AVALON Vis ,calcium en fugu

 

  zie onder GEOLOGIE

(Pre) CAMBRIUM 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Explosive evolutionary events shaped early historyhttp://www.networlddirectory.com/blogs/archives/Archeology-blog/July-7-2008.htmlResearchers have known for some time that most major groups of complex animals appeared in the fossils record during the Cambrian Explosion, a seemingly rapid evolutionary event that occurred 542 million years ago. Now Virginia Tech paleontologists, using rigorous analytical methods, have identified another explosive evolutionary event that occurred about 33 million years earlier among macroscopic life forms uncorrelation to the Cambrian animals. They dubbed this earlier event the “Avalon Explosion”.The discovery, published in the January 4 issue of Science, suggests that more than one explosive evolutionary event may have taken place during the early evolution of animals.The Cambrian explosion event refers to the sudden appearance of most animal groups in a geologically short time period between 542 and 520 million years ago, in the early Cambrian Period. Eventhough there were not as a number of animal species as in modern oceans, most (if not all) living animal groups were represented in the Cambrian oceans. “The explosive evolutionary pattern was a concern to Charles Darwin, because he expected that evolution happens at a slow and constant pace,” said Shuhai Xiao, associate professor of geobiology at Virginia Tech. Darwins perception could be represented by an inverted cone with ever expanding morphological range, but the fossil record of the Cambrian Explosion and since is better represented by a cylinder with a morphological radiation at the base and morphological constraint afterwards……… http://www.astrobio.net/pressrelease/2580/the-avalon-explosion
http://www.sciencedaily.com/releases/2008/01/080103144451.htm
http://www.foxnews.com/story/0,2933,320409,00.html
http://www.sciencecentric.com/news/08010410-two-explosive-evolutionary-events-shaped-early-history-of-multicellular-life.html
http://www.sciencemag.org/content/319/5859/81.abstract
http://www.eurekalert.org/multimedia/pub/6363.php?from=106829http://www.bloggen.be/evodisku/archief.php?ID=47
 
 
 
PENNSTATE Friday, July 23, 2004 University Park, Pa.
http://live.psu.edu/index.php?sec=vs&story=7496&pf=1
Over de  genetische basis van  de tanden van gewervelden
Vis en zoogdier tanden onstaan niet ( of worden niet-bestuurd ) vanuit dezelfde  genetische informatie-dragers of genenset 
Volgens Pent-state onderzoekers
(Kazuhiko Kawasaki,Kenneth W. Weiss,( Evan Pugh Professor of biological anthropology and genetics, Penn State)en Tohru Suzuki,( professor landbouw-wetenschappen , Tohoku University, Japan.—-> zie noot 1) ),
ontwikkelden zich /evolueerden  :
—> Ergens na het onstaan van de ruggegraat (= de scheiding tussen chordata en ongewervelden ), de genenfamilies die verantwoordelijk worden geacht voor de kontrole van demineralen afzettende  weefsels en die ook rechtstreeks leiden tot de ( evo-devo)produktie van beenderen en dentine en van tand-email in zoogdieren ,:maar het  vis-“emailoide” , ontwikkelde zich vanuit andere genen en opstellingen  ….
(—> “We suggerenen…. ( dan ook)… dat zoogdieren- email verschild van vissen-emaloide “ zegt het onderzoeksrapport van  de PNAS–> noot 1)
 
” De overeenkomstige natuur van de harde struktuur toplaag in exoskeletten en tanden is een voorbeeld van convergentie (bij vergelijking van gewervelden  )”


Overeenkomstige strukturen en kenmerken  zijn veelal gelijkaardig omdat ze onstaan vanuit dezelfde genetische basis :
het is niet ongebruikelijk om er gelijk-uitziende , en dezelfde funkties vervullende eigenschappen te herleiden tot een kompleet verschillende en niet-verwante genenset , als uitgangspunt van de ontwikkeling tot volwassen exemplaren in verschillende soorten
 
De voor been , email , dentine , melk en speeksel  verantwoordelijke genen in de meeste vertebrata behoren tot dezelfde genen-families  : dwz dat ze allen  afkomstig  zijn van hetzelfde voorouderlijke gen , en voor het merendeel , allemaal zijn gelocaliseerd op hetzelfde (homologe ) chromosoom ….Dit soort van genen zijn allemaal verantwoordelijk voor de calcium huishouding : het groeien en  omzetten van kraakbeen en  echt been tanden materialen zoals email en dentine ( bijvoorbeeld ook aanwezig als dentikels  op de  schuur-papier huid van haaien / elas-monbranchia ), en de produktie van calciumrijke melk en speeksel 
Toch zijn (vermoedelijk ) niet al deze leden van   dezelfde  calcium-bindende genenfamilie(s) overal aanwezig in alle  vertebrata  caryotypes en genomen- …..
“Vogels bezitten een gen om eierschalen te produceren , maar bezit geen tand-grondstof(fen) gen(en) “zei Kawasaki
Vogels verloren waarschijnlijk  het “email- gen “al zo lang geleden dat daar geen enkel spoor van is terug te vinden in hun genomen …”
 
De onderzoekers hebben de evolutionaire ontwikkeling van deze genen -familie  herleid tot het  SPARC – genen  familie als voorouder -groep  : Die onstond waarschijnlijk tijdens ( of vlak na ) de splitsing  in ongewervelden en gewervelden  tijdens het precambrium ( tussen 500 a 600 miljoen jaar geleden )
Kort na de opkomst van de eerste vertebrata 
(—> bijvoorbeeld  het ” flinders’ range fossil ” zoals in 2003 in australie gevonden  )

onstond  SPARCL1 , of SPAC-achtig 1 , en werd dit gen de voorouder van de ganse
genenfamilie van producenten van de brede waaier  aan   miniralen stucturen  -gebruikende en afzettende  weefsels

 
 
Genen families onstaan uit  tandem genduplicaties
Dit soort toename aan genetische informatie onstaat , wanneer twee kopies van eenzelfde gen worden  geplaatst en bewaard op
een chromosoom
Deze kopijfout veroorlooft  veranderingen ( mutaties ) in één van de kopijen , terwijl de andere onveranderd blijft en
nog steeds blijft coderen voor de oorspronkelijke funkties van het oorspronkelijke “voorouder of  kopijmodel”- gen
 
nat-fossil2310
 
 
The rare fossil that was kept on its finder’s veranda for four years. Photo: South Australian Museum
 
 
Doorheen de tijd zullen de individuele genfunkties dus langzaam kunnen divergeren en spreiden ( zullen  verschillende allelen (en zelfs andere  genen )met verschillen in  uitdrukking of  zelfs (minimale )funktie-verschuivingen  ;  doorheen  de
opeenvolgende generaties van de  populaties van de soort , aan de natuurlijke selektie kunnen worden voorgelegd   … )
In gelijk welke species , zijn sommige gedupliceerde genen  onvolledig en of funktieloos( Junk ? )  “ zei kawasaki
“anderen kunnen veranderen in gespecialiseerde genen die koderen voor dingen die bestaan in andere vertebrata , zoals bijvoorbeeld ei-schalen “

De PenState onderzoekers zochten oorspronkelijk in deze chromosomen-gebieden voor een genetische verklaring van de tand-vormen bij bavianen  ,waarbij ze een serie genen ontdekten van gelijkaardige struktuur , maar die allen een rol speelden bij  het binden; afzetten en behouden  van calcium in het lichaam  …
 
Kawasi gebruikte bestaande data uit , menselijke , muis , kip  en zebra-vis genoom -vergelijkingen met het DNA van de
fugu of kogel-vis (uit  dezelfde homologe chromosoom-gebieden )…
 
 
fugu rubripes
 
 
 We gebruikten ook onze  eigen originele  fugu-data  om de resultaten op hun korrektheid te kontroleren en  onhafhankelijk te double checken  …” zei kawasaki nog .
 
De onderzoekers gebruikten boodschapper RNA ___ de enkel-streng  nucleine-zuur molecules die de rechtstreekse informatie bij de proteine-synthesis in de cel leveren , om de  dubbelstrengige DNA-mal voor de RNA verantwoordelijk ,  opnieuw daaruit teher-konstrueren ( door  reverse-engeneering  technieken )
Dit (copy/ (cloon ?)DNA kon vervolgens worden gebruikt om het originele gen te lokaliseren op het chromosoom … 
 

Met uitzondering van  één van de drie genen die samen coderen voor het zoogdieren tand-email , zijn de twee anderen gevonden in hetzelfde gebied op hetzelfde gen .

Een van de email-genes  , AMEL word gevonden op zowel de  menselijke  X als Y chromosomen
Het gen dat codeerd voor het vissen-emailoid , is echter niet verwant aan diezelfde familie en word niet gevonden op dezelfdegenen noch lokaties …
 
” Spieren , ingewanden en zenuwen , bestaan zowel in invertebraten als gewervelden ” zei Weiss “ maar mineraliserende weefsels ,zoals  nodig bij de opbouw van een inwendig skelet , beenderen  email en dentine maken de gewervelden tot iets aparts … “
 
De splitsing in ongewervelden en gewervelden gebeurde in een tijdperk waarvan weinig fossiele getuigen zijn terug te vinden .
 
De meeste schattingen over het tijdstip van die gebeurtenis worden gedaan aan de hand van zogenaamde “moleculaire  genetische klokken “
Het verschijnen (na de splitsing) van deze minerale  producerende weefsel en hun produkten___ en  als expressies van deze genen families 
___ kan veel licht werpen over deze
duistere periode van de chorda-ontwikkeling,
het inwendige skelet ,
de scherpe tanden
van nut bij de  voeding en  verdedigende bescherming  ,
de harde schalen die de ontwikkelende “jongen ” beschermen en
de melk gebruikt bij de “opvoeding” vooraleer ze hun eigen tanden en skelet tot zelfstandige  volwassen uitrustingen kunnen opbouwen …
 
 we gaan nu zoeken naar de de genen-expresies van die gevonden genen in embryos in het bijzonder waar en wanneer ze worden verondersteld zich te zullen uitdrukken  in de ( devo) ontwikkelings-processen …”
zei Weiss nog
 
————————————————————————————-
 
The National Science Foundation supported this work.
Contact
A’ndrea Messer
aem1@psu.edu
http://live.psu.edu
814-865-9481Contact
Vicki Fong
vfong@psu.edu
http://live.psu.edu
814-865-9481
Nog verder op te volgen ;
PNAS —->
http://www.pnas.org/cgi/content/abstract/0404279101v1
Published online before print July 22, 2004
Proc. Natl. Acad. Sci. USA, 10.1073/pnas.0404279101
Evolution
Genetic basis for the evolution of vertebrate mineralized tissue
Kazuhiko Kawasaki *, Tohru Suzuki , and Kenneth M. Weiss *
*Department of Anthropology, 409 Carpenter Building, Pennsylvania State University, University Park, PA 16802; and Laboratory of Bioindustrial Informatics, Graduate School of Agricultural Science, Tohoku University, Sendai, Miyagi 981-8555, Japan
Communicated by Alan Walker, Pennsylvania State University, University Park, PA, June 17, 2004
(received for review March 18, 2004)
ABSTRACT
Mineralized tissue is vital to many characteristic adaptive phenotypes in vertebrates.
Three primary tissues, enamel (enameloid), dentin, and bone, are found in the body armor of ancient agnathans and mammalian teeth, suggesting that these two organs are homologous.
Mammalian enamel

forms on enamel-specific proteins such as amelogenin,
whereas dentin and bone form on collagen

and many acidic proteins, such as SPP1, coordinately regulate their mineralization.
We previously reported
(zie noot 1 )- that genes for three major enamel matrix proteins, five proteins necessary for dentin and bone formation, and milk caseins and salivary proteins arose from a single ancestor by tandem gene duplications and form the secretory calcium-binding phosphoprotein (SCPP) family.

Gene structure and protein characteristics show that
SCPP genes arose from the 5′ region of ancestral SPARCL1 (SPARC-like 1).
Phylogenetic analysis on SPARC and SPARCL1 suggests that the SCPP genes arose after the divergence of cartilaginous fish 
and bony fish, implying that
early vertebrate mineralization did not use SCPPs and that SPARC may be critical for initial mineralization.
Consistent with this inference,
we identified SPP1 in a teleost genome
but failed to find any genes orthologous to mammalian enamel proteins.
 
Based on these observations, we suggest a scenario for the evolution of vertebrate tissue mineralization, in which
body armor initially formed on dermal collagen, which acted as a reinforcement of dermis.
—>We also suggest that mammalian enamel is distinct from fish enameloid.
Their similar nature as a hard structural overlay on exoskeleton and teeth is because of convergent evolution.
 
 
 
 
Linearized phylogenetic tree for SPARC and SPARCL1. Figures at the nodes show divergence time based on PC distance, γ distance, and their average from the top. The γ parameter was estimated: α = 1.20. Standard errors are shown for the divergence of SPARC and SPARCL1.
The calibration point was set 1,177 mya at the divergence of nematodes and chordates. 
 
 
Noot 1 ;
zie ook :
 
 
Verwante LINKS
 
Fugu ( japanse kogel-)vis —>
 
 
Edicarian fossils —->
 
 
RANGEOMORPHS
This fractal-like “colony” of tubes is about 1.5 cm across and 2.5 cm long (Image: Science)
 
 
 
 
 
 
 
Hier twee links met meer over de  ediacaran  rangeomorphs
 zie vooral —>
 
 
 
 
 

Rangeomorph architecture from the Trepassey Formation at Spaniard’s Bay. (A) Isolated rangeomorph frondlet. Specimen whitened with ammonium chloride. (B) Enlarged view of the area indicated in (A), showing details of the fractal-like branching pattern. The smallest branches are indicated by the arrow. (C) Plumose rangeomorph. Latex mold whitened with ammonium chloride. (D) Enlarged view of the area indicated in (C), showing details of the fractal-like branching pattern and the cylindrical cross section of the branches in the ripped and partially overturned frondlet in the upper left. Scale bars, 0.25 cm [(A) and (B)], 0.5 cm [(C) and (D)].

And here are some examples of the kinds of creatures made up of these frondlets:


Rangeomorph constructions from the Trepassey Formation at Spaniard’s Bay (upper panels) and from the Mistaken Point Formation at Mistaken Point (lower panels). All specimens are latex molds whitened with ammonium chloride. (A) Long-stemmed rangeomorph frond with leaf composed of overlapping rangeomorph frondlets attached at their bases to the central stalk. Elements are partially deflated. (B) Short-stemmed rangeomorph frond with leaf composed of pendant rangeomorph frondlets hanging from a thin central stalk with side struts. (C) Enlarged view of the area indicated in (B). (D) Charnia-like frond with quilted array of major and minor branches overlying an internal organic skeleton. (E) Bush-shaped rangeomorph construction. (F) Spindle-shaped rangeomorph construction. Scale bars, 1 cm.

An accompanying review by Brasier and Antcliffe tries to give a bit more perspective on the Ediacaran fauna as a whole. As you can see from this diagram, the animals of the Ediacara had an almost 40 million year reign, during which they were the biggest, most complex forms on the planet

Distribution of Ediacaran fossil forms in the prelude to the Cambrian explosion of animal life. New discoveries from the Trepassey Formation in southeastern Newfoundland (3) are shown alongside taxa that share the unique features of rangeomorph frondlets (3) and a Dickinsonia-like quilted pneu structure (10#12). The frondose Charnia may be an archetype from which other forms emerged through heterochronic evolution (4-6). (Bottom) A wide spectrum of Ediacaran fossil forms can be found clustered in the same geological bedding plane. Depicted are four such forms from the new fossil finds in Newfoundland, as well as fossil forms found in England,Russia,and Australia.Their intergrading morphologies may be related in one of three ways:through growth stages within the whole life cycle (ontogeny),ecologically controlled phenotypes, or sister taxa that have evolved by suppressing or expanding different parts of the life cycle (heterochrony).The basal segments of Charnia grandisare reconstructed to show up to four levels of inferred “fractal” quilting.The fossils are shown at a comparable scale except the rangeomorph frondlet [Inset (E), 4 cm long].

http://www.pnas.org/content/101/31/11356.long

http://www.sciencemag.org/content/305/5687/1115.summary
http://www.sciencechatforum.com/viewtopic.php?f=37&t=4913
http://news.bbc.co.uk/2/hi/science/nature/3898605.stm
http://bristol.academia.edu/JonathanAntcliffe/Papers/379071/EFFACED_PRESERVATION_IN_THE_EDIACARA_BIOTA_AND_ITS_IMPLICATIONS_FOR_THE_EARLY_MACROFOSSIL_RECORD

 

 

579 miljoen jaar oude kraamkamer

03 juli 2012  

In de ‘kraamkamer’ kwamen enkele van de eerste eerste complexe organismen ter wereld. Een lang leven was ze niet beschoren: een vulkaanuitbarsting bedekte ze met een dikke laag as, waardoor de kraamkamer uitstekend bewaard is gebleven.

Onderzoekers waren in Canadese gesteenten op zoek naar sporen van leven uit het Ediacarium (635 tot 542 miljoen jaar geleden). In die periode ontstonden de eerste complexe meercellige organismen.

Rangeomorfen

Rangeomorfen zijn hele bijzondere organismen. Het is nog steeds onduidelijk waar ze precies op de stamboom thuishoren. Wanneer u de fossiele resten ervan ziet, doen deze denken aan een varen. Toch zijn het waarschijnlijk geen planten: ze leefden op grote diepte in het water en konden daar geen zonlicht tot zich nemen. Tegelijkertijd hebben de organismen ook niet alle kenmerken van dieren. Uiteindelijk bleken de rangeomorfen ondanks hun bijzondere vorm toch niet met hun tijd mee te kunnen gaan. Als het Cambrium aanbreekt (542 miljoen jaar geleden) zijn ze al uitgestorven.

In de gesteenten vonden de onderzoekers meer dan 100 fossiele resten van rangeomorfen. Opvallend genoeg zijn het allemaal jonge rangeomorfen. “De gefossiliseerde ‘baby’s’ die we gevonden hebben, zijn allemaal minder dan drie centimeter lang en soms zelfs slechts 6 millimeter lang,” vertelt onderzoeker Martin brasier. “Dat is veel kleiner dan hun ‘ouders’ (zie de foto hierboven) die tot wel twee meter lang kunnen worden.”

Samen sterven
De onderzoekers denken wel te weten waarom deze baby’s samen stierven. “We denken dat een onderzeese kraamkamer voor jonge rangeomorfen zo’n 579 miljoen jaar geleden net zoals Pompeii door as van een vulkaanuitbarsting is bedekt.” En dankzij die uitbarsting zijn de rangeomorfen uitstekend bewaard gebleven. “Deze jongen zijn uitzonderlijk goed gepreserveerd en bevatten soorten die nog nooit in gesteenten van deze leeftijd zijn aangetroffen,” vertelt onderzoeker Alexander Liu. Blijkbaar was de biodiversiteit in het Ediacarium groter dan gedacht.

Ook wijst het onderzoek erop dat de organismen op aarde al heel vroeg heel groot werden. “We gaan nu nog verder terug in de tijd kijken om te proberen te achterhalen wanneer deze mysterieuze organismen ontstonden,” vertelt Brasier.


 
 
 
 
 
Prehistorie krijgt nieuw tijdperk
Wereld van de schijven eindelijk erkend
 
 
Voor het eerst in honderdtwintig jaar heeft de Internationale Commissie voor de Stratigrafie een nieuw prehistorisch tijdperk erkend. Geologen gebruikten de naam van het ‘Ediacara’ (600-545 miljoen jaar geleden) al langer, want het betreft een van de raarste periodes in de geschiedenis van het leven.
 

Als u met een tijdmachine naar het Ediacara zou reizen, zou u zich op een andere planeet wanen. Een stille, kale, grauwe rotswereld zou u wachten: in het Ediacaratijdperk waren er nog geen landdieren, vogels of insecten en zelfs nog geen planten of mossen.U zou onder de zeespiegel kunnen kijken, maar ook daar zou niets u bekend voorkomen. Hier en daar zou u een slijmerige ‘mat’ van bacteriën vinden. Maar het meest zou u opkijken van de allereerste meercellige wezens: bizarre, schijfvormige schepsels die roerloos op de zeebodem liggen.

De meeste van de wezens hebben geen kop, staart of andere herkenbare lichaamsdelen. Sommige lijken op een plens pleisterkalk, zoals de Britse paleontoloog Richard Fortey eens schreef. Anderen lijken op fietswielen, met spaken en al. Er zijn rechtopstaande kippenveren, geribbelde schijven en levende muntstukken die gedurende hun leven uitgroeien tot een pannenkoek. Of het dieren zijn of planten, is een betekenisloze vraag: in het Ediacara was het verschil tussen ‘eencelligen’ en ‘meercelligen’ het enige dat telde.

Sluit dit venster 

Het schijfwezen ;Tribrachidium heraldicum

Sluit dit venster

 Nog een curieuze bewoner van het Ediacara, een wezen dat doet denken aan een reusachtige spermacel ditmaal: het organisme ;Spriggina

Sluit dit venster

Het bizarre schijfwezen Dickinsonia;, voor zover bekend het grootste schepsel uit het Ediacara. 

De wonderlijke wereld van de schijfwezens en de kippenveren werd in 1946 voor het eerst blootgelegd in de heuvels van Zuid-Australië (‘Ediacara’ is een streeknaam) door een geoloog genaamd Sprigg. Die kon aanvankelijk niet geloven dat de gefossiliseerde wezens die hij had gevonden echt tussen de 600 en de 545 miljoen jaar oud waren. Tot diep in de twintigste eeuw dacht men namelijk dat er vóór de ‘Cambrische explosie’ van 545 miljoen jaar geleden helemaal geen meercellige wezens bestonden.Tijdens die Cambrische explosie, ook wel de ‘Oerknal van het leven’ genoemd, verschenen er plotseling ontzaglijke hoeveelheden schelpdieren en andere meercellige wezens ten tonele, waarschijnlijk omdat de samenstelling van de atmosfeer complex leven eindelijk mogelijk maakte. De wereld van de schijven is dus een vreemde eend in de bijt.

Nog steeds geldt de periode als een volstrekt raadsel. De schijven, pleisterplakken en kippenveren uit het tijdperk lijken in zó weinig op wat we vandaag kennen, dat veel onderzoekers het erop houden dat de wezens van het Ediacara een evolutionaire zijtak waren, een probeersel van het leven. 545 Miljoen jaar geleden zouden de schepsels tot de laatste geribbelde schijf aan toe zijn uitgestorven.

Andere onderzoekers denken juist dat de overgang geleidelijk verliep, en dat de schijfwezens verre voorvaderen zijn van de krab, de kreeft en andere, meer gewone zeedieren. De Cambrische explosie zou daardoor heel wat minder bijzonder zijn dan we denken. Daarmee is de schijfwereld het toneel geworden van het heftigste wetenschapsdebat uit de paleontologie: hoe evolutie nu precies verloopt, sprongsgewijs of geleidelijk.

Omstreden is ook de benaming ‘Ediacara’: niet voor niets liet de erkenning vijftien jaar op zich wachten. Russische onderzoekers maken namelijk aanspraak op hún benaming voor het tijdperk, het ‘Vendiaan’. Die naam werd in 1952 toegekend aan de schijfwereld, die rond die tijd ook was ontdekt in oude aardlagen in Siberië.

Drie prominente Russische paleontologen – waaronder de ontdekker van het tijdperk in Rusland, Boris Sokholov – hebben dan ook formeel protest aangetekend tegen de naamgeving bij de Internationale Commissie voor de Stratigrafie, die gaat over de namen van geologische tijdperken. De keuze voor Ediacara zou indruisen tegen “een lange traditie van het gebruik van de benaming ‘Vendiaan’ in de internationale literatuur,” stellen de Russen in ee klaagbrief. En eerlijk is eerlijk: op Google krijgt het Vendiaan tien keer zoveel treffers als het Ediacara.

Daar staat tegenover dat de naam Ediacara al is vereeuwigd in een romantische bijnaam voor het tijdperk: de Tuin van Ediacara. Volgens die beeldspraak moeten we de wereld van de schijven zien als een simpele wereld vol onschuld – het laatste rijk van de eenvoud, voordat het leven écht begon.
(Maarten Keulemans)

 Mark McMenamin: The Garden of Ediacara (1998)
Richard Fortey: Life, an unauthorized biography (1997)
 
 
“Planeet Sneeuwbal – Regen pikte het warme dekentje van de aarde”,
Noorderlicht nieuwsbericht 17 maart 2004.
 
 
 

In het oosten van Newfoundland zijn in gesteenten van 575-560 miljoen jaar oud bijzondere fossielen van de op zich al zo bijzondere Ediacara-fauna aangetroffen. Het gaat om de oudste fossielen van deze fauna die op betrouwbare wijze zijn gedateerd. Het bijzondere van de gevonden fossielen is niet zozeer hun ouderdom, alswel het feit dat ze – hoewel ze net als alle andere fossielen uit de Ediacara-fauna geen harde delen bezitten – prachtig drie-dimensionaal bewaard zijn gebleven. Mede hierdoor konden details worden onderscheiden die het nodig maken om een aantal idee챘n over deze levensvormen te veranderen.

Het ‘samengestelde blad’ van Charnia

De Ediacara-fauna, waarvan exemplaren voor het eerst in 1946 werden ontdekt, omvat de eerste ‘complexe’ levensvormen. Tot voort kort werden overigens alleen afdrukken gevonden die deze dieren zonder inwendig of uitwendig skelet op de zeebodem achterlieten. Dat maakte interpretatie van hun fysieke uiterlijk en anatomie zeer moeilijk, en ook hun onderlinge taxonomische relaties bleven onduidelijk. Niettemin werden deze dieren aanvankelijk aangezien voor de voorlopers van de organismen die bij de zogeheten ‘Cambrische explosie’ plotseling in zoveel vormen en in zulke grote aantallen voorkwamen en die door hun harde schalen of skeletten in groten getale zijn gefossiliseerd. Nu worden de soorten die deel uitmaken van de Ediacara-fauna echter algemeen beschouwd als vertegenwoordigers van takken die allemaal uiterlijk in het begin van het Cambrium zijn uitgestorven.


Reconstructie van de levenswijze van Charnia (1) en Dickinsonia (3)

Tot de fossielen van de Ediacara-fauna, die wereldwijd vrijwel identiek is, behoren onder meer vormen die op een samengesteld blad lijken. Dat ‘blad’ zat, naar huidige inzichten, aan de grond verankerd, zoals dat nu het geval is met onder meer zeelelies (crino챦den). Sommige zijn groot, andere klein, de een meer samengesteld dan de ander (er zijn exemplaren waarvan de samenstellende delen zelf ook weer bestaan uit soortgelijke – maar uiteraard kleinere – samengestelde delen, die op hun beurt ook weer bestaan uit soortgelijke – nog kleinere – delen. Zo is aan de meest samengestelde vorm de geslachtsnaam Charnia toegekend, aan een kleinere vorm de naam Rangea, en aan weer andere vormen de namen Charniodiscus en Bradgatia. Vanwege hun talrijke overeenkomsten worden ze samen wel ‘rangeomorfen’ genoemd.

Uit de nu gevonden exemplaren blijkt dat het niet gaat om verschillende vormen, maar om exemplaren van dezelfde soort in verschillende ontwikkelingsstadia, of – wat waarschijnlijker lijkt – om dieren die totaal verschillende vormen hebben gedurende een levenscyclus (zoals koralen poliepen vormen die als kwallen ronddrijven). Hetzelfde werd gevonden voor een ander bekend fossiel uit de Ediacara-fauna: het geslacht Dickinsonia. De tot nu toe onderscheiden soorten PhyllozoonPteridiniumErniettaSwartpuntia en Cloudina (die om vergelijkbare redenen samen met Dickinsonia wel ‘dickinsioniamorfen’ werden genoemd) hebben mogelijk net zo’n onderlinge relatie als de rangeomorfen.

De Ediacara-fauna geeft zo steeds meer geheimen prijs. Het wachten is op meer vondsten van 3-D bewaarde exemplaren.

Referenties:

Brasier, M. & Antcliffe, J., 2004. Decoding the Ediacaran enigma. Science 305, p. 115-1117.

Narbonne, G.M., 2004. Modular construction of early Ediacaran complex life forms. Science 305, p. 1141-1144.

https://whyevolutionistrue.wordpress.com/2012/12/20/the-enigmatic-ediacaran-biota-just-got-more-enigmatic-or-did-it/
http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2012/12/21/moar-ediacara-the-rangeomorphs-of-mistaken-point/

http://www.youtube.com/watch?feature=player_embedded&v=lOFrS4nS5Ng

Ediacara-fossiel lijkt verwant aan moderne organismen706 NGV-Geo nieuws

1 Augustus 2006, jaargang 8 nr. 15

Auteur: prof. dr. A.J. (Tom) van Loon
Geologisch Instituut, Adam Mickiewicz Universiteit, Poznan (Polen)
 

Kort voor het einde van het Precambrium vond er een explosie van het leven plaats. Hierbij ontstonden de eerste gecompliceerde levensvormen die we kennen. Vrijwel al deze levensvormen stierven weer uit op de overgang van Precambrium naar Cambrium, of kort daarna. Opvallend is dat deze levensvormen, die naar hun eerste vindplaats de ‘Ediacara-fauna’ worden genoemd, zich over de hele wereld lijken te hebben verspreid. Dezelfde fossiele genera en soorten, die geen van alle harde bestanddelen hebben en in feite alleen van afdrukken bekend zijn, worden op zover uiteen gelegen plaatsen gevonden dat ze in korte tijd alle wereldzee챘n moeten hebben veroverd. Kennelijk konden ze hetzij de oudere, primitieve organismen verdrijven, hetzij die organismen als prooi benutten. En kennelijk werden ze zelf gedurende die verovering van de wereldzee챘n niet belaagd door andere organismen; het ziet er overigens wel naar uit dat jagers en prooi binnen de Ediacara-fauna zelf naast elkaar bestonden.

Stromatoveris

The Cambrian vendobiont S. psygmoglena, gen.sp.nov., composite photo of part and counterpart to show both upper and lower surfaces.

http://scienceblogs.com/pharyngula/2006/05/stromatoveris.php
Samengestelde foto van Stromatoveris psygmoglena, waarin zowel de onder- als de bovenkant wordt getoond

Camera lucida drawings of S. psygmoglena, gen. sp. nov.

Via de zogeheten camera lucida gemaakte tekening van het nieuwe fossiel
_

-Hoewel er inmiddels bestrekkelijk veel vindplaatsen van de Ediacara-fauna bekend zijn, en hoewel er veel uiterst gedetailleerde afdrukken van deze organismen zijn gevonden, is hun aard nog steeds een raadsel. Dat komt doordat ze op geen enkele wijze overeen lijken te stemmen met de huidige levensvormen. Sommige onderzoekers hebben de Ediacara-fauna gerelateerd aan korstmossen (symbioses van primitieve organismen); anderen hebben verwantschap met schimmels gesuggereerd, maar die idee챘n hebben weinig weerklank gevonden. Meer aanhang hebben hypotheses die sommige vormen van de Ediacara-fauna vergelijken met sponzen, mollusken en arthropoden, maar de gelijkenissen zijn gering en de verschillen juist zeer groot. Er zijn dan ook nog steeds paleontologen die het standpunt innemen dat de Ediacara-fauna bestond uit organismen die niet tot het huidige dieren- of plantenrijk behoorden, maar een apart rijk vertegenwoordigen (de Vendobionta).

Dankzij enkele bijzondere vindplaatsen, waar zowel nieuwe soorten als uiterst gedetailleerde afdrukken worden gevonden, begint er nu echter iets meer duidelijkheid te komen. Een beroemde vindplaats is die van Chengjiang (in de Chinese provincie Yunnan), waar de Ediacara-fauna uit het Vroeg-Cambrium stamt. Van die vindplaats is nu een nieuw geslacht (en dus ook een nieuwe soort) beschreven, die erop zou kunnen wijzen dat de Ediacara-fauna wel degelijk verwant is aan het huidige dierenrijk.

Het gaat daarbij om acht exemplaren van een fossiel dat op een veer of een blad met veervormige nerven lijkt. Deze nieuwe soort, Stromatoveris psygmoglena zeer goed te analyseren vanwege de prachtige fossilisatie. De onderzoekers schrijven dat toe door snelle begraving onder sediment tijdens een storm. Waarbij opvallend is dat de meeste exemplaren niet horizontaal liggen, maar een kleine hoek maken met het laagvlak. Dat kan erop wijzen dat ze met een stengel of een voet in de bodem verankerd zaten.


Outline of metazoan phylogeny, showing proposed position of Stromatoveris and Thaumaptilon as primitive ctenophores and cnidarians, respectively, so implying convergent evolution of a frondlike habit. Metazoan phylogeny is still in a state of flux, but here sponges are taken to be basal, with the calcareans possibly a sister group of all other metazoans. The position of the placozoans is controversial, but here they are treated as primitive diploblasts, evolving before the invention of nerve cells. Ctenophores are monophyletic and are taken to be the sister group of cnidarians plus triploblasts. As argued in the text, ctenophores were primitively frondlike (vendobionts) before acquiring a globular body with separate comb rows that eventually were used in a pelagic existence. Although ctenophores have a biradial symmetry, this has a unique rotational element and may be derived and effectively unrelated to the biradial symmetry that may be primitive to cnidarians. Cnidarians are also monophyletic and are divided into anthozoans and medusozoans. Although previously ctenophores have been argued to be the sister group of all bilaterians, it is now widely accepted that cnidarians are the sister group. The triploblasts are composed of deuterostomes and protostomes.

Stamboom van de Metazoa, met Stromatoveris als vroege vorm van de Ctenophora (ribkwallen)
Hoewel het fossiel overeenkomsten vertoont met andere soorten uit de Ediacara-fauna (met name KhatyspytiaVaizitsiniaCharniodiscusGlaessnerina en – op wat meer afstand – Charnia), is er reden genoeg om van een nieuw geslacht te spreken. Een van de redenen is dat bepaalde kenmerken van Stromatoveris volgens de onderzoekers ge챦nterpreteerd kunnen worden als vormen die zouden kunnen worden beschouwd als voorlopers van vormen die voorkomen bij de huidige ctenoforen (ribkwallen).

Voor ons inzicht in de evolutie van het leven is dat van extreem belang. Het zou immers betekenen dat de phyla van het moderne dierenrijk al vertegenwoordigers hadden die evolueerden voor het Cambrium. Moleculaire analyses gaven dat al eerder aan, maar er waren nog nooit fossiele aanwijzingen voor gevonden. Nu er 챕챕n schaap over de dam is, zullen er wellicht meer volgen. Daarmee zou weliswaar een einde komen aan het zo intrigerende raadsel van de Ediacara-fauna, maar de wetenschap zou er zeker bij gebaat zijn.

Referenties:
  • Shu, D.-G., Morris, S.C., Han, J., Zhang, X.-L., hua, H., Zhang, Z.-F., Liu, J.-N., Guo, J.-F., Yao, Y. & Yasui, K., 2006. Lower Cambrian vendobionts from China and early diploblast evolution. Science 312, p. 731-734.

Foto’s welwillend ter beschikking gesteld door Degan Shu, Early Life Institute and Key Laboratory of Continental Dynamics, Northwest Universtity, Xian (China).

Attachments //  pdf’s

science_(vol._305,_no._5687,_august_2004)_(2004)(en)(88s)

ediac2

PNAS-2004-Kawasaki-11356-61