AVALON Vis ,calcium en fugu
november 13, 2012 5 reacties
INHOUD G → zie onder GEOLOGIE
(Pre) CAMBRIUM
http://www.sciencedaily.com/releases/2008/01/080103144451.htm
http://www.foxnews.com/story/0,2933,320409,00.html
http://www.sciencecentric.com/news/08010410-two-explosive-evolutionary-events-shaped-early-history-of-multicellular-life.html
http://www.sciencemag.org/content/319/5859/81.abstract
http://www.eurekalert.org/multimedia/pub/6363.php?from=106829http://www.bloggen.be/evodisku/archief.php?ID=47
http://live.psu.edu/index.php?sec=vs&story=7496&pf=1
ontwikkelden zich /evolueerden :
—> Ergens na het onstaan van de ruggegraat (= de scheiding tussen chordata en ongewervelden ), de genenfamilies die verantwoordelijk worden geacht voor de kontrole van demineralen afzettende weefsels en die ook rechtstreeks leiden tot de ( evo-devo)produktie van beenderen en dentine en van tand-email in zoogdieren ,:maar het vis-“emailoide” , ontwikkelde zich vanuit andere genen en opstellingen ….
(—> “We suggerenen…. ( dan ook)… dat zoogdieren- email verschild van vissen-emaloide “ zegt het onderzoeksrapport van de PNAS–> noot 1)
Overeenkomstige strukturen en kenmerken zijn veelal gelijkaardig omdat ze onstaan vanuit dezelfde genetische basis :
Toch zijn (vermoedelijk ) niet al deze leden van dezelfde calcium-bindende genenfamilie(s) overal aanwezig in alle vertebrata caryotypes en genomen- …..
“Vogels verloren waarschijnlijk het “email- gen “al zo lang geleden dat daar geen enkel spoor van is terug te vinden in hun genomen …”
onstond SPARCL1 , of SPAC-achtig 1 , en werd dit gen de voorouder van de ganse
genenfamilie van producenten van de brede waaier aan miniralen stucturen -gebruikende en afzettende weefsels
Dit soort toename aan genetische informatie onstaat , wanneer twee kopies van eenzelfde gen worden geplaatst en bewaard op
een chromosoom
Deze kopijfout veroorlooft veranderingen ( mutaties ) in één van de kopijen , terwijl de andere onveranderd blijft en
nog steeds blijft coderen voor de oorspronkelijke funkties van het oorspronkelijke “voorouder of kopijmodel”- gen
opeenvolgende generaties van de populaties van de soort , aan de natuurlijke selektie kunnen worden voorgelegd … )
“anderen kunnen veranderen in gespecialiseerde genen die koderen voor dingen die bestaan in andere vertebrata , zoals bijvoorbeeld ei-schalen “
De PenState onderzoekers zochten oorspronkelijk in deze chromosomen-gebieden voor een genetische verklaring van de tand-vormen bij bavianen ,waarbij ze een serie genen ontdekten van gelijkaardige struktuur , maar die allen een rol speelden bij het binden; afzetten en behouden van calcium in het lichaam …

Dit (copy/ (cloon ?)DNA kon vervolgens worden gebruikt om het originele gen te lokaliseren op het chromosoom …
Met uitzondering van één van de drie genen die samen coderen voor het zoogdieren tand-email , zijn de twee anderen gevonden in hetzelfde gebied op hetzelfde gen .
Het gen dat codeerd voor het vissen-emailoid , is echter niet verwant aan diezelfde familie en word niet gevonden op dezelfdegenen noch lokaties …
___ kan veel licht werpen over deze
van nut bij de voeding en verdedigende bescherming ,
de melk gebruikt bij de “opvoeding” vooraleer ze hun eigen tanden en skelet tot zelfstandige volwassen uitrustingen kunnen opbouwen …
A’ndrea Messer
aem1@psu.edu
http://live.psu.edu
814-865-9481Contact
Vicki Fong
vfong@psu.edu
http://live.psu.edu
814-865-9481
PNAS —->
http://www.pnas.org/cgi/content/abstract/0404279101v1
Published online before print July 22, 2004
Proc. Natl. Acad. Sci. USA, 10.1073/pnas.0404279101
Evolution
Genetic basis for the evolution of vertebrate mineralized tissue
Kazuhiko Kawasaki *, Tohru Suzuki , and Kenneth M. Weiss *
*Department of Anthropology, 409 Carpenter Building, Pennsylvania State University, University Park, PA 16802; and Laboratory of Bioindustrial Informatics, Graduate School of Agricultural Science, Tohoku University, Sendai, Miyagi 981-8555, Japan
Communicated by Alan Walker, Pennsylvania State University, University Park, PA, June 17, 2004
(received for review March 18, 2004)
Mineralized tissue is vital to many characteristic adaptive phenotypes in vertebrates.
Three primary tissues, enamel (enameloid), dentin, and bone, are found in the body armor of ancient agnathans and mammalian teeth, suggesting that these two organs are homologous.
forms on enamel-specific proteins such as amelogenin,
whereas dentin and bone form on collagen
(zie noot 1 )- that genes for three major enamel matrix proteins, five proteins necessary for dentin and bone formation, and milk caseins and salivary proteins arose from a single ancestor by tandem gene duplications and form the secretory calcium-binding phosphoprotein (SCPP) family.
Gene structure and protein characteristics show that
and bony fish, implying that
—>We also suggest that mammalian enamel is distinct from fish enameloid.
zie ook :
Attachment: _science_(vol._305,_no._5687,_august_2004)_(2004)(en)(88s).pdf
http://www.smh.com.au/articles/2003/10/22/1066631507609.html?from=storyrhs&oneclick=true


Rangeomorph architecture from the Trepassey Formation at Spaniard’s Bay. (A) Isolated rangeomorph frondlet. Specimen whitened with ammonium chloride. (B) Enlarged view of the area indicated in (A), showing details of the fractal-like branching pattern. The smallest branches are indicated by the arrow. (C) Plumose rangeomorph. Latex mold whitened with ammonium chloride. (D) Enlarged view of the area indicated in (C), showing details of the fractal-like branching pattern and the cylindrical cross section of the branches in the ripped and partially overturned frondlet in the upper left. Scale bars, 0.25 cm [(A) and (B)], 0.5 cm [(C) and (D)].
And here are some examples of the kinds of creatures made up of these frondlets:
Rangeomorph constructions from the Trepassey Formation at Spaniard’s Bay (upper panels) and from the Mistaken Point Formation at Mistaken Point (lower panels). All specimens are latex molds whitened with ammonium chloride. (A) Long-stemmed rangeomorph frond with leaf composed of overlapping rangeomorph frondlets attached at their bases to the central stalk. Elements are partially deflated. (B) Short-stemmed rangeomorph frond with leaf composed of pendant rangeomorph frondlets hanging from a thin central stalk with side struts. (C) Enlarged view of the area indicated in (B). (D) Charnia-like frond with quilted array of major and minor branches overlying an internal organic skeleton. (E) Bush-shaped rangeomorph construction. (F) Spindle-shaped rangeomorph construction. Scale bars, 1 cm.
An accompanying review by Brasier and Antcliffe tries to give a bit more perspective on the Ediacaran fauna as a whole. As you can see from this diagram, the animals of the Ediacara had an almost 40 million year reign, during which they were the biggest, most complex forms on the planet
Distribution of Ediacaran fossil forms in the prelude to the Cambrian explosion of animal life. New discoveries from the Trepassey Formation in southeastern Newfoundland (3) are shown alongside taxa that share the unique features of rangeomorph frondlets (3) and a Dickinsonia-like quilted pneu structure (10#12). The frondose Charnia may be an archetype from which other forms emerged through heterochronic evolution (4-6). (Bottom) A wide spectrum of Ediacaran fossil forms can be found clustered in the same geological bedding plane. Depicted are four such forms from the new fossil finds in Newfoundland, as well as fossil forms found in England,Russia,and Australia.Their intergrading morphologies may be related in one of three ways:through growth stages within the whole life cycle (ontogeny),ecologically controlled phenotypes, or sister taxa that have evolved by suppressing or expanding different parts of the life cycle (heterochrony).The basal segments of Charnia grandisare reconstructed to show up to four levels of inferred “fractal” quilting.The fossils are shown at a comparable scale except the rangeomorph frondlet [Inset (E), 4 cm long].
http://www.pnas.org/content/101/31/11356.long
http://www.sciencemag.org/content/305/5687/1115.summary
http://www.sciencechatforum.com/viewtopic.php?f=37&t=4913
http://news.bbc.co.uk/2/hi/science/nature/3898605.stm
http://bristol.academia.edu/JonathanAntcliffe/Papers/379071/EFFACED_PRESERVATION_IN_THE_EDIACARA_BIOTA_AND_ITS_IMPLICATIONS_FOR_THE_EARLY_MACROFOSSIL_RECORD
579 miljoen jaar oude kraamkamer
In de ‘kraamkamer’ kwamen enkele van de eerste eerste complexe organismen ter wereld. Een lang leven was ze niet beschoren: een vulkaanuitbarsting bedekte ze met een dikke laag as, waardoor de kraamkamer uitstekend bewaard is gebleven.
Onderzoekers waren in Canadese gesteenten op zoek naar sporen van leven uit het Ediacarium (635 tot 542 miljoen jaar geleden). In die periode ontstonden de eerste complexe meercellige organismen.
Rangeomorfen
In de gesteenten vonden de onderzoekers meer dan 100 fossiele resten van rangeomorfen. Opvallend genoeg zijn het allemaal jonge rangeomorfen. “De gefossiliseerde ‘baby’s’ die we gevonden hebben, zijn allemaal minder dan drie centimeter lang en soms zelfs slechts 6 millimeter lang,” vertelt onderzoeker Martin brasier. “Dat is veel kleiner dan hun ‘ouders’ (zie de foto hierboven) die tot wel twee meter lang kunnen worden.”
Samen sterven
De onderzoekers denken wel te weten waarom deze baby’s samen stierven. “We denken dat een onderzeese kraamkamer voor jonge rangeomorfen zo’n 579 miljoen jaar geleden net zoals Pompeii door as van een vulkaanuitbarsting is bedekt.” En dankzij die uitbarsting zijn de rangeomorfen uitstekend bewaard gebleven. “Deze jongen zijn uitzonderlijk goed gepreserveerd en bevatten soorten die nog nooit in gesteenten van deze leeftijd zijn aangetroffen,” vertelt onderzoeker Alexander Liu. Blijkbaar was de biodiversiteit in het Ediacarium groter dan gedacht.
Ook wijst het onderzoek erop dat de organismen op aarde al heel vroeg heel groot werden. “We gaan nu nog verder terug in de tijd kijken om te proberen te achterhalen wanneer deze mysterieuze organismen ontstonden,” vertelt Brasier.
Als u met een tijdmachine naar het Ediacara zou reizen, zou u zich op een andere planeet wanen. Een stille, kale, grauwe rotswereld zou u wachten: in het Ediacaratijdperk waren er nog geen landdieren, vogels of insecten en zelfs nog geen planten of mossen.U zou onder de zeespiegel kunnen kijken, maar ook daar zou niets u bekend voorkomen. Hier en daar zou u een slijmerige ‘mat’ van bacteriën vinden. Maar het meest zou u opkijken van de allereerste meercellige wezens: bizarre, schijfvormige schepsels die roerloos op de zeebodem liggen.
De meeste van de wezens hebben geen kop, staart of andere herkenbare lichaamsdelen. Sommige lijken op een plens pleisterkalk, zoals de Britse paleontoloog Richard Fortey eens schreef. Anderen lijken op fietswielen, met spaken en al. Er zijn rechtopstaande kippenveren, geribbelde schijven en levende muntstukken die gedurende hun leven uitgroeien tot een pannenkoek. Of het dieren zijn of planten, is een betekenisloze vraag: in het Ediacara was het verschil tussen ‘eencelligen’ en ‘meercelligen’ het enige dat telde.
Het schijfwezen ;Tribrachidium heraldicum
Het bizarre schijfwezen Dickinsonia;, voor zover bekend het grootste schepsel uit het Ediacara.
De wonderlijke wereld van de schijfwezens en de kippenveren werd in 1946 voor het eerst blootgelegd in de heuvels van Zuid-Australië (‘Ediacara’ is een streeknaam) door een geoloog genaamd Sprigg. Die kon aanvankelijk niet geloven dat de gefossiliseerde wezens die hij had gevonden echt tussen de 600 en de 545 miljoen jaar oud waren. Tot diep in de twintigste eeuw dacht men namelijk dat er vóór de ‘Cambrische explosie’ van 545 miljoen jaar geleden helemaal geen meercellige wezens bestonden.Tijdens die Cambrische explosie, ook wel de ‘Oerknal van het leven’ genoemd, verschenen er plotseling ontzaglijke hoeveelheden schelpdieren en andere meercellige wezens ten tonele, waarschijnlijk omdat de samenstelling van de atmosfeer complex leven eindelijk mogelijk maakte. De wereld van de schijven is dus een vreemde eend in de bijt.
Nog steeds geldt de periode als een volstrekt raadsel. De schijven, pleisterplakken en kippenveren uit het tijdperk lijken in zó weinig op wat we vandaag kennen, dat veel onderzoekers het erop houden dat de wezens van het Ediacara een evolutionaire zijtak waren, een probeersel van het leven. 545 Miljoen jaar geleden zouden de schepsels tot de laatste geribbelde schijf aan toe zijn uitgestorven.
Andere onderzoekers denken juist dat de overgang geleidelijk verliep, en dat de schijfwezens verre voorvaderen zijn van de krab, de kreeft en andere, meer gewone zeedieren. De Cambrische explosie zou daardoor heel wat minder bijzonder zijn dan we denken. Daarmee is de schijfwereld het toneel geworden van het heftigste wetenschapsdebat uit de paleontologie: hoe evolutie nu precies verloopt, sprongsgewijs of geleidelijk.
Omstreden is ook de benaming ‘Ediacara’: niet voor niets liet de erkenning vijftien jaar op zich wachten. Russische onderzoekers maken namelijk aanspraak op hún benaming voor het tijdperk, het ‘Vendiaan’. Die naam werd in 1952 toegekend aan de schijfwereld, die rond die tijd ook was ontdekt in oude aardlagen in Siberië.
Drie prominente Russische paleontologen – waaronder de ontdekker van het tijdperk in Rusland, Boris Sokholov – hebben dan ook formeel protest aangetekend tegen de naamgeving bij de Internationale Commissie voor de Stratigrafie, die gaat over de namen van geologische tijdperken. De keuze voor Ediacara zou indruisen tegen “een lange traditie van het gebruik van de benaming ‘Vendiaan’ in de internationale literatuur,” stellen de Russen in ee klaagbrief. En eerlijk is eerlijk: op Google krijgt het Vendiaan tien keer zoveel treffers als het Ediacara.
Daar staat tegenover dat de naam Ediacara al is vereeuwigd in een romantische bijnaam voor het tijdperk: de Tuin van Ediacara. Volgens die beeldspraak moeten we de wereld van de schijven zien als een simpele wereld vol onschuld – het laatste rijk van de eenvoud, voordat het leven écht begon.
(Maarten Keulemans)
Richard Fortey: Life, an unauthorized biography (1997)
Nieuw licht op Ediacara-faunahttp://www.geo.uu.nl/ngv/geonieuws/geonieuwsnr.php?nummer=78 |
In het oosten van Newfoundland zijn in gesteenten van 575-560 miljoen jaar oud bijzondere fossielen van de op zich al zo bijzondere Ediacara-fauna aangetroffen. Het gaat om de oudste fossielen van deze fauna die op betrouwbare wijze zijn gedateerd. Het bijzondere van de gevonden fossielen is niet zozeer hun ouderdom, alswel het feit dat ze – hoewel ze net als alle andere fossielen uit de Ediacara-fauna geen harde delen bezitten – prachtig drie-dimensionaal bewaard zijn gebleven. Mede hierdoor konden details worden onderscheiden die het nodig maken om een aantal idee챘n over deze levensvormen te veranderen.
Het ‘samengestelde blad’ van Charnia
De Ediacara-fauna, waarvan exemplaren voor het eerst in 1946 werden ontdekt, omvat de eerste ‘complexe’ levensvormen. Tot voort kort werden overigens alleen afdrukken gevonden die deze dieren zonder inwendig of uitwendig skelet op de zeebodem achterlieten. Dat maakte interpretatie van hun fysieke uiterlijk en anatomie zeer moeilijk, en ook hun onderlinge taxonomische relaties bleven onduidelijk. Niettemin werden deze dieren aanvankelijk aangezien voor de voorlopers van de organismen die bij de zogeheten ‘Cambrische explosie’ plotseling in zoveel vormen en in zulke grote aantallen voorkwamen en die door hun harde schalen of skeletten in groten getale zijn gefossiliseerd. Nu worden de soorten die deel uitmaken van de Ediacara-fauna echter algemeen beschouwd als vertegenwoordigers van takken die allemaal uiterlijk in het begin van het Cambrium zijn uitgestorven.
Reconstructie van de levenswijze van Charnia (1) en Dickinsonia (3)
Tot de fossielen van de Ediacara-fauna, die wereldwijd vrijwel identiek is, behoren onder meer vormen die op een samengesteld blad lijken. Dat ‘blad’ zat, naar huidige inzichten, aan de grond verankerd, zoals dat nu het geval is met onder meer zeelelies (crino챦den). Sommige zijn groot, andere klein, de een meer samengesteld dan de ander (er zijn exemplaren waarvan de samenstellende delen zelf ook weer bestaan uit soortgelijke – maar uiteraard kleinere – samengestelde delen, die op hun beurt ook weer bestaan uit soortgelijke – nog kleinere – delen. Zo is aan de meest samengestelde vorm de geslachtsnaam Charnia toegekend, aan een kleinere vorm de naam Rangea, en aan weer andere vormen de namen Charniodiscus en Bradgatia. Vanwege hun talrijke overeenkomsten worden ze samen wel ‘rangeomorfen’ genoemd.
Uit de nu gevonden exemplaren blijkt dat het niet gaat om verschillende vormen, maar om exemplaren van dezelfde soort in verschillende ontwikkelingsstadia, of – wat waarschijnlijker lijkt – om dieren die totaal verschillende vormen hebben gedurende een levenscyclus (zoals koralen poliepen vormen die als kwallen ronddrijven). Hetzelfde werd gevonden voor een ander bekend fossiel uit de Ediacara-fauna: het geslacht Dickinsonia. De tot nu toe onderscheiden soorten Phyllozoon, Pteridinium, Ernietta, Swartpuntia en Cloudina (die om vergelijkbare redenen samen met Dickinsonia wel ‘dickinsioniamorfen’ werden genoemd) hebben mogelijk net zo’n onderlinge relatie als de rangeomorfen.
De Ediacara-fauna geeft zo steeds meer geheimen prijs. Het wachten is op meer vondsten van 3-D bewaarde exemplaren.
Referenties:
Brasier, M. & Antcliffe, J., 2004. Decoding the Ediacaran enigma. Science 305, p. 115-1117.
Narbonne, G.M., 2004. Modular construction of early Ediacaran complex life forms. Science 305, p. 1141-1144.
https://whyevolutionistrue.wordpress.com/2012/12/20/the-enigmatic-ediacaran-biota-just-got-more-enigmatic-or-did-it/
http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2012/12/21/moar-ediacara-the-rangeomorphs-of-mistaken-point/
http://www.youtube.com/watch?feature=player_embedded&v=lOFrS4nS5Ng
Ediacara-fossiel lijkt verwant aan moderne organismen706 NGV-Geo nieuws 1 Augustus 2006, jaargang 8 nr. 15Auteur: prof. dr. A.J. (Tom) van Loon
|
Kort voor het einde van het Precambrium vond er een explosie van het leven plaats. Hierbij ontstonden de eerste gecompliceerde levensvormen die we kennen. Vrijwel al deze levensvormen stierven weer uit op de overgang van Precambrium naar Cambrium, of kort daarna. Opvallend is dat deze levensvormen, die naar hun eerste vindplaats de ‘Ediacara-fauna’ worden genoemd, zich over de hele wereld lijken te hebben verspreid. Dezelfde fossiele genera en soorten, die geen van alle harde bestanddelen hebben en in feite alleen van afdrukken bekend zijn, worden op zover uiteen gelegen plaatsen gevonden dat ze in korte tijd alle wereldzee챘n moeten hebben veroverd. Kennelijk konden ze hetzij de oudere, primitieve organismen verdrijven, hetzij die organismen als prooi benutten. En kennelijk werden ze zelf gedurende die verovering van de wereldzee챘n niet belaagd door andere organismen; het ziet er overigens wel naar uit dat jagers en prooi binnen de Ediacara-fauna zelf naast elkaar bestonden.
The Cambrian vendobiont S. psygmoglena, gen.sp.nov., composite photo of part and counterpart to show both upper and lower surfaces.
http://scienceblogs.com/pharyngula/2006/05/stromatoveris.php
Samengestelde foto van Stromatoveris psygmoglena, waarin zowel de onder- als de bovenkant wordt getoond
Camera lucida drawings of S. psygmoglena, gen. sp. nov.
Via de zogeheten camera lucida gemaakte tekening van het nieuwe fossiel
_
–
–
-Hoewel er inmiddels bestrekkelijk veel vindplaatsen van de Ediacara-fauna bekend zijn, en hoewel er veel uiterst gedetailleerde afdrukken van deze organismen zijn gevonden, is hun aard nog steeds een raadsel. Dat komt doordat ze op geen enkele wijze overeen lijken te stemmen met de huidige levensvormen. Sommige onderzoekers hebben de Ediacara-fauna gerelateerd aan korstmossen (symbioses van primitieve organismen); anderen hebben verwantschap met schimmels gesuggereerd, maar die idee챘n hebben weinig weerklank gevonden. Meer aanhang hebben hypotheses die sommige vormen van de Ediacara-fauna vergelijken met sponzen, mollusken en arthropoden, maar de gelijkenissen zijn gering en de verschillen juist zeer groot. Er zijn dan ook nog steeds paleontologen die het standpunt innemen dat de Ediacara-fauna bestond uit organismen die niet tot het huidige dieren- of plantenrijk behoorden, maar een apart rijk vertegenwoordigen (de Vendobionta).
Dankzij enkele bijzondere vindplaatsen, waar zowel nieuwe soorten als uiterst gedetailleerde afdrukken worden gevonden, begint er nu echter iets meer duidelijkheid te komen. Een beroemde vindplaats is die van Chengjiang (in de Chinese provincie Yunnan), waar de Ediacara-fauna uit het Vroeg-Cambrium stamt. Van die vindplaats is nu een nieuw geslacht (en dus ook een nieuwe soort) beschreven, die erop zou kunnen wijzen dat de Ediacara-fauna wel degelijk verwant is aan het huidige dierenrijk.
Het gaat daarbij om acht exemplaren van een fossiel dat op een veer of een blad met veervormige nerven lijkt. Deze nieuwe soort, Stromatoveris psygmoglena zeer goed te analyseren vanwege de prachtige fossilisatie. De onderzoekers schrijven dat toe door snelle begraving onder sediment tijdens een storm. Waarbij opvallend is dat de meeste exemplaren niet horizontaal liggen, maar een kleine hoek maken met het laagvlak. Dat kan erop wijzen dat ze met een stengel of een voet in de bodem verankerd zaten.
Outline of metazoan phylogeny, showing proposed position of Stromatoveris and Thaumaptilon as primitive ctenophores and cnidarians, respectively, so implying convergent evolution of a frondlike habit. Metazoan phylogeny is still in a state of flux, but here sponges are taken to be basal, with the calcareans possibly a sister group of all other metazoans. The position of the placozoans is controversial, but here they are treated as primitive diploblasts, evolving before the invention of nerve cells. Ctenophores are monophyletic and are taken to be the sister group of cnidarians plus triploblasts. As argued in the text, ctenophores were primitively frondlike (vendobionts) before acquiring a globular body with separate comb rows that eventually were used in a pelagic existence. Although ctenophores have a biradial symmetry, this has a unique rotational element and may be derived and effectively unrelated to the biradial symmetry that may be primitive to cnidarians. Cnidarians are also monophyletic and are divided into anthozoans and medusozoans. Although previously ctenophores have been argued to be the sister group of all bilaterians, it is now widely accepted that cnidarians are the sister group. The triploblasts are composed of deuterostomes and protostomes.
Stamboom van de Metazoa, met Stromatoveris als vroege vorm van de Ctenophora (ribkwallen)
Hoewel het fossiel overeenkomsten vertoont met andere soorten uit de Ediacara-fauna (met name Khatyspytia, Vaizitsinia, Charniodiscus, Glaessnerina en – op wat meer afstand – Charnia), is er reden genoeg om van een nieuw geslacht te spreken. Een van de redenen is dat bepaalde kenmerken van Stromatoveris volgens de onderzoekers ge챦nterpreteerd kunnen worden als vormen die zouden kunnen worden beschouwd als voorlopers van vormen die voorkomen bij de huidige ctenoforen (ribkwallen).
Voor ons inzicht in de evolutie van het leven is dat van extreem belang. Het zou immers betekenen dat de phyla van het moderne dierenrijk al vertegenwoordigers hadden die evolueerden voor het Cambrium. Moleculaire analyses gaven dat al eerder aan, maar er waren nog nooit fossiele aanwijzingen voor gevonden. Nu er 챕챕n schaap over de dam is, zullen er wellicht meer volgen. Daarmee zou weliswaar een einde komen aan het zo intrigerende raadsel van de Ediacara-fauna, maar de wetenschap zou er zeker bij gebaat zijn.
Referenties:
- Shu, D.-G., Morris, S.C., Han, J., Zhang, X.-L., hua, H., Zhang, Z.-F., Liu, J.-N., Guo, J.-F., Yao, Y. & Yasui, K., 2006. Lower Cambrian vendobionts from China and early diploblast evolution. Science 312, p. 731-734.
Foto’s welwillend ter beschikking gesteld door Degan Shu, Early Life Institute and Key Laboratory of Continental Dynamics, Northwest Universtity, Xian (China).
Attachments // pdf’s
Recente reacties