetste het beeld van een soort die continu met gebogen knieën en rug liep. Samen met de dikke, door artrose aangetaste botten leidde dit er toe dat de Neanderthalers meer en meer werden gezien als domme bruten.

Ook het feit dat de hersenembolie, die was op te maken aan de hand van de schedel van de oude man, met 1.625 cc ver boven dat van de gemiddelde moderne mens ligt kon Boule niet van zijn opvatting afbrengen dat de Neanderthaler veel dichter bij de chimpansee stond dan bij de mens. Door de invloed van Boule zou dit lange tijd het geaccepteerde beeld zijn van de Neanderthaler, pas in de jaren ’50 en ’60 werd de beeldvorming wat positiever.

De fossielen van La Ferrassie, een volwassen man en een volwassen vrouw werden kort na de ontdekking van de oude man gevonden. Boule was ook hier betrokken bij de opgraving. Hoewel het uiterlijk van de fossielen van La Ferrassie tegenwoordig wordt beschouwd als klassiek Neanderthaler, schonk Boule er weinig aandacht aan. De eerste gedetailleerde beschrijving werd pas in 1976 geschreven.

P I L T D O W N 

Terwijl aan de overkant van het kanaal de ene na de andere fossiele mens werd gevonden, wachtte men in Engeland nog steeds op de vondst van de “eerste Engelsman”. Waar Groot-Brittannië eens het debat over evolutie leidde met mensen als Charles Darwin, Alfred Russel Wallace en Thomas Huxley stond men nu een beetje aan de zijlijn. Dat veranderde toen in 1908 fossielen werden gevonden in het kleine plaatsje Piltdown. Het begon met een aantal fragmentarische fossielen die door werklui werden aangeboden aan de amateur-fossielenjager Charles Dawson. Gedurende de volgende drie a vier jaar werden er meer en meer fossielen gevonden en in 1912 toonde Dawson deze aan zijn vriend en vooraanstaand paleontoloog Arthur Smith Woodward. Smith Woodward plakte de stukjes bot aan elkaar en maakte op basis daarvan een reconstructie van Eoanthropus dawsoni zoals hij deze nieuwe soort noemde. De reconstructie toonde een vrij grote hersenpan en een aapachtige kaak, dit was de perfecte menselijke voorouder; een beetje aap, maar wel met grote hersenen. Dit was de eerste Engelsman en de voorouder van de moderne mens. De Neanderthaler was niet meer nodig als menselijke voorouder en dat was maar goed ook. Zelfs Boule gaf toe dat de Piltdown man waarschijnlijk een voorouder was van de mens, al ging dat uiteraard niet van harte.

Smit Woodward, Dawson en een Franse geestelijke en paleontoloog, Pierre Teilhard de Chardin, bleven doorgraven in de Piltdown groeve en vonden twee jaar later nog een tand, waarvan zij claimden dat deze bij de rest van de fossielen hoorde. De tand was aapachtig, wat nogmaals bevestigde dat de reconstructie van Smith Woodward juist was. Dat kwam goed uit want Smith Woodwards reconstructie was controversieel.

Een aantal maanden na zijn eerste reconstructie was er nog een gemaakt. Deze keer door een andere eminente Britse paleontoloog, Arthur Keith. Keith was het niet eens met de manier waarop Smith Woodward de schedel van Eoanthropus had gereconstrueerd en kwam met zijn eigen versie. De Piltdown reconstructie zou in de loop der jaren tot felle discussies leiden tussen de twee heren. Naast kritiek uit eigen kring waren een aantal Amerikaanse wetenschappers ook niet gelukkig met Piltdown.

Met name Ales Hrdlicka, een van oorsprong Hongaarse onderzoeker aan het Smithsonian instituut in Washington, had kritiek op de Piltdown mens. Het bevreemde Hrdlicka dat de Britten een verband zagen tussen de kaak van waarschijnlijk een mensaap en een hersenpan van een moderne mens. Hrdlicka zag het verband niet en geloofde niet dat de Piltdown fossielen tot een nieuwe menssoort behoorden. Ook Franz Weidenreich, de Duitse wetenschapper die beroemd werd door zijn vondst van de Peking mens, dacht de kaak niet menselijk was, maar eerder van een Orang-Oetan.

Piltdown   Op de foto, twee van de hoofdrolspelers in het Piltdown-drama: Smith Woodward (midden) en Dawson (rechts). Beiden gelden als verdachten voor het vervalsen van de fossielen. Op de lijst met hoofdverdachten komen verder ook Keith en Teilhard de Chardin voor, maar ook “Sherlock Holmes”-schrijver Arthur Conan Doyle die bevriend was met Dawson. Op de voorgrond van de foto zien we Chipper de gans. Chipper komt op bijna alle foto’s van de opgraving voor, hij beschouwde het opgravinggebied als zijn territorium en hoewel hij de gravers tolereerde was hij erg vijandig tegen bezoekers. Wie de vervalsing ook pleegde, Chipper moet er van geweten hebben 

De Britten trokken zich niets aan van dergelijke kritiek, blij als zij waren met de vondst van de eerste Engelsman. Maar door de vondst van meer en meer fossielen werd Piltdown uiteindelijk steeds meer een buitenbeentje. Van de Neanderthalers werden er door heel Europa fossielen gevonden, bij de Piltdown mens bleef het bij één exemplaar. Ook de theorie die zo heel mooi door de Piltdown fossielen werd ondersteund, namelijk dat eerst de hersenen zich hadden ontwikkeld en toen pas de rest van het lichaam, kwam door nieuwe vondsten steeds meer onder druk te staan. Niet alleen klopte het plaatje niet met de Neanderthaler fossielen die in Europa en het Midden Oosten werden gevonden, maar ook was het niet te rijmen met de Australopithecus fossielen uit Afrika en de Homo erectus fossielen die Azië werden gevonden.

Uiteindelijk viel in 1953 het doek voor de Piltdown mens. In dat jaar werd door uitgebreid onderzoek van Joseph WeinerKenneth Oakley en Wilfrid le Gros Clark aangetoond dat de fossielen een vervalsing waren. Uit het onderzoek kwam onder andere naar voren dat de Piltdown fossielen niet een geheel waren maar een combinatie van een menselijke schedel en de kaak van een Orang-Oetan.Door middel van een van de eerste dateringstechnieken, fluorinedatering, een techniek die uitgaat van het geleidelijke verval van fluorine in fossielen, kon worden aangetoond dat de fossielen niet uit het Plioceen of Pleistoceen stamden zoals eerder werd aangenomen, maar uit de Middeleeuwen!

De Piltdown vervalsing heeft decennia lang de wetenschappelijke wereld op een dwaalspoor gebracht. Wie de vervalsing pleegde is nooit ontdekt, al zijn zo’n beetje alle hoofdrolspelers al eens als verdachte aangemerkt. Nooit is er iets bewezen. De vervalser moet heel goed op de hoogte zijn geweest van fossielen, opgravingstechnieken maar ook van de denkbeelden en stokpaardje van de wetenschappelijke elite.

Piltdown affaire & andere fraudes

Na de ontmaskering van de Piltdown mens kregen de Neanderthalers pas de aandacht die zij verdienden. Zij werden niet langer gezien als een zijspoor in de evolutie van de mens. De Neanderthaler maakte deel uit van de menselijke familie.

D E   O O S T 

 Werden de eerste vondsten van Neanderthaler fossielen zonder uitzondering in West-Europa gedaan, in 1924 kwam daar verandering in met de vondst van de fossielen van een volwassene en een kind op de Krim, in het zuiden van de Oekraïne. De vondst werd gedaan door de Wit-Rus Gleb Bonch-Osmolovskii, die de fossielen beschreef in een aantal artikelen die uitsluitend in het Russisch gepubliceerd werden. De fossielen kregen pas enige bekendheid toen ze in Praag terecht kwamen en werden geanalyseerd en in het Duits beschreven door Emanuel Vlcek.

De eerste vondst buiten Europa werd gedaan door de Engelse amateur-archeoloog Francis Turville-Petre. Turville-Petre was een opgraving begonnen in een grot nabij het meer van Galilea, in wat vandaag de staat Israël is. In de grot Mugharet (grot) el-Zuttiyeh genaamd vond hij in 1925  delen van een schedel. De vondst werd prompt de “Galilea Man” gedoopt, al bleek later na grondig onderzoek dat de “man” een vrouw was. Bij de vondst werden stenen werktuigen gevonden die gemaakt waren met een techniek die de Moustérien technologie wordt genoemd, naar de vindplaats Le Moustier waar ze voor het eerst werden aangetroffen. De werktuigen vormden een onmiskenbare link tussen de vindplaatsen in Frankrijk en deze nieuwe vondst in het toenmalige Palestina.

Vier jaar na de vondst van Turville-Petre werden er in Palestina nog meer Neanderthaler fossielen gevonden. Het team dat deze ontdekking deed stond onder leiding van Dorothy Garrod. Zij deden hun vondst eveneens in een grot, Mugharet et-Tabun, aan de voet van de Karmel berg. Garrod, die 10 jaar later de eerste vrouwelijke professor zou worden aan de universiteit van Cambridge, had al eerder een Neanderthaler fossiel gevonden, namelijk op Gibraltar in 1926. Deze vondst, in de Devil’s Tower grot, bestond uit een gedeeltelijke schedel van een onvolwassen Neanderthaler. In 1929 vond haar team wederom Neanderthaler fossielen. De Tabun vondst bestond uit een gedeeltelijk skelet en enkele losse beenderen van andere individuen, waaronder een onderkaak.

Dorothy Annie Elizabeth Garrod
(1892 – 1969)    
Dorothy Garrod was archeoloog en professor in een tijd waarin dit voor een vrouw zeer uitzonderlijk was. Na haar studie in Cambridge nam zij deel aan opgravingen in onder andere Bulgarije, Gibraltar en Kurdistan (Iran/Irak). Het bekendst is echter haar werk in Palestina (Israel). Aan de voet van de Karmel berg deed zij opgravingen in een aantal grotten. Garrod, die gespecialiseerd was in stenen werktuigen, groef in Palestina meer dan 90.000 werktuigen op. Naast werktuigen vond haar team ook diverse Neanderthal en Homo sapiens fossielen. Garrod werd in 1939 gekozen als de eerste vrouwelijke professor van Cambridge universiteit

Hoewel de fossielen die in Israël gevonden werden qua vorm veel lijken op de fossielen uit west-Europa en er ook op basis van de werktuigentechnologie die zij gebruikten een duidelijk verband is, zijn deze oostelijke Neanderthalers wel goed te onderscheiden van hun westerse soortgenoten. De West-Europese Neanderthalers zijn meer gedrongen, hebben dikke botten en een zware wenkbrauwboog, we noemen dit wel de klassieke Neanderthalers. De oosterse Neanderthalers hebben een lichtere bouw. Het verschil is waarschijnlijk te verklaren door het klimaat waarin de Neanderthalers leefden. De klassieke Neanderthalers leefden in een kouder klimaat en waren goed aangepast voor dit koude weer, hun bouw is te vergelijken met die van de eskimo’s: kort en gedrongen. De oosterse Neanderthalers leefden in een gematigder klimaat en hadden die echte koude aanpassingen niet.

Ook de schedel die in 1929 werd gevonden in Saccopastore, Italië,  had niet de traditionele stevige bouw van de klassieke Neanderthalers. Het fossiel werd door sommigen zelfs gezien als een tussenvorm tussen de Neanderthalers en de moderne mens. De Saccopastore schedel, maar met name ook een tweede schedel die zes jaar later in dezelfde groeve werd gevonden, lijken echter meer op defossielen van de voorouder van de Neanderthalers, Homo heidelbergensis, dan op de klassieke Neanderthalers. En ondanks de verwoede pogingen van Sergio Sergi, een vooraanstaande Italiaanse paleontoloog die de fossielen beschreef en uitgebreide theorieën formuleerde over de plaats van de Saccopastore fossielen op de menselijke stamboom, vonden de meeste wetenschappers de schedels een vreemde eend in de bijt. Dit betekende dat, zoals wel vaker gebeurde, de fossielen werden genegeerd.

B U R E N  Sommige afwijkende fossielen konden echter niet zo gemakkelijk worden genegeerd en leidden tot felle discussies. Zo werd er drie jaar na de vondst van de Tabun fossielen, door het team van Dorothy Garrod een aantal fossielen gevonden in een grot Mugharet es-Skhull. Het team van Garrod deed opgravingen in drie grotten Mugheret et-Tabun (grot van de oven), Mugheret es-Skhull (grot van de kinderen) en Mugheret el-Wad (grot van de vallei). De grotten lagen dicht bij elkaar aan de voet van de Karmel berg. Skhull lag zelfs bijna in het zicht van de Tabun grot. In de grot werden werktuigen gevonden die verwant waren aan de werktuigen uit de Tabun grot en uit de datering bleek dat de twee vindplaatsen ongeveer even oud waren.

Het probleem met de Skhull fossielen was dat ze groot en massief waren, vooral ten opzichte van de fossielen uit de Tabun grot. De Tabun fossielen waren Neanderthalers, die van Skhull leken nog het meest op moderne mensen.

Omdat de expertise van Garrod voornamelijk lag in stenen werktuigen, vroeg zij Arthur Keith en Theodore McCown de fossielen te analyseren en een beschrijving te maken. Keith was de paleontoloog die nauw betrokken was bij de vondst van de Pildown fossielen. Keith en McCown kwamen tot de conclusie dat de Skhull en Tabun fossielen tot dezelfde soort behoordenDe fossielen waren echter zo verschillend dat het eerder werd ervaren als de minst slechte oplossing dan als een overtuigende conclusie. Keith en McCown verklaarden de variatie in deze populatie door te stellen dat ofwel door enorme evolutionaire druk de populatie zeer divers was geworden danwel er sprake was van een vermenging tussen moderne mensen en Neanderthalers.

Tegenwoordig zien we de Tabun fossielen als Neanderthalers en de Skhull fossielen als moderne mens. Dat betekent dus dat in dezelfde periode in de twee grotten, die op steenworp afstand van elkaar liggen, verschillende menssoorten leefden.

Deze menssoorten kunnen elkaar dus heel gemakkelijk ontmoet hebben en gezien de overeenkomsten in de werktuigen die zij maakten is dit ook zeker niet onwaarschijnlijk.

A L L E E N

De mens is de enige van zijn geslacht, en zelfs van zijn familie, die op dit moment op de aarde rond loopt. Dit is, voor zover wij weten, uniek in onze geschiedenis. De Neanderthalers waren de laatste van onze familiegenoten die uitstierven. Dit gebeurde zo’n tien- tot vijftienduizend jaar nadat de moderne mens Europa binnen trok. In die periode zullen de Cro-Magnon mensen, zoals de modernen genoemd worden, en de Neanderthalers elkaar ongetwijfeld tegen zijn gekomen. Hoe verliep dit contact?

Op dit punt lopen de meningen uiteen. Er is een groep wetenschappers die meent dat de Neanderthalers en Cro-Magnon mensen elkaar meden, er zou weinig tot geen contact zijn geweest tussen de twee soorten.

De superioriteit van de modernen zorgde ervoor dat zij succesvoller waren dan de Neanderthalers, waardoor zij de concurrentie met de Neanderthalers wonnen waardoor die laatste langzaam maar zeker uitstierf.

Een andere groep wetenschappers gelooft dat de verschillen tussen de moderne mensen en de Neanderthalers die in het late Paleolithicum leefden zodanig klein waren dat de groepen zich al snelvermengden. Neanderthalers en modernen kruisten en vanwege het veel grotere aantal modernen verwaterde het aandeel van de Neanderthaler genen zodat wij daar tegenwoordig ( bijna )niets meer van terug zullen zien.

Laten we eens wat dieper ingaan op deze twee modellen.

V E R V A N G I N G S M O D E L   Het vervangingsmodel stelt, zoals gezegd, dat er weinig tot geen interactie was tussen de Neanderthalers en de Cro-Magnon mensen. Zij stonden in het gunstigste geval onverschillig tegen over elkaar, maar misschien ook wel ronduit vijandig. Als we kijken naar hoe vreemdelingen in onze huidige samenleving soms ontvangen worden lijkt dit heel plausibel. De Neanderthalers met hun gedrongen postuur, grote neuzen en mogelijk mindere intellectuele vermogens vormden een duidelijk herkenbare groep. Mogelijk hadden zij geen volledige taal, wat de communicatie met de modernen moeilijk gemaakt zou hebben.

Naast culturele verschillen en onze neiging tot xenofobie en discriminatie is het misschien zelfs ook nog zo dat moderne mensen en Neanderthalers zodanig van elkaar afweken dat zij samen geen nageslacht konden krijgen. In strikte zin sluit het plaatsen van de Neanderthalers in hun eigen soort (Homo neanderthalensis) dit zelfs uit: alle leden van een bepaalde soort kunnen onderling voor nageslacht zorgen, maar als zij kruisen met een lid van een andere soort zal dit per definitie niet tot (vruchtbaar) nageslacht leiden.

Op deze site wordt deze benaming echter niet gebruikt vanwege een voorkeur van de auteur voor een bepaald model, maar meer vanwege het feit dat in de literatuur deze naam momenteel het meest gebruikt wordt. Er wordt in het geval van de Cro-Magnons en de Neanderthalers wel eens de vergelijking gemaakt met de verschillen tussen paarden en ezels. Als een paard met een ezel wordt gekruist produceren zij weliswaar levensvatbaar nageslacht, maar deze kinderen (muilezels  en steenezels  genoemd) zijn (meestal) onvruchtbaar.

Het vervangingsmodel krijgt tegenwoordig ook steeds meer bijval van de moleculaire wetenschap. Uit meer en meer DNA onderzoeken spreekt een voorkeur voor dit model boven het vermengingsmodel waarbij de Neanderthaler genen verwaterden in de grotere genenpoel van de Cro-Magnon mensen.(Update : dat is natuurlijk alweer veranderd toen  het   nucleaire  Neanderthal-genoom  bekend werd  door toedoen van het werk van Svante Paäbo…. een meesterstukje van  wetenschappelijke  analyse   dat nooit voor mogelijk was   gehouden   ) 

In 1997 verscheen er een onderzoek in het wetenschappelijke tijdschrift Cell waarin de onderzoekers Mark Stoneking en Svante Paäbo melden dat zij  mtDNA hebben kunnen onttrekken aan de Neanderthal fossielen.

Na een vergelijking met menselijk mtDNA stellen zij vast dat de mtDNA samenstelling van de Neanderthaler buiten de natuurlijke variatie van de menselijke soort valtUit dit onderzoek blijkt volgens de auteurs ook dat de laatste gemeenschappelijke voorouder van de moderne mens en de Neanderthalers vier keer ouder is dan de laatste gemeenschappelijke voorouder van alle moderne mensen.

Dit sluit (toen )  volgens hen uit dat er kruisingen hebben plaatsgevonden tussen Neanderthalers en modernen.

De Levant

In het gebied rondom de Israëlische stad Haifa zijn een aantal belangrijke vindplaatsen gelegen. De datering van deze sites is omstreden. In eerste instantie dacht men dat, net als in Europa, de Neanderthalers eerst waren verschenen en vervolgens de moderne mensen. Nieuw onderzoek in de jaren ’80 van de vorige eeuw wees echter uit dat Qafzeh, waar moderne mensen waren gevonden, veel ouder was dan werd aangenomen en ook nog eens veel ouder dan de Neanderthal vindplaatsen. Onderzoek in de jaren negentig gooide het plaatje weer volledig om. Volgens dit onderzoek zijn de sites Tabun en Skhul beide ongeveer 120.000 jaar oud, is Qafzeh ongeveer 90.000 jaar oud en zijn de sites Kebarra en Amud respectievelijk 60.000 en 50.000 jaar oud. Dit ingewikkelde plaatje betekent dus dat Neanderthalers en moderne mensen elkaar in dit gebied elkaar een aantal keren hebben afgewisseld en mogelijk zelfs zij aan zij hebben geleefd

V E R M E N G I N G S M O D E L   Waar het vervangingsmodel vooral uitgaat van de verschillen, kijkt het vermengingsmodel vooral naar de overeenkomsten tussen Neanderthalers en de Cro-Magnon mens. Volgens dit model waren de Neanderthalers en de modernen ondersoorten van Homo sapiens en dus zeer zeker in staat samen nageslacht te verwekken.

De moderne mens zou de Neanderthalers dan ook niet verdreven hebben, maar door een intensieve vermenging tussen de twee (sub)soorten, zouden de genen van de Neanderthalers, die getalsmatig in de minderheid waren, langzaam zijn verwaterd.

Deze hypothese gaat er dan ook vanuit dat de verschillen tussen de Neanderthalers en de modernen helemaal niet zo groot geweest zijn. Neanderthalers waren qua spraak en taalontwikkeling net zo ver als de moderne mens. Als Cro-Magnon’s en Neanderthalers elkaar tegen zouden zijn komen zouden zij de ander gewoon als mens zien. De hele soortenkwestie zou alleen leven in gedachten van wetenschappers die met een moderne blik de situatie proberen te analyseren.

Uitgaande van de vermengingshypothese zou je verwachten dat er tussenvormen zouden worden gevonden uit de periode waarin mens en Neanderthaler elkaar konden tegenkomen (tussen 40.000 en 28.000 jaar geleden). Individuen die zowel Neanderthaler als Cro-Magnon eigenschappen hadden. Voorstanders van deze theorie claimen ook dat dit al gebeurd is. Een van de meest opvallende fossielen is in dit geval het Lagar Velho kind.

Het Lagar Velho kind werd in 1994 in de Lapedo vallei in Portugal gevonden. Het lichaam van het kind was overdekt met rode oker en een konijn was als grafoffer meegegeven. Uit nadere analyse van de fossielen blijkt volgens de onderzoekers, dat het hoewel het Lagar Velho kind duidelijk behoort tot de moderne mens, het toch ook een aantal opvallende eigenschappen heeft die kenmerkend zijn voor de Neanderthalers.

Het Lagar Velho kind is gedateerd op ongeveer 26.400 jaar oud. Ook van Cro-Magnon fossielen die recentelijk in Roemenië  zijn gevonden wordt gezegd dat ze een aantal Neanderthaler kenmerken bezitten.

Een zwaarwegend argument tegen het vemengingsmodel was  natuurlijk het eerder genoemde mtDNA onderzoek. Diverse onderzoeken wijzen erop dat de Neanderthalers niet hebben bijgedragen aan de menselijke genenpoel. ( ondertussen dus ook  ontkracht als  een foute mening   ) Onze laatste gemeenschappelijke voorouder zou minstens 800.000 jaar geleden geleefd hebben. De onderzoeken zijn echter niet onomstreden. Bij een aantal onderzoeken zou de techniek verkeerd zijn toegepast en bij andere onderzoeken zou er sprake zijn geweest van contaminatie, bij opgravingen en bij de latere analyse van de fossielen worden zij veelvuldig in de handen genomen, dit heeft tot gevolg dat DNA wat later van deze fossielen wordt afgenomen vaak ook het DNA van de onderzoekers bevat.

ref:       http://www.neanderthalers.nl/historie.php

zie ook –>

Neanderthalers

 

Wij zijn allen Neanderthalers
door Frans Steenhoudt
27-04-1999
Sinds Darwin in 1859 achter het evenbeeld van God een simpele aap ontdekte, heeft de wetenschap hard haar best gedaan om het moment waarop die aap mens werd zo ver mogelijk terug te schuiven in de tijd.Er gaat geen week voorbij of er wordt wel weer een nieuw record gevestigd – alsof we daar met een klap ook beschaafder door worden. Ook de afstamming van de nog relatief jonge Neanderthaler wordt daarbij hardnekkig ontkend. Maar nu is er alweer een nieuw bewijs: dat beest zit wel degelijk in ons, en veel meer dan we denken.

In tegenstelling tot wat tot op heden algemeen aangenomen werd, staat het zo goed als vast dat er in onze genen sporen van de Neanderthalers bewaard gebleven zijn. Dat zeggen enkele van ’s werelds bekendste paleontologen, na analyse van een skelet dat afkomstig is van een vier jaar oude jongen die naar schatting 25.000 jaar terug in de Lapedo-vallei in Portugal begraven werd.Het lichaam was daar in december jongstleden door Joao Zilhao van het Portugees Archeologisch Instituut gevonden, toen hij bij de heraanleg van een weg een konijnenpijp onderzocht.Maar pas heel recentelijk kwam ook aan het licht dat het lichaam zowel kenmerken vertoont van de Neanderthaler als van de anatomisch moderne mens, wijzelf dus.“Het hoofd heeft bijvoorbeeld de vooruitstekende kin en tanden die karakteristiek zijn voor de anatomisch moderne mens”, zegt Zilhao, “terwijl de ledematen en gewrichten overduidelijk van de veel forser gebouwde Neanderthaler afkomstig zijn.”Nooit voorheen was zo’n krachtig bewijs gevonden dat zou kunnen aantonen dat de Neanderthaler zich met de anatomisch moderne mens moet hebben vermengd.Tot op heden ging men ervan uit dat de Neanderthaler 22.000 jaar geleden definitief door die anatomisch moderne mens uitgeroeid werd, nadat voorvaderen van die laatste al 100.000 jaar geleden uit Afrika naar Europa gemigreerd waren, via het Midden-Oosten. Maar deze nieuwe vondst maakt de Out of Africa-theorie een flink stuk complexer: algemeen werd aangenomen dat onze afkomst exclusief in Afrika moest worden gezocht.”Men ging ervan uit dat de Neanderthaler niet menselijk was”, zegt Zilhao, “en zich ook niet met de mens kon mengen. Dit skelet lijkt nog maar eens het tegendeel te bewijzen. Het geeft ook kracht aan de theorie dat hij niet uitgeroeid werd maar geleidelijk aan in de anatomisch moderne mens is opgegaan, zodat zich nieuwe types hebben gevormd. Op het Iberisch schiereiland mag die evolutie zich later dan elders hebben voltrokken, omdat de anatomisch moderne mens pas laat de Pyreneeën is overgetrokken. Dat verklaart waarom we hier nog kenmerken van de Neanderthaler vonden, vijfduizend jaar nadat het ras al elders zijn typische karakteristieken verloor.”De Neanderthaler heeft zijn naam te danken aan een dal bij Düsseldorf, waar in augustus 1856 na een explosie in een kalksteengroeve een schedel en wat botten werden gevonden. Ook dichter bij ons, in het Naamse Spy, werden drie decennia later (1886) twee skeletten gevonden, die een tot dan toe onbekende soort openbaarden. Eigenlijk is de allereerste schedelvondst trouwens een Belgische aangelegenheid, want nog voor de ontdekking in Neandertal vond Philippe Charles Schmerling in Engis al de schedel van een Neanderthal-kind. Dat was in 1829.Dat ze door de wetenschap werden afgeschilderd als bruut en dom, had misschien gewoon wat met hun uiterlijk te maken. In vergelijking met de anatomisch moderne mens, waarvan ook in de grotten van Furfooz, bij Dinant, sporen gevonden waren, was de Neanderthaler immers kort en gedrongen van gestalte.Zijn beenderen waren dikker en het scherp vooruitstekende gezicht miste alle proportie: de sowieso al gigantische wenkbrauwbogen en neusgaten leken nog groter, omdat het voorhoofd en de kin onbestaande waren.Nog voor men tot de bevinding kwam dat het hier om duizenden jaren oude gebeenten moest gaan, werden de vondsten in Neandertal afgedaan als afkomstig van een debiel uit de Keltische tijd of eenMongool die streed tegen Napoleon.Rond de eeuwwisseling zou vooral de Franse antropoloog Marcelin Boule ertoe bijdragen dat de Neanderthaler als een ‘beest’ afgeschilderd werd. Boule leefde bijvoorbeeld in de overtuiging dat “het beest liep met gebogen knieën en een waggelgang, het hoofd voorover hangend boven een gedrongen nek, zijn dikke teen chimpanseeachtig zijwaarts gespreid“.Antropologen zouden er later op wijzen dat het haast onmogelijk was dat het Boule was ontgaan dat het exemplaar waarop hij zijn theorieën baseerde, de ‘oude man’ uit het Franse La Chapelle-aux-Saints, kreupel was en aan jicht leed, zodat hij zich nog amper rechtop kon voortbewegen.De afschuw voor zoveel lelijkheid had van Boule blijkbaar een crackpot gemaakt, blind voor elke rede. In zijn zog zouden ook talloze andere wetenschappers blijven beweren dat de Neanderthaler onmogelijk een  voorouder van de mens kon zijn.Sinds Charles Darwin in 1859 met zijn The Origin of Species het evenbeeld van God als een wat bijgestuurde versie van een ordinaire aap had ontmaskerd, was de antropologie altijd druk in de weer om het moment waarop die aap mens geworden was zover mogelijk terug te duwen in de tijd. Ook de voorbije jaren werden op dat vlak nog tal van records gevestigd.Leuvense archeologen van de Leuvense universiteit ontdekten vijf jaar geleden in Taramsa in de Egyptische Nijlvallei het eerste graf van de moderne mens in Afrika, tussen 60.000 en 120.000 jaar oud. Datzelfde jaar werd de Ardipithecus raminus ontdekt, 4,4 miljoen jaar ouder, en een jaar daarop volgde de Australopithecus anamensis, 4 miljoen jaar oud en minstens 400.000 jaar ouder dan Lucy, of de Australopithecus afarensis, die lang bekendstond als de oudste mensachtige. Maar de grootste sensatie volgde in 1997, toen Amerikanen in Oeganda de Morotopithecus bishopiontdekten, die de respectabele leeftijd van twintig miljoen jaar had.De hamvraag voor antropologen bleef waarom de Australopithecae zich verder zouden ontwikkelen tot de mens. Er werden oplossingen gezocht in het natuurlijke milieu, helemaal in de darwinistische traditie en onder het adagio van de survival of the fittest.De bonobo’s, onze dichtste nog levende familieleden, leven in een beperkt gebied in het tropische regenwoud. Van enige evolutie in hun soort is eigenlijk nauwelijks sprake. De Australopithecaezochten een ander milieu op, waar mobiliteit een vooraanstaande rol speelde. Ze konden daar beter overleven doordat ze rechtop liepen. Hun schedelstructuur en dus ook hun hersenen pasten zich wonderwel aan dat nieuwe gegeven aan. Die Australopithecae evolueren eigenlijk ook maar mondjesmaat. En échte mobiliteit komt pas twee miljoen jaar later, met de Homo erectus.Waar die zo plots vandaan komt, weten we niet. Zijn ontstaansgeschiedenis is zonder twijfel, in geologische tijdschalen gerekend, een zeer snelle aangelegenheid.De enige mogelijke directe voorouder van de H. erectus is vandaag de Australopithecus garhi, die onlangs in Ethiopië werd ontdekt en die rond 2,5 miljoen jaar geleden moet hebben geleefd. Hij had de schedel van de Australopithecae maar het lichaam van de Homo erectus. Die laatste ging als eerste écht op reis en hij vertrok uit Afrika. Hij koloniseerde vanuit de Nijlvallei de rest van de oude wereld. Misschien was een eerste bevolkingsexplosie daar de oorzaak van, want een wezen trekt niet zomaar op reis. Hij moet een reden hebben gehad. Wat daarna gebeurde, is een raadsel.De voorouderlijke  Neanderthaler , leek ondanks alles en door het overduidelijke succes van de Afrikaanse mensachtigen alsmaar verder uit het gezichtsveld te verdwijnen. En wat moest men dan met de theorie dat een halve aap nog maar zo kort geleden – amper een paar tienduizend jaar – zijn genetisch materiaal zou vermengen met de zoveel elegantere Homo sapiens sapiens?Nee, de Neanderthaler had zich nooit met de mens vermengd. Hij was een doodlopend spoor geweest. Punt, uit.Wat zit er in zo’n wetenschappelijke geest? Speelden er ook racistische motieven mee? Hadden de wetenschappers gewoon hun haat voor bepaalde volkeren op de Neanderthaler geprojecteerd, waarmee die lichamelijk verwant leken? Wilden ze, bewust of onbewust, door het bestialiseren van de Neanderthaler ook die volkeren demoniseren?Inmiddels werd ook het ontstaan van de Neanderthaler verder in de tijd verlegd.In mei ’97 pakten Spaanse paleontologen uit met fossielen waaruit moest blijken dat een Afrikaanse voorloper, de Homo antecessor, al minstens 800.000 jaar oud moest zijn.Andere onderzoekingen hadden kort daarvoor echter nog maar eens bevestigd dat de Neanderthaler allerminst het beest kon zijn waarvoor hij gehouden werd. Zijn schedelinhoud bedraagt anderhalve liter, vergelijkbaar met die van de huidige mens. Hij gebruikte vuur, kon stenen werktuigen vervaardigen die superieur waren aan die van de Homo erectus, en liet ook de oudste rituele begraafplaatsen na die ooit werden teruggevonden. Meer zelfs: drie jaar geleden werd in de Sloveense Alpen een been gevonden waaruit niet alleen een muzikale begaafdheid van de Neanderthaler bleek, maar ook dat hij het diatonische systeem – met do-re-mi-fa-sol-la-si-do – kende. Hun forse, gedrongen gestalte was geen teken van inferioriteit, maar stelde hen integendeel perfect in staat om zich tegen de verschrikkingen van de ijstijd af te schermen.Maar wat was dan wel de oorzaak van hun ondergang geworden? In december vorig jaar gaf de Amerikaanse geograaf Jerome Dobson de resultaten van een studie vrij waaruit moest blijken dat de reden in een gebrek aan jodium moest gezocht worden, omdat ze veelal verbleven in jodiumarme gebieden, ver van de zeelucht. Andere onderzoekers wijzen echter ook op de evolutie in lichaamsbouw in de 200.000 jaar dat de Homo sapiens neanderthalensis in Europa verbleef. Die bleef lang niet dezelfde.Een schedel die in het Franse Saint-Cesaire werd gevonden en dateert uit een latere periode, vertoont trekken die heel wat minder uitgesproken zijn. Dat zou op een toenadering tot de anatomisch moderne mens kunnen duiden, wat dus door de recente vondst bij de Portugese kust wordt bevestigd.Naarmate de Neanderthaler zich met anderen mengde, werden zijn zwakkere genen gewoon door de sterkere van de anatomisch moderne mens verdrongen.Een team van Duitse en Amerikaanse onderzoekers haalde echter nog in november 1997 het nieuws met een mtDNA-test waaruit moest blijken dat de genenstructuur van de Neanderthaler, zoals die in Neandertal zelf gevonden werd, totaal niet correspondeert met die van de mens, en dat beiden zich onmogelijk kunnen hebben vermengd.De strijd tussen de voorstanders van de uitroeiingstheorie en die van de vermengingstheorie lijkt dus verre van beslecht. “Het doet me denken aan wat ik ooit op een Chinees gelukskoekje las”, zegt de Amerikaanse antropoloog Erik Trinkaus van de Washington University, die in Portugal mee het skelet van het vier jaar oude jongetje onderzocht.”We zien de dingen niet zoals ze zijn, we zien ze zoals wij zijn. En als dit dossier één ding toont, dan is het wel dat ook wetenschappers niet aan die regel ontsnappen.”
http://www.geocities.com/CapeCanaveral/Launchpad/3917/http://www.geocities.com/CapeCanaveral/Launchpad/3917/sites.htmlThe mtDNA Debatehttp://www.geocities.com/CapeCanaveral/Launchpad/3917/mtdna.htmlWIJ WAREN NIET ALLEENhttp://be.msnusers.com/evodisku/nieuws.msnw?action=get_message&mview=1&ID_Message=725

Richard Leaky
“Gij Neanderthaler” is nog steeds een fors scheldwoord dat duidt op bestialiteit en gebrek een elementaire beschaving.
Ten onrechte, want onze verre voorouder met die naam was helemaal niet de beestmens die vooringenomen wetenschappers ervan gemaakt hebben.
In 1856 werden de eerste fossiele resten gevonden van deze schakel tussen de homo erectus (de rechtoplopende mens) en de “moderne” “homo sapiens sapiens”
in het dal van de Neander, een zijrivier van de Rijn.
Arbeiders waren kalksteen aan het delven in een grot toen zij op enkele oude botten stuitten. Wellicht was het een volledig skelet, maar het gebrek aan belangstelling was zo groot dat alleen nog het schedeldak, een deel van de heup en enkele botten
van de ledematen tot bij de plaatselijke geleerde Johann Carl Fuhlrott geraakten.
Na ruggespraak met een deskundige in de anatomie, Hermann Schaaffhausen, viel de konklusie dat de Neanderthaler het “oudste mensen-ras” was, waarbij
gedacht werd aan een ouderdom van enkele duizenden jaren.
Men weet nu dat de oudste fossielen van deze soort zo’n 100.000 jaar oud zijn.
Maar we schreven 1865 en de Neanderthaler had geen slechtere tijd kunnen kiezen om ontdekt te worden : 
de 19de-eeuwse gemeenschap verzette zich net
hysterisch tegen de gedachte dat de mens zich uit het dierenrijk ontwikkeld had, en de akademische wereld verwierp eike suggestie dat de merkwaardige vondst in het Neanderdal ook maar iets met de afkomst van de moderne mens te maken had.
Richard Leakey:
짬 Een Duits anatoom schreef de gebogen benen toe aan een leven op de rug van paarden, en opperde dat de man een Mongoolse kozak van de Russische kavalerie was geweest die Napoleon in 1814 over de Rijn had gejaagd.
De kozak zou volgens de inventieve anatoom uit zijn leger zijn gedeserteerd en was in de grot weggekropen om er te sterven.
Een andere anatoom vermoedde met een gehandikapte te maken te hebben, gezien de schedel met het lage voorhoofd.
Volgens een andere geleerde heer leed de grotbewoner aan rachitis, waardoor hij van die kromme benen had. Door de pijn die de ziekte hem bezorgde, moest hij voortdurend zijn wenkbrauwen fronsen, waardoor de vergrote wenkbrauw-bogen ontstonden. »
Ook sommige hedendaagse idiote ” creationisten ” citeren nog graag uit deze verouderde misvattingen en draaikonterige laat l9 -de eeuwse protserige
“disputen ” en gelijkhebberige rethoriek …
Maar de volgende decennia bleven maar gelijkaardige “misvormde” skeletten opduiken in Duitsland, Frankrijk, Belgie en Joegoslavie, en uiteindelijk werd
men gedwongen toe te geven dat de Neanderthaler een vertegenwoordiger was van een “oud barbaars ras” dat weinig of niets te maken had met de
voorgeschiedenis van de “echte” mensen.
Dat was ook de mening van Marcellin Boule, een vooraanstaand Frans anatoom aan wie we het taaie stereotype van de “bestiale” Neanderthaler te danken hebben.
Boule kreeg namelijk in 1908 de opdracht een rekonstruktie te maken van de Neanderthaler op basis van een vrijwel volledig skelet uit een grot
in de buurt van La Chapelle-aux-Saints (Dordogne).
Squelette en place lors de sa découverte de l'homme de la Chapelle aux saints

 

Sépulture de la Chapelle-aux-Saints
http://www.dinosoria.com/neanderthalensis.htm

  
 
Buste de L'homme de la Chapelle aux saints par J. Durand sous la direction de Marcelin Boule  
Sculpture de Joanny Durand (1921), sous la direction de Marcellin Boule,
« Reconstitution des muscles de la tête et du cou de l’Homo neandertalensis de La Chapelle-aux-Saints »
    
Richard Leakey :
« De volledigheid van het fossiele materiaal bood een uitstekende gelegenheid om een nauwkeurig beeld te vormen , maar Marcellin Boule, alweer geleid door zijn eigen vooroordelen, legde de nadruk op alles wat primitief grof en aapachtig was aan het skelet.
Hij verzuimde zelfs er rekening mee te houden dat dit speciale exemplaar van een oude man duidelijk aan hevige jicht had geleden.
Boules rekonstruktie liep voorover, met ronde schouders en bungelende armen.
Hij liep op de buitenkant van zijn voeten en met gebogen knieen.
Zijn grote tanden stonden vooruit ten opzichte van de rest van zijn gebit, net als bij mensapen, en zijn hoofd hield hij op een idiote en onwaarschijniijke
manier naar voren.
Ondanks het feit dat de schedel van Chapelle voldoende ruimte bood voor meer hersens dan bij de moderne mens, maakte Boule uit de lange, lage vorm van de
schedel op dat de oude man weinig geestelijke vermogens bezat.
 
Picture that appeared in book entitled Early Man
This picture of Neanderthal man appeared in
Early Man, a 1965 Time Life book.
De rehabilitatie van de Neanderthaler kwam pas halverwege de jaren ’50:
Toen besloten namelijk de anatomen Straus en Cave de oude man opnieuw te rekonstrueren aan de hand van het Chapelle-skelet.
Ze hielden er deze keer wel degelijk rekening mee dat de oude knaap aan jicht had geleden, en het resultaat was nu heel anders :
een lichaam dat, weliswaar kort en geblokt, aardig met dat van de moderne mens overeenkwam.
Zij schreven, niet zonder humor:
«Zou hij kunnen worden gereincarneerd en in de Newyorkse metro losgelaten ” vooropgesteld dat hij werd gebaad,
geschoren en in moderne kleren gestoken — dan is het twijfelachtig of hij meer aandacht zou trekken dan sommige andere burgers. »
(intermezzo)

uiteindelijk was deze bovenstaande “grappige uitspraak ” een onvoorzichtigheid die later aanleiding gaf tot heel wat creato -gezeur en bedriegelijk misquoten :
Dit werd dan ook aangegrepen door “modernere ” creationisten om de “aapachtige neanderthaler ” tot een onderras van de echte mensen te
maken ; waarbij dan maar meteen werd ontkend dat er ooit een menselijke soort aan de mensen-struik zou zijn geweest die niet tot de homo sapiens sapiens
behoorde ( lees ; een mens die NIET van adam en eva afstamde )
Een twistpunt dat met de ontdekking van de flores-mens terug zou opduiken …en waarbij
terug wordt geprobeerd te ” bewijzen ” dat er geen verschillende mensensoorten hebben bestaan …
voorbeeld van zulk ” Creato gezeur ” ;
Neanderthalers worden voorgesteld als ape-likes terwijl een neanderthaler die niet behaard zou zijn op de plekken waar wij ook niet behaard zijn en in een net pak gestoken er net zoals ons uitziet
natuurlijk is dit onjuist want ;
De Homo sapiens neanderthalensis heeft:
– Grovere wenkbrouwbogen dan de moderne mens
– Een langere en lagere schedel dan de moderne mens
– Een veel robuuster skelet dan de moderne mens
– De botten zijn veelal 50% dikker dan die van de moderne mens
En de neus was groter en de hersenen waren naar verhouding( allometrisch ) groter.
Uit alles blijkt dat Neanderthalers aangepast waren aan een leven in de kou (ijstijd).Lichamelijk zijn ze beter te vergelijken met Eskimo’s.
Picture comparing cranium of early and modern man
A comparison of the cranium of
a modern man and Neanderthal man
Ach de botten van de neanderthaler : Er een reconstructie gemaakt van een neanderthaler maar dan met een huid zoals wij die hebben. …
Die was niet te onderscheiden van de gewone mens,
De neanderthaler leefde in een veel kouder klimaat.
Het lijkt me dus onwaarschijnlijk dat deze huid exact hetzelfde zou zijn als die van ons.
Verder is de huid maar 1 van de vele aspecten van het uiterlijk.
De Neanderthaler en wij verschillen uiterlijk gezien gewoon.
Het is dus onzin om te stellen dat een neanderthaler niet op zou vallen tussen moderne mensen.
moderne  gereconstrueerde versie van een neanderthaler 

Wij stammen niet van de neanderthaler af, maar hebben een gemeenschappelijke voorouder,

—> waarschijnlijk de H. heidelbergensis. ?

Van de Neanderthaler werd later aangetoond dat deze
“beestmens eigenlijK een clever kereltje was,en specialist in survival.
Richard Leakey :
….Met de evolutie van Homo sapiens ging kennelijk een aanzienlijke vergroting van de hersenen gepaard, en dat bleek duidelijk uit hun levenswijze.
Om te beginnen trokken sommige Neanderthaler-populaties naar delen van de aardbol waar zich voordien geen mensachtige gewaagd had, en dat in een tijd
waarin de intense koude van de ijstijd het leven in deze streken tot een behoorlijke uitdaging maakte.
Zij waren vaardige jagers en vindingrijk bij tegenspoed.
Als er bijvoorbeeld weinig of geen hout ter beschikking was, zoals in de boomloze toendra vaak het geval is, gebruikten zij voor de bouw van hun hutten
de beenderen van dieren.
Zij verbrandden ook botten als brandstof in hun vuurplaatsen, die zodanig waren gekonstrueerd dat de lucht er efficient doorheen gezogen werd, zodat er
een betere verbranding plaatsvond.
Hun kampen waren vaak vrij groot en bleven soms vele maanden bewoond.
Kleding was natuurlijk essentieel om de ijskoude temperaturen te kunnen doorstaan en we kunnen aannemen dat hun bekwaamheid in het vervaardigen van
kleding aanmerkelijk toenam.
De Neanderthalers produceerden meer dan 60 verschillende voorwerpen.
Waar men vroeger een steen zolang bewerkte tot de gewenste vorm bereikt was, perfektioneerden de Neanderthalers zodanig de “Levalois”-techniek
(het afslaan van steenschilfers van het gewenste formaat) dat zij uit een kilo brute steen liefst 2,20 meter aan snijvlakken konden produceren.
Maar ook sociaal en kultureel waren ze allesbehalve de “beest-mensen” waarvoor ze lange tijd doorgingen.
De Neanderthalers waren de eerste mensen die hun doden met enig ritueel begroeven en hun gehandikapten hielpen en verzorgden, zoals blijkt uit de
opgravingen van zwaargewonden en halfverlamden (Shanidar-grot, Irak), die — met de hulp van anderen — nog lange tijd geleefd hebben.
(ondertussen wordt hetzelfde van de ” late ” homo erectus vondsten/mensen uit dmanisi verondersteld )Wat is er 40.000 jaar geleden met deze soort gebeurd ?
Hoe heeft de moderne “Homo sapiens sapiens” zijn voorganger zo grondig van de aardbol verdrongen ?
 
Richard Leakey:
Geen een van de gekende Neanderthaler-vindplaatsen vertoont sporen van een bloedige overname door binnendringende horden.
Alle relevante vondsten uit deze periode wijzen op een geleidelijke overgang.
In plaats van dat inheemse volkeren werden vervangen, was er waarschijniijk sprake van een assimilatie door vermenging.
Het aantal mensen dat Europa, het Nabije Oosten en West-Azie binnentrok, kan in vergelijking met de aanwezige Neanderthaler-populatie zo groot geweest
zijn dat het effekt van de Neanderthaler-genen in aanzienlijke mate verwaterde.
Voor moderne mensen uit dit deel van de wereld lijkt de kans dus groot dat zij althans enkele Neanderthaler-genen hebben overgeerfd.
Of ….. misschien door onze soort opgegeten

Portugees fossiel skelet lijkt tussenvorm Homo sapiens en de Neanderthalers    april 1999

Lagar velho 1 large

vindplaats

Een 24,500 jaar oud skelet, gevonden in Portugal, met kenmerken van zowel moderne mensen en Neanderthalers laat zien dat de twee groepen onderling kruisten en misschien wel de voorouders zijn van de mens.

Het hybride skelet van wat waarschijnlijk een vier jaar oude jongen was, weerlegt de algemeen aanvaarde theorie dat de vroege moderne mensen uit Afrika emigreerden en de Neanderthal populaties vervingen zonder dat er daar bij sprake was van kruising, aldus Erik Trinkaus, antropoloog aan de Washington Universiteit in St. Louis (VS). Dit skelet is, volgens Trinkaus, het eerste bewijs dat de populaties van de eerste moderne mensen en de Neanderthalers contact maakten en onderling kruisten. “Dit skelet vertoond een mix van kenmerken, waarvan sommige kenmerkend zijn voor de moderne mens” zei hij in een telefonisch interview.

Niet een Rariteit
Veel antropologen steunen de Out of Africa theorie die zegt dat de mens in Afrika evolueerden en daarna zich over de wereld verspreiden, zo’n 100.000 jaar geleden. Dit is behoorlijk sterk bewijs dat de Cro-Magnon mensen, die later de moderne mens werden, zij aan zij leefden, maar ook contact maakten met, de Neanderthalers, die zo’n 30.000 jaar geleden uitstierven. “Deze vondst weerlegd de complete vervangingsmodellen voor de oorsprong van de moderne mens – dat de eerste moderne mensen allemaal uit Afrika kwamen en de Neanderthal populaties uitroeiden,” aldus Trinkaus.

De radiokoolstofdatering die op het, in december opgegraven, skelet werd uitgevoerd, liet zien dat hij zo’n 24.500 jaar geleden leefde, dat is 4.000 jaar nadat de eerste moderne mensen de Pyreneeën overtrokken, het Iberische schiereiland in, waar de Neanderthalers al leefden, zei hij. “Dit skelet, dat enkele Neanderthal kenmerken heeft en ook een aantal kenmerken van de moderne mens heeft, laat zien dat Neanderthalers en moderne mensen helemaal niet zo verschillend waren. Ze leefden samen kruisten onderling en kregen samen kinderen,” zei Trinkaus. Hij zei dat het skelet niet kon worden afgedaan als het product van een onwaarschijnlijke zeldzame affaire tussen leden van de twee groepen. “Dit is geen liefdeskindje,” vervolgde hij. “Het resultaat van de vermenging was in de populatie aanwezig 4.000 jaar nadat de eerste moderne mensen en de Neanderthalers elkaar voor het eerst ontmoeten op het Iberisch schiereiland.”

Menselijke kin, Neanderthal lichaam
Een in 1997 gepubliceerde studie van DNA genomen van het Neanderthal skelet dat in 1856 in de Duitse Neandervallei gevonden werd, toonde aan dat het genetisch te veel afweek om een menselijke voorouder te zijn. Trinkaus zegt dat dit alleen aantoont dat de Neanderthalers geen moderne mensen waren, wat allang bekend was. Hoewel de schedel van het skelet geplet werd toen een boer de, toen nog onontdekte, locatie met een bulldozer bewerkte zes jaar geleden, vonden Portugese archeologen onder leiding van Portugals hoofd van antiquiteiten, Joao Zilhao, het lichaam en het in rode oker bewaarde kaakbeen in goede staat, slechts een aantal centimeter onder de oppervlakte.

De duidelijk aanwezige kin was een kenmerk van de eerste mensen, terwijl de gedrongen borstkas en korte ledematen kenmerkend waren voor zijn Neanderthal voorouders, zei Trinkaus. Andere botten uit de arm wezen weer naar de eerste moderne mensen. Het skelet werd gevonden toen een archeoloog zijn hand in een konijnenhol stak en daar de goed bewaard gebleven linker onderarm van het skelet uit trok. Het lichaam was begraven in rode oker, met een doorboorde schelp, wat een rituele begrafenis suggereert, aldus Trinkaus. De vindplaats is op een heuvel nabij Leiria, in de Lapedo vallei, zo’n 130 kilometer ten noorden van de Portugese hoofdstad Lissabon. De locatie ligt zo’n 30 kilometer van de kust van de Atlantische Oceaan.

Gibraltar Child

Lagar velho

?

Onderzoekers hebben erfelijk materiaal van een 100.000 jaar oud neanderthaler-fossiel kunnen analyseren.

Dertien jaar na de ontdekking van het ‘kind van Sclayn’ haalden Belgische en Franse onderzoekers DNA-sporen uit een tand van het goedbewaarde fossiel.

Die genetische informatie vergeleken ze met het DNA van veel jongere neanderthalerfossielen.

De resultaten waren schokkend: de genetische diversiteit bleek ten tijde van het kind van Sclayn veel groter dan in de periode toen de eerste Cro-Magnons in Europa arriveerden. Dat verschil vertelt volgens de onderzoekers iets over de veranderingen in de neanderthalerpopulatie, mogelijk ten gevolge van een epidemie of een drastische klimaatswijziging.

Op 16 juli 1993 deden archeologen in een grot in Sclayn nabij Andenne in de Waalse Maasvallei een spectaculaire ontdekking. Ze vonden de relatief intacte onderkaak van het ‘kind van Sclayn’, een neanderthalerfossiel dat liefst 127.000 jaar oud bleek te zijn.

De neanderthaler stierf 29.000 jaar geleden plots uit. Waarom is nog altijd onduidelijk, maar hoogstwaarschijnlijk vormde de toenemende concurrentie van onze voorouders — de Cro-Magnons — een te grote bedreiging op het Europese continent.

In België zijn al Neanderthaler overblijfselen gevonden in de 19de eeuw:

Engis, de eerste Neanderthaler ooit ontdekt (1830), La Naulette (1866), Spy, de eerste Neanderthaler begrafenis (1886), en Fonds-de-Foret (1895).

De overblijfselen van een kind geïdentificeerd in 1993 uit de Eemien lagen van Scladina volgen de facinerende traditie van Schmerling, Dupont, De Puydt en Lohest.

Juveniele overblijfselen zijn heel zeldzaam en belangrijk in het ontcijferen van de anatomische ontwikkeling die leidt naar volwassenen. De onderkaak van Sclayn, gedateerd van rond 127.000 jaar geleden, laat ons toe de evolutie naar de “ klassieke ” Neanderthaler te onderzoeken.

l’enfant de Sclayn

Een aantal snijgroeven op de onderkaak tonen de aanwezigheid van een post-mortem ritueel(?) (of cannibalisme ? )  aan, dat ook al in andere Neanderthaler sites is beschreven.

Na 13 jaar bijkomende opgravingen en analyses snds de ontdekking , geeft het kind ons zijn geheimen prijs: zijn leeftijd, zijn eetgewoonten, zijn genetische identiteit.

http://www.scladina.be/

http://www.hominides.com/html/actualites/scladina-grotte-enfant-sclayn-0025.php

http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=G00OEPJN

Vergeten Neanderthalers in museumkelder

In vergeten reserves van het Jubelparkmuseum (KMKG) en het Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) in Brussel hebben antropologen tot nu toe onbekende fossielen gevonden van twee Neanderthal-kinderen. De gevonden fossielen zijn een onderkaak van een kind van anderhalf jaar en schedelfragmenten van een kind van ongeveer acht jaar. De 30.000 jaar oude beenderen werden meer dan honderd jaar geleden in een grot in Spy gevonden.
Aan de ontdekkingen ging maandenlang speurwerk vooraf van een team antropologen, archeologen en geologen. Tijdens hun zoektocht bezochten ze verschillende instituten en musea waar nog niet onderzochte delen van de verzameling van de grot van Spy bewaard worden.

“De verspreiding van de vondsten heeft een historische reden,” zegt Patrick Semal (KBIN) vandaag in De Standaard“Ze zijn afkomstig van diverse opgravingen die destijds werden georganiseerd door amateurs of door wetenschappers van de Belgische federale wetenschappelijke instellingen zoals het KBIN en de KMKG. Andere collecties zitten dan weer in onder meer de Universiteit en het Curtiusmuseum van Luik en in Namen. Een deel van de vondsten uit Spy zit bij privé-verzamelaars.”

We hebben niet minder dan 1.615 beenderen geïnventariseerd, waaronder 380 tot nu onbekende tanden. We zijn er bovendien al zeker van dat er niet twee, maar minstens drie volwassen Neanderthalers in de grot van Spy hebben gelegen.” De antropologe H챕l챔ne Rougier, een specialiste in de morfologie van Neanderthalers, heeft aanwijzingen dat de schedel afkomstig is van een Neanderthalkind. De onderkaak is dat met zekerheid.

Het eerste georganiseerde onderzoek in de grot van Spy dateert uit de periode 1879-1886. Na die opgravingen bleef het een hele poos stil rond Spy. De grot werd langzaam maar zeker leeggeplunderd door amateurs, die elk hun deel van de buit in hun verzameling bewaarden. Pas in 1906 begon een nieuwe opgraving. Tenminste, zo heette het officieel. In de reserves van de KMKG vonden Semal en zijn team nu een massa artefacten met etiketten uit de jaren v처처r 1906. Het is tussen die vondsten dat de nu gevonden fragmenten werden ontdekt.

De Neanderthalers, genoemd naar fossielen die in de negentiende eeuw in het Duitse Neanderthal werden gevonden, leefden in Europa tot omstreeks 30.000 jaar geleden. Hun uitsterven rond die tijd wordt in verband gebracht met de invasie van de moderne mens.

Bron: De Standaard – 20 februari 2006

Speuren in Spy

maandag 20 februari 2006

Het eerste georganiseerde onderzoek in de grot van Spy dateert van 1879. Dokter Rucquoy, een arts uit Namen, raakte geïntrigeerd door de vondsten van dierentanden in de grot en besloot te gaan graven. Zijn interesse werd gevoed door vondsten van ,,andersoortige” mensen in het Duitse Neanderthal. Het échte wetenschappelijke werk in Spy begon toen archeoloog Marcel De Puydt en geoloog Max Lohest zich met de zaak gingen bemoeien. In 1885 begonnen ze te graven, bijgestaan door voormalig mijnwerker Orban. Die maakte een tunnel met kaarsrechte wanden, maar door zijn aanpak vernietigde hij wellicht verschillende sporen van de Neanderthalers in de grot. Als bij wonder ontdekte Orban in de zoldering van zijn tunnel een jaar later, in 1886, enkele delen van een skelet. Lohest en De Puydt beseften het belang van de vondst en lieten een tweede tunnel aanleggen, dwars door de sedimenten. Ze vonden twee nagenoeg volledige skeletten van erg archaïsch aandoende mensen.
Na die opgravingen bleef het een hele poos stil rond Spy. De grot werd langzaam maar zeker leeggeplunderd door amateurs, die elk hun deel van de buit in hun verzameling bewaarden. Pas in 1906 begon een nieuwe opgraving. Tenminste, zo heette het officieel. In de reserves van de KMKG vonden Semal en zijn team een massa artefacten met etiketten uit de jaren vóór 1906. Het is tussen die vondsten dat de fragmenten van de nog onbekende fossielen werden ontdekt. Later werd de grot van Spy nog door verschillende archeologen doorgraven, waardoor de collecties verspreid raakten.

28.000 jaar geleden

Laatste Neanderthaler in Gibraltar

Rotterdam, 14 sept. De laatste Neanderthalers in Europa leefden waarschijnlijk op de rots van Gibraltar, 28.000 tot 24.000 jaar geleden. Dit blijkt uit metingen in de grotten van de rots die vandaag in Nature worden gepubliceerd.
De studie bevestigt de opvatting dat Neanderthalers, een nauw aan de moderne mens verwante mensachtige, langdurig tegelijkertijd met die moderne mens in Europa hebben geleefd. De Neanderthaler, Homo neanderthaliensis had grotere hersenen dan de moderne mens, Homo sapiens, en leefde al vele tienduizenden jaren in het door ijstijden geteisterde Europa voordat deze mensensoort uitstierf, niet zo h챕챕l lang nadat de moderne mensen vanuit Afrika Europa introkken (circa 40.000 jaar geleden). Vaak wordt concurrentie met de moderne mens, die in staat was tot symbolisch denken, genoemd als reden voor het uitsterven. Maar hoe langer de twee menssoorten tegelijkertijd in Europa leefden, hoe onwaarschijnlijker die gedachte wordt.

De nu in Nature gepubliceerde dateringen verzwakken dus die concurrentiethese, maar niet beslissend, omdat dit uiterste zuidpuntje van Spanje natuurlijk 처처k kan gelden als een vluchtplaats voor de laatste overgebleven Neanderthalers.

Er waren al wel eerder vergelijkbare late dateringen voor Neanderthalers elders, maar tot nu toe waren die altijd omstreden. Deze datering, van aardlagen in de grot van Gorham, lijkt vooralsnog stevig gefundeerd.

Als deze dateringen breed worden geaccepteerd zal het beroemde hybride skelet uit het Spaanse Lagar Velho, ca. 24.500 jaar oud, weer nieuwe aandacht krijgen. Dit skelet, van een kind met neander- en moderne kenmerken wordt door sommige paleontologen als een mengvorm tussen Neanderthalers en Homo sapiens gezien. Tot nu toe was een belangrijk argument tegen die hypothese dat het skelet eenvoudigweg te jong was voor zo’n menging: er waren toen helemaal geen Neanderthalers meer in Spanje.

Het gaat overigens niet om directe C14-dateringen van Neanderthalbotten, maar om C14-dateringen van aardlagen waarin typische Neanderthalwerktuigen lagen.

http://www.livescience.com/

NEANDERTHALER   RASSEN ?

Laatste Neandertalers

Rik Nijland
27 september

De laatste Neandertalers namen het er 28 duizend jaar geleden goed van. Terwijl het overgrote deel van deze primitieve mensachtigen al van de aardbodem was verdrongen door de moderne mens, deed een kleine clan rond de rots van Gibraltar zich nog te goed aan een uiterst gevarieerde dis.

Niet alleen stond er everzwijn, steenbok, beer, schildpad en grottenhyena op het menu, maar ook deden deze Neandertalers zich te goed aan mosselen, babyzeehonden, zeebaars en dolfijnen.


Laatste-Neandertale-126696m

(Foto National Geographic Magazine)
 
Kunstenaarstweeling Kennis & Kennis maakte voor het oktobernummer van National Geogra- phic Magazine een reconstructie van een bleke, roodharige Neandertalervrouw met sproeten.

Gorham cave

Dat blijkt uit archeologisch onderzoek in twee grotten – Gorham’s en Vanguard cave- aan de voet van de rots van Gibraltar. Nu liggen die pal aan zee, maar tijdens de Neandertal-bewoning, de ijstijdperiode toen de zeespiegel lager stond, lag de uitgang van de grotten 1 à 2 kilometer van het strand achter een reeks zandduinen. In het tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences rapporteert het Brits/Spaanse onderzoeksteam onder leiding van prof. dr. Chris Stringer van het Natural History Museum in Londen, deze week over de resultaten van de opgravingen, die al dertien jaar in beslag nemen.

Volgens Stringer wordt op grond van de isotopensamenstelling van opgegraven botten aangenomen dat Neandertalers hoofdzakelijk vleeseters waren – zowel aas als zelf gevangen prooien – maar dat hun menu veel minder gevarieerd was dan van de moderne mens, die ook vis en gevogelte ving. Mede daardoor was de moderne mens uiteindelijk in het voordeel in de strijd om het bestaan, denken paleontologen, en legde de Neandertaler vanaf 40 duizend jaar geleden het loodje.

De Neandertaler-groep bij Gibraltar – ‘hooguit enkele families’, vermoedt Stringer – wist echter eeuwenlang wel degelijk ook de nabij gelegen zee te exploiteren.

Zo vonden de onderzoekers rond het vroegere haardvuur mosselen en andere schelpdieren die rechtstreeks in het vuur waren ‘gekookt’. Ook kwamen er tijdens de opgraving botten van vooral jonge monniksrobben uit de grond, onder meer een schouderblad en een vingerkootje met de snijsporen er nog op. ‘Ik denk dat de hulpeloze robbenjongen met knuppels werden doodgeslagen’, laat Stringer vanuit Londen weten. Voor dolfijnen of vis waren de Neandertalers daarentegen aangewezen op de grillen van de natuur. Visgerei hadden ze niet. Waarschijnlijk verzamelden ze gestrande dieren of aangespoelde karkassen, vermoedt hij.

De overdaad aan voedselbronnen, gaf de Gibraltar-clan respijt, denkt de Britse onderzoeker. ‘Deze vondsten sterken me in het idee dat de kusten rond de Middellandse Zee een favoriete wijkplaats was vanwege de grote variatie aan voedselbronnen en het stabiele klimaat’, meent Stringer.

‘Ik denk dat de Neandertalers uiteindelijk ook hier verdwenen door klimaatverandering en doordat ze de concurrentiestrijd met de moderne mens niet aan konden.’ Biedt de grot misschien nog aanwijzingen hoe die machtswisseling verliep? ‘Helaas niet, er zit waarschijnlijk enige tijd tussen de bewoning door de Neandertalers en de moderne mens.’

RASSEN  ? 

lagar velho art

   A sufficient numbers of Neanderthals have been studied so that a list of distinctive Neanderthal features have been identified. reports:Robust finger bones;
Enlarged rib cage, with barrel-chested build;
Stout, bowed femoral shaft;
Dorsal sulcus on scapula for more muscle attachments;
Relatively short, bowed scapula;
Long pelvic pubis;
Relatively short tibia and fibula;
Low forehead with occipital bun;
Lack of chin;
Long clavicle and large shoulder joint;
Large and thick patella;
Occipital depression;
Supraorbital torus;
A mastoid crest located behind the external auditory meatus;
Absence of a canine fossa;
Presence of a retromolar space.http://www.ecotao.com/holism/hu_neand.htm
Noord-Europa had eigen Neanderthaler 
5 dec.2006
Er is een anatomisch onderscheid tussen noordelijke Neanderthalers en Neanderthalers die in Zuid-Europa en het Midden-Oosten leefden.
De zuidelijke Neanderthalers waren verder geëvolueerd, met minder primitieve kenmerken dan de noordelingen.
De zuidelijke Neanderthalergezichten steken iets minder ver naar voren, hun kaken zijn breder, en ook in het gebit lijken ze net iets minder op hun
voorgangers (Homo heidelbergensis) dan hun noordelijke soortgenoten.
Dit blijkt uit een vergelijking van kaakkenmerken van Neanderthalers uit zuidelijke en noordelijke vindplaatsen.
De analyse werd verricht om een rijke vondst in de Noord-Spaanse grot van El Sidron in perspectief te zetten.
In El Sidron zijn in de afgelopen zes jaar 1330 fossiele skeletresten van Neanderthalers opgegraven van ca. 43.000 jaar oud.
Tenminste acht individuen zijn onderscheiden, een zeer jong kind, een kind, twee adolescenten en vier jonge volwassenen.
In zijn omvang is het een uitzonderlijke vondst, maar geen unieke.
Spaanse archeolologen en antropologen presenteren de analyses vandaag in de Proceedings of the National Academy of Sciences (early online edition).Uit onderzoek aan de Neanderthal-tanden uit El Sidron blijkt dat de meesten een of twee periodes van groeistop hebben meegemaakt in hun jeugd,
meestal rond het vierde jaar, en iets minder vaak rond het twaalfde – sommigen hadden wel vier van dit soort voedselcrises meegemaakt.
Dit kan er op wijzen dat Neanderthalers tot hun vierde werden gezoogd door hun moeder.
En rond het twaalfde jaar trad mogelijk een nieuwe levensfase in – misschien moesten jonge Neanderthalers dan zelf voor hun voedsel zorgen.

Waarom stierf de Neanderthaler uit?

24 Januari 2010, Kris Verburgh
De Neanderthaler was een zustersoort van de mens, die leefde van ongeveer 250.000 jaar geleden tot 30.000 jaar geleden in Europa.Europa werd toen geplaagd door ijstijden waarbij de toendra reikte tot in de Lage Landen en kille steppevlaktes rondom de Middellandse zee lagen.Tot enkele jaren geleden waren er twee grote theorieën omtrent het uitsterven van de Neanderthaler. Volgens de ene theorie vermengde het DNA van de Neanderthaler zich met menselijk DNA via onderlinge voortplanting, zodat het Neanderthaler DNA opgenomen werd in de menselijke populatie. De ander theorie was minder romantisch: de mens, die zo’n 40.000 jaar geleden Europa koloniseerde vanuit Afrika, verjoeg de Neanderthaler en dreef hem totextinctie.Onderzoek lijkt echter aan te tonen dat we geen DNA gemeen hebben met de Neanderthaler, en dat er ook geen redenen zijn om aan te nemen dat Homo sapiens de Neanderthaler uitroeide.Maar er kunnen ook meer genuanceerde theorieën zijn. Zoals de volgende theorie, die het uitsterven van de Neanderthaler wijdt aan het anders functioneren van zijn mitochondriën.
NEANDERTHALER-METABOLISME 
Onderzoek toonde aan dat het energieverbruik (metabolisme) van een Neanderthaler hoger is dan van een mens. Wetenschappers verklaarden dit vooral met de lichaamsbouw van de Neanderthaler: omdat hij kleiner en meer gedrongen van bouw was, verbruikte hij meer energie (hij moest bijvoorbeeld meer stappen nemen om dezelfde afstand af te leggen vergeleken met een mens).Maar met metabolisme van de Neanderthaler kon ook hoger liggen omdat zijn mitochondriën anders werkten dan die van een mens, met bepaalde gevolgen die tot zijn uitsterven konden leiden.
Mitochondriën.De mitochondriën zijn kleine langwerpige blaasjes die in onze cellen zitten. In de mitochondriën wordt de energie gemaakt die al onze celfuncties en lichaamsprocessen aandrijft. Zonder mitochondriën geen leven. Onze cellen bevatten gemiddeld enkele honderden mitochondriën.Mitochondriën hebben twee functies: energie produceren en warmte produceren. Ze produceren energie door ATP moleculen te maken, die kleven aan de eiwitten in onze cellen en zo hun structuur en dus functie veranderen.

Mitochondriën produceren warmte door energie te verspillen, zodat ze harder moeten werken en meer warmte produceren. Dit gebeurt via ‘ontkoppeling’. Er bevinden zich in de wand van de mitochondriën eiwitten in de vorm van een holle cilinder (‘ontkoppeling-eiwitten’ genaamd), die geopend kunnen worden, waardoor moleculen wegvloeien die de mitochondriën nodig hebben om ATP te genereren. De mitochondriën moeten hierdoor harder werken (zodat ze meer warmte produceren) om dezelfde hoeveelheid ATP te produceren.

Mitochondriën genereren dus naast energie ook warmte. Het is zo dat warmbloedigheid is ontstaan enkele honderden miljoenen jaren geleden. Vergeleken met reptielen hebben zoogdieren twee keer zoveel mitochondria, die ook dubbel zo actief zijn, vooral via ontkoppeling, zodat zoogdieren meer warmte produceren en dus warmbloedig zijn.

Laten we nu terugkomen op de Neanderthaler.

Die leeft al gedurende vele honderdduizenden jaren in het koude Europa. Hierdoor zal hij wellicht evolutionair aangepast zijn aan de koude. Dit kan gebeuren door meer warmte te produceren door meer ontkoppeling in zijn mitochondriën. Het nadeel is wel dat deze warmteproductie ten koste gaat van energie (ATP)-productie. De Neanderthaler verspilt dus kostbare energie om warm te blijven.De mens, die zo’n 40 000 jaar geleden vanuit het warme Afrika Europa koloniseerde, heeft minder ontkoppeling in zijn mitochondriën. In Afrika is het immers veel warmer. De mens heeft dus een meer energie-efficiënt metabolisme vergeleken met de Neanderthaler. Dit kan ook verklaren waarom het metabolisme van de Neanderthaler hoger is dan dat van de mens.

Kortom, omdat de Neanderthaler meer energie verspilt omdat hij een sneller metabolisme heeft (door extra ontkoppeling), is hij benadeeld tegenover met de mens. Wat mede kan verklaren waarom de Neanderthaler is uitgestorven: hij heeft meer energie of voedsel nodig afkomstig van dezelfde schaarse voedselbronnen.Toegegeven, de mens is op zijn beurt ook benadeeld: omdat hij minder mitochondriale ontkoppeling heeft, is hij minder bestand tegen de koude. Maar de mens kon kledij en tenten maken om zich te beschermen tegen de koude, wellicht zelfs beter dan de Neanderthaler, omdat de mens tot nu toe de enige diersoort is die naalden gebruikt om zo fijne kledij te kunnen fabriceren.Onderzoek toont ook aan dat hedendaagse volkeren die in Siberië leven, meer mitochondriale ontkoppeling en een hoger metabolisme hebben. Als we kijken naar de verspreiding van mitochondriaal DNA, dan zien we dat er in de koude noordelijke gebieden er een strenge selectie is opgetreden van bepaalde mitochondriale genen, alsof het klimaat een invloed heeft op de evolutie en werking van de mitochondriën.En meer ontkoppeling zou nog een ander nadeel kunnen geven voor de Neanderthaler: meer onvruchtbaarheid, althans vergeleken met de mens. Neanderthaler mitochondriën zijn immers minder efficiënt (ze produceren meer warmte en minder energie of ATP). Spermacellen hebben mitochondriën nodig om zich een weg te banen naar de eicel. Kortom, het sperma van de Neanderthaler zou minder viriel zijn dan dat van de mens, wat ook niet bevorderlijk is voor het voortbestaan.En voor mensen die het zich zouden afvragen: populaties die wonen in koudere gebieden hebben inderdaad meer last van ‘astenozoospermie’, oftewel minder beweeglijk sperma.
Neanderthalers normaler dan mensen
Stephen Rose
Al wie denkt dat wij het succesvolle product zijn in de evolutie van aap tot mens, mag die gedachte opbergen.
Antropologen aan de Washington University stellen dat neanderthalers normaler zijn dan moderne mensen.
Beide mensensoorten leefden een tijdlang samen tot de neanderthalers zo’n 30.000 jaar geleden uitstierven.
“Wat mensen doen is een lijn trekken van onze voorouders naar onszelf en iedere groep die niet op die lijn ligt, wordt als vreemd beschouwd”,
zegt antropoloog Erik Trinkhaus op de wetenschapswebsite LiveScience.
De homo sapiens en de homo neanderthalensis hebben beide wel eenzelfde Afrikaanse voorouder maar voor de rest zijn het twee verschillende takken in de
evolutie.
“Maar als we kijken naar die stamboom, dan moeten we vaststellen dat de neanderthaler recht in de kern zit en wij eerder er buiten.”
De antropoloog vergeleek hiervoor de fossielen van beide mensensoorten met die van de vroegste homo’s.
En wat bleek? De neanderthalers vertonen meer gelijkenissen met de gemeenschappelijke voorouders dan de moderne mensen.
De meest ongewone groep zijn in feite wij.
De mens is niet het eindpunt van een evolutie.
Het is gewoon toeval dat wij nog leven en de neanderthalers niet”,
aldus nog Trinkhaus.
(SR)
Publicatiedatum : 12-09-2006
Neandertalers leefden meer dan 200.000 jaar lang en waren een van de succesvolste mensachtigen.
Het is dan ook vreemd dat ze als nog zijn uitgestorven, en ons als enige menssoort hebben achtergelaten.
Het is eigenlijk sowieso vreemd dat de grote, succesvolle ijstijddieren zoals de mammoet en de megaloceros zijn uitgestorven toen de ijstijd eindigde.
Er is gedacht dat de moderne mens daarvoor verantwoordelijk is, maar dat is onwaarschijnlijk.

*Welliswaar hadden de Homo sapiens sapiens misschien betere jachtwerktuigen, zoals de atlatl, oftewel speerwerper,
maar in die tijd waren de mensen van onze tak gewoon niet in die aantallen aanwezigen noch bezaten ze de technologie om zo’n uitsterving te veroorzaken.

* Ook is geopperd dat de Neanderthalers nooit zijn uitgestorven, maar zich met de moderne mens hebben vermengd, en dat wij dus Neanderthalerbloed in ons hebben.
Het bewijs hiervoor lijkt te zijn gevonden in Portugal.
Daar werd in 1998 een skelet van een kind gevonden, dat zowel sapiens -als Neanderthalertrekjes had.

* Het leek een prima theorie, ware het niet dat DNA onderzoek heeft uitgewezen dat geen enkele menssoort ter wereld verwant is met de Neanderthaler.( er is DNA van de neanderthaler gevonden enontrafeld )

Hier kunt u daar veel meer over vinden :

Mitochondriale Genenkaart van Neanderthaler 

Anatomisch gezien lijken de eskimo’s nog het meeste op hen, maar ze hebben geen Neanderthalergenen.
Eigenlijk is er ook geen verder bewijs of de moderne mens en de Neanderthaler elkaar wel ooit ontmoet hebben.

Huidige ( nogal zwakke?) hypothese

Het is duidelijk dat wat de mammoet deed uitsterven, ook de Neanderthalers heeft laten verdwijnen.
En men denkt te weten wat het geweest kan zijn.
De factor, die de grote ijstijddieren, inclusief de Neanderthaler, heeft doen uitsterven, was de zelfde factor die al ,zo lang als de aarde bestaat en haar aanzien heeft bepaald
Het is het klimaat.
We weten nu dat het einde van een ijstijd niet een kwestie is van enkele duizenden, maar van enkele tientallen jaren.
De ijskappen smolten en het water kwam terug naar Afrika, waar het warm ontvangen werd door ( de strandjutter ?) Homo sapiens sapiens. ( =zuid oostkust van afrika? ) die de kusten volgde en afschuimde

De mammoeten ( en andere ijstijddieren ) konden zich niet snel genoeg aanpassen aan het veranderend klimaat en stierven uit.
Nieuwe dieren afkomstig uit warmere streken hadden de leeggevallen niches nog niet ingenomen
En zonder hun voornaamste bronnen van hoogwaardig voedsel ( de neanderthalers waren volgens enkele archeologen-antropologen exclusief carnivoor ) waren de Neanderthalers ook gedoemd te verdwijnen… vooral dus omdat ze niet tijdig konden overschakelen op ander voedsel ….

Neanderthaler uitgestorven door klimaatverandering?

klimaat, ijstijd, neandertthaler, spanje, olijf, eik, zeewater temperatuur

22 02 2007

neanderthaler gezin

De laatste Neanderthalers zijn 24.000 jaar geleden uitgestorven door een plotselinge klimaatverandering.

De eerste Neanderthalers kwamen 350.000 jaar geleden naar Europa en veroverden het hele continent van Engeland tot Spanje, van Isra챘l tot aan Uzbekistan. De laatsten stierven 24.000 jaar uit in een grot bij Gibraltar. Zo’n 15.000 jaar daarvoor was de huidige mens, Homo sapiens, Europa binnengetrokken. Of onze soort verantwoordelijk is voor de achteruitgang van de Neanderthaler is niet bekend, maar volgens Clive Finlayson van het Gibraltar Museum en Francisco Jimenez-Espejo van de Universiteit van Granada gaf een snelle verkoeling van het klimaat de nekslag. De Neanderthaler hadden meerdere IJstijden overleefd en waren telkens weer opgekrabbeld, maar die van 30.000 jaar geleden trad zo snel in dat alleen in Zuid-Spanje een groep overbleef die het na een paar duizend jaar toch niet redde. De gemiddelde temperatuur van de zeewateroppervlakte daalde van tussen de 15 en 20 graden Celsius tot 8 graden. De wateraanvoer door rivieren liep sterk terug, en enkel een paar boomsoorten als de eik en de olijf overleefden. De dieren waar de Neanderthaler op jaagde zullen ook flink in getale zijn teruggelopen. De klimaatveranderingen zijn waarschijnlijk veroorzaakt door zogenaamde Milankovitch zonnecycli, veranderingen in de positie van de aarde ten opzichte van de zon. Ook in een andere grot zijn resten van de Neanderthaler gevonden die wellicht nog langer geleefd hebben. Het probleem is dat de dateringen van de twee grotten nog niet aan elkaar gerelateerd zijn, dus enige voorzichtigheid is hier geboden.

Cannibalisme  ?

18/05/’09

Snijsporen van een scherp werktuig op een kaakbeen van een Neanderthaler-kind zouden erop kunnen wijzen dat de mens, de homo sapiens, zijn evolutionaire neef de Neanderthaler als voedsel gebruikte.

Volgens Fernando Rozzi, antropoloog aan het Parijse Centre National de la Recherche Scientifique is het duidelijk: de moderne mens joeg op Neanderthalers en at hij ze op. Het zou ook kunnen dat het kinderhoofdje waaruit het bekraste kaakbeen stamt, door mensen als een trofee van de rest van het lichaam is gesneden.

Exit Neanderthaler

De Neanderthaler dook in Europa 250.000 jaar geleden op, de homo sapiens ontwikkelde zich in Afrika en kwam 28.000 jaar geleden naar Europa. Tegelijk met het verschijnen van de homo sapiens, is de Neanderthaler uitgestorven. De wetenschap buigt zich al langer over dit mysterie. Heeft de moderne mens de Neanderthaler langzaam verdrongen omdat hij territorium en voedsel voor zich opeiste? Of ging het er minder vreedzaam aan toe?

Veelzeggend kaakbeen

De sporen op het kaakbeen, kunnen volgens de onderzoekers drie hypothesen steunen:

– Het Neanderthalerkind werd door mensen gedood of de schedel van het kind diende als trofee.

– Het kaakbeen stamt toch van een mensenkind, maar wijst door zijn gemeenschappelijke kenmerken met Neanderthalerbotten op seksueel contact tussen beide soorten. Het kind zou dus een mengvorm, een bastaardkind, zijn geweest.

– Het bot stamt van een groep holbewoners die allemaal deze Neanderthalerkenmerken vertoonden. Dit zou duiden op een grotere verscheidenheid aan menselijke soorten.

Toch gegeten

Rozzi en zijn collega’s vinden de eerste verklaring de meest plausibele: de mens at Neanderthalers.

Volgens Fernando Rozzi zijn de snijsporen op het Neanderthaler-kaakbeen gelijkaardig aan snijsporen die door mensen op dierlijke botten zijn aangetroffen. De mens schraapte met stenen werktuigen het laatste restje voedsel van de botten af.

Het bewuste kaakbeen dat nabij het Franse Mouthier-sur-Boëme in de Landes werd gevonden zou 28.000 tot 30.000 jaar oud zijn, en eerst werd gedacht dat het om een kaakbeen van een holbewonerkind ging. Maar in het vakblad Journal of Anthropological Science stelt Rozzi dat de vorm van de kaak en de inplanting van de tanden typisch zijn voor Neanderthalers.

Cannibalisme  ?

http://www.nu.nl/wetenschap/1965767/moderne-mensen-aten-neanderthalers.html

18 mei 2009

Neanderthalers zijn mogelijk uitgestorven, omdat ze werden geslacht en opgegeten door moderne mensen. Dat blijkt uit een analyse van sporen op een oeroud kaakbeen dat is opgegraven in Frankrijk.

Het kaakbeen van de Neanderthaler  gevonden in de Franse plaats Les Rois , bevat verschillende kerven en inkepingen.

De sporen wijzen volgens wetenschappers van het Centre National de la Recherche Scientifique in Parijs op een ‘slagerstechniek’ waarmee mensen in de Steentijd dieren slachtten.

De onderzoekers vermoeden dat er in het bot is gesneden om het vlees te verwijderen. Ook de tanden van de Neanderthaler zijn afgebroken, mogelijk om er een ketting van te maken.

‘Neanderthalers kwamen door ons toedoen op een gewelddadige manier aan hun einde en in sommige gevallen aten we ze op.’
‘Waarom is de Neanderthaler uitgestorven – met dat sterke lichaam, met die grote hersenen – en waarom hebben onze voorouders het wel gered?
Dat zegt onderzoeksleider Fernando Rozzi van het Franse Centre National de la Recherche Scientifique tegen de Daily Mail.
jn onderzoeksteam analyseerde sporen op een prehistorisch kaakbot.

Controversieel
Francesco d’Errico van de universiteit van Bordeaux betwijfelt of kannibalisme de oorzaak was van het uitsterven van de Neanderthalers. “Één verzameling sporen is nog geen definitief bewijs van wijdverspreid kannibalisme.”

Ook professor Christ Stringer van het Natural History Museum in Londen denkt niet dat uit de analyse direct kannibalisme valt af te leiden. ‘Het is een erg belangrijk onderzoek, maar we hebben meer bewijs nodig’ zegt hij tegen The Guardian.

‘Het draagt wel bij aan het bewijs dat de moderne mens waarschijnlijk een rol heeft gespeeld in het uitsterven van de Neanderthaler.’

Voedsel

De resultaten van de studie zijn gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Journal of Anthropological Sciences.

Volgens onderzoeksleider Fernando Rozzi bewijzen de sporen op het bot dat het vlees van Neanderthalers in sommige gevallen als voedsel dienden voor de moderne mens. Ook koppelt hij kannibalisme aan het uitsterven van de Neanderthalers, ongeveer 30.000 jaar geleden.

Gewelddadig
“Het tijdperk van de Neanderthalers is op een gewelddadige manier ten einde gekomen toen ze ons tegenkwamen, in sommige gevallen hebben we ze zelfs opgegeten”, verklaart Rozzi in de Britse krant The Guardian.

“Jarenlang hebben mensen geprobeerd om het bewijs van kannibalisme te verbergen, maar ik denk dat we moeten accepteren dat dit heeft plaatsgevonden.”

Victims? Neanderthals lived 300,000 years ago. They managed to survive several ice ages before dying out around 30,000 years ago, around the same time as human beings arrived on the continent

Victims? Neanderthals lived 300,000 years ago. They managed to survive several ice ages before dying out around 30,000 years ago, around the same time as human beings arrived on the continent

Verdwijning van de Neanderthaler: wij zijn weer hoofdverdachte

 25 juli 2012  

Wat zorgde ervoor dat de Neanderthaler verdween? Eén mogelijk antwoord op die vraag kruisen wetenschappers nu overtuigd weg: klimaatverandering was de boosdoener niet. En dus zijn wij moderne mensen weer de belangrijkste verdachte.

Lang werd gedacht dat klimaatverandering een belangrijke of misschien zelfs wel doorslaggevende rol speelde in het verdwijnen van de Neanderthaler. De klimaatverandering zou veroorzaakt zijn door een eruptie. Zo’n 40.000 jaar geleden vond namelijk een flinke vulkaanuitbarsting plaats. De vulkaan bracht heel veel deeltjes in de lucht die ervoor zorgden dat zonlicht het aardoppervlak niet kon bereiken. Europa koelde zo rap af.

Theorie
En daar zouden de Neanderthalers zich niet aan hebben kunnen aanpassen. De kou (mogelijk in aanvulling op andere problemen, waaronder de opkomst van de moderne mens) zou de Neanderthaler dan ook fataal zijn geworden, zo luidt de theorie. Maar klopt dat wel? Engelse wetenschappers stellen nu van niet. Hun conclusies staan echter haaks op recentelijk onderzoek dat klimaatverandering juist tot de boosdoener bombardeerde.

 

Vulkaan

De onderzoekers baseren hun conclusie op een uitgebreid onderzoek. Ze bestudeerden lagen vulkanisch glas. Deze lagen kunnen worden toegeschreven aan reeds bekende vulkaanuitbarstingen. En door te kijken naar de positionering van de lagen (boven of onder overblijfselen van Neanderthalers) kon gekeken worden hoe de Neanderthalers er op het moment van de vulkaanuitbarstingen voor stonden. Ze beschrijven hun werk in het blad Proceedings of the National Academy of Sciences.

Problemen
Uit het onderzoek blijkt dat de Neanderthalers al voor de vulkaanuitbarsting en al voor de afkoeling van het continent in de problemen zaten. “Ons bewijs wijst erop dat moderne mensen op een continentale schaal een grotere bedreiging waren voor de inheemse populatie (de Neanderthalers, red.) dan de grootste bekende vulkaanuitbarsting in Europa, zelfs in combinatie met de schadelijke effecten van het afkoelende klimaat, was,” concluderen de onderzoekers.

Het komt erop neer dat onze voorouders, als het gaat om het verdwijnen van de Neanderthalers, weer hoofdverdachten zijn. Blijkbaar waren zij de competitie lang voor de vulkaanuitbarsting en de dalende temperaturen al aangegaan en waren de Neanderthalers al aan de verliezende hand toen Europa kouder werd. De vulkaanuitbarsting en het kouder wordende continent hebben vast daarna ook een steentje bijgedragen aan het verdwijnen van de Neanderthaler. Maar de moderne mens is volgens dit onderzoek toch de echte verantwoordelijke voor de ondergang van de Neanderthaler.

Neanderthalers uitgestorven door wet grote aantallen
 30 juli 2011

Uiteraard  is  deze sensationele krantenkop     geen voorbeeld van
“de wet op grote aantallen, ” daarmee wordt iets anders bedoeld zoals als je maar heel vaak mee doet aan de bingo win je uiteindelijk de hoofdprijs’.

De primitieve mens( = Homo (Sapiens )Neanderthalensis ) die in Eurazië de ijstijden wist te doorstaan was niet zwakker dan de moderne mens( Homo sapiens sapiens  ) , maar lijkt te zijn weggeconcurreerd in een ‘strijd’ van 10 tegen 1.

Aanvankelijk dachten onderzoekers dat de Neanderthaler(waarvan men nu denkt dat het  waarschijnlijk een  vroege  Euraziatische   zeer lang geisoleerde ondersoort ( ras ) van de ” archaische  mensheid”  betreft ) niet was opgewassen tegen de intelligente en hoogontwikkelde moderne ( in afrika onstane ondersoort  H Sapiens/ sapiens  ) mens zoals   deze 40.000 jaar geleden in Europa  in dat continent verscheen  , en daarmee  in korte tijd  de neanderthaler  (gewelddadig ?) van het continent  had   verdreven.(zeg maar uitgeroeid –> een genocide  dus  )

Archeologische vondsten ondergroeven echter deze theorie.
Ook Neanderthalers vervaardigden al complexe gereedschappen,
voerden culturele rituelen , ( zie hieronder  over sieraden ) uit en wisten vuur te hanteren.

Hun herseninhoud  was zelfs groter  = wat nog niet betekent dat ze “intelligenter”   waren –> Hedendaagse  noordelijke rassen  van  de  mens  hebben een grotere herseninhoud , is nu gebleken
http://www.nu.nl/wetenschap/2575428/mensen-poolgebieden-hebben-groter-brein.html  )

Meer herseninhoud betekent niet meteen meer gebruikte hersencapaciteit. de slimheid wordt bepaald door het aantal verbindingen tussen de hersencellen waren   Neanderthalers hadden  ook meer herseninhoud nodig om dat zware  lijf  van ze  te besturen.en fysiek waren ze zeker  “sterker ” ( = robuuster , zwaarder( (zeg maar gestuikt ) en  beter bestand tegen het klimaat= ) dan de nieuwkomers: de   afrikaanse H Sapiens Sapiens (in hoeverre die al vroeger (onvermengd  met europese neanderthalers  )  naar het Oosten en naar australie waren geemigreerd is niet echt geweten )  

.

Ook Neanderthaler had grote hersenen 

SAMENVATTING
De hersenen van onze vroege voorloper, de Neanderthaler, ontwikkelen zich ongeveer op dezelfde manier als onze eigen hersenen. Deze conclusie konden fysisch antropologen trekken na het bestuderen van drie Neanderthaler kinderskeletten. Het onderzoek geeft nieuwe aanwijzingen voor de evolutie van hersenontwikkeling bij mensachtigen en verschijnt deze week in vakblad PNAS.

Ten opzichte van een chimpansee heeft de moderne mens bij de geboorte erg grote hersenen. In het eerste jaar na de geboorte verdubbeld het hersenvolume ook nog eens een keer. Het kost heel veel energie om zulke grote, snel groeiende hersenen te ontwikkelen. Niet alleen voor de baby, maar ook voor de moeder die daardoor zelf ook groot is en over het algemeen laat rijp. Bovendien zorgt het aanwezig zijn van grote volwassen hersenen ervoor dat kinderen een trage ontwikkeling doormaken. Hoe de grote, snel groeiende hersenen bij de moderne mens hebben kunnen ontstaan, is dan ook nog niet duidelijk.

De bestudeerde Neanderthaler skeletten. Links het 1 tot 2 weken oude kindje uit Rusland en rechts één van de twee skeletjes uit Syrië. Bron:M. Ponce de León and C. Zollikofer, universiteit van Zurich.

Fysisch antropologen van de universiteit van Zurich wisten een reconstructie te maken van de hersengrootte van Neanderthalers bij de geboorte. Zij deden dit op basis van drie fossiele kinderskeletten. Het eerste werd gevonden in een grot in Rusland en was pas 1 tot 2 weken oud. De twee anderen (van ongeveer 1,6 en 2 jaar oud) kwamen uit Syrië. Het gemiddelde hersenvolume van Neanderthalers moet bij de geboorte ongeveer 400 ccm zijn geweest. In de vroege kindertijd groeien de hersenen van Neanderthalers sneller dan de hersenen van de moderne mens. Omdat de hersenen wel op dezelfde leeftijd uitgegroeid zijn, worden volwassen Neanderthaler hersenen net wat groter dan die van de moderne mens.

Kleiner, maar even efficiënt
Uit eerder onderzoek bleek dat ook Homo erectus al relatief grote hersenen had, met een gemiddeld volume van 300 ccm. Het ontwikkelen van grote hersenen moet dus een evolutionair voordeel hebben gegeven. De Zwitsers gaan er vanuit dat kinderen met grote hersenen beter in staat zijn om complexe taken uit te voeren, wat een enorm voordeel is geweest voor de vroege mensachtigen. Maar waarom hebben moderne mensen dan weer kleinere hersenen dan de Neanderthalers? Dat moet evolutionair heel ongunstig zijn. Maar ook hiervoor hebben de onderzoekers een verklaring.

Het hersenvolume van de Neanderthaler is zelfs iets groter dan dat van de moderne mens. Bron:National Academy of Sciences, PNAS.

Het afnemen van de hersengrootte en de lichaamsgrootte in het Pleistoceen is waarschijnlijk niets anders dan een optimalisatie van prestaties. De hersenen van de moderne mens mogen dan kleiner zijn dan die van de Neanderthaler, ze werken wel even efficiënt. Door de hersenen te verkleinen, bespaarden we energie die we goed konden gebruiken voor de voortplanting. Dit verklaart ook de grote toename van de menselijke populatie in Eurazië rond die tijd.

De ondergang van de Neanderthaler werd vooral  door  de voorgaande overwegeningen  een “wetenschappelijk raadsel”( en zal dat nog wel een tijdje zo worden voorgesteld) genoemd  .
Maar dat is  een schijnraadsel : volgens een nieuwe studie
http://www.sciencemag.org/content/333/6042/623
Als Neanderthalers  zo weinig onderdeden voor de plots verschenen concurrent-invallers , waarom wist die mensen(onder)soort dan geen stand te houden?

( Echter   gezien het  lot van  inheemse (homo sap ) volkeren die door homo sap in historische  tijden te maken kregen met  uitroeiing  en  kolonisatie  , is   genocide   geen  overdreven  these    ) 
Frankrijk

Twee archeologen van de Universiteit van Cambridge bieden in Science nu een eenvoudig antwoord op deze vraag: demografie.

De nieuwe mensensoort kwam in groten getale Europa  binnenvallen , veel groter dan die waarin de lokale bevolking aanwezig was.

Ze leidden dit af uit een plotselinge toename van bewoonde locaties, gebruiksvoorwerpen en etensresten in en nabij grotten in de Perigord in Frankrijk, in prehistorische tijden een permanent bewoonde regio.

Ze concluderen dat de moderne mens er in korte tijd met een minimaal tien keer zo grote populatie arriveerde.

* Vroeger was Europa veel actief vulkanischer dan nu,

De Chaine des Puis in Frankrijk barstte ergens de laatste keer 6000 jaar geleden uit

en de massieve Lachener See eruptie in Duitsland was ook nog maar 13000 jaar geleden.

Ook rond 40000 jaar geleden ,bij het verdwijnen van Neanderthal moeten er desastreuze vulkaanuitbarstingen geweest zijn Het is goed mogelijk dat er ook bij het uitsterven van de Neanderthal rond 40000 jaar geleden een massieve eruptie een rol gespeeld heeft.

Door die eruptie is de populatie van de Neanderthaler zo uitgedund,dat de andere menssoorten de lacunes konden opvullen  en rekening houdend  met  het  trage herstel van  neanderthaler- populaties vergeleken met  de  “exotische” mensen.

Het is opvallend dat de resten van Neanderthal soorten vlak bij deze vulkanische gebieden in Frankrijk en Duitsland worden gevonden.

Of wie weet hebben deze vulkanen de Neanderthalers daarna nog even respijt gegeven tegen de nieuwkomers.

Indien er nu een grote uitbarsting in Duitsland of Frankrijk zou zijn op dezelfde schaal als die van toen, zouden deze landen ook nu volledig (centimeters of decimeters) onder de vulkanische as zitten, waarbij enorme landbouw gebieden volledig zouden worden vernietigd voor een jaar.
Concurrentie

De Britten denken daarnaast ook   dat de moderne mensen toch een concurrentievoordeel hadden.

Zo bezaten  ze  een  (misschien )   cultureel geavanceerdere set van jachttechnieken   en hadden ze meer onderling contact tussen losse groepen, mogelijk was er  ook handel.

Die culturele verschillen kunnen  wel  tot  conflikten hebben geleid  en men kan veronderstellen dat er raids geweest zijn  van beide kanten  … maar het belangrijkste is toch dat de neanderthaler is verdwenen door  op te gaan in de genetische erfenis van de “mens”

….Dat beiden  ook  zijn  opgegaan  in de mensheid  als voedsel ( kannibalisme )is mogelijk maar van weinig  invloed … Kannibalen  eten hun vijanden  wel op maar ze  behouden ook dikwijls de  jonge  ” vrouwen ”
– op te merken valt dat de neanderthalersVERMOEDELIJK   sexueel actiever  waren en  veel meer hielden van wisselende  contakten dan homo sap …

http://www.nu.nl/wetenschap/2370336/neanderthalers-hadden-wisselende-sekscontacten.html

De  langs   het midden oosten binnenvallende  homo sapiens  sapiens ( of die negroide  karakters uit  de Grimaldi grot in Monaco  )  hebben de neanderthalers   dus niet verdreven of opgeeten of uitgeroeid  , maar   die twee hebben elkaar verneukt  zodat de huidige “mensheid ” (eigenlijk een soort vermengd  straathondenras   )  beter de rest van de wereld kon onder de knoet lopen … ?  ..

De enige zuivere Homo Sapiens Sapiens zijn de zwarten van beneden de Sahara.
Alle andere “volkeren “dragen Neanderthaler DNA of Denisova  DNA ( in hoeverre dit een nieuwe mens is of  een plaatselijk(Siberisch)  ras van de neanderthaler  weet men (nog) niet )  met zich mee.

Dat soort zaken zijn wel eens meer gebeurd, ook onder “moderne mensen” onderling.
Nog niet zo lang geleden in  de Amerika’s ,(Melting pot )  bijvoorbeeld.; en ook met de nodige  geweldadige  oprispingen en regelrechte genocides
Over een paar (honderd) jaar zijn er vast nog meer voorbeelden voorhanden, misschien wel (weer ) in Europa.

De neanderthalers hebben het meer dan 100000 jaar volgehouden en dat zie ik die gemengde   moderne “eur-aziaten ” nog  niet  te  doen.
De open   vraag is  natuurlijk  ;  hoelang hebben we nog te gaan

De hele  huidige  “mensheid” ( vuuilbak ras of niet )   is niets anders  dan   een voorlopige uitkomst van de evolutieprocessen net zoals de rest van de levende wezens    …..
Kwestie van tijd dat dit kwartje gaat vallen.

“De nieuwe mensen(onder?) soort kwam in groten getale, veel groter dan die waarin de lokale bevolking aanwezig was.”

Er wordt wel eens vergeten dat Australië (new guinea  )eerder door de moderne mens (althans   een  al dan niet vermengd  ” negroide “ras ) werd bevolkt dan Europa, de moderne mens was al in behoorlije aantallen aanwezig op aarde voor het klimaat in ( of de culturele  verwovenheden  van de sapiens  voldoende ontwikkeld opdat  )  Europa gunstig genoeg voor ze werd om er te gaan wonen.

Hoe we het ons moeten voorstellen? Waarschijnlijk(speculeren doen de antropologen sowieso)  had een familie Neanderthal in een bepaald areaal 10 gunstige bivakkeerplekken om uit te kiezen en wisselden die af, na een tijdje waren dat er maar 9 omdat er een familie CroMagnon het gebied was ingetrokken en ze roeleerden de 10 bivakkeergebieden zonder elkaar te storen,
Echter weer wat later werd de keus teruggebracht tot 8 gebieden omdat er weer een nieuwe familie CroMagnon was komen wonen in het areaal, de zwerfmogelijkheden van CroMagnon en Neandertaler nemen geleidelijk aan verder af omdat in de 10 foerageergebieden er 9 door CroMagnon worden gebruikt en nog steeds maar 1 door Neandertalers. Op zo’n moment worden de fluctuaties in voedselaanbod van het gebied ingrijpender omdat de uitwijkmogelijkheden zijn verdwenen, een hongerwinter in de helft van het aantal foerageergebieden is voor de Neandertaler populatie veel funester als hun gebied er ondervalt, dan voor de CroMagnon populatie, want zij kunnen hun aantal niet meer opbouwen door overloop uit andere gebieden.

De kontakten van Neandertaler met CroMagnons, vriendelijk, niet-vriendelijk sexueel etc, zijn gedurende dat proces van een factor 0 naar een factor 10 opgelopen en op een gegeven moment hebben de Neandertalers zoveel CroMagnon elementen (zowel genetische als  materieel-culturele ) over of opgenomen (of geimiteerd )dat je eigenlijk niet meer van een klassieke Neandertalerpopulatie kunt spreken.

Als er nog duidelijk “zuivere” Neandertalers in het areaal aanwezig zijn vinden die ook geen sexuele partners meer die “zuivere” Neandertaler kunnen worden genoemd.

Als ze daar al naar opzoek waren overigens, partners uit de CroMagnon populatie waren al lang gewild.

Beetje saai misschien maar waarschijnlijker dan het scenario waarbij binnnvallende CroMagnons alle Neandertaler mannen in Europa  de hersens insloegen en de jonge dames Neandertal  uitsluitend   als sexuele slavinnen(of jonge  werkpaarden of zelfs delicatesses  )  ge(ver)bruikten.
Er zijn echter wel degelijk  voordelen  gevonden  bij de moderne  merns  die  goed  van pas komen bij het langdurig jagen op prooien   

‘Moderne mens zou Neanderthaler verslaan op marathon’
 31 januari 2011

Neanderthalers zouden het op de marathon afleggen tegen moderne mensen. Dat hebben Amerikaanse wetenschappers berekend op basis van fossielen.
Het lichaam van Neanderthalers was ongeschikt om lange afstanden te rennen. Alleen op korte sprintjes zouden de oermensachtigen mogelijk in staat zijn om van moderne mensen te winnen.

Dat schrijven onderzoekers van de Universiteit van Arizona in het wetenschappelijk tijdschrift Journal of Human Evolution.

http://www.elsevier.com/wps/find/journaldescription.cws_home/622882/description#description

Klimaat

“Het rennen van lange afstanden wordt vaak gezien als de manier waarop onze voorouders vlees konden bemachtigen in warme omgevingen”, verklaart hoofdonderzoeker David Raichlen op Discovery News. “De eerste mensen zouden door langdurige achtervolgingen in staat zijn geweest om hun prooien op te jagen en uit te putten.”

“Onze hypothese is echter dat het loopvermogen van Neanderthalers sterk was verminderd omdat ze in koude klimaten leefden”, aldus Raichlen.
Fossielen

De wetenschappers kwamen tot hun conclusie door fossiele overblijfselen van Neanderthalers te bestuderen. Uit het onderzoek bleek dat de oermensachtigen lange achillespezen en hielen hadden in vergelijking tot moderne mensen. Daardoor zouden ze meer energie verspillen tijdens het rennen en eerder uitgeput raken.

Bij een wandeltocht zouden de Neanderthalers volgens de wetenschappers wel in het voordeel zijn ten opzichte van de Homo sapiens.

Door hun relatief dikke botten waren de oermensachtigen waarschijnlijk in staat om lange stukken te voet af te leggen, zonder vermoeid te raken of blessures op te lopen.
Overleven

De Neanderthaler is overigens niet helemaal uitgestorven. Eeder dit jaar verscheen een studie in het vakblad Molecular Biology and Evolution, met bewijs van voortplanting tussen beide mensen(onder)soorten.

Van het X-chromosoom van mensen in grote delen van Europa en Azië zou tot op de dag van vandaag 9 procent uit Neanderthaler-DNA bestaan.
Opmerkelijk genoeg is dat vrijwel hetzelfde percentage dat ook in het nieuwe Britse archeologisch onderzoek naar voren komt.

Misschien stellen wij ons dus ten onrechte een gewelddadig einde van de oermensen voor: Neanderthalers en moderne mensen lijken in Europa te zijn gemengd volgens precies dezelfde verhouding als waarin ze elkaar tegenkwamen.

Een gedeelte van  het    Neanderthaler erfgoed is  gewoon opgegaan  in de homo sapiens ( =   roodharige   mensen, Sproeten en  blauwe ogen   in zowel europa   als bij  bepaalde groepen in   azie )  … 

Voordelen van het vermengen 

http://www.nu.nl/wetenschap/2542306/kruising-met-neanderthalers-hielp-menselijke-evolutie–.html
-De eerste moderne mensen die buiten Afrika leefden, pikten door hun seksuele contacten met Neanderthalers waarschijnlijk antigenen op, die hun nageslacht beschermden tegen ziektes op andere continenten.

De kruising zorgde er daardoor in zekere zin voor dat mensen zich gemakkelijker over de planeet konden verspreiden. Dat meldt het Britse tijdschrift New Scientist op basis van een onderzoek aan de Universiteit van Stanford.

http://www.newscientist.com/article/mg21028174.000-breeding-with-neanderthals-helped-humans-go-global.html

Immuunsysteem

Met name een aantal allellen binnen de zogenaamde Humaan Leukocyten Antigenen (HLA) – een groep van 200 genen die essentieel is voor het menselijke immuunsysteem – zijn waarschijnlijk afkomstig van Neanderthalers.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Humaan_leukocytenantigeen

Hoofdonderzoeker Peter Parham kwam tot zijn bevindingen door de HLA-genen van mensen uit verschillende werelddelen te vergelijken met genen van Neanderthalers.
http://med.stanford.edu/profiles/Peter_Parham/
Hij vond bij dat onderzoek bewijs voor de theorie dat de eerste moderne mensen veel genen hebben opgepikt van Neanderthalers. Zijn bevindingen heeft hij gepresenteerd op een bijeenkomst van de Royal Society in Londen.
Essentieel

Volgens Parham waren de Neanderthaler-genen essentieel voor de succesvolle verspreiding van moderne mensen over de wereld, omdat veel van   oorsponkelijke de homo sap  genen alleen beschermden tegen ziektes die in Afrika voorkwamen.

Neanderthalers ( en  hun  vermoedelijke voorouder  homo heidelbergensis ) leefden al vele  duizenden   jaren  succesvol buiten Afrika toen ze in aanraking kwamen met het moderne mensen  ras  uit afrika  .
Genoom

Het belang van Neanderthaler-genen bij bescherming tegen ziektes komt ook tot uiting in het genoom van moderne mensen.

Over het geheel genomen is slechts zes procent het menselijk genoom afkomstig van Neanderthalers. Binnen de HLA-genen is het aandeel van Neanderthaler-genen echter veel groter.

Dit wijst er op dat de eerste mensen die buiten Afrika leefden deze genen nodig hadden om te overleven.

°
Eindelijk: sieraden van Neanderthalers

13 januari 2010

Er is een eerste overtuigend bewijs gevonden dat Neanderthalers 50.000 jaar geleden ‘bodypaint’, een soort van prehistorische make-up, gebruikten.

Wetenschappers groeven schelpen op in de buurt van de Zuid-Spaanse stad Murcia. Neanderthalers mengden en bewaarden hun make-up in de schelpen. Dat meldt de BBC. Tot vandaag werd wetenschappelijk aangenomen dat alleen de moderne mens make-up draagt ter versiering en voor rituelen.

 

schelpen

 

Schelpen die door Neanderthalers als hanger zijn gebruikt.

Eindelijk-sierade-267343e

 

 

Sint jakobsschelp  ,met rechts resten van oker  / Foto  PNAS

schelp hierboven is Neanderthaler-‘kunst’, tenminste wat er na 50.000 jaar van over is. Het is een tweezijdig afgebeelde halve sint-jakobsschelp uit de ondiepe Neanderthalergrot Cueva Anton uit Zuidoost-Spanje. De ene kant is van nature rossig, aan de andere kant zijn resten gevonden van rode en gele oker. Een team van zeventien geleerden (onder leiding van João Zilhão ) presenteert deze en verwante vondsten deze week in de Proceedings of the National Academy (Early Edition, online).

 

Volgens hen is het waarschijnlijk dat deze ‘bijgewerkte’ sint-jakobsschelp als een of ander lichaamssieraad heeft gefunctioneerd. Want wat kan het anders zijn geweest? Oker werd ook wel gebruikt als plakmiddel om gereedschappen te maken, maar van die activiteit zijn geen sporen gevonden in de ondiepe grot. Een bijproduct kan het niet geweest zijn, denken Zilhão en de zijnen.

En deze interpretatie wordt sterker omdat ze meer vondsten hebben, uit een andere grot in Zuidoost-Spanje, de Cueva de los Aviones. Er lagen een paar geperforeerde schelpen uit dezelfde periode, met resten van oker. En een oester met rode oker. Op de scherpe punt van een paardenbot vonden ze ook oker.

Het is bij elkaar niet veel, maar het is wel een belangrijke vondst, omdat voor het eerst duidelijk aangetoond lijkt te zijn dat ook Neanderthalers versieringen gebruikten, een ‘nutteloze’ mooimaking die wijst op symbolisch denken. Tot nu toe werd deze nabije verwant van de moderne mens dit symbolische vermogen vaak ontzegd, simpelweg omdat er nooit duidelijke bewijzen voor waren.

Voor de moderne mens is overigens pas vanaf 40.000 jaar geleden overweldigend bewijs voor symbolisch denken, met de prachtige beeldjes uit Duitsland en de beroemde grottekeningen uit Frankrijk. Maar de laatste jaren worden uit ouder tijden (ca 120.000 tot 70.000 jaar geleden) ook harde bewijzen voor symbolisch denken gevonden, en wel precies dezelfde soort doorboorde schelpen als nu bij de Neanderthalers zijn gevonden.

 

Volgens archeologen van de Bristol University in Wales ontkracht de ontdekking het eerdere vermoeden dat  Neanderthalers “een stelletje halve garen waren” en laat het zien dat ze in staat waren tot symbolisch denken. Wetenschappers vonden sporen van geel pigment, dat mogelijk werd gebruikt als fond . Zij ontdekten ook sporen van een rode stof (rode oker ) die was vermengd met een zwart mineraal.

De Neanderthalers gebruikten sommige schelpen mogelijk als juwelen.

(hlnsydney/kh)

Grooved and perforated “personal ornaments” and ivory ring from the Châtelperronian levels at the Grotte du Renne, France. [Reproduced with permission from Randall White, New York University, New York.]

WIST U DAT……de Neanderthaler al medicijnen gebruikte? 

De Neanderthaler was niet zo handig  in  het knutselen of tekenen.
Daarmee was deze soort een stuk minder creatief dan zijn opvolger: de Homo sapiens. Dat concluderen onderzoekers op basis van archeologische opgravingen en een analyse van de schedels van Neanderthalers en moderne mensen. Hun volledige resultaten zijn te vinden in het blad Current Biology.

De schedel van een Neanderthaler en moderne mens was bij de geboorte ongeveer even groot. Maar in het eerste jaar van hun leven, ontwikkelden de beide soorten zich heel anders. En die subtiele veranderingen in het prille begin van de hersenontwikkeling kunnen grote gevolgen hebben, zo ontdekten de onderzoekers.

Communiceren
Onder meer de sociale cognitie, de communicatie en creativiteit wordt in die prille fase gevormd en beïnvloed. De veranderingen die de Neanderthaler en Homo sapiens doormaakten, verklaren mogelijk waarom de eerstgenoemden niet in staat waren om via kunst te communiceren en waarom de moderne mens een voorsprong had op de Neanderthaler.

Kunstenaar
“Als je een artiest bent, dan moet je symbolen begrijpen,” meent onderzoeker Philipp Gunz. “Je moet de betekenis begrijpen. Je moet op een bepaalde manier naar de wereld kijken en het lijkt erop dat de Neanderthalers dat niet konden.”

Moderne mensen daarentegen produceerden rotstekeningen en andere kunstvormen. Ook waren ze creatiever in bijvoorbeeld de jacht. “Het is niet zo dat we op hen (de Neanderthalers, red.) neer kunnen kijken. We hebben het nog niet zo ver geschopt. En hun uitsterven is geen directe consequentie van deze specifieke ontwikkeling.” Wel verklaart het waarom de moderne mensen creatiever en flexibeler waren; eigenschappen die nodig zijn om het op aarde vol te houden.

°

http://www.nu.nl/wetenschap/3866603/neanderthalers-maakten-rotstekeningen.html

Ook Neanderthalers maakten rotstekeningen

Voor het eerst hebben wetenschappers rotstekeningen van de Neanderthalers ontdekt. In een grot (1)in Gibraltar vonden zij inkervingen in de vorm van een kruis die zeker 39.000 jaar oud zijn.

The art, discovered inside Gorham's Cave in Gibraltar (marked) is believed to have been made by Neanderthals because experts have previously found Neanderthal artefacts there in the overlaying layers of the cave
The art, discovered inside Gorham’s Cave in Gibraltar (marked) is believed to have been made by Neanderthals because experts have previously found Neanderthal artefacts there in the overlaying layers of the cave
°
Creative? The find is significant because it indicates that modern humans and Neanderthals (stock image) shared the capacity for abstract expression, according to a team of scientists who studied the site

Creative? The find is significant because it indicates that modern humans and Neanderthals (stock image) shared the capacity for abstract expression, according to a team of scientists who studied the site

Tot nu toe werden rotstekeningen, zoals die in het Zuid-Franse Lascaux en het Noord-Spaanse Altamira, alleen aan de moderne mens (Homo sapiens) toegeschreven.

De wetenschappers onder leiding van Ruth Blasco en Clive Finlayson van het Gibraltar-museum in de Britse stad op het Iberisch schiereiland beschrijven hun bevindingen in de Proceedings of the Nationaal Academy of Sciences (PNAS).

De Gorhamgrot in Gibraltar is al langer bekend als plaats waar Neanderthalers hebben gewoond. De onderzoekers ontdekten de tekeningen op een groot, natuurlijk platform dat ongeveer 40 centimeter boven het niveau van de toenmalige bodem van de grot lag.

De wetenschappers berekenden dat de onderste deklaag boven de tekeningen 39.000 jaar oud is. De tekeningen zelf moeten ouder zijn. In die tijd leefde Homo sapiens niet in het zuidoosten van het huidige Spanje.

Door: ANP

Cave art inside Gorham's Cave
This undated image provided by the ‘Journal’ shows a Neanderthal rock engraving at Gorham’s Cave in Gibraltar. (AP Photo/Courtesy of Stuart Finlayson via Journal)
But is it art? Lines scratched into a cave could be proof that Neanderthals were more intelligent and creative than previously thought and some experts claim they are the first known examples of Neanderthal rock art
But is it art? Lines scratched into a cave could be proof that Neanderthals were more intelligent and creative than previously thought and some experts claim they are the first known examples of Neanderthal rock art (2)
°      
(1)Gorhams Grot
>> is een natuurlijke zee grot in het Britse Overzeese Grondgebied van Gibraltar, de plek wordt beschouwd als een van de laatst bekende woonplaatsen van de Neanderthalers. -knip-http://en.wikipedia.org/wiki/Gorham’s_Cave /http://archaeology.about.com/od/neanderthals/a/g …
(2) Natuurlijk interessant dat ze ook grotschilderingen maakten, maar het is niet van ‘wauw, nu is ons beeld van Neanderthalers opeens 180graden gedraaid’
–> Hoeveel vaker gaan we nog een bericht krijgen met als tendens ‘Neanderthalers waren eigenlijk best slim’.
–> Ik mag toch hopen dat iedereen dat  onderhand wel weet.
–> Als het zo doorgaat met het ophemelen van neanderthalers komt straks de ontdekking dat “blanke en  aziatische  mensen daarom intelligenter zijn dan afrikanen”
‘ Dat Europeanen beter scoren op IQ tests heeft per definitie niets te maken met intelligentie, maar met de manier waarop de test is opgezet. Het goed maken van een IQ test is net zo zeer te trainen als het koken van een perfecte spaghetti bolognese of het spreken van een andere taal. Onderwijs en regelmatige testen van het geleerde zullen dus vrij automatisch leiden tot betere gemiddelde resultaten op IQ tests. En laat een groot deel van Afrika nou net goed onderwijs ontberen door jarenlange conflicten en uitbuiting, mede door westerse inmenging in verleden(en heden ) ‘
°
In het PHYS ,ORG – artikel staan meer twijfels  aan de   speculatieve betekenis van deze inkervingen  door de  plaatstelijke  neanderthalers  :“Not everyone is convinced: Another recently published study examining the dating of various archaeological sites across Europe raises the possibility that the artifacts may not have been made by Neanderthals but by modern humans. Neanderthals disappeared between 41,030 and 39,260 years ago, while modern humans arrived in Europe about 45,000-43,000 years ago, according to that study, leaving several thousand years of overlap.
“Any discovery that helps improve the public image of Neanderthals is welcome,” said Clive Gamble, an archaeologist at the University of Southampton, England. “We know they spoke, lived in large social groups, looked after the sick, buried their dead and were highly successful in the ice age environments of northern latitudes. As a result rock engraving should be entirely within their grasp.”
“What is critical, however, is the dating,” said Gamble. “While I want Neanderthals to be painting, carving and engraving, I’m reserving judgment.”http://phys.org/news/2014-09-cave-art-neandertha …
http://www.scientias.nl/neanderthalers-tekenden-hashtag-grot-op-gibraltar/104876

Wetenschappers hebben in een grot op Gibraltar een abstract kunstwerk ontdekt dat waarschijnlijk door Neanderthalers is vervaardigd. Het zou het eerste overtuigende bewijs zijn dat Neanderthalers zich artistiek uitten.

Het is niet voor het eerst dat onderzoekers stokoude kunstwerken ontdekken. In 2012 stuitten wetenschappers al op rotstekeningen die meer dan 40.000 jaar oud waren. Met het oog op de hoge leeftijd van de tekeningen werd toen voorzichtig gesteld dat ze wellicht door Neanderthalers waren vervaardigd. Maar overtuigend bewijs dat Neanderthalers in staat waren tot het maken van kunst en dus tot abstract denken.

Kunst
Tot nu. Op Gibraltar hebben onderzoekers overtuigend bewijs ontdekt dat suggereert dat Neanderthalers kunstwerken vervaardigden. Ze ontdekten in een grot een eenvoudige tekening (zie de afbeelding hierboven) die veel weg heeft van een hashtag. Het abstracte patroon bevond zich onder een laag sedimenten waarin eerder spullen van Neanderthalers zijn teruggevonden. Dat suggereert dat het kunstwerk ouder is dan die spullen – die ongeveer 39.000 jaar geleden gemaakt werden. Een chemische analyse van de mineralen die de tekening bedekken, onderschrijft dat: de tekening werd vervaardigd voor de laag sediment daarboven ontstond.

Opzettelijk
Maar zijn de strepen wel echt kunst? Of zijn het misschien sporen die tijdens andere activiteiten van de Neanderthalers zijn ontstaan? Ook dat zochten de onderzoekers uit. Ze maakten foto’s van de sporen die de gereedschappen waarmee de strepen werden gemaakt, achterlieten. Vervolgens vergeleken ze die sporen met sporen van de verschillende gereedschappen waarmee de Neanderthalers werkten. Ze konden zo vaststellen dat de tekening waarschijnlijk met opzet is vervaardigd door een scherp voorwerp herhaaldelijk over de rots te bewegen. De tekening is dus niet het toevallige overblijfsel van andere werkzaamheden waarbij Neanderthalers met scherpe voorwerpen werkten.

Het onderzoek draagt bij aan een andere kijk op de Neanderthaler. Lang werd de Neanderthaler gezien als een woeste, weinig verfijnde mensachtige. Maar het bewijs dat suggereert dat Neanderthalers helemaal niet zo woest waren en verrassend veel gemeen hebben met ons moderne mensen stapelt zich op.(3)

Zo weten we dat de Neanderthalers hun doden begroeven, zich qua intelligentie met de moderne mens konden meten, hun lichamen versierden en een verrassend veelzijdig dieet hadden.

“Deze resultaten dragen bij aan het bewijs dat op andere plekken is aangetroffen en dat suggereert dat de intellectuele capaciteiten van de Neanderthaler in het verleden onderschat is,”  (3) 

zo schrijven de onderzoekers in hun paper.

 

(3) Neanderthalers  zijn gelijkwaardig aan –  maar toch  ook  anders dan homo sapiens    ? Ze bezitten wel een grotere  hersenmassa  … maar het gaat om

–    de kwaliteit en niet  om de kwantiteit van die neurale weefsels  ….

–    en om de inhoud  die in die hersenen ( bijvoorbeeld :  de culturele bagage  die daadwerkelijk     hielp bij het overleven ) was /werd  opgeslagen   // uiteindelijk stierf de neanderthaler uit ….. 

Wetenschappers hebben bewijs gevonden dat Neanderthalers in staat waren om zeer verfijnde lichaamsversieringen en gereedschappen te produceren, maar…
Wetenschappers hebben indirect bewijs gevonden dat Neanderthalers vis aten. Het suggereert dat het dieet van de Neanderthalers veelzijdiger…
°

 

 

Neanderthalerpsychologie  ?

‘Neanderthalers waren slechte sociale netwerkers’  ?

Ze hadden weliswaar even grote hersenen als de moderne mens, maar een veel minder complexe (materieele ?) cultuur.

Het”hogere” denkwerk( zeg maar het technische  en versatile  vernuft )  dat hier voor nodig is, ging de Neanderthaler misschien   boven de pet. ?

Dat beweren Britse wetenschappers aan de hand van schedelmetingen.

Sapiens_neanderthal_comparison_en_blackbackground

Neanderthalers hadden grotere ogen dan moderne mensen die in die tijd leefden. Ook was een groter deel van hun brein betrokken bij het verwerken van visuele informatie. En daardoor bleef er minder ruimte over voor andere – ook niet onbelangrijke – onderdelen van het brein. En wellicht werd dat de Neanderthaler fataal.
Bronmateriaal:
Neanderthal vision focus gives clues to extinction” – NHM.ac.uk
     neanderthaler
De  onderste  foto hierboven  is gemaakt door © Chris Stringer/Musée de l’Homme Paris.

Voor wetenschappers die zich bezig houden met de menselijke stamboom is het een raadsel waarom Neanderthalers ondanks hun grote hersenen toch een minder complexe cultuur hadden dan hun tijdgenoten van onze eigen soort. Onderzoekers van de Universiteit van Oxford en het Natural History Museum in Londen denken misschien een antwoord gevonden te hebben. Ze publiceerden daar gisteren over in The Proceedings of the Royal Society B.

Grote ogen

Van grotere hersenen wordt je niet automatisch slimmer. Uit onderzoek naar de hersenen van verschillende soorten apen blijkt dat er geen direct verband bestaat tussen het volume van de schedelpan en de organisatie van de hersendelen daarbinnen. Verschillend gebruik leidt tot verschillen in organisatie. Dat geldt ook voor mensen.

De auteurs halen het voorbeeld aan van mensen die Afrika verlieten en zich verder van de evenaar vestigden. Zij ontwikkelden grotere oogbollen dan mensen die zich dichter bij de evenaar vestigden. Hoe verder van de evenaar, hoe minder zonlicht het aardoppervlak belicht. Met grotere ogen zie je bij minder licht toch nog evenveel. Omdat de mens een relatief recente immigrant uit Afrika is, zijn deze verschillen klein.

Neanderthalers daarentegen evolueerden verder van de evenaar en hebben langer de tijd gehad om zich aan de Europese omstandigheden aan te passen. Ze hadden grotere oogkassen (een van de conclusies uit dit onderzoek) en daarmee grotere oogbollen. Daarnaast was ook het lichaam van de Neanderthaler groter dan dat van de mens.

Waarom grotere ogen?

Dat Neanderthalers grotere ogen hadden en ook een groter deel van hun brein gebruikten om visuele informatie te verwerken, is goed te verklaren. De Neanderthaler leefde op hogere noordelijke breedtes en daar is aanzienlijk minder licht dan bijvoorbeeld in de tropen. Vandaar dat de Neanderthalers onder meer die grotere ogen goed konden gebruiken. Vandaag de dag zien we datzelfde bij moderne mensen die op hogere breedtes wonen: ook zij hebben vaak grotere ogen en een grotere visuele cortex.

Absoluuut even groot

Afgaande op hun grotere lijf en ogen, beredeneren de onderzoekers dat de hersendelen van Neanderthalers die betrokken zijn bij kijken en bewegen groter waren dan die van de moderne mens. Ze trekken deze volumes af van het totale hersenvolume en komen zo tot een gecorrigeerd hersenvolume (standardized endocranial volume). Dat deden zij voor schedels van moderne mensen en Neanderthalers die tegelijkertijd leefden. In de jongste groep tijdgenoten (27.000-75.000 jaar geleden) bleken Neanderthalers en moderne mensen in absolute zin gelijke hersenvolumes te hebben. De moderne mensen hadden echter een groter gecorrigeerd hersenvolume. In de oudste groep (76.000-200.000 jaar geleden) hadden mensen zowel een absoluut als gecorrigeerd groter hersenvolume.

Maar wacht eens even, Neanderthalers hadden toch juist grotere hersenen dan mensen? Eerste auteur Eiluned Pearce van de Universiteit van Oxford licht toe: ‘vergeleken met nu levende mensen hebben zowel Neanderthalers als hun menselijke tijdgenoten grotere hersenen (door hun grotere lichaam). Maar in onze dataset, die de grootste verzameling gegevens van Neanderthalers en moderne mensen uit die tijd bevat, is er geen verschil in grootte van de hersenen. De indruk dat Neanderthalers grotere hersenen hadden dan wij is ontstaan door vertekeningen in kleine datasets, of men vergelijkt ze met nu levende mensen.’ Misschien zegt dat wel iets over de kwaliteit van het paleodieet.

Sociale netwerken

Die delen van de hersenen die niet betrokken zijn bij kijken en bewegen (het gecorrigeerde hersenvolume dus) zijn nu juist de delen die je nodig hebt voor het betere denkwerk.

Denkwerk dat dan weer nodig is voor het aankunnen van ingewikkelde sociale netwerken, zo stellen de auteurs.

‘Bij mensen is er een positieve relatie tussen de grootte van de orbitofrontale cortex en de grootte van het sociale netwerk. Hoe groter dit hersengebied, hoe groter het sociale netwerk dat een persoon kan onderhouden’, stelt Pearce.

Maar het exacte formaat van die orbitofrontale cortex in het Neanderthalerbrein blijft natuurlijk giswerk.

In dit onderzoek is die hindernis genomen door bovengenoemde hersenvolumes te vergelijken. Bij apen bestaat namelijk ook een verband tussen hersenvolume en groepsgrootte. Om uit te drukken hoe weinig sociaal de Neanderthaler was, gebruiken de auteurs een speciale maat: onze voorouders konden gemiddeld een sociaal netwerk van wel 139 relaties aan, terwijl hun contactschuwe Neanderthalerburen slechts een schrale 115 connecties aankonden.

Aannames

De onderzoekers zoeken in hun resultaten naarstig naar verklaringen voor observaties in de archeologie die raadselachtig zijn.

Uit archeologische vondsten blijkt ook dat Neanderthalers kleinere en geografisch minder uitgebreide sociale netwerken hadden. Maar als Neanderthalers minder hersencapaciteit over hadden voor het hogere denkwerk is dat begrijpelijk. Dat verklaart dan natuurlijk hun veel minder ontwikkelde materiële cultuur. Neanderthalers waren namelijk minder goed in dingen uitvinden, konden die uitvindingen minder goed doorgeven naar de volgende generatie en die konden er vervolgens nog minder op voortborduren.

En zo kan het dat de uit de kluiten gewassen Neanderthaler met zijn grote ogen zich niet kon aanpassen aan de ecologische veranderingen die de ijstijden met zich meebrachten, terwijl hun kleinere neven het wel redden (zie hier andere theorieën).

Door de stapeling van aanname op aanname geeft dit onderzoek de indruk dat je dezelfde schedels een heel andere inhoud kan toedichten. Correctie of niet, intelligentie heeft bij mensen niet zozeer te maken met hoe groot de hersenen zijn, maar om de verbindingen die tussen de neuronen worden gelegd. Het gaat niet om kwantiteit, maar om kwaliteitGecorrigeerde hersenvolumes met elkaar vergelijken kan zodoende net zo goed appels met peren vergelijken zijn als het vergelijken van absolute hersenvolumes.

Paleopsychologie

Nog even terug naar het heden. Noord-Europeanen zijn afstammelingen van de mensen die zich ver van de evenaar in lichtarme gebieden vestigden. Zij hebben in mindere mate dezelfde aanpassing ondergaan als Neanderthalers. Toch hebben verschillen in het formaat van de ogen bij ons niet geleid tot verschillen in ontwikkeling van materiële cultuur, complexiteit van sociale netwerken en derhalve overlevingskans. ‘ Het verschil is dat de vergroting van visuele gebieden in moderne mensen die verder van de evenaar leven, resulteerden in grotere hersenen in absolute zin. Bij de Neanderthaler is dat niet zo,’ licht Pearce toe.

Het liefst zou je een Neanderthaler aan een IQ test onderwerpen. Dat kan niet. Als je dan toch iets wilt zeggen over wat hun verstandelijke capaciteiten te maken hebben met de verschillen tussen hun materiële cultuur en de onze en de reden van hun uitsterven, zul je hoe dan ook moeten roeien met de riemen die je hebt.

Het reconstrueren van het verleden aan de hand van vondsten maakt nu eenmaal gebruik van aannames en hedendaagse analogieën. En zo kun je aan de hand van de harde delen van de schedel misschien wel aanwijzingen vinden over de zachte delen daarbinnen. Misschien is uit de kruisbestuiving van experimentele psychologie, antropologie en paleontologie wel een nieuw wetenschapsdiscipline geboren: de paleopsychologie.

  • Wat een onzin dit ‘onderzoek’, werkelijk op lucht gebaseerd. Neanderthalers leefden en jaagden in groepen, wat complex denkwerk en goede communicatie vergt.Er zijn zelfs aanwijzingen dat neanderthalers oip het eiland Jersey er in waren geslaagd mamoeten in de val te lokken wat wel degelijk gecoordineerd groeps jachtwerk ( en mogelijk gebruik van vuur ) zal hebben geeist
  •  http://www.kenozoicum.nl/database/neanderthaler.html
  •  … maar misschien waren  de jachtgroepen van de neanderthaler normaliter  gewoon   kleiner ( sociale interacties  met  115 verschillende   mensen kon deNeanderthaler  wél aan vermelden de auteurs al ) Bovendien zijn kleinere jachtgroepen  mogelijk veel efficienter ( want niet zo vlug te detecteren door de prooien ? ) …Bovendien zijn jagersgroepen ( en populaties van die mensen )   in koudere gebieden  ( eskimo’s ) kleiner in aantal  omdat ook het jachtwild zeldzamer is …. Overleven in  dunbevolkte gebieden met beperkt aanboorbaar voedselaanbod( neanderthalers waren uitsluitend carnivoor ? net zoals ijsberen en eskimo’s )  is echter sowieso een  evolutionaire druk die de selektie van specialisten  ( ook op praktisch inschattings-denken  ) moet bevorderen
  •  Ze hebben het 200.000 jaar uitgehouden onder de moeilijkste omstandigheden. In veel opzichten waren ze superieur aan de huidige mens, maar dat blijkt voor veel mensen moeilijk te begrijpen.
  • Misschien waren de moderne mensen die in de nadagen van de neanderthaler in hun gebied opdoken,  ” anders ”  wat betreft hun creatief   denkwerk en opportunistische  jachttechnologieen ( veel meer grootschalige  drijfjacht met meer slachtoffers  –> bijvoorbeeld  op paarden die ze opjaagden en   lieten neerstorten in ravijnen ? ) en misschien   ook in staat andere voedselbronnen aan te boren dan dierlijke  , terwijl neanderthalers  strikte specialisten bleven ….Homo sap kaapte dan  gewoon een groot deel van het voedselaanbod weg door  meer inventieve  en succesrijke   jachtmethodes  uit te vinden(bovenop de reeds door hen gekende  en de van de plaatselijke neanderthaler afgekeken methodes  )   die meteen ook de mogelijkheid verschafften een grote homo sap populatie te onderhouden  …..Maar dat kan je ook sterk betwijfelen  en ipv  stellen dat   homo sap  net zoals de conquistadores de  plaatselijke  ( zuid amerikaanse  )bevolking  hoofdzakelijk  decimeerden door  (onbewust ) hun  ziektes te verspreiden waarvoor ze zelf immuum waren geworden … Vergeten we trouwens niet  dat vooral in de tropen het aantal ziekten groter is dan in koude streken ….In feite  stierf de neanderthaler  volgens die hypothes  , mee uit  aan de geimporteerde  ziekten die de  emigrerende homo sap bij zich droeg … tenslotte was homo sap een invasieve exoot  die van alle kanten de niche van de neanderthaler ging bedreigen en overnemen ( ook door kannibalisme ? )Het hoeft niet altijd een zogenaamde ” grotere” of  betere   intelligentie te zijn  om plots de overheerser te worden ….
  • Er zijn tussen de thans levende mensen grote verschillen in sociaal functioneren. Ook zijn er wat dat betreft grote verschillen tussen onze voorouders uit bijvoorbeeld de 19e eeuw en onze smartphone generatie. Deze enorme sociale verschillen berusten duidelijk niet op verschillen  in anatomie, hersengrootte of hersenbouw maar het zijn groepsverschijnselen: Mensen gedragen zich anders als ze tot een andere groep of cultuur behoren. Tussen de individuen binnen de groepen zijn er dan wel weer verschillen, die voor een groot deel op anatomie en genen berust. In het gemiddelde tussen de groepen mensen zijn die verschillen thans vrij klein. Dat zal tussen de Neanderthalers en de moderne mensen wel veel groter  kunnen  geweest zijn. Toch zullen ook hier veel sociale verschillen sociaal bepaald zijn geweest.

Neanderthaler baarde zwaar

Zwangerschap en groei van hersenen leken op die van moderne mens

Twee Neanderthalerbaby's: een week oud en 19 maanden.    Beeld PNAS
Twee Neanderthalerbaby’s: een week oud en 19 maanden.
Beeld PNAS

11 september 2008

De zwangerschap van de Neanderthaler verliep net als bij moderne mensen: negen maanden lang en een lastige bevalling. Dat tonen scans van de best bewaarde Neanderthalerbaby’s.

Hendrik Spiering

.

Neanderthalervrouwen hadden dezelfde zware bevallingen als moderne mensen.

Dit blijkt uit een computerreconstructie waarbij een 3D-model van een pasgeboren Neanderthalerbaby door een 3D-model van het bekken van een Neanderthalervrouw werd gevoerd.

Het bekken is iets wijder dan dat van moderne vrouwen, maar de baby moest met zijn grote hoofd toch dezelfde moeilijke draai maken als alle mensenbaby’s in het geboortekanaal.

Uit de reconstructie bleek ook dat de hersenomvang van de Neanderthalerbaby ongeveer 400 kubieke centimeter (cm3) was, even groot als bij mensen.

Dat maakt het erg waarschijnlijk dat de zwangerschap van Neanderthalers ook negen maanden duurde, zo schrijft een onderzoeksteam onder leiding van Marcia S. Ponce de Le처n enChristoph Zollikofer (Universiteit van Z체rich) deze week in de Proceedings of the National Academy of Sciences (Early Edition, online).

Uit vergelijking van de babyreconstructie met een 3D-model van twee iets oudere Neanderthalerkinderen (van anderhalf en twee jaar) leidden de onderzoekers verder af dat de hersengroei bij Neanderthalers in de eerste jaren groter was dan bij mensenkinderen. De groei valt nog wel net binnen de moderne menselijke variatie.

De onderzoekers benadrukken dat die snellere hersengroei niet betekende dat Neanderthalerkinderen eerder klaar waren met hun groei dan mensenkinderen. Ze moesten ook groter groeien, wantvolwassen Neanderthalers hadden gemiddeld grotere hersenen dan moderne mensen: ruim 1.500 cm3 tegen 1.350 cm3 voor Homo sapiens.

Ponce de Le처n en Zollikofer baseerden hun computermodellen op unieke Neanderthalerskeletten: de drie enige redelijk overgebleven jonge Neanderthalerkinderen en de enig bekende Neanderthalervrouw.

Het babymodel is gebouwd op een vrij compleet skelet van een pasgeboren Neanderthalerkind uit de Russische Mezmaiskaya-grot in het noorden van de Kaukasus. Het werd in 1993 gevonden en is ongeveer 60.000 jaar oud. In een ziekenhuis in St. Petersburg gingen de botten de CT-scan in en werd het lichaam elektronisch weer in elkaar gezet. De twee oudere kinderen leefden bij de Dederiyeh-grot in Syrië, circa 50.000 jaar geleden – toevallig werden hun botten ook in 1993 opgegraven. Die werden gescand in een ziekenhuis in Tokio.

De reconstructie weerlegt een hardnekkige theorie dat Neanderthalers een langere zwangerschap hadden dan moderne mensen. Want, zo redeneren de onderzoekers, als Neanderthalersbaby’s sneller groeien maar met een even groot hoofd ter wereld komen als moderne mensen, zal hun verblijf in de baarmoeder echt niet langer hebben geduurd.

De 400 cm3 hersenomvang is waarschijnlijk het maximum waarmee een mensachtige ter wereld kan komen, vermoeden ze. Het bekken van de vrouw kan niet veel breder worden zonder dat ze ernstige problemen met lopen krijgt.

Ze vermoeden verder dat de moeizame draai die de baby met het hoofd door het geboortekanaal moet maken al 450.000 jaar oud is. Want rond die tijd leefde de laatste gemeenschappelijke voorouder van de moderne mensen en de Neanderthaler, met ook al behoorlijk grote hersenen (ca. 1200 cm3).

Dat Neanderthalers een langere zwangerschap hadden en dus ook minder hulpbehoevende kinderen ter wereld brachten, werd lange tijd gedacht.

Ze hebben een langer schaambeen dan de mens, en dat kan betekenen dat ook het geboortekanaal groter is.

Met de vondst van een complete (mannelijke) Neanderthalerheup in 1983 bleek die bekkenopening helemaal niet zoveel groter.

Het idee van de langere zwangerschap bleef nog lang rondzingen, ook al omdat het zo mooi zou passen bij idee챘n dat Neanderthalers een veel kortere jeugd hadden. Tegen beide idee챘n nemen Ponce de L챕on en Zollikofer deze week dus stelling.

In hun interpretatie worden ze gesteund door andere Neanderthaler-onderzoekers. Chris Stringer van het Natural History Museum in Londen laat weten dat hij achttien jaar geleden al tot vergelijkbare conclusies kwam over het levenstempo van onze naaste hominide verwanten.

De Neanderthalers hadden ten minste even grote hersenen als wij en het kost nu eenmaal tijd om zo’n brein te laten groeien.”

Ook archeoloog Wil Roebroeks van de Universiteit Leiden, die veel onderzoek doet naar de leefwijze van Neanderthalers, is blij.

Dit past helemaal in het idee dat grote, kostbare hersenen, een lang leven met een lange jeugd en een op kennis gebaseerde manier om voedsel te verzamelen, één pakket vormden. Dat was de evolutionaire niche van de jagers-verzamelaars. Wat we weten van Neanderthalers past daar goed in: grote hersenen én veel vlees in het dieet.”

Naaste verwant

Neanderthalers (Homo neanderthalensis) leefden van 150.000 tot 25.000 jaar geleden in Europa. Zij vormden de naaste verwanten van de moderne mens. De laatste gemeenschappelijke voorouder van mens en Neanderthaler leefde ca. 450.000 jaar geleden. Ter vergelijking: die van mens en chimpansee leefde zes à zeven miljoen jaar geleden. Waarom de Neanderthaler is uitgestorven is een van de grootste kwesties uit de archeologie. De moderne mens (Homo sapiens) ontstond circa 200.000 jaar geleden in Afrika.

Neanderthalers waren met 15 jaar al volwassen Neanderthalers waren al volwassen tegen de tijd dat ze 15 jaar oud waren, meldt een onderzoek in het wetenschappelijke tijdschrift Nature.
(eigenlijk zijn ook de meeste  homo sap  volkeren reeds  geslachtsrijp op die leeftijd  … dat is de werkelijke  fysieke  volwassenheid  / en  die schijnt zelfs in toenemende mate te verlagen  ) 
Franse en Spaanse onderzoekers analyseerden de groeistadia die te zien zijn in de tanden van Neanderthalers, moderne mensen en nog twee andere menselijke soorten.
Pauzes in de ontwikkeling van het glazuur van kronen laat zien hoe snel tanden groeien.Bij de Neanderthalers vormden de kronen 15% sneller dan bij ons, dat betekent dat zij volwassen werden op het moment dat wij nog midden in de puberteit zitten. Perikymata zij verstoring in de afzetting van kroonglazuur die bewaard blijven aan de tandoppervlakte als een aantal kleine horizontale lijntjes.
Als de perikymata dicht bij elkaar staan duidt dit op een trage groei, als ze verder uit elkaar liggen betekent dit een snellere groei.In de moderne mens (Homo sapiens) daalt de groeisnelheid dramatisch na de formatie van de bovenste helft van de kroon. Dit leidt tot dichter bij elkaar gelegen perikymata in de onderste helft van de kroon.Levenssnelheid
In het Nature artikel analyseerden Fernando Ramirez Rozzi en Jose Bermudez de Castro snij- en hoektanden van 119 individuele menselijke overblijfselen uit Europa die uit een periode van 800.000 jaar komen. Zij ontdekten dat perikymata over het algemeen verder uit elkaar lagen bij primitieve mensen zoals de Neanderthalers, Homo heidelbergensis en Homo antecessor dan bij onze eigen soort.De Neanderthalers hadden echter de meeste ruimte tussen hun perikymata. Volgens de auteurs geeft dit aan dat de Neanderthalers in het geheel snel groeiden. Dit snelle groeitempo zou de evolutionaire uitkomst kunnen zijn van hoge sterfte onder volwassenen in Neanderthal populaties.“Als je hoge sterfte hebt kun je dat op twee evolutionaire manieren oplossen. Een manier is om de periode van groei zo kort mogelijk te houden en de andere is om zoveel mogelijk nakomelingen tegelijkertijd ter wereld te brengen,” aldus Dr. Ramirez Rozzi van het Centre National de la Recherche Scientifique in Parijs.
In mensen is het geen optie om meer dan twee of drie kinderen per keer te krijgen. Ik denk dus dat de hoge sterfte onder Neanderthalers de selectieve druk is die verantwoordelijk was voor hun snelle groei.”
Vertelde Professor Christopher Dean, van het University College London, BBC News Online.
Mijn gevoel zegt dat de auteurs gelijk hebben. Ze hebben echter niet gekeken naar de interne histologie op de tanden en ze hebben niet naar kiezen gekeken.”
 Ik denk dat in de toekomst er meer prioriteit moet worden gegeven aan kiezen omdat deze echt cruciaal zijn in het nagaan van de levensgeschiedenis.Hersenwinst 
Sommige wetenschappers hebben een tragere groei gekoppeld aan het groter worden van de hersenen gedurende onze evolutie.
Maar de Neanderthalers lijken een omgekeerde evolutie te volgen, met snelle groei en grote hersenen. Het resultaat laten zien dat de trend wel eens volslagen willekeurig kan zijn zei Dr. Ramirez Rozzi.Dr. Christopher Zollikofer, een antropoloog aan de universiteit van Zurich, zei dat het werk goed aansloot bij zijn eigen onderzoek van de schedels van Neanderthalers en moderne mensen.
“De Neanderthalers hadden waarschijnlijk voor wat betreft hersenontwikkeling een zelfde groeitempo als moderne mensen,” zei hij. “Maar zodra dit klaar was, op een leeftijd van ongeveer drie of vier, moesten de Neanderhalers het tempo flink opvoeren”.
“Moderne mensen kregen meer tijd om op mentaal niveau te ontwikkelen. Als je langzamer groeit, dan leer je meer.”
Het resultaat ondersteunt de theorie dat de Neanderthalers carnivoren waren. Ze moeten wel een dieet hebben gehad met heel veel calorieën om de snelle groei en grote hersenen te kunnen behouden.2004 – Nature

Kindertijd Neandertaler en Homo sapiens even lang

– Neandertalers deden vrijwel even lang over het bereiken van fysieke volwassenheid als de moderne mens. Dat leiden Britse paleontologen af uit inwendige scans van twee Neandertalerkiezen.

In het tijdschrift Nature(november 2006) laten Christopher Dean en zijn team van het University College in Londen deze week zien dat de kiezen ongeveer in hetzelfde tempo in de kaak groeiden als bij moderne mensen.

Dat is af te leiden uit de groeiringen in het tandglazuur, die in driedimensionale reconstructies van de kiezen te zien zijn. Bij Neandertalers duurde de ontwikkeling gemiddeld 8,7 jaar, bij de moderne mens is dat 9,0 jaar.

De aanhechting van het glazuur en het tandbeen maakt Neandertaler-kiezen wel anders dan mensenkiezen. Ook vond de vorming van de de wortel relatief laat plaats. Maar het ontwikkelingstempo is volgens Dean vergelijkbaar met dat van de modernere Cro Magnon of Homo sapiens.

Deans bevindingen spreken volgens het artikel in Nature de gangbare theorie tegen dat de primitievere Neandertalers in veel kortere tijd volwassen werden.

De twee kiezen zijn relatief weinig afgesleten exemplaren uit een vindplaats bij La Chaise-de-Vouton in Frankrijk. De kiezen werden gescand en in drie dimensies gereconstrueerd. Eerdere studies van Neandertaler-kiezen waren alleen gebaseerd op de buitenkant.

Neanderthaler leefde haastig en stierf jong

11/01/10
Neanderthalers waren veel eerder volwassen dan wij moderne mensen. Dat concluderen wetenschappers op basis van een analyse van de tanden van elf Neanderthalers en Homo sapiens. Volgens de onderzoekers waren de Neanderthalers een soort waarvoor gold: live fast, die young. En dat kan hen wel eens fataal zijn geworden.De moderne mens ontwikkelt zich langzaam en gaat jarenlang als kind door het leven. En dat is unieker dan gedacht, zo blijkt nu. Die langzame ontwikkeling is tegelijkertijd een kenmerk dat ons een voorsprong kan hebben gegeven op bijvoorbeeld de Neanderthaler.Tanden
De onderzoekers baseren hun conclusies op een analyse van de tanden. Onze tanden vormen namelijk een soort tijdlijn. Aan de tanden is – net als aan de jaarringen van een boom – te zien hoe snel iemand zich ontwikkelde. Ook kan er zo worden afgeleid hoe oud iemand was toen deze stierf.Snel
Op basis van die tanden konden de onderzoekers vaststellen dat Neanderthalers – net als alle andere primaten – veel ‘sneller’ leefden. Ze werden sneller volwassen, kregen op jonge leeftijd kinderen en leefden aanzienlijk korter dan de Homo sapiens.Ergens is zo’n snel leven positief. De kans dat een Neanderthaler stierf voordat deze zich kon voortplanten, was klein; de soort plantte zich al jong voort. Maar aan de andere kant heeft zo’n snel leven ook veel nadelen. Men heeft namelijk niet de tijd om zich goed te ontwikkelen en het is goed mogelijk dat de Neanderthalers verstandelijk dan ook absoluut geen partij waren voor ons moderne mensen. De kans is dan ook groot dat wij mensen het door rustig aan te doen juist van de Neanderthalers wonnen.

Wat hebben creationisten te zeggen over neanderthalers?

Auteur: Jim Foley
Creationisten wijzen er vaak en bovendien terecht op dat Neanderthalers menselijk waren, maar ze hebben de neiging overeenkomsten tussen de Neanderthaler en de moderne mens sterk te overdrijven.
In 1982 schreef Parker bijvoorbeeld het volgende:
Creationisten uit die periode [rond 1860] wierpen op: ‘Een ogenblikje. Neanderthalers zijn eigenlijk gewone mensen, waarvan er enkelen aan een botziekte leden’. Tegenwoordig delen de evolutionisten en creationisten dezelfde mening: Neanderthalers waren eenvoudigweg mensen, niet méér verschillend van de mensen die vandaag leven dan dat mensen van één bepaald volk verschillen van een ander volk. Parker in (Morris & Parker, 1982)
Ook Huse concludeerde iets gelijkaardigs:
Tegenwoordig wordt de Neanderthaler geclassificeerd onder de noemer Homo Sapiens, en aldus gezien als volledig menselijk. (Huse, 1983)
Maar eigenlijk worden Neanderthalers gewoonlijk geclassificeerd als Homo Sapiens Neanderthalensis, een subsoort van de mens, om de opvallende, consistente verschilpunten met de Homo Sapienste onderstrepen, zoals onder andere hun zware wenkbrauwboog, hun lange, lage schedel en hun robuuste skelet. (Enkele wetenschappers stellen zelfs dat het contrast groot genoeg is om te kunnen spreken van een eigen, afzonderlijke soort, de Homo Neanderthalensis.) Evolutionisten uit de vorige eeuw beweerden al terecht dat deze verschillen tussen de Neanderthaler en de hedendaagse mens echt bestonden. Maar de creationisten hielden voet bij stuk en opperden dat de Neanderthalers gewone mensen waren, en dat de verschilpunten het resultaat waren van verschillende ziektes of andere omgevingsfactoren. Zij hadden echter ongelijk. Wanneer Parker dus schrijft dat de creationisten dit verhitte debat wonnen, kan hem geschiedenisvervalsing verweten worden.
Niettegenstaande wetenschappers in de vorige eeuw het tegendeel bewezen hadden, geloven veel creationisten vandaag verrassend genoeg nog steeds dat Neanderthalers gewoon moderne mensen waren, misvormd door ziektes als artritis, syfilis of rachitis, ook wel bekend als ‘Engelse Ziekte’. Het is waar dat enkele Neanderthalers teruggevonden zijn met tekenen van gezondheidsproblemen zoals artritis, maar dit geldt in geen geval voor alle ontdekte exemplaren. Neanderthalers hebben bovendien erg veel distinctieve kenmerken, en er is geen enkele reden om aan te nemen dat bovenstaande, of mogelijke andere ziektes vele, laat staan al deze kenmerken zouden kunnen veroorzaken op één enkel, laat staan op alle individuen. De huidige moderne kennis en ervaring spreken dan ook de opvatting tegen dat ziekte een oorzaak zou zijn van de typische kenmerken van de Neanderthaler, gezien dezelfde ziektes er niet voor zorgen dat de moderne mens op een Neanderthaler gaat lijken.
In het begin van de 19de eeuw beweerde onder andere de bekende patholoog Rudolf Virchow dat het eerste teruggevonden fossiel van een Neanderthaler er een was van een persoon die leed aan rachitis. Zoals Trinkaus en Shipman (1992) echter duidelijk maken, zou Virchow, een expert op het vlak van rachitis, de eerste moeten geweest zijn om te realiseren hoe ridicuul en ongeloofwaardig deze diagnose wel was. Mensen die lijden aan rachitis zijn immers ondervoed en hebben een gebrek aan calcium, en hun botten zijn zo zwak dat zelfs louter het gewicht van het eigen lichaam zou volstaan die beenderen te doen buigen. De botten van die eerste Neanderthaler waren echter ongeveer 50 % dikker dan die van de modale moderne mens, en behoorden duidelijk toe aan een uitzonderlijk atletisch en gespierd individu.
Lubenow (1992) bouwde voort op het werk van Virchow en Ivanhoe (1970) en stelde dat de specifieke kenmerken van wat men Neanderthalers noemt, veroorzaakt waren door een ijstijd, die zou hebben plaatsgevonden kort na de zondvloed. (Hetzelfde geldt volgens hem ook voor de Homo Erectus en de archaïsche Sapiens.) De combinatie van de voortdurende zware bewolking, het donkere, koude en vochtige klimaat, de grotere behoefte te schuilen en zware kleren te dragen, en een gebrek aan vitamine D, nodig voor een normale botontwikkeling, zouden kunnen geleid hebben tot ernstige rachitis.
Deze verklaring valt om verschillende redenen te weerleggen:

  • Rachitis leidt niet tot de morfologie van een Neanderthaler, noch tot die van een Homo Erectus. Uit verschillende bronnen (Reader, 1981; Tattersall, 1995) wordt duidelijk dat het oorspronkelijke skelet van een Neanderthaler anders was dan gelijk welk tot op heden gekend of ooit gedocumenteerd skelet, ook wanneer men vergeleek met skeletten uit een eeuw waarin rachitis een vaak voorkomende ziekte was.
  • Sporen die wijzen op rachitis zijn erg gemakkelijk terug te vinden, vooral op de groeiende uiteindes van de lange botten van het lichaam. Tot op heden werd, voor zover bekend, nog geen enkele evidentie hiervoor gevonden in een Neanderthaler of Homo Erectus.
  • Ook Virchow zelf beweerde niet dat rachitis de enige oorzaak vormde. Wel concludeerde hij in 1872 dat het eerste mannelijke fossiel van een Neanderthaler aan rachitis geleden had in zijn kindertijd, daarna enkele zware hoofdwonden opgelopen had en op nog latere leeftijd daarbovenop met chronische artritis te maken had gekregen. Dat een hele populatie eenzelfde ziekteparcours zou hebben afgelegd, lijkt op zijn zachtst gezegd niet echt geloofwaardig, maar toch blijft Lubenow koppig volhouden dat deze diagnose even valide is vandaag als wanneer [Virchow] hem eerst maakte
  • De lange botten van de Neanderthaler zijn, net zoals bij rachitisslachtoffers, vaak meer gebogen dan normaal. Maar terwijl rachitis leidt tot een zijwaartse kromming van het dijbeen, buigen de dijbenen van de Neanderthaler naar achteren (Klein, 1989).
  • Mensen kunnen moeilijk de hele tijd in hun schuilplaats gebleven zijn. Voor het verzamelen van voedsel waren ze immers genoodzaakt lange tijd buiten door te brengen (waarschijnlijk veel langer dan de meeste moderne stadsmensen).
  • Fossielen die de meest extreme verschillen met de moderne mens vertonen, zoals die van Homo Erectus, worden vooral gevonden in regio’s als Afrika en Java, die steeds een tropisch klimaat gekend hebben. Dat lijkt het omgekeerde van wat op basis van Lubenows hypothese zou voorspeld kunnen worden.
  • Creationisten beweren gewoonlijk dat het grootste deel van het fossielenbestand bedekt is geweest door de zondvloed uit het bijbelse Genesisverhaal van Noah. Er zijn verschillende honderden fossielen teruggevonden van mensen die na de zondvloed leefden, vermoedelijk in een periode met een algemeen lage populatie en weinig fossilisatie. Waarom vindt men dan niet, onder die teruggevonden fossielen, een veel groter aantal fossielen van mensen die voor de zondvloed geleefd hebben?

Lubenow haalt bovendien aan dat de moderne wetenschappers geen rekening houden met rachitis als een mogelijke oorzaak van ‘Neanderthalisme’, omdat het een ziekte betreft die tegenwoordig zo goed als onbekend is. Dit is echter niet waar. Hoewel het helemaal niet zo vaak voorkomt als vroeger, kent rachitis naast een gebrek aan vitamine D ook nog andere oorzaken, en wordt het wel nog vastgesteld. Informatie over rachitis maakt dan ook standaard deel uit van medische tekstboeken en kan gemakkelijk op het internet worden gevonden: de daar beschreven symptomen vertonen evenwel geen duidelijke overeenkomsten of linken met het skelet of de schedel van de Neanderthaler.
Ironisch genoeg blijkt één van de beste weerleggingen van de hypothese dat ‘Neanderthalisme’ veroorzaakt zou zijn door ziektes als rachitis, syfilis of artritis, afkomstig van een creationistisch auteur, Jack Cuozzo (1998, pp. 275-279). Cuozzo documenteert nauwgezet dat de symptomen van deze ziektes weinig gelijkenissen kennen met de kenmerken van Neanderthalers. (Voor meer info, kun je de review van Cuozzo’s boek Buried Alive raadplegen, van de hand van Colin Groves) ( http://www.talkorigins.org/faqs/homs/cuozzo_cg.html)
Creationisten laten soms doorschemeren dat een paper van Straus en Cave (1957) aantoonde dat Neanderthalers identiek waren aan de moderne mens. Straus en Cave haalden immers het stereotype onderuit, gecreëerd door Boule, dat stelde dat Neanderthalers half rechtop lopende aapmensen waren, gekenmerkt door een schuifelende gang en een uiteenlopende grote teen. Ze maakten duidelijk dat hun houding niet verschilde van de onze. Hun conclusie had aldus enkel betrekking op de houding van de Neanderthaler, en de auteurs beweerden geenszins dat de Neanderthalers identiek waren aan de moderne mens. Integendeel, ze stelden het tegenovergestelde:
Het valt niet te ontkennen dat zijn ledematen, alsook zijn schedel, enkele distinctieve kenmerken vertonen – kenmerken die, allen samengenomen, hem van alle groepen van de moderne mens onderscheiden. Anders gezegd, zijn ‘volledig morfologische patroon’, om het met de woorden van Le Gros Clark (1955) uit te drukken, verschilt van dat van de ‘sapiens’ mens. (Straus, Jr., & Cave, 1957)
Op de tentoonstelling van Neanderthalers in het museum van het ICR (Institute for Creation Research) staat (of stond alvast) het volgende te lezen:
Vele kenmerken van Neanderthalers zijn erg gelijkaardig aan die van oudere mensen die vandaag leven. Aangezien de eerste generaties na de zondvloed en Babel vaak een lang leven kenden, zijn die kenmerken misschien wel in de eerste plaats te wijten aan ouderdom…
Feiten bewijzen het tegendeel: de distinctieve kenmerken van Neanderthalers, in de eerste plaats hun stevige botten en krachtige spieren, lijken juist erg weinig overeenkomsten te vertonen met die van oudere mensen. Dit argument wordt nog minder geloofwaardig wanneer men in rekening brengt dat ook kinderen van een Neanderthaler distinctieve kenmerken vertonen. Diegene die ooit bovenstaande tekst neerpende, denkt waarschijnlijk dan ook dat Neanderthalers gewone moderne mensen waren die aan artritis leden.
Op zijn minst twee evolutionaire wetenschappers lieten de idee heropleven dat de morfologie van een Neanderthaler het resultaat kan zijn van aangeboren ziektes als rachitis (Ivanhoe, 1970) of syfilis (Wright, 1971). Volgens Day (1986) werd geen van beide ideeën later aanvaard, bij gebrek aan volwaardige ondersteuning. Deze beweringen leken dan ook geruisloos en zonder veel ophef te verdwijnen, behalve onder creationisten, die deze namen vaak citeren. Gish (1985), een creationist, gaat desalniettemin nog een stap verder, wanneer hij impliceert dat zelfs de wetenschap dit soort stellingen aanvaardt:
Men heeft nu geconcludeerd dat deze primitieve kenmerken van Neanderthalische mensen niet genetisch, maar eerder pathologisch totstandkwamen.(Gish, 1985)
Straus en Cave (1957) schreven deze opmerkelijke bewering over Neanderthalers neer:
Indien ze konden gereïncarneerd worden en fris gewassen, geschoren en in moderne kledij op de metro in New York worden gezet, valt het sterk te betwijfelen of ze meer aandacht zouden trekken dan sommige andere inzittenden.
Dit citaat zou aldus kunnen aan de oorsprong gelegen hebben van het creationistische argument dat Neanderthalers ‘slechts gewone mensen’ waren (Morris & Parker, 1982). Toch is dit niet echt wat er letterlijk te lezen valt. Iedereen die ooit eens de New Yorkse metro nam, zal het waarschijnlijk eens zijn met de stelling dat de Neanderthaler er dan wel erg vreemd uit moet zien vooraleer hij niet langer aan het erg lakse criterium van Straus en Cave zou voldoen. Gish (1985) verdraait de uitspraak dan ook, wanneer hij stelt dat een Neanderthaler in maatpak gewoon over straat zou kunnen lopen, zonder meer aandacht te trekken dan gelijk welk ander persoon. Die bewering lijkt alvast niet te kloppen.
Johanson en Edey (1981) breiden dit voorbeeld uit naar andere hominiden, en schreven dat wanneer je een Homo Erectus op de metro plaatst, mensen hem eens achterdochtig zouden bekijken. Plaats je een Homo Habilis op de metro, en mensen zouden zich waarschijnlijk naar de andere kant van het rijtuig verplaatsen. Berra (1990) beweert dat wanneer [de Neanderthaler] volledig opgesmukt, geschoren en in maatpak gestoken wordt, hij waarschijnlijk zou kunnen doorgaan als getuige van Jehova.
Trinkaus en Shipman (1992) trachten de bewering dat Neanderthalers niet meer verschillen van de moderne mens dan verschillende levende rassen onderling, te weerleggen, onder andere in de volgende quote:
Slechts erg zeldzaam zou men onder de huidige mensen enkele individuen vinden die één, of misschien enkele van de anatomische karakteristieken met de Neanderthaler delen, maar er kan geen enkele mens, laat staan een hele populatie, teruggevonden worden die de volledige constellatie van eigenschappen bezit die een Neanderthaler definieert. (Trinkaus & Shipman, 1992, pg. 412)
Enkele creationisten, zoals Doug Sharp (1997), wierpen de stelling op dat Neanderthalers in het recente verleden hebben bestaan. Het meest geciteerde voorbeeld betreft een Neanderthaler, die men denkt teruggevonden te hebben met (of soms in) een maliënkolder. Sharp vermeldt bovendien ook een beschrijving van een nog levende Neanderthalerachtige mens, die gevonden werd in de Filippijnen (Nature, December 8 1910, 85:176). Beide rapporteringen zijn zo kort, slechts één enkele paragraaf, dat Sharp ze volledig overneemt. Het probleem met deze beweringen is dat ze gemaakt zijn in een periode waarin Neanderthalers veel minder gekend en bestudeerd waren dan vandaag, en bovendien aangebracht zijn door auteurs die waarschijnlijk niet persoonlijk bekend waren met fossielen van een Neanderthaler. Er was begin de twintigste eeuw immers een tendens om elke schedel met een wenkbrauwboog of een terugwijkend voorhoofd als een Neanderthaler te classificeren (Trinkaus & Howells, Scientific American, December 1979). Deze tendens wordt perfect geïllustreerd in de rapportering van de Neanderthaler in maliënkolder, waarin ook sprake is van een wetenschapper die recent een Australische Aboriginal als Neanderthaler had geclassificeerd. Het lijkt onnodig te vermelden dat een dergelijke bewering vandaag weggelachen zou worden. Dergelijke oude observaties, die geen reviewproces ondergingen, slecht gedocumenteerd waren en evenmin ondersteund worden door hedendaagse kennis, zijn even waardeloos als evidentie voor recente Neanderthalers. (Zie ook de persoonlijke respons van de auteur Jim Foley aan het adres van Sharp, die op zijn website bovenstaande tekst had becommentarieerd.) (http://www.talkorigins.org/faqs/homs/armor.html)
In 1998 publiceerde de creationist Jack Cuozzo zijn boek, getiteld Buried alive, waarin hij wou hardmaken dat Neanderthalers eigenlijk mensen waren, die gedurende honderden jaren geleefd hadden. Aldus verklaarde hij hun schedelkenmerken door de veranderingen die normaal gebeuren in de schedels van de ouder wordende, moderne mensen te extrapoleren. (Volg deze link om meer te lezen over zijn boek en gerelateerde informatie: http://www.talkorigins.org/faqs/homs/buriedalive.html)
Over deze tekst Deze tekst werd vertaald met toestemming van de auteur van http://www.talkorigins.org/faqs/homs/a_neands.html
Vertaler: Wout Duthoo

Eén grote familie

De verborgen geschiedenis van de mensheid  Door: Bouwe van Straten

Will Roebroecks , archeoloog   /  Archeoloog Wil Roebroeks  blikt  terug op een baanbrekende publicatie over Neanderthalers.

Neanderthaler(links ) en Homo sap   (rechts )Samenwerken.

Delen. Informatie uitwisselen. Verder kunnen kijken door op elkaars schouders te staan. Dat is het beeld dat je vaak van wetenschap krijgt. En dat klopt ook. Maar het kan er in de wetenschap ook behoorlijk stevig aan toe gaan. Als het om Neanderthalers gaat bijvoorbeeld. Nog maar tien jaar geleden vochten aanhangers van rivaliserende theorieën elkaar beleefd, eloquent maar uiteindelijk bijna nietsontziend de tent uit.

De inzet? De vraag of Neanderthalers (mede)voorouders zijn van de moderne mens. Nee, zei het ene kamp. Toen de moderne mens zo’n 60.000 jaar geleden Afrika verliet en Europa koloniseerde, moesten de Neanderthalers het veld ruimen en stierven ze uit. Onzin, vond de andere partij. De moderne mens uit Afrika en de Neanderthalers onderhielden intieme contacten en kregen samen nakomelingen: ze behoren tot onze voorouders.

Inmiddels is die controverse grotendeels beslecht, in het voordeel van de laatste. Inderdaad: iedereen die buiten Afrika is geboren, is een beetje Neanderthaler. De Zweedse geneticus Svante Pääbo publiceerde in mei 2010, samen met 55 enthousiaste jonge onderzoekers, een schets van het genoom van de Neanderthaler. Zo’n twee tot vier procent van het DNA van niet-Afrikanen is te danken aan Neanderthalers, was hun conclusie. Onze voorouders deden het dus met ‘primitieve oermensen’, zoals Neanderthalers ten onrechte vaak worden gezien

Hoofdonderzoeker Svante Pääbo met een gereconstrueerde Neanderthaler-schedel. (foto: Max Planck Institute)

Waterscheiding  ‘Die publicatie van Pääbo en collega’s was echt een sleutelmoment in de afgelopen  tien jaar,’ antwoordt Wil Roebroeks, hoogleraar archeologie van de Oude Steentijd, op de vraag wat binnen zijn vakgebied de belangrijkste ontwikkeling van de afgelopen tijd is. Het is niet zonder ironie dat het juist Pääbo is die de wereld er uiteindelijk van overtuigde dat Neanderthalers deel uitmaken van onze stamboom, omdat hij daar altijd sceptisch over was geweest. ‘Hij had altijd gezegd dat de moderne mens en Neanderthalers nooit vruchtbare nakomelingen hadden gekregen. Dat bleek eenvoudigweg niet uit zijn eerdere onderzoek,’ aldus Roebroeks.

Inmiddels accepteert vrijwel iedereen die nieuwe lezing van de prehistorie van de mensheid. Het is nu zelfs de vraag of je nog wel kunt spreken van verschillende mensensoorten. ‘De definitie van een biologische soort is dat de individuen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. Er wordt op dit moment nog steeds gepraat over Neanderthalers en moderne mensen als aparte soorten, maar het genetisch onderzoek laat zien dat je dat eigenlijk niet meer kunt doen. Er is gewoon één grote populatie, met een aantal varianten. De ene heeft wat grotere wenkbrauwbogen dan de ander, maar dat past allemaal binnen de soort Homo sapiens.’

Familie
Dat is dus de grote ontdekking van de afgelopen jaren: de mensheid is één grote familie. ‘Dat is een inzicht dat de genetica ons heeft gegeven, maar het onderzoek naar de prehistorie van de mens omvat veel meer disciplines. En er komen er steeds meer bij. Archeologen, paleontologen, genetici, biologisch antropologen en taalkundigen werken allemaal met elkaar samen’.

En waar gaat dat alles toe leiden? ‘Wat je ziet, is dat de genetica een soort verborgen geschiedenis van de mensheid heeft aangeboord. Neem nu de tot nu toe onbekende populatie van Denisovans, waarvan het genoom vandaag (8 februari, de dag van het interview, red.) online ging. Die leefden ooit in een groot deel van Azië, weten we op basis van genetisch onderzoek. En met behulp van andere technieken komen we steeds meer te weten van die geschiedenis. Chemische analyses van botmateriaal maken het tegenwoordig bijvoorbeeld mogelijk om te achterhalen wat mensen en dieren vroeger hebben gegeten. En met vroeger bedoel ik: tot minstens 125.000 jaar geleden. ‘

‘Met die nieuwe technieken kun je niet alleen vaststellen wat mensen en hun prooidieren in de laatste acht, negen jaar van hun leven gegeten hebben, maar soms ook waar ze opgroeiden. Daardoor kun je hele voedselketens reconstrueren, en zelfs allerlei sociale relaties in kaart brengen.’

Een mooi voorbeeld zijn de man, vrouw en twee kinderen die een paar jaar geleden werden gevonden in een 4.600 jaar oud graf in het Duitse Eulau. Genetisch onderzoek bracht aan het licht dat het om de ouders en hun twee kinderen ging. ‘Dat werd in de media veelal neergezet als ‘het eerste kerngezin’, maar veel interessanter is dat de chemische samenstelling van de tanden liet zien wie waar was opgegroeid.’ Zo werd duidelijk dat de man en de twee kinderen waren opgegroeid in de buurt van het graf, maar dat de vrouw ongeveer zestig kilometer verderop groot was geworden. ‘Vrouwen lijken in die tijd dus mobieler te zijn geweest dan mannen. Misschien werden ze wel uitgehuwelijkt.’

‘Dit soort onderzoek laat zien dat je met de nieuwe methoden inzicht kunt krijgen in dingen die twintig jaar geleden totaal ondenkbaar waren. Ik verwacht de komende jaren in dat opzicht veel nieuwe inzichten. Het lijkt mogelijk te gaan worden om belangrijke aspecten van het leven van onze verre voorouders te reconstrueren.’

Nieuwsgierig geworden? Kijk dan eens op het weblog van John Hawks, adviseert Roebroeks. Daar vind je vaak meerdere malen per dag nieuwtjes over de prehistorie van de mens, uit de verschillende disciplines. Zeer de moeite van het volgen waard.

Neumark in Noordoost-Duitsland :

een groot opgravingsproject onder leiding van de onderzoeksgroep van Roebroeks.

‘In dat gebied worden oude bruinkoolmijnen uit de DDR-tijd gesaneerd en omgevormd tot een merengebied. We werken voor het stijgende water uit. Het gaat om Neanderthalerkampementjes van honderd- tot tweehonderdduizend jaar oud: oude dichtgeslibde meertjes in zwaarbebost gebied. Botmateriaal, hout, houtskoolresten, alles ligt daar heel mooi bewaard.’

Paradox
Vroeger – nog niet eens zo lang geleden – werd aangenomen dat de Neanderthalers een doodlopende lijn in de menselijke evolutie vormden: primitief, achtergebleven en niet in staat zich aan een veranderend klimaat aan te passen.

Dat ligt echter heel wat genuanceerder, stelt Roebroeks, want recent – voornamelijk Leids – onderzoek heeft de paradox van de Neanderthalers aan het licht gebracht.

‘Enerzijds hebben de Neanderthalers gedurende honderdduizenden jaren primitieve simpele stenen werktuigen achtergelaten Het is feitelijk heel saai: er verandert bijna niets. We zien wel variatie, maar geen duidelijke veranderingen zoals in de archeologie van de moderne mens, waar je om de tienduizend jaar wel een andere techniek tegenkomt. Maar anderzijds zien we dat ze zeer bedreven jagers op groot wild waren. Bovendien zijn ze modern in de manier waarop ze hun prooi verwerkten en in het aspect dat ze in een heel breed spectrum van omgevingen rondtrokken.’


Isotopenonderzoek
Isotopenonderzoek aan het botmateriaal van Neanderthalers heeft aangetoond dat ze een tamelijk eenzijdig dieet hadden. Ze joegen voornamelijk op groot wild dat ze op een zeer effici챘nte manier verschalkten en verwerkten. Roebroeks denkt dat jagen op kleiner wild voor hen niet economisch was.

‘Ze hadden grote lichamen die veel meer energie nodig hadden dan wij. Amerikaans onderzoek noemt schattingen van 20% meer dan moderne mensen tot zelfs absurd grote hoogte. Daarbij hadden ze ook grotere hersenen en ook die kosten veel energie. Evolutionair gezien is het beter zo dom mogelijk te zijn, want de energie die bespaard wordt door hersenen kleiner en minder slim te maken, kan dan besteed worden aan bijvoorbeeld de voortplanting.’

Biomassa
Daarom is de opgraving in Neumark ook zo interessant. Roebroeks:

‘De soorten omgeving waar de Neanderthalers voorkomen, lijken sterk op die van de moderne mens: koude en warme tijden, vlakten en bossen. Voor jagers zijn bossen moeilijk, omdat de biomassa daar veel lager is. In de grote vlakten leefden de herbivoren, maar in bossen was de wilddichtheid veel geringer. Wij vragen ons af wat ze in die bossen deden, op welke diersoorten ze joegen. Een simpele voorspelling is dat ze er gingen voor de joekels: nijlpaarden, olifanten, neushoorns, de echte megasoorten. Die zijn er weinig, maar als je er een hebt, dan heb je ook wat. In de kleine soorten zoals reeën en everzwijnen moet je veel tijd en energie steken om ze te pakken te krijgen. Het rendement is daardoor minder.’

Nomadisch
Doordat de Neanderthalers voortdurend op zoek waren naar het grootste en beste uit de omgeving, waren ze steeds onderweg. Ze waren extreem nomadisch. Daarom worden op de vindplaatsen wel resten van vuur gevonden, maar geen haardstenen die de effectiviteit van het vuur verhogen, of hutten.

‘De moderne mensen, waar wij uit voortkomen, hadden een ruimer assortiment en kunnen het zich veroorloven te settelen’, vertelt Roebroeks. ‘Je kunt tijd steken in het efficiënter maken van de techniek van het achtervolgen van wild of in het verwerken van wild. De Neanderthalers deden waarschijnlijk het eerste. Ze hadden breed inzetbaar gereedschap. Dat weten we ook op basis van gebruiksanalyses. Moderne mensen hadden, zwart-wit gesteld, voor elke activiteit een ander werktuig, mooi en zorgvuldig vormgegeven. Neanderthalers gebruikten een simpel ding voor alles.’

 

Taal
Roebroeks veronderstelt dat de Neanderthalers hun simpele technologie compenseerden met heel gedetailleerde kennis van de natuurlijke omgeving.

‘Het probleem is dat je dat niet ziet. Je ziet alleen dat het zeer ervaren jagers waren op grote dieren.’

Het is bekend dat Neanderthalers gewonde en invalide individuen verzorgden, hoewel die niet meer productief mee op jacht konden gaan. Wellicht speelden die individuen een rol in die gedetailleerde kennisoverdracht? Roebroeks wil nog niet meteen zo ver gaan om te beweren dat Neanderthalers over taal beschikten.

‘Het probleem is dat taal een complex geheel van verschillende onderdelen is en niet fossiliseert. Recent onderzoek bij hedendaagse jagers-verzamelaars heeft niet aangetoond dat taal zeker een rol speelde in de overdracht van kennis over de jacht. Waarschijnlijk moet de conclusie zijn dat veel van de kennisoverdracht plaatsvond door er gewoon bij te zijn. Mijn gut feeling is dat de Neanderthalers waarschijnlijk wel over een soort van taal beschikten. Kennis bouw je nu een maal het efficiëntst op door taal. Taal is verschrikkelijk belangrijk voor het evalueren van wat er op een dag is gebeurd. Maar een gevoel is geen argument. Wij archeologen hebben overigens taal helemaal niet nodig. Archeologists can tell a good story without language.’

Natuurlijk experiment
Het leuke van zijn project vindt Roebroeks dat je de Neanderthalers echt gaat zien als een soort natuurlijk experiment:

‘Zeshonderd duizend jaar geleden hadden wij een gemeenschappelijke voorouder. De omgevingen in westelijk Eurazië zijn met de Neanderthaler gaan stoeien, terwijl onze voorouders zich waarschijnlijk ergens in Afrika ophielden. Wij zijn redelijke alternatief gebleken. De Neanderthalers die het toch een half miljoen jaar hebben uitgehouden, zijn na een succesvol bestaan verdwenen. In mijn groep heeft Alexander Verpoorte een fantastisch productieve onderzoekslijn ontwikkeld, gebaseerd op de hypothese dat subtiele biologische verschillen tussen Neanderthalers en ‘ons’ een groot deel van de archeologische verschillen kunnen verklaren. Ik denk dat uiteindelijk de verschillen in energiebehoefte tussen de Neanderthalers en moderne mensen het verschil hebben gemaakt. De Neanderthalers waren zo dun verspreid en zo gespecialiseerd in wat ze van het land gebruikten, dat de komst van een andere soort die hen het weinige waarmee ze het moesten doen afpakten, het einde kon betekenen. Ook hun voedsel kan een rol hebben gespeeld. Een iets diverser dieet dan het veronderstelde bijna alleen maar vlees, leidt bijvoorbeeld tot minder kindersterfte. Modelleerwerk laat zien dat met 2% meer nakomelingen voor de moderne mensen, de Neanderthalers binnen duizend jaar verdwenen zouden moeten zijn.’

Genenkaart van neanderthaler

Sluit dit venster

 

Een grote groep onderzoekers onder leiding van Svante P채채bo (Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie, Leipzig, Duitsland) is al jaren met veel geduld en toewijding bezig om het DNA van een neanderthaler te ontcijferen, gehaald uit 38 duizend jaar oude botten. Deze week rapporteren ze in vakblad Cell een mijlpaal: de hele genetische kaart van de mitochondri챘n, de enige celonderdelen naast de kern die er hun eigen DNA op na houden. De onderzoekers zijn redelijk zeker van hun zaak, omdat ze alle letters van het DNA 35 keer hebben gescreend.

 

De neanderthaler maakt geen serieuze kans meer op een plekje in het familiealbum van de moderne mens. Nu zijn hele mitochondriale DNA-kaart er ligt, blijkt dat van genetische uitwisseling al minstens een half miljoen jaar geen sprake is geweest.

Dat mitochondriale DNA verschilt zodanig van dat van moderne mensen, dat het ver buiten de variatie binnen onze soort valt. Alle mensen die nu leven, hebben hun mitochondri챘n ge챘rfd van een vrouw die omstreeks 150 duizend jaar geleden leefde. De laatste vrouw waarvan zowel wij als de neanderthaler mitochondri챘n hebben gekregen, zal ongeveer 660 duizend jaar geleden hebben rondgelopen, met een foutenmarge van 140 duizend jaar. Daarmee kan het idee dat de moderne mens een scheutje neanderthalerbloed heeft, naar de prullenbak. Tenzij de vermenging alleen van vaderskant heeft plaatsgevonden, want dan is dat niet te zien in het mitochondriaal DNA. Wel in de rest van het erfelijk materiaal, en de onderzoekers zijn hard bezig om dat ook in kaart te brengen. Wordt vervolgd.

Elmar Veerman

http://www.sciencenews.org/view/generic/id/34990/title/Neandertal_mitochondrial_DNA_deciphered_

“Comparing the complete mitochondrial DNA genomes of a Neandertal and many recent humans presents a very different picture,” Hawks says. “Humans are all more similar to each other, than any human is to a Neandertal. And in fact the Neandertal sequence is three or more times as different, on average, from us as we are from each other. This change from the earlier picture is a purely statistical one, but it makes a clearer picture.”

Human and Neandertal mitochondrial DNAs differ at 206 positions out of the 16,565 examined, while modern humans differ at only about 100 positions when compared with each other.

The mitochondrial genome contains 13 genes, blueprints for stringing amino acids together to make proteins. The researchers examined the nature of changes within those genes to learn how proteins evolve. Generally, changes that alter the amino acid sequence of a protein are bad because they disrupt the way a protein works or interacts with other proteins, says Richard Green, a computational biologist at the Max Planck Institute for Evolutionary Anthropology in Leipzig, Germany. Neandertals have more amino-acid altering changes in their mitochondrial genes than do other primates, Green and his colleagues found.

This really demands an explanation,” Green says. One scenario that could explain the finding is that Neandertals had very small effective populations long before they went extinct.

But humans also have changes in some of their mitochondrial genes. One gene, called COX2, had four changes specific to humans. Neandertals, chimpanzees and other primates don’t have those changes. “This tells us these changes happened very recently and perhaps conferred some selective advantage” for humans, Green says.

The data reinforce the notion that humans are evolving faster than other primates and “it gets us closer to understanding what it means to be a fully modern human.”

http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/31248183/

http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/37370205/

Mens en Neandertaler al zeker 120.000 jaar gescheiden
15 november 2006

LEIPZIG/LONDEN/WASHINGTON – De scheiding tussen de moderne mens en de neandertaler in twee gescheiden soorten was uiterlijk 120.000 jaar geleden zo goed als afgesloten. Desondanks zijn 99,5 tot 99,9 procent van het erfgoed van homo sapiens en neandertaler identiek.
( dat is het verschil dat vroeger ook werd geponeerd als het genetisch verschil
tussen mens en chimp ) 

Dit blijkt uit diverse studies van Duitse, Amerikaanse en Kroatische wetenschappers waarover de tijdschriften Science en Nature woensdag berichtten. Onduidelijk is vooralsnog of later nog een menging van de soorten heeft plaatsgevonden.

The researchers obtained the majority of the DNA used for the study from these bone fragments excavated in the Vindija Cave in Croatia. – Image copyright Max Planck Institute for Evolutionary Anthropology ( Photo’s 2010   

 

Svante Paabo en zijn collega’s van het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie in Leipzig presenteren deze week een eerste analyse van het neanderthaler-DNA in het tijdschrift Nature.

Rubin en zijn medewerkers publiceren een eigen analyse in het blad Science.

Het botje waar beide groepen wetenschappers het DNA aan hebben onttrokken, en dat volgens het onderzoek afkomstig is van een mannelijke neanderthaler, heeft 38.000 jaar in een grot in Kroati챘 gelegen.

“Het is klein en onooglijk en werd in een grote doos met onbruikbare botten gestopt” in een museum in Zagreb, zei Paabo.

Voordeel daarvan is dat het nauwelijks door mensenhanden is beroerd en daarom betrekkelijk schoon DNA oplevert, zei hij. Er is slechts zo’n vier gram materiaal van het botje nodig om een ruwe schets van het neanderthalergenoom te maken.

Hun foutmarges daargelaten zijn de twee teams het erover eens dat de evolutielijn van de neanderthaler en de moderne mens( de laatste gemeenschappelijke voorvader van beiden ) zich ongeveer 500.000 jaar geleden heeft gesplitst. Dat was bij eerder, beperkter DNA-onderzoek al naar voren gekomen, maar wordt nu onderschreven.

De neanderthalers en de voorvaders van de moderne mens leefden in Europa duizenden jaren naast elkaar, tot de neanderthalers zo’n 28.000 jaar geleden uitstierven.

Of de twee groepen zich met elkaar vermengden en of er bij de moderne mens genetische kenmerken van de neanderthalers te vinden zijn is onderwerp van wetenschappelijk debat.

Rubin zei net als eerdere onderzoekers geen aanwijzingen te hebben gevonden voor vermenging.(na 120.000jaar geleden )

In de analyse van Paabo wordt niet ingegaan op de mogelijke aanwezigheid van neanderthaler-DNA bij de moderne mens, maar wordt de vraag opgeworpen of er wellicht DNA van de voorouders van de mens bij de neanderthalers terecht is gekomen. Om dat te kunnen vaststellen moet meer neanderthaler-DNA worden bestudeerd, zei Paabo.

Rubin zei dat zijn voorlopige analyse vaststelt dat het DNA van moderne mensen en neanderthalers voor 99,5 tot 99,9 procent identiek is. (anp)

DNA uit Neanderthaler tand

Dirk draulans / KNACK 30 AUGUSTUS 2006

De neanderthaler krijgt de jongstejaren heel veel aandacht.

Analyse van zijn DNA moet het mogelijk maken een antwoord te geven op enkele prangende vragen, zoals: waarom is de neanderthaler zo’n 35.000 jaar geleden ineens uitgestorven? En, nog belangrijker: zijn wij, moderne mensen, rechtstreeks verantwoordelijk voor zijn verdwijnen?

Ondertussen is het duidelijk dat de neanderthaler geen variant van de moderne mens was, maar een andere soort. Het zou heel erg zijn als wij de aanzet gegeven zouden hebben tot het uitsterven van de laatste andere mensensoort op aarde

Zeker omdat recente aanwijzingen tonen dat de neanュderthaler geen domme bruut was, zoals wij hem altijd graag gepresenteerd hebben, maar dat hij integendeel een vrij gesofisticeerde vorm van kunst en cultuur had.

Het vakblad Current Biology brengt nu een analyse van oud neanderthaler-DNA.

Tot dusver waren alleen uit skeletten van maximaal 42.000 jaar oud, dus vlak voor het verdwijュnen van de soort, DNA-sporen gepuurd. In het nieuwe werk kon DNA gehaald worden uit de tand van een neanderthalerkind van ongeveer 100.000 jaar oud

Die was lang geleden gevonden in de Belgische Scladina-grot — daarom was paleontoloog Marcel Otte van de Universiteit Luik coauteur van het artikel. Het kostte veel moeite om een stukje intact DNA te halen uit goed bewaarde mitochondrien in de tand: dat zijn de structuurtjes die onder meer instaan voor de energievoorziening van een cel

De analyse legde een verrassende genetische variatie bloot

De eerste neanderthalers waren genetisch veel gevarieerder dan de laatste. Wat meteen op een genetische verarming wijst, die misschien mee de oorzaak van de verdwijning van de soort was.

Misschien was ze onvoldoende aangepast aan de grootschalige klimaats-en landschapsveranderingen in Europa in de periode van haar ondergang.

Het DNA was ook zo verschillend van dat van ons, dat de kans op regelmatige kruising tussen moderne mensen en neanderthalers niet groot kan zijn geweest.

Ze hadden misschien wel seks met elkaar, maar daar zullen amper nakomelingen uit voortgekomen zijn. Logisch als we effectief twee verschillende mensensoorten waren

Neanderthaler DNA

Genen Neanderthaler geven hun geheimen prijs

15 november 2006
Onderzoekers hebben uit een fossiel bot een flink deel van het dna van de Neanderthaler gereconstrueerd, een wetenschappelijk huzarenstukje.
De onderzoekers verwachten over twee jaar een volledige genetische blauwdruk van de uitgestorven mensachtige te kunnen presenteren.
Dit is woensdagavond bekendgemaakt door de tijdschriften Nature en Science, die de resultaten van twee internationale onderzoeksgroepen deze week publiceren.

Het is voor het eerst dat celkern-dna van de Neanderthaler is getraceerd.
In de jaren negentig is al eens een stuk mitochondriaal dna in kaart gebracht. (1)
Dat is makkelijker te isoleren maar biedt minder genetisch relevante informatie.

De eerste analyses tonen aan dat de voorouders van de moderne mens (Homo sapiens) en de Neanderthaler (Homo neanderthalensis) ruim 500 duizend tot 370 duizend jaar geleden gescheiden evolutionaire wegen gingen.
Dat strookt met koolstofdateringen van fossielen en werktuigen.

Het Neanderthal-dna bevestigt ook dat deze mensachtige geen voorouder van de mens was en dat tussen beide soorten geen genetische uitwisseling heeft bestaan. Neanderthalers blijken net als moderne mensen af te stammen van een zeer kleine oerpopulatie, circa drieduizend individuen groot. (2)

Fossiel dna is heel moeilijk te isoleren.
Het is altijd in kleine stukjes uiteengevallen, chemisch veranderd tijdens de fossilisering en verontreinigd met vreemd dna dat afkomstig is van micro-organismen en ook van de wetenschappers die de fossielen hebben bestudeerd.

Dankzij nieuwe technieken zijn de twee onderzoeksgroepen er nu toch in geslaagd complete stukken dna in kaart te brengen.

De ene onderzoeksgroep, van het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie in Leipzig, reconstrueerde ruim 챕챕n miljoen basenparen (de ‘letters’ waaruit de dna-code als het ware is opgebouwd) uit een goed bewaard gebleven, circa 38 duizend jaar oud Neanderthalfossiel uit Vindija, Kroati챘. (3)


http://noorderlicht.vpro.nl/noorderlog/bericht/28381900/
De andere groep, geleid door het Joint Genome Institute in Walnut Creek, Californië, bracht nog eens 62 duizend basenparen in kaart met een techniek die minder volume oplevert maar waarmee gerichter genen kunnen worden vergeleken.

Het totale Neanderthaler-genoom is waarschijnlijk ongeveer drie miljard basenparen groot, bijna even groot als dat van de mens.
Deze artikelen zijn mogelijk de belangrijkste publicaties op dit terrein sinds de ontdekking van de Neanderthaler 150 jaar geleden’,
stellen de evolutionair genetici David Lambert en Craig Millar niettemin in een begeleidend commentaar in Nature.
De Neanderthaler staat genetisch veel dichter bij de mens dan de chimpansee, de naaste nog levende verwant van de mens.
De genetische verschillen en overeenkomsten tussen mens en Neanderthaler kunnen dan ook preciezer duidelijk maken welke genen de mens tot mens maken.
Het gaat dan bijvoorbeeld om genen voor spraak en cognitieve vermogens die mogelijk ook verklaren waarom de Neanderthaler uitstierf en Homo sapiens een succes werd.
Neanderthalers, waarvan de eerste fossielen in 1856 in het Neanderdal bij Düsseldorf werden ontdekt, leefden tot circa 30 duizend jaar geleden in Europa en het Midden-Oosten. Ze waren groter en sterker dan moderne mensen, hadden grotere hersenen, maakten stenen werktuigen en ornamenten, konden vuur maken    en jaagden op grootwild.
 
Ze begroeven hun doden en kenden mogelijk spraak en muziek.
Ze stierven uit tijdens de opmars van de moderne mens in Europa,
wellicht door direct toedoen van die moderne mens of door klimaatveranderingen.
DE NEANDERTHALER IN ONS
 
 

Neanderthaler is wellicht stamvader van handig hersengen.
Credit: Philippe Plailly/EURELIOS, Reconstruction Atelier Daynes
 
7 november 2006
De moderne mens heeft genetisch materiaal geërfd van de Neanderthaler, stellen Amerikaanse genetici deze week in het wetenschapsblad PNAS
(Prodeedings of the National Academy of Sciences). Dat zou betekenen dat Homo Sapiens en Neanderthalers het 37.000 jaar geleden toch samen gedaan hebben, iets waarover wetenschappers al decennia debatteren.
Het kamp dat gelooft in seks tussen Neanderthalers en Homo Sapiens wordt aangevoerd door de paleoantropoloog Erik Trinkaus uit St. Louis (Washington University). Hij komt regelmatig met schedels op de proppen die trekken van beide mensenrassen in zich zouden verenigen.

Andere deskundigen twijfelen aan het bewijsmateriaal en denken dat seksueel verkeer tussen verschillende mensensoorten een sporadisch gebeuren zal zijn geweest. Neanderthalers en Homo Sapiens zijn dus gescheiden soorten gebleven, volgens hen.
Maar nu komt geneticus Bruce Hahn (Universiteit van Chicago) met een menselijk gen dat waarschijnlijk van de Neanderthaler afkomstig is.
Zeventig procent van de mensheid is drager van het gen, dat ongeveer 37.000 jaar geleden in de populatie verschenen is en dat daarna weid verspreid geraakt is. Het gaat om een vorm van het microcephalin-gen dat bij de ontwikkeling van de hersenen betrokken is.
De bewuste vorm verschilt zo sterk van de andere varianten, dat het een miljoen jaar geleden moet zijn ontstaan, en toch verschijnt het pas 37.000 jaar geleden voor het eerst bij de mens. Dat is precies de periode dat Homo Sapiens Europa introk en de Neanderthalers tegenkwam. Dus?
Het lijkt vreemd dat juist een hersen-gen van de Neanderthaler zo succesvol was dat het zich door de menselijke populatie heeft verspreid. Neanderthalers hebben immers niet een erg slim imago. Hahn denkt nu dat het gen Homo Sapiens geholpen heeft zich aan te passen aan het koude klimaat.
Het zou de immigranten winterhard hebben gemaakt, want dat is iets waar de Neanderthalers wel sterk in waren.

neanderthaldna

In this focus

The recovery of substantial amounts of Neanderthal DNA will shed light on human evolution because alongside the established human and chimpanzee genome datasets, we now have a ‘three-taxon statement’ in which the specific genomic innovations of each species stand out. In short, Neanderthal DNA will allow us to determine precisely which parts of the human genome are characteristic of our own species, rather than primitive sequences common to both humans and chimps.

This special Nature web focus brings together exclusive video and audio coverage of the discovery along with a number of recent papers highlighting genetic and genomic discoveries that could shed light on the origin of distinctively human innovations. Image: J. Krause


Video

Enjoy interviews with leading researchers and Nature’s Dr Henry Gee as they reveal what the search for Neanderthal DNA tells us about our relationship with our closest hominin cousin with our exclusive video coverage.


Current Research    ARTICLE

Analysis of one million base pairs of Neanderthal DNA Free access

Richard E. Green et al.

Nature 444, 330-336 (16 November 2006) doi:10.1038/nature05336

Abstract | Full Text | PDF | Supplementary Information


Zie ook :volgend archief materiaal

http://news.nationalgeographic.com/news/2006/11/061115-neanderthal-dna_2.html

Bones From French Cave Show Neanderthals, Cro-Magnon Hunted Same Prey (Sep. 23, 2003) ” A 50,000-year record of mammals consumed by early humans in southwestern France indicates there was no major difference in the prey hunted by Neanderthal and Cro-Magnon, according to a new … > read more
Image of personal ornaments (pierced fox canines) from the Chatelperronian culture.
Credit: Photo : Joao Zilhao
” Neandertals were much more like modern humans than had been previously thought, according to a re-examination of finds from one of the most famous palaeolithic sites in Europe by Bristol University … > read more
Erik Trinkaus, professor of anthropology in Arts & Sciences, examines a Neandertal skull.
Credit: Photo by Joe Angeles/WUSTL photo

More Human-Neandertal Mixing Evidence Uncovered (Nov. 6, 2006)

” A reexamination of ancient human bones from Romania reveals more evidence that humans and Neandertals interbred. Erik Trinkaus, Ph.D., Washington University Mary Tileston Hemenway Professor in Arts … > read more

Rare Tests On Neanderthal Infant Sheds Light On Early Human Development (Apr. 4, 2000) ” Modern forensic DNA techniques normally used to determine the identity of modern humans have been applied to a Neanderthal infant. This is only the second time molecular analysis of a Neanderthal has … > read more

Zelfde gemuteerde  FoxP2 ” taalgen” gevonden bij Neanderthaler: Neanderthalers deden meer dan grommen  ?

 
Neanderthalers communiceerden in een eigen taaltje.
Voor de meesten van ons roept het word ‘Neanderthaler’ het beeld op van primitieve grotbewoners die grommend door het leven gingen.
Fout, de Neanderthalers beschikten ( waarschijnlijk ) over de mogelijkheid om heel behoorlijk te converseren. Die ontdekking werd gedaan door professor Svante Paabo, leider van een Neanderthaler-project aan het Duitse Max Planck-instituut voor Evolutionaire Antropologie.Genoom-project
Hij staat  aan het hoofd van een genoom-project en kon uit Neanderthaler-DNA opmaken dat deze uitgestorven mensensoort wel degelijk beschikte over een ‘taalgen’zoals dat verder alleen bij de moderne homo sapiens wordt aangetroffen.Eigen taaltje
Dat betekent dat de Neanderthalers over de capaciteit beschikten om met elkaar te communiceren in hun eigen taal, een aangezien taal een van de elementen is die mens onderscheidt van dier, zou dat ook kunnen betekenen dat de Neanderthalers konden bogen op een eigen cultuur. Wat dan weer ons traditionele, neerbuigende, beeld van de Neanderthaler op losse schroeven zet.“Neanderthaler compliment”?
Of om met professor Paabo te spreken:
het is tot dusver niet bepaald een compliment om ‘Neanderthaler’ te worden genoemd, maar we weten nu dat hun DNA veel meer gelijkenissen vertoont met dat van de hedendaagse mens dan met dat van een chimpansee. Ons onderzoek maakt duidelijk dat er geen reden is waarom de Neanderthalers niet in staat geweest zouden zijn om gesprekken te voeren”.

Deze bevinding sluit aan bij ander recent onderzoek waarbij de keel en het strottenhoofd van Neanderthalers werden ‘gereconstrueerd’.
 Het op het Max Planck gevonden taalgen, FOXP2 controleert de spieren die nodig zijn om, met behulp van strottenhoofd, lippen en tong woorden te vormen, wat dus aansluit bij die eerdere studies.
Het enige gen dat ooit in verband is gebracht met het uniek menselijke taalvermogen, het gen FOXP2, komt in die vorm ook bij Neanderthalers voor
Dit blijkt uit onderzoek aan DNA uit twee Neanderthalbotten die vorig jaar in Spanje zijn gevonden.

De botten werden na de vondst meteen steriel ingevroren.

Het onderzoek wordt gepubliceerd in de Current Biology van 1 november maar werd al eerder vrijgegeven. De vondst betekent niet dat Neanderthalers een volledig modern taalvermogen hadden – een omstreden kwestie in de menselijke evolutie.

Eerder werd aan Neanderthalers taalvermogen ontzegd omdat er nooit een Neanderthal-tongbotje was gevonden. Dat is een botje bij het strottehoofd dat cruciaal is voor de aanhechting van tong- en andere spraakspieren. De vondst van zo’n tongbotje bij een zeer volledig Neanderthalskelet uit de Israelische Kabaragrot, in 1983, leidde ook nooit tot een brede overtuiging dat Neanderthalers w챔l konden spreken. Daarvoor is veel meer bewijs nodig.

Neanderthalers zijn een aan de mensen parallelle evolutionaire tak, met een gemeenschappelijke voorouder ergens rond 500 à 300.000 jaar geleden. Neanderthalers kwamen alleen voor in Europa en West-Azië, en leken sterk op moderne mensen. Maar hoewel ze gemiddeld iets grotere hersenen hadden dan de moderne mens, zijn er nooit veel aanwijzingen gevonden voor symbolisch denken. Op een paar omstreden uitzonderingen na zijn er géén kunstvoorwerpen en géén geavanceerde werktuigen van neanderthalers bekend. Ze stierven rond 30.000 jaar geleden uit.

Op de korte termijn wordt door de nieuwe vondst vooral het belang van dit ‘unieke taalgen’ voor de moderne mens gerelativeerd.

Het FOXP2-gen kwam in 2001 in het centrum van de belangstelling toen artsen ontdekten dat dysfuctioneren van dit gen leidde tot ernstige problemen met de fijne mondmotoriek.

Ook hebben mensen met een kapot FOXP2-gen moeite met het onderscheiden van lettergrepen, met de vervoeging van werkwoorden en de vorming van grammaticale zinnen.

Voor buitenstaanders zijn de lijders aan dit syndroom vrijwel onverstaanbaar. In 2002 werd ontdekt dat dit gen bij andere primaten en zoogdieren ook voorkomt en vrijwel overal hetzelfde is, maar dat het nu juist bij de mens op twee punten afwijkt.

Omdat berekend kon worden dat deze mutaties ongeveer 200.000 jaar oud waren – precies rond het ontstaan van Homo sapiens – kreeg FOXP2 grote wetenschappelijke faam als mogelijk de cruciale mutatie die de moderne mens maakt tot wat hij is: een talig wezen.

De nieuwe vondst van precies die modern menselijke FOXP2-variant in het Neanderthal-genoom (op zich al een wetenschappelijke prestatie van de eerste orde) veegt die mogelijkheid waarschijnlijk vrij effectief van tafel.

De auteurs (onder wie de beroemde Finse geneticus Svante Pääbo die ook bij het eerdere onderzoek aan FOXP2 betrokken was) sluiten uit dat het gen door seksueel verkeer tussen moderne mensen en Neanderthalers bij de Neanderthalers terecht is gekomen. Zij zijn ervan overtuigd dat het gen afkomstig is van de gemeenschappelijke voorouder – en dus veel ouder is dan de eerder geschatte ouderdom van 200.000 jaar.

 
 

Ideogram van het FOXP2-gen. Het bevindt zich op de q-arm (het lange gedeelte) van het chromosoom 7. Rechts in het blauw gekleurd zijn de 17 Exons van FOXP2 te zien.

 

Mens is voor 5 procent neanderthaler ?
door Katrijn Serneels De Morgen
Erfenis van neanderthaler omvat onder meer grote neus en aan elkaar groeiende wenkbrauwenBRUSSEL l Wie een grote neus of een gedrongen lichaam heeft, dankt dat wellicht aan zijn neanderthalgenen. Europeanen zijn nog steeds voor 5 procent neanderthalers, ontdekte moleculair bioloog Vincent Plagnol.Door Katrijn Serneels

Hij zou 30.000 jaar geleden uitgestorven zijn, maar nu leeft hij nog steeds voort in ons nucleair DNA: de neanderthaler. Vijf procent van het genetisch materiaal van de moderne Europeaan bestaat nog steeds uit neanderthalergenen, ontdekte dr. Vincent Plagnol, moleculair bioloog aan de University of Southern California. Samen met Jeffrey Wall analyseerde hij 135 gebieden van het menselijk genoom. Ze vergeleken het genetisch materiaal van 34 mensen afkomstig uit Noord- en West-Europa en West-Afrika met behulp van computermodellen en statistieken.

Bij zowel de West-Afrikanen als de Europeanen vond Plagnol 5 procent ‘archaisch’ DNA, dat ouder is dan de mens zelf, die zo’n 100.000 jaar geleden op aarde verscheen. Dat DNA is afkomstig van de neanderthaler, die zo’n 400.000 jaar geleden in Afrika ontstaan zou zijn en zich over Europa verspreid heeft. Na de neanderthaler verscheen de homo sapiens sapiens, ofwel de moderne mens.

We weten nu dat de moderne mens 100.000 jaar geleden de andere, archaische mensenrassen niet heeft vervangen”, zegt dr. Vincent Plagnol, wiens onderzoek verscheen in het vakblad PLoS Genetics. “De twee soorten mensen hadden contact met elkaar en hebben zich met elkaar vermengd”, meent hij.
Toen de neanderthaler 30.000 jaar geleden van de aarde verdween, stierf hij niet helemaal. Hij liet een deel van zijn genen achter om verder te leven in de moderne mens.

De erfenis van de neanderthaler bestaat uit meer dan een grote neus alleen. Die neus had trouwens zijn nut: met een grotere neus kun je koude lucht beter verwarmen voor ze in de longen terechtkomt.
Ook de gedrongen gestalte van de neanderthaler – gemiddeld was hij 1 meter 60 groot en 70 kilo zwaar – had een functie: een kleine gestalte kan makkelijker warmte bewaren dan een grote.
Een betere bescherming tegen koude zou ook de reden zijn waarom ze meer lichaamshaar hadden, zelfs hun wenkbrauwen groeiden aan elkaar. Deze uiterlijke kenmerken duiken vandaag nog steeds op bij mensen.Het goede nieuws is dat de moderne mens en de neanderthaler erg op elkaar leken als het op gedrag en ontwikkeling aankomt.
Net als de moderne mens leefden neanderthalers in groep, maakten ze werktuigen en hadden ze een artistieke en spirituele cultuur.
Ze zongen en dansen, zorgden voor hun zieken en begroeven hun doden.
Hun hersenen waren ongeveer even groot als die van de moderne mens, maar de hersenhelften functioneerden lichtjes anders, zo vermoedt men.
Volgens een omstreden theorie zijn autisme en het aspergersyndroom te wijten aan de invloed van onze neanderthalgenen op het brein.
Als de theorie klopt, dan hebben de neanderthalers ons een erfenis bezorgd waar we moeilijker van af raken dan aan elkaar groeiende wenkbrauwen.

Nieuw studie trekt seks tussen Neanderthaler en moderne mens in twijfel

 14 augustus 2012 4

Een nieuw onderzoek trekt de theorie dat onze voorouders en Neanderthalers seks hadden sterk in twijfel. De onderzoekers laten zien dat het genetisch materiaal van Neanderthalers dat in moderne mensen is teruggevonden niet het resultaat hoeft te zijn van seks tussen de twee soorten.

Enkele jaren geleden concludeerden onderzoekers dat ongeveer één tot vier procent van het DNA van moderne mensen (dat zijn wij dus) afkomstig is van Neanderthalers. Ze baseerden die conclusie op een grootscheeps onderzoek. Ze bestudeerden het DNA van mensen wereldwijd en vergeleken het met DNA van Neanderthalers. Zo ontdekten ze dat alle mensen (behalve Afrikanen) een stukje van het Neanderthaler DNA in zich dragen. Dat Afrikanen geen stukje Neanderthaler bij zich droegen, zou komen doordat moderne mensen en Neanderthalers zich pas met elkaar mengden nadat beide soorten Afrika hadden verlaten.

Toch niet waterdicht?
Het onderzoek leek waterdicht. Met het DNA dat tegenwoordig in moderne mensen wordt teruggevonden als het belangrijkste bewijs. Maar is dat bewijs wel echt zo overtuigend?

Onderzoekers van de universiteit van Cambridge trekken dat in het blad Proceedings of the National Academy of Sciences in twijfel. Ze laten zien dat de één tot vier procent van de genen die we met Neanderthalers delen ook op een andere manier verklaard kunnen worden.

http://www.cam.ac.uk/research/news/research-raises-doubts-about-whether-modern-humans-and-neanderthals-interbred/

Gezamenlijke voorouder
De onderzoekers wijzen erop dat de Neanderthaler en de moderne mens ooit een voorouder deelden. Het DNA dat Neanderthalers en moderne mensen delen, kan toegeschreven worden aan die gezamenlijke voorouder. Niet seks, maar de voorouder die de twee soorten ooit deelden, zou verklaren waarom ons DNA enkele overeenkomsten vertoont met het DNA van Neanderthalers.

Het verhaal
De voorouder van de Neanderthaler en moderne mens leefde zo’n 500.000 jaar geleden in Afrika en Europa. Zo’n 350.000 tot 300.000 jaar geleden scheidden de voorouders in Europa en Afrika zich van elkaar. Ze hadden niet langer contact en de Afrikaanse tak evolueerde zich tot de moderne mens. De Europese tak tot de Neanderthaler. De moderne mensen die in het noorden van Afrika woonden, bevonden zich dichter bij Europa en zouden ook meer van het DNA dat ze (via hun gedeelde voorouder) nog met de Neanderthaler deelden, behouden hebben dan de familieleden die zuidelijker woonden. Later waren het deze mensen die Europa (met een aantal genen van hun voorouder, die ze deelden met de Neanderthaler) binnentrokken. Dat verklaart waarom moderne mensen (behalve Afrikanen) een stukje DNA delen met de Neanderthaler, zonder dat ze daarvoor seks hoeven te hebben gehad.

De onderzoekers benadrukken dat ze niet willen beweren dat Neanderthalers en moderne mensen nooit seks hadden. “Ons onderzoek laat duidelijk zien dat de patronen die we momenteel in het genoom van de Neanderthaler zien niet uitzonderlijk zijn en in lijn zijn met wat we zouden verwachten als de twee soorten nooit met elkaar vermengd zijn,” vertelt onderzoeker Andrea Manica. “Dus als er al een vermenging plaatsvond – het is moeilijk om overtuigend te bewijzen dat dat nooit gebeurde – dan zou dit minimaal zijn en veel minder vaak gebeurd zijn dan mensen nu beweren.”

UPDATES

…..To determine what really happened, Sankararaman’s team looked at rates of genetic change to estimate when Neanderthals and humans last exchanged genes. If the shared DNA was due to interbreeding, the team expected to find a date less than 100,000 years ago—some time after humans left Africa. But if it was the result of sharing a common ancestor, they expected a date older than 230,000 years ago, approximately when Neanderthals and modern humans split from each other. The team’s findings support the interbreeding scenario: 47,000 to 65,000 years ago  ….

Human-Neanderthal matings dated: It’s not news that Neanderthals and H. sapiens mated with each other, as Neanderthal DNA makes up a small portion of the human genome. But this year scientists estimated when these trysts took place: 47,000 to 65,000 years ago. The timing makes sense; it coincides with the period when humans were thought to have left Africa and spread into Asia and Europe.

Read more: http://blogs.smithsonianmag.com/hominids/2012/08/neanderthal-and-human-matings-get-a-date/#ixzz2Ii2ZW97O
Follow us: @SmithsonianMag on Twitter

ONBEKEND  MAATJE  ?  

……Evolutionary History and Adaptation from High-Coverage Whole-Genome Sequences of Diverse African Hunter-Gatherers   .. another  yet undiscovered ( genetical and theoretical ) african hominid species  ? 

recent genetic evidence suggests that some ancient African populations mated with an unidentified, now-extinct hominid species that lived in Africa.

” …..After decades of digging, paleoanthropologists looking for fossilized human bones have established a reasonably clear picture: Modern humans arose in Africa some 200,000 years ago and all archaic species of humans then disappeared, surviving only outside Africa, as did the Neanderthals in Europe. Geneticists studying DNA now say that, to the contrary, a previously unknown archaic species of human, a cousin of the Neanderthals, may have lingered in Africa until perhaps 25,000 years ago, coexisting with the modern humans and on occasion interbreeding with them. …. “

http://www.cell.com/abstract/S0092-8674%2812%2900831-8

Geen twijfel mogelijk: Neanderthalers en moderne mensen hadden seks met elkaar

Het laatste restje twijfel is weggenomen: Neanderthalers en moderne mensen hadden seks met elkaar. Dat blijkt uit onderzoek waarbij wetenschappers het genoom van Neanderthalers, moderne mensen en chimpansees op een geheel nieuwe manier analyseerden.

Eerdere onderzoeken stelden al vast dat Neanderthalers en moderne mensen waarschijnlijk seks met elkaar hadden. Onderzoekers baseerden die conclusie op basis van het feit dat er genetische overeenkomsten zijn tussen moderne mensen en Neanderthalers. Dat lijkt misschien een waterdichte zaak. Maar de genetische overeenkomsten zijn niet alleen te verklaren door seks tussen de twee soorten. Een andere verklaring kan zijn dat de moderne mensen die Afrika verlieten voortkwamen uit een subgroep voorouders waar ook de Neanderthalers van afstamden. En dus bleef er altijd twijfel bestaan rond het idee dat Neanderthalers en moderne mensen het bed deelden.

WIST U DAT…

Een nieuw onderzoek veegt die twijfel van tafel. De onderzoekers gebruikten een nieuwe methode om het genoom van Neanderthalers, moderne Europeanen, Aziaten en Afrikanen en chimpansees met elkaar te vergelijken. Deze methode kan veel beter dan voorgaande methodes sporen van kruisingen tussen Neanderthalers en moderne mensen opsporen en onderscheiden van genetische kenmerken die het resultaat zijn van dezelfde voorouders. En de methode bevestigt wat onderzoekers al lang dachten: Neanderthalers en moderne mensen hadden seks met elkaar.

“Het onderzoek is belangrijk, omdat het een gat in de discussie over of Neanderthalers seks hadden met moderne mensen, opvult,” stelt Mark Johnston, hoofdredacteur van het bladGenetics, waarin de onderzoekers hun werk uit de doeken doen. En in de toekomst kan de methode wellicht op heel andere soorten worden losgelaten, aldus onderzoeker Konrad Lohse. “Omdat de methode maximaal gebruik maakt van de informatie in individuele genomen is deze met name heel geschikt voor het onthullen van de geschiedenis van soorten die zeldzaam of uitgestorven zijn.”

Neanderthaler was blank met rood haar

27 oktober 2007

Neanderthalers hadden hoogstwaarschijnlijk een blanke huid en rossig haar. Dit blijkt uit Neanderthal-DNA dat is gevonden in twee botten van deze ongeveer 30.000 jaar geleden uitgestorven naaste verwant van de moderne mens.

http://vorige.nrc.nl/multimedia/dynamic/00117/Neanderthaler_was_b_117350a.jpg

Hedendaagse roodharigen.
foto maarten hartman/hh

Het onderzoek door een internationaal team van specialisten is deze week vervroegd gepubliceerd door Science (Sciencexpress, 25 oktober).

De genetici zijn er in geslaagd uit beide botten (een uit het Italiaanse Monti Lessini en een uit het Spaanse El Sidron) cruciale delen van het gen MC1R te isoleren.

MC1R is belangrijk voor huidskleur en haarkleur. Een verminderde werkzaamheid van het gen door een mutatie zorgt voor een blanke huid en rood haar zoals relatief veel voorkomt bij Europeanen.

Hoe blank en hoe rossig ze zijn hangt af van welk ander allel ze in hun genoom hebben: heterozygoten (met twee verschillende genvarianten) zijn donkerder dan homozygoten (met alleen het gemuteerde gen).

De mutatie die nu bij Neanderthalers is aangetroffen is een andere dan bij moderne Europeanen voorkomt.

Maar bij testen in celcultuur bleek deze mutatie wel te leiden tot een verminderde werkzaamheid, die niet te onderscheiden is van het effect van de moderne Europese mutatie.

Het is dus niet zo dat Europeanen met een blanke huid en rood haar die kenmerken te danken hebben aan een Neanderthal-gen.

Die ontlening aan de Neanderthalers was wel eens voorgesteld door onderzoekers die menen dat de moderne mensen en Neanderthalers tot de zelfde soort behoorden en daarom ook veel genen uitwisselden.

De gedachte van ontlening kwam op omdat het leefgebied van de Neanderthalers beperkt was tot Europa en West-Azi챘.

Algemeen wordt aangenomen dat een blanke huid een aanpassing is aan het leven op hogere breedtegraden, met minder zon: zonder blanke huid zouden de Europeanen met zo weinig zon te weinig vitamine D aanmaken en ernstig gaan lijden aan de Engelse ziekte (rachitis). Ongetwijfeld hebben de Neanderthalers hun gemuteerde gen aan dezelfde noodzaak te danken.

Hoe blank de Neanderthalers precies waren en hoe rood hun haar nu echt was, is niet bekend. Want door de mogelijkheid van vervuiling met modern DNA kon niet met zekerheid worden vastgesteld of in de Neanderthalbotten ook het gewone ongemuteerde standaardgen MC1R voor een donkere huid en donker haar in de botten aanwezig was.

Het is wel gevonden, maar het kan van moderne mensen afkomstig zijn. Vervuiling met modern DNA is het grootste gevaar van dit soort onderzoek.

Science 26 October 2007:
Vol. 318. no. 5850, pp. 546 – 547
DOI: 10.1126/science.318.5850.546

News of the Week

GENETICS:
Ancient DNA Reveals Neandertals With Red Hair, Fair Complexions

Elizabeth CulottaA pigmentation gene from the bones of two Neandertals, reported online this week in Science (www.sciencemag.org/cgi/content/abstract/1147417), indicates that at least some Neandertals had pale skin and red hair, similar to some of the Homo sapiens who today inhabit their European homeland.

Submitted on July 5, 2007
Accepted on October 12, 2007

A Melanocortin 1 Receptor Allele Suggests Varying Pigmentation Among Neanderthals

Carles Lalueza-Fox 1{dagger}*, Holger R철mpler 2{dagger}, David Caramelli 3, Claudia St채ubert 4, Giulio Catalano 5, David Hughes 6, Nadin Rohland 6, Elena Pilli 3, Laura Longo 7,Silvana Condemi 8, Marco de la Rasilla 9, Javier Fortea 9, Antonio Rosas 10, Mark Stoneking 6, Torsten Sch철neberg 4, Jaume Bertranpetit 11, Michael Hofreiter 6*

1 Departament de Biologia Animal, Universitat de Barcelona, Spain.
2 Molecular Biochemistry, Medical Faculty, University of Leipzig, Leipzig, Germany.; Department of Organismic and Evolutionary Biology, Harvard University, Cambridge, MA, USA.
3 Laboratorio di Antropologia, Università di Firenze, Italy.
4 Molecular Biochemistry, Medical Faculty, University of Leipzig, Leipzig, Germany.
5 Laboratorio di Antropologia, Università di Firenze, Italy.; Unitat de Biologia Evolutiva, Universitat Pompeu Fabra, Barcelona, Spain.
6 Department of Evolutionary Genetics, Max Planck Institute for Evolutionary Anthropology, Leipzig, Germany.
7 Dipartimento di Scienze Ambientali, Università di Siena, Siena, Italy.
8 Unit챕 d’Anthropologie, CNRS, UMR 6578, Marseille, France.
9 Área de Prehistoria, Universidad de Oviedo, Spain.
10 Departamento de Paleobiolog챠a, Museo Nacional de Ciencias Naturales, CSIC, Madrid, Spain.
11 Unitat de Biologia Evolutiva, Universitat Pompeu Fabra, Barcelona, Spain.

* To whom correspondence should be addressed.
Carles Lalueza-Fox , E-mail: clalueza@ub.edu type=text/javascript>
Michael Hofreiter , E-mail: hofreite@eva.mpg.de type=text/javascript>

{dagger}These authors contributed equally to this work.

The melanocortin 1 receptor (MC1R) regulates pigmentation in humans and other vertebrates. Variants of MC1R with reduced function are associated with pale skin color and red hair inhumans primarily of European origin. We amplified and sequenced a fragment of the MC1R gene (mc1r) from two Neanderthal remains. Both specimens have a mutation not found in ~3,700 modern humans. Functional analyses show that this variant reduces MC1R activity to a level that alters hair and/or skin pigmentation in humans. The impaired activity of this variant suggests that Neanderthals varied in pigmentation levels, potentially to the scale observed in modern humans. Our data suggest that inactive MC1R variants evolved independently in both modern humans and Neanderthals.

Neanderthal jawbones from El Sidron. Image: PNAS.
DNA was taken from Neanderthal bones found in northern Spain
Fragments of the MC1R sequence from Neanderthal bones found at Monte Lessini in Italy and from remains unearthed at El Sidron cave in northern Spain
Herleiding haarkleur uit DNA geeft verrassende resultaten

door: Arjen Dijkgraaf

vrijdag 26 oktober 2007
De Nijmeegse hoogleraar Bart Kiemeney heeft samen met collega’s van het IJslandse bedrijf deCODE vier nieuwe gebieden in het menselijk DNA geïdentificeerd die met de haar- en oogkleur te maken hebben.
Aan het DNA van een willekeurige verdachte kun je voortaan redelijk goed zien of hij rood haar en blauwe ogen heeft, zo claimen de onderzoekers in Nature Genetics.

Tegelijkverscheen deze week in Science een publicatie van Spaanse onderzoekers, die in DNA-resten van twee Neandertalers een gen hebben aangetroffen dat bij de moderne Homo sapiens leidt tot roodharigheid. Het is dus waarschijnlijk dat Neandertalers op z’n minst voor een deel rood zijn geweest.Het onderzoek van Kiemeney en deCODE richtte zich eigenlijk op erfelijke oorzaken van kanker. Met DNA-chips zochten ze naar 317.511 ‘single nucleotide polymorphisms’ (SNP’s) in hetgenoom van 2986 IJslanders die tevens op een vragenlijst hun uiterlijke kenmerken hadden ingevuld.Er werden de nodige verbanden gevonden. Een test met 2718 andere IJslanders en 1214 Nederlanders leerde dat hun oog- en haarkleur inderdaad op dezelfde manier met de SNP’s samenhing.Het Neandertaler-onderzoek staat hier los van.
Van de aangetroffen MC1R-variant is bekend dat hij roodharigheid veroorzaakt. De Neandertalversie wijkt subtiel af van de anno 2007 gebruikelijke variant. Maar de onderzoekers hebben hem ingebouwd in een moderne menselijke melanocytcel, van het soort dat verantwoordelijk is voor pigmentproductie, en scoorden daarmee hetzelfde effect als met een ‘modern’ roodharigheidsgen.
De voorzichtige conclusie luidt dat de moderne mes en de Neandertaler los van elkaar dezelfde kant zijn uitgemuteerd op het moment dat ze van Afrika naar minder zonnige streken verhuisden en de bescherming van het bruine pigment niet meer nodig hadden.
bron: BBC News, NRC Handelsblad 
MC1R
Chromosoom 16 q24.3 [EntreGene=”4157].
MC1R
Rogers, Iltis, and Wooding (2004) NC1R in apen en mensen 
De eerste homosapiens waren “zwart “
Rogers, A. R., Iltis, D., Wooding, S. 2004. Genetic variation at the MC1R locus and the time since loss of human body hair. Current Anthropology 45:105-108.http://query.nytimes.com/gst/fullpage.html?res=9C03E0DE1030F93AA2575BC0A9659C8B63&sec=health&pagewanted=print
De geschiedenis van onze kaalheid

UPDATE  NEANDERTHALERGENOOM   2010

http://heritage-key.com/blogs/ann/neanderthal-dna-sequenced-how-similar-are-they-modern-humans

0
AFSTAMMING  
UPDATE   2013  

Zoektocht naar gedeelde voorouder van mens en Neanderthaler levert niets op

Geschreven op 22 oktober 2013  5

 

Wetenschappers hebben alle mensachtigen die ons tot op heden bekend zijn, geanalyseerd in de hoop tussen die mensachtigen de gedeelde voorouder van de Neanderthaler en moderne mens te vinden. Zonder succes. Het onderzoek suggereert dat de evolutionaire wegen van de Neanderthaler en moderne mens zich al veel eerder scheidden dan gedacht en dat we nog lang niet alle hominiden ontdekt hebben.

Op basis van kiezen van Neanderthalers en moderne mensen hebben onderzoekers zich een beeld gevormd van hoe de kiezen van de gedeelde voorouder van de Neanderthaler en moderne mens eruit moeten hebben gezien. Vervolgens bestudeerden de onderzoekers ongeveer 1200 kiezen van dertien soorten of typen hominiden, in de hoop een kies te vinden die lijkt op de kies die men verwacht aan te treffen bij de gedeelde voorouder. Zonder succes.

Homo heidelbergensis
Het betekent dat mensachtigen waarvan vermoed werd dat ze een gedeelde voorouder waren – zoals Homo heidelbergensisHomo erectus en Homo antecessor – dat niet zijn. “Geen van deze soorten heeft een dentale morfologie die volledig overeenkomt met de verwachte morfologie van deze voorouder,” stelt onderzoeker Aida Gómez-Robles.

°

Cranium Early human

cranium  early human

Scheiding
Maar dat wil niet zeggen dat het onderzoek helemaal geen nieuwe inzichten biedt. De onderzoekers hebben namelijk wel aanwijzingen gevonden dat de wegen van de Neanderthalers en moderne mensen zich eerder scheidden dan gedacht. Niet 350.000, maar ongeveer één miljoen jaar geleden zou de Neanderthaler zich al los hebben gemaakt van de lijn die uiteindelijk tot de moderne mens leidde. Dat betekent dus dat we de gezamenlijke voorouder van de Neanderthaler en moderne mens veel verder terug in de geschiedenis zullen gaan aantreffen. Ook wijst het onderzoek erop dat we nog lang niet alle hominiden hebben ontdekt.

“Dit onderzoek vertelt ons dat er nog steeds hominiden zijn die ontdekt moeten worden,” stelt onderzoeker P. David Polly.

Wanneer we de gedeelde voorouder van de moderne mens en Neanderthaler willen vinden, moeten we waarschijnlijk in Afrika zijn, zo stellen de onderzoekers. Probleem is echter dat er relatief weinig fossiele resten van ongeveer één miljoen jaar oude hominiden uit Afrika bekend zijn.

Bronmateriaal:
Study: No known hominin is ancestor of Neanderthals and modern humans” – Indiana.edu

 

 

DAT…

‘Neanderthalers leefden in geïsoleerde groepen’

Neanderthalers leefden waarschijnlijk in kleine groepen, zo blijkt uit nieuw genetisch onderzoek.

moderne reconstructie neanderthaler man

22 april 2014 

De genetische verschillen tussen Neanderhalers in Europa waren klein in vergelijking met genetische diversiteit die wordt gemeten bij moderne mensen.

Dat wijst erop dat de populaties Neanderthalers relatief klein waren en dat er weinig contact was tussen verschillende groepen.

Tot die conclusie komen onderzoekers in het wetenschappelijk tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences.

Verschillen

De wetenschappers vergeleken 17.367 specifieke genen van fossielen van Neanderthalers uit Siberië, Spanje en Kroatië. Uit het onderzoek blijkt dat de genenpoel van de oermensen beperkt was.

De genetische diversiteit onder Neanderthalers bedroeg volgens de Zweedse bioloog en hoofdonderzoeker Svante Pääbo slechts een vierde van de genetische verschillen die bij moderne mensen worden gemeten, zo verklaart hij op National Geographic News.

Haarkleur

De vergelijking met de genenpoel van moderne mensen wijst bijvoorbeeld uit dat Neanderthalers nog niet beschikten over specifieke genen voor huidskleur en haarkleur. Die genvarianten ontstonden waarschijnlijk relatief laat.

“Deze mutaties hebben mogelijk bijgedragen aan de verschillen in haar- en huidpigment die we terugzien bij moderne mensen”, aldus Pääbo.

Neanderthalers hadden overigens niet alleen seksueel contact met soortgenoten. Uit eerder onderzoek is gebleken dat ongeveer 2,1 procent van de genen van moderne mensen afkomstig zijn van Neanderthalers.

Door: NU.nl/Dennis Rijnvis

 

http://www.nu.nl/tag/neanderthalers/

http://www.nu.nl/tag/genen/

 

 

Neanderthalers waren geen domme bruten

Neanderthaler was niet minder intelligent dan de moderne mens

 

Nieuw onderzoek suggereert dat Neanderthalers niet minder intelligent waren dan de moderne mens.Scientias.nl sprak exclusief met onderzoeker Wil Roebroeks van de universiteit van Leiden over deze ontdekking.

Al jaren worden Neanderthalers gezien als minder intelligent. Wetenschappers vermoeden dit omdat de moderne mens betere wapens hadden en beter samenwerkten tijdens de jacht. Maar tot nu toe zijn er geen archeologische vondsten die deze vermoedens bevestigen. Er is dus geen hard bewijs van een groot cognitief verschil.

Verkeerde vergelijking
Een andere grote fout is dat onderzoekers de Neanderthaler doorgaans vergelijken met moderne mensen die na hen kwamen en niet met hun tijdgenoten. Het is opmerkelijk dat deze fout is gemaakt. “Het is ook wel begrijpelijk dat men dit deed”, vertelt onderzoeker Roebroeks aan Scientias.nl. “Enkele decennia geleden kenden we de archeologie van moderne mensen eigenlijk alleen maar goed uit Europa, en dat waren archeologische gegevens van de mensen die leefden na het ‘uitsterven’ van de Neanderthalers. Deze moderne mensen lieten vanaf hun eerste verschijnen in Europa een andere archeologie achter, o.a. met andere stenen werktuigen, werktuigen uit been, persoonlijke sieraden en de bekende sculptuurtjes en indrukwekkende grottenkunst.”

Door veldwerk in Afrika is er de afgelopen tien tot vijftien jaar steeds meer bekend geworden over hoe moderne mensen echt leefden, voordat ze uit Afrika begonnen weg te trekken. Dit is ondertussen al meer dan 50.000 jaar geleden. “Er was dus tot voor kort niet echt veel vergelijkingsmateriaal, en op basis van de oudere gegevens was er als het ware een stereotype beeld van de verschillen tussen Neanderthalers en de moderne mens ontstaan. Dit beeld brokkelt af. Ons artikel is een uitdrukking van de erosie van die stereotiepe beeldvorming.”

An exhibit shows the life of a neanderthal family in a cave in the new Neanderthal Museum in the northern town of Krapina

Weinig verschillen
Er zijn eigenlijk nauwelijks verschillen tussen Neanderthalers en moderne mensen uit dezelfde tijd. “In Zuid-Afrika zijn enkele tienduizenden jaren eerder iets meer persoonlijke sieraden bekend van een klein aantal vindplaatsen, en ook een iets eerder veelvuldiger gebruik van kleurstoffen”, vertelt Roebroeks. “Maar het gaat om hele graduele verschillen, en van een klein aantal vindplaatsen. In enkele andere opzichten lijken de Neanderthalers moderne mensen ‘de baas’, zoals in de productie van lijmen (van hars). Maar er is nog niet voldoende bewijs om dit hard te maken. We hebben eigenlijk erg weinig goede observatiepunten voor zulk een lange periode, en er duiken telkens nieuwe verrassingen op.”

Waarom en hoe is de Neanderthaler verdwenen?
Het is opvallend dat de Neanderthalers op een gegeven moment uitstierven. Als intellectuele ‘partner’ van de moderne mens hadden ze het dan toch moeten redden? Onderzoeker Roebroeks is van mening dat de Neanderthaler nooit echt is uitgestorven, maar dat het verdwijnen van de Neanderthaler een kwestie van vermenging en assimilatie is. “We interpreteren dat patroon in het licht van recente genetische data, die aangeven dat Neanderthalers en moderne mensen vruchtbare nakomelingen gekregen hebben, en dat mensen buiten Afrika een deel van hun DNA (schattingen lopen uiteen, minimaal 2 tot 6% tot veel meer) aan Neanderthalers te danken hebben”, aldus Roebroeks. Hij baseert zich hierbij op onderzoek van paleogeneticus Svante Pääbo van het Max Planck Instituut in Leipzig. “In die zin zijn Neanderthalers niet echt uitgestorven. Alleen hun specifieke lichaamsvorm is verdwenen. Ze zijn als het ware opgegaan in de moderne menselijke populaties. Het is enigszins vergelijkbaar met de jagers–verzamelaars die hier in het noordwesten van Europa leefden toen de eerste boeren arriveerden, zo’n 7,000 jaar geleden. Hun genetisch materiaal werd ook geleidelijk door het “eerste boeren DNA” overstuurd, maar een deel van dat jagers-verzamelaars DNA is nog steeds in ons aanwezig. Overigens werd die jagers-verzamelaars/eerste boeren mix vervolgens weer door latere immigranten in het Midden-Neolithicum “verdund”.”

BEGRIJPEN WAAROM DE NEANDERTHALER IS VERDWENEN IS VAN BELANG VOOR HET BEGRIJPEN VAN HET SUCCES VAN ONZE SOORT EN WAT ONS UNIEK MAAKT.

Helaas zullen we nooit exact weten hoe de Neanderthaler van het toneel is verdwenen. “Daar zullen onze data nooit fijnkorrelig genoeg voor zijn”, meent Roebroeks. “Neanderthalers kwamen over een heel groot gebied voor, van West-Europa tot in centraal Azië, en binnen dat miljoenen vierkante kilometers grote verspreidingsgebied zal het proces van hun verdwijnen per regio gevarieerd hebben.”

Zoeken naar antwoorden
Toch is het nuttig om te blijven zoeken naar antwoorden waarom en hoe Neanderthalers zijn uitgestorven of geassimileerd. Roebroeks: “De Neanderthalers zijn onze meest nabije verwanten, op de schaal van de evolutie gezien. Begrijpen waarom zij verdwenen zijn en waarom wij als enige soort zijn overgebleven, is van belang voor het begrijpen van het succes van onze soort, en van belang voor de kennis van onze eigen soort, voor wat ons “uniek” maakt, zowel cultureel als biologisch. Vanuit geneeskundige hoek bestaat er bijvoorbeeld interesse voor de genetica van deze verdwenen mensachtigen, omdat wij moderne mensen (tenminste: niet-Afrikanen) een deel van hun DNA meedragen. De vraag is wat dat in ons genoom doet. In die zin heeft dergelijk onderzoek niet alleen een “cultuurhistorische” relevantie, maar is het ook van belang voor kennis van onze biologie en daarmee voor onze gezondheid.”

ven na de dood.

Bronmateriaal:
Neandertal Demise: An Archaeological Analysis of the Modern Human Superiority Complex” – PLOS One
Exclusief interview met onderzoeker Wil Roebroeks van de universiteit van Leiden

http://www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0096424

http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/wetenschap/1.1955500

°

GESCHIEDENIS VAN DE NEANDERTHALER IN 331 TEKENS

De Neanderthaler ontwikkelde uit de .  Homo heidelbergensis

In veel opzichten leek de Neanderthaler op de moderne mens. Het genoom komt namelijk 99,8% overeen. Neanderthalers waren kort, gedrongen en hadden grote hersenen. De oudste sporen zijn 180.000 jaar oud. Circa 32.000 tot 34.000 jaar geleden is de Neanderthaler uitgestorven.

°

*Archeologische “bewijzen” van intelligentie

Complex

Roebroeks en Villa bekeken de archeologische bewijzen die een beeld gaven van de capaciteiten van de neanderthalers, en kwamen tot de conclusie dat ze helemaal niet dom waren.

AP

–> Het blijkt  dat neanderthalers zeer complexe jachtmethoden hanteerden, waarvoor ze in groep moesten werken en op voorhand moesten plannen; dat ze waarschijnlijk een gesproken taal kenden; dat ze pigmenten gebruikten, waarschijnlijk om hun lichaam te beschilderen; dat ze symbolische voorwerpen hadden, zoals de klauwen van adelaars en doorboorde tanden van dieren, waarschijnlijk als hangers, en dat ze op een gesofisticeerde manier gebruik maakten van vuur.

–> Villa en Roebroeks verwijzen naar archeologische sites in Europa, zoals in het zuidwesten van Frankrijk, waar neanderthalers waarschijnlijk bizons naar hun dood geleid hebben door hen naar een zinkput te drijven.

–> In de Kanaaleilanden is er dan weer een site waar fossielen gevonden zijn aan de voet van een ravijn van mammoeten en wolharige neushoorns, die hoogstwaarschijnlijk het slachtoffer zijn geworden van een georganiseerde drijfjacht van neanderthalers.

 

TIEN FEITEN OVER NEANDERTHALERS
1. Ze waren prima ouders;

http://www.scientias.nl/neanderthalers-waren-prima-ouders/99645
2. Ze hadden seks met ons;

http://www.scientias.nl/geen-twijfel-mogelijk-neanderthalers-en-moderne-mensen-hadden-seks-met-elkaar/99618
3. Ze begroeven hun doden;

http://www.scientias.nl/neanderthalers-begroeven-hun-doden/96007

fossiel
4. Ze waren binnenhuisarchitecten;

http://www.scientias.nl/waren-neanderthalers-de-eerste-binnenhuisarchitecten-neanderthaler-deelde-zijn-leefruimte-slim/95492
5. Ze spraken mogelijk een eigen taal;

http://www.scientias.nl/hadden-de-neanderthalers-een-eigen-taal/89611
6. Ze kregen ook al kanker;

http://www.scientias.nl/neanderthalers-hadden-al-botkanker/87937
7. Ze hadden grote ogen;

http://www.scientias.nl/werden-grote-ogen-de-neanderthaler-fataal/82251

neanderthaler
8. Ze gebruikten medicijnen;

http://www.scientias.nl/tandplak-verraadt-dat-neanderthaler-al-medicijnen-gebruikte/68494

Neanderthaler had veelzijdiger dieet dan gedacht: van mammoet tot zalmNeanderthaler had veelzijdiger dieet dan gedacht: van mammoet tot zalm

Wetenschappers hebben indirect bewijs gevonden dat Neanderthalers vis aten. Het suggereert dat het dieet van de Neanderthalers veelzijdiger…
9. Ze maakten tekeningen;

http://www.scientias.nl/eerste-tekeningen-van-neanderthalers-ontdekt/55662

http://www.newscientist.com/articleimages/dn21458/1-first-neanderthal-cave-paintings-discovered-in-spain.html

Were these seals painted by Neanderthals? (<i>Image: Nerja Cave Foundation</i>)
10. Ze geloofden in leven na de dood.

http://www.scientias.nl/geloofden-neanderthalers-in-leven-na-de-dood/29788

Neanderthalers begroeven hun doden

Nieuw onderzoek bewijst dat Neanderthalers hun doden begroeven. En daarmee lijkt een einde te komen aan een langdurig…

 

°

LINKS

°

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/buitenland/1.1564103

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/buitenland/1.1573196

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/wetenschap/1.1811554

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/videozone/programmas/journaal/2.31184?video=1.1815952

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/wetenschap/1.1854098

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/wetenschap/1.1958800

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/wetenschap/1.2049617

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/videozone/programmas/journaal/2.35290?video=1.2065367

°

http://www.scientias.nl/?s=Neanderthaler

http://www.scientias.nl/moderne-mensen-liepen-neanderthalers-niet-snel-onder-de-voet/104551

 

http://www.kennislink.nl/publicaties/neanderthaler-leefde-broederlijk-naast-moderne-mens

http://www.scientias.nl/oude-mens-met-neanderthaler-achtig-binnenoor-ontdekt/103214

http://www.scientias.nl/direct-bewijs-gevonden-dat-neanderthalers-planten-aten/102787

http://www.scientias.nl/neanderthalers-waren-niet-minder-intelligent-dan-de-moderne-mens/100533

 

 

°

58.000 tot 52.000 jaar geleden hadden onze voorouders seks met neanderthalers

vr 24/10/2014 – 19:37 Luc De RoyUit het volledig in kaart brengen van het oudste menselijke genoom tot nu toe, dat van de Ust-Ishim-mens, blijkt dat onze voorouders 58.000 tot 52.000 jaar geleden seks hadden met neanderthalers.
Tot nu toe liepen de schattingen uiteen van 86.000 tot 37.000 jaar geleden.

Het is een vraag die antropologen ’s nachts wakker houdt: wie had er seks met wie, en wanneer?

Een deel van het antwoord is nu gevonden in een oud menselijk dijbeen.

Het dijbeen werd gevonden in een rivieroever in het westen van Siberië, in de buurt van het dorp Ust-Ishim en het behoorde toe aan een man die 45.000 jaar geleden leefde.

Zijn DNA was zo goed bewaard dat geleerden in staat waren om heel zijn genoom – het geheel van alle genen – in kaart te brengen, wat het het oudste menselijke genoom maakt dat ooit helemaal gesequencet is, zo bericht het team deze week in Nature, in opvolging van een eerdere bijeenkomst over het thema.

Uit het genoom blijkt dat de Ust-Ishim-man, net zoals moderne Europeanen en Aziaten, zo’n twee procent neanderthaler-DNA had.

Strengen

Bij de moderne mensen zijn de neanderthal-genen in kleine fragmenten versplinterd, bij de Ust-Ishim-mens zitten ze echter samengeklonterd in lange strengen, wat aantoont dat hij geleefd heeft niet lang nadat de twee groepen genetisch materiaal uitgewisseld hadden, zoals Science al geschreven had na de bijeenkomst over het genoom van de Ust-Ishim-man.

De studie in Nature heeft nu een verdere analyse gemaakt van de lengte van de strengen neanderthaler-DNA om data voor te stellen in verband met de vermenging van het menselijk en neanderthaler-DNA. Daaruit blijkt dat de Ust-Ishim-man leefde zo’n 13.000 tot 7.000 jaar nadat moderne mensen en neanderthalers met elkaar seks hadden. Aangezien hij 45.000 jaar geleden leefde, plaatst dat de vermenging van het DNA op zo’n 58.000 tot 52.000 jaar geleden.

Dat is een veel kortere periode dan de vorige schattingen, die uiteenliepen van 86.000 tot 37.000 jaar geleden.

Moderne mensen

En wat zegt het genoom van de Ust-Ishim-man over de verdere evolutie van de mens, na de periode van de neanderthalers? Hij blijkt evenzeer verwant te zijn aan twee andere oude skeletten: een 24.000 jaar oude jongen uit Mal’ta, eveneens in Siberië, en een 8.000 jaar oude man uit La Braña in Spanje. Dat betekent dat hij waarschijnlijk behoorde tot de eerste golf van moderne mensen die uit Afrika weggetrokken zijn, en zich verspreid hebben over Europa en Azië. 

Als men zijn genoom echter vergelijkt met dat van nu levende mensen, blijkt dat hij meer verwant is aan Oost-Aziaten dan aan Europeanen. Dat ondersteunt de theorie dat nu levende Europeanen een deel van hun genen geërfd hebben van een verschillende, onbekende bron.

Waarschijnlijk gaat het om een tweede golf van mensen die Afrika later verlaten hebben om Europa binnen te trekken. Die tweede golf zou dan niet voortgetrokken zijn naar Azië, zodat ze geen invloed uitgeoefend hebben op het genetisch materiaal van de Aziaten.

 

https://tsjok45.wordpress.com/2014/01/14/homo-sap/

°

 

TIEN 

Inguanodon & Co

 

Iguanodon orientalis

Iguanodon means “Iguana tooth”.It is classified as: ORNITHOPODA; Iguanodontia; Iguanodontidae
Early Cretaceous (Aptian), Barum Bayan Formation
Discovered in the Gobi Desert, Southwestern Mongolian Peoples’ Republic.
Iguanodon orientalis from Mongoliais very similar to iguanodonts from Europe (below) except for its huge, bulbous ‘nose.’This hollow structure may have been used as a resonating chamber for making ‘dinosaur music or mating calls.
Its hands had four fingers and a spike-like thumb, which it may have used to defend itself.
Its teeth are reminiscent of those in hypsilophodonts, flattened side to side, and leaf-shaped. They probably sliced up plant material like a pair of scissors.

Because of the large number of skeletons of these dinosaurs frequently found together and evidence from fossil track ways, palaeontologists think they may have formed herds. Their remains are most often found in sediments deposited in swampy, lake and river edge environments suggesting that is the place they spent most of their time munching on horsetails (like the living Equisetum), ferns, cycads and various kinds of conifers.

Iguanodon sp. skeletoncast replica.Early Cretaceous
Molded from the original discovered in Alashanqi, Neimenggu

 

 

 

 

 

PROBACTROSAURUS gobiensis skeleton

“Before the Bactrian reptile”
Probactrosaurus is classified as: ORNITHOPODA; Iguanodontia; Iguanodontidae
It’s fossils have been found in the Early Cretaceous (Aptian-Albian) sediments.
Discovered in the Alashan Desert, Inner Mongolia, China.

 

Europese inguanodont

 

 

 

 

Tenontosaurus

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geschiedkundig en cultuurhistorisch belang   ;

http://www.geol.umd.edu/~tholtz/G104/lectures/104hist.html 

* Inguanodon  is de tweede  “officieele” dino  vondst  uit de geschiedenis  en  komt op naam van Dr. Gideon and Mary Ann Mantell: …

Het gebeurde allemaal  in de  Weald regio van zuid-oost  Engeland en  de   inguanodon vondst  betrof    tanden  …De tanden zijn   bladvormig  , wat doet denken aan de extante   Iguana een  voornamelijk harbivoor reptiel .. Daarom noemden de Mantells het  fossiel  Iguanodon (“iguana tand”)

  • Formeel beschreven   in 1825

Bestand:Mantell's Iguanodon teeth.jpg

Enkele exemplaren van de tanden, zoals getoond door Mantells publicatie van 1825, met onderaan ter vergelijking leguanentanden

  • het dier werd gereconstrueerd als een immense versie van  iguana hagedis

 

 

 

 

 

(helemaal rechts   :   “L’équipe de Louis Dollo ” bij de reconstructie van een   Iguanodon in 1880, in de   chapelle Saint-Georges.
De beenderen waren met koorden  opgehangen aan een stelling  . De lengte van de koorden kon  door knopen  worden veranderd  , om zodoende de  “beste natuurlijke“(?) posities  te vinden  Verschillende  beenderen  bevatten meer dan een kilo  pyriet .
Om vervormingen  na de verwijdering van het pyriet te vermijden  werden ze in een  bad schrijnwerkers-houtlijm gedoopt  .

De eerste opstelling van een iguanodon op twee poten werd uitgevoerd door L. De Pauw onder de leiding van L. Dollo.

Volgens deze laatste waren iguanodons tweevoeters;het skelet van een kangoeroe (de staart) en van een struisvogel (het bekken en de achterpoten) stonden model.  In rusttoestand  lag de staart als steun op de grond en bij het lopen werd hij opgelicht als tegengewicht voor de rest van het lichaam.Nu wordt meestal aangenomen dat bij het stappen de vier poten gebruikt werden, bij het rennen de twee achterpoten.)

In 1841, gaf  Sir Richard Owen  een  publieke lezing  over de tot dan toe in  ontdekte zuid engelse reptielen  ….  Hij concludeerde  dat  Megalosaurus ,( de allerseerste  dino die werd  ontdekt en beschreven in 1824  door Reverend William Buckland:  ) IIguanodon , and Hylaeosaurus (eveneens ontdekt door het Mantell’ echtpaar  ) een aparte groep vormden  … Hij stelde de naam  Dinosauria (“verschrikkelijke grote hagedissen “) voor  …

Eind maart 1878  komt dan de belangrijke ontdekking in  BERNISSART

Nog steeds is deze vindplaats en vondst  belangrijk  ..Bernissart  werd beroemd  door de  fossiele  rijkdom die werd ontdekt  tussen  1878 en 1884 in de steenkoolmijn charbonnage Sainte-Barbe: Men ontdekte in Bernissart   29 komplete inguanodon  skeletten , 2 krokodillen, l fragment van een insekt  , tientallen coprolieten en duizenden  planten fragmenten .De fossielen van Bernissart  werden gevonden  in zwarte kleilagen  die met “wealdenian” noemt ( naar de lagen in  Zuid -Engeland )

http://gigadino.pagesperso-orange.fr/images_dossiers/bernissart3.JPG
Extraction “d’argiles wéaldiennes  ”   dichtbij   Bernissart

 

De eerste   door Dollo   opgestelde  inguanodon werd onmiddelijk  tentoongesteld  op de binnenkoer  van de mijn van Bernissart         De eerste  inguanodon in Brussel  dateert van 1883

De geleerden uit die tijd  maakten hun reconstructies op basis van struisvogel en kangoeroe voorbeelden -modellen    ; zodoende  verzonnen  ze gedeeltelijk  een  bipedale positie voor de inguanodons . Maar deze  houding is fout gebleken …Toch worden  (om historische redenen ) nog veel van die belangrijke  vondsten nog steeds in die  houding tentoongesteld  ….

http://gigadino.pagesperso-orange.fr/images_dossiers/bernissart5.JPG

http://gigadino.pagesperso-orange.fr/images_dossiers/bernissart10.JPG

*  Over de ontdekking van mijnwerker Jules Créteur liet de goegemeente zich aanvankelijk slechts schertsend uit.

     Achterkant van een belgisch  50 centimes muntstukje  met de beeltenis van  Jules Créteur , geslagen in de jaren  1950  

Hij zelf hoopte dat zijn vondst een fossiele boomstronk gevuld met goud betrof zodat hij het mijnwerkersplunje voor eens en altijd aan de wilgen kon hangen.
Onderzoek bevestigde dat Créteur 322m onder de grond van Bernissart, een spreekwoordelijk door God vergeten dorp op de grens met Noord-Frankrijk, 17km ten westen van Bergen, op een fossiel bot was gestuit.

Hij bleek achteraf  de enige geweest te zijn die zich vragen bij het bot had gesteld (of erbij weggedroomd was): zijn collega’s hadden zich reeds door een compleet skelet gewerkt.

De vondst leverde hem geen goud op (het bot bevatte pitriet, een geelachtig mineraal gelijkend op goud), maar wereldwijde bekendheid.

Jules Créteur was in het zog terechtgekomen van een kudde prehistorische dieren die in de wereld haar evenknie niet kende.
Wetenschappers zetten reconstructies op waaruit bleek dat de reusachtige dieren omstreeks 130 miljoen jaar geleden aan hun einde waren gekomen.

Hoogstwaarschijnlijk waren ze overvallen door een storm met ongekende kracht waarvoor ze begrijpelijk maar nodeloos op de vlucht waren geslagen: de iguanodons werden verrast door grondverzakkingen en kolkende rivieren die misschien ook  het gevolg van het noodweer waren.
De reuzenhagedissen stortten de diepte in, braken in hun val de beenderen en botten van hun vijf ton zware lijven en werden begraven in een vaalgrijze sarcofaag gevonden in  een samengeperste kleilaag  ingebed in een  steenkoolgordel  die van Mons overLa Louvière naar Luik liep

Glazen kooi
’s Lands begaafdste eminentie inzake geologie en paleontologie, Louis De Pauw, die in 1860 te Lier het grootste skelet van een ‘Belgische’ mammoet had opgedolven, werd uitgenodigd om in Bernissart voor opheldering te zorgen.

Onder zijn toedoen kwamen naast beschrijvingen, nog eens 28 geraamtes aan de oppervlakte.
Het Museum van Natuurwetenschappen te Brussel legde onmiddellijk beslag op de complete vondst, het gemor in Bernissart ten spijt.

In Brussel werden ze opgenomen in de collecties van het KBNI  en op verschillende  manieren  opgesteld

 

 

 

uiteindelijk  werden ze  ondergebracht in de nieuwe galerij der dinosauriers in 2007

Mocht de eerste gereconstrueerde iguanodon in 1883 in het Hof vanNassau te Brussel in een glazen kooi plaatsnemen , in Bernissart zetten de bewoners een hartverscheurend klaaglied in, La complainte de l’iguanodon.
In 1972 kreeg de gemeente één exemplaar terug dat in een museum met te laag plafond op halve hoogte werd tentoongesteld.
Het lang beloofde museum kwam er dertig jaar later, in 2002.


De opening van het museum was meteen de inleiding van een reeks nieuwe opgravingen. Daar er drie dieren per are zijn gevonden, hopen de onderzoekers nu veel meer iguanodons op te graven. Optimisten rekenen zelfs op dertig exemplaren. De huidige politici schelen overigens in niets met hun 19de-eeuwse collega’s: velen waren toen gewonnen voor de verkoop van de gouden monsters van Jules Créteur om een eenmalige belastingverlaging (voor de rijken) door te voeren. Begrotingstrucs zijn de monstres sacrés van alle tijden.

De Inguanodons  van Bernissart  zijn de  allereerst ontdekte komplete  en gearticuleerde  dinosaurusvondsten ter wereld  . Ook vandaag nog  zorgt hun exellente conservatiestatus ervoor  dat ze nog steeds worden beschouwd als relevant referentie en onderzoek materiaal voor paleontologen over de hele wereld  ..

een van de bernissart inguanodons  uitgeleend aan het museum van Madrid 
http://gigadino.pagesperso-orange.fr/bernissart.html

inguanodon

“Met de tand van een leguaan”

Gewicht: ongeveer 4,5 ton Houding: Zowel tweevoeter als viervoeter Voedsel: Herbivoor Vindplaatsen Azië, Noord-Amerika en Europa Bijzonderheden: zijn twee duimen in de vorm van een puntige kegelLengte: tot 10mHoogte: staand op de achter poten: 5m                                          Tijdperk: 110 – 130 miljoen jaar geleden (Vroeg Krijt)

De wetenschap weet veel over de inguanodontidae  Van inguanodon zelf   zijn in 120 miljoen jaar oude rotsen in Europa en Azië duizenden fossielen gevonden Soms is zo’n skelet in z’n geheel bewaard gebleven. Ook in Noord- en Zuid-Amerika, Afrika en Australië zijn er resten van Iguanodonachtige dinosaurussen gevonden

Inguanodon  had geen voortanden    Waarom niet? Het voorste stuk van z’n kaak had de vorm van een harde snavel. Daarmee kon hij geen vlees snijden en  eten, maar waarschijnlijk kon het dier  wel bladeren en stengels afrukken.

Z’n kiezen verraden hem .De Iguanodon had brede, platte kiezen net als andere planteneters. Met wat weweten over de snavelvormige bek, kunnen we aannemen dat de Iguanodon planten heeft gegeten en geen vlees.

‘Handige handen’  Omdat de dinosaurus  op z’n achterpoten liep, had hij z’n voorpoten vrij voor anderedingen. De Iguanodon had hoefvormige tenen, waar hij op kon leunen bij het eten. De kleine teen zat apart, zodat hij daarmee zijn voedsel beet kon pakken. Zijn grote teen leek wel een beitel. Hiermee kon hij zich verdedigen tegen z’n vijanden ?  .

Schubben    De weke delen van een dier, zoals z’n huid fossilifieren bijna nooit , omdat ze te snel wegrotten. In een paar gevallen is de structuur van de dinosaurushuid in het gesteente afgedrukt; dan kunnen we zien dat het dier een geschubde, taaie huid heeft gehad.Maar we weten(nog)  niets over de kleur van de huid, ook niet of hij gevlekt of gestreept was.

Kon hij goed zien en horen?Aan de stukken van de schedel van de dinosaurus kunnen we zien hoe de vorm van zijn kop is geweest. Naar de zachte delen zoals de ogen, de oren en de neusgaten moeten we maar raden. We weten ook niet of de Iguanodon goed kon horen en zien. Omdat er zoveel fossielen bewaard zijn gebleven, weten we dat er heel veel van deze dieren geweest zijn.

De omvang van zijn hersenen     We kunnen wel raden hoe groot de hersenen van een dinosaurus geweest zijn als we de ‘holte’ in zijn versteende schedel bekijken. Net als bij de tegenwoordige reptielen zijn de hersenen van de Iguanodon en zijn soortgenoten klein in vergelijking met hun enorme lijven. We kunnen alleen niet peilen hoe slim ze waren

Twee of vier poten       Al zijn er nog zoveel versteende resten van de Iguanodon gevonden, toch kunnen de geleerden het er niet over eens worden of de dinosaurus op twee of op vier poten heeft gelopen. Waarschijnlijk liep hij op zijn achterpoten, maar af en toe bukte hij zich misschien om op vier poten te kunnen grazen. Dat doet een kangoeroe ook.

Een kolossaal lijf ?                 Om in leven te blijven moest de Iguanodon enorme hoeveelheden planten eten. Hij moet dus een geweldig grote maag en buik hebben gehad om al dat voedsel te verteren. Sommige plantenetende dinosaurussen hebben waarschijnlijk steentjes mee ingeslikt om het voedsel in hun maag fijn te kunnen maken.

Het gemak van de staart      Bij alle dinosaurussen is de staart ongeveer hetzelfde. De Iguanodon kon met zijn staart van alles doen – net als met de rest van zijn lijf. Als hij hard wilde lopen tilde hij zijn staart van de grond op; ook kon hij er zijn evenwicht mee bewaren. Als hij tegen een boom leunde om de bladeren te eten ging hij er ook wel op ‘zitten’.

 

de juiste  manier waarop  het dier zich bewoog  …..word gedemonstreert in dit stuk speelgoed

inguanodon skelet   in de  foute  opstelling  zoals die gebruikelijk was eind 19de begin xx eeuw  …deze “kangoeroe ” opstelling  maakte het noodzakelijk  de  manier  waarop  de staart werd gedragen ,te breken  

 

 

 

 

 

 

 

 


Inguanodon bernissartensis

Bestand:Iguanodon bernissartensis skull.JPG

Iguanodon bernissartensis  Een afgietsel van de schedel; het brokkelige en beschadigde oppervlak is een gevolg van de “pyrietziekte”

Museum / Brussel De sterren van  het Museum van het   Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen blijven de iguanodons (Iguanodon bernissartensis), die werden gevonden in een mijnschacht in het Belgische dorp Bernissart.

 

 

Inguanodon  van Bernissart
Iguanodon heeft enkele  kernmerken die  ook bij andere inguanodontiae voorkomen  ;diamantvormige  maar asymetrische   tanden die  staan geordend in een tandboog , een dolkachtige “duim ” ,.Deze  dino bezat  ,als volwasssen dier, realtief lange sterke voorpoten . wat erop wijst dat ze het grootste deel van hun wakkere tijd  op vier poten rondliepen

Het mag de belangrijkste dinosaurusvondst ter wereld worden genoemd door de uitzonderlijke volledigheid van de skeletten én het grote aantal individuen dat werd gevonden.

http://www.natuurwetenschappen.be/museum

in de vernieuwde zaal der dinosaurussen /

….maar nog steeds in de “kangoeroe” houding

De collectie van het Museum voor Natuurwetenschappen ( Brussel ) (KMNIB is uniek in de wereld.   In 1878, het jaar waarin de “kudde” iguanodons werd ontdekt in de ondergrond van het steenkoolbekken van Bergen, kregen wetenschappers voor het eerst zulke volledige en goed bewaarde skeletten in handen.  Van de 30 skeletten van fossiele iguanodons ontdekt in de koolmijn van Bernissart, werden er in een vitrine in Brussel  enkele in rechtopstaande positie tentoongesteld, naast andere exemplaren in de positie zoals ze werden gevonden  Zo’n 135 miljoen jaar geleden moet de soort bernissartensis hebben rondgedoold in een subtropisch deltagebied dat ook het westen van Henegouwen bestreek en dat destijds veel meer naar het zuiden gelegen was: op ongeveer 35° noorderbreedte.

Deze soort die behoort tot de orde van Ornithischia (dit zijn de dinosauriërs waarvan de heupbeenderen doen denken aan die van de huidige vogels) was rechtopstaand 5 meter hoog en 10 meter lang.

In de omgeving waren beslist predatoren aanwezig, maar de krachtige staart, scherpe tanden en lange duimsporen van de iguanodon zullen vast het nodige respect hebben afgedwongen. Hoe het komt dat een zo groot aantal exemplaren op dezelfde plaats werd aangetroffen, blijft een raadsel. Werden zij hier naartoe gedreven door een vijand? Misschien was de natuurlijke put waarin de kadavers zich in de loop der tijd opstapelden gewoon heel gunstig voor hun bewaring.

Reconstructie van een kudde in de juiste loophouding

Iguanodon  bernissartensis 

Iguanodontidae

Gemiddeld om de zeven weken wordt een  nieuwe dinosaurussoort ontdekt.

In 1878 deed men in een mijnschacht van Bernissart (Henegouwen) een ongelofelijke vondst: op  322 meter onder de grond ontdekten nietsvermoedende mijnwerkers toevallig een dertigtal skeletten van iguanodonten, een gigantische dinosauriërsoort. Een wereldprimeur: voor het eerst kon men een volledige reconstructie maken van een dinosauriër van dieomvang. Even uitzonderlijk was dat samen met de iguanodonten honderden andere  fossiele dieren en planten werden gevonden waardoor men ook meteen een idee kreeg van het leven inonze contreien tijdens de prehistorie. België moet toen een moerassig gebied zijngeweest met een warm  klimaat.

De iguanodonten werden voor het eerst aan het publiek getoond in 1882, toen het Natuurhistorisch museum nog gevestigd was in het toenmalige Paleis van Nassau aan het Koningsplein.
Een twintigtal jaar later kwamen ze terecht op de plaats waar ze nu nog altijd (én eindelijk opnieuw) in volle glorie te bewonderen zijn, in de speciaal voor hen gebouwde zaal, een ontwerp van architect Janlet. Een architectonische parel van 3000 m² met veel metaalwerk en glas, op zich al een bezoek waard.

   

   
“We hebben de ruimte zoveel mogelijk gereconstrueerd in haar oorspronkelijke staat, met restauratie van de originele monumentale trap en de balustrades, tot en met de vloeren toe.“,

zo vertelt Hugo Vandendries, hoofd van de educatieve dienst. Hij gidst met veel aanstekelijk enthousiasme door de gerenoveerde zaal die op dat ogenblik nog volop een bouwwerf was, maar wel al voldoende onthult om te zien dat de langdurige verbouwing het wachten meer dan waard was. “De verbouwingen zijn effectief begonnen in 2005, maar daarvoor was er al een team van experten bezig met het uitdenken van het nieuwe concept.”
De iguanodoncollectie, nog steeds uniek overigens, is ondergebracht in twee grote vitrines.
De eerste vitrine bevat de bekende rechtopstaande skeletten, negen in totaal waarvan er zeven een grondige facelift hebben gekregen.
De liggende, meer fragiele skeletten (elf in totaal) zijn te vinden in een tweede vitrine, onder de grond.

“Daarom heet het eerste deel van de expo ‘Onder onze voeten’. Je kan in gedimd licht naar  beneden gaan om de skeletten te bekijken, dat moet je het gevoel geven dat de mijnwerkers hadden toen ze op hun zoektocht naar steenkool op de iguanodonbeenderen stootten; Het grote voordeel van de nieuwe opstelling in deze twee vitrines is dat je alle delen van de anatomie van de dinosauriër vanaf een welbepaalde plaats van heel dichtbij kunt bekijken.” 

En inderdaad, eerst kijk je bijna letterlijk in het gebit van zo’n beestje, en op een ander, lager niveau in de zaal kan je  als het ware zijn vingerkootjes of ribben tellen.

“De iguanodonten werden van bij het begin op twee poten opgesteld, wat wetenschappelijk gezien niet fout maar ook niet helemaal correct was. Eigenlijk waren het viervoeters. Maar ze richtten zich wel regelmatig op om te eten bijvoorbeeld, of om zich te verdedigen. Hun volle lengte bedroeg dan ongeveer vijf meter!”

In het eerste deel van de tentoonstelling heeft men verder nog aandacht voor hoe een levend dier een fossiel is geworden en voor de inmiddels sterk ontwikkelde studie van de fossielen, de paleontologie.

In deel twee, ‘Levende dieren’, kom je op een interactieve manier heel wat te weten over de levenswijze van de dino’s: hoe ze liepen, communiceerden, zich verstopten, zich voortplantten…  Je krijgt er ook een beeld van de vele verschillende soorten dino’s die er waren.
Daarvoor heeft men een tiental skeletten (originelen of afgietsels) van over de hele wereld aangekocht.
De iguanodon krijgt dus voortaan het gezelschap van de werkelijk kolossale tyrannosaurus rex, een 27 meter lange diplodocus en de imponerende triceratops
Met de hulp van multimediale technieken lijken die prehistorische creaturen vaak letterlijk tot leven te komen. 

“De tijd van veel te lange saaie teksten op panelen is natuurlijk voorbij. We willen met onze ‘hernieuwde’ aanpak zoveel mogelijk mensen op verschillende niveaus aanspreken, van een kleuter die vooral zintuiglijk wil ervaren, tot een bezoeker die eerder op wetenschappelijke kennis uit is. We hebben geprobeerd om het geheel zo aantrekkelijk en interactief mogelijk te maken; zo kan je bijvoorbeeld een dansje doen met een pachycephalosaurus: via een projectie zal die gigantische dino al je bewegingen nabootsen, ongetwijfeld een hit bij kinderen.”

Gediplomeerd dinoloog
Deel drie, ‘Nog steeds bij ons?’, zoekt naar een verklaring voor het uitsterven van de dino’s, maar wil vooral duidelijk maken dat ze eigenlijk nog altijd onder ons zijn. 

“Vogels zijn de rechtstreekse afstammelingen van dinosauriërs; er zijn zelfs theorieën die zeggen dat vogels de dino’s van vandaag zijn. Sinds een tiental jaar heeft men meer en meer dino’s ontdekt met veren en zelfs vleugels. We hebben bij elke dino ook telkens een vogel geplaatst, zoals een struisvogel, om duidelijk te maken dat de verwantschap zeer groot is. Dat was vroeger ondenkbaar, het is pas door de evolutie van het onderzoek van de laatste jaren dat we dat nu met zekerheid kunnen stellen.”

Een volledig nieuw onderdeel is het paleoLAB, een ontdekkingsruimte waar ouders en kinderen zich tot paleontoloog kunnen ontpoppen: je kunt er fossielen opgraven en er dan afgietsels van maken, dinopoten aantrekken en nagaan welke sporen je zo achterlaat, dinotanden in de juiste kaken plaatsen of een levensgrote stegosaurus in mekaar puzzelen. 

“Ons publiek bestaat voor 50% uit scholen en voor 50% uit families of groepen. We droomden er allang van om dat gemengde publiek iets aan te bieden waardoor ze zelf aan de slag kunnen gaan. Er zullen ook animatoren zijn om wat te begeleiden, maar het is zo geconcipieerd dat je eigenlijk alles autonoom kan doen. In het eerste deel van de tentoonsteling, ‘Onder onze voeten’, zie je op een video professionele paleontologen aan het werk, en hier kan je wat je gezien hebt dus zelf eens proberen. In schoolverband kan men verschillende modules doorlopen om een gediplomeerd ‘dinoloog’ te worden, maar in familieverband is het wat vrijblijvender. We willen kinderen vooral prikkelen om zich spelenderwijs te verdiepen in de prehistorische tijd. Je kunt zelfs meerdere keren komen want we zullen regelmatig nieuwe activiteiten aanbieden.”
Bij het verlaten van de zaal geeft Hugo Vandendries nog mee dat ze er deze keer bewust voor hebben gekozen om geen dinorobots in de expo op te nemen. 

“Enkele jaren geleden hadden we een special op poten gezet, ‘Dinos en co’, die toen grotendeels was gewijd aan de namaakdino’s, zoals ze bekend zijn geworden door de film Jurassic Park van Steven Spielberg. Maar weet je, de authentieken spreken toch meer tot de verbeelding; het is opmerkelijk dat deze beesten jong en oud zo sterk blijven fascineren. Ik denk dat de verklaring onder meer te vinden is in het feit dat ze niet meer leven, en dat je dus grotendeels kunt fantaseren hoe ze moeten hebben geleefd. En natuurlijk ook het feit dat ze zo reusachtig groot en sterk waren, en dan toch ineens – bij wijze van spreken – hebben opgehouden te bestaan; het is en blijft voor een deel altijd een mysterie.”

Iguanodon bernissartensis        http://www.rescast.com/specimens/show_specimen.php?SpecimenID=41

http://www.senckenberg.de/images/content/museum/daueraustellungen/dinos/iguanodon.jpg 

Musea met  fossielen 

http://www.fossiel.net/informatie/musea.php

De volgende informatie over  fossielen is (op de  site  van fossielnet )beschikbaar:

Naast de skeletten van de Iguanodons staan in het KBIN   ook afgietsels van originele skeletten van andere dinosauriërs in de galerij, zoals de  

Stegosaurus

Stegosauridae Stegosaurinae

Maiasaurus
Maiasaura

Tyrannosaurus rex

Tyrannosauridae   Tyrannosaurinae   Tyrannosauroidea

Diplodocus
Diplodocidae   Diplodocoidea   

Pachycephalosaurus               
Pachycephalosauria

SPINOSAURS

Baryonyx

 

 


Baryonyx walkeri is een bijzondere vleesetende dinosauriër uit wat tegenwoordig Groot-Brittannië heet, stammend uit de periode van het vroege Krijt.Hij werd in 1983 ontdekt en in 1986

beschreven.Uiterlijk …. Het ongeveer twaalf meter lange dier heeft de kenmerkende bouw van de Theropoda maar veel langere armen. Deze dragen aan de duim een grote klauw van ongeveer 30 centimeter lang. De nek en schedel zijn ook afwijkend van de andere theropoden. Ten eerste staat de nek niet in een S-vorm zoals bij veel andere theropoden.

Ten tweede lijkt de 1.20 m lange schedel op die van een krokodil en heeft hij rechte, kegelvormige, tanden. De stijve staart en wat langere kop zijn ook kenmerken voor de Baryonyx.
De staart was (werd verondersteld ) voornamelijk om het evenwicht te bewaren als dit dier voorover gebogen stond om vissen te vangen, het hoogste punt is dan ook de 2,5 m hoge heup.
<p> <P/>
CT scan van een hagedis schedelNIEUWE TECHNIEKEN :
Modern Paleontology =CT scans & reconstruction by computer

Baryonyx jaw

This image shows the results of the CT scan reconstruction. The Baryonyx snout bone is transparent brown. This shows us that the teeth (yellow) had extremely deep roots and that Baryonyx had independently evolved a bony palate (the pink structure), also seen in crocodilians — another feature that makes this dinosaur even more ‘crocodile-like’. (Credit: Emily Rayfield)

http://www.sciencedaily.com/releases/2008/01/080113212741.htm

 

baryonyx-tmk.avi (1.3 MB) <–klik  voor video fragment