ABCDEF woordenlijst
ZOEKMACHINE GOOGLE —>evodisku
A
Aangeboren Synoniem: congenitaal Antoniem:= ” niet aangeboren, ” verworven, aangeleerd…..
In een medische context betreft het aangeboren afwijkingen, aandoeningen of ziekten die erfelijk bepaald zijn. Ze zijn als het ware voorgeprogrammeerd in het DNA, het erfelijk materiaal. Voorbeelden: Downsyndroom, hazenlip, klompvoet, spina bifida (open rug).
In meer algemene context betreft het eigenschappen of kenmerken die genetisch bepaald zijn.
Opmerkingen:
- Soms komt een aangeboren ziekte pas tot expressie onder invloed van andere factoren die niet aangeboren zijn. De aanleg voor een ziekte is dan aangeboren, maar of de ziekte zich werkelijk gaat manifesteren, hangt van andere factoren af.
- Bij tal van eigenschappen (zoals bijvoorbeeld intelligentie) spelen zowel aangeboren (erfelijke), als niet-erfelijke factoren een rol.
- ontwikkelingsstoornissen voor de geboorte ( bv zwangerschaps-vergiftiging –> softennon ) )worden ook tot de aangeboren ziektes gerekend
______________________________________________________________________________________________________
Aanpassing = Adaptatie Deze term(en) verwijst in de biologie naar veranderingen in de eigenschappen van een organisme waardoor het beter in staat is om te overleven en zich voort te planten in een bepaalde leefomgeving. Daarbij gaat het meestal om eigenschappen betreffende de structuur (anatomie, morfologie), de fysiologie, of het gedrag van het organisme. Aanpassingen of adaptaties spelen een grote rol in de evolutie.
Aanpassingen kunnen ontstaan doordat er nieuwe eigenschappen tot ontwikkeling komen, of doordat bestaande eigenschappen veranderen (zie: exaptatie), of doordat bestaande eigenschappen verdwijnen.
Voorbeeld:.
De evolutie van walvissen uit voorouders die op het land leefden. Het verlies van poten is hier een adaptatie aan het leven in de zee. —>ADAPTATIE
NOTES EVODISKU A →item over adaptatie(s )
_____________________________________________________________________________________________________
Abiogenese / ABIOGENESIS * : Het(chemische ) ontstaan van levende materie uit niet-levende materie. Dit betreft de laatste periode voorafgaand aan de geschiedenis van het leven op aarde, de geochronologische periode tussen de vorming van de planeet (ca. 4,5 miljard jaar geleden) en het eerste verschijnen van levende organismen (ca. 3 miljard jaar geleden). Het uitgangspunt daarbij is dat het eerste ‘leven’ ontstaan moet zijn als gevolg van chemische (of geochemische) en fysische processen.
Meer informatie:
http://en.wikipedia.org/wiki/Abiogenesis
Is het ontstaan van leven wetenschappelijk verklaard?
NOTES EVODISKU A → item over abiogenesis
abiogenesis updates.docx (193.6 KB)
abiogenesis.docx (730.8 KB)
chiraliteit.docx (609.8 KB)
CHNOPS.docx (488.6 KB)
DD’S OVERZICHT en (oude )LINKS →
foto’s.docx (331.3 KB)
geothermale of hydrothermale oorsprong van leven.docx (617.3 KB) Black smokers Zwarte Spuiters →
Meteorites May Have Fostered Life on Earth
TNA.docx (79.4 KB)
universele biochemie <—
zelforganisatie.docx (786.1 KB)
ABIOGENESIS CREATIONISME
abiogenesis slechts een evolutie-geloof
misvattingen over abiogenesis.docx (152.6 KB)
______________________________________________________________________________________________________
Absolute datering (synoniem: absolute ouderdomsbepaling)
de zo naukeurig mogelijke bepaling van de ouderdom van een fossiel of een archeologische vondst (of vindplaats). Een absolute datering geschied door middel van speciale technieken die berusten op chemische of fysische eigenschappen van het gevonden object. Voorbeelden hiervan zijn radiometrische dateringstechnieken en thermoluminescentie.
Naast absolute dateringen gebruikt men ook relatieve dateringen, waarbij men de ouderdom van een vondstlaag vergelijkt met de ouderdom van andere (vondst)lagen (zie ook: stratigrafie).
Zie ook: Wat is radiometrisch dateren?
____________________________________________________________________________________________________
Acetyl-CoA Mitochondrieën Benno Beukema
NOTES EVODISKU A → item over Acetyl-CoA /co -enzyme A
Adenine DNA NOTES EVODISKU A → item over Adenine
Adaptatie
Een erfelijke eigenschap van een organisme dat zijn vermogen om te overleven en zich voort te planten binnen zijn omgeving, verbetert. De term ‘adaptatie’ wordt ook gebruikt om het proces van genetische verandering te beschrijvenbinnen een populatie onder invloed van natuurlijke selectie.
Soms wordt de term ook gebruikt voor de eigenschap zelf, in plaats van het proces.
- Wat is een adaptatie?
- Wat is een evolutionaire aanpassing (adaptatie)?
- Hoe kunnen we evolutionaire psychologische adaptaties identificeren?
- adaptatie
- Adaptieve radiatie
item over adapta) tie(s
item over(adaptive radiation )adaptieve radiatie ;
Begrip uit de evolutiebiologie. Uit een gemeenschappelijke vooroudersoort ontstaan verschillende nieuwe soorten die telkens een andere ecologische niche innemen. De term wordt soms ook toegepast voor hogere niveaus dan de soort, zoals in ‘de adaptieve radiatie van de zoogdieren’.
Voorbeeld: de verschillende ‘darwinvinken’ op de Galapagosarchipel, die allen nakomelingen zijn van één enkele vooroudersoort.
DARWIN VINKEN.docx = foto = darwinvink leiden.JPG
Agnotologie Concept geïntroduceerd door Robert N. Proctor. (Agnotology. The Making and Unmaking of Ignorance. Ed.: Robert N. Proctor & Londa Schiebinger, Stanford University Press, 2008) De productie en verspreiding van onwetendheid (ignorantie). Onwetendheid is niet alleen te beschouwen als een omissie of een ‘lacune’, maar ook als het resultaat van een actief productieproces. Onder meer heeft dit te maken met geheimhouding, onverschilligheid, censuur, bewuste disinformatie, geloofsovertuigingen en religieuze principes.
http://www.sciencedaily.com/releases/2005/12/051220000639.htm
” a genetic mutation affecting the OCA2 gene in our chromosomes resulted in the creation of a “switch”, which literally “turned off” the ability to produce brown eyes”.
http://www.sciencedaily.com/releases/2008/01/080130170343.htm
http://www.sciencedaily.com/releases/2005/12/051216091727.htm
ALLEL Allel allel Een versie van een gen.Een van de mogelijke vormen die een gen kan aannemen. Bijvoorbeeld, bij genen die de kleur van de zaden bij erwten bepoalen vindt men één allel dat groene zaden produceert, en een ander allel dat gele zaden producert. In een diploïde cel zijn er meestal twee allelen van elk gen (elk geërfd van één van de ouders). Binnen een populatie kunnen veel verschillende allelen bestaan van een gen.
Allometrie(allometry) De relatie tussen de grootte van een organisme en de grootte van een bepaald deel ervan. Zo bestaat er een allometrische relatie tussen hersengrootte en lichaamsmassa, zodat (in dit geval) dieren met een grotere lichaamsmassa meestal ook een groter brein hebben. Men kan allometrische relaties bestuderen tijdens de groei van een enkel organisme, tussen verschillende organismen binnen een soort, of tussen individuen van een verschillende soort.
De aanwezigheid van twee populaties of soorten in twee geografisch gescheiden gebieden.
Wanneer nieuwe soorten in allopatrie evolueren, ondergaan ze allopatrische soortvormmg.Allopatrische populaties leven in aparte gebieden en zijn in reproductief opzicht volledig van elkaar gescheiden (ze ontmoeten elkaar nooit).
Een organisme dat altruïstisch gedrag vertoont, verhoogt de overlevingskansen van anderen ten koste van de eigen overlevingskansen.
Vroeger dacht men dat alleen mensen in staat zouden zijn tot altruïsme, maar dat is niet juist: bij tal van andere diersoorten komt ook altruïstisch gedrag voor.
- Altruïsme vanuit een evolutionair perspectief
- Goedzak en de strijd om het bestaan – over de evolutionaire achtergrond van moraliteit
- Evolutie en altruïsme
Amfibie Amfibieën zijn de klasse van gewervelden die kikkers, padden en salamanders omvat. Zij evolueerden in het Devoon, ongeveer 370 miljouen jaar geleden, als de eerste gewervelden die aan land gingen. Zij bezitten een vochtige, ongeschubde huid, die naast de longen wordt gebruikt bij het uitwisselen van gassen. Hun eieren zijn zacht en kwetsbaar voor uitdroging. De voortplanting vindt meestal plaats in het water. Als larven zijn amfibieën aquatisch, en bezitten zij kieuwen om te ademen; zij ondergaan een metamorfose om tot hun volwassen vorm uit te groeien. De meeste amfibieën leven in vochtige omgevingen, op alle continenten, behalve op Antarctica.
Aminozuren Eiwitten (proteïnen), de bouwstenen van het leven, zijn opgebouwd uit welbepaalde sequenties van aminozuren. Er zijn twintig basis aminozuren in de eiwitten waaruit levende wezens bestaan. De specifieke eigenschappen van een eiwit worden bepaald door de volgorde van zijn aminozuren.
Amnioten Een groep waarmee men reptielen, vogels en zoogdieren aanduidt. Specifiek voor deze groep is dat alle leden ervan zich ontwikkelen als een embryo die omvat is in een membraan (omhulsel) dat amnion wordt genoemd. Het amnion omvat het embryo met een waterachtige substantie, waarschijnlijk een adaptatie om zich op het land voort te planten.
Anagenesis Anagenese Evolutie tijdens dewelke een oude soort in zijn geheel verandert in een nieuwe, afstammende soort zodat de voorouder omgevormd wordt tot de afstammeling.
analoge structuren
Structuren in verschillende soorten die er hetzelfde uitzien of gelijkaardige functies vervullen (zoals de vleugels van vlinders en vleugels van vogels). Zij hebben een convergente evolutie doorgemaakt, maar stammen niet af van gelijkaardige embryonale structuren, noch stammen zij af van structuren die reeds voorkwamen bij gemeenschappelijke voorouders. In het voorbeeld van vlinders en vogels: de gemeenschappelijke voorouder van de huidige vlinder- en vogelsoorten had geen vleugels. Let wel dat de recente ontdekking van diepe genetische homologieën dit debat opnieuw heeft doen oplaaien (e.g., hoewel de ogen van mensen en fruitvliegen niet anatomisch homoloog zijn, ligt aan de basis van beiden het PAX6 gen). Analoge structuren contrasteren met homologe structuren.
Analogie =In de biologie zegt men dat twee structuren analoog zijn als ze een identieke (of vergelijkbare) functie hebben, maar een verschillende evolutionaire afkomst. Meestal is er dan sprake van convergente evolutie.
Voorbeeld: De ogen van inktvissen, mensen en vliegen zijn analoge organen omdat ze dezelfde functie vervullen, namelijk zien.
- De structuur van een organisme of van één van zijn onderdelen
- De wetenschappelijke discipline die dergelijke structuren bestudeert
ANAXIMANDER Een van de Ionische natuurfilosofen. Hij leefde in Milete in de 6de eeuw voor onze jaartelling. Hij verklaarde de oorsprong van de biodiversiteit door een soort evolutieproces: De aarde was oorspronkelijk vloeibaar. Door verdamping werd de aarde droger en ontstonden er vissen, de allereerste levende wezens. Alle andere dieren zijn dan uit de vissen ontstaan, door een transformatieproces dat iets weg heeft van evolutie.
De mens is niet rechtstreeks uit vissen ontstaan, maar uit andere dieren die wel van vissen afkomstig zijn. Anaximander werkte weliswaar geen evolutietheorie uit, maar omdat hij de mogelijkheid opperde dat diersoorten uit elkaar zijn ontstaan, geldt hij toch als een wegbereider van de moderne biologie.
ancestrale homologie Een homologie die evolueerde voor de gemeenschappelijke voorouder van een aantal soorten, en die ook aanwezig is bij soorten buiten deze groep soorten. Zie ook: Analogie
Anti-lichaampjes= anti-stoffen =zoekwoord antibody = Immunoglobulines (afgekort Ig), ook antistoffen of antilichamen genoemd,
Antropocentrisch …. De mens als middelpunt (of maatstaf) nemend van de natuur, het bestaan of het denken.
Zie ook: Ecocentrisme
Antropoïden …… De groep primaten die apen en mensapen (mensen inbegrepen) omvat.
Antropologie …… Antropologie betekent studie van de mens. Deze studie houdt zich bezig met mensen als biologische organismen en met mensen als culturele wezens. Men onderscheidt meestal de fysische antropologie (of antropobiologie), gericht op lichamelijke kenmerken en eigenschappen, en de culturele (of sociale) antropologie, soms ook etnologie genaamd.
Antropomorf …..Lijkend op de mens, vermenselijkt. Wanneer menselijke eigenschappen of gedachten worden toegeschreven aan dieren, planten, dingen of goden spreekt men van antropomorfisme.
Voorbeeld:Het edele paard, de trouwe aardappel, de wrede zee, een moederlijke godin.
Het begrip antropomorfisme speelt een belangrijke rol in de studie van het gedrag van dieren: de vraag is dan of bepaalde interpretaties niet berusten op projectie van menselijke gevoelens of intenties, en of dat wel of niet legitiem is.
Zie ook: Antropocentrisch
Apomorfie…… Een apomorfie is een nieuw geëvolueerd kenmerk waardoor een soort (of een taxonomische groep) afwijkt van zijn voorouders.
Een apomorfie is het tegengestelde van een plesiomorfie, een oud kenmerk dat overgenomen is van de voorouders van de soort (of de taxonomische groep).
Archaeopteryx Uitgestorven vogelgeslacht (of vliegende dinoasauriër) dat een van de belangrijkste bekende fossiele overgangsvormen vormt tussen niet-vliegende “reptielen” en vogels. Het fossiel werd in 1861 beschreven en vormde een belangrijke ondersteuning voor de evolutietheorie van Charles Darwin die in 1859 was gepubliceerd.
Meer informatie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Archaeopteryx https://tsjok45.wordpress.com/2012/11/21/archaeopteryx/
Zie ook:
archeologieDe wetenschappelijke studie van de menselijke geschiedenis en prehistorie door het opgraven van sites, en het onderzoek van stoffelijke overblijfselen, waaronder graven, werktuigen, aardewerk en andere artefacten.
archetypeDe oorspronkelijke vorm of lichaamsplan waaruit een groep organismen is geëvolueerd.
AristotelesGriekse filosoof uit de 4de eeuw voor onze jaartelling. Hij geldt als een van de grondleggers van de biologie en van de Westerse filosofie. Aristoteles definieerde de mens als een dier dat streeft naar kennis: ‘Alle mensen streven van nature naar kennis. Dit blijkt onder meer uit het feit dat we houden van zintuiglijke waarnemingen.’ Aristoteles was misschien de grootste bioloog uit de oudheid. Hij legde een natuurhistorische collectie aan en schreef verschillende zoölogische boeken over de lichaamsdelen van dieren, over voortplanting en ontwikkeling, over voortbeweging, en ook over fysiologische onderwerpen zoals ademhaling. Zijn visie op de biodiversiteit was echter niet transformistisch zoals bij Anaximander: Aristoteles ging er van uit dat soorten onveranderlijk zijn (fixisme).
Zie ook: Anaximander
artificiële selectieZie kunstmatige selectie.
Zie ook: kunstmatige selectie
Australopithecus Australopithecus is een uitgestorven geslacht (genus) van hominiden (mensachtigen) dat tussen pakweg 4,5 en 2 miljoen jaar geleden in het oosten en zuiden van Afrika voorkwam. Ze zijn bekend door fossiele vondsten. De naam betekent ‘zuidelijke aap’ en is samengesteld uit het Latijnse woord australis (zuidelijk) en het Griekse pithecos (aap).
De eerste vondst van een Australopithecus werd beschreven door Raymond Dart in 1925, en betrof een fossiel uit Taung in Zuid-Afrika: het ‘Kind van Taung’ dat tot de soort Australopithecus africanus wordt gerekend.
Er zijn behalve A. africanus nog verschillende andere Australopithecus-soorten bekend: A. anamensis, A. afarensis, A. sediba, A. robustus en A. boisei. Sommige paleoantropologen zijn van mening dat de twee laatste soorten, A.robustus en A. boisei, eigenlijk in een ander geslacht van hominiden moeten worden geplaatst, namelijk het geslacht Paranthropus.
Zie ook:
- wikibook menselijke evolutie
- Wat zijn de belangrijkste menselijke fossielen?
- Geschiedenis van de mens
Kleinevliegjes behorend tot de familie Drosophilidae, die vaak bij biologisch onderzoek worden gebruikt.
De meer gangbare naam is ‘fruitvliegjes’, maar die term kan beter gereserveerd worden voor de ‘echte’ fruitvliegen, de Tephritidae, waartoe onder andere de appelvlieg behoort.
Het bevruchtingsproces bij planten.
Omdat planten zich niet kunnen bewegen, gebruiken ze vaak insecten als surrogaat-genitalien.
biodiversiteit De verscheidenheid (diversiteit) aan levensvormen op Aarde. Het is een zeer breed begrip: biodiversiteit heeft betrekking op alle taxonomische niveaus (soort, geslacht, familie enz. én subsoort, variëteit, ras enz.) en ook op leefgemeenschappen en ecosystemen. Het betreft hier zowel hedendaagse levensvormen en ecosystemen als die uit het verleden.
Biogenetische grondwetSynoniemen: biogenetische wet; recapitulatietheorie; embryologisch parallellisme. De biogenetische grondwet wordt meestal als volgt geformuleerd: ‘de ontogenie herhaalt (recapituleert) de fylogenie.’
Strikt genomen betreft het hier geen wet maar veeleer een theorie of een hypothese die berust op de waarneming dat de embryonale ontwikkeling van (individuele) dieren fasen doorloopt die in zekere mate de fylogenie van de soort weerspiegelen.
Voorbeeld: de staart van embryo’s van vertebraten.
De biogenetische grondwet werd als zodanig geformuleerd door de Duitse evolutiebioloog Ernst Haeckel. De actuele betekenis voor de evolutietheorie is echter gering omdat het stoelt op een te simplistische opvatting van evolutie, namelijk als een een- en rechtlijnig proces terwijl men tegenwoordig een niet rechtlijnig model met talrijke vertakkingen voor ogen heeft. Zie ook: Wie was Ernst Haeckel?
Biogeografie De wetenschap die zich bezighoudt met het in kaart brengen en verklaren van de verspreidingspatronen van dieren en planten op aarde.
Over de precieze afbakening (demarcatie) van de biologie ten opzichte van andere wetenschappen rijzen soms meningsverschillen op aangaande de vraag in hoeverre de menselijke soort object van de biologie kan zijn. De menselijke ‘geest’ of ‘psyche’, en meer bepaald het menselijk gedrag, zowel individueel als collectief, alsmede de menselijke emoties en de menselijke verstandelijke vermogens maken namelijk ook deel uit van het onderzoeksveld van sociologen, psychologie, etnologie (culturele antropologie) en tal van geesteswetenschappers.
Ernst Mayrs definitie dat soorten populaties zijn die seksueel gescheiden zijn van andere populaties.
Dit is de meest gangbare maar niet altijd erg nuttige definitie van soorten.
Opmerkingen:
- Dit biologisch soortbegrip is meer een vuistregel dan een absolute definitie: er zijn dieren die zich normaal nooit ontmoeten (bijvoorbeeld: tijger en leeuw) maar die door middel van kunstmatige inseminatie levensvatbare jongen kunnen produceren. Omdat dit in de vrije natuur nooit voortkomt, blijft men van aparte soorten spreken.
- Dit soortbegrip is (om begrijpelijke redenen) van weinig nut in de paleontologie. Paleontologen onderscheiden soorten op basis van morfologische kenmerken.
Biomassa De totale hoeveelheid (massa) levende materie in een bepaald gebied.
Biston betularia Nederlandse benaming: berkenspanner of peper-en-zoutvlinder.
Nachtvlinder met een vleugelspanwijdte van 3,5 tot 6.0 cm. Er zijn twee fenotypen, een lichtgekleurde met zwarte spikkels, en een donkergekleurde (zwarte).
Deze nachtvlinder wordt vaak genoemd om natuurlijke selectie te illustreren. In een industriezone in Engeland werden er vóór de industrialisatie meer lichte dan donkere varianten van deze nachtvlinder aangetroffen. Tegen hun natuurlijke achtergrond (lichtgekleurde schors van berkenbomen) vielen de lichte varianten veel minder snel op dan de donkere, en liepen daarom minder risico te worden opgegeten door vogels.
Dan kwam er industrie die veel roet uitstootte waardoor het schors van de berkenbomen zwart werd. Nu waren de rollen omgekeerd: de lichte vlinders waren in het nadeel en de zwarte in het voordeel. Na verloop van tijd waren er veel meer donkere dan lichte varianten.
In recente tijd, nu er geen roet meer wordt uitgestoten, keren de verhoudingen weer terug naar de oorspronkelijke toestand: meer lichte dan donkere vlinders.
http://www.youtube.com/watch?v=LyRA807djLc
Een bepaald type milieu; bijvoorbeeld, tijdelijke poelen regenwater en grote permanente vijvers zijn verschillende biotopen
Buffons Histoire naturelle werd in verschillende talen vertaald en heeft een grote invloed gehad op generaties natuuronderzoekers, en met name op de zoöloog Jean-Baptiste Lamarck (1744-1829) en de paleontoloog Georges Cuvier (1769-1832).
Buffon was een belangrijke wegbereider van de moderne biologie en geologie omdat hij het bijbelse scheppingsverhaal als wetenschappelijk irrelevant opzij schoof, en stelde dat de geschiedenis van de aarde heel anders is verlopen en veel langer heeft geduurd. Om de ouderdom van de aarde te achterhalen experimenteerde Buffon met een ijzeren bol die hij roodgloeiend liet verhitten om vervolgens na te gaan hoe lang het duurde tot die weer was afgekoeld. Uit de verkregen meetresultaten extrapoleerde hij dat de aarde circa 75.000 jaar oud moest zijn.
Buffon was ook een wegbereider van de biogeografie: hij stelde dat iedere streek gekenmerkt is door een eigen kenmerkende flora en fauna (wet van Buffon).
Buffon was een transformist: hij stelde dat soorten niet onveranderlijk zijn, zoals men toen algemeen werd aangenomen, maar veranderlijk. Dat geldt ook voor de biodiversiteit: in de loop van de tijd verandert de samenstelling van de flora en fauna in een gebied. Door zijn transformistische zienswijze kan Buffon worden opgevat als een voorloper van Lamarck en Darwin.
Buffon bestudeerde de anatomische en morfologische overeenkomsten tussen mensen en apen. Hij verwierp echter de hypothese van zijn Schotse tijdgenoot Monboddo (James Burnett, Lord Monboddo; 1714-1799) dat deze overeenkomsten op biologische verwantschap wijzen en ook op de mogelijkheid dat mensen uit apen zijn voortgekomen en als getransformeerde apen kunnen worden beschouwd.
Met Carolus Linnaeus (1707-1778), een andere beroemde tijdgenoot, kon Buffon niet opschieten. Hij had veel kritiek op de taxonomie van Linnaeus die (naar men zegt) wraak nam door de (weinig fraaie) gewone pad de wetenschappelijke naam Bufo bufo te geven, een afleiding van de naam Buffon).
Buffons Histoire naturelle staat op internet: http://www.buffon.cnrs.fr/
Engelse benaming: Thylacine.
Meer informatie: http://www.youtube.com/watch?v=6vqCCI1ZF7o
Zie ook: Een Zuid-Amerikaanse voorouder voor alle buideldieren
Burgess Shale: Geologische formatie uit het Cambrium, in het westen van Canada. Deze formatie is rijk aan fossielen die van uitzonderlijke kwaliteit zijn omdat ook zachte lichaamsdelen zichtbaar zijn.
Caranivoor/Vleeseter. Voorbeeld: wolf, leeuw.
CeltheorieSynoniem: Algemene celtheorie.
De celtheorie stelt dat cellen de structurele en fysiologische basiseenheden zijn van alle levende organismen, en dat nieuwe cellen steeds worden gevormd uit reeds bestaande cellen.
Deze theorie die inmiddels zeer overtuigend is bewezen, is een van de grondslagen van de biologie en vormt een krachtige ondersteuning van de evolutietheorie.
De Franse natuuronderzoeker Henri Dutrochet (1776-1847) publiceerde in het begin van de 19de eeuw een eerste versie van een fundamentele celtheorie. Voortbouwend op zijn werk ontwikkelden vervolgens Theodor Schwann (1810-1882), Matthias Jakob Schleiden (1804-1881), en Rudolf Virchow (1821-1902) tussen 1839 en 1858 de algemene celtheorie in haar huidige vorm.
http://www.bio.miami.edu/~cmallery/150/unity/ : Vroegste meercellige levensvorm ouder dan eerder aangenomen
De bladgroenkorrels in een plantencel waarin fotosynthese plaatsvindt;
doordat chloroplasten uit bacterien ontstaan zijn, dragen ze hun eigen DNA.
Een familie zoetwatervissen (de Cichlidae) die duizenden verschillende soorten omvat. Ze nemen een prominente plaats in de soortvormings-literatuur.
Cladogenese Evolutie tijdens dewelke een dochtersoort zich afsplitst van een populatie van de oudere soort, waarna zowel de oudere als de jongere soort naast elkaar blijven bestaan. Merk op dat dit een afstammeling toelaat samen te bestaan met een voorouder.
Coëvolutie Gekoppelde evolutie van twee verschillende soorten die met elkaar in wisselwerking staan. Een verandering bij de ene soort wekt een aanpassing op bij de andere. Het betreft dan complementaire aanpassingen (co-adaptatie) zoals bij symbiose, of antagonistische aanpassingen zoals bij de ‘evolutionaire wapenwedloop’ tussen roofdieren en hun prooien.
Voorbeeld: De co-evolutie van de vorm van de monddelen van bijen en de vorm van bepaalde bloemen.
Competitieve exclusieSynoniem: wederzijdse uitsluiting, of regel van Gause. Wanneer twee verschillende soorten in dezelfde streek voorkomen en identieke ecologische behoeften hebben (d.w.z. wanneer ze dezelfde niche exploiteren), zal een van de twee na verloop van tijd verdwijnen. Deze ecologische vuistregel is vernoemd naar de Russische bioloog Gause.
Het gebruikvan een computer om een proces uit de natuur na te bootsen. Een veelgebruikte methode om te zien of een nieuw theoretisch idee realistisch is, zonder ingewikkelde experimenten te hoeven uitvoeren.
Coöperatieve broedzorg Broedzorg verwijst naar het verschijnsel dat bij talrijke diersoorten de jongen verzorgd worden door beide ouders of een van de ouders. Van coöperatieve broedzorg is er sprake wanneer bij de broedzorg ook andere individuen betrokken zijn dan de ouders. Voorbeeld: Mensen vertonen coöperatieve broedzorg, want mensenbaby’s worden met vereende krachten gevoed, beschermd en grootgebracht. Daar werken grootmoeders, tantes, zusters en vele anderen aan mee. Zo krijgt de moeder de kans om haar conditie weer op peil te brengen – een voordeel voor een eventuele nieuwe zwangerschap. Volgens de primatologe Sarah Blaffer Hrdy (en anderen) heeft deze vorm van collectieve broedzorg een belangrijke rol gespeeld in de evolutie van de mens.
de La Mettrie, Julien Offray Julien Offray de La Mettrie (1709-1751) was een Franse arts en verlichtingsfilosoof. Hij propageerde een materialistische en mechanistische visie op de mens. Zijn belangrijkste werk is L’ Homme machine (De mens een machine) uit 1748. Daarin betoogde hij dat de mens zowel wat lichaam als wat geest betreft een machine is die uit materie bestaat dat aan algemeen geldende natuurwetten gehoorzaamt. Daarmee veegde de briljante Julien Offray de LaMettrie het dualisme van Descartes, dat stelt dat het lichaam uit natuurlijke materie bestaat waarin een bovennatuurlijke ziel zetelt, gewoon van tafel.
Tekst L’ Homme machine: http://fr.wikisource.org/wiki/L%27Homme_Machine
Voorbeeld: verstening, de omzetting van bot in steen (zoals bij talrijke fossielen)
Opmerking: Erosie (verwering) wordt niet tot diagenese gerekend.
Een ruststadium m de ontwikkeling van bijvoorbeeld, insecten.
Met een dubbele set chromosomen, een set van elke ouder; de normale situatie.
Geïnspireerd door Darwins betoog in The Descent of Man dat de beginfase van de menselijke evolutie zich in een tropisch gebied moet hebben afgespeeld waar tegenwoordig mensapen aangetroffen worden, trok Dubois naar Nederlands-Indië (Nu Indonesië) om fossielen te zoeken van evolutionaire voorlopers van de mens. Te Trinil op Java ontdekte hij fossiele resten (schedelkap, dijbeen, kies) van een primaat die hij Pithecanthropus erectus noemde en als een bewijs van de evolutionaire oorsprong van de mens beschouwde. Dubois werd vanwege zijn evolutionaire interpretatie fel aangevallen door (o.a.) katholieke geleerden die de mens als schepsel Gods buiten de evolutietheorie wilden houden. Tegenwoordig beschouwt men deze fossiele oermens als een vertegenwoordiger van de hominide soort Homo erectus.
Dubois vondst is tentoongesteld in het natuurhistorisch museum Naturalis te Leiden (Nederland).
Meer informatie:
De tak van de biologie die zich bezighoudt met de relaties tussen een organisme en zijn omgeving. Soms ook gebruikt als naam voor de
natuurbeschermingsbeweging, maar dit is onjuist – veel ecologen zijn natuurbeschermers, maar niet alle natuurbeschermers zijn ecologen.
Een gebied waar het ene milieutype overgaat in het andere. De rand van een regenbos is bijvoorbeeld een ecotoon.
Een groot molecuul opgebouwd uit honderden aminozuren, waarvan de precieze volgorde gecodeerd is in een gen.
De meeste functies in levende organismen worden uitgevoerd door eiwitten
Op slechts een plaats voorkomend. De dodo bijvoorbeeld, was endemisch voor het eiland Mauritius; hij evolueerde er, leefde er en
stierf er uit.
Engis Paleoantropologische vindplaats in België, gelegen aan de Maas, stroomopwaarts van Luik. In 1829 werden in Engis door Philippe Schmerling fossielen gevonden van een oermens die later als Neanderthaler werd gedetermineerd.
De studie van insecten.
Een eiwit dat een bepaalde chemische reactie uitvoert.
Biologisch proces gekenmerkt door tamelijk willekeurige feno- en genotypische variatie onder nakomelingen, gevolgd door het differentiële overleven van bepaalde varianten. Wanneer dit proces gedurende opeenvolgende generaties optreedt, spreekt men van evolutie.
Evolutie kan onder bepaalde omstandigheden leiden tot het ontstaan van nieuw soorten.
Opmerking:
Het biologische proces (of verschijnsel) evolutie dient niet te worden verward met:
- de evolutietheorie die dit verschijnsel tracht te verklaren
- de fylogenie, de evolutie- of ontstaansgeschiedenis van een bepaalde groep organismen.
François Jacob blies daarmee een oud idee van Darwin nieuw leven in. De Amerikaanse paleontoloog en essayist Stephen Jay Gould introduceerde enkele jaren later met Elisabeth Vrba het begrip exaptatie, dat inhoudelijk een zekere overlap vertoont met Jacobs concept van evolutionary tinkering. Bij Jacob ligt de nadruk op het proces, bij Gould en Vrba meer op de structuur.
Voorbeeld: Veren zijn oorspronkelijk ontstaan als isolatie, als adaptatie om het dier te beschermen tegen zonnehitte en uitdroging. Later zijn veren een belangrijke rol gaan spelen bij het vliegen: als exaptatie voor het vliegen.
Voorbeeld: Een pasgeboren baby die helemaal gezond is en zich wat aanleg betreft (genotype) normaal zou kunnen ontwikkelen zal, indien het in de eerste drie levensjaren onvoldoende voedsel krijgt (ongunstige invloeden vanuit de omgeving), zich lichamelijk en geestelijk gebrekkig ontwikkelen (fenotype).
De evolutie van overdreven mannelijke omamenten vanwege vrouwelijke keuze.
Een periode waarin een populatie wordt gereduceerd tot een heel klein aantal individuen.
Dit kan resulteren in drastische verschuivingen in de genetische samenstelling van de populatie, als gevolg van kansprocessen.
Het pioniereffect bijvoorbeeld, wordt veroorzaakt door een genetische flessenhals (zie onder).
fossielen Overblijfsel, afdruk of spoor van een organisme dat lang geleden heeft geleefd, ver in het geologisch verleden. De meeste fossielen zijn versteningen (petrificaties) van delen van organismen. Meestal gaat het daarbij om harde delen zoals botten, tanden, schelpen of uitwendige skeletten. Versteende afdrukken van organismen komen ook voor, alsmede kruip- en voetsporen. Versteende uitwerpselen worden coprolieten genoemd. Speciale fossielen zijn in barnsteen ingesloten insecten en in ijs ingevroren mammoeten.
Meer informatie:
- http://www.fossiel.net/
- A. Schulp (2005): Praktijkgids fossielen (Uitgeverij K.N.N.V.)
FOXP2 Het ‘spraak en taal gen’. Gen geassocieerd met het spraakvermogen. Ook bij Neanderthalers aanwezig, in identieke vorm als bij Homo sapiens. Bij de mens zijn er twee puntmutaties op dit gen die niet voorkomen bij huidige mensapen.
Meer informatie: http://en.wikipedia.org/wiki/FOXP2.
Dit evolutiemodel contrasteert met het Punctuated equilibrium-model dat er van uitgaat dat evolutie schoksgewijs verloopt (zie: Onderbroken evenwicht). Beide modellen sluiten elkaar niet uit: evolutie kan in bepaalde gevallen schoksgewijs en in andere gevallen gradueel verlopen.
fylogenieDe fylogenie van een groep organismen is de beschrijving van hoe deze groep organismen is geëvolueerd uit andere groepen. Dit wordt soms grafisch weergegeven in een fylogenetische stamboom.
http://www.natuurinformatie.nl/nnm.dossiers/natuurdatabase.nl/i002144.html
Pingback: FENOTYPE en GENOTYPE « Tsjok's blog
Pingback: blog network