INTEELT en dergelijke

°

INHOUD GLOS i /J

°

Zie ook    Archief document  

INTEELT    <— (klik )

met o.a.

—> Hyenawijfjes  verhinderen  inteelt  

—> Pisluchtje  bij muizen  

—> Vleermuizen doen het met de schoonfamilie ( maar dat is niet noodzakelijk  inteelt sensu strictu ) 

 

________________________________________________________________

 

 

Trefwoorden 

(zie ook archief document hierboven )

Inteelt   //   Kruising van verwanten. De nauwste vorm van inteelt is zelfbevruchting  // kruisingen  tussen zuster en broer, moeder en zoon, dochter en vader  —>   Neven en nichten   ( de (oude) vlaamse volksmond zei = “kozijns en nichte vrijen allichte “).

° Inteelt leidt tot het homozygoot worden van ( veel  ) eigenschappen.—> Daaronder zijn er vooral een hoop ongustige(–> zeg maar schadelijke )  die  hun  doorslaggevende  invloed laten gelden  in het  filtreringsproces dat de evolutie is  …. 

° Inteelt : verwantschapsteelt die behalve de goede ook de (eventuele) slechte eigenschappen in de bloedlijnen versterkt

°http://nl.wikipedia.org/wiki/Inteelt                                                                                                                                      Inteelt is een wetenschappelijk begrip dat inhoudt het kruisen binnen een soort, ondersoort of ras van nauw aan elkaar verwante individuen. De verwantschap tussen beide ouders is hierbij groter dan de gemiddeld vastgestelde inteeltcoëfficiënt van de totale populatie.

-Bij het fokken van gedomesticeerde dieren wordt inteelt gebruikt om gewenste uiterlijke of karaktereigenschappen te behouden en te versterken. Wanneer in een dier een eigenschap als wenselijk beschouwd wordt, wordt vaak een dier dat deze eigenschap toont met een naaste verwant (vader/moeder broer/zus) gekruist om in de nakomelingen deze eigenschap terug te zien

* maar dat soort  van “behouden  van gewenste eigenschappen “binnen een groep  zeer  nauwe verwanten ,  kan ook gepaard gaan met een boel  ongewenste  effecten die eveneens kunnen worden doorgegeven ….Op deze wijze verkregen  “rassen ” zijn dikwijls behept met allerlei verhoogde risico’s op ziekten  en verminderde robuustheid   … ze zullen derhalve meer zorg en veeartsenij  goed kunnen gebruiken   ….

°

 

°

zelfbevruchting  //Autogamie

-Samensmelting van een mannelijke gameet met een vrouwelijke gameet van hetzelfde individu . 

-tot bevruchting leidende bestuiving van een bloem door stuifmeel van hetzelfde plante-exemplaar (tegengestelde van kruisbestuiving)

 

Nota =

Zelfbevruchting mag men niet verwarren met  de  sexuele  capriolen  van  hermafrodieten  ( slakken bijvoorbeeld )

Hermafrodieten  bevruchten hun partner ( en soms veranderen ze  van “gender” gedurende hun levensloop ) …niet zichzelf ….

 

‘De wijngaardslak is zoals alle slakken hermafrodiet ofwel tweeslachtig en gedurende de voortplantingstijd rond mei tot juli vindt de paring plaats. Hierbij is één dier passief, en gedraagt zich als vrouwtje, de andere is actief en brengt zaadcellen in het lichaam van de partner. Voorafgaand aan de paring schiet de ene slak een kalk-achtige liefdespijl in de andere slak, hierbij worden hormonen afgegeven waardoor de ontvanger gestimuleerd wordt te paren. Er wordt vermoed dat het afschieten van deze uit calciumcarbonaat bestaande pijl ook nog andere doelen dient, zo kan het zijn dat de ‘vaderslak’ de aanstaande moeder wat extra calcium geeft voor de ontwikkeling van de eitjes. De eigenlijke paring gebeurt door de penis met de vagina te verbinden, waarna de spermatozoïden in een spermatofoor worden afgegeven. Nadat de ene slak bevrucht is, worden de rollen vaak omgedraaid en vindt dus wederzijdse bevruchting plaats. De eitjes worden in kleine holletjes afgezet en komen na enkele weken uit. Het duurt 3 tot 4 jaar eer de jongen volwassen zijn, de maximale levensduur is ongeveer 6 jaar.’ (Wikipedia )

http://www.kennislink.nl/publicaties/slakkenseks-geeft-nieuw-inzicht-in-evolutie

 

°

Beetje incest goed voor nageslacht  ?

Meer kleinkinderen met je achter-achter-achterneef

 7 februari 2008

Inteelt is taboe, en niet voor niets: kindertjes van een broer en zus hebben vaak genetische afwijkingen. Maar met familie die wat verder uit elkaar ligt, is het prima kinderen maken, blijkt uit oude IJslandse familiegegevens. Achter-achter-achterneven en -nichten krijgen de meeste kleinkinderen van iedereen

°

Niet met broer of zus, maar anders: waarom niet?

Niet met broer of zus … maar anders ?

°

Iedereen heeft hier en daar wel een paar zeldzame, zwakke genen, en dat hoeft helemaal niet erg te zijn                          –

Omdat je ieder gen dubbel hebt, eentje van je vader en eentje van je moeder, heb je meestal ook de compenserende normale versie in huis.Maar die reserve-genen-truc werkt niet meer als je ouders broer en zus zijn: er is een grote kans dat die beide hetzelfde zwakke gen geërfd hebben, en dat jij daardoor twee zwakke genen krijgt.
Inteelt leidt vaak tot erfelijke afwijkingen, zoals een tragere groei of onvruchtbaarheid.
Vrijwel alle culturen kennen dan ook een zwaar taboe op incest: seks tussen familieleden.
Toch moet je het ook weer niet overdrijven, blijkt uit een onderzoek van onderzoekers van de universiteit van IJsland en het genetica-instituut deCODE, beide in Reykjavik.
IJsland heeft een genetisch en cultureel zeer homogene bevolking van ongeveer 313 duizend mannen en vrouwen, die vrijwel allemaal afstammen van Noren die in de vroege middeleeuwen emigreerden.
Bovendien worden de familierelaties al eeuwen prima bijgehouden op het zeer geletterde eiland.
Het bedrijf deCODE is speciaal opgericht om deze twee voordelen te gebruiken bij genetisch onderzoek naar erfelijke afwijkingen en eigenschappen.
De onderzoekers onderzochten in hun database 160.811 huwelijken over de periode 1800 tot 1965, en gingen na in hoeverre bruid en bruidegom verwant waren.
IJsland, land van watervallen, gletschers, vikingen en keurig bijgehouden bevolkingsregisters
Ijsland , watervallen , geisers , vulkanisme , sneeuw en ijs …vikings 
°
In het niet al te dichtbevolkte IJsland ben je al gauw in de verte familie van elkaar.
Vervolgens turfden ze hoeveel kinderen en kleinkinderen er uit die huwelijken voortkwamen, en hoe oud die werden.
Het resultaat verbaasde.
Weliswaar bleek inteelt een probleem: stellen die achterneef en -nicht waren (dus verwant in de derde generatie), kregen kinderen die minder lang leefden dan gemiddeld. ok waren er vruchtbaarheidsproblemen, want ze kregen ook minder kleinkinderen dan stellen die verder verwant waren, in de vierde of vijfde generatie.
Maar toch leek er ook een voordeel te zitten aan trouwen binnen de familie.
Hoe sterker de ouders verwant waren, hoe meer kinderen ze hadden. En verwanten in de de vierde of vijfde generatie (achter-achterneven en nichten, of nog een ‘achter’ erbij) mogen dan meer kleinkinderen hebben dan de bijna-incestueuze achterneef-nicht-stellen, die laatsten waren nog altijd kleinkinderrijker dan partners die heel ver of helemaal niet verwant zijn.
Vikingen maakten Europa onveilig, maar stichtten ook de eerste Europese democratie sinds jaren op IJsland
Vikingen maakten ooit europa onveilig, maar stichten tevens de eerste democratie … op ijsland 
°
Het is mogelijk  dat sociale en culturele effecten een rol spelen.
Bij huwelijken binnen een uitgebreide familie hoeft het familiebezit niet opgedeeld te worden, wat een materiële voorsprong geeft. Maar de effecten blijven vergelijkbaar over zeven periodes van vijfentwintig jaar.
In die tijd veranderde de IJslandse maatschappij van een gesloten boerenmaatschappij naar een moderne, rijke westerse maatschappij, met heel andere gewoontes in het uitzoeken van partners en het krijgen van kinderen. Mogelijk telt het dubbele-zwakke-genen-effect toch niet zo zwaar zolang het niet om broers en zussen gaat, stellen de onderzoekers, en is er ook een genetisch voordeel aan verwantschap.
Het erfelijk materiaal van verwanten zou compatibeler kunnen zijn dan dat van vreemden, bijvoorbeeld doordat hele groepen van genen op elkaar afgestemd zijn. Als die gematcht worden met wildvreemde genen, gaat die afstemming verloren.
Als er inderdaad een biologische basis is voor het incestvoordeel, voorspellen de onderzoekers, zal de opkomst van de moderne maatschappij, waarin partners gemiddeld veel minder verwant zijn dan vroeger, alleen daarom al bijdragen aan het dalende kindertal.
°
Bruno van Wayenburg Agnar Helgason et al: ‘An Association Between the Kinship and Fertility of Human Couples’, Science, 8 februari 2008

°

 

 

Zeldzame hersenafwijking door mutatie

Inteelt zorgt 16 generaties later voor gezondheidsproblemen

24 april 2014

Huwelijken binnen families of kleine bevolkingsgroepen kunnen ernstige gevolgen hebben.

Zoom

Het gen dat een zeldzame hersenaandoening veroorzaakt is geïdentificeerd. De aandoening wordt veroorzaakt door één mutatie die ongeveer 16 generaties terug is ontstaan in een enkel individu ergens in Turkije. De aandoening uit zich in verkleinde hersengebieden zoals de hersenstam en het cerebellum. Dit is terug te zien in symptomen zoals geestelijke beperkingen, beroertes en vertraagde ontwikkeling van de motoriek.

Het erven van een schadelijke mutaties is op zich niet heel zeldzaam.

Maar omdat een mens van ieder gen twee varianten heeft, een van de vader en een van de moeder, leidt dit maar zelden tot aandoeningen(heterozygoot ) .

Wanneer er echter veel binnen een familie of kleine bevolkingsgroep wordt getrouwd, kan dit wel voor problemen zorgen. Dan is er een veel grotere kans dat een persoon het gemuteerde gen van zowel de vader als de moeder erft.(homozygoot )

Dat leidt tot zeldzame aandoeningen die zonder inteelt niet hadden bestaan.

Dit is ook de manier waarop deze aandoening, die door een mutatie in het CLP1 gen wordt veroorzaakt, is ontstaan.

16 Generaties geleden heeft de verandering in het gen zich spontaan voorgedaan in één persoon.

Amerikaans onderzoek aan de universiteit Yale heeft precies dezelfde mutatie teruggevonden in kinderen met de zeldzame aandoening in negen verschillende Turkse families.

Dit is een voorbeeld dat laat zien hoe belangrijk variatie in een populatie is en wat de gevolgen zijn van inteelt. De kans op gezonde kleinkinderen is een stukje groter als je je kinderen de wijde wereld in stuurt.

 

___________________________________________________________________________________

GESLACHTSGEBONDEN    DEFECTEN

die  bij   inteelt  ook grotere kansen krijgen  om op te duiken  in het nageslachts

voorbeeld  :   HEMOFILIE  (bij inteelt zijn zowel  de  vader als  de  moeder in het bezit van  minstens een  X chromosoom dat drager is van het defect // dit  defecte  allel   is  een recessief   allel  ) 

http://www.mijnhemofilie.be/nl/hemofilie/hemofilie-en-erfelijkheid/

Hemofilie en erfelijkheid | Mijn hemofilie

In de meeste gevallen worden mensen geen hemofiliepatiënt maar worden ze met hemofilie geboren. Hemofilie is een erfelijke ziekte die van ouder op kind wordt overdragen.

Ons lichaam bestaat uit minuscule cellen. Deze cellen bevatten elk 46 chromosomen gegroepeerd in 23 paren die talrijke kenmerken bepalen zoals de kleur van de ogen, de haarkleur, enz. Een van deze paren bepaalt het geslacht: meisje of jongen. Dit zijn de X- en Y-chromosomen.

Mannen hebben een X-chromosoom en een Y-chromosoom

Mannen hebben een X-chromosoom
en een Y-chromosoom

Femme avec un chromosome X porteur

Een vrouw heeft twee X-chromosomen.
Als een van deze chromosomen het hemofilie-gen draagt, kan het andere chromosoom dit compenseren. Deze vrouw zal dus “draagster” zijn maar geen hemofiliepatiënte.

Hemofilie is een ‘geslachtsgebonden’ stoornis. Het hemofilie-gen bevindt zich dus op één van de geslachtschromosomen, het X-chromosoom.

Vrouwen hebben twee X-chromosomen

Vrouwen hebben
twee X-chromosomen

Homme avec un chromosome X qui a le gêne

Een man heeft slechts één X-chromosoom.
Als dit chromosoom drager is van het hemofilie-gen, dan zal de man aan hemofilie lijden.

Wat gebeurt er met de volgende generatie?

Vader heeft hemofilie

Un père porteur fait deux filles conductrices sur deux

Moeder is draagster

Une mère conductrice fait un garçon sur deux hémophile et une fille sur deux conductriceZowel vader als moeder kan hemofilie overdragen. Een vader met hemofilie zal dochters krijgen die draagsters zijn; de overdracht zal dus niet direct ‘zichtbaar’ zijn (de dochters zullen geen klinische effecten vertonen). Een moeder die draagster is heeft één kans op twee om een gezonde dochter te krijgen, en ook één kans op twee om een zoon zonder hemofilie te krijgen.

Het type en de ernst van de hemofilie worden beide erfelijk bepaald. Als een moeder het hemofilie A gen heeft, zal haar zoon aan hemofilie A lijden en niet aan hemofilie B. Als er in de familie milde hemofilie voorkomt, dan kan dit type van milde hemofilie worden overgedragen op toekomstige generaties.

 

 

schematische voorstelling van de erfelijke overdracht van hemofilie

 

°

Ter overweging ; 

1)Wat gebeurt er als vader (hemofiliepatient ) en moeder ( draagster)   beiden   in het bezit  zijn  van  het  hemofilie allel ? ( =    bij inteelt neemt de kans op een dergelijk schema   dus toe   ?  )

Zonen van mannen met hemofilie erven hun X chromosoom van hun moeder ..  dergelijke  zonen zijn vrij van hemofilie , tenzij hun moeder draagster is want dan hebben ze  opnieuw  één kans op twee op hemofilie .

 

°

* Merk op    :  

Naast deze overgeerfde  familiale vormen  kan hemofilie in ongeveer 30 procent van de gevallen voorkomen door een nieuwe toevallige genetische mutatie in het FVIII gen, die er dan verder voor zorgt dat hemofilie overerfbaar is binnen de familie.

 http://www.levenmethemofilie.be/nl/hemofilie/oorzaak-van-hemofilie/een-kwestie-van-erfelijkheid

http://www.ahvh.be/nl/informatie/draagsters-van-hemofilie/erfelijkheid/122-hemofilie-erfelijkheid-overdracht

https://www.uzleuven.be/hemofiliecentrum/hemofilie-a

 

°

Aap houdt foute sekspartner op afstand met zijn ‘looks’

apenkop

De apen op de afbeelding hierboven behoren tot hetzelfde geslacht. Toch zien hun gezichten er heel anders uit. Waarom? Zo voorkomen de apen dat ze ‘per abuis’ seks hebben met een aap die niet tot hun soort behoort.

 

“Evolutie leidt tot aanpassingen die dieren in staat stellen om in een bepaalde omgeving te gedijen,” vertelt onderzoeker James Higham. “En na verloop van tijd leiden die aanpassingen tot de evolutie van een nieuwe soort.” Zo ontstonden ook de verschillende soorten die passen binnen het geslacht van de echte meerkatten. Het geslacht telt maar liefst 26 soorten. Die soorten zijn niet alleen nauw aan elkaar verwant. Maar wonen ook nog eens vrij dicht bij elkaar in de buurt. Sterker nog: ze lopen elkaar vaak tegen het lijf en reizen, eten en slapen zelfs samen. “Een belangrijke vraag is: welk mechanisme zorgt ervoor dat nauw aan elkaar verwante soorten wiens leefgebieden overlappen geen seks met elkaar hebben en dus aparte soorten blijven?”

FOUTE SEKSPARTNER
Het is evolutionair gezien bijzonder onhandig als een echte meerkat paart met een echte meerkat die tot een andere soort behoort. Het kan namelijk resulteren in nageslacht dat onvruchtbaar is.

De gezichten
In de jaren tachtig suggereerde een zoöloog dat de totaal verschillende gezichten van de verschillende soorten apen voorkwamen dat ze ‘per abuis’ paarden met een aap die niet tot hun eigen soort behoorde. Hij kon dat echter niet bewijzen. Onderzoekers pakten de hypothese van de zoöloog nu weer uit de kast en keken of ze er met behulp van moderne technologieën misschien wel bewijs voor konden vinden.

Foto’s

Ze fotografeerden verschillende soorten echte meerkatten in verschillende gebieden en over een periode van achttien maanden. Vervolgens gebruikten ze speciale computerprogramma’s om de overeenkomsten en verschillen tussen de gezichten op te sporen. Ze ontdekten dat de gezichten van de verschillende soorten echt sterk verschilden. De verschillen waren het grootst tussen soorten die hetzelfde leefgebied deelden en dus de grootste kans hadden om ‘per abuis’ met de verkeerde soort te paren.

“Deze resultaten suggereren sterk dat het bijzondere uiterlijk van deze apen te wijten is aan selectie van visuele signalen die seks met andere soorten ontmoedigen,” stelt onderzoeker William Allen. “Dit is misschien wel het sterkste bewijs dat visuele signalen een rol spelen in het belangrijke evolutionaire proces dat leidt tot de vorming en totstandkoming van soorten en het is met name opwindend dat we dit ontdekt hebben in een deel van onze eigen geslachtslijn.”

°

Bronmateriaal:
To Avoid ” 
De foto’s bovenaan dit artikel zijn gemaakt door William Allen / Nature Communications.

 

°

Inteelt , SOORTVORMING  en GENETISCHE  VARIATIE 

 

—> Inteelt geeft wel variaties, maar  eigenlijk zijn het vaak negatieve mutaties, die versterkt worden doorgegeven  , waardoor de populatie waarin ze voorkomen  uiteindelijk ook uitsterft.

Het probleem met (vruchtbare ) inteelt  is namelijk dat niet alleen de goede eigenschappen worden doorgegeven maar de invloed  van  slechte eigenschappen ook gaat worden uitvergroot.
Op langere termijn is er dan geen genetische diversiteit meer en sterft de soort dus uit.
Het is daarom een must dat verschillende groepen van het zelfde geslacht aan genetische uitwisseling doen, waarbij de ene groep (populatie) dus gaat paren met de andere groep(populatie ) .

Daarom zien we ook vaak, dat bv mannetjes de groep verlaten om dan een andere groep over te nemen, op die manier is die genetische diversiteit gegarandeerd.

Maar, en dat is iets wat velen ook vergeten, als twee groepen van de zelfde soort uiterlijk verschillen gaan vertonen door evolutie  -of zelfs  ( meestal neutrale)  mutaties,(wat dus de mogelijkheid geeft duplicaties te gaan  gebruiken als nieuw genetisch  evolutie materiaal )  zoals in het geval van de meerkatten mogelijk is gebeurd  , dan spreken we over subgroepen( subspecies / rassen )  binnen  dezelfde soorten   en uiteindelijk ook  binnen  hetzelfde geslacht.

°
Maar,-en nu komt het- verschillende subgroepen kunnen en zullen trouwens ook, omdat ze genetisch niet zo verschillend zijn, met elkaar paren en dan spreken we over hybriden binnen het zelfde geslacht. ( = eigenlijk  zijn dat  soortbastaarden  want beide partners behoren tot twee verschillende soorten  binnen weliswaar hetzelfde geslacht  ) waarvan sommigen in de F1  toch vruchtbaar blijken en/of  minstens een paar genen kunnen uitwisselen  die in de oorspronkelijke twee populaties niet voorkwamen ( Heidelberger /  neanderthaler / Denisova / archaic homo sapiens  binnen het geslacht homo )

soortbastaarden  <–Doc archief

Op die manier word die genetische diversiteit nog groter ( en /of vergroot de kans  op  het verwerven van gunstige vreemde “subgroepvreemde “- genen  maar  vergroot de kans  op bepaalde genetische ziekten  of  genetische  voorbeschiktheid (1) )en is dus  een (water)kans(dus hoe klein ook niettemin groter  dan zonder hybridisatie )  op nieuwe subgroepen binnen hetzelfde taxon

Na verloop van tijd-verschillende (vele) generaties worden de verschillen tussen de eerste en de laatste subgroep zo groot, dat we uiteindelijk kunnen spreken van een geheel nieuwe soort binnen het taxon en uiteindelijk ook een   geslacht( genus )  ondanks het feit dat ze genetisch nog aan elkaar verwant zijn.(= behorend tot hetzelfde taxon )

Om iets heel lang kort te houden, hybriden spelen  een rol in het evolutie proces.
Het evolutie proces gaat te traag om die verscheidenheid te verklaren, met de invoeging van hybriden gaat het veel sneller.

(1) zelf bij rasvermengingen binnen dezelfde soort loert dat gevaar sowieso al   :

http://www.ntvg.nl/artikelen/nieuws/sikkelcelanemie-onder-blanke-mensen-met-verborgen-zwarte-voorouders

 

 

 

AFSCHRIKKEN

   :     EVOLUTIE  VAN GEDRAG  
°
zie ook
Camoeflage en mimicrie    
°
Afschrikking   werkt  nogal  eens  bij hogere dieren  ( bijvoorbeeld primaten –> denk aan de schijn  en verwittigingsaanvallen van het gorilla mannetje  waarmee hij  indringers (ook van andere soorten ) verjaagd …. Het werkt vooral  nogal  eens   bij sexueel vecht en imponeergedrag  tegenover bijvoorbeeld  (zwakke )  rivalen en jongvolwassen   challengers  die lager staan in de pikorde  ….
 
°
TUSSEN ROOFDIER   EN POTENTIEEL  SLACHTOFFER  
°

Chemische afschrikking

Als je een lieveheersbeestje “pest” door zachtjes op hem te drukken dan produceert hij een gele vloeistof. Dit gedrag heet “reflexbloeden“. De vloeistof (hemolymfe), die tevoorschijn komt bij het femoro-tibiale gewricht van de poten, heeft een kwalijk geurtje en smaakt erg bitter. Vogels die een lieveheersbeestje oppakken proeven dit bloed en laten hem dan soms snel vallen.

°

aposematische kleuring

Het rood met zwarte kleurpatroon is dan ook te beschouwen als een waarschuwing. Dit ziet men vaak bij insecten of andere dieren die hun giftigheid of vieze smaak adverteren door een felle kleur en wordt aposematische kleuring genoemd. De vieze smaak wordt veroorzaakt door een alkaloïde dat per lieveheersbeestje verschilt.

Er is aangetoond dat deze vloeistof van het zevenstippelig lieveheersbeestje giftig is voor koolmeeskuikens. Die van het tweestippelig lieveheersbeestje niet.

In België wordt aan kinderen vaak verteld dat het lieveheersbeestje ‘gepist’ (geplast) heeft wanneer het deze vloeistof achterlaat.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Lieveheersbeestjes#Chemische_afschrikking

°
GELUID
°
Geen schrik aanjagen   maar    een  STOORZENDER  opzetten  
 Vleermuizen eten graag motten. Maar motten (oftewel nachtvlinders) worden natuurlijk niet graag opgegeten. Dus zijn deze dieren al tientallen miljoenen jaren verwikkeld in een evolutionaire  wapenwedloopom elkaar om de tuin te leiden.
Vleermuizen vangen in ’t donker hun prooi, door ultrasone geluidssignalen uit te stoten. Hun gevoelige oren kunnen door de manier waarop dit geluid weerkaatst horen waar zich een lekker hapje bevindt.
Motten hebben zich hiertegen bewapend, door oren te ontwikkelen die ook gevoelig genoeg zijn om ultrasoon geluid op te vangen. De zenuwen die dit geluid opvangen zijn zelfs rechtstreeks verbonden met zenuwen die de mot doen vluchten.Sommige nachtvlinders  ontwikkelden nog andere truuks  om aan vleermuizen te ontkomen.
1.- Twee Amerikaanse biologen beschrijven  proeven met enkele pijlstaartsoorten in Maleisië. Ze stelden de diertjes bloot aan ultrasone vleermuisgeluiden. En wat deden de motten toen? Ze gingen zelf óók ultrasoon geluid produceren.2.- Dit fenomeen was al bekend uit een andere mottenfamilie, de beervlinders. Als zij het ultrasone geluid produceren, laten vleermuizen hen  verder  met rust.
Biologen vermoeden dat het  geproduceerd motten-geluid vleermuizen in de war maakt, hen waarschuwen dat de motten niet lekker zijn,( waarschuwings-signalen )  of zelfs het  vleermuizen gehoor    blokkeert.
°
1.- Tijgermot   en vleermuissonar
 
Bat blocker.
A tiger moth (B. trigonae) mits ultrasonic clicks to try and jam the attacking brown bat’s sonar.
Credit: Photo courtesy of Nickolay Hristov; (inset) Photo courtesy of William Conner
Bertholdia trigona
(with video on page )
 
 De tijgermot een tijgermotDe tijgermotDe tijgermot

Vleermuizen zijn nachtdieren en vinden hun weg in de pikdonkere wereld met echolocatie. Ze zenden geluiden uit en lokaliseren objecten of prooien door naar de echo te luisteren. Op die manier vinden ze hun volgende avondmaal of voorkomen ze dat ze tegen een boom aanknallen.

Veel nachtmotten zijn hier handig op aangepast en hebben verschillende verdedigingstechnieken tegen de vleermuizen ontwikkeld. Zodra ze het geluid van hun belagers horen, gaan ze er vandoor of proberen ze met schijnbewegingen aan de duikvluchten te ontkomen.

Maar de motten die het vaakst aan de dood ontsnappen zijn degenen die zelf geluid beginnen te maken als er gevaar op de loer ligt.

Of dit geluid dient als afschrikmechanisme, waarschuwingssignaal of stoorzender is niet meteen  bekend en is ook nooit onderzocht.

Daarom hingen Amerikaanse onderzoekers verschillende tijgermotten met een superdunne vislijn aan het plafon van een kamer. Een deel van de motten kon gewoon zijn klikkende geluid maken, terwijl de onderzoekers bij een ander deel gaatjes prikten in het geluidproducerende orgaan.

Daarna was het tijd om de vleermuizen erop los te laten. De stille motten hadden duidelijk pech: hiervan werden er 400 procent meer gevangen dan van de klikkende motten.

Het aantal aanvallen dat de vleermuizen deden op de verschillende motten was wel gelijk. Vanaf het begin af aan en dag in dag uit.

het klikgeluid in ieder geval niet een afschrikmechanisme is. Anders zouden de vleermuizen vanwege de schrik in ieder geval de eerste paar keer niet op de klikkende motten jagen.

Maar het betekent ook gelijk dat het geluid geen waarschuwingssignaal is, zoals ‘ik ben geen lekker en misschien zelfs giftig hapje’. Ook in dat geval zouden de stille motten vaker aangevallen moeten worden.

De laatste mogelijkheid is dat ze met hun klikgeluid de vleermuizen in de war brengen.

De filmpjes die de onderzoekers maakten ondersteunen dit idee ook.

De vleermuizen die een duikvlucht maken naar de klikkende tijgermotten grijpen vaak mis. Het is vergelijkbaar met dubbel zien of geen diepte meer in kunnen schatten.

Bovendien klikken de motten in hetzelfde frequentiebereik als het sonargeluid van de vleermuizen.

Bron: ScienceNOW

°

2.-  Pijlstaartmotten  en vleermuizen

http://news.sciencemag.org/sciencenow/2013/07/scienceshot-vibrating-genitals-m.html

3 juli 2013

Als(sommige ) aziatische   mannelijke nachtvlinders uit de familie pijlstaarten worden aangevallen door een vleermuis bewegen ze hun geslachtsdeel snel heen en weer tegen hun onderlichaam, waardoor er ultrasone klanken ontstaan die vleermuizen afschrikken.(?  (1))

Wijfjes  produceren eenzelfde soort geluid, maar doen dat op een andere, nog onbekende manier. Dat schrijven Amerikaanse onderzoekers in het wetenschappelijk tijdschrift Biology Letters.

sn-moths.jpg
Credit: Jesse R. Barber and Akito Y. Kawahara

Figure 1.

(a) A spectrogram of the anti-bat sound produced by Cechenena lineosa is depicted above a series of high-speed video frames (b) of the stridulatory apparatus completing a modulation cycle of the valves. (c) Lateral view of genital valve shows enlarged scales for ultrasound production. (d) A line drawing depicts the motion of the valve as it moves dorso-proximally when pulled inward and ventro-distally as it moves outward.

Cechenena lineosa is een soort in de taxonomische indeling van de Lepidoptera. De borstkas, de buik en de vleugels van de vlinder zijn bedekt met schubben. De vlinder gebruikt een roltong om zich te voeden met bloemennectar.

http://en.wikipedia.org/wiki/Cechenena_lineosa

Figure 2.

 Theretra nessus responding to playback of a bat echolocation attack. Triangles indicate the timing of modulation cycles.

Theretra nessus is een soort in de taxonomische indeling van de Lepidoptera. De borstkas, de buik en de vleugels van de vlinder zijn bedekt met schubben. De vlinder gebruikt een roltong om zich te voeden met bloemennectar.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Theretra_nessus

Fel licht

De wetenschappers ontdekten het verdedigingsmechanisme van de motten door de reacties van de diertjes te bestuderen tijdens een gesimuleerde vleermuisaanval, zo beschrijft nieuwssite ScienceNow.

Bij het experiment lokten de wetenschappers pijlstaartmotten in Maleisië in de val door met een fel licht te schijnen. Vervolgens bonden ze een minuscuul touwtje om het lichaam van de insecten, zodat de diertjes niet weg konden vliegen, en speelden ze geluiden van jagende vleermuizen af.

Klikkende geluiden

Uit het experiment blijkt dat de mannelijke diertjes tijdens een vleermuisaanval hun geslachtsdelen heen en weer schudden, zodat enkele grote huidschilfers langs hun onderlichaam schuren. Daardoor ontstaan er klikkende, ultrasone geluiden.

Vrouwtjes maken vergelijkbare geluiden, maar gebruiken waarschijnlijk een ander mechanisme dat nog niet in kaart is gebracht alhoewel ze wel over dezelfde huidschilfers-schubben beschikken  

 De diertjes blijken dit geluid ook te gebruiken om individuen van het andere geslacht te lokken als ze willen paren.

Misschien is het dus in de evolutie wel in de eerste instantie hiervoor ontwikkeld, denkt onderzoeker Jesse Barber.

En bleek het daarna ook een handig middel  tegen  de vleermuizen  te  zijn.  

Waarom deze maleise  motten ultrasone geluiden maken in de strijd tegen vleermuizen is ook nog onduidelijk. Mogelijk verstoren de ultrasone klanken de echolocatie van vleermuizen. (1) en dat is gelet op gelijkaardig onderzoek bij de tijgermot,  ( zie boven ) de meest waarschijnlijke optie 

Door: NU.nl/Dennis Rijnvis

°

(1)

Het is  nogal  twijfelachtig of de  vleermuizen  schrikken  van – of  “afgeschrikt ” worden door-  die  ultrasone geluiden  … Ik denk veeleer dat  de echolokatie van de   jagende  vleermuis  wordt verstoord , zodat ze naast de prooi grijpt  of ze zelfs die prooi niet opmerkt  ….De vlinders ontspringen de dans (=  omdat ze  “onzichtbaar” of “verkeerd  zichtbaar ”  zijn voor de vleermuis sonar )  , maar de vleermuizen worden niet “verjaagd ” …. die gaan gewoon  verder  op zoek naar motten zonder die  stoorzenders  …en laten de  klikkende   en ongrtijpbare  motten maar voor wat ze zijn

°

APPENDIX  

°

Pijlstaarten
De pijlstaarten zijn een familie van nachtvlinders. De meeste pijlstaarten zijn grote nachtvlinders, de kleinere soorten vliegen meestal overdag. Over de hele wereld zijn ongeveer duizend soorten bekend.

 PIJLSTAARTMOTTEN  <— Doc  archief  

°

CREA  HOEKJE  :

°

VLEERMUIZEN SONAR   —->  dus  Intelligent Designer  ? 

( of een  belegen  stukje schaamteloze afschrijverij van  R. DAWKINS door de jongens van CREABEL )

Vleermuizen zijn zoogdieren: ze baren levende jongen en zogen die. Het zijn de enige vliegende zoogdieren.

Vleermuizen uit onze streken zijn insecteneters, maar er zijn ook fruiteters, nectareters, viseters en rovende soorten.

Een van de unieke eigenschappen van  minstens   de (insectivore  )vleermuis is haar manier van ‘zien’; de vleermuis is meestal ’s nachts actief, maar het licht is dan schaars en daar heeft ze dus niet veel aan, zeker niet om op insecten te jagen.

Maar de vleermuis ziet met geluid!

Tot voor 50 jaar was het een raadsel hoe de vleermuis zag!

In de 18de eeuw had men al wel vastgesteld dat het iets met de oren te maken had maar het fijne ervan wist men niet. Kort voor de tweede wereldoorlog werd er een microfoon ontwikkeld die ultra hoge tonen kon waarnemen. Dit was de start voor het ontmaskeren van het vleermuizenraadsel.

De vleermuis werkt met een soort Sonar systeem: ze zendt korte kreetjes uit en vangt de echo ervan op. Door dit echopatroon te ontleden kan ze haar naaste omgeving waarnemen. De vleermuis kan maar enkele meters ver ‘horen’ dit komt door de aard van het geluid dat ze uitzendt.

Om een redelijk scherp beeld te krijgen moet de toon van het uitgezonden geluid zo hoog mogelijk zijn: hoe hoger de toon hoe duidelijker het beeld omdat de golflengte korter wordt. Het nadeel is echter dat hoge tonen sneller verzwakken dan lage tonen. Dit maakt dat de vleermuis een enorm lawaai moet maken om toch nog een redelijk ‘zicht’ te hebben.

Als wij het zouden kunnen horen zou het overeenkomen met een opstijgende straaljager, gelukkig zijn deze  geluiden verborgen voor ons, want anders zouden we niet meer kunnen slapen van de herrie die de vleermuizen maken.De mens hoort tot een toonhoogte van 10 tot 20 kHz, de vleermuizen gebruiken tussen de 10 en de 160 kHz. Om een insect van 6 mm te ‘zien’ is 50 kHz nodig.

De vleermuis moet dus, heel de tijd dat ze wil ‘zien’, roepen en dan naar de echo luisteren. Maar om te roepen heb je adem nodig, en het kost je ook energie. Daarom roept de vleermuis 10 pulsen per seconde in gewone omstandigheden.

Dit kan ze opdrijven tot 200 pulsen per seconde waneer ze snel moet kunnen reageren, Bijvoorbeeld bij de achtervolging van een prooi.

Dit tempo van pulsen is te vergelijken met het beeld van een televisie toestel, normaal kwamen  er 50 beelden per seconde. Maar sommige mensen kregen hoofdpijn omdat ze die 50 beelden per seconde als flikkering opmerken, daarom fabriceert men tegenwoordig tv toestellen  die 100 beelden per seconde opbouwen en  daardoor aangenamer zijn om naar te kijken.

Als de vleermuis een prooi in zicht heeft zou je denken dat ze die met de mond beetpakt en opeet.

Mis, de prooi wordt gevangen in een soort zak aan het onderlichaam, de werkelijke reden hiervoor kent men niet, maar waarschijnlijk ziet de vleermuis vlak voor haar neus niet zo goed meer omdat de stand van de oren ten opzichte van de geluidsbron (de neus of de mond) dit niet toelaat en er beperkingen aan haar manier van horen zijn, ook kan de vleermuis niet tegelijk eten en roepen (= zien).

Als de prooi dan in de zak zit moet ze wel zo vlug mogelijk verorberd worden. Dit kan niet wachten tot de vleermuis geland is en op een rustig plekje zit want het insect zou zich al kunnen bevrijd hebben uit de zak.

Vlak nadat de prooi gevangen is, wordt ze in een record tempo verorberd. De vleermuis steekt haar kop in de buidel en eet het insect op, de schildjes van kevers en de vleugels van motten en nachtvlinders worden verwijderd voor de diertjes worden opgegeten. Al die tijd kan de vleermuis niet  “zien” , het gaat dan ook razend snel.

De zienswijze van de vleermuis, die echolocatie wordt genoemd, is eigenlijk analoog met de radar en de sonar die we tegenwoordig op schepen, luchthavens en legerinstallaties tegenkomen.

De geschiedenis van de radar begint in 1928, maar pas tegen de tweede wereldoorlog krijgen zowel radar als sonar een redelijk bruikbare vorm. In de 15 jaar die nodig waren om de radar te ontwikkelen, hebben de onderzoekers verschillende serieuze problemen moeten overwinnen. Zo moet men voor het berekenen van de afstand, tussen de radar en het op te sporen object, de juiste snelheid van de golven kennen.

Bij de radar is dit de lichtsnelheid, bij de sonar en de vleermuis is het de geluidssnelheid (331m/sec).

De vleermuis moet om goed te ‘zien’ twee dingen weten,

(1) de afstand tot en (2) de richting van het object.

De richting kennen is niet zo speciaal (alhoewel); die wordt afgeleid uit het verschil tussen de signalen (wat betreft geluidssterkte en tijd) die worden opgevangen door beide oren. Doch de afstand meten is niet zo evident. De vleermuis slaakt een kreet en dan wacht ze op de echo. Dit wachten duurt niet erg lang want als het voorwerp 1 meter van haar is verwijderd, is het geluid 2 m onderweg: 1m heen en 1m terug. Dit duurt 1/155ste van een seconde, of 0,006 sec.

Nu is er een probleem. Als er een straaljager over uw hoofd scheert, dan duurt het even vooraleer u terug normaal hoort. Als dit bij de vleermuis ook zo zou zijn, dan zou ze nooit de echo van haar klikjes kunnen opvangen.

We kunnen ons ook afvragen hoe het komt dat de vleermuis niet doof wordt van haar eigen geroep. Moesten wij dag in dag uit in het lawaai van straaljagers staan dan zouden wij binnen enkele weken potdoof zijn. Maar de vleermuis  is voorzien van drie  handigheden :

vooreerst zijn er speciale oorspiertjes die de gevoeligheid van het oor afzwakken op het moment van het uitzenden van het signaal.

Ten tweede wordt het reactievermogen van de oorzenuw in de hersenen afgezwakt.

Ten derde hebben de vleermuizen een speciaal ooruitsteeksel, de tragus, dat de gevoeligheid van het oor voor teruggekaatste signalen verhoogt en dat beschermend werkt tegen de uitgezonden signalen.

Merk op dat de eerste twee beschermmiddelen zeer snel moeten reageren! Als de vleermuis op 10cm voor haar oren nog wil ‘zien’ dan moeten de beschermingen binnen de 0,0006 sec (6 tienduizendste van een seconde) tenietgedaan worden, en alles moet er op voorzien zijn om scherp te kunnen ontvangen.

Het is hier op zijn plaats om even stil te staan bij de resultaten van 27 jaar onderzoek naar het sonar systeem van de vleermuis2. Bij de ongeveer 800 soorten van de Microchiroptera3 zijn de eet- en leefgewoonten zeer verschillend. Ook de sonarsystemen zijn zeer verschillend, en dit is zelfs onder de verschillende soorten verspreid .

Men kan de sonarpulsen in drie types indelen: constante frequentie (CF), gemoduleerde frequentie (FM) en een combinatie van deze beide (CF-FM).

De constante frequentie duidt op een geluid met één toonhoogte, de gemoduleerde frequentie klinkt van hoog naar laag en de combinatie CF-FM is een geluid waar deze twee geluiden achter mekaar geroepen worden (zoiets als: “iiiiaa”). Hierbij komt nog dat deze tonen niet geheel zuiver zijn: het geluid bevat ook nog een aantal hogere harmonische tonen.

Enkele voorbeelden:

Soort vleermuis Geluid
Myotis lucifuqus FM 0,5 tot 3 ms 1 octaaf zakkend
Pteronotus parnellii CF-FM: CF 5 tot 30 ms + FM 2 tot 4 ms
Noctilio leporinus CF + CF-MF om te vliegen, FM om te jagen

Elk van de gebruikte principes heeft zijn voor- en nadelen; de jaag- en eetgewoonten zijn daarom in overeenstemming met de ingebouwde biosonar:

hoe groter het frequentiespectrum des te duidelijker is het verkregen beeld (vergelijkbaar met meer kleur voor een visueel systeem).

Hogere frequentie geeft meer detail maar draagt minder ver (dit lijkt op een gedetailleerd beeld dat in mist vervaagt). Het aantal geluidspulsen is afhankelijk van de juistheid die benodigd is in een bepaalde situatie: bij normale vlucht weinig pulsen (en echo’s), bij de moeilijke manoeuvres, vlak voor het grijpen van de prooi, zeer veel pulsen (met hoge frequentie) om nauwkeurig de bewegingen van de prooi te kunnen volgen. Door de hogere harmonische tonen zijn zelfs details zoals de bewegingen van de vleugels van de slachtoffers, zichtbaar voor de vleermuis.

Bepaalde soorten kunnen de frequentie van die harmonische tonen beïnvloeden naargelang de situatie.

De verschillen in de uiterlijke kenmerken van de biosonar van de vleermuis, reflecteren zich weliswaar in de gegevens die het neurologisch systeem van het dier te verwerken krijgt. Dit werd door verschillende neurologen bestudeerd en de eerste werken op dit gebied werden in 1964 gepubliceerd. Ondertussen hebben meerdere wetenschappers verschillende soorten vleermuizen onderzocht, maar de best onderzochte vleermuis is de Pteronotus parnellii,

De PP meet de relatieve snelheid van zijn prooi t.o.v. zichzelf aan de hand van het Doppler Effect. Indien de frequentie van de echo hoger is dan de frequentie van de ‘gil’ van de vleermuis, dan komt de vleermuis dichter bij haar prooi. Maar door kleine verschillen in de toonverschuiving, kunnen de pp en de hoefijzervleermuis eveneens bewegingen van de vleugels onderscheiden via de beweging van planten of stationaire voorwerpen. Dit doen ze aan de hand van een techniek die nu Doppler-shift-compensatie genoemd wordt. Dit fenomeen werd ontdekt door Hans-Ulrich Schnitzler van de universiteit van Tubingen (D).

De PP roept in rust een gil met een frequentie van 30,5 kHz waaraan harmonische tonen worden toegevoegd van 61 en 92 kHz. De oren van deze vleermuis zijn extreem gevoelig voor deze specifieke tonen en bijna ongevoelig voor nabijliggende tonen. Er is bijvoorbeeld een ‘venster’ met een breedte van 61,0 tot 61,5 kHz.

Dit noemen we frequentie tuning (afstemming). De drie uitgezonden toonhoogtes hebben hun eigen ontvangorganen in het oor en hun eigen zenuwen. Er kunnen verschillen van 0,01% in de toonhoogte worden gedetecteerd. Een vliegend insect geeft al snel een echo van een grootteorde sterker. Dit systeem heeft, in samenwerking met de Doppler-shift-compensatie, drie voordelen:

  1. Bij het compensatiesysteem wordt een frequentie van 59 kHz uitgezonden, het oor is daar praktisch ongevoelig voor.
  2. De neuronen in het oor zijn zo fijn afgestemd dat ze hun deel van het geluid, de tonen van de juiste frequentie, uit een luide achtergrondruis kunnen halen.
  3. De tonen waarop de neuronen zijn afgestemd zijn de meest waarschijnlijke om insecten te kunnen opsporen.

De pp is hierdoor in de mogelijkheid om met gemak insecten op te sporen en te jagen, zelfs in dichte begroeiing.

FM vleermuizen, zoals de little brown bat, die in open lucht jagen, hebben geen Doppler-shift-compensatie of frequentie tuning.

Het is duidelijk dat het uitzenden of roepen van geluiden en het opvangen van de echo nog maar het begin zijn van een veel ingewikkelder systeem van analyse van de verkregen gegevens. Het blijkt dat de verwerking van de gegevens in verschillende fases en locaties binnen de hersenen verwerkt worden. Bij de PP is de opsplitsing als volgt:

  1. Frequenties en amplitudes.
  2. Verschillen tussen de pulsen en hun echo’s.
  3. Het tijdsverschil tussen pulsen en hun echo’s.
  4. De verwerking van de Doppler-shift-compensatie.

Het aandeel van de hersenen dat de gegevens van het laatste punt verwerkt, beslaat 30% van de omvang van de totale hersenen, toch gaat het hier slechts over de verwerking van signalen tussen de 60,6 en 62,3 kHz. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de frequentie die hier verwerkt wordt, exact is afgestemd op de rustfrequentie van de vleermuis, deze is verschillend van soort tot soort. Het gaat hier dus om een sterk geïndividualiseerd systeem.

      Hersenmechanica: Het blijkt dat in de hersenen, het deel dat zich bezig houdt met de verwerking van de gegevens die kritisch zijn voor het gedrag van zijn eigenaar, steeds een groot deel van het volume in beslag nemen. Opmerkelijk hierbij is het feit dat deze delen van de hersenen bij de mens en dier op een gelijkaardige wijze werken. Vanuit de evolutiestamboom gezien moet er ook in deze bijzonder gespecialiseerde organen een gelijklopende ontwikkeling geweest zijn.

Tenslotte willen we nog even bespreken hoe de vleermuis haar eigen echo onderscheidt van het geroep van tientallen soortgenoten uit zijn leefgemeenschap.

De eerste harmonische tonen uit het geluidsspectrum van de kreet van de vleermuis is de zwakste component. Deze bevat slechts 1% van de energie van de kreet. Hierdoor is dit deel zo goed als onhoorbaar voor de vleermuizen rondom. Om het rekenmechanisme in gang te zetten moet dit geluid gehoord worden, het zorgt voor de perfecte afstemming. De vleermuis zelf hoort deze toon wel door de geluidsgolven die door het weefsel van de vleermuis het oor bereiken. Door de kleine verschillen in toonhoogte waarmee elke individuele vleermuis ‘ziet’, zijn ze door dit mechanisme afgeschermd van mekaars geluiden.

Het is meer dan duidelijk dat het gehoor van de vleermuis een    hoogstandje is, (waarschijnlijk momenteel nog niet geëvenaard door menselijke techniek. )Toch is de vleermuis niet alleen voorzien van dit soort high tech.

Ook kikkers bijvoorbeeld hebben neuronen die twee, voor de paring belangrijke geluiden combineren en verwerken in de hersenen…..

°

Uiteraard is dit alles ( inclusief  de uitrusting van de aangehaalde  motten )   koren op de  molen van de  ID-er en de creationist die  daarin de intervenieërende  doelgerichte   hand van de  Intelligent creator /god  ziet  …. maar wie van de twee  trekt die alleswetende  plannenmaker   nu voor  :  de mot of de vleermuis ….?

–  Ah ja,  de mens natuurlijk , want die is”  de kroon der schepping ”  …..ahahaha

°

zie ook

Intelligentie bij de mens

intelligentie bij de mens  doc (archief)  <–

°

Oefening baart minder kunst dan gedacht

21 mei 2013   5

schaken

Schaakkampioen worden? U denkt misschien: waar een wil is, is een weg. Iedereen die iets wilt leren, kan zijn doel bereiken door oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Uit onderzoek blijkt nu dat dit toch niet helemaal klopt.

Oefening is wel belangrijk om ergens goed in te worden, maar het verklaart niet helemaal waarom de één beter wordt in iets dan de ander. Aangeboren aanleg is één van de andere factoren die ook invloed heeft op hoe u een complexe activiteit eigen maakt.

Oefening
“Sommige mensen bereiken een elitair prestatieniveau zónder veel oefening, terwijl anderen dit niveau niet bereiken, ondanks hun veelvuldige oefening,”

zegt Zach Hambrick van Michigan State University. En eigenlijk toont dit al aan dat oefening niet de bepalende factor is. Om dit ook hard te maken, analyseerden Hambrick en zijn collega’s veertien studies naar schaakspelers en muzikanten. Hierbij keken ze met name naar de hoeveelheid oefening in verhouding tot de prestaties. Omgerekend was de oefening  voor ongeveer één derde deel verantwoordelijk voor de muzikale –en schaakvaardigheden.

Werkgeheugen
Het andere twee derde deel kwam dus ergens anders vandaan dan van oefening.

Hambrick schrijft in het blad Intelligence dat intelligentie, aangeboren aanleg of de leeftijd waarop mensen beginnen met de activiteit ook van invloed kunnen zijn op hoe goed iemand in iets wordt.

Intelligentie bestaat dan ook in verschillende vormen waaronder ook muzikale en logisch – mathematische intelligentie.

Eerder onderzoek van Hambrick suggereert dat de capaciteit van het werkgeheugen, dat de algemene intelligentie kenmerkt, soms de beslissende factor kan zijn of iemand goed is in iets of écht talent heeft ervoor.

Oefening is natuurlijk nooit verkeerd, maar ‘voor niets’ oefenen wanneer u een doel voor ogen heeft dat u met uw capaciteit eigenlijk tóch niet kunt bereiken is niet zo effectief.

Een nauwkeurige beoordeling van de capaciteiten van mensen kan ze in de juiste richting duwen.

Doordat ze weten welke mogelijkheden ze met hun capaciteiten hebben, weten ze op welke gebieden ze specialist kunnen worden.

“Ze neigen dan om te oefenen in de richting waarin ze een reële kans hebben om expert te worden,” zegt Hambrick.

Toch kan er in de toekomst van alles mogelijk zijn ongeacht iemand zijn zogenoemde capaciteiten.

Pasgeleden ontdekten wetenschappers bijvoorbeeld dat met de aangeboren aanleg voor rekenen te knoeien is door hersenstimulatie

Bronmateriaal:
Practice makes perfect? Not so much” – Michigan State University.
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door eltpics (cc via Flickr.com).

REACTIES

° Op zich allemaal  jammer,  want  het onderzoek  betekent  dat wat je bereikt meer afhankelijk is van je aanleg dan eerst gedacht werd.

Oefen en wordt beter. Als je dan al niet slecht was om mee te beginnen kun je uitblinker worden, dit is dan weer bepaald door intelligentie, maar voornamelijk ook de omgeving waarin iemand leeft. Waar liggen je interesses.

_°In de USA/Canada is de mythe dat je alles kunt zijn wat je wilt, als je maar hard genoeg werkt, nog steeds aanwezig, ondanks dat miljoenen nooit uit de ghetto’s komen waar ze zijn geboren.

‘je kunt alles bereiken, als je maar lang genoeg traint’.  is het vooral bedoeld als weerlegging van het idee ‘je hebt talent of je hebt het niet, en als je na een paar uur sommen maken nog steeds geen wereldberoemde wiskundige bent dan kun je het net zo goed opgeven’.

Het is die luiheid, dat als je maar talent hebt je verder niks hoeft te doen, waar tegen  wordt  geaggeerd

Ook  (met name arme getto-)kinderen wordt wel eens  aangepraat ‘als je niet snapt wat de leraar allemaal verteld ben je gewoon een loser zonder talent, het maakt helemaal niet uit of je je huiswerk maakt’ …. 

In het  voorbeeld van de ghetto’s spelen ook veel andere zaken mee. Te beginnen met het feit dat de basisbehoeften van de mensen daar niet voorzien kunnen worden. Als je daar al onder druk komt te liggen dan kan je alsnog zo hard werken als je wilt, maar de kans dat je dan uit de ghetto komt is vele malen kleiner.  …..Die hele ‘american dream’ is ziek.
Het is gewoon een excuus voor rijke mensen om op arme mensen neer te kijken: die zijn ziekelijk dom en lui, anders zouden ze wel rijk zijn.
Terwijl er feitelijk natuurlijk een gigantische correlatie is tussen ‘hoe rijk zijn je ouders’ en ‘hoe rijk ben je zelf’. Zeker in een land als de USA waar de inkomensverschillen gigantisch zijn.

Maar toch  …..  Je kan ergens goed in worden door er veel tijd aan te besteden, echter je zal nooit wereldtop worden.

–°Een natuurkunde leraar  begon zijn eerste les met het statement: “Maak je geen zorgen. Iedereen kan natuurkunde leren…….. Alleen sommigen van jullie leven niet lang genoeg”

…Het  spreekwoord zegt ; wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje……maar er zijn meerdere gevallen gezien van mensen die voor minder dan een dubbeltje geboren waren en toch een briefje van 500 werden. …..Andersom ook trouwens. Selectieve generalisaties   ingebouwd in dit soort spreekwoorden en triviale wijsheden  worden altijd ontkracht door  vele (weliswaar  anecdotische ) uitzonderingen  

°Als duizenden hetzelfde trainingsprogramma volgen en net zo hard trainen, zullen degenen met het meeste talent de besten zijn.

Trainen  heeft zeker invloed, maar of ik door 10.000 uren training een slangenmens zal kunnen worden betwijfel ik

Oefening baart kunst, jazeker  – maar het is wel  zo slim om eerst een onderwerp te zoeken waarin het zin heeft te oefenen….. Eentje waar je talent  voor hebt  als het ware . Doe je dat niet en kies je iets waar je geen talent voor hebt dan wordt je een  uitstekend geoefende  en vakkundige   prutser  …..Aanleg is het belangrijkste  … maar 1% inspiratie / talent    moet gepaard gaan met 99 % transpiratie ( Picasso ) want anders wordt het ook niets …… natuurlijk moet je aanleg hebben en dan moet je trainen en als je heel veel traint wordt je beter dan iemand die niet zoveel traint ook al heeft die de zelfde aanleg……iemand die niets kan zal ook nooit door hoeveel uur dan ook ,goed worden, een beetje beter dan slecht, maar meer niet……..

Wanneer je na  10.000 uur trainen   de vaardigheid nog niet meester bent… kan er met zekerheid worden gesteld dan je nooit een ‘meester’ zal worden in die vaardigheid. Een redelijke aanleg en interesse is meestal toch al een vanzelfsprekende kwestie wanneer iemand zich zo ver zal verdiepen in een vaardigheid… want als het je niet ligt dan gaat de lol er meestal ook alweer snel vanaf... een natuurlijk proces eigenlijk.

Het 10,000 verhaal  met gegrandeerd succes  ……is bedacht door een broodschrijver van zogenaamde succes-boeken, een tak van het  zelf-hulp genre….En  waarom  zou  iemand die ‘10.000 regel’ überhaupt letterlijk interpreteren. Nee, natuurlijk is er niemand zo zwart wit dat ze leeftijd, aanleg en intelligentie volledig buiten beschouwing laten.

Alles staat of valt met motivatie. De wil om verder te komen. Ambitie en motivatie wordt je bijgebracht, door een goede leraar of lerares, ouders die daar tijd voor hebben, een idool, de wil om iets te bereiken gepaard gaand met de kracht om het te verwezenlijken en een omgeving die dit ondersteunt

En focus is ook broodnodig , veel mensen verspillen veel tijd aan bijzaken.
Als je ouder wordt, komen er zoveel bijzaken bij, dat de focus op wat je echt wil verloren raakt.

  • De drogreden die veel mensen maken is het gelijk stellen van leren aan oefenen. Dit hoeft niet het geval te zijn.
    Laten we het spelletje schaak nemen. Als men slechts het spel voor de ‘lol’ speelt, en weigert om nieuwe patronen te zien in het spel en bestaande strategieën van de tegenstander te onthouden, zal oefening inderdaad zelden tot ‘leren’ leiden.

    Enkel wanneer oefenen wordt gecombineerd met een rationele analyse (hier komt het intelligentie gedeelte voorbij) van het te overbruggen probleem, zal dit enigszins zin hebben. Eindeloos de zelfde zetten herhalen bij een spel is niet alleen nihilistisch, maar ook nog eens nutteloos vanuit een leercontext.

    • intelligentie is een belangrijke succesfactor naast oefening voor gebieden die logisch/mathematisch zijn …. Maar dat wisten we al

    • Hoe men oefent schijnt ook veel effect te hebben om echt goed worden. Vooral reflectie en de juiste feedback.

  • ‘Een nauwkeurige beoordeling van de capaciteiten van mensen kan ze in de juiste richting duwen.” ?

    Dit is zowel hoopvol als beangstigend tegelijkertijd. Uiteraard wil iedereen het beste van zichzelf geven en uitblinken in de talenten en interesses die hij heeft maar langs de andere kant moeten we oppassen voor de valkuil om stempels op mensen te drukken.

    Is die stempel wel iets wat we aan een individu moeten toekennen ? Misschien vergissen we ons en beïnvloeden we het individu zodat het de verkeerde beslissing neemt, misschien hebben we het bij het rechte eind maar volgt de persoon zijn gevoel en denkt er gewoon anders over – wie weet maakt het onderdeel van zijn levensdoel – , misschien wil de persoon het gewoonweg zelf niet weten en nog meer – vindt hij dat de rest van de wereld daar al helemaal geen boodschap aan heeft.

    Ik ben van mening dat iedereen in zijn binnenste perfect weet waar hij of zij goed in is en misschien is er een hulpje van buitenaf nodig maar de bewoording “beoordeling van de capaciteiten” is er mijns inziens ver over. Dat neigt naar praktijken die Orwell (….. Zie onderaan  nota (1) van “Knutselsmurf ” ) in zijn boek  beschreef – het gaat dus met name over  het  opdelen in alfa’s bèta’s en gamma’s.

WIST U DAT…

 

Mensen met een hoog IQ verwerken zintuiglijke informatie

anders dan anderen

24 mei 2013  12

beweging hond fiets

Met een hoog IQverwerkt  u  de  informatie van uw zintuigen heel anders. Het brein is ‘kieskeurig’ en hierdoor veel efficiënter. Dat stellen wetenschappers in een studie.

Het brein is efficiënter als het om selectie van zintuiglijke informatie gaat. Bij bijvoorbeeld bewegende objecten, is de informatie van het object zelf belangrijker dan de informatie van de achtergrond waartegen de beweging zich afspeelt. Dus neigt het brein om mindere relevante achtergrondbeweging te onderdrukken

“Dit betekent niet dat mensen met een hoog IQ beter visueel waarnemen,” zegt Duje Tadin van de University of Rochester over zijn studie in Current Biology.

“Hun visuele waarneming is meer discriminerend. Kleine bewegende objecten zien ze uitstekend, maar ze hebben wel moeite met grote, achtergrondbewegingen.”

Onderzoek
Deelnemers keken in drie formaten cirkels naar bewegende balken op een scherm. Ze moesten vertellen of ze zich naar links of rechts bewogen. De onderzoekers namen de tijd op die het de deelnemers kostte om de juiste beweging te zien. Mensen met een hoog IQ hadden veel minder tijd nodig om de goede beweging te detecteren in de kleinste cirkels. Dit bevestigt eerder onderzoek dat mensen met een hoog IQ sneller perceptueel beoordelen en snellere reflexen hebben. Bij de grotere objecten, dus bij de balken in een grotere cirkel, gebeurde het tegenovergestelde: de intelligentere mensen zagen pas veel later welke kant de balken opgingen.

 

Efficiëntie
“Iets in het hoge IQ-brein voorkomt dat de mensen snel grote achtergrondbeweging zien,” zegt Tadin. Denk maar aan wanneer we ergens lopen of rondrijden, alles zien we dan eigenlijk bewegen, omdat we zelf bewegen. Dit blokkeren van achtergrondbeweging gebeurt niet bewust, maar automatisch en het is een fundamenteel verschil in hoe het brein met een hoog IQ werkt ten opzichte van het brein met een lager IQ. Het hoge IQ-brein blokkeert afleiding beter. En dit kan handig zijn als er meer informatie op te nemen is dan wij eigenlijk op kunnen nemen. Het hoge IQ-brein selecteert wat belangrijker is en werkt hierdoor efficiënter doordat het zich goed kan focussen op de informatie die er om doet. “Een efficiënt brein móet wel kieskeurig zijn,” voegt Tadin toe.

Hoe snel iemand beweging van grote of kleine objecten kan waarnemen, is dus gelink aan het IQ.

Zo’n dergelijke bewegingstest kan nu dus ook een indicatie van het IQ geven.

“Intelligentie is zo breed, je kunt het eigenlijk niet aan één deel van het brein koppelen,” zegt Tadin.

“Maar omdat de taak zo simpel is en toch zo nauw verbonden is met het IQ, kan het ons wel aanwijzingen geven wat het is wat een brein meer efficiënt maakt, en daarmee, meer intelligent.”

Bronmateriaal:
Motion Quotient ” – University of Rochester.
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door Electron (cc via Commons.wikimedia.org).

°

Hersenscan & intelligentie variaties

 02 augustus 2012 r 7

 Nieuw onderzoek wijst erop dat intelligentie zichtbaar kan gemaakt worden: het zou mogelijk moeten zijn om op basis van hersenscans vast te stellen in hoeverre  iemand  intelligent is .

We kunnen ons allemaal wel een voorstelling maken van intelligentie.

Misschien denkt u bij het horen van het woord aan uw verrassend laag uitgevallen IQ-test (Niets mis mee hoor ; alleen is een standaard IQ test onvoldoende  )of aan een professor of een heel intelligent individu dat u eens ergens ontmoette.

Maar wat maakt een mens nu precies intelligent? Of anders gezegd: zijn er verschillen tussen het brein van een intelligent en minder intelligent mens?

Eerder onderzoek
Wetenschappers houden zich al een tijdje met dat vraagstuk bezig en stapje voor stapje komen ze in de buurt van een antwoord.

Zo blijkt de grootte van ons brein al iets te zeggen over intelligentie. De grootte van het brein kan variaties in intelligentie voor zo’n 6,7 procent verklaren.

Nog eens vijf procent van de intelligentie is te verklaren door de mate van activiteit in de laterale prefrontale cortex.

Verbinding
Wetenschappers hebben nu echter in het brein nog iets gevonden wat wijst op intelligentie.

De verbindingen die van de laterale prefrontale cortex naar andere delen van het brein lopen, kunnen iets vertellen over hoe intelligent mensen zijn.

Zeker tien procent van de variaties in intelligentie zou door deze verbindingen te verklaren zijn.

“Dit onderzoek suggereert dat intelligentie deels betekent dat je een laterale prefrontale cortex hebt die zijn werk goed doet en dat deze op effectieve wijze met de rest van het brein communiceert,” stelt onderzoeker Todd Braver.

Doelen
Maar hoe hangen die verbindingen dan precies samen met intelligentie?

De onderzoekers weten het niet precies, maar hebben wel een vermoeden.

Ze denken dat de laterale prefrontale cortex zijn verbindingen met alle andere delen van het brein gebruikt om ze in de gaten te houden en bij te sturen indien nodig.

“Er is bewijs dat de laterale prefrontale cortex het deel van het brein is dat de doelen en instructies die je helpen om een taak te volbrengen, onthoudt,” vertelt onderzoeker Michael Cole.

“Wanneer deze regio effectief met andere gebieden (de waarnemers en doeners in het brein) communiceert, is het dus ergens logisch dat je daardoor taken op intelligentere wijze kunt afhandelen.”

De onderzoekers trekken die conclusie nadat ze hersenscans van diverse proefpersonen bestudeerden.

De helft van de scans was gemaakt terwijl de proefpersonen rustten.

De andere helft terwijl ze bezig waren met een uitdagende opdracht.

Er valt nog meer  dan  genoeg te ontdekken als het gaat over onze intelligentie.

De wetenschap schrijdt moedig voort. Uiteindelijk hopen onderzoekers intelligentie helemaal te doorgronden.

Als het eenmaal zover is, leidt dat mogelijk ook tot behandelingen die mensen intelligenter maken.? 

Onderzoek ontkracht IQ mythe

Door P.uncia, Op maa 7 jan 2013

Na het uitvoeren van het grootste online intelligentie onderzoek in de geschiedenis heeft een door de Western University geleid onderzoeksteam geconcludeerd dat het begrip van het meten van iemands intelligentie quotiënt, of IQ, door een singuliere, gestandaardiseerde test zeer misleidend is.

De uitkomsten van het mijlpaal onderzoek, waaraan meer dan 100.000 participanten deelnamen, werd recent gepubliceerd in het tijdschrift Neuron. Het artikel, “Fractionating human intelligence”, werd geschreven door Adrian M. Owen en Adam Hampshire van Western’s Brain and Mind Institute (Londen, Canada) en Roger Highfield, directeur van External Affairs, Science Museum Group (Londen, UK).

Gebruik makend van een online onderzoek open voor iedereen, waar ook ter wereld, vroegen de onderzoekers de respondenten om 12 cognitieve tests af te maken met de onderwerpen geheugen, redeneren, aandacht en planning vaardigheden, evenals een enquête over hun achtergrond en levensstijl gewoonten.

“De deelname was verbazingwekkend”, zegt Owen, de Canadese Excellence Research Chair in Cognitive Neuroscience en Imaging en senior onderzoeker aan het project. “We hadden een paar honderd reacties verwacht, maar duizenden en duizenden mensen namen deel, waaronder mensen van alle leeftijden, culturen en geloofsovertuigingen uit alle hoeken van de wereld”.

De resultaten toonden dat als een groot aantal cognitieve vaardigheden wordt onderzocht, de waargenomen variaties in de prestaties slechts kunnen worden verklaard met ten minste drie verschillende componenten: korte termijn geheugen, redeneren en een verbale component.

Geen alleenstaand component, of IQ, verklaarde alles. Bovendien gebruikte de wetenschappers een brein scanning techniek bekend als functional magnetic resonance imaging (fMRI), om aan te tonen dat deze verschillen in cognitieve vaardigheden verschillende circuits in de hersenen in kaart brengen.

Met zo veel respondenten leverde de resultaten ook een schat aan nieuwe informatie over hoe factoren zoals leeftijd, geslacht en de neiging om computerspelletjes te spelen onze hersenfunctie beïnvloeden.

“Regelmatige hersentraining hielpen de cognitieve prestaties van mensen totaal niet, hoewel veroudering een diepgaand negatief effect had op zowel geheugen als redenatie vaardigheden”, zegt Owen.

Hampshire voegt toe: “Intrigerend is het dat mensen die regelmatig computerspellen spelen significant beter presteren in termen van zowel redeneren als korte termijn geheugen. En rokers deden het slecht op de korte termijn geheugen en met verbale factoren, terwijl mensen die vaak last hebben van angst in het bijzonder slecht presteerde met de korte termijn geheugen factor “.

Om het baanbrekende onderzoek voort te zetten heeft het team hier een nieuwe versie van de tests gestart.

“Om te verzekeren dat de resultaten niet vertekend zijn, kunnen we niet veel anders zeggen over de agenda dan dat er nog veel meer fascinerende vragen over variaties in de cognitieve vaardigheden zijn die we willen beantwoorden”, legt Hampshire uit.

Door, Jeff Renaud.

SLIMME CHIMPANSEE

 

BREIN EN EVO  INHOUD     

Intelligente neven en nichten   doc

intelligentie bij de mens  doc

Werkgeheugen van de chimpansee

 18 februari 2013    2

chimpansee

Nieuwe experimenten met chimpansees tonen aan dat de mensapen een fabelachtig werkgeheugen hebben. Zo fabelachtig dat de beelden die tijdens de experimenten zijn gemaakt bijna ongeloofwaardig lijken.

De Japanse onderzoeker Tetsuro Matsuzawa, verbonden aan de universiteit van Kyoto, en zijn collega’s hebben chimpansees de volgorde van de getallen één tot en met negentien geleerd. Wanneer de chimpansees de getallen kriskras op een scherm zien staan, kunnen ze deze in de juiste volgorde aantikken.

Onthouden
Dat is op zichzelf al een hele prestatie.

Maar daar blijft het niet bij. Matsuzawa toont namelijk ook aan dat de chimpansees de getallen in één oogopslag kunnen zien en onthouden. De onderzoekers lieten de getallen op het scherm verschijnen. Zodra de chimpansee een cijfer aantikte, kwam er voor de overige getallen een blokje te staan. Maar ook al konden de chimpansees de getallen niet meer zien: ze tikten de blokjes keurig in de juiste volgorde aan. Blijkbaar wisten ze – ondanks dat de getallen al heel snel verdwenen – exact waar deze stonden en wat hun waarde was (zie onderstaand filmpje).

Nog een experiment
De onderzoekers zetten nog een experiment op. Nu wachtten ze niet totdat de chimpansee het eerste cijfer aanraakte, maar lieten ze de getallen al 210 milliseconden nadat de chimpansee de getallen zag, verdwijnen. En weer lukte het de chimpansee om de verborgen getallen in de juiste volgorde te zetten. Wel bleek tijdens dit experiment dat de taak de chimpansees moeite kostte. Zoveel moeite dat ze soms zelfs hun concentratie verloren.

Matsuzawa presenteerde zijn onderzoeksresultaten tijdens een bijeenkomst van de American Association for the Advancement of Science (AAAS).

En zijn resultaten en filmpje konden ook daar op bewondering rekenen. Geen wonder: wat de chimpansees hier doen, is voor gewone mensen te hoog gegrepen.

http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2013/03/29/can-you-match-this-chimp/

 

Bronmateriaal:
Symbolic representation and working memory in chimpanzees (4 min 50 sec long)” – Pri.kyoto-u.ac.jp
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door Tambako the Jaguar (cc via Flickr.com).

Over geheugen  —->   MEESTERBREIN GARY LYNCH.docx (740.6 KB)

Chimpansee weet wat anderen denken

 01 februari 2011   2

Een nieuw onderzoek toont aan dat chimpansees de gedachtegang van anderen kunnen achterhalen en daarop kunnen inspringen. Het is een bijzondere ontdekking: eerder dachten wetenschappers dat enkel mensen over die vaardigheid beschikten. Blijkbaar zijn de overeenkomsten tussen het menselijk brein en dat van de aap toch groter dan gedacht.

Uit eerdere studies was al gebleken dat chimpansees goed op anderen letten. Chimpansees die lager in rang zijn, zullen er bijvoorbeeld altijd voor zorgen dat hoger geplaatste chimpansees eerst kunnen eten. Maar wanneer de chimpansee weet dat de leider niet kijkt, durft deze wel eerst zelf te eten. De grote vraag was: weet de chimpansee wat een ander kan weten of weet hij ook echt wat de ander denkt? Nieuw onderzoek toont aan dat sprake is van dat laatste.

Experiment
De wetenschappers lieten een chimpansee toekijken hoe voedsel (bijvoorbeeld een stuk banaan) verstopt werd. Het voedsel werd op twee plaatsen onder een plankje weggestopt. De banaan die onder plankje A werd gelegd, was duidelijk zichtbaar: het plankje lag niet plat op tafel, omdat de banaan eronder lag. Maar plankje B verstopte het voedsel beter: onder het plankje bevond zich namelijk een gat en daar zat de banaan in. Dit plankje kon dus plat op tafel blijven liggen.

Zichtbaar
Zodra het voedsel op beide plaatsen was verstopt, werd de tafel aan het zicht onttrokken. Kort daarna kwam de tafel weer terug en kon de chimpansee het voedsel tevoorschijn halen. De apen die die mogelijkheid kregen, kozen vrijwel altijd voor het voedsel dat zichtbaar verstopt was.

Concurrentie
De onderzoekers zetten een tweede experiment op dat ongeveer op dezelfde manier verliep. Het voedsel werd weer op dezelfde manier verstopt en de tafel werd aan het zicht onttrokken. Maar toen de tafel weer tevoorschijn kwam, kreeg een tweede chimpansee de gelegenheid om deze te bekijken. Niet veel later kreeg zowel deze chimpansee als de chimpansee die gezien had hoe het voedsel werd verstopt de gelegenheid om het eten tevoorschijn te halen. Laatstgenoemde chimpansee koos nu niet voor het zichtbaar verstopte voedsel, maar voor het voedsel dat de andere chimpansee onmogelijk gezien kan hebben.

Blijkbaar wist het dier wat de andere chimpansee zou denken, zo concluderen de wetenschappers in Proceedings of the National Academy of Sciences.

Het dier ging ervan uit dat de andere chimpansee het voedsel onder het eerste plankje zag en daarvoor zou gaan. Dus had het geen zin om ook voor die optie te gaan en koos de chimpansee voor het beter verstopte eten.

Bronmateriaal:
No Mental Chumps: Chimps Decipher What Others Are Thinking” – Livescience.com
OPMERKINGEN  
  • “Net zo min als mensen weten wat andere mensen denken kunnen apen dat ook niet .” De apen geven gewoon een staaltje nuchtere  huis , tuin , keuken  –   “logica “ ten beste  … we zijn weer eens antropomorfiserend  bezig 
  • Het is echter niet alleen maar wat   logica, maar ook  vooral   het inbeelden ( en inschatten ) van(o.m.)  de   reacties van een  andere : dat leidt er ( bij mensen ) naar toe dat je weet wat die andere persoon denkt, voelt  en/ of zal gaan doen;)
  • PS:  Moest dat  niet zo  zijn  …. dan zou  ik   ,net als alle andere mensen,   “paranormaal”  begaafd moeten zijn,  Maar   door mijn inbeeldingsvermogen weet ik heel vaak wat anderen denken, of hoe anderen gaan reageren of gaan handelen…dit gaat natuurlijk   makkelijker als je dagelijks met dezelfde mensen te maken hebt ( als je  nu  verondersteld dat niet alle mensen dat kunnen , zegt dat geenszins dat  alle  mensen dat niet kunnen  )
  • Deze studie onderbouwd minstens  de  stelling   dat chimps  ( daarom nog niet alle  chimps   )  dat ook kunnen
Inschatten  van een persoonlijkheid  ; 
Mensen  die kijken  naar het aangezicht  van een chimpansee   kunnen zien wat voor persoonlijkheid het dier heeft
Dat geeft meteen een goede   hint  over de  mogelijke “ denkmanieren  , gevoelstoestanden en mogelijke reacties   ” van het dier ?
Vraag is of  chimpansees dat ook kunnen bij hun soortgenoten  ( of is het uitsluitend  automatisch  spiegelneuronenwerk   en  daarbij horende  empathische vermogens   ? ) en in staat zijn verschillende types (karakters ) te onderscheiden  en daar hun (opportunistisch ) voordeel mee  te doen 
____________________________________________________________________________________________________

LINK : Palaeontology of SW Germany /Hauff Urweltmuseum

http://dinosaurpalaeo.wordpress.com/2013/01/06/palaeontology-of-sw-germany-3-1-9-heaps-from-hauff/

Holzmaden Seelilien klik voor vergroting

URWELTMUSEUM HAUFF FOSSILS 

Palaeontology of SW Germany 3.1.10: still @ Hauff!.

 

Urweltmuseum Hauff

Category: Museums 

Aichelberger Str. 90
73271 Holzmaden

07023 2873

 
 
Map of Business
 
 
 
 
Very beautiful museum.
Animals and plants world before millions of years.
 
URWELTMUSEUM HAUFF FOSSILS URWELTMUSEUM HAUFF FOSSILS URWELTMUSEUM HAUFF FOSSILS 2307840180029532598

URWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILS
 
1_Dactylioceras-IMG_1491   2_Harpoceras-IMG_1481     3_Lytoceras--IMG_1478
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
URWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILS
 
 
 
Holzmaden Museum 6
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
   Ichthyofossil
Icht
 
 
 
 
 
 
 
 
URWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILS - PterosaurURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILS
 
 
 
 
 
URWELTMUSEUM HAUFF FOSSILSURWELTMUSEUM HAUFF FOSSILS
 
 
 
 
 

ICHTYOSAURIERS

 

°

Belangrijke ‘missing link’ 

Basale ichtyosaurier .....Voorouderlijke stamgroep  van de ichtyosauriers ? Het 250 miljoen jaar oude fossiel in beeld.

Basale ichtyosaurier …..Voorouderlijke stamgroep van de ichtyosauriers ? Het 250 miljoen jaar oude fossiel in beeld.

Wetenschappers hebben het fossiel van een 250 miljoen jaar oude zeereptiel gevonden, die de voorouder is van de ichthyosauriërs. De oorsprong van de ichthyosauriërs was een lange tijd één van de raadsels binnen de paleontologie. Het fossiel is dus een belangrijke missing link.

De kleine zeereptiel heeft de naam ‘Cartorhynchus lenticarpus’ gekregen en was slechts 0,4 meter lang. Het dier leefde niet alleen op het land, maar kon ook in de zee leven. De Cartorhynchus lenticarpus was één van de eerste roofdieren na de Perm-Trias-massa-extinctie en verorberde inktvissen, garnalen en meer soortgelijke zeediertjes.

De grootste extinctie ooit
De Perm-Trias-massa-extinctie was de grootste extinctie ooit.

Vergeleken hierbij was de Krijt-Tertiair-massa-extinctie van 65 miljoen jaar geleden, waarbij de dinosauriërs het loodje legden, maar een kleine gebeurtenis.

Tijdens de Perm-Trias-massa-extinctie stierf 95% van alle in zee levende soorten en 70% van de gewervelde landdieren. Daarnaast verdween één derde van alle insectsoorten.

Dit kwam omdat de aarde opwarmde, de oceanen verzuurden er een zuurstofgebrek in de oceanen ontstond.

°

Ichthyosauriërs
De ichthyosauriërs waren zeedieren, die 250 miljoen jaar geleden verschenen  en overleefden in zee 

“Veel creationisten zien de ichthyosauriër als hét bewijs dat de evolutietheorie niet klopt”,

vertelt hoofdauteur Ryosuke Motani van de universiteit van Californië aan de Washington Post.

“Ichthyosauriërs hebben de botstructuur van een reptiel, dus dat betekent dat hun voorouders ooit op het land leefden. Toch waren ichthyosauriërs volledig aangepast aan leven in het water. De link konden we lange tijd niet vinden.”

Moeilijke puzzel
Wetenschappers melden in een paper in het wetenschappelijke journaal Nature dat de Cartorhynchus lenticarpus deze missing link is. Het fossiel werd al in 2011 gevonden, maar het was een lastige puzzel om in elkaar te leggen.

“Ik zag al snel dat het dier familie was van de ichthyosauriër, maar ik kon hem niet precies plaatsen”, onthult Motani. “Pas na een jaar wist ik het zeker: dit is de voorouder van de ichthyosauriër.”

Verschillen
Het dier verschilt wel iets van de ichthyosauriër. De ichthyosauriër had een lange snuit om vissen te vangen. De snuit van de Cartorhynchus lenticarpus is korter en lijkt meer op die van een landreptiel.

Daarnaast had de Cartorhynchus lenticarpus grote vinnen en flexibele polsen om op het land te kunnen wandelen, net zoals zeehonden dat doen. Verder had de zeereptiel zwaardere en dikkere botten dan de ichthyosauriër.

 

°

 

 

hauff_46

Urweltmuseum Hauff.  Ichtyosaurus model  

Ichthyosaurus. Collectie Museon

vishagedis of Ichthyosaurus. Het fossiel is ongeveer 190 miljoen jaar oud. Dit exemplaar is 575 cm lang, van het puntje van de anderhalve meter lange schedel tot de laatste staartwervel. De staart is niet gevonden; daarvan is een afgietsel van de staart van een ander fossiel gemaakt. Het fossiel weegt 250 kilo.

Het fossiel van het Museon is uitzonderlijk groot. De meeste andere Ichthyosaurusfossielen zijn ongeveer 1 meter lang . De meeste Ichthyosaurus-fossielen zijn liggend op hun zij gevonden, de Ichthyosaurus van het Museon liggend op zijn buik. Het fossiel  is  in ongestoord verband in gesteenteknollen gevonden.

een  Ichtyosaurus  uit  Lyme Regis (2008)

P8070416-detail

Kop van een in 2008 gevonden Ichtyosaurus

The Wonderful Jurassic Coast of Lyme Regis

Lyme Regis, de vindplaats van  ichtyosauria  fossielen

Lyme Regis, Zuid-Engeland
De vishagedis van het Museon is gevonden aan de kust van Lyme Regis in Zuid-Engeland, een gebied waar veel fossielen worden gevonden. De oudste fossielen zijn 195 miljoen jaar oud. Verder zijn er resten van inktvissen, beenvissen, kreeftachtigen en zeelelies gevonden. Veel fossielen van vishagedissen zijn zijdelings platgedrukt. Onze vishagedis is bijzonder omdat het fossiel van boven is samengedrukt.

Big-eye Ichthyosaurus
De grootste ogen uit het dierenrijk vinden we bij deze dieren. De vishagedis van het Museon heeft ogen (ze zijn niet aanwezig in ons fossiel) met een diameter van ongeveer 15 cm. Dit kun je zien aan de enorme oogkassen. De grootste ogen die we kennen zijn gevonden bij een vishagedis met de veelzeggende latijnse naam Ophthalmosaurus.

Ichthyosaurussen hadden een leefwijze die te vergelijken is met de huidige dolfijnen.

Museon ichtyo

(rugzijde )http://www.museon.nl/nl/ichthyosaurus

Dig034-12-016   Ichtyosaurus opstelling (1)

hauff_52

Stenopterygius quadriscissus
Lower Jurassic, lias epsilon
Posidonienschiefer Formation, Holzmaden (Duitsland)Urweltmuseum Hauff                                                                                                     , in belly view (rare – usually, they are embedded on their sides).

Holzmaden fossils  (click through for bigger version)

hauff_39

a Stenopterygius quadrissicus  barely 50 cm long – a baby with a wonderful skin envelope.

Click through for the file page, then click again for a larger version, it’s worth it!

hauff_53

(click through for bigger version)

Holzmaden fossils    Eurhinosaurus longirostris.-

hauff_56

Stenopterygius quadrissicus:  this one has a full skin envelop: a soft-tissue are surrounding the skeleton that corresponds more or less to the external shape of the living animal!

in 1892, Bernhard Hauff sen., the self-taught preparator, managed to extricate a complete Stenopterygius quadrissicus (a tiny one at 1,2 m length) from the rock with an all-around soft-tissue outline. And that immediately turned the undulating, curving snake-like ichthyosaurs into the dolphin/shark hybrid we know today.

Just compare this (via BibliOdysee) and this (wikipedia image)!

http://dinosaurpalaeo.wordpress.com/2013/01/12/palaeontology-of-sw-germany-3-1-11-hauff-ichthyosaurs/#like-4576

http://dinosaurpalaeo.wordpress.com/2013/01/09/palaeontology-of-sw-germany-3-1-10-still-hauff/

hauff_54

Eurhinosaurus longirostris   life reconstruction ( Urwelt museum )

Zeereptielen uit dinotijd waren warmer dan het oceaanwater

om hen heen

12-06-2010  NRC

Fossiel van een ichtyosaurus, een reptiel dat wel wat leek op een dolfijn.
Michiel van Nieuwstadt

Sommige reptielen ter grootte van walvissen die in zee leefden totdat de dinosaurussen uitstierven, waren warmbloedig. Ze konden een lichaamstemperatuur vasthouden boven de temperatuur van het zeewater en namen dus niet de temperatuur van hun omgeving over, zoals veel moderne reptielen, vissen en amfibieën doen.

Zeereptielen zoals plesiosaurussen (zeeleeuwen met lange nekken), de zwaar gebouwde mosasaurussen en de dolfijnachtige ichtyosaurussen waren tussen 251 en 65 miljoen jaar geleden de geduchtste roofdieren in de oceaan.

Uit analyse van verschillende varianten van het zuurstofatoom in de tanden van deze dieren concludeert Aurélien Bernhard (Université de Lyon) dat ichtyosaurussen en plesiosaurussen een lichaamstemperatuur van 35 graden Celsius vrij precies konden vasthouden.

De lichaamstemperatuur van mosasaurussen varieerde meer met hun omgeving.

Paleobioloog Ryosuke Motani (University of California) schrijft in een commentaar:

Deze ontdekking strookt met het idee dat ichtyosaurussen en plesiosaurussen langeafstandzwemmers waren die een constante spieractiviteit in stand konden houden door hun lichaamstemperatuur [en daarmee ook hun stofwisseling] zelf te reguleren. Voor mosasaurussen, die hun prooi vanuit een hinderlaag overvielen, was dit vermogen minder belangrijk.’

In fossiele tanden van zeereptielen en vissen bepaalde Bernard het gehalte aan 18O, een zuurstofvariant met twee extra neutronen in de kern. De concentratie van deze zuurstofisotoop geeft een indicatie van de lichaamstemperatuur. Als de temperatuur in het bloed lager is, komen de relatief zware atomen makkelijker in de tanden terecht.

De 18O-gehalten die Bernhard mat, wijzen erop dat bijna alle onderzochte zeereptielen een hogere lichaamstemperatuur hadden dan vissen die in hetzelfde water leefden. Ichtyosaurussen en plesiosaurussen konden een lichaamstemperatuur van ver boven de dertig graden handhaven in water van een graad of twaalf. Een dikke laag blubber of een gespecialiseerde bloedcirculatie kan ze daarbij geholpen hebben.

Nog onzeker is of de zeereptielen echt hun eigen temperatuur konden reguleren (door hittegeneratie in hun eigen lichaam, zoals vogels en zoogdieren) of dat ze door hun grootte beter beschermd waren tegen snelle fluctuaties in de zeewatertemperatuur. 

 11 juni 2010

AMSTERDAM – De reptielen die in de tijd van de dinosauriërs in zee leefden, waren waarschijnlijk warmbloedig. Tot die conclusie komen Franse wetenschappers in een nieuwe studie.

Prehistorische zeereptielen hadden volgens de onderzoekers van het Université Claude Bernand Lyon 1 een lichaamstemperatuur die op kon lopen tot 39 graden Celsius.  Daarmee was het lichaam van de dieren warmer dan het zeewater waar ze in zwommen.

Die warmbloedigheid stelde reptielen zoals de ichthyosaurus en deplesiosaurus vermoedelijk in staat om relatief snel te zwemmen en diep te duiken. Dat schrijven de onderzoekers in het wetenschappelijk tijdschrift Science.

“Deze zeereptielen konden een hoge lichaamstemperatuur in stand houden, onafhankelijk van de watertemperatuur waar ze in leefden”, verklaart hoofdonderzoeker Christophe Lécuyer op National Geographic News. “Het maakte niet uit of hun leefgebied een tropische zee of een koud oceaandomein was.”

De wetenschappers zijn tot hun bevindingen gekomen door fossielen van de zeereptielen te bestuderen. Ze brachten zuurstofisotopen in de tanden van de dieren in kaart.

Op basis daarvan konden ze de historische samenstelling van diezelfde isotopen in het bloed van de reptielen inschatten. Daarmee kon vervolgens de waarschijnlijke lichaamstemperatuur van de zeedieren worden bepaald.

De resultaten werden vergeleken met de vermoedelijke lichaamstemperatuur van prehistorische vissen. Deze dieren waren waarschijnlijk koudbloedig en namen daarom de temperatuur van het zeewater aan.

Uit de vergelijking blijkt dat de lichaamstemperatuur van de zeereptielen veel hoger lag dan de gemiddelde temperatuur van de zeeën waar ze in zwommen.

Volgens de wetenschappers is het evolutionair gezien logisch dat de ichthyosaurus (een dolfijnachtige reptiel) en de plesiosaurus (een reptiel met vier flippers en een lange nek) warmbloedig waren. Een warmbloedig dier kan zich over het algemeen namelijk sneller voortbewegen dan een koudbloedig dier.

Prehistorische zeereptielen moesten vaak hard zwemmen en snel manouvreren om hun prooien te achtervolgen.

 

*

 

 

Levendbarende zeereptielen

Onder de  uitgestorven fossiele  reptielensoorten zittten levendbarende  zeereptielen  waaronder  naast plesiosauriae    (vermoedelijk ) ook  mosasauriers   en  alleszins  ichtyosauriers   ….
http://www.mapoflife.org/topics/topic_334_Viviparity-in-mosasaurs/
http://www.mapoflife.org/topics/topic_333_Viviparity-in-ichthyosaurs/

Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.<–Mama Plesiosaurus 12-08-2011

   

Bristol’ City Museum  / vrouwelijke  ichthyosaurus  met  fossiel embryo (pijltje )


embryo

°

ichthyo

This ichthyosaur has 10 embryos in the body cavity, and one has been pressed out by sediment compaction

prepared by B. Hauff in 1903!

more Holzmaden marine reptiles – this time at the MfN

hauff_55

Stenopterygius crassicostatus with five large embryos. Unusual is the bulging torso section, preserved in a concretion. Most ichthyosaurs in the Posidonia Shale are completely flattened. 

hauff_59

another Stenopterygius crassicostatus

hauff_58

Stenopterygius megacephalus

http://dinosaurpalaeo.wordpress.com/2013/01/12/palaeontology-of-sw-germany-3-1-11-hauff-ichthyosaurs/#like-4576

 

[DOC] ichthyosaur – Bloggen.be    evodisku/attach/43919.doc

Torpedovorm en convergente evolutie    Convergente evolutie <–doc

A4_GQF1949BK.1+NBN_A4_ICHTHYOSAU    icthysharkporp

Belgische paleontoloog ontkracht algemeen aanvaarde

evolutie en extinctie hypothesen ichtyosauriërs

Valentin Fisher, werkzaam aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, en doctoraatstudent aan de unviersiteit van Luik, zette vandaag zo maar even de vertebratenwereld op zijn kop.

In een net verschenen wetenschappelijk artikel komt hij met de stelling dat de reeds lang – en algemeen – aanvaarde hypothese dat ichtyosauriers op de overgang van het Jura naar de Krijttijd een belangrijke fase van extinctie kenden, niet klopt. Of anders gesteld, dat daar geen afdoend bewijs voor is.

Ichtyosauriërs zijn mariene reptielen waarvan de fossiele resten, zoals wervels, tanden en beenderen, relatief frequent worden gevonden in vele Mesozoïsche afzettingen. Zo werd Holzmaden (Duitsland) mede wereldberoemd omwille van de vele gearticuleerde skeletten die in de ‘olieschiefer’ werden gevonden. De dieren waren bijzonder goed aangepast aan het leven in de zee.

Algemeen werd aanvaard dat deze groep, sinds hun ontstaan tijdens het Trias, drie grote fasen van extincties meemaakten, namelijk een eerste tijdens het laat Trias, een tweede op de Jura/Krijt grens (J/K) en een derde, resulterend in een volledig uitsterven van de groep, tijdens het Laat Krijt (grens Cenomaan/Turoon).

Men ging ervan uit dat de extinctie aan de J/K grens verantwoordelijk was voor het finale verlies van een groep van erg gespecialiseerde vormen van ichtyosauriërs (Ophthalmosauriërs), waardoor in het Krijt enkel nog ‘minder gespecialiseerde’ vormen overbleven. Maar nieuwe vondsten in het Onder Krijt (Hauteriviaan) van Engeland (Speeton) en Duitsland (Cremlingen) tonen aan dat de gespecialiseeerde vormen van het Laat Jura ook nog in het Onder Krijt aan te treffen zijn, en dat er voor de grote extinctie op de J/K grens nog weinig argumenten overblijven. (Voor heel wat andere groepen, o.a. de ammonieten, is de J/K grens wel een belangrijk moment van extinctie). In het artikel worden op basis van de nieuwe vondsten het nieuwe genus en soort Acamptonectus densus Fischer et al 2012 beschreven.

Zie ook hier.      http://www.ucmp.berkeley.edu/people/motani/ichthyo/phylogeny.html

DE MONSTERS UIT DE BEGINTIJD   VAN DEZE ZEE REPTIELEN   =  HET TRIAS

DE ichtyosauriers onstonden na de grootste uitsterving aller tijden = het Perm … en wel vertrekkend vanuit  landreptielen die naar zee waren teruggekeerd   ….  

http://www.ucmp.berkeley.edu/people/motani/ichthyo/phylogeny.html

 

 

http://www.ucmp.berkeley.edu/people/motani/ichthyo/intro.html

F1.large

Fig. 1.

Phylogenetic tree of ichthyosaurs plotted against geological time. Times runs from left to right, showing known ranges (dark gray), ghost ranges (minimal implied phylogenetic gap; light gray), and Lazarus ranges (missing within-range representation; diagonal bars). Silhouette outlines (Ca., Californosaurus;Ch., ChaohusaurusMi., MixosaurusPl., PlatypterygiusShShonisaurusTe., TemnodontosaurusUt.,Utatsusaurus) indicate major body morphologies in Triassic (red), Early Jurassic (blue), and Middle Jurassic–Cretaceous (green). Relative sizes of the various major ichthyosaur morphotypes are indicated by scale drawings at top right, with a 1-m scale bar indicated in the blue cloud. Phylogeny is based on the majority-rule LE50 tree (SI Appendix, Fig. 3), similar to earlier findings (713), and stratigraphic ranges are from a review of the literature (SI Appendix, Fig. 4). Ichthyosaur silhouettes are based on various sources (7).

 http://www.pnas.org/content/108/20/8339/F1.expansion.html

Enorm zeemonster ontdekt in woestijn van Nevada

 08 januari 2013

ThalattoarchonThalattoarchon pursues a smaller ichthyosaur. Art by Raul Martin © 2013 National Geographic Magazine 

(Laelaps ) ” ….Other animals found in the same strata may help explain whyThalattoarchon was so well-armed.The quarry where the creature was discovered has yielded multiple specimens of other ichthyosaurs – mostly the similarly sized Cymbospondylus, and the much smaller Phalarodon.

Thalattoarchon may have been a top predator that was especially adapted to hunting other ichthyosaurs. Gut contents, coprolites, and tooth-marked bones would help test this hypothesis.  

…. 

the fact that Thalattoarchon existed at all tells us something important about life 245 million years ago. A macropredaceous ichthyosaur could not have evolved unless lower levels of the trophic scale – the producers, first order consumers, and so on – were already in place. Specialized apex carnivores only appear when communities hit a particular level of productivity and richness, otherwise there simply isn’t enough for them to consume. This tells us something importance about the tempo of evolution following a disaster…”

Wetenschappers hebben in de woestijn van Nevada de fossiele resten van een 8,6 meter lang zeemonster ontdekt. Het enorme beest stond aan het hoofd van de voedselketen in het water en at prooien die ongeveer net zo groot waren als hijzelf.

Het zeemonster heeft de naam Thalattoarchon saurophagis gekregen. Thalattoarchon behoort tot de ichthyosauriërs: zeereptielen die zo’n 160 miljoen jaar lang in de oceanen terug te vinden waren.

Schedel
De onderzoekers deden hun vondst in de woestijn van Nevada. De fossiele resten van het zeereptiel zijn nog in redelijk goede staat. Zo zijn stukken van de schedel,(het voorste gedeelte is weggerot vooraleer het ontdekte fossiel werd geborgen  ) vinnen en de complete wervelkolom teruggevonden. T. saurophagis had een enorme schedel en indrukwekkend grote tanden.

(Laelaps ) “….. from the back of the cranium, Fröbisch and collaborators were able to determine that Thalattoarchon  had large eyes – the animal’s orbit is about a foot across – and a head that was almost twice as large for its body size compared to other ichthyosaurs…

…Look into the petrified mouth of almost any ichthyosaur and you’ll find lots of simple, pointed, conical teeth. This is the dental arrangement of a grabber – a predator that catches small, slippery prey such as fish and squid. The teeth of Thalattoarchon are an exception to the ichthyosaurian rule. Measuring about four inches tall, with a two inch crown, the largestThalattoarchon tooth is blade-like, compressed from side-to-side and bearing two cutting surfaces. The sharp surfaces are not serrated, but, in overall form, the dental armaments resemble the teeth of mosasaurs, large pliosaurs, some marine crocodiles, and one later ichthyosaur calledHimalayasaurus tibetensis. All of these animals, paleontologists suspect, were marine macropredators…..”

Met die tanden moet T. saurophagis in staat zijn geweest om zelfs prooien die net zo groot waren als hijzelf te verslinden.

Een tand van het zeemonster. Alles wijst erop dat het zeereptiel geen vis, maar vlees at. Foto: Nicole Klein, Universität Bonn, Duitsland.

Een tand van het zeemonster. Alles wijst erop dat het zeereptiel geen vis, maar vlees at. Foto: Nicole Klein, Universität Bonn, Duitsland.

Jaws of Thalattoarchon as they were found. Photo by Nicole Klein, Universität Bonn, German.

thalattoarchon-jaws

http://phenomena.nationalgeographic.com/2013/01/07/sharp-toothed-thalattoarchon-was-the-first-ruler-of-the-triassic-seas/

Snel herstel
De fossiele resten zijn ongeveer 244 miljoen jaar oud. Dat betekent dat dit zeemonster zo’n acht miljoen jaar na één van de grootste massa-extincties uit het verleden van onze planeet, geboren werd en direct zijn plekje bovenaan de voedselketen innam. En dat is bijzonder. Het laat zien dat ecosystemen zich vrij kort nadat tachtig tot 96 procent van de soorten op aarde uitstierven, reeds herstelden en begonnen te evolueren. “De nieuwe vondst laat de totstandkoming van een nieuwe en geavanceerdere ecosysteemstructuur zien,” vertelt onderzoeker Nadia Fröbisch. “Vondsten zoals Thalattoarchon helpen ons de dynamiek van onze evoluerende planeet en de impact die mensen vandaag de dag op hun omgeving hebben, te begrijpen.”

Een stukje van de kaak met daarin overduidelijk ook de tanden. Foto: John Weinstein, The Field Museum, Chicago.

Een stukje van de kaak met daarin overduidelijk ook de tanden. Foto: John Weinstein, The Field Museum, Chicago.

De fossiele resten van T. saurophagis werden al in 1998 teruggevonden. In 2008 startten onderzoekers met het bergen van de resten. Na een grondige analyse van de fossiele resten presenteren ze de nieuwe soort nu in het blad Proceedings of the National Academy of Sciences.

Bronmateriaal:
Giant fossil predator provides insights into the rise of modern marine ecosystem structures” – Naturkundemuseum-berlin.de
De foto  ( Flickr.com).

Cymbospondylus

http://nl.wikipedia.org/wiki/Cymbospondylus

File:Cymbospondylus buchseri.JPG

Paleontology Museum of Zurich      //   http://en.wikipedia.org/wiki/File:Cymbospondylus_buchseri.JPG

Cymbospondylus

From the Triassic in Nevada © 2003 Nevada State Museum, Carson City (noblepj@unr.edu)

ymbospondylus is één van de grootste roofdieren op onze planeet ooit.Dit monsterachtige dier leefde 240 tot 210 miljoen jaar geleden
Cymbospondylus was een van de grotere Ichthyosauriërs.
Hij had echter naar verhouding een kleine kop en heel kleine ogen
SOORTEN
C.petrinus
C.asiaticus
C.buchseri
C.germanicus (nomen dubium?)
C.natans (nomen dubium?)
Cymbospondylus is a primitive Triassic ichthyosaur of enormous length, approximately ten meters. It is also, due to its geneology a giant mesosaur. All ichthyosaurs and thalattosaurs are derived from mesosaurs. Cymbospondylus is one of the few ichthyosaurs to retain the long, sinuous body shape of mesosaurs.
Figure 1. Cymbospondylus overall in situ. Figure 1. Cymbospondylus overall in situ. Overall, a very similar morphology to any basal mesosaur with the addition of flippers transformed from limbs.
Evolution of the Mesosaurus palate
Above is a selection of palates from Mesosaurus and sister taxa showing the evolution and shifting of the various elments. As a side note, In Carroll 1988 (figure 12-31, taken from Andrews 1910) the palate of Ichthyosaurus was illustrated, labeling the bones lateral to the pterygoids as palatines and the central bones, vomers, all in accord with the palate of archosaurs, etc. Here we can see that the ectopterygoid is actually the bone lateral ot the pterygoid and the palatine has become the medial element in mesosaurs, thalattosaurs and ichthyosaurs.
Petrolacosaurus to Ichthyosaurs
The origin and evolution of ichthyosaurs from basal diapsids is shown here.Petrolacosaurus was a basal diapsid. Claudiosaurus was a basal enaliosaurid. Hovasaurus had a deep sculling tail. Pachypleurosaurus was a basal sauropterygian. Stereosternum, Mesosaurus and Wumengosaurus are basal mesosaurs. Askpetosaurus was a basal thalattosaur. Hupehsuchus and Utatsusaurus were basal ichthyopterygiformes.
Abbreviated Dendrogram
DIAPSIDA
|==Younginiformes
`-+--+?--Thalattosauria
   |   `--o Ichthyopterygia / ICHTHYOSAURIA
   |       |--Utatsusaurus
   |       `--+--Ichthyosauria
   |           `--+--Cymbospondylus 
   |              `--+--Mixosaurus 
   |                 `--+--Merriamosauria
   |                    `--+--Euichthyosauria
   |                       `--+--Parvipelvia
   |                          `--Thunnosauria
   `--+--LEPIDOSAUROMORPHA
      `--ARCHOSAUROMORPHA

http://www.bbc.co.uk/science/seamonsters/factfiles/cymbospondylus.shtml?img4

Cymbospondylus

     

Cymbospondylus was an early member of the Icthyosaur group, which looked slightly like modern dolphins. Cymbospondylus had no dorsal fin and its tail was long like an eel’s.

Its long tail made it a powerful swimmer, it patrolled in deep offshore waters looking for prey.

Cymbospondylus had a skull 1m long with short, sharp teeth good for grabbing quite large reptiles but it favoured fish and cephalopods such as ammonites.

Cymbospondylus appears to have given birth to live young as it had no way to lay eggs.

°

NIEUWE VONDST

Malawania anachronus

http://en.wikipedia.org/wiki/Malawania

Biol. Lett.-2013-Fischer-[1]ichtyosaur Iraq  <–pdf                                                               http://blogs.scientificamerican.com/tetrapod-zoology/2013/05/14/malawania-from-iraq/

HLN / Belga / 
15/05/13  Bron  Belga

Een Brits-Belgisch onderzoeksteam heeft een nieuw soort ichtyosauriër ontdekt, een zeereptiel uit het tijdperk van de dinosauriërs. Daarvan werd gedacht dat die al 66 miljoen jaar eerder was uitgestorven.

De ontdekking van de ‘malawania anachronous’ (‘buiten de tijd zwemmer’) spreekt de theorie tegen waarin ichtyosauriërs van het Krijttijdperk (van 145 tot 66 miljoen jaar geleden) gezien werden als de laatste overlevenden van een groep die reeds een achteruitgang kende. Dat meldt het Koninklijk Belgische Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN).Weinig verschillen
Er werd gedacht dat ichtyosauriërs (die doorgaans oppervlakkig op haaien of dolfijnen lijken) constant en snel evolueerden naar steeds snellere oceaanzwemmers. Het leek alsof er geen stilstand was in hun lange evolutionaire geschiedenis.Dat er weinig verschillen gevonden tussen de nieuwe soort en de bekende soorten van het Jura, dat is erg zeldzaam in de evolutie van zeereptielen. “Dit ‘levend fossiel’ van zijn tijd toont het bestaan van een afstammingslijn die we ons zelfs nooit hadden ingebeeld”, zegt doctor Valentin Fischer (Universiteit van Luik en Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen).
Misschien werd er aan het bestaan van deze archaïsche ichtyosauriërs voorbijgegaan omdat ze in het Midden-Oosten leefden, waar voorheen maar één enkel fragmentair ichtyosaurusfossiel werd gevonden.”Fossiel
De ontdekking gebeurde na studie van een fossiel uit de jaren vijftig. Het ging om een skelet van de voorste helft van het dier, dat bewaard bleef in een rotsblok dat ergens in Iraaks Koerdistan als stapsteen diende voor een ezel. Ook microscopische sporen en pollen uit het rotsblok werden onderzocht.

Specimen of Malawania anachronus (Valentin Fischer et al)

Specimen of Malawania anachronus (Valentin Fischer et al)

new iraq species

The slab as originally found, near Chia Gara, Amadia.                                                        http://mrwoodsfossils.blogspot.be/

bevalling van bijna 250 miljoen jaar geleden

 13 februari 2014  1

resten

Wetenschappers hebben de fossiele resten van een barende ichthyosauriër ontdekt. Het zeereptiel was op het moment van haar dood bezig om drie jongen op de wereld te zetten: eentje ligt buiten het lichaam, eentje zit er nog in en eentje steekt half uit haar lijf.

OP HET PLAATJE  :    een deel van het lichaam van de moeder. In geel het jong dat voor de helft al geboren is. In oranje het jong dat nog in het lichaam van de moeder zit.

Het fossiel van de bevallende Chaohusaurus (behorend tot de groep ichthyosauriërs)  werd aangetroffen in een steengroeve in de Chinese provincie Anhui.

De bevalling die vlak voor de dood van het dier plaatsvond, is duidelijk te zien in de fossiele resten. Het hoofd van één van de jongen steekt nog uit het bekken van het zeedier. Naast de Chaohusaurus is een jong zichtbaar dat al geboren was. In de buik van het reptiel bevindt zich het fossiel van een derde nakomeling.

De oudste embryo’s van een reptiel die tot nu toe waren ontdekt, dateren van ongeveer 238 miljoen jaar geleden.

Het is een bijzondere vondst. “Dit nieuwe exemplaar bevat de oudste fossiele embryo’s van een zeereptiel uit het Mesozoïcum,” zo schrijven de onderzoekers in het blad PLoS ONE. De embryo’s zijn zo’n tien miljoen jaar ouder dan eerder ontdekte ongeboren zeereptielen.

Zee
Wat de vondst zo mogelijk nog bijzonderder maakt, is dat het zeemonster in kwestie op het moment van sterven aan het bevallen was. En dat geeft onderzoekers een heel nieuwe kijk op deze zeereptielen. Zo zien onderzoekers nu dat de jongen van deze ichthyosauriër – Chaohusaurus – eerst met het hoofd naar buiten kwamen. (normaal is dat  eigen aan op het land bevallende dieren ) Maar we  weten nu   dat deze ichthyosauriër in zee beviel. Men kon dat afleiden uit het feit dat de moeder gefossiliseerd is in een steen die overduidelijk in zee lag.

“Onze studie laat het oudste gewervelde fossiel zien waarbij een ‘live-geboorte’ te zien is, met een baby die uit het bekken van zijn moeder verschijnt“, verklaart hoofdonderzoeker Ryosuke Motani op nieuwssiteScienceDaily.

This is the maternal specimen with three embryos.//Credit: Ryosuke Motani, 
“The study reports the oldest vertebrate fossil to capture the ‘moment’ of live-birth, with a baby emerging from the pelvis of its mother. The 248-million-year old fossil of an ichthyosaur suggests that —> live-bearing evolved on land and not in the sea.”

Evolutie
Normaliter is het zo dat bij dieren die in het water leven en levendbarend zijn (en dus geen eieren leggen) niet eerst het hoofdje van het jong, maar eerst de staart uit het lichaam komt. Bij de Chaohusaurus was dat anders: daar kwam het hoofdje eerst, zo bewijst deze vondst. En dat is belangrijk. De voorouderlijke   ichthyosauriërs leefden namelijk eerst op het land en zochten later de zee op.

Het feit dat Chaohusaurus – één van de eerste ichthyosauriërs – levendbarend was en het hoofdje van de jongen als eerste geboren werd, suggereert dat deze zeereptielen (1) in het water bevielen zoals hun voorouders dat eerder op het land hadden gedaan. M.a.w.  het suggereert datvoorouderlijke   levendbarende reptielen niet in het water, maar op land evolueerden. En daarmee levert dit ene zeereptiel zo’n 248 miljoen jaar nadat de bevalling begon een schat aan informatie op.

—>  Het is  niet het eerste fossiel van een barende ichtyosaurus  ;  bij een fossiel van een andere soort de( geologisch  jongere )  Stenopterygius werd het jong wel met de staart eerst gevonden. mogelijk dat de staart-eerst bevalling later ontwikkeld werd  in  de  volle zee bevallinggen  van ichtyosauria  .

—>  Het  nu ontdekte      zeereptiel zelf moest daarvoor een hoge prijs betalen. De onderzoekers vermoeden dat het vanwege complicaties tijdens de bevalling samen met haar pasgeboren en ongeboren jongen stierf.( of gewoon werd bedolven onder  een berg  modder  tijdens de bevalling  ?   )

° Uiteraard  beviel dit specifiek  fossiel  dier NIET op het land  …. gezien de bouw van de  diergroep waartoe het behoort  lijkt me aan land bevallen even onwaarschijnlijk als bij walvissen—>  Is tamelijk fataal voor het moederdier, ze wordt nml  door hij eigen gewicht doodgedrukt.(2)

 Bronmateriaal:
Terrestrial Origin of Viviparity in Mesozoic Marine Reptiles Indicated by Early Triassic Embryonic Fossils” – PLoS ONE

 Motani R, Jiang D-y, Tintori A, Rieppel O, Chen G-b (2014) Terrestrial Origin of Viviparity in Mesozoic Marine Reptiles Indicated by Early Triassic Embryonic Fossils. PLoS ONE 9(2): e88640. doi:10.1371/journal.pone.0088640.

(1) —> Er zijn voldoende moderne reptielen (en zelfs vissen–> Haaien ) die levendbarend zijn. Dat is niet een uitvinding van zoogdieren. …… Een   “echte placenta ” mogelijk wel.

(2)—>

°   De kop -eerst -geboorte is waarschijnlijk   ontwikkeld door levendbarende landbewonende voorouderlijke reptielen van de ichtyosauriers … De eersten van de afstammelingen die naar de zee terugkeerden hebben  deze manier van bevallen behouden in de basale ( reeds in zee levende )stam-ichtyosauria ….Best mogelijk dat de staart -eerst methode evolueerde in de soorten die verderop de afstammingslijnen ( dus geologisch veel later dan de eersten ) onstonden …Misschien was de kop-eerst geboorte in het zee-millieu niet optimaal wat fittness betreft ( = bijvoorbeeld geboortecomplicaties ? ) ..Maar dat is in hoge mate speculatief

°   (volgens mij ) is het dier niet gestorven en bewaard / gefossilifieerd  tengevolge  van een natuurramp op het LAND ….wat wel kan is een plotse ramp in haar mariene millieu ( bijvoorbeeld een modderstroom ) ….het fossiel is namelijk gevonden in een mariene afzetting ….

IJSTIJDEN

  zie onder Geologie           

 

 ijstijd

2,5 miljoen jaar geleden, in het geologische tijdperk pleistoceen, zag de wereld er heel anders uit dan nu. Het was de tijd van de Neanderthaler, de mammoet en extreme kou. Hoe overleefden de mens en dier deze barre tijd?

 

WAT IS EEN IJSTIJD?

Tijdens een ijstijd is de duur van de cyclus langer dan de jaarlijkse wisseling van de jaargetijden. Dit heeft alles te maken met de hoek van de aardas en de vorm van de baan die de aarde rond de zon aflegt. De mate waarin de aarde in de zomer naar de zon helt en de plaats in de elliptische omloopbaan waar dit gebeurt, verandert de intensiteit van de jaargetijden. Dick Mol: “Zodra de aarde iets uit zijn balans is ten opzichte van de zon, wordt het langdurig kouder (100.000 tot 300.000 jaren) en wanneer de aarde eenmaal weer ‘stabiel’ staat wordt het weer warmer; dit duurt doorgaans een jaar of 10.000 tot 20.000. Op dit moment zitten wij zelf in zo’n warme tijd, oftewel een interglaciaal of tussen-ijstijd.”

De ijstijd
De laatste 800.000 jaar van het pleistoceen waren een ‘dramatische klimatologische achtbaanrit’, waarin minstens negen ijstijden werden onderbroken door kortere periodes van snelle opwarming.

Natasja den Ouden, paleontoloog en archeoloog en werkzaam bij Naturalis vertelt:

“Op het noordelijk halfrond duurden de winters negen maanden, waarbij wekenlang een temperatuur van meer dan -20 graden Celsius heerste. De zomertemperatuur was minstens 10 graden lager dan die van onze huidige zomers. Doordat het zeeniveau erg laag was (negentig meter lager dan het huidige niveau) kon je bijvoorbeeld van hier naar Engeland lopen zonder natte voeten te krijgen. Ook bestond er een landbrug tussen Siberië en Alaska.”

De Neanderthaler
Tijdens de ijstijd was het de Neanderthaler die overleefde in dit strenge klimaat. Deze mensachtige had sterke botten, een enorme spierkracht, geen holtes in de wangen en de kaken en tanden waren krachtig. De voortanden waren echter vaak versleten; dit zou kunnen betekenen dat de Neanderthalers hun tanden gebruikten als een derde hand. Door hun korte en gedrongen lichaamsbouw konden ze goed overleven in de koude winters; hun lichaam verloor immers minder warmte. Ook aten ze bijna alleen maar vlees; enkel gras en dennenbomen overleefden in de ijstijd.

Neanderthalers  //  "Life" Opstelling voor een tentoonstelling

Neanderthalers // “Life” Opstelling voor een tentoonstelling

 

Prehistorische kunst
De ijstijd was ook de periode waarin de eerste kunst in Europa ontstond; de grotkunst. Vroege Homo sapiens tekenden, schilderden en boetseerden op de wanden en de bodems van grotten allerlei afbeeldingen. Zij hadden een voorliefde voor dieren; met name paarden en bizons. Welk dier werd afgebeeld hing af van de stam en in welk gebied deze leefde. Zo werden in de grotten van Niaux meer bizons geschilderd, in de grotten van Ekaín meer paarden en in de grotten van Rouffignac meer mammoeten.

Volgens Dr. Bärbel Auffermann, adjunct-directeur van het Neanderthal Museum, tekenden deze mensen geen landschappen, planten, rivieren of bergen en ook geen volledige menselijke figuren.

“We zien vaak alleen een lichaamsdeel: een hoofd, torso, handen of geslachtsdelen.”

Er werd niet alleen getekend: onze voorouders maakten ook ivoren beeldjes. In de Vogelherd-grot in Duitsland zijn onder meer beeldjes van een paard en twee mammoeten gevonden.

replica grotschildering

replica grotschildering

 

 

De ‘Giants of the Ice Age’
Mensen waren echter niet alleen in ijstijd; naast hen leefden de ‘giganten’; de mammoet, de wolharige neushoorn, de sabeltandtijger, de grottenleeuw, de oeros, wolven en grottenhyena’s.

De eerste en meest bekende soort ontstond ongeveer zes miljoen jaar geleden; een tak genaamd Proboscidea (slurfdieren) splitste zich in drie soorten:Loxodonta, de voorvader van de moderne Afrikaanse olifant, Elephas, de voorvader van de moderne Aziatische olifant en Mammuthus, de oudste mammoetsoort.

Dick Mol, amateur-paleontoloog en mammoet-expert:

“deze Mammuthus werd geboren in de tropische bossen van Afrika en migreerde later naar Siberië en Europa. Daar ontstond de wolharige mammoet (Mammuthus primigenius); met zijn dikke en langharige vacht en een aangepast zuurstoftransportsysteem in het bloed kon hij prima overleven in ijstijd.”

Op planteneters als de oeros en grottenbeer werd constant gejaagd door onder andere de grottenleeuw. Deze soort had, in tegenstelling tot de leeuwen van vandaag, geen manen. De prooien die het dier achterliet, werden vaak opgegeten door de grottenhyena; de grootste hyena die ooit heeft bestaan. Het dier woog zo’n 100 kilogram, net zoveel als een hedendaagse leeuw en was zeer bedreven in het kapot maken van beenderen. De grottenhyena heeft ons vooral veel fossiele keutels nagelaten.

Een tip van Natasja den Ouden: “op de tweede Maasvlakte zijn er veel te vinden. De uitwerpselen zijn bewaard gebleven omdat de hyena ook de botten van zijn prooi opat. We kunnen veel aflezen van de keutels; soms kunnen we nog achterhalen wat het dier destijds heeft gegeten.”

Het skelet van een mammoet. Foto gemaakt door Evelien de Roode

Uitsterving
Wanneer een einde komt aan de ijstijd komt er ook een einde aan deze ‘giganten’. De laatste ijstijd vond 21.000 jaar geleden plaats; de mammoetsteppe (grasland) veranderde in een toendra-achtige leefomgeving. Ook werd het leefgebied kleiner doordat de zeespiegel steeg en dus ontstond er voedselschaarste. De dieren in de ijstijd konden zich in tegenstelling tot de mens moeilijk aanpassen en stierven uit. Het uitsterven van de mammoet kan echter niet alleen aan het klimaat worden toegewezen. De mens had wel degelijk een invloed, hoe groot die was, is niet zeker.

Dick Mol: “Vaak wordt gedacht dat jacht en strijd om land tot het uitsterven van de mammoet hebben geleid, maar het team sluit menselijke invloeden niet uit. We denken echter wel dat de veranderingen in de begroeiing waarschijnlijk het grootste effect hebben gehad.”

De schedel van een Sabeltandtijger. Klik voor een vergroting. Foto gemaakt door Evelien de Roode

WIST JE DAT … ARCHEOLOGEN IN DE BECHAN-GROT IN UTAH (VERENIGDE STATEN) EEN GEBIED TEN GROOTTE VAN EEN TENNISVELD VOL MET MAMMOETMEST HEBBEN GEVONDEN? DE KEUTELS ZIJN ZO GROOT ALS BOWLINGBALLEN!

Nederland in de ijstijd
“Nederland is een echt mammoetland” aldus Natasja den Ouden.

Volgens haar worden nergens ter wereld zoveel resten van het dier gevonden als in Nederland.

“Dit komt doordat tijdens de laatste ijstijd veel water was veranderd in landijs. Ook stond de zeespiegel erg laag en sommige delen van de Noordzee lagen zelfs droog. Wat nu de Noordzee is, werd in de ijstijd bevolkt door grote kuddes mammoeten en andere dieren uit de ijstijd.”

Fossielen worden constant gevonden dankzij de visserij op de Noordzee. Den Ouden: Vissers vissen met name op platvis; dit wordt gedaan met speciale netten die een zware stalen buis hebben: de kor. Deze kor schraapt over de bodem en neemt dan ook fossielen mee. Jaarlijks worden duizenden kilo’s opgevist.”

Lyuba is de best bewaarde mammoetbaby ter wereld. 37.000 jaar geleden stikte zij in de modder van een rivier. Ze was een maand oud. Klik voor een vergroting. Foto gemaakt door Evelien de Roode

WIST JE DAT … MAMMOETEN WEL 150 TOT 300 KILO VOEDSEL PER DAG ATEN? OOK WERDEN ZIJ GEBOREN MET 24 RESERVEKIEZEN WANT EEN MAMMOET VERBRUIKTE IN ZIJN LEVEN WEL ZES GEBITTEN!

Al deze fossielen worden volgens den Ouden onderzocht, velen daarvan in Naturalis. Onderzoek naar de ijstijd kan namelijk ook belangrijk zijn voor ons leven nu. Volgens een team van Natural History Museum Londen zijn de bevindingen van de ijstijd toepasbaar op de problemen met klimaatverandering waar we nu mee te maken hebben. “Grote soorten zoals olifanten en neushoorns hebben waarschijnlijk als eersten te lijden onder klimaatverandering en druk op hun leefomgeving.”

 

°

WAT IS EEN IJSTIJD  ?

Onder ijstijden verstaat men meestal ( niet geheel correct =want er zijn natuurlijk ook vroeger ijstijden geweest(zie appendix onderaan  ) : …….de koude periodes van het pleistoceen , van elkaar gescheiden door interglacialen  ….
De oudste is 2,5 miljoen jaar geleden begonnen tijdens het Pretiglien
De laatste is de Weichel-ijstijd
Daarna volgt het holoceen :een interglaciaal dat tot vandaag bezig is
Het Pleistoceen valt uiteen in drie delen (subseries).

Elke subserie kent meerdere kortere tijdseenheden ofwel etages, die voor het merendeel vernoemd zijn naar Nederlandse locaties. De indeling in etages berust overwegend op veranderingen in de vegetatiepatronen, afgeleid uit onderzoek aan fossielstuifmeel (pollen) in Kwartaire sedimenten.

Hieronder volgt de indeling in subseries en etages van het Pleistoceen. Klik op de naam van de subserie of etage om naar het desbetreffende artikel te gaan.

Subserie Etage
Vroeg-Pleistoceen Pretiglien
Tiglien
Eburonien
Waalien
Menapien
Bavelien
Midden-Pleistoceen Cromerien
Elsterien
Holsteinien
Saalien
Laat-Pleistoceen Eemien
Weichselien

Natuurinformatie – Het Vroeg-Pleistoceen

 ca 2,4 miljoen geleden begon het Pleistoceen, de eerste periode van het Kwartair, waarin ijstijden (glacialen) en tussenijstijden (interglacialen) elkaar voortdurend afwisselden en waarbij een kilometers dikke ijskap noord Europa in variërende mate bedekte.


geo_2005_2

De Groenlandse ijskap is hiervan nog een relict. Deze ijskappen reikten welliswaar nooit tot in Belgie, maar het mag duidelijk zijn, dat het ook hier, in het voorland van een ijskap, het grootste deel van het jaar behoorlijk koud was.

Er was toen nog geen plaats voor de meeste van de ons vetrouwde plant- en diergroepen van noordwest Europa. In plaats daarvan leefden hier inmiddels uitgestorven diersoorten zoals de wolharige mammoet, de holenbeer, het reuzenhert en niet te vergeten de Neanderthaler; allemaal zoogdieren die goed aangepast waren aan het rauwe klimaat van de ijstijden.

Thttp://wet.kuleuven.be/wetenschapinbreedbeeld/lesmateriaal_geologie/geo_opwarming_inleiding
Tijdens deze ijstijden breidden de poolkappen en gebergte gletsjers zich uit. Ook De Nederlanden werden enkele malen bereikt door de ijskap die zich vanuit Scandinavië naar het zuiden toe uitbreidde. 

De landijskappen hebben nimmer de subtropen en tropen bereikt.

In de Sahara zijn weliswaar onweerlegbare bewijzen gevonden van een ijsbedekking gedurende het Ordovicische IJstijdvak (510 – 440 miljoen jaar geleden), maar het Afrikaanse continent bevond zich toen niet op zijn huidige plaats, maar zodanig dat het op gematigde breedte lag.

Tijdens de ijstijden was er in ons land geen of weinig vegetatie en werden in noordwest en Midden-Nederlanden door de wind de dekzanden afgezet. Alleen in het zuidoosten van ons land wordt een andere afzetting gevonden: de löss.( in vlaamse ardennen en limburg )

 Tijdens de interglacialen was ons land bebost en de temperatuur vergelijkbaar met de huidige. In deze perioden werden door de rivieren in Noord-west- en het klei en zand afgezet. Tussen de rivieren werden venen gevormd.

Stof verergerde ijstijden

Kou veroorzaakte domino-effect via oceaanbemesting Door: Elmar Veerman Aarde & Klimaat

Woestijnstof heeft het wereldklimaat sterk beïnvloed, blijkt uit oceaanboringen. IJstijden werden veel langer en heftiger, doordat het opwaaiende stof algen hielp bij het wegvangen van CO2.

dust20sahara20noaa

Sahara stof © NOAA Saharastof vormt vooral de laatste 1,25 miljoen jaar een belangrijke bron van ijzer voor algen, en dat zorgde af en toe voor extra kou.

De laatste ijstijden (glacialen, moet je van deskundigen zeggen) waren stukken milder geweest als er niet zo veel woestijnstof de zee in was gewaaid. Stof dat juist opwaaide doordat het klimaat zo veranderd was. Wetenschappers vermoedden dat al een tijdje, en nu heeft een internationaal onderzoeksteam extra bewijs gevonden.

De hoeveelheid stof die op een plek in het zuiden van de Atlantische Oceaan terechtkwam, vertoonde de afgelopen 4 miljoen jaar sterke schommelingen, schrijven Alfredo Martínez-Garcia en collega’s in Nature. Vooral de laatste 1,25 miljoen jaar waren er perioden met heel veel stof. Ze lazen dat af uit stukken oceaanbodem die omhoog gehaald zijn in het Ocean Drilling Program.

Die stofschommelingen hingen sterk samen met de temperatuur op aarde, die ook heftige ups en downs kende. Aan het begin van een ijstijd, toen de ijskappen aan de polen begonnen te groeien en het steeds kouder werd op aarde, bleef de hoeveelheid opwaaiend stof ongeveer constant. Pas wanneer de afkoeling goed op gang was gekomen, veranderde wereldwijd het patroon van wind en neerslag. In Afrika, Zuid-Amerika en Australië werd het droger en winderiger, en daardoor waaiden elk jaar honderden miljoenen tonnen extra stof de oceaan in.

Opgesloten koolstof

Dat stof veroorzaakte indirect een verdere afkoeling van de planeet. Dat werkt zo. In grote delen van de oceaan is weinig leven mogelijk. Er zitten wel voedingsstoffen in het water, maar eentje ontbreekt vrijwel, namelijk ijzer. En juist dat zit veel in woestijnstof. Dankzij het aangewaaide ijzer konden algen tijdens de ijstijden harder groeien en dus meer CO2 vastleggen. Een deel van die algen kwam op de zeebodem terecht, en daarmee de koolstof die erin zat opgesloten ook. Daardoor daalde het CO2-gehalte van de atmosfeer langzaam maar zeker met wel 30 delen per miljoen (ppm). Op het minimum zat er in de laatste ijstijden nog maar 180 ppm CO2 in de lucht, een stuk minder dan de 390 ppm van vandaag.

Minder van dit broeikasgas betekende een lagere temperatuur, wat zorgde dat zo’n ijstijd kouder werd en vermoedelijk ook langer aanhield dan zonder de sterkere stoftoevoer zou zijn gebeurd. Dat zo’n ijstijd toch steeds weer gevolgd werd door een warmere periode, is waarschijnlijk te danken aan het sterke broeikasgas methaan. Maar dat is een ander verhaal.

De ijzergehaltes die de onderzoekers in de oceaanbodem vonden, kwamen trouwens opmerkelijk goed overeen met metingen die eerder gedaan zijn in Zuidpoolijs. De pieken en dalen vallen precies samen. Je mag er dus van uitgaan dat die ene plek op de oceaanbodem een goed beeld geeft van de wereldwijde situatie, aldus de onderzoekers.

Bron: ‘Southern Ocean dust-climate coupling over the past four million years’, Alfredo Martínez-Garxia, Antoni Rosell-Melé, Samuel L. Jaccard, Walter Geibert, Daniel M. Sigman en Gerald H. Haug, Nature, 4 augustus 2011

IJstijd

Het einde van de ijskap op Groenland in de buurt van Kangerlussuaq.  Een ijstijd is een periode waarin ijskappen voorkomen op het land. Het voorkomen van ijskappen op Groenland maakt dus dat we per definitie in een ijstijd leven.

Het einde van de ijskap op Groenland in de buurt van Kangerlussuaq. Een ijstijd is een periode waarin ijskappen voorkomen op het land. Het voorkomen van ijskappen op Groenland maakt dus dat we per definitie in een ijstijd leven.

Een ijstijd of glaciatie is een geologisch tijdvak waarin ijskappen voorkomen

Om verwarring met het begrip glaciaal te voorkomen is het beter te spreken van een ijstijdvak. In het Engels wordt dit een periode van ice-house genoemd, als tegenhanger van een ijskaploze periode, de greenhouse (“broeikas”). Aangezien er gletsjers liggen op bijvoorbeeld Groenland of Antarctica, leven we tegenwoordig in een ijstijdvak, het Quartair. Men neemt aan dat dit in de gehele geologische geschiedenis van de Aarde minstens vijfmaal het geval is geweest, waarvan eenmaal zelfs zo sterk dat de ijskappen van de polen vrijwel tot aan de evenaar waren opgerukt. Men spreekt in dit verband dan ook van de Sneeuwbalaarde — een niet-onomstreden theorie.

Vaak wordt het begrip “ijstijd” verward met de term “glaciaal“. Een glaciaal is een periode waarin hetklimaat op Aarde aanzienlijk kouder was dan tegenwoordig en waarin grote delen van de continenten, in ieder geval die op het noordelijk halfrond, met landijsen gletsjerswaren bedekt. Doorheen een ijstijdvak wisselen warmere (interglacialen), zoals het huidige Holoceen en koudere (glacialen) perioden elkaar af, volgens welbepaalde cycli. Een ijstijdvak kan zich inzetten wanneer er een bepaalde drempel is overschreden. Dit gebeurt wanneer zich grote continenten bevinden ter hoogte van de polen, waar zich als dusdanig landijs kan opstapelen. Zo zal het huidige ijstijdvak pas eindigen wanneer Antarctica niet meer op de zuidpool ligt. Vaak bedoelt men, als men het heeft over ‘de ijstijden’, de glacialen in het Pleistoceen, dat wil zeggen in de laatste 2,6 miljoen jaar.

Onderverdeling van glacialen

Omdat glacialen zelf (zeker in Nederland, waar vrijwel geen harde gesteentendagzomen zodat de bodemdoor gletsjers “omgeploegd” wordt) de sporen van eerdere glacialen vrij makkelijk uitwissen, is het meeste bekend over de laatste glacialen. Van een aantal van de eerdere glacialen zijn in Nederland nauwelijks sporen te vinden: als een tijdlang geen geologische afzetting plaatsvindt of als bestaande sedimentlagen weer weg-eroderen, gaat het geologisch bodemarchief belangrijke hiaten (gaten) vertonen. In de nieuwste visies, gebaseerd op het bovenvermelde onderzoek, zijn er in de afgelopen 1 500 000 tot 2 000 000 jaar 15 Ã 18 cycli geweest van elk ongeveer 100 000 jaar, waarvan telkens ongeveer 80 000 jaar glaciaal en ongeveer 20 000 jaar interglaciaal is.

De, in vergelijking met nu, iets koudere periode van de 15e tot halverwege de 19e eeuw wordt wel de kleine ijstijd genoemd. In deze tijd waren de winters wel strenger maar is er geen sprake geweest van oprukkend landijs van betekenis. Wel was er een uitbreiding van de vergletsjering.

Maar ook tijdens een glaciaal was het zeker niet voortdurend zeer koud. Er waren perioden waar het landijs oprukte en perioden waarin het landijs en de gletsjers zich terugtrokken. Een korte periode in een ijstijd waarin het relatief koud was, wordt een stadiaal genoemd. Een korte periode in een ijstijd waarin het relatief warm was, wordt een interstadiaal genoemd.

Klimaatreconstructies

Uit reconstructies van de gemiddelde temperatuur, verricht volgens verschillende, van elkaar onafhankelijke, wetenschappelijke methoden (onder andere analyse van de gelaagdheid en de samenstelling van de ijskappen van Groenland en Antarctica, en analyse van isotopenverhoudingen van 16O/18O in onverstoorde sedimentlagen op de bodem van de oceaan), blijkt dat er geregeld perioden zijn geweest waarin er een zeer grote hoeveelheid water in ijskappen gebonden was (glacialen), steeds gevolgd door een fase waarin in (geologisch gezien) zeer korte tijd een aanzienlijke opwarming optrad en waarbij die ijskappen grotendeels wegsmolten (interglacialen). Deze episoden doen zich met een cyclische regelmaat voor, met onder andere twee periodelengtes van 40.000 en 100.000 jaar.

Het klimaat op Aarde wordt beïnvloed door vele factoren, zoals de intensiteit van de zonnestraling, de ligging van de continenten, de continentverplaatsingen, de zeestromen, de bedekking van het land door vegetatie, het weerkaatsingsvermogen van het aardoppervlak, de aanwezigheid van wolken in de atmosfeer, de chemischesamenstelling van de atmosfeer en vele kleine andere factoren.

Oorzaken glacialen

De ServischewiskundigeMilutin Milanković beschreef begin vorige eeuw veranderingen in de oriëntatie van de aardas en omloopbaan van de Aarde, naar Milanković worden deze afwisselingen wel Milankovitch cycli genoemd. In de jaren 70 werd door onder andere de klimatologenJ. Imbrie, J.D. Hays en N.J. Shackleton bewijs gevonden dat het klimaat op Aarde aan de hand van deze Milankovitch cycli verandert. Als belangrijkste externe factor voor het voorkomen van de Pleistocene afwisseling van glacialen en interglacialen wordt de hoeveelheid instraling van de Zon op het noordelijk halfrond gezien. Deze instraling varieert aan de hand van de Milanković cycli. Er zijn drie dergelijke cycli:

  • de precessie van de aardas, die ervoor zorgt dat het deel van het jaar waarin het noordelijk halfrond naar de Zon gericht is (zomerop het noordelijk halfrond), varieert
  • de obliquiteit van de aardas, de verandering van de hoek van de aardas ten opzichte van de omloopbaan
  • veranderingen in de excentriciteit van de Aardbaan

Als de aardas een grote hoek ten opzichte van de omloopbaan maakt en/of de Aarde dichtbij de Zon is in de noordelijke zomer, dan zullen de seizoenen op het noordelijk halfrond sterker zijn. Als de aardas een kleine hoek ten opzichte van de omloopbaan maakt en/of Aarde in de noordelijke winter dichtbij de Zon is, zijn de seizoenen zwakker. De excentriciteit van de aardbaan beïnvloedt vooral de mate waarin de precessie van belang is. De afwisseling tussen glacialen en interglacialen is in grote mate te wijten aan de obliquiteitscycli.

Glacialen treden op als de seizoenen op het noordelijk halfrond zwak zijn: in de warme winters is er meer sneeuw, en in de koele zomers zal daarvan minder smelten. Derhalve neemt de sneeuw- en ijskap op het noordelijk halfrond toe. Bovendien versterkt dit effect zichzelf: door het grotere weerkaatsingsvermogen van de ijskap, warmt de regio nog minder sterk op.

Zwakke seizoenen op het zuidelijk halfrond hebben veel minder effect, omdatAntarctica koud genoeg is om ook buiten de glacialen met ijs bedekt te zijn (en dat al ettelijke miljoenen jaren is, sinds de Straat Drake tussen Antarctica en Zuid-Amerika zich vormde), terwijl de zeeën rond Antarctica weinig mogelijkheden tot ijsvorming geven (de Noordelijke IJszee is minder zout en kent minder stroming, en kan daardoor wel gedeeltelijk bevriezen). Rond de Noordpoolliggen grote continenten waardoor het zeeijs niet ver hoeft uit te breiden om opnieuw land te bereiken (in wintertijd). Zeeijs bouwt minder makkelijk op en smelt sneller dan landijs (het heeft een lager vriespunt).

Hoe bovengenoemde factoren precies met elkaar verband houden is niet duidelijk. Met behulp van klimaatmodellen wordt door wetenschappers een reconstructie van het klimaat en de klimaatveranderingen in het verleden gemaakt. Alhoewel er een zekere consensus bestaat onder wetenschappers, zijn er nog vele onzekerheden en tegenstrijdigheden in dit onderzoek.

Vier glacialen

De vroeger vaak gehoorde bewering dat er vier glacialen zijn geweest in het Pleistoceen is achterhaald. De laatste drie glacialen (vaak “ijstijden” genoemd) en tussenliggende interglacialen (“tussenijstijden”) kunnen in Nederland en de aangrenzende zeebodem van de Noordzee als volgt worden onderscheiden:

holoceen 0 – 11.650
pleistoceen Weichsel- of Würm-glaciaal 11.650 – 117.000
Eem-interglaciaal 117.000 – 130.000
Saale- of Riss-glaciaal 130.000 – 380.000
Holstein-interglaciaal 380.000 – 420.000
Elster- of Mindel-glaciaal 420.000 – 470.000

Voor deze glacialen en interglacialen zijn er diverse andere koudere perioden geweest, mogelijk is het landijs al eerder tot in Noord-Nederland gekomen, maar dit is onduidelijk. De enige twee perioden waarvan met zekerheid bekend is dat gletsjers tot in Noord-Nederland reikten zijn de Saale- en Elster-glacialen. Er zijn inmiddels in het Pleistoceen meer dan tien glacialen bekend.

IJsbedekking in Nederland

Tijdens het voorlaatste glaciaal (Saale- of Riss-glaciaal) bereikte het landijs uit Scandinavië, Nederland. Dit gebeurde aan het eind van dit tijdvak (hetSaalien), ruwweg rond 150.000 jaar geleden. Het ijs bedekte de noordelijke helft vanNederland, en de landschapsvormen laten het onderscheiden twee stadia toe.

De laatste ijstijd

http://www.geo.vu.nl/users/huik/ijstijd.html

poolwoestijn

Het is winter in Nederland. Er steekt een felle, koude oostenwind op die koude lucht meevoert van de ijskap in het noordoosten.

’s Nachts daalt de temperatuur tot min 30.

Door de felle koude ontstaan er krimpscheuren in de grond, die soms met een luide knal openspringen. Over de kale vlakte stuift zand en sneeuw; het oppervlak bestaat uit een laagje stenen die door het stuivende zand gepolijst worden, op ander plekken liggen lage duinen. Daartussen een netwerk van krimpscheuren.

Op wat mossen, gras en een enkele poolwilg na is er geen begroeiing.

Zelfs de mammoetjagers komen hier niet….

Zo zag Nederland er zo’n 21000 jaar geleden uit tijdens het koudste deel van de laatste ijstijd. Een grimmig beeld. Maar dit gold alleen voor de meest extreme kou. Er waren ook warmere perioden met een uitbundig bloeiende steppe-tundra en kuddes mammoeten, en zelfs bossen.

dryas

Dryas-octopetala-a4-293720e

Foto: Opiola Jerzy

Dryas octopetala – een plantje dat uitbundig bloeide in Nederland
tijdens de ijstijden.

Het bergplantje zilverkruid (Dryas octopetala) gaf de naam aan het Jonge Dryas (13.000 jaar geleden). Die periode aan het slot van de laatste ijstijd was extra koud.


Wat zijn ijstijden?
Glaciaal maximum vegetatie
IJstijden zijn perioden in het verleden waarin het klimaat veel kouder is dan nu. Vooral de laatste 2.5 miljoen jaar treden ze regelmatig op.

IJstijden (ook: glacialen) wisselen met warmere perioden (interglacialen). Die laatste 2.5 miljoen van de aardgeschiedenis staat bekend als het ijstijdvak of het Kwartair, in het Kwartair zijn dus meerdere ijstijden geweest. De glacialen zijn vaak langer dan de interglacialen, dus een koud klimaat is eigenlijk gewoner dan het huidige warme klimaat!

Tijdens de ijstijden breiden de gletsjers zich sterk uit, en vormen grote ijskappen in het hoge noorden. De ijskap van Groenland is slechts een mager restant daarvan. In het koudste deel van de laatste IJstijd was het Amerikaanse continent tot aan de grote meren met ijs bedekt, en in Europa kwam het ijs tot in Denemarken en Noord Duitsland. In de twee ijstijden daarvoor kwam het ijs ook in Nederland: de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe zijn de eindmorenes van de ijskap.

IJstijden hadden niet alleen in het noorden grote invloed. Over de hele wereld veranderde het klimaat. In Azie staken stofstormen op die voor de afzetting van loess (woestijnstof) in China zorgden. In de Amerikaanse woestijn ontstonden grote meren. De tropische regenwouden waren veel kleiner en overal waren de gletsjers groter. Doordat er veel water in de ijskappen zat, was de zeespiegel tientallen meters lager. Hierdoor vielen veel ondiepe zeeen, zoals de Noordzee, droog. Op die manier ontstonden routes waarlangs mens en dier zich konden verplaatsen, zoals de voorouders van de Amerikaanse indianen, die via de Bering straat vanuit Azie Amerika binnen trokken.

Voor het Kwartair zijn er nog meer ijstijdvakken geweest. Mogelijk is zo’n 600 miljoen jaar geleden er zelfs een periode is geweest waarin de hele aarde met ijs bedekt was (de ‘Snowball Earth’ theorie)!


Bij felle winterkou in arctische gebieden kunnen krimpscheuren in de bodem ontstaan. Sporen van die krimpscheuren worden in Nederland ook in de bodem aangetroffen. De scheuren vormen aan het oppervlak een veelhoekig netwerk. In de winter kan er in de openstaande scheur een laagje ijs worden afgezet. In de zomer dooit het ijs niet weg als de gemiddelde jaartemperatuur beneden de 0 graden is. Als het proces van scheuren en ijsafzetting jaar op jaar gebeurt, ontstaat een vertikale ijslaag in de bodem, een

ijswig. Als het klimaat warmer wordt smelt het ijs, maar de struktuur blijft in de bodem zichtbaar. In grote delen van Europa zijn dergelijke fossiele ijswiggen te vinden in lagen die in de ijstijd zijn afgezet door rivieren of door de wind. Ze laten zien hoe koud het klimaat was. Voor de vorming van ijswiggen moet de temperatuur gemiddeld over het hele jaar 4 graden onder 0 liggen.

IJswig polygonen in de toendra in Canada

ijswig polygonen
ijswig met ijs
IJs in ijswiggen in Canada
ijswig
Fossiele ijswig in een zandlaag uit de ijstijd in Duitsland

IJstijd onderzoek

Het ijstijd-klimaat is nog steeds een van de grootste raadsels van het klimaat-onderzoek. Bij onderzoek aan ijskernen uit de Groenlandse ijskap bleek 15 jaar geleden dat het klimaat zeer sterk kon wisselen. In zeer korte tijd – een mensenleeftijd of nog korter – kon het van ijzige koude omslaan in een klimaat dat niet veel kouder was dan het huidige, om dan vervolgens weer af te zakken naar ijzige koude. Ook het einde van de ijstijd is zo snel gegaan, alleen bleef het toen warm, nu al zo’n 10000 jaar heeft zich geen terugval naar koude voorgedaan.Zolang we de veranderingen in het klimaat tijdens de ijstijden niet goed begrijpen, missen we een belangrijk deel van de kennis die we nodig hebben om het klimaat in de toekomst te begrijpen. Mensen hebben een zeer sterke invloed op het klimaat op allerlei manieren – door luchtverontreiniging (broeikaseffect), door veranderingen aan het landoppervlak (landbouw, stadsuitbreiding). Maar zolang we niet weten wat er achter de klimaatveranderingen in het verleden zat, blijft het moeilijk om klimaatverandering in de toekomst te voorspellen.Reconstructie van klimaatveranderingen in de geschiedenis van de aarde, uit verschillende geologische gegevens. De koude perioden zijn ijstijd-perioden, tijdvakken waarin ijstijden optraden. Circa 600 miljoen jaar geleden is de aarde mogelijk geheel met ijs bedekt geweest (‘Snowball earth’ theorie).older ice agesHet klimaat in het Kwartair, het laatste ijstijd-tijdvak. De koude (blauwe) pieken in de grafiek zijn de ijstijden. Deze reconstructie is gemaakt aan de hand van loess-lagen in China. Loess is door de wind afgezet woestijnzand, waarvan in China dikke pakketten te vinden zijn. In de koude tijden waait de wind uit Siberie harder en is het stof groverLOESS
De laatste IJstijd: Het klimaat gereconstrueerd aan de hand van de chemie van het ijs in de Groenlandse ijskap. De verhouding tussen de zuurstof isotopen 16O en 18O is een maat voor de temperatuur op het moment dat het ijs werd gevormd. Binnen de ijstijd kwam veel variatie in het klimaat voor: ‘stadialen’ (koud) en ‘interstadialen’ (warm). Vooral de opwarmingen van het klimaat kon zeer snel gaan!ICE CORE

Oorzaken van ijstijden

Naar de oorzaken van ijstijden blijft het gissen. De belangrijkste theorie is de Milankovich theorie. Volgens deze theorie zorgen schommelingen in de stand van de aardas, en periodieke veranderingen in de baan van de aarde voor kleine verschillen in de hoeveelheid zonlicht op aarde. Maar dat is op zichzelf niet genoeg. De ligging van de continenten – vooral op het noordelijk halfrond, dichtbij de polen – is ook belangrijk. Dat kan zorgen voor grote besneeuwde oppervlakken die weer zonlicht terug kaatsen. Er zijn veel verschillende, ingewikkelde terugkoppelingen in het klimaatsysteem waar we nog weinig van weten!

Milankovich cycli

Volgens de Milankovich theorie zijn er drie belangrijke cycli die de ijstijden bepalen:
– De baan van de aarde rond de zon is niet precies een cirkel, maar een ellips. De eccentriciteit (langgerektheid) van de ellips verandert regelmatig, er zitten cycli in de eccentriciteit van ongeveer 100.000 en 400.000 jaar. Deze cyclus heeft invloed op de afstand aarde-zon.
– De stand van de aardas ten opzichte van het baanvlak schommelt ook regelmatig, tussen een hoek van 22o en 24.5o, met een peride van ongeveer 40.000 jaar. Deze cyclus heeft invloed op de hoek waaronder de zonnestralen de aarde raken op het noordelijk en zuidelijk halfrond.
– Ook de stand van de aardas in de ruimte vertoont een schommeling: de precessiecyclus. Je kunt dit vergelijken met de schommelingen in de draaias van een tol. Er zit een cyclus van ongeveer 20.000 jaar in. Deze cyclus bepaalt op welk tijdstip in het jaar de aarde het dichtst bij de zon staat.De laatste ijstijd: stadialen en interstadialen
Hengelo dooimeer
Van de laatste ijstijd is veel in detail bekend. Het was geen uniform koude periode: er waren afwisselend warme en koude intervallen, de warme heten ‘interstadialen’ en de koude ‘stadialen’. Sinds kort is ontdekt dat die stadialen en interstadialen elkaar snel afwisselden – met een ritme van zo’n 1500 jaar. Bovendien kon vooral de opwarming zeer snel gaan, binnen enkele tientallen jaren, of nog korter. De terugkeer naar een koud stadiaal ging weer langzamer, er zit een soort zaagtandbeweging in het klimaat.
Veel hierover is bekend geworden uit boringen in het ijs van Groenland en Antarcica. Vooral de ijskap op Antarctica bevat informatie over verschillende ijstijden. De verhouding van zuurstof isotopen in het ijs is een maat voor de temperatuur. Door die isotopenverhouding te meten, kan de temperatuur op de ijskap geschat worden (zie boven).In de Nederlandse bodem zijn de sporen van de snelle opwarming aan het begin van de interstadialen ook te vinden (links). Op deze foto is een dooimeer afzetting te zien, ontstaan doordat het ijs in een permanent bevroren bodem met ijswiggen ontdooide. Deze foto is genomen bij de bouw van viadukt ‘Noorkeveld’ over de A1 bij Hengelo.

Oude kou kwam toch niet door explosie

28 juli 2010

George Beekman

Er zijn geen aanwijzingen dat de koudeperiode van 13.000 jaar geleden, het ‘Jonge Dryas’, het gevolg was van de explosie van een komeet of reuzenmeteoriet in de dampkring.

Volgens de aanhangers van deze theorie zou zo’n explosie in grote delen van Noord-Amerika en Europa megabranden hebben veroorzaakt waarvan de rook de zon voor lange tijd aan het zicht onttrok. Maar volgens Britse onderzoekers is er niets wat op zo’n catastrofale gebeurtenis wijst.

De koudeperiode trad in tijdens het einde van de laatste ijstijd, toen het op aarde al weer geleidelijk warmer werd. Maar 12.900 jaar geleden werd het opeens weer tien graden kouder. Deze koudeperiode duurde 1.300 jaar en wordt het Jonge Dryas genoemd, naar het toendraplantje Dryas octopetala (zilverkruid). In Noord-Amerika stierven toen vele planten en zoogdieren uit.

Enkele jaren geleden opperden de Amerikaanse onderzoekers Richard Firestone en Douglas Kennett dat de kou misschien werd veroorzaakt door de inslag van een komeet of planetoïde. De intense hitte daarvan zou catastrofale natuurbranden hebben veroorzaakt die lange tijd heel veel stof in de atmosfeer brachten.

Firestone en Kennett baseren hun theorie op een aardlaag met verschroeid organisch materiaal die uniek zou zijn voor het begin van het Jonge Dryas. Andrew Scott en collega’s hebben nu echter aangetoond dat dit materiaal, zoals koolstofbolletjes en houtskooldeeltjes, helemaal niet uniek is voor deze laag. Die deeltjes zitten ook in aardlagen die duizenden jaren ouder en jonger zijn. Ze ontstaan tijdens periodiek optredende natuurbranden.

Verder blijken de vorm en structuur van de koolstofbolletjes overeen te komen met die van ‘sclerotia’, klompjes verharde schimmeldraden. Dat wijst niet op de verzengende hitte van een inslag en een megabrand. Als zulke klompjes boven de 350 graden worden verhit, verliezen zij hun structuur.

Volgens Scott laat het nieuwe onderzoek weinig heel van de theorie dat de abrupte klimaatverandering die het Jonge Dryas inluidde, veroorzaakt werd door een object uit de ruimte. ‘Deze theorie is in sommige kringen erg populair, maar wordt door niets ondersteund’, aldus Scott. Het onderzoek van Scott en collega’s wordt binnenkort gepubliceerd in de Geophysical Research Letters.

Opwarming geeft kou

thermohaline circulatie
Naar de oorzaak van die zaagtandbeweging is veel onderzoek gedaan, vooral door te kijken naar boorkernen uit diepzee sedimenten in de Atlantische oceaan. Daaruit komt een merkwaardig beeld naar voren: opwarming kan de aanzet zijn voor nieuwe koude.In het klimaat zoals we dat nu kennen transporteert de warme golfstroom warm en zout water uit de tropen naar het hoge noorden. Daar koelt het af en dit zware zoute water zinkt naar de bodem van de oceaan (rechts). Vervolgens stroomt het over de bodem weer terug naar het zuiden. Deze oceanische warmtepomp (‘thermo-haliene circulatie’) is niet stabiel. Tijdens de ijstijd is de circulatie verschillende gestopt en vervolgens weer gestart.Hoe komt het dat de warmtepomp kan afslaan, wie draait er aan de knop? Dat is het ijs zelf. Als het noordelijk halfrond opwarmt in de ijstijd, gaan de ijskappen smelten. Dat levert enorme hoeveelheden koud, zoet water op, dat een lager soortelijk gewicht heeft dan zout zeewater. Er komt als het ware een ‘deksel’ van koud, licht water op de noordelijke oceaan te liggen, dat het zoute, warme water uit het zuiden tegenhoudt. Bovendien bevriest het makkelijker waardoor meer zee-ijs gevormd wordt. Kortom, de warmtepomp stopt, de noordelijke zeen worden kouder en de gletsjers kunnen daardoor weer groeien. Op deze manier werd een snelle opwarming steeds weer gevolgd door langzarhand terugkerende kou. Totdat een langere, meer stabiele opwarming aan het eind van de ijstijd de oceaan-warmtepomp voor langere tijd aanzette.Tot voor kort was niet bekend dat het klimaat op aarde zo ontzettend instabiel kon zijn, we weten dit nog maar zo’n 15 jaar. We zijn gewend aan een relatief stabiel klimaat; in historische tijden hebben zich niet zo grote schommelingen voorgedaan als in de ijstijd. Maar egenlijk is instabiliteit normaal. De ijstijden met hun instabiele klimaat hebben de laatste paar miljoen jaar de overhand gehad, interglacialen met een stabiel klimaat zoals we die nu kennen duurden relatief kort.

Nederland tijdens de ijstijden

Weichsel landijsbedekking

Europese ijskappen tijdens de laatste ijstijd, ca 20.000 jaar geleden (Weichselien)

 Saale landijsbedekking
Europese ijskappen tijdens de voorlaatste ijstijd, ca 150.000 jaar geleden (Saalien)

stuwwallen kaart

stuwwalvorming
Nederland is tijdens zeker twee ijstijden gedeeltelijk met ijs bedekt geweest. Dat heeft grote gevolgen gehad voor het landschap. Vooral van de voorlaatste ijstijd (het Saalien) is nog veel te terug te vinden in het relief van Nederland. Het ijs van de Scandinavische ijskap lag toen tot aan de lijn Nijmegen-AmsterdamIn die tijd zijn de heuvelruggen in midden en oost Nederland ontstaan (Utrechtse heuvelrug, Veluwe, heuvelruggen in Salland en Twente). Ze zijn omhooggedrukt door het ijs. Door de druk van het gletsjerijs werden de grondlagen onder de gletsjers opzij gedrukt en over elkaar heen geschoven. Waar de grond weggedrukt werd ontstonden diepe bekkens. Smeltwaterstromen zetten zand en grind af langs de rand van het ijs. In noord-Nederland werd keileem afgezet onder het ijs, een mengsel van klei, zand en stenen. De grote zwerfstenen in Nederland zijn vaak door het ijs aangevoerd.lutterzan
Tijdens de laatste ijstijd kwam het landijs niet verder dan Denemarken en Noord Duitsland. Wel was het klimaat in de stadialen erg koud, het grootste deel van de laatste ijstijd groeiden er geen bomen in Nederland. In de extreem koude periode van 21000 tot 18000 jaar geleden was er poolwoestijn waarin de wind vrij spel had. We vinden veel windafzettingen uit die tijd, dat op veel plaatsen als een deken van een paar meter dik over oudere afzettingen heen ligt (‘dekzand’). Mensen tijdens de ijstijdlascaux grotschildering
Leefden er ook mensen tijdens de ijstijd in Europa? Jazeker. Ongeveer in het midden van de laatste ijstijd heeft zich zelfs een belangrijke verandering van de menselijke cultuur voorgedaan. Toen verscheen de moderne mens in Europa, en verdween de Neanderthaler. Uit die periode stammen ook de oudst bekende kunstuitingen: grotschilderingen en ivoren beeldjes.In grote delen van Europa was er tijdens de ijstijd genoeg te eten voor een goede jager. Er waren op de steppe-toendra grote kudden dieren: paarden, bisons, en ook echt groot wild: mammoeten.
Stage 3 logo
Het is nauwelijks voor te stellen wat de invloed van de snelle klimaatveranderingen op de mensen geweest kan zijn. Het klimaat kon in een mensenleeftijd volledig veranderen, van ijzige kou naar relatief warm, bijna zoals nu. Over de invloed van die klimaatveranderingen op de mensen weten we weinig. Enkele jaren geleden is er een onderzoeks project gestart waarin archeologen met landschaps- en klimaatdeskundigen hebben samengewerkt om de invloed van de klimaatveranderingen op de mens te onderzoeken. De eerste publikaties zijn dit jaar in de wetenschappelijke pers verschenen. Broeikas effect – De allerlaatste ijstijd?Moeten we blij zijn met het broeikaseffect, omdat we dan die barre ijstijden niet meer terugkrijgen?Als de Milankovich theorie klopt, kun je uitrekenen hoe lang het duurt wanneer de volgende ijstijd komt: het duurt nog zo’n 60.000 jaar. Voorlopig hoeven we ons dus geen zorgen te maken, en is het niet nodig om de aarde alvast warm te stoken.
CO2 Vostok ijskern
Bovendien blijkt dat we een hele grote invloed aan het uitoefenen zijn op de samenstelling van de atmosfeer, een invloed die zijn weerga niet kent in de geologiche geschiedenis. In de laatste 400.000 jaar varieerde het koolzuur gehalte van de atmosfeer tussen 190 en 280 ppm, afhankelijk van het ijstijd klimaat, een variatie dus van zo’n 90 ppm. Door menselijk toedoen is het koolzuurgehalte van de atmosfeer inmiddels gestegen tot 370 ppm, 90 ppm meer dan de maximale waarde van de laatste 400.000 jaar. We weten eigenlijk nog veel te weinig van het klimaat af om op zo’n onverantwoorde manier ermee te rommelen. En de ijstijden laten zien, dat er veel onverwachte schakelaars inzitten die plotseling omgezet kunnen worden, met onverwachte – en snelle – effecten. Wat eerst een geleidelijke verandering kan lijken, kan plotseling een rampzalige snelheid aannemen, die onze maatschappij niet kan bijbenen. Geen belegger zou zo’n risico op de beurs durven nemen…..

Het is zelfs mogelijk dat we door het broeikaseffect eerst nog een koude periode gaan beleven, door het effect van smeltend ijs op de oceanische warmtepomp zoals hierboven beschreven is. Snel afsmelten van de Groenlandse ijskap zou de warme golfstroom kunnen stoppen. De allerlaatste ijstijd misschien wel, voor de definitieve opwarming – naar een onleefbare planeet?
ice age earth
 ‘Snowball Earth’ is het ene uiterste waarin het klimaat van onze planeet kan verkeren.
venus
Onze zusterplaneet Venus is een voorbeeld van het andere uiterste – een extreem broeikaseffect, met een atmosfeer die voor 96% uit koolzuurgas bestaat en een oppervlakte temperatuur van 482 oC. Misschien toch maar liever de kou van een ijstijd – de mens heeft bewezen dat tenminste te kunnen overleven.
WAT VEROORZAAKT IJSTIJDEN?Elke 100.000 jaar of zo veroorzaakt een verandering in het gewiebel en gedraai van onze planeet om de zon een heuse ijstijd. De volgende zit eraan te komen over 80.000 jaar. Naar het waarom van dat fenomeen hebben wetenschappers nog steeds het raden, ondanks massa’s klimaatgegevens.Volgens de nieuwste inzichten zijn er niet vier ijstijden geweest, zoals lang gedacht, maar misschien wel vijftien.Het probleem voor de geologen is dat een ijstijd vaak de sporen van een vorige ijstijd grotendeels wegvaagt.Als belangrijkste externe factor voor het ontstaan van de recentste ijstijden wordt de hoeveelheid instraling van de zon op het noordelijk halfrond gezien.
——————————————————————————————————————————————————————
IJSTIJDTHEORIËN
°
DISCLAIMER  & BRON
Veel van het hier gepresenteerde ( en dikwijls   integraal overgenomen  ) materiaal___ in het bijzonder hieronder _____is afkomstig van de uitzonderlijk gedocumenteerde site  van   dhr  
Ton Lindemann
meteo-maarssen.nl
Het is natuurlijk meer dan   raadzaam om voor verdere detailleringen( en nog veel meer over paleoclimatologie en metereologie  )   naar  het origineel  op  die website te surfen

PALEOKLIMATOLOGIE

6 IJSTIJDTHEORIËN

Dit is het zesde hoofdstuk van de sectie paleoklimatologie. Heeft u de eerste hoofdstukken nog niet doorgenomen, dan adviseren wij u eerst de deze door te nemen. De hoofdstukken van de sectie paleoklimatologie zijn:

1 Inleiding,
2 Het ontstaan van de atmosfeer en de klimaten van het Precambrium,
3 Klimaten van het Paleozoïcum (Cambrium t/m Perm),
4 Klimaten van het Mesozoïcum (Trias t/m Krijt),
5 Klimaten van het Kaenozoïcum (Tertiair en Kwartair) en de toekomst van de atmosfeer,
6 IJstijdtheorieën, (dit hoofdstuk),
7 Excursiedoelen.

INLEIDING

Hieronder worden 11 verschillende theorieën gepresenteerd welke op een een of andere wijze de groei, afname of het begin van een een ijstijd(cyclus), het probleem van de zwerfstenen en zelfs de Zondvloed proberen te verklaren. Voor alle duidelijk: theorie챘n moeten gestaafd kunnen worden, dat wil ook hier zeggen dat lang alle genoemde theorie챘n niet pers챕 juist hoeven te zijn. Alle verklaringen hebben in principe betrekking op de Pleistocene ijstijden en dan met name van de laatste 800.000 jaar.
Er bestaat daarbij nog een andere hypothese voor het ontstaan en verdwijnen van de oudere ijstijden uit de aardhistorie. Deze houdt verband met de omloop van de zon in de Melkweg. Deze omloop duurt gemiddeld ongeveer 250 miljoen jaar. Tussenposen tussen de drie laatste grote bekende ijstijdperioden (Ordovicien, Permo-Carbonisch en het Pleistoceen) waren 185, 155 en 275 miljoen jaar. Dit zou suggereren dat de zon na globaal 챕챕n omloop in een kosmische stofwolk terecht zou kunnen komen waardoor de zonnestraling wordt getemperd/geabsorbeerd. Er is inderdaad geen perfectie overeenstemming, maar dat kan ook niet. Ook de Melkweg evolueert op dezelfde wijze zoals u uw tuin bij terugkomst na vakantie ook niet terug vindt, zoals u deze achterliet bij vertrek.

ZONDVLOED ALS THEORIE

Tot ver in de 19e eeuw werd het probleem van de zwerfstenen verklaard door de Bijbelse Zondvloed. Het idee dat men overal in Europa grote stenen vond welke van elders afkomstig waren en vaak over duizenden kilometers verplaatst waren konden niet anders verklaard worden dan door de werking van het zondvloedwater. Dit was in overeenstemming met de vele fossielen; kennelijk uit zee afkomstige dieren, welke tot ver in de hooggebergten gevonden werden en daar eveneens door de zondvloed achtergelaten zijn. Leyll was de eerste geoloog welke met een schriftelijk verklaring kwam en hij veronderstelde in 1833 dat de zwerfstenen bij de Noordpool waren ingevroren in de ijsbergen en door de zondvloed werden meegevoerd naar zuiden. Hoewel niet juist was zijn verklaring opzienbarend genoeg omdat hij aangaf dat zwerfstenen wel degelijk door het ijs konden worden verplaatst. Deze theorie staat daarmee op het kruispunt tussen de zondvloed en de moderne inzichten.


De Zwarte Zee na de IJstijd. Een natuurlijke dam of drempel hield het water uit de Middellandse Zee
tegen. Na doorbraak door het gestegen water liepen de paarse regio’s, beneden zeeniveau, snel
onder water; wat de Bijbelse Zondvloed zou verklaren.

Toch schijnt de Bijbelse Zondvloed op een geheel ander punt nog wel enige waarde te hebben. Enkele jaren geleden kwamen een paar geologen met opzienbarend nieuws waarmee de zondvloed gekoppeld werd aan het rijzen van het waterniveau van de Zwarte Zee ten gevolge van zeespiegelstijgingen door smelt van het landijs. Deze theorie zegt dat het waterniveau in de Zwarte Zee een stuk lager lag dan van de Middellandse Zee en dat de Zwarte Zee bij de Bosporus daarbij op een natuurlijke wijze was afgedamd. Wat tegenwoordig de ondiepe continentale delen van de Zwarte Zee zijn, was kort na de ijstijd nog gewoon land (de paarse regio’s op de kaart). Ongeveer 6.000 jaar geleden werd door het gestegen water in de Middellandse Zee de druk op de natuurlijke dam van de Bosporus zo groot dat deze doorbrak. In een razend tempo liepen de lage regio’s beneden zeeniveau rond de Zwarte Zee onder water. Vooral aan de steile zuidelijke Turkse oevers was de zeespiegelstijging niet bij te houden tijdens het vluchten. Inderdaad vinden archeologen in de ondiepe delen van de Zwarte Zee op veel plaatsen resten van verloren gegane beschavingen welke deze theorie zouden kunnen staven. Maar de moeilijkheid is dat de doorgang Bosporus de te klein is om een dergelijke snelle opkomende watervloed te kunnen verklaren.
Vooral onder de aanhangers van het verdronken Atlantis is een oudere variant van deze theorie gangbaar. In dat geval zou na de ijstijd door het gestegen water in de Atlantische Oceaan, ook door het smelten van landijs, tegenover het lage niveau van de Middellandse Zee, een natuurlijke dam in de Straat van Gibraltar zijn doorgebroken. Beide theorie챘n zijn niet algemeen geaccepteerd. Voornaamste bezwaar is vooral de dat de doorbraak pas voor het eerst optreedt tijdens het Holoceen en niet al tijdens eerdere interglacialen met soms veel hogere zeespiegelstanden.

GETSJERTHEORIEËN VAN VENETZ, CHARPENTIER EN AGASSIZ (eerste helft 19e eeuw)

Het moderne gezichtspunt om het probleem van zwerfstenen te verklaren werd in de eerste helft van de 19e eeuw ontwikkeld. Met horten en stoten kwam langzaam een gletsjertheorie tot stand welke inzicht gaf in de herkomst van de zwerfstenen door onderzoek te doen aan de morenen van de gletsjers. Ondertussen weten we dat gletsjers stenen over grote afstanden kunnen verplaatsen, maar dat konden de geleerden zich destijds niet voorstellen. Later ontwikkelde zich uit de gletsjertheorie ook al snel een ijstijdtheorie. Om inzicht te krijgen in de problemen waar men voor stond volgt hieronder het relaas van de ontwikkeling van deze theorie.

Alles begon feitelijk met waarnemingen van een eenvoudige landsman. Pierre Perraudin was een gemzenjager en Zwitserse bergbeklimmer en tijdens een zijn ontmoeting met bouwkundig ingenieur Ignatz Venetz vertelde hij hem rond 1815 dat de gletsjers van het Val de Bagnes ooit het gehele dal moesten hebben gevuld. Daarop onderzocht Venetz het dal en kwam tot de conclusie dat de gevonden krassen op de stenen inderdaad door het ijs gevormd konden zijn en gaf in zijn theorie aan dat eens ook grote delen van Europa onder het ijs bedolven lagen.


Van links naar rechts: schilderij: Ignatz Venetz, foto: Louis Agassiz, spotprent: William Buckland.

Charpentier, eerst fel tegenstander, begon na lezing van Venetz’s werk met het verzamelen van bewijsmateriaal en vond daarin voldoende aanknopingspunten om deze theorie te steunen. Tijdens lezingen was hoon zijn deel, ook van Agassiz. Nu wilde het toeval dat Charpentier de leermeester van Agassiz geweest was. Ondanks de achterdocht van Agassiz ging hij toch in op een uitnodiging van Charpentier om de Alpen te bezoeken, mede om de oude vriendschap niet te verstoren. Als snel raakte ook Agassiz bekeerd vanwege het overvloedig gevonden bewijsmateriaal.
De bekeerde Agassiz hield voor het Zwitserse Genootschap van Natuurwetenschappen een vurig en dramatisch betoog en sprak over een

“epoque van intense koude” veroorzaakt door een “Siberische winter, die zich verspreidde over de wereld, welke voorheen dicht begroeid was en werd bewoond door grote dieren”. Reusachtige gletsjers bedekten het Noordelijk halfrond dat “een lijkwade over de gehele natuur legde”. Pas later noemde hij deze periode “Eiszeit”. Een woord welke een collega van hem verzonnen had. Inderdaad, veel bijval kreeg Agassiz niet en zelfs de befaamde Humbold schreef hem: “Jouw ijs beangstigt me. Ik vrees dat je je met teveel onderwerpen tegelijk bezig houdt”. Agassiz was in de eerste plaats namelijk natuuronderzoeker met speciale kennis over fossiele vissen, zeesterren en andere onderwerpen die hem interesseerden. Daarbij bleven de meeste geleerden zich hardnekkig vasthouden aan de zondvloed. Bovendien moeten we erbij aantekenen dat de grote machtige Antarctische ijskap nog niet ontdekt was en dat men zelfs de Groenlandse ijskap niet kende, anders dan enkele gletsjerstongen. Er was teveel verbeeldingskracht nodig om te bevatten wat de Eiszeit inhield.


Onder leiding van Agassiz observeren geologen de werking
van het ijs op een morene tussen twee gletsjerstromen. Rechts
een ge챦mproviseerde veldpost.

Maar gedreven als Agassiz was kreeg hij het voor elkaar om een groot team op de been te brengen van onderzoekers, studenten en begeleidende medewerkers. Hiervoor bracht hij fondsen bij elkaar zodat het team omstreeks 1840 in de Alpen diepgaand onderzoek kon doen.
De grote doorbraak kwam toen een fervent aanhanger van de zondvloed theorie, de geestelijke en geoloog Buckland, Agassiz in Zwitserland bezocht. Hoewel onder de indruk, maar niet overtuigd, nodigde Buckland hem uit voor een bezoek aan het Schotse dal Glen Roy. Dit dal bestaat uit een aantal evenwijdige terrassen, waarvan men dacht dat dit ook het werk was van de zondvloed. Agassiz kon Buckland hier overtuigen dat dit het werk was van een geleidelijk zakkend waterniveau onder invloed van smeltende gletsjers. Buckland was nu ook bekeerd en met hem volgden vele Engelse geologen. Deze bekering leverde Buckland evenwel een spotprent op. Één van geologen schreef Agassiz:“Door jouw toedoen zijn alle geologen hier nu bezeten van gletsjers, en maken ze van Groot-Brittanni챘 챕챕n grote ijskelder”.

IJSTIJDTHEORIE VAN SIMPSON (1926)

De eerst volgende theorie welke ik vond is die van Simpson uit 1926. Vaak gaat men ervan uit dat een verminderde hoeveelheid zonnestraling een ijstijd in kan luiden. Maar Simpon laat ons met deze theorie zien dat 처처k een toename van zonnestraling tot ijstijden of aangroeiende gletsjers kan leiden. Het is evenwel een niet algemeen geaccepteerde theorie, al geven de meer ervaren meteorologen toe dat het basisprincipe zo slecht nog niet is.


IJstijdtheorie volgens Simpson; G1, G2, G3, G4 natte glaciale perioden; K2 Koude droge interglaciale perioden
I1, I2 warme natte interglacialen.

Uitgangspunt is dat bij het begin van de cyclus de begin temperatuur laag is, zoals in het Kwartair. Vervolgens volgen pieken en dalen in de zonnestraling elkaar op, op de voet gevolgd door een stijging en daling van de temperatuur, neerslagsommen en de verdamping en afsmelten van sneeuw en ijs. De uitkomst is dat een glaciale neerslagrijke periode (G 1) ontstaat doordat de zonnestraling toeneemt. Terwijl de temperatuur een stijgende tendens vertoont, neemt ook de neerslag toe en dat heeft tot gevolg dat de ijskap of gletsjers kunnen groeien. Maar op een gegeven moment wordt het toch te warm voor sneeuw en ijs en dan smelt uiteindelijk in een warme natte interglaciaal (I 1)het ijs. De cyclus herhaalt zich in omgekeerde volgorde en doet een een nieuwe uitbreiding van het ijs zijn intrede. Hier ontstaat dan de tweede ijstijd (G 2). Wanneer de zonnestraling in het minimum beland is, komen we opnieuw in een interglaciaal (KI). Koude lucht kan nu eenmaal minder water bevatten en dat resulteert in een afname van de neerslag. Simpson beschouwt deze evengoed koude periode, waarin de gletsjers niet meer groeien, als een interglaciaal. De derde glaciale periode (G 3) volgt dezelfde weg als de eerste (G 1), waarmee de cyclus rond is.
Een variant op deze theorie is in 1953 door Bell geïntroduceerd. Zij gaat er vanuit dat tijdens het stralingsminimum van het KI interglaciaal ten minste de Noordelijke IJszee begint te bevriezen. (Dit idee is verder uitgewerkt door Ewing). Als daarna de straling toeneemt neemt ook de neerslag toe en daarmee de groei van gletsjers. Totdat echter de temperatuur door hoge instraling van de zon te hoog wordt en er alsnog een warm interglaciaal ontstaat.

MILANKOVITCH-KURVES (1938)

De Millankovitch-kurves zijn een astronomische benadering om de ijstijden te verklaren. Het idee voor deze methode is afkomstig van James Croll, eind 18e eeuw. Maar tijdens het bestuderen van zijn resultaten kwam Millankovitch een groot aantal fouten tegen. In de twintiger en dertiger jaren van 19e eeuw heeft Millankovitch alles opnieuw doorgerekend, en daardoor staat deze methode nu te als de “Milankovitch-kurves” of de “Theorie van Milankovitch”. Van alle theorie챘n heeft de Theorie van Milankovitch tegenwoordig de meeste aanhang.


Grafisch overzicht van de Milankovitch-kurves.

Deze methode voor het ontstaan van ijstijden gaat uit van variaties in de baan van de aarde, de hoek welke de rotatie as van de aarde maakt met zijn baanvlak (ecliptica) en de presessie (de beweging van de hemelpool). Bovenstaande afbeelding geeft dit grafische weer. Bij deze methode gaat men ervan uit dan de zonnestraling constant is.

Excentriciteit van de aardbaan
De excentriciteit is een mate van ellipsvormigheid. Deze varieert cyclisch in 96.600 jaar van vrijwel cirkelvormig tot een uitgesproken ellipso챦de. Bij een cirkelvormige baan is in elk seizoen de ontvangen netto zonnestraling op aarde gelijk. Bij een ellipsvormige baan staat de zon in een seizoen verder van de zon (groter aphelium) en een halfjaar later er dichter bij (kleiner perihelium). Als dit gedurende de zomer of winter gebeurd nemen de extremen tussen deze seizoen toe.

Hoek aardas ten opzichte van de ecliptica
De stand van de aardas ten opzichte van het baanvlak rond de zon (ecliptica) is niet constant. Tegenwoordig is deze 23,5째, maar varieert in 41.000 jaar tussen 22,5째 en 24,5째. Hoe groter de hoek, des te uitgesprokener zijn de seizoensvariaties, daarbij gaan de winters meer strengen.

Precessie
De poolster is niet altijd de poolster. De aardas danst als een tol welke eens in de 26.000 jaar weer op zijn uitgangspositie terug komt. Dus ergens over 26.000 jaar is de huidige poolster weer poolster. Deze rondedans wordt precessie genoemd. In de winter van het noordelijk halfrond staat de het dichtste bij de aarde. Het is dan zomer op het zuidelijk halfrond. Over 13.000 jaar is dat omgekeerd en staat de zon het dichts bij tijdens onze zomers en is dan het verst verwijderd gedurende de zuidelijke winter. Dit betekent dat de zuidelijke winter strenger wordt. Er is immers al een groot continent met een ijskap aanwezig. Daardoor neemt de albedo toe, er wordt meer zonnestraling weerkaatst. Bovendien ontvangen wij in de winter dan minder zonne-energie. Uiteindelijk heeft dat een afkoelend effect op de gehele aarde. Dus ook het het kouder worden en mogelijk inzetten van een ijstijd op het noordelijk halfrond.

Milankovitsch-kurves: zie tekst.

Gevolgen
Als alle genoemde oorzaken samenvallen, dan zijn de condities gunstig om een ijstijd te laten ontstaan. Natuurlijk moeten we een theorie ook toetsen aan de waarnemingen. En inderdaad, als we de uitkomsten van Millankovitch vergelijken met de geologische bewijzen voor opgetreden ijstijden, dan blijken de Milankovitch-kurves verassend genoeg goed samen te vallen. Bovenstaande afbeelding laat voor diverse breedtegraden op aarde de ontvangen zonnestraling in de zomer zien, met aangegeven de verschillende ijstijden en interglacialen van het noordelijk halfrond van de laatste 600.000 jaar.

Kunnen we de Theorie van Millankovitch nu ook toetsen aan oudere, bijvoorbeeld de ijstijden uit het Mesozoïcum? Er zijn altijd storingen in de aardbaan en de rotatie van de aarde. Om te beginnen waren de dagen in vroeger tijd veel korter (er gingen dus meer dagen in een jaar) en dat komt weer doordat de maan dichterbij stond. Probeer het zelf maar uit en draai een steen aan kort touw rond. U moet veel ronddraaien om uw steen te kunnen blijven volgen. Laat het touw vieren en merk dat de steen veel langzamer ronddraait. Zo beïnvloed de afstand van de maan ook de daglengte op aarde.
Ook variaties in zonnestraling en vooral zonnewind kunnen op lange termijn van invloed zijn op de baan van de aarde. Kosmische ontmoetingen met grote kometen of meteorieten kunnen ook aanleiding geven tot wijzigingen in de aardbaan. Rekening houdende met deze omstandigheden heeft Heckel in 1986 een cyclische periodiciteit in de excentriciteit van de aardbaan van 400.000 jaar kunnen vaststellen in de Noord Amerikaanse sedimenten voor de Permo-Carbonische ijstijd.
Omgekeerd hebben we gezien dat ook variaties in de samenstelling van de aardatmosfeer, en dan in het bijzonder het kooldioxide gehalte, ook van invloed is. Zou deze ook in het Pleistoceen zeer hoog geweest zijn, dan is het nog maar de vraag of wij op het noordelijk halfrond ijstijden gekend zouden hebben. Maar in elk geval wel klimaat variaties in begrippen van koelere en warmere perioden.

IJSTIJDTHEORIE VAN PLASS (1956)

Deze ijstijdtheorie baseert zich op variaties van het kooldioxide gehalte in de atmosfeer. Is deze laag, dan kan dat tot ijstijden leiden, is deze hoog dan zijn er geen ijstijden. Terugkijkende op de ijstijden uit de aardgeschiedenis, dan zien we telkens relatief lage waarden tijdens ijstijden en hogere waarden als er geen ijstijden zijn. Op pagina 4 van de cursusbijlage is dat verband weergegeven.
Op grond van de huidige broeikasdiscussie en bijvoorbeeld de Permo-Carbonische ijstijd, contra de warmte tijdens het Krijt, lijkt acceptatie van deze theorie geen punt van discussie meer.

IJSTIJDTHEORIE VAN EWING EN DONN (1958)

In deze verfrissende theorie van Ewing en Donn is juist een ijsvrije Noordelijke IJszee nodig voor het ontstaan van ijstijden en het periodiek ontstaan en smelten van het zeeijs is zelfs de motor voor de wisselingen van glaciale en interglaciale perioden. Juist in een ijsvrije poolzee en vooral ook de aangrenzende oceanen kan voldoende verdamping plaats vinden welke leidt tot meer wolken en neerslag op de continenten (A). En in de vorm van sneeuw leidt dat tot aangroei van landijs (B). Op het moment dat het landijs een bepaalde kritische waarde bereikt heeft, zorgt het ijs voor een eigen versnelling. De albedo neemt toe, waarmee de temperatuur gaat dalen. Maar het zeewater heeft nog een relatief hoge temperatuur en deze combinatie bevordert verdamping, snellere verzadiging van water in de koude lucht en dus toename van sneeuwval. Het water behoudt lang de opgeslagen warmte, maar koelt ook moeizaam af. Volgens Ewing en Donn volgt het zeewater met een vertraging van 5.000 jaar het begin of eind van de glaciale landijsperiode. De bevroren Noordelijke IJszee is daarmee te laat om opnieuw veel neerslag uit verdamping te produceren om de terugtrekkende gletsjers te voeden. De bevroren poolzee is daarmee in deze theorie de aanzet tot het einde van een ijstijd (C) en een kenmerk van een interglaciaal (D). Zodra fase D bereikt is begint de cyclus opnieuw.


IJstijdtheorie van Ewing en Donn

IJSTIJDTHEORIE VAN WILSON (1964)

Wilson gaat uit van gletsjergroei op Antarctica voor het ontstaan van ijstijden op het noordelijk halfrond. Uitgangspunt hierbij is een plotselinge extreme snelle expantie van gletsjers. Sommige auteurs gaan daarbij uit van een groei van 100 m per 10 jaar. Tijdens het maximum van de expantie kan een zeer dikke ijslaag ontstaan, dikker dan tegenwoordig. De ijskap groeit daarbij tot over de rand van het continent. Op dat moment wordt de ijskap ook instabiel. Het gewicht van de ijsmassa druk het continent naar beneden tot het land onder de zeespiegel komt te liggen. Zeewater dringt door tussen het landijs en de landmassa’s, waardoor het landijs gaat drijven en het karakter van zeeijs krijgt. Het relatieve warme zeewater laat het ijs aan de onderzijde smelten waardoor het afbreekt. Op deze wijze kan een zeer groot deel van de Antarctische landijsmassa in zee schuiven en grote delen van de zuidelijke oceanen (tot 50째ZB) met zeeijs bedekken. Dit is het gebied van de Antarctische convergentie zone, het gebied waar de temperatuur van het zeewater rond het vriespunt ligt. Door het uitvloeien van het ijs neemt de albedo toe waardoor de wereldtemperatuur juist omlaag gaat. En daarmee zou dan ook een ijstijd ingezet kunnen worden op het noordelijk halfrond.

IJSTIJDTHEORIE VAN TANNER (1965)

Aanwas van landijs vindt volgens Tanner vooral plaats door neerslag aan de zuidelijke randen van de ijskap. Deze neerslag wordt met een relatief milde luchtstroom aangevoerd. Het landijs groeit op deze wijze in de richting van brongebied. Maar op een gegeven moment wordt de uitbreiding tegen gehouden omdat het te warm wordt voor verdere uitbouw van het ijs in zuidelijke richting. Geholpen door isostatie (zie hier beneden bij IJstijdtheorie van Oerlemans) vindt vervolgens een afsmelten van het ijs plaats, gevolgd door een interglaciaal.


IJstijdtheorie volgens Tanner


IJSTIJDTHEORIE VAN OERLEMANS(1980)

Wanneer een ijsmassa op een landmassa rust, zakt door de massa van het landijs de aardkorst naar beneden. De theorie van Oerlemans bekijkt de relatie tussen de massaverhouding en de wisselwerking tussen beiden. Het wegzakken en weer opveren van de korst door landijs wordt ook wel isostasie genoemd. Dat verschijnsel is weergegeven in figuur A t/m D hieronder.
Door toename van sneeuwval neemt niet alleen de dikte van het landijs toe, maar kan het ook groeien. Dit gaat door zolang er meer sneeuw en rijp valt dan er door afsmelting en verdamping verdwijnt. In figuur E is dat boven de lijn P-P’. Maar op het moment dat de aardkorst begint te zakken (figuur B) slaat de balans snel door in de andere richting en treedt er ablatie op (afname van gletsjerijs). De cyclus is dus afhankelijk van twee grootheden: Ontwikkeling, groei en massa van het landijs en de eigenschappen van korst en mantel nodig voor het dalen en opveren van het land. De periode van deze cyclus zou ongeveer 100.000 jaar bedragen, maar het inzetten van een daadwerkelijke ijstijd is wel afhankelijk van andere oorzaken zoals de Milankovitch-kurves.

Isostasie bij ijskappen (A,B,C,D) en de IJstheorie van Oerlemans (E): Isostatie: Door de massa van het ijs wordt de aardkorst
naar beneden gedrukt (A). Door tegendruk ontstaat er een evenwichtsituatie (B). Als het ijs smelt valt de druk van het ijs weg en
veert de aardkorst weer op (C). Maar omdat de korst niet zo snel kan reageren blijft er lange tijd een inzinking bestaan, totdat er
een nieuw evenwicht ontstaan is (D).
E: Schema van aangroei van landijs volgens Oerlemans: Landijs kan alleen ontstaan als punt r van de lijn r-r’ op het land ligt.
Als r in de Poolzee ligt en de toppen van landmassa’s niet boven de lijn r-r’ uitkomen, dan ontstaat er geen landijs. Een ijskap die
er eenmaal ligt zal blijven doorgroeien tot isostasie dit compenseert

——————————————————————————————————————————————————————–

°

° IJstijden niet te verklaren met Milankovic
Natuurwetenschap & Techniek
Tegenwoordig is het algemeen aanvaarde idee onder paleoklimatologen en astronomen dat de ijstijden van de laatste miljoen jaar werden aangedreven door variaties van de baan van de aarde. Dit is de zogenaamde Milankovic-theorie.

Deze veranderingen van de aardbaan als gevolg van de aantrekkingen van de andere planeten kan men heel nauwkeurig terugrekenen in de tijd. Er blijken daarbij drie periodiciteiten op te treden:
1) Een periode van ongeveer 106.000 jaar waarin de excentriciteit van de baan (de ovaalheid) varieert. Bij de grootste ovaalheid en een bepaalde stand van de aardas ten opzichte van het perihelium (het punt waar de aarde het dichtst bij de zon staat) kan dit aanleiding geven tot een maand verschil in de duur van de winter ten opzichte van de zomer, waarbij op het ene halfrond de zomer een maand langer is dan de winter en op het andere halfrond juist het omgekeerde het geval is.
2) Een verandering in de hoek die de aardas maakt met het baanvlak van de aarde. Deze is nu ongeveer 66.5 graad: dit is de geografische breedte van de poolcirkels. Deze hoek kan een aantal graden vari챘ren, met een periode van 41.000 jaar, waardoor de poolcirkel soms dichterbij de pool ligt en soms er verder af. In het laatste geval verwacht je grotere poolkappen.
3) Een periode van gemiddeld ongeveer 26.000 jaar waarin de stand van de aardas ten opzichte van het perihelium ronddraait. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de precessie van de aardas. Hierdoor verandert de toestand van lange winter ten opzichte van zomer voor een bepaald halfrond na 10.000 jaar in zijn tegengestelde. Na ongeveer 26.000 jaar is de oude toestand weer terug.Eigenperiode
Wat men nu door boringen in de ijskappen in Groenland en Antarctica, en ook door onderzoek van diepzeeslib heeft waargenomen over de laatste 800.000 jaar is dat er duidelijk een hoofdperiode is van de temperatuurveranderingen (dus van de ijstijden) van ongeveer 100.000 jaar. De grootste temperatuursveranderingen treden op met deze periode. Daarnaast ziet men duidelijk ook een periode van 41.000 jaar, als een golf van kleinere amplitude over die grote 100.000 jaar golf.
Het is nu onder astronomen en paleoklimatologen de gewoonte om te zeggen: die variatie over 100.000 jaar is toe te schrijven aan de excentriciteit van de aardbaan en de 41.000 jaar periode is die van de variatie in de stand van de aardas.
Dit laatste is geloofwaardig, want als de hoek van de aardas met de baan kleiner wordt, worden beide poolkappen groter, dus men kan begrijpen dat dan de hele aarde kouder wordt.
Maar waarom die waargenomen hoofdperiode in de temperatuur, van 100.000 jaar, iets met de excentriciteit van de aardbaan te maken zou hebben is volkomen onduidelijk. Immers: als die excentriciteit groot is zal nu eens het ene halfrond 100.000 jaar lang lange winters hebben (terwijl het andere halfrond dan juist lange zomers heeft) en daarna weer 100.000 jaar lange zomers.
Er is niemand die een geloofwaardig fysisch mechanisme heeft kunnen bedenken waarom die circa 100.000 jaar periode van de excentriciteit zo’n enorm sterke temperatuurvariatie – in feite de eigenlijke ijstijden – zou kunnen veroorzaken.
Mijn tegendraadse stelling (tegen alle astronomen en vrijwel alle paleoklimatologen die zich met dit probleem bezighouden) is dat die waargenomen 100.000 jaar periode niets met de aardbaan te maken heeft, maar dat dit de eigenperiode van de aarde (of van het aarde- plus oceaansysteem) is.Drijvende gebergten
Een van de weinige paleoklimatologen die er ook zo over denkt is gletsjeronderzoeker en Hans Oerlemans uit Utrecht. Hij heeft ooit in zijn proefschrift een aardige theorie gelanceerd waarin hij stelt dat die 100.000 jaar de periode is waarin de aardkorst onder een zich vormende ijskap (zoals die van Scandinavi챘) wegzinkt in de mantel van de aarde, als gevolg van het groeiende gewicht van de ijskap. Aan het begin steken dan de Scandinavische gebergten 3000 meter boven de aardmantel uit.
Als ze zo hoog zijn begint er zich een ijskap op te vormen. Als zich er een 2000 meter dikke ijskap op die bergen gevormd heeft, drukt het gewicht van die kap het gebergte naar beneden, de mantel van de aarde in (gesteenten van gebergten zijn lichter dan die van de mantel, en de gebergten drijven als het ware in de mantel). Dat gaat uiterst langzaam, omdat die mantel ‘stroperig’ is, maar na 100.000 jaar is dat gebergte dan 2000 à 3000 meter de mantel ingedrukt, waardoor de ijskap op zeeniveau is komen te liggen. Op dat niveau is de temperatuur hoger en smelt de kap weg.Het gebergte van Scandinavië komt daarna geleidelijk weer omhoog (dat gebeurt zelfs tegenwoordig nog steeds, 10.000 jaar na het einde van de laatste ijstijd) en als het weer 3000 meter hoog is geworden kan de nieuwe ijstijd beginnen met de groei van een nieuwe ijskap op die bergen.
In vrijwel alle boeken over klimaatverandering lees je tegenwoordig ‘dat het nu wel duidelijk is dat de ijstijden van de laatste miljoen jaar veroorzaakt zijn door de veranderingen van de aardbaan: de Milankovic-theorie.’
Mijn stelling is dat dit niet waar is, dat de hoofdoorzaak van de ongeveer 100.000-jarige hoofdperiode te zoeken is in de aarde zelf, en dat daaroverheen – als de aarde eenmaal koud is – ook die variaties van de stand van de aardas (41.000 jaar) er nog wel een temperatuurpiek of dal overheen geven, evenals de 26.000-jarige precessieperiode, maar dat beide processen niet de hoofdoorzaak van de ijstijden zijn.

Ed van den Heuvel
Emeritus hoogleraar sterrenkunde, Universiteit van Amsterdam

IJstijden verklaard ?

Elmar Veerman

Sluit dit venster

Bij de laatste ijstijden lag voor wel 70 meter zeespiegeldaling aan water opgeslagen in de Noord-Amerikaanse ijspakketten, en nog 40 meter in Eurazie

http://noorderlicht.vpro.nl/noorderlog/

De ijstijden werden vanaf een miljoen jaar geleden een stuk kouder en langduriger doordat twee ijskappen aan elkaar waren gegroeid, verklaren twee Nederlandse klimaatonderzoekers in Nature.

Als je de laatste eeuw buiten beschouwing laat, is de temperatuur op het noordelijk halfrond in de afgelopen drie miljoen jaar geleidelijk met zo’n tien graden gedaald. Vanaf 2,6 miljoen jaar geleden wisselden ijstijden en warmere perioden elkaar af. Dat lag grotendeels aan de zogenaamde Milankovitch-cycli, periodieke veranderingen in de positie van de aarde ten opzichte van de zon. Maar die verklaren niet waarom de ijstijden vanaf een miljoen jaar geleden kouder waren en wel 100 duizend jaar duurden, terwijl daarvoor 41 duizend jaar de norm was.

Richard Bintanja (KNMI) en Roderick van de Wal (Universiteit Utrecht) hebben nu wel een verklaring. Ze lieten een computermodel rekenen aan wat er bekend is over temperatuur, landijsbedekking en zeeniveau van de afgelopen drie miljoen jaar en zagen dat het ijs in Noord-Amerika bij elke cyclus een beetje terrein won. Een miljoen jaar geleden was het zo ver opgerukt, dat twee grote ijsmassa’s aan elkaar waren gegroeid. Die waren samen stabieler dan afzonderlijk en hielden het zo koud, dat de ijstijden langer aanhielden. Maar als zo’n ijstijd ten einde liep, ging dat wel sneller. Het ijspakket was na honderdduizend jaar kou zo dik en instabiel geworden, dat het snel uit elkaar viel en de zee in schoof.

Persbericht KNMI : http://www.knmi.nl/VinkCMS/news_detail.jsp?id=42976

http://en.wikipedia.org/wiki/Milankovitch_cycles

Nieuwe hypothese geeft elegante verklaring voor snelle einde van ijstijd
Onderzoekers denken het antwoord te weten op de vraag waarom ijstijden zo snel konden verdwijnen.
Karel knip

4 juli 2010 . Hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat ijstijden, die de laatste miljoen jaar elk afzonderlijk toch wel zo’n 100.000 jaar duurden, binnen een luttele 15.000 jaar konden omslaan in hun tegendeel? En hoe slaagde het zuidelijke halfrond er elke keer in de ontwikkelingen op het noordelijke halfrond naar geologische maatstaven zo razendsnel te volgen? Daarop menen Amerikaanse onderzoekers het antwoord te hebben gevonden. Het is nog maar een hypothese, maar een elegante hypothese die rijen afzonderlijke, vaak moeilijk te duiden waarnemingen op een logische wijze verbindt. Zij berichten erover in Science van 25 juni.

Zeeijs bij Groenland.

Zeeijs bij Groenland.
Foto Environment Canada

Door het gemeenschappelijk effect van een drietal ritmische veranderingen in de baan van de aarde neemt de zomerse zonne-instraling van de aardstreken rond de Noordpool met een periode van ongeveer 100.000 jaar toe en af. Dat is in overeenstemming met de theorie van Milankovic (1930) die als eerste de invloed van de baanveranderingen berekende. Voor het zuidelijke halfrond zijn de veranderingen veel kleiner, maar toch doet dat steeds vrolijk mee in de afwisseling van koud en warm.

Ongeveer 20.000 jaar geleden begon het ijs op het noordelijk halfrond zich na een gestage aangroei van zo’n 100.000 jaar opeen weer geleidelijk terug te trekken en 7.000 jaar geleden was van de enorme ijskap die ooit Noord-Amerika bedekte bijna niets meer over. Rond Antarctica begon het ijsverlies wat later, ruwweg 18.000 jaar geleden, maar was het eerder voltooid: ongeveer 11.000 jaar geleden.

George Denton (universiteit van Maine) en zijn collega’s bedachten een keten van gebeurtenissen die de mondiale koppeling tussen noord en zuid tot stand kon brengen. Ze baseerden zich daarbij op sporen van klimatologische veranderingen die zijn achtergebleven in het ijs van Groenland en Antarctica, in het slib van de oceaanbodem en in diepe grotten.

Denton c.s. stellen zich voor dat het eerste ijsverlies rond de Noordpool zóveel ijs en smeltwater in de oceaan bracht dat het de warme Golfstroom afremde of zelfs tot stilstand bracht. Van de weeromstuit kon het zeeijs rond Groenland zich ’s winters veel verder uitbreiden dan voorheen. Op zijn beurt beïnvloedde dat het atmosferisch stromingspatroon, de loop van depressies en de situering van passaten en moessons. Klimaatmodellen maken dat waarschijnlijk. Westenwinden kwamen dichter bij Antarctica te liggen dan voorheen. Ze verdreven daar het zeeijs en versterkten een lokale oceanische ‘opwelling’ die veel extra CO2 in de atmosfeer bracht. Zo werd de Milankovic-opwarming mondiaal versterkt. Andere onderzoekers hebben de hypothese al ‘overtuigend’ genoemd

Landschapsvormen samenhangend met de landijsbedekking

De landijsbedekking heeft vele sporen achtergelaten. Deze sporen kunnen worden vergeleken met sporen van huidige gletsjers en landijs in bijvoorbeeld Zwitserland, IJsland en Groenland. Zo weten we meer over hoe ze gevormd zijn. Bij landijs vinden we vooral morenes (met zwerfstenen), stuwwallen, puinzandwaaiers en glaciale bekkens. Deze structuren komen in noordelijk en midden Nederland veel voor, onder andere de Hondsrug, en de heuvels Lemelerberg, Sallandse Heuvelrug, Friezenberg, Markelose berg, Lochemerberg, Hettenheuvel, en de heuvels van Montferland.

Gletsjers en landijs vervoeren puin dat is opgenomen langs het pad van de ijsstromen. Na afsmelten van het ijs vormt dit de grondmorene. In Nederland is de zogenaamde keileem het karakteristieke afsmeltingsproduct van de laatste ijsbedekking. In deze keileem bevinden zich zeer grote zwerfstenen (soms door de mens tot Hunebedden opgestapeld). Een relatief klein deel van het door het landijs afgezette materiaal komt uit Scandinavi챘. Een groot deel betreft eerder door rivieren en de zee afgezet materiaal uit Noord Nederland en aangrenzende gebieden in de Noordzee en Duitsland zelf. Een mooi voorbeeld van een morenelandschap is de omgeving van Lichtenvoorde: zwak golvend en vol zwerfstenen van Scandinavische oorsprong. Keileem treft men aan in heel Noord Nederland: op Texel, in de Waddenzee, in Friesland, in Groningen, in Drenthe en in aangrenzend Noord-Duitsland.

Doorsnede van het IJsseldal van west naar oost ter hoogte van Olst

Doorsnede van het IJsseldal van west naar oost ter hoogte van Olst

Vaak ook stuwde de schuivende ijsmassa lagen bevroren ondergrond op tot stuwwallen. Voorbeelden van zulke structuren zijn de Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe, de Sallandse Heuvelrug, de heuvelrug van Nijmegen-Kleef-Xanten en verder tot aan D체sseldorf (Duitsland). De Torenberg ten noordwesten van Apeldoorn is met 107 meter +NAP de hoogste stuwwal van Nederland. Keileem komt alleen lokaal voor in de stuwwallen.

Een belangrijk verschil tussen een morene-wal en een stuwwal is het materiaal waar uit ze bestaan. Morene-wallen bestaan uit los door het ijs getransporteerd materiaal (de leem en de keien uit de keileem). Stuwwallen bestaan uit bloksgewijs opgestuwde oudere grondlagen, die wat vervormd, geplooid en verplaatst zijn, maar verder nog zoals ze veel eerder werden afgezet. Aan de lagen is duidelijk te zien dat dit oorspronkelijk horizontaal afgezet is geweest, en aan de plooingsstructuren en vorm van de heuvels kunnen de richtingen van ijslobben aan de rand van de ijskap afgeleid worden. Tussen de hoogste stuwwallen liggen soms tot ruim honderd meters diep uitgeslepen dalen (onder het huidige IJsseldal (zie figuur), onder de Gelderse Vallei, onder Amsterdam). Deze bekkens raakten vanaf direct na hun vorming met afsmeltingsproducten, en rivier, kust en wind afzettingen opgevuld – zijn merendeels nog steeds topografische laagtes.

Landschapsvormen uit het laatste glaciaal

Tijdens het laatste glaciaal (Weichsel of W체rm) was Nederland niet met landijs bedekt. De meest zuidelijke uitbreiding van het landijs was net ten oosten van Sleeswijk-Holstein in Noord-Duitsland en aangrenzend Polen.

Wie zich het landschap in Nederland in een glaciaal wil voorstellen kan niet zonder meer ter vergelijking kijken naar streken die nu dicht bij de pool liggen: ook in een glaciaal kon de Zon hier ’s zomers hoog aan de hemel staan; de dag-nachttemperatuursvariatie zal veel groter zijn geweest.

In Nederland heerste overwegend een toendra klimaat. Tijdens de koudste en meest schrale perioden had de wind vrij spel en er werd op grote schaal dekzand afgezet, dat soms ruggen vormde. Ook werden gedurende het laatste deel van deze koude periode de rivierduinen of donken gevormd, uitgewaaid uit drooggevallen beddingen van de grotere rivieren.

Het grondwater in de ondiepe ondergrond raakte in het laatste glaciaal bevroren (permafrost). In samenhang met het bevroren raken werden in Nederland veel pingo’s gevormd. De overblijfselen hiervan heten pingoru챦nes. Ze zijn herkenbaar als meertjes of vennetjes. In bijvoorbeeld Drenthe liggen tal van kleine meertjes die soms erg diep zijn. Ze liggen op het plateau van Midden-Drenthe en vormen de gletsjerkommen van Smilde, Dwingeloo, Gieten, Grolloo, Hooghalen, Orvelte, Gees, Appelscha, Mekelermeer en het Esmeer. Ook op de Veluwe komen pingoru챦nes voor, bijvoorbeeld het Uddelermeer.

Afzettingen in Nederland en Belgi챘 uit de laatste glacialen

In grote delen van Nederland is door de wind dekzand afgezet. Dit is een enkele meters dik zandpakket dat als het ware een soort afdekking vormt. Het komt voornamelijk voor in het midden, zuiden en oosten van Nederland.

In Zuid-Limburg, Midden-Belgi챘 en grote delen van Duitsland is door de wind l철ss afgezet. l철ss is fijner dan dekzand (korrelgrootte in de silt-fractie resp. de zand-fractie) en kent daardoor ook ander bodemvorming.

In glacialen waren de grote rivieren veel breder dan in interglacialen en vervoerden ze meer zand en grind. Het merendeel van de terrassen langs bijvoorbeeld de Maas (Limburg) en de Rijn (Rhur-gebied, Keulen, Bonn) bestaat uit zand en grind dat werd afgezet in glaciale periodes. De terrassen uit oudere glacialen liggen hoger en zijn bedekt met dikkere pakketten l철ss en dekzand.

Landschapsvormen buiten Nederland en België

Enkele feiten:

  • In de Alpen zijn vele (U-vormige) dalen gevormd door uitslijping door gletsjers.
  • Bij gletsjers in berggebieden vinden we karen en kartrappen (door gletsjers afgeslepen bergwanden en kammen), trogdalen en hangende dalen. Deze structuren komen in Nederland niet voor, maar uitsluitend in bergachtige gebieden.
  • De fjorden in Noorwegen zijn door de landijsbedekking uitgeslepen.
  • De Grote Meren in Noord-Amerika zijn gevormd tijdens de landijsbedekking in het laatste glaciaal.

Zeespiegelniveau

Gedurende de Pleistocene glacialen was het niveau van de zeespiegel veel lager dan tegenwoordig. Het zeewater was opgeslagen in de ijskappen die tot drie kilometer dik waren. Als gevolg hiervan stond de zeespiegel maximaal ongeveer 125 meter lager dan tegenwoordig. De Noordzee stond dus droog en mensen en dieren konden zich zonder probleem tussen het huidige Nederland en Engeland verplaatsen. Een bewijs voor het feit dat de Noordzee droogstond wordt geleverd door vissers die soms mammoetbotten in hun netten vangen.

Ook andere ondiepe zeeën stonden droog tijdens de glacialen. Zo stond de Beringstraat tussen Siberië en Alaska droog, en waren ook Tasmanië en Australië met elkaar verbonden.

IJstijdrelicten

IJstijdrelicten zijn planten of dieren die gedurende de glacialen de grootste uitbreiding van hun areaal hadden, en die nu nog steeds daarom hier voorkomen. Sommige plassen worden bewoond door dieren die de koudere periode overleefd hebben, bijvoorbeeld een klein kreeftje (Eurycercus glacialis) dat verder alleen op Groenland voorkomt, en de geelgerande watertor, die ook in Lapland leeft. Van de planten uit het Weichselien vinden we de Zweedse kornoelje, de zevenster en het Linnaeusklokje in Nederland.

Mensen in het Pleistoceen

De eerste mensen en aapmensen leefden al voor het begin van het Pleistoceen in Afrika. Gedurende halverwege het Pleistoceen kwamen de eerste mensen naar Europa. Bekende vindplaatsen van sporen van mensen zijn de Balkan, Frankrijk en Spanje.

Ten tijde van het Pleistoceen heeft de mens van Heidelberg de Aarde bewoond.

De Neanderthalers leefden tot zo’n 40.000 jaar geleden in Noordwest Europa.

De mens van Sternheim zwierf over de Aarde tijdens het Saalien. We weten iets over hem door de gevonden overblijfselen van de voorwerpen die ze maakten en de overblijfselen van hun eigen beenderen.

De eerste sporen van de moderne mens in Nederland zijn gedateerd op het eind van het laatste glaciaal. Nederland werd toen bevolkt door de rondzwervende, jagende mensen van de Hamburgcultuur.

In Siberi챘 werden in 2003 ruim boven de poolcirkel door Russische archeologen resten gevonden van menselijke jagers (bewerkte stenen, botten van gejaagde dieren en gesneden mammoetivoor) die betrouwbaar op 30.000 jaar oud lijken te kunnen worden gedateerd en die stammen uit een periode in het laatste glaciaal waarin het tijdelijk wat warmer was; mogelijk hebben deze mensen Amerika al gekoloniseerd


De Moderne mens een kind van de ijstijden
Door Manuel Sintubin, 15 December 2009,

Geologisch gezien leven we in zeer uitzonderlijke tijden, in een tussenijstijd in een tijdperk
van ijstijden in een ijskelderwereld … met een relatief lage zeespiegel en extreem lage
atmosferische koolzuurgasconcentraties. In de 4,5 miljard jaar aardse geschiedenis is dit
niet de regel, maar de uitzondering. En het is in die klimaatomstandigheden dat de moderne
mens – Homo sapiens – ongeveer 200.000 jaar geleden is ontstaan en zijn ontwikkeling heeft gekend.
HOLOCEEN

Zo’n 11.500 jaar geleden is het aardse klimaat in een tussenijstijd terecht gekomen. Het duurt
nog meer dan 3.000 jaar alvorens de Scandinavische ijskap volledig afsmelt en nog meer dan
5.000 jaar alvorens de ijskap van het Noord-Amerikaanse continent verdwijnt.
Er doet zich een opmerkelijke verandering plaats in het aardse klimaat.
De klimaatvariabiliteit op decennium- tot millenniumschaal, zo kenmerkend voor de laatste
ijstijd, valt zo goed als weg. In zijn boek over prehistorische klimaatveranderingen omschrijft
W.J. Burroughs dit als ‘the end of the reign of chaos’.
Het klimaat tijdens het holoceen is inderdaad opmerkelijk stabiel.
De globale gemiddelde temperatuur nu en 10.000 jaar geleden is zeer gelijkaardig.
Zo’n 6.000 jaar geleden kent het holoceen zijn klimaatoptimum.
De globale gemiddelde temperatuur in gematigde gebieden lag toen 2 à 3°C hoger dan nu.
Sindsdien vertoont het holocene klimaat een algemene afkoelingstrend die culmineert in de
‘Kleine IJstijd’ (tussen 1600 en 1850).

Het is in deze stabiele klimaatomstandigheden dat de landbouwrevolutie zich volstrekt. Deze vormt dan weer de basis voor de beschaving … en de demografische explosie. De situatie waarin we vandaag de dag terechtgekomen zijn heeft dan ook alles te maken met de uitzonderlijke klimaatstabiliteit de laatste 10.000 jaar.
HET TIJDPERK VAN DE IJSTIJDEN
Ongeveer 2,5 miljoen jaar geleden is het recente tijdperk van de ijstijden, de Pleistoceenglaciatie, begonnen. Sindsdien heeft het aardse klimaat meer dan 50 glaciale cycli gekend, bestaande uit een afwisseling van een ijstijd en een tussenijstijd. In de ijskernen uit Antarctica en Groenland krijgen we een heel gedetailleerd beeld van de 8 laatste glaciale cycli, zo’n 720.000 jaar klimaatsgeschiedenis. Deze glaciale cycli hebben een opmerkelijke 100.000-jarige cycliciteit, waarbij het ongeveer 90.000 jaar duurt om het dieptepunt van de glaciatie te bereiken, en amper 10.000 jaar om uit dit dieptepunt te geraken. Atmosferische koolzuurgasconcentraties varieerden tussen 180 en 210 ppmv tijdens de ijstijden en tussen 270 en 300 ppmv tijdens de tussenijstijden (huidige concentratie = ~385 ppmv).

De moderne mens – Homo sapiens – verschijnt op het toneel zo’n 200.000 jaar geleden, tijdens het saaliaan, de voorlaatste ijstijd. Onze verre voorouders maken het einde van deze ijstijd en de daaropvolgende tussenijstijd, het eemiaan, mee, alsook de volledige laatste ijstijd, het weischseliaan. Tijdens deze laatste ijstijd verovert de mens de wereld. Maar leven in de laatste ijstijd (~116.000 tot ~11.500 jaar geleden) is geen lachertje. Het klimaat in het noordelijk halfrond was alvast zeer grillig; extreem koude perioden (globale afkoeling van 3 tot 6°C) – stadialen – wisselen af met relatief warmere perioden (globale opwarming van 5 tot 10°C) – interstadialen. Tijdens de interstadialen zijn de zomers in onze contreien zeer mild en vergelijkbaar met nu. Leven met deze hoogfrequente klimaatgrillen – op een schaal van decennia – is dan ook enkel mogelijk in jager-verzamelaargemeenschappen. Niet voor niets dat tegen het einde van de laatste ijstijd de wereldbevolking maar ongeveer 6 miljoen zielen telt.

EEN DUIK IN DE IJSKELDER

De wereld zo’n 50 miljoen jaar geleden is een broeikaswereld, zonder ijskappen, met een zeeniveau dat meer dan 100 meter hoger lag dan het huidige zeeniveau en atmosferische koolzuurgasconcentraties tot meer dan 1.000 ppmv (bijna 3 maal het huidige niveau). En dan duikt het aardse klimaat de ijskelder in. Voor bijna 50 miljoen jaar kent de Aarde een ‘global cooling’. Meer dan 30 miljoen jaar geleden ontstaat de ijskap op Antarctica; pas 3 miljoen jaar geleden verschijnt de Arctische ijskap. De wereld is veranderd in een ijskelderwereld. Deze globale afkoeling loopt opvallend gelijk met een belangrijke terugval in de atmosferische koolzuurgasconcentratie tot een extreem laag niveau tussen de 180 en 300 ppmv in het tijdperk van de ijstijden.
UITZONDERLIJKE TIJDEN

De Aarde heeft in zijn 4,5 miljard jaar durende geschiedenis welgeteld 4 ijskeldertijden gekend. De oudste – de Huroniaanglaciatie – is zo’n 2, 1 miljard jaar oud. De meest tot de verbeelding sprekende – het Cryogeniaan – vond plaats tussen 800 en 635 miljoen jaar geleden. Dit is de periode van de sneeuwbalaarde. Zo’n 300 miljoen jaar geleden is het weer prijs. En uiteindelijk is de Aarde nu opnieuw ondergedompeld in een ijskelder. Beschouwen we de totale geschiedenis van de Aarde, dan vertegenwoordigen deze ijskeldertijden geen 10% van de aardse geschiedenis. Zeer uitzonderlijk dus! Voor een wereld met ijskappen op beide polen moeten we zelfs 600 miljoen jaar terug gaan in de tijd, ten tijde van de sneeuwbalaarde. Ook dat is weer uitzonderlijk!
De aardse geschiedenis leert ons dat een broeikaswereld de regel is. Het is een wereld zonder ijskappen, met een hoog zeeniveau, en hoge atmosferische koolzuurgasconcentraties. IJskelderwerelden daarentegen zijn de uitzondering.
De mens is een kind van de ijstijden te midden een ijskelderwereld. Meer dan 80% van de menselijke geschiedenis speelt zich af tijdens de ijstijden. Of met de woorden van W.J. Burrough: “overcoming the challenges of the ice age made us what we are today”. De vraag kan dan ook gesteld worden of we als soort wel aangepast zijn aan de broeikaswereld, waarin de dinosauriërs zich zo goed voelden?

APPENDIX  

OUDERE   IJSTIJDEN  

Als we verder terug gaan in de tijd, zien we dat de ijskap van Antarctica pas zo’n 34 miljoen jaar geleden (= 34 Ma) opgebouwd werd en komen we uit in de warme tijdvakken van het Eoceen (34-55 Ma) en Paleoceen (55-65 Ma). Deze tijdvakken werden tot op sub-polaire breedten gekenmerkt door plant- en diersoorten, die we vandaag associëren met tropische gebieden. Zo treffen we bijvoorbeeld fossielen van palmbomen en krokodillen aan op plaatsen die tegenwoordig enkel hartje zomer ijsvrij zijn. Dit zijn organismen die geen vorst verdragen. Er was toen dus met zekerheid sprake van een wezenlijk warmer mondiaal klimaat.

We moeten nog zo’n 250 miljoen jaar verder terug in de tijd om in een langdurige periode van ijstijden terecht te komen.

geo_2005_3
[FIG 3]

Dat was het tijdvak van het Carboon, waarin uitgestrekte tropische bosmoerassen de landschappen van midden en west Europa domineerden. Dit lijkt paradoxaal, maar als we zover terug gaan in de tijd, moeten we ons realiseren dat de verdeling van de continenten een heel andere was dan die van vandaag. Belgie lag toen pal op de evenaar. De ijskap van het Carboon lag zoals nu op de zuidpool, maar die zuidpool bestond naast Antarctica ook uit de zuidelijke delen van Afrika, Zuid-Amerika, Australie en India. Op al deze continenten zijn glaciale afzettingen van Carboon ouderdom aan te treffen. We zien ook dat de biosfeer van het Carboon totaal anders dan de huidige was: op het land waren er naast een wilderige begroeiing enkel amfibieën, een handvol reptielen en insecten. In de zeeën heersten naast vele ongewervelden, vooral primitieve gepantserde vissen en haaien.

Thttp://wet.kuleuven.be/wetenschapinbreedbeeld/lesmateriaal_geologie/geo_opwarming_inleiding

Creationistische babbelbox
1.- Verschil tussen Europees en Amerikaans (= YEC /jonge aarde) christelijk creationisme

Hoewel tegenwoordig christelijke creationisten inEuropa sterk worden beïnvloed door die van hetNoord-Amerikaanse continent, is het belangrijk om het relatieve verschil in de gaten te houden tussen het traditionele Europese christelijke creationisme en het Amerikaanse creationisme.

Dit draait rond het vraagstuk van de invloed van de zondvloed op de geologische kolom.

Traditioneel hangen Europese creationisten het catastrofismeaan en nemen Amerikaanse creationisten de bijbelletterlijker:

  • Amerika: bijna alle aardlagen zijn afgezet tijdens de zondvloed en de eerste maanden erna. Deijstijdbegon bijna onmiddellijk hierna en was ook veroorzaakt door de zondvloed. Grote catastrofen die we in de aardlagen terugzien kwamen na de zondvloed niet meer voor.
  • Europa: een groot deel van de aardlagen is afgezet bij wereldomvattende catastrofen die deels lange tijd na de zondvloed plaatsvonden.

Vaak wordt in b.v. het Duitse christelijk creationisme gesteld dat de aardlagen na het Carboon van na de zondvloed zijn. De fossielen van de dinosauriërs en de krijtlagen en zoutlagen zijn dus allemaal afgezet na de zondvloed.

Mogelijke catastrofen van na de zondvloed die in de bijbelstaan:

  • De taalverwarring bij de torenbouw van Babel.
  • De verdeling van de Aarde (continentverschuiving?) tijdens de dagen van Peleg.
  • De tijd van het boek Job waarin duidelijk de klimaatomstandigheden beschreven worden in het Midden-Oostenten tijde van de ijstijd. Het boek zou dan eigenlijk in de tijd ver voor Abrahamspelen.

Tegenwoordig worden Europese creationisten echter sterk beïnvloed door het Amerikaanse creationisme, waardoor het verschil in toenemende mate wordt verkleind.

(YEC ) – Creationisten beweren in toenemende mate overal ter wereld
dat er slechts één ijstijd is geweest –> een gevolg van de grote afkoeling veroorzaakt door de zondvloed
Bronnen en links
wikipedia categorie :
_________________________________________________________________________________________________
EVODISKU
sneeuwbal aarde… 600 miljoen jaar geleden) vond de grootste ijstijd uit de geschiedenis van de aarde plaats. De oceanen waren zelfs tot … het sneeuwbal-aarde model genoemd. Gevolgen van de ijstijd De ijslaag op de oceanen werkte als een deksel op een pot. Er was … op aarde toe en het ijs begon te smelten. Na de ijstijd De cyanobacteriën die de ijstijd overleefd hadden begonnen de …

PERM… deel van het landschap bestond uit woestijn. Door de ijstijd was de zeespiegel erg laag, omdat het zeewater in de vorm van landijs … naar 1 % van de atmosfeer. Temperatuur in het Perm De ijstijd, die halverwege het Carboon begon, zette door. Aan het eind van het …

“Nevel”-panters… soorten zijn geografisch al gescheiden sinds de laatste IJstijd. Toch weten we niet of deze geografische isolatie aan de basis ligt van … migreerde naar Sumatra via een ijsbrug tijdens de laatste ijstijd, een link die verdween zodra het warmer werd. Wolkige vlekken De …

FIRN… (dus gedurende het ontstaan van de ijskap in de laatste ijstijd ) de temperatuur eerder daalde dan de CO2 concentratie. Een soortgelijke uitspraak tijdens het einde van de laatste ijstijd kan nog niet worden gedaan. Wel schijnt de glaciale periode in …

… een nieuwe soort zijn, eentje die tot het eind van de IJstijd, zo’n 11.000 jaar geleden, overleefde,” speculeert onderzoeker … mensen leefden dus nog op het hoogtepunt van de laatste ijstijd. Uit vondsten in een van de twee grotten leiden de onderzoekers af …

… rehsteineri . Het is een zeldzame restant uit de laatste ijstijd in het alpengebied ; die aan de bodensee nog goed wordt …

… In de jaren zeventig was er angst voor een naderende ijstijd, drie decennia later overheerst de angst voor opwarming van de aarde. … de jaren zeventig was er angst voor een naderende ijstijd, drie decennia later overheerst de angst voor opwarming van de aarde. …

… van Rosetta’ vormen voor het Australië van de IJstijd.” Prideaux kan dankzij de hele skeletten uit de grotten … uitwijzen dat het klimaat, vooruitlopend op de laatste IJstijd, steeds droger en kouder werd. En daardoor onbarmhartiger voor veel …

… 0 De Mammoet Tijdens de laatste ijstijd bestond Europa voor een groot deel uit toendra en steppe .Grote … stierf in Europa uit vlak na het einde van de laatste ijstijd. Waarschijnlijk heeft het veranderende klimaat een grote invloed gehad … en beschermden hem tegen extreme koude. Omdat tijdens de ijstijd veel water bevroor, kon de soort zich verspreiden over grote delen van
… meer Een meer dat is gevormd na de laatste ijstijd, waarmee het dus minder dan 10.000 jaar oud …

… op aarde lager. Aan het eind van dit tijdperk ontstond een ijstijd, waardoor veel soorten uitstierven. Tijdens deze ijstijd werd veel zeewater opgeslagen in de vorm van landijs. Het zeewater …

… werd de planeet ondergedompeld in een eeuwenlange ijstijd, toen het zonlicht werd verduisterd door roet. Ongeveer de helft van …

… van ijstijden en tussenijstijden. De laatste ijstijd eindigde 11.700 jaar geleden (voor het jaar 2000) – het einde van het … opwarming van het klimaat op het einde van de laatste ijstijd. Het holoceen is gekenmerkt door een opmerkelijke stabiliteit in …

… van deze theorie is dat men niet afhankelijk is van een ijstijd, een landbrug of een ijsvrije corridor (zoals in de … 2005 De Beringstraat nu. Tijdens de laatste ijstijd lag er zoveel water opgeslagen in dikke gletsjerpakketten, dat de … de tijd zat hen niet mee. Gedurende de laatste ijstijd was Beringia, de landmassa tussen Alaska en Siberië, weliswaar boven …

… *Ik ben niet bang voor de nucleaire ijstijd of een day after tomorrow,maar wel voor een finale crash van de …

… leefden 450 miljoen jaar geleden toen Afrika nog in een ijstijd zat In Zuid-Afrika zijn 450 miljoen jaar oude fossielen van vissen … die van aas leefden in een periode dat Afrika in een ijstijd zat. Volgens een theorie ontstonden de eerste vissen in de noordelijke …

… van na het verdwijnen van de ijskap van de laatste ijstijd. Van 2001 tot 2006 is met behulp van GPS apparatuur onder het ijs de … is er nog de fabel uit de zeventiger jaren dat er een ijstijd zat aan te komen en is afkomstig van Nigel Calder ….klimatologen …

… van Smilodon fatalis (MHN) http://www.ijstijd.net/sabeltandkatten/studiereis/studiereis.html Ze leefden als … Nijlpaarden, neushoorns en olifanten kwamen tijdens de ijstijd overal ter wereld voor, dus overal ter wereld was er voedsel voor de … was genoeg! http://www.ijstijd.net/sabeltandkatten/laat.html Laat Pleistoceen voorkomen van de …

… uitwijzen dat het klimaat, vooruitlopend op de laatste IJstijd, steeds droger en kouder werd. En daardoor onbarmhartiger voor veel … ontdekt dat het uitsterven van grote zoogdieren vlak na de ijstijd (gedeeltelijk) werd veroorzaakt door de komst van mensen, en de invloed …

Intelligentie (dieren )

 

 °
Een evolutionaire keuze ? 
Hoe groter de ballen, hoe kleiner de hersennen 
“….The correlation is likely an evolutionary tradeoff between having to maintain a large brain and producing lots of sperm…”   (Scott Pitnick, Syracuse University )
°
Attachment: Pitnicketal06.pdf
°
Researcher with bat

Kevin Rivoli  /  AP

°
A team led by Syracuse University biologist Scott Pitnick, pictured here, found that in bat species where the females are promiscuous, the males boasting the largest testicles also had the smallest brains.
door Tina De Gendt 2005 de Morgen
Energie die nodig is om grote teelballen of groot stel hersenen te doen werken heeft ervoor gezorgd dat mannelijke vleermuizen moesten kiezen  voor een van beide opties 
Mannetjes met de grootste teelballen hebben het minste hersennen  blijkt uit een studie bij vleermuizen. Het zou de eerste aanwijzing kunnen zijn voor de evolutionaire hypothese  dat mannelijke dieren sommige  hersenvermogens   inruilen voor seks.
De grote hoeveelheid energie die nodig is om een stel welgeschapen teelballen te onderhouden en die nodig is om een groot stel hersenen te laten werken betekent volgens de onderzoekers dat mannelijke vleermuizen op een bepaald moment hebben moeten kiezen tussen de twee.
Bij diersoorten met promiscue vrouwtjes, zoals de mens en de vleermuis, moet de man haar weten verleiden met zijn hoeveelheid sperma, waardoor de teelballen  soms  evolutionair ontwikkelen ten nadele van de mannelijke  hersenen.
Sommige vleermuizen pakken uit met geslachtsdelen die maar liefst 8,4 procent van hun hele lichaamsgewicht uitmaken.
” ….The finding is consistent with research conducted on primates. Promiscuous primates like chimpanzees, where any individual male’s sperm will have to compete with the sperm of a number of other males, have large testis to produce bigger amounts of sperm whereas less promiscuous species, like gorillas and orangutans, produce less sperm and have smaller testis-, and penis-, size since females are unlikely to mate with more than one male during a breeding season. For humans — considered moderately promiscuous for a higher primate — the testis to body weight ratio falls between that of chimps and gorillas…..”  (Scott Pitnick, Syracuse University )
Bij de mens zijn de  geslachtsdelen  slechts 0,75 procent van het lichaamsgewicht
Het onderzoeksteam van Scott Pitnick van de Universiteit van Syracuse in New York  (  en ook   :  Kate Jones / Zoological Society of London , Gerald Wilkinson / University of Maryland )vergeleek de grootte van het brein met dat van de teelballen van  334 soorten vleermuizen.
In welke mate  breinweefsel  werd ingeruild voor meer geslachtsomvang bleek in hoofdzaak afhankelijk van de promiscuïteit die  de vrouwtjes vertoonden.
( bij soorten met erg  veel  wisselende seksuele kontakten bij de wijfjes  ,  investeerden
de mannetjes  5 x meer in de ontwikkeling  van hun  testicles en 27 %  minder  in hun hersennen ) in brains
De invloed van het gedrag van vrouwen op de grootte van de geslachtsdelen is ook al bij andere diersoorten opgemerkt.
Vrouwelijke chimpansees bijvoorbeeld staan erom bekend meerdere partners te verslijten, waardoor de aap met de grootste penis ( en teelballen) het reproductieve voordeel  heeft. Vrouwelijke gorilla’s daarentegen verzamelen zich gewoonlijk rond een sterke mannelijke aap die de exclusiviteit over hen heeft. De menselijke teelballen liggen ergens tussen die twee extremen.
De onderzoekers besluiten dat het paringsgedrag van de vrouwen de meest bepalende factor is voor de grootte van de hersenen van de man. (1)
“Promiscuïteit bij mannetjes blijkt echter geen enkele evolutionaire rol te spelen”, aldus professor Pitnick.
Publicatiedatum : 08-12-2005
(1)
….en ook van het hersenverschil tussen vrouwen en mannen ?(= sexueel dimorfisme )   Maar  ook de vrouwelijke hersenen kunnen al een deel van hun hersenweefsel verloren zijn  tijdens de evolutionaire ontwikkeling van de soort  ( bijvoorbeeld  door beter te investeren  in de ontwikkeling van het placenta )
Uiteraard kan je niet onbeperkt hersenweefsel verliezen  … tenzij bij sommige diepzeevissen  ,waar het mannetje  een soort klein parasitair aanhangels  wordt van het wijfje …net zoals  larven van vastzittende zeedieren hun hersenen verliezen wanneer ze een geschikte  standplaats vinden …. 
…..Uiteraard  hebben verschillende kranten ook  al gewag gemaakt van het inruilen van het  mannelijk  “verstand” voor grotere teelballen ( of penissen ) maar  de vraag  naar  hoe  (menselijk) “verstandig “vleermuizen zijn is natuurlijk   volkomen  onzin   
°
Big eared townsend bat (Corynorhinus townsendii). Photo from the Nevada Bureau of Land Management.
°
Biggest balls, bat category The testes of African yellow-winged bat make up 0.11% of its body weight, while the Rafinesque’s big-earred bat is endowed with balls that represent 8.4% of its body weight. For a 180-pound (82 kg) man, this would be equivalent to 15 pounds (7 kg).
Rafinesque’s big-earred bat
page94_1

African yellow-winged bat (Lavia frons)

 

°
(Tjeerdo )
°
“…..Intelligentie is niet anders dan veren, tentakels of bloembladen. (1) Het kost ons energie wat ook gebruikt kan worden om warmte, extra spieren of onze afweer tegen ziektekiemen te optimaliseren.  Gezien de kosten die wij moeten maken om intelligentie in stand te  houden of te ontwikkelen, moet het ons ook iets opleveren.”
°
Welk voordeel levert intelligentie dan wel op.
Het trotseren van elementen,  het vinden van autosleutels, voedsel zoeken. ?
 °
Echter niet altijd is intelligentie een voordeel.  Het heeft ook te maken met de omstandigheden waarin wij verkeren.
Hier gaat Zimmer in zijn stukje  echter verder  niet op in.
Ikzelf  denk dat er gebeurtenissen zijn waarin de ratio niet op zijn plek is.
Instincten kunnen geprefereerd worden buiten de ratio.
Dit is discussiabel.
Kan intelligentie aangeleerd worden?
Er wordt onder meer  een experiment beschreven met fruitvliegjes.
Twee soorten fruit.
1 met chemische toevoegingen en de ander zonder.
De onwelriekende substantie wordt door enkele fruitvliegjes vermeden.  Dit heeft gevolgen voor het nageslacht.
De eitjes komen beter tot hun recht in de niet- chemisch bewerkte fruit-voedingsbodem.
Dus meer nakomelingen die zich storten op het natuurlijke fruit zonder toevoegingen.
Deze testomstandingheden worden regelmatig veranderd.
Andere (kwalijke) smaken etc.
Het blijkt dat de fruitvliegjes heel snel leren dat bepaalde omstandigheden niet bevorderlijk zijn.
Dit wordt doorgegeven aan volgende generaties.
 °
Spannende omgeving maakt domme muizen slimmer

http://www.kennislink.nl/publicaties/spannende-omgeving-maakt-domme-muizen-slimmer

°

Kernwoorden             

      

 

° Er zijn erfelijke afwijkingen die het leervermogen aantasten. Maar vaak kan een stimulerende omgeving de leerprestaties weer opvijzelen. Althans: bij muizen. Leidse en Amerikaanse onderzoekers komen onafhankelijk van elkaar tot gelijkluidende resultaten. Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) 24 maart 2000 Intelligentie is erfelijk bepaald. Leerprestaties worden beter in een stimulerende omgeving. Beide beweringen zijn waar, en we weten dat je niet kunt aanwijzen welk deel van iemands intelligentie is aangeboren en welk deel te danken is aan de omgeving.Tussen aanleg en milieu bestaat namelijk een complexe wisselwerking. Recent onderzoek van Amerikaanse onderzoekers van Princeton University (Rampon, Tang, Goodhouse, Shimizu, Kyin en Tsien) werpt nieuw licht op die wisselwerking. De onderzoekers publiceerden deze maand (maart 2000) in het tijdschrift Nature neuroscience. De auteurs hadden muizen met een aangeboren defect; in hersencellen in een bepaald hersengebied (de hippocampus) was een van de ontvangers uitgeschakeld die gevoelig zijn voor stimulerende signalen van andere hersencellen, de zogenoemde NMDA-receptor. Daardoor hadden die muizen moeite met leer- en geheugenprocessen. Ze konden onder andere geen geuren herkennen en onthouden. Als muizen een nieuw type voedsel voor hun neus krijgen, gaat één van hen er voorzichtig iets van eten. De andere dieren ruiken aan de voorproever en als die gezond blijft, dan eten ze datzelfde voedsel bij een volgende gelegenheid ook. De Amerikanen gaven verkenner-muizen ofwel voedsel met een kaneelluchtje ofwel voedsel met de geur van cacao. Soortgenoten mochten daarna aan een van de verkenners snuffelen en kregen later de keus tussen een bakje eten dat naar kaneel rook en eten dat naar cacao rook. Genetisch normale muizen kozen overwegend het voedsel met de geur die ze tevoren bij de verkenner hadden geroken, maar de genetisch defecte muizen vertoonden die voorkeur niet. Zij hadden het luchtje niet kunnen onthouden. Ook andere leertaken gingen hen slechter af. Echter: die aangeboren geheugenstoornis bleek te kunnen worden hersteld. De onderzoekers deden de proeven nog eens, maar nu met muizen die zich twee maanden lang drie uur per dag hadden mogen uitleven in een soort speeltuin met allerlei tredmolentjes en huisjes. En nu waren genetisch aangedane dieren even bedreven in het herkennen van geuren als hun soortgenoten. Een verrijkte omgeving, met andere woorden, kan bij muizen aangeboren leerproblemen opheffen. ° Onderzoek in Leiden In Leiden vonden prof. dr. E. R. de Kloet, dr. Melly Oitzl en drs. Jeanette Grootendorst dat ook. In het Sylvius Laboratorium, afdeling medische farmacologie van het Leiden Amsterdam Institute of Drug Research, doen ze hetzelfde type werk. Ook zij hebben een muizenstam met een genetische afwijking. Bij hun muizen ontbreekt in de hersenen het eiwit apoE dat van belang is voor de vetstofwisseling, maar dat ook van invloed bleek te zijn op leren, onthouden en herinneren. Oitzl: “Als het apoE bij mensen in de hersenen een defect heeft, is er een verhoogde kans op de ziekte van Alzheimer.” Gezonde muizen en apoE-mutanten werden losgelaten in een grote bak met water met daarin een iets verzonken platform waarop ze konden staan. Dat moesten ze leren vinden. “We hadden ze eerst in ondiep water aan de bak laten wennen,” vertelt Oitzl.  “Elk dier testten we vervolgens een aantal keren, waarbij het steeds een minuut in het water werd gelaten, elke keer op een andere plek. Het platform had een vaste plaats.” De gezonde dieren konden zich goed oriënteren. Ze onthielden waar het platform was en de meeste zwommen er na een paar testen rechtstreeks naartoe. De apoE-mutanten leerden nauwelijks en bleven elke keer kriskras rondzwemmen tot ze het platform bij toeval bereikten. “Toen wilden we weten hoe omgevingsfactoren op het leervermogen inwerken,” zegt Oitzl. “In ons geval ging het om stress. We zetten gedurende twee weken dagelijks een rat in een hok op de muizenkooi, zodat de muizen de rat konden ruiken. Dat vinden ze naar; in de natuur vermijden ze de nabijheid van ratten. In de derde week testten we ze op hun leervermogen in het waterbad.” De stress be챦nvloedde de prestaties. Zoals de onderzoekers verwachtten, deden de genetisch normale dieren het nu slechter. Ze hadden blijkbaar wel onthouden dat er een platform langs de rand was, maar wisten niet meer waar en gingen in cirkels rondzwemmen. “Tot onze verbazing echter leerden de apoE-mutanten nu veel beter dan toen er geen stress was,” zegt Oitzl. “Veel dieren zwommen na een paar keer rechtstreeks naar het platform toe, en gemiddeld deden ze het even goed als de gezonde dieren in de stresssituatie.” ° Voorgeschiedenis kennen  De les die de Leidse farmacologen kunnen trekken, is dat het bij onderzoek aan leergedrag uitermate belangrijk is de voorgeschiedenis van de proefdieren goed te kennen. Het is aannemelijk dat ook bij mensen het effect van een genetisch mankement op het leervermogen opgevangen kan worden door een stimulerende omgeving. Of dat veel praktische waarde heeft is nog maar de vraag. De muizen in het lab leven in een arme omgeving: ze zitten in een hok met enkel eten, drinken en soortgenoten en elke verandering is een belangrijke verrijking. Mensen leven echter meestal in een omgeving die hopelijk stimulerend genoeg is om het leervermogen op peil te brengen. Bezoek de website van het LUMC Zie ook: Koeien moeten meer pret maken in de stal   , Nationaal Centrum Alternatieven voor dierproeven (NCA) ,Het kan ook zonder proefdieren , Biotechnologie en ethiek , Dieren op ons bord , Nederlandse Vereniging voor Gedragsbiologie (NVG) ° De waarde van proefdieren en labopstellingen   als modellen  :

          Een muizenkooi met 24-uursbewaking moet gedragsbiologische onderzoeken weer vergelijkbaar maken. Rinze Benedictus          Bionieuws,         23 april 2004 Een muizenkooi met 24-uursbewaking moet gedragsbiologische onderzoeken weer vergelijkbaar maken. Het rommelt al een paar jaar in neurobiologisch onderzoeksland. In 1999 schreven Crabbe en collega’s in Science in eufemistisch wetenschappelijk jargon: …For some tests, the magnitude of genetic differences depended upon the specific testing lab. Thus, experiments characterizing mutants may yield results that are idiosyncratic to a particular laboratory…. Kort gezegdmutante muizen gedragen zich in elk laboratorium anders. Crabbe legde daarmee de vinger op de zere plek van neurobiologisch onderzoek naar de genetische basis van gedrag. Hij vergeleek drie verschillende laboratoria die met dezelfde muizenstammen dezelfde experimenten hadden gedaan. Afhankelijk van het lab, bleek een muis ander gedrag te vertonen. Terwijl de muizen genetisch identiek waren en de tests gestandaardiseerd heetten te zijn.

 Witte muisjes in een kooi Bron: Canadian Council on Animal Care, http://www.ccac.ca/ ‘Er zijn meer van dit soort berichten. Dat wil zeggen, off the record, in de wandelgangen bij congressen, hoor je mensen veel klagen over slecht vergelijkbare resultaten. Dat is hét grote probleem bij het in kaart brengen van het gedrag van genetisch gemodificeerde dieren. Binnen één observator heb je al verschillen, hoe moet het dan wel niet zijn tussen verschillende labs in verschillende landen! Bovendien interpreteren waarnemers altijd. Twee muizen zitten bij elkaar. Eén loopt naar de rand van de bak. Hij loopt weg, zeggen we dan. Maar hij kan ook ergens naar toe lopen. Het klinkt flauw, maar het maakt uit.’ Aan het woord is prof. dr. Berry Spruijt, gedragsonderzoeker aan de Utrechtse faculteit Diergeneeskunde. Om de methodologische problemen waar gedragsonderzoek mee kampt, op te lossen, werkt hij aan de automatisering ervan. ‘We proberen van ethologie een zo exact mogelijk vakgebied te maken, we proberen gedrag zo objectief mogelijk te meten.’ Uitlokken Zijn paradepaardje is een ‘verrijkte thuiskooi’. Met deze kooi van ongeveer veertig maal veertig centimeter is het via een camera mogelijk een muis 24 uur per dag te volgen. De essentie is een dier te observeren in een omgeving die verrijkt is met een aantal voor de muis belangrijke elementen. Op die manier hoeft hij niet van zijn leefkooi naar bijvoorbeeld een zwembad gesleept te worden voor een geheugenexperiment. Om in de thuiskooi te kunnen experimenteren, is het wel nodig dat prikkels gedrag uitlokken: de muis moet wat te doen hebben. Daarom kent de kooi een nest, donkere (veilige) en lichte (onveilige) stukken, stimuli waar het dier van schrikt (geluid of licht), beloningen (aantrekkelijk voedsel) en neutrale prikkels om beloningen aan te kondigen (voor leeronderzoek). Combineer deze omgeving met slimme software en je hebt een waardevol, vierentwintiguurs observatiesysteem in handen. De software legt de bewegingen van de muis continu vast en categoriseert de gedragingen. De computer ziet hoe vaak, hoe snel, hoe lang en waar de muis loopt. De software herkent ook dat een dier op z’n achterpoten staat. Door individuele muizen te markeren, kan het programma ook sociale interacties kwantificeren. Spruijt: ‘De losse ingrediënten van dit systeem zijn misschien niet zo bijzonder, maar de combinatie is uniek. Er zijn een paar andere initiatieven op dit gebied, maar wij zijn het meest georiënteerd op de flexibiliteit van de software.’ Spruijt experimenteert al sinds zijn promotie in 1985 met het digitaal vastleggen van gedrag. Dit streven nam een grote vlucht toen hij in contact kwam met Lucas Noldus, oprichter van Noldus Information Technology in Wageningen. Diens bedrijf is wereldwijd inmiddels een van de bekendste leveranciers van software en instrumenten om gedrag van mens en dier in kaart te brengen. Het idee voor de nieuwste kooi, die PhenoTyper gaat heten, komt voort uit de eis van het ministerie van LNV en VWS, dat onderzoekers van genetisch gemodificeerde proefdieren een welzijnsdagboek bij moeten houden. Via de kooi probeert Spruijt dat geautomatiseerd te doen. Maar de ontwikkeling kreeg een enorme impuls door het project Neuro-BSIK Mouse Phenomics. Met een subsidie van 13 miljoen euro gaan neurobiologen uit Utrecht, Amsterdam en Rotterdam op zoek naar nieuwe relaties tussen genen en gedrag. Grote aantallen willekeurige muismutanten worden daartoe in de nog te valideren PhenoTyper gehuisvest. Na een week screenen, brengt de software gedragsafwijkingen bij bepaalde mutanten aan het licht. Deze muizen worden vervolgens aan nader onderzoek onderworpen. Op deze manier hopen de neurowetenschappers diermodellen voor bijvoorbeeld angst, depressie of hyperactiviteit op het spoor te komen. Maar is het wel mogelijk muismodellen voor menselijke geestesziekten te maken? Spruijt: ‘Bij een muis zul je wellicht niet dezelfde diepe somberheid aantreffen die depressie bij mensen kenmerkt. Maar ook bij een muis kunnen verwante gedragingen gestoord zijn. Bijvoorbeeld een verlies aan belangstelling voor de omgeving of het gebrek aan vermogen om plezier te beleven, anhedonie, kun je wel degelijk zien bij een muis.’ Zover is het nog niet, de PhenoTyper moet eerst gevalideerd worden. Met de eerste zestien prototypes is dat werk begonnen. Muizen met bekende genetische defecten moeten in de PhenoTyper dezelfde gedragsafwijkingen vertonen die ze ook in de standaardtests laten zien. In onder meer de ‘open veld’-proef, om de mate van angstigheid te bepalen, lukt dat al goed. Het valideren van allerlei andere gedragingen zal nog enkele jaren duren. Valideren is noodzakelijk om de resultaten die uit de PhenoTyper rollen, aan te laten sluiten bij bestaande gegevens. ‘Maar’, zegt Spruijt, ‘wij gaan verder in het definiëren en analyseren van gedrag. We hebben bijvoorbeeld sociale aandacht op grond van alleen de snelheid en de richting van de beweging van twee dieren ten opzichte van elkaar gedefinieerd. Dat komt overeen met wat een menselijke observator ‘naderen’ en ‘weglopen’ noemt, maar in onze definitie speelt de vermeende intentie geen rol. Het is wetenschappelijke winst dat het ethogram zo expliciet gedefinieerd wordt.’ °

(1) Intelligentie  
is ( voor ethologen ) niets anders dan een   aangeboren capaciteit  eigen aan het zenuwstelsel ( en in meerdere of mindere mate aanwezig in de basisuitrusting van verschillende soorten )
NATUURLIJK KAN HET WORDEN ONTWIKKELD DOOR LEERPROCESSEN EN  IN HET DAGELIJKS   GEBRUIK ( oefening )
Net zoals dat met spieren en andere apparatuur en haar toepassingen het geval is
en ook
Net zoals een auto  zowel goed moet  worden ingereden als konstant worden
onderhouden ., indien  nodig  opgelapt / gerepareerd en zelf  geherprogrammeerd …..Use it or loose it  
Intelligentie word veelal  gebruikt als  aanduiding van een   aantal waarneembare( symptomatische )  eigenschappen aan een of andere vorm van “slim” handelen ( dat wil zeggen  ; het vinden van   goede oplossingen voor situationele problemen en het  optimaal gebruik maken van opportuniteiten ,  die  allen samen de  ” fitness ” bevorderen  van zowel , een individu een groep als uiteindelijk de soort en dat  d.m.v.( soms  uitgestelde  en/of corrigerende) handelingen die worden  gestuurd door een  processor  van  gecodeerde  gegevens in het zenuwstelsel )
Vooruit denken , plannen of  doelgericht denken behoort daar ook bij …
Iedereen die roofdieren ( bijvoorbeeld  een roedel afrikaanse  hyenahonden )  prooien in de val heeft zien bejagen , weet dat …
(Bovendien “zorgen “die honden zelfs voor hun gekwetse  soortgenoten ….
maar in hoeverre dit  altruisme  bedacht , een  “vrijwillige”  beslissing ,dwingend “instinkt ” of “empathie”is weten we niet )
°
Bevers die dammen bouwen en eekhoorns die een wintervoorraad aanleggen
handelen  misschien wel   volgens  overgeerfde  ingebouwde algemene  programma’s , maar de uitvoering ervan moet telkens weer worden aangepast aan de situatie ; eekhoorns die niet weten waar ze hun voorraden hebben verstopt , hebben er niets aan … intengedeel het is zelfs een verspilling aan energie …
°
Interessant in het artikel van Zimmer , is de nadruk die hij legt op het belang van de energie -ekonomie … ook Geeraat Vermeij  heeft het belang daarvan al nadrukkekijk srpake gebracht
°
Denken? Wat wij( menselijk ) denken noemen is (waarschijnlijk ) naturalistisch   te verklaren  :  alleen weten we nog niet  hoe onze hersens precies werken.  ( we zijn echter goed op weg ; verschillende nieuwe  technieken maken erg snelle ontwikkelingen van  de hersenwetenschap  met de dag duidelijker ) Wij zijn niets meer dan een ingewikkelde machine waarvan alles ( ooit ) na te bouwen is —> van gevoel tot zelfbewustzijnHet is alleen een kwestie van tijd voor we zulke complexe machines kunnen bouwen.
°
ABSTRACT DENKEN ? zeg je  …..

Hersencel muis voor begrip ‘nest’

maart 2008. Er bestaan zenuwcellen in het brein van muizen die heel precies reageren op het abstracte begrip ‘nest’.

Vorm, kleur, materiaal, locatie, geur – het maakt allemaal niks uit. Als de muis iets ziet dat als nest te gebruiken is, worden deze zenuwcellen actief. Als over een overigens prima nest een glasplaat wordt gelegd zodat het niet langer functioneel is als nest, reageren de zenuwcellen prompt niet meer. Dit blijkt uit Chinees-Amerikaans onderzoek dat gisteren is gepubliceerd in het tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences. Al eerder was bij proefdieren gegezien dat individuele hersencellen actief kunnen zijn bij heel specifieke prikkels, maar daarbij ging het altijd om concrete zaken. Nu zijn voor het eerst cellen gevonden die echt een abstract begrip lijken te belichamen. De neurobiologen, onder leiding van Joe Tsien en Longnian Lin, beiden verbonden aan Boston University en de East China Normal University in Shanghai, vonden drie soorten ‘nest-cellen’ in de hippocampus van de muizen, een hersendeel betrokken bij de vorming van herinneringen. Het eerste type cel begint te vuren (oftewel elektrische stroompjes te produceren) als de muis een nest nadert, los van positie of naderingshoek. Het tweede type ‘nestcel’ vuurt als de muis zijn kop in het nest heeft en houdt daar pas mee op als de muis het nest weer verlaten heeft. Het derde type is het omgekeerde van type twee: deze cel doet juist niets als de muis in het nest zit. Van ieder type zijn twee of drie cellen gevonden. De neurobiologen hebben van alles geprobeerd om te kijken of deze cellen echt reageren op een abstract conceptAls de muizen sliepen of verdoofd waren (en hun ogen open waren) reageerden de cellen niet. Nesten op verschillende plaatsen, nieuwe of gebruikte, omgekeerde, nesten van metaal, plastic, porcelein, katoen, vierkanten, ronde, driehoekige. Alles waarin de muis veilig kon gaan liggen, werd beschouwd als nest. Een filmpje van het muizenexperiment is te zien op nrc.nl/redactie/wetenschap/muizen.avi
* Vroeger geloofden de zooologen  die het gedrag bestudeeerden  dat het gehele leven van een dier werd geregeld door “instincten ” : een verzameling aangeboren instructies ( of programma’s )of zelf  “hardwired”  regel en  cybernetische  apparatuur ( zie hierboven )  met terugkoppelingen die van generatie op generatie word doorgegeven als soorteigen  erfelijke eigenschap met modifikaties ,  in de afstammingslijnen  .
Volgens hen toonden dieren geen echte tekenen van “intelligentie”  (een vermogen tot redeneren / denken : Voorstanders van dit   vroeg 19 de eeuwse “instinct ” waren bijvoorbeeld de school van de franse entomologen  die  Fabre  als leermeester erkenden  ):
*De capaciteit ( redeneervermogen :denkvermogen )  hiertoe deed nu juist de mens van het dier verschillen.(en word nog regelmatig opgevoerd door diverse geloven  als een ” kenmerk of werking van de ziel ” )
Niemand beweert dat wij en dieren niet een hoop doen zonder er bij na te denken. Er zijn talloze cycli( slaap / waak rythme )  , systemen ( bijvoorbeeld  hormonen en zenuwpulsen / reflexen )in je lichaam die je besturen zonder dat je het beseft
 °
Natuurlijk kunnen dieren denken…  —>  Op http://members.lycos.nl/ronaldk/bewustz.html staat wel het een en ander over dit onderwerp.
Alleen ze denken  op een heel andere manier dan waarop mensen denken, en bovendien kunnen ook niet alle soorten dieren denken. Ook is er een verschil in niveau waarop verschillende diersoorten kunnen denken.
Maar overigens, bij een reptiel of een vis bestaat het gedrag  ( meestal ) puur uit instinctieve handelingen in reactie op prikkelingen uit de omgeving. ….Althans zo is lang geloofd  …. Deze dieren “denken”  dus niet. ( althans  dat was de overtuiging enkele jaren geleden ; ondertussen is de intelligentie van bijvoorbeeld  de witte mensenhaai en de tijgerhaai  buiten kijf )
Ga er maar vanuit dat dieren met een cortex (zoogdieren, vogels) de dieren zijn die zeker kunnen denken, hoewel dit denken zoals gezegd op een totaal ander niveau gezien moet worden als het denken van mensen. En dat lang niet allen meteen “genieen ” zijn …
Dieren beschikken namelijk  niet ( allemaal )  over een taalvermogen,  maar allen bezitten  een communicatievermogen.
Geïntereseerden moeten anders zeker even kijken op www.bewustzijn.net.
°
Leren 
Het leven van elk dier, van het meest eenvoudigste tot ingewikkelste schepsels, wordt door twee factoren beïnvloed: het aangeboren gedrag dat het deelt   met andere leden van dezelfde soort, en zijn vermogen door ervaring te leren.
°
Slimme hans
kluger-hans
  kluger20Hans
De gepensioneerde schoolmeester Van Osten kocht in 1900 een paard, een Arabische hengst uit Rusland. “kluger Hans “ Van Osten was ervan overtuigd dat dieren een intelligentie bezaten die gelijk was aan die van de mens en had er een groot deel van zijn vrije tijd aan besteed dat te bewijzen. Hij leerde het paard de getallen van één tot negen eerst met behulp van een rij kegels. Daarna verving hij de kegels door getallen op een schoolbord. Er werd een som op het bord geschreven, waarna het paard met zijn hoef het antwoord op de grond klopte. In korte tijd was het dier in staat tamelijk ingewikkelde berekeningen te maken.
Wetenschappelijke waarnemers stonden perplex en konden geen spoor van bedrog ontdekken. Na enige tests door een vooraanstaand wiskundige werd verklaard dat het paard het wiskundige vermogen bezat van een scholier van een jaar of 14.
Het paard en zijn eigenaar genoten overal groot aanzien, maar de wetenschappelijke wereld bleef sceptisch en een groep bekende professoren werd gevraagd het paard vijf weken lang aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. Bij elke test gaf het paard het juiste antwoord op de sommen.Een van de geleerden, Oskar Pfungst, een psycholoog uit Berlijn, kreeg een inval. Zou het paard ook de juiste antwoorden geven als hij alleen de getallen kon zien? Terwijl een van de leden van het team de getallen opschreef en direct de ruimte verliet, nam verder iedereen, met inbegrip van Van Osten, achter het schoolbord plaats. Alleen het paard kon zien welke som op het bord was geschreven en wist geen enkel juist antwoord te geven.
Het paard had, veronderstelde Pfungst, gelet op vingerwijzigingen van zijn trainer of andere mensen in de ruimte. Het was in staat geringe bewegingen op te merken, zoals een miniem hoofdknikje, en de spanning te registreren die iedereen in de ruimte onderging als hij bij het correcte antwoord kwam.
Later ontdekten geleerden dat paarden (en honden) de hartslag kunnen waarnemen van iemand die in de buurt staat. Zodra het paard het antwoord dicht naderde, gaf een verhoging van de hartslag van de aanwezigen aan wanneer hij moest stoppen met kloppen.
Het verhaal laat zien hoe moeilijk het is dieren te testen om het bewijs van hun intelligentie te leveren.
°
Het testen van dierlijke intelligentie ;
Conditioneringsproef
Bij  conditioneringroeven  probeert men  aan te tonen dat een dier kan begrijpen dat de ene gebeurtenis de andere in tijd opvolgt, bijvoorbeeld dat een hond steeds voedsel kreeg als er een bel rinkelde.
Deze tests lieten zien dat ‘hogere’ dieren – vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren – (=gewervelden ) in staat zijn de opdrachten met succes uit te voeren, maar geven nauwelijks antwoord op de vraag of het ene dier intelligenter is dan het andere.
Goudvissen en haaien,  bijvoorbeeld, deden het even goed als ratten, honden en chimpansees.
Het hebben / verwerven  van een geconditioneerde  reflex  is niet hetzelfde als iets leren wat daarna intelligent wordt  gebruikt .( in het geval van  “kluger hans ” is dat heel moeilijk  te onderscheiden ) 
Iemand merkte op

Quote ” …. Vroeger hadden wij een kater en een pup. Volwassen katten vinden pups niet altijd leuk want een kat wil ook wel eens rustig slapen. De pup durfde wel de trap op maar niet naar beneden. De kater had dit opgemerkt en lokte de pup meerdere malen al mauwend en idioot doende de trappen op om daarna zelf snel naar beneden te rennen en lekker rustig in de stoel te gaan liggen. De pup al piepend en jankend bovenlatend. Als de kat alleen op een pavlof achtige manier zou kunnen leren zou het alleen maar wegkruipen bij het zien/horen van de pup. Een pup naar boven lokken heeft niets met reflex of instinct te maken …”

Een grote vraag binnen de leerpsychologie. alles hangt ervan af wat je onder denken verstaat. als dat associatief leren is, dan kunnen dieren zeer zeker denken. als je het daarentegen overdeductief redeneren hebt, dan blijken dieren achter te blijven
MAAR recent onderzoek toont ook deductieve aspecten bij sommige dieren ( bv. DeHouwer met zijn ratten-onderzoek )
°
RAT  De rat kan misschien een aanwijzing geven waarom sommige dieren intelligenter lijken dan andere. Net als de mens is de rat een generalist en een opportunist. Om in de riolen van de grote stad of op akkers in leven te blijven, moet hij het hoofd kunnen bieden aan elke gebeurtenis die de natuur voor hem in petto heeft. Hij heeft, bijvoorbeeld, een nauwe relatie met de mens opgebouwd: hij past zich snel aan allerlei menselijk voedsel aan, heeft geleerd oogsten en opslagplaatsen te plunderen, en voorkomt handig dat hij gepakt wordt.
°
Veel andere dieren, van de koala’s in Australië , tot de grondbewonende kakapo in Nieuw-Zeeland, zijn veel gerichter in hun gedrag en echte specialisten.
Ze leven in een bepaald milieu dat weinig verandert, eten altijd hetzelfde voedsel en verblijven op dezelfde plaatsen. Ze hebben weinig behoefte om zich aan veranderende omstandigheden aan te passen en tonen als gevolg daarvan zeer weinig uiterlijke tekenen van wat intelligent gedrag genoemd zou kunnen worden. Dit wil niet zeggen dat ze niet intelligent zijn: tijdens hun dagelijks leven is hier echter weinig van te merken.
°
onderscheidingstest Sommige tests, de zogenoemde ‘onderscheidingstests’, onthullen meer over de intelligentie van dieren. Bij een eenvoudige proefneming wordt dieren een reeks van overeenkomstige problemen voorgelegd, waarbij ze de overeenstemming moeten herkennen. Lukt dit, dan krijgen ze een beloning. De proef is vrij eenvoudig. Een lekker hapje word onder een van twee voorwerpen verborgen, bijvoorbeeld altijd onder het linker voorwerp  . Het dier moet geleerd worden altijd onder het linker voorwerp  te kijken om de beloning te krijgen. Heeft het dit door, dan komt de volgende test.
Het voedsel wordt onder uiteenlopende voorwerpen geplaatst, maar altijd onder het linker. De tijd die het kost voordat het dier onder het meest linkse voorwerp kijkt, is een maatstaaf voor zijn intelligentie. Ook hierbij moeten onderzoekers voorzichtig zijn met de interpretatie van de resultaten. Apen zijn uiteraard beter in het optillen van voorwerpen dan bijvoorbeeld ratten. Ook hebben ze een beter gezichtsvermogen. Apen leren sneller visuele opdrachten uit te voeren, maar ratten presteren beter bij reuktests, omdat hun reukvermogen beter  is
°

Hoe groter het brein, hoe meer zelfcontrole(= hoe vlugger aangeleerd gedrag kan worden omzeild = grotere beslissingsvrijheid en intelligentie )

eekhoorn

Nieuw onderzoek toont aan dat er een verband is tussen de grootte van een brein en de mate waarin een organisme zelfcontrole heeft. Organismen met het grootste hersenvolume zijn het best in staat om zichzelf te bedwingen.

Die conclusie trekken onderzoekers nadat ze experimenten uitvoerden met onder meer bonobo’s, chimpansees, Aziatische olifanten, vlaamse gaaien en zebravinken. In een eerste experiment verstopten de onderzoekers voedsel in een ondoorzichtige cilinder en leerden de dieren dat ze het voedsel daar konden vinden. Zodra de dieren dat doorhadden, veranderden de onderzoekers de opstelling. Nu legden ze het voedsel in een transparante cilinder. Vervolgens keken ze wat de dieren zouden doen. Zouden ze weer naar de ondoorzichtige cilinder lopen zoals ze geleerd was? Of zouden ze meer zelfcontrole vertonen en het voedsel direct uit de doorzichtige cilinder halen? Primaten met een groot brein – zoals bijvoorbeeld gorilla’s – presteerden uitstekend. Zij onderdrukten de drang om naar de ondoorzichtige cilinder te wandelen en gingen direct voor de doorzichtige cilinder. Organismen met een klein brein presteerden aanzienlijk slechter.

Een tweede experiment onderschrijft die resultaten. De onderzoekers zetten drie kopjes op tafel. Vervolgens stopten ze – terwijl onder meer eekhoorns toekeken – een snoepje onder één van de kopjes. Meestal was dat kopje A. Als de dieren drie keer op rij het juiste kopje aanwezen, gingen ze door naar de volgende ronde. Nu stopten de onderzoekers terwijl de dieren toekeken het snoepje onder kopje C. “De vraag was: zouden zij kopje A benaderen, omdat ze geleerd hadden dat daar het voedsel te vinden is of zouden zij wat ze geleerd hadden, updaten en hun voedsel op de nieuwe locatie halen?” vertelt onderzoeker Mikel Delgado. “Eekhoorns en woestijnratten waren geneigd om naar de plek te gaan waar ze geleerd hadden dat voedsel te vinden was.” Het laat zien dat ze er niet in slagen om de aangeleerde impuls te onderdrukken. “Het kan zijn dat de mate van succes in het leven van een eekhoorn net zo bepaald wordt als in het leven van mensen,” voegt onderzoeker Lucia Jacobs toe. “Namelijk door de mate waarin hij in staat is om even stil te staan en na te denken alvorens hij een beloning pakt.”

De resultaten van het onderzoek laten zien dat de dieren met het grootste hersenvolume – en dus niet het relatief gezien grootste hersenvolume – beter in staat zijn om zichzelf te remmen. Het geeft ons een nieuw inzicht in de intelligentie van dieren. Doorgaans wordt namelijk aangenomen dat de relatieve grootte van een brein een betere maatstaf is voor intelligentie dan de absolute grootte van een brein. Maar dit onderzoek trekt die aanname in twijfel. Mogelijk zegt de absolute grootte van het brein meer over de intelligentie. Hoe dat komt? Daarover kunnen de onderzoekers enkel speculeren. “Een mogelijkheid is dat wanneer de hersenen groter worden, het aantal zenuwcellen toeneemt en het brein in modules wordt opgedeeld, waardoor de evolutie van nieuwe cognitieve netwerken gefaciliteerd wordt.”

Bronmateriaal:
Brain size matters when it comes to animal self-control” – Berkeley.edu
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door Acuzio (via Freeimages.com).

 –>uw zelfcontrole verbeteren (= een boost geven ) :

De mens is niks bijzonders   I

(1) Natuurlijk zijn er verschillen  tussen willekeurig welke intelligente diersoort en de mensheid,  maar die zijn gradueel, niet principieel.
Als we iets te laat waren geweest, dan waren wij nu de bedreigde diersoort en zat de chimpansee te bedenken wat te doen tegen global warming   16-09-2008  door meneer_opinie
°

Slimme kraai vist naar eten

26 mei 2009

http://www.teleac.nl/radio/index.jsp?site=site_radio&category=1683736&nr=1683209&item=2434743 Niet alleen apen en mensen maken en gebruiken gereedschap, ook sommige kraaiensoorten doen het. De roek, een grote kraaiachtige zangvogel, maakt met gemak gereedschap om complexe dilemma’s op te lossen. Daar kwamen Engelse onderzoekers achter door roeken moeilijk toegankelijk eten aan te bieden. Een voorbeeld: onderaan een lange dunne plastic buis legden ze een emmertje met een lekkere hap voor de vogel. Een onmogelijke plek om zomaar met de snavel bij te komen. Naast deze opstelling legden ze een metalen draad. De roek hoefde niet lang na te denken. Binnen enkele seconde en zonder aarzeling pakte hij de metalen draad, boog er een haakje in en viste zo het emmertje uit de plastic buis. Allemaal bij de eerste test en zonder te oefenen.

(klik op de foto’s )
    
      
feathered apes
  

Dit type gedrag was tot nu toe alleen beschreven bij bepaalde mensapen, en bij één andere kraaiachtige: de wipsnavelkraai. En onder die wipsnavelkraaien was er maar een individu die ook zo emmertjes kon vissen, Betty. Dit opmerkelijke gedrag maakte Betty in een klap wereldberoemd. Eigenlijk is het helemaal niet zo gek dat Betty dit kon. In het wild moeten de wipsnavelkraaien namelijk ook gebruik maken van gereedschap om te kunnen overleven. Met kleine takjes en twijgjes peuteren ze in kieren en spleten op zoek naar iets lekkers. Dit gedrag is zo geëvolueerd. Je bent er als wipsnavelkraai snel geweest wanneer je niet op deze manier aan voedsel kan komen. Maar bij de roek is dit anders. Die maakt in het wild helemaal geen gebruik van gereedschap. Het feit dat ze in gevangenschap zo makkelijk problemen oplossen met gebruik van gereedschap, zegt volgens de onderzoekers iets over de intelligentie van de vogels: die doet niet onder aan die van mensapen zoals de chimpansee. Bron: EurekAlert, Proceedings of the National Academy of Sciences http://news.bbc.co.uk/2/hi/science/nature/8059688.stm  <—met video’s http://www.sciencedaily.com/videos/661227.htm     2014 Jelbert SA, Taylor AH, Cheke LG, Clayton NS, and Gray RD. 2014. Using the Aesop’s Fable Paradigm to Investigate Causal Understanding of Water Displacement by New Caledonian Crows. PLoS ONE 9(3): e92895. doi:10.1371/journal.pone.0092895 http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2014/03/31/eureka-canny-crows-figure-out-water-displacement-to-get-noms/

°
Een eeuw of twee geleden wisten we het wel: de mensheid was iets zeer bijzonders. Zij heeft veel hersenen, cultuur, taal, maakt en gebruikt van gereedschap en is in het bezit van bewustzijn. Het kon niet anders of de mens was iets heel bijzonders en absoluut op geen enkele wijze familie van mens- of andere apen, laat staan dat er wat voor banden dan ook konden zijn met vogels of olifanten.
Helaas is dit beeld de laatste tijd nogal afgebrokkeld. Chimpansees blijken takken en stenen te gebruiken om termieten te vangen of noten te kraken. Dus gereedschap gebruiken bleek al niet zo bijzonder.
Maar de doodsklap kwam uit een andere hoek.  :
Genialiteit komt niet alleen maar voor bij apen en mensen  -ook kraaien weten soms wel raad met onbereikbaar voer in een doorzichtige buis:
°
De Caledonische kraai, een vogel nota bene, bleek niet alleen ijzerdraadjes te kunnen gebruiken, maar boog ze ook nog eens in de juiste vorm vóór gebruik. Daar sta je dan met je vuistbijl en je laptop. Onze instrumentenmakerij is geen eigenschap die ons principieel onderscheid van dieren, er is hooguit een gradueel verschil.
David Attenborough :wild caledonian crow
°
Kraaien zijn even slim als mensapen

Crows as Clever as Great Apes, Study Says

James Owen in London for National Geographic News
December 9, 2004
A crow and an orangutan
Photographs by George F. Mobley (top) and
Bates Littlehales, copyright National Geographic Society
°
Kraaien ( corvida familie ) hebben misschien meer gemeen met orang -oetangs en andere mensapen dan ooit werd gedacht …
Een studie suggereert dat beide dierengroepen dezelfde mentale werktuigen ___
zooals verbeelding en anticiperend vermogen ___gebruiken om problemen op te lossen …
°
Vogels, en kraaien in het bijzonder, zijn een stuk slimmer dan wij vaak denken. Uit onderzoek van Nicola Clayton (Universiteit Cambridge) blijkt dat ze rekening houden met de toekomst, een enorm geheugen hebben en in feite net zo slim zijn als chimpansees. En dat met zulke kleine hersentjes.
°
Apen
ANP op 05 januari ’10,
Chimpansees in Burgers Zoo in Arnhem (ANP)
– Apen zijn wèl intelligent, maar lang niet zo slim als sommige mensen denken. Hun sociale gedrag wordt flink overschat, terwijl een computermodel aantoont dat er nauwelijks een rationele gedachtegang ten grondslag ligt aan de handelwijze van apen.
°
GROOMING 
°
Dat stelt theoretisch biologe Charlotte Hemelrijk van de Rijksuniversiteit Groningen.
Hemelrijk onderzocht het vlooigedrag van apen, wat door andere wetenschappers vaak wordt opgevat als een bewijs dat apen net als mensen kunnen ‘denken’ in termen van winst, verlies en sociale patronen.Apen zouden daarvoor hun intelligentie gebruiken en heel berekenend zijn.
Volgens Hemelrijk vlooien apen echter vanzelf de dichtstbijzijnde soortgenoot, als ze bang zijn om in een gevecht te verliezen.
Het gaat nauwelijks om bewust gedrag en van bedachte ruilhandel of verzoening hoeft al helemaal geen sprake te zijn, aldus de biologe.
‘Apen vlooien elkaar omdat ze nu eenmaal andere apen willen vlooien’, aldus Hemelrijk.
Het door haar onderzoeksgroep ontwikkelde computermodel is ook geschikt om inzicht te krijgen in het groepsgedrag van andere dieren, bijvoorbeeld het zwermen van spreeuwen, aldus de Groningse universiteit.(1)
(1)
en dat geldt evenzeer voor het groepsgedrag van mensen….
Sociaal gedrag is  o.a.  mores  en  dat is  minstens  gedeeltelijk  ingebouwd in het ( in dit geval mensachtige )  universele  mentale  vermogen  .
Het heeft evengoed met EiQ( emotionele  intelligentie)als met IQ als met EQ (encefalisatie)  te maken
Verdedr heeft het alles te maken met empathie  en imitatie (–>spiegelneuronen )
°
Vooruiziend ( anticiperend )denken  /plannen 

Kunnen dieren plannen maken voor de toekomst?

°

“Planning for the future is uniquely human”: alleen mensen kunnen plannen maken voor de toekomst.

°
Dit is eigenlijk een volkswijsheid.
Iedereen weet het.
Maar deze wijsheid werd ook herhaald door psychologen (Wolfgang Köhler) en antropologen.
Maar volgens psycoloog Josep Call (directeur Wolfgang Köhler Primate Research Center) kunnen bonobos and orang-oetangs wel degelijk plannen voor de toekomst.
Het wordt pas echte planning als het om plannen voor de toekomst gaat.
Een recent experiment met bonobos en orang-oetangs liet de individuen kiezen uit verschillende tools om een tros druiven te pakken te krijgen.
Behalve het juiste gereedschap (een stok) lagen er ook controle gereedschappen (bord, kop) die wel iets met voedsel maar niet met de huidige proefopzet te maken hadden.
Nadat ze het probleem opgelost hadden, werden ze in vervolgexperimenten in de kooi binnengelaten terwijl het druiven-apparaat zichtbaar maar niet toegankelijk was.
De bedoeling was het juiste gereedschap te kiezen zonder dat ze het direct konden gebruiken.
Pas na 1 uur tot 14 uur (nachtverblijf) werden ze weer toegelaten tot de testruimte met toegankelijk druivenappararaat, maar zonder gereedschap.
De apen slaagden daarin (niet met 100% succes percentage).
Soms raakten ze de stok kwijt in het nachtverblijf.
In een verbeterd experiment waren de gereedschappen en proefopstelling niet gelijkertijd zichtbaar.
Ook dat lukte.
Ook werd de proef herhaald met ongetrainde apen die de proefopstelling nog nooit eerder hadden gezien. Twee van de vier namen de kozen de juiste tool en namen die de volgende dag mee. Om uit te sluiten dat ze honger of dorst hadden, werd het experiment herhaald met als beloning vruchtensap, terwijl ze in hun dagverblijf continue de beschikking hadden over drinkwater zodat ze geen dorst hadden. Dat lukte ook.
Een andere verbetering is dat ze het druiven apparaat konden zien zonder gereedschap. Op deze manier wordt steeds beter getest of apen echt kunnen plannen voor de toekomst. Call heeft hierover gepubliceerd (“Apes Save Tools for Future Use”) in Science 19 May 2006.
Call concludeert dat de aanzet voor plannen voor de toekomst al 14 miljoen jaar geleden is ontstaan bij de voorouders van de huidige mensapen.
°

Boze aap plant aanval op zoobezoekers uren vooraf 10/03/09 De chimpansee verzamelt de stenen terwijl hij kalm is. Een gracht scheidt Santino van zijn publiek. Enkele stenen die de woeste Santino naar de bezoekers gooide. De voorraad ligt al klaar: nu de bezoekers nog °

In de Zweedse Furuvik-zoo hebben wetenschappers opmerkelijk gedrag vastgesteld bij chimpansee Santino. Het 31-jarige alfamannetje verzamelde ’s ochtends vroeg een voorraad munitie om uren later bezoekers mee te bekogelen, meldt Current Biology. Rustig Opmerkelijk genoeg zoekt Santino stenen en andere objecten bij elkaar voor de zoo opent, in een kalme gemoedstoestand. Hij gooit de stenen pas uren later naar bezoekers, terwijl hij dominant gedrag vertoont en woest was. Mentale simulaties De Zweede onderzoeker Mathias Osvath, die de aap bestudeerde en sprak met personeel dat Santino al tien jaar verzorgt, noemt de resultaten opmerkelijk. “Het toont aan dat onze collega-primaten de toekomst bekijken op een heel complexe manier. Het impliceert dat ze een sterk ontwikkeld bewustzijn hebben, en mentale simulaties maken van mogelijke gebeurtenissen.” (sam)

°

Santino, de Zweedse Bokito

Ook chimps kunnen met voorbedachte rade rotstreken uithalen. Santino moet even binnenblijven, want hij gooit stenen naar de bezoekers van de dierentuin. Niet per ongeluk, maar met voorbedachte rade. En dat is bijzonder, want plannen en vooruitdenken zijn typisch menselijke eigenschappen. Dat verwacht je niet zo snel van een aap. Onderzoekers van de universiteit van Lund ontdekten dat de chimp ’s ochtends in alle vroegte stenen verzamelt, en die keurig op stapeltjes klaarlegt. Later op de dag, als er lekker veel bezoekers bij het chimpansee-eiland staan, gooit Santino zijn hele voorraad naar het publiek. Keileuk voor de onderzoekers, zo’n slimme aap die weloverwogen stenen verzamelt en naar het publiek gooit, maar voor de bezoekers minder gezellig. De Furuvik-dierentuin heeft dan ook besloten om de dertigjarige aap te castreren. Hopelijk houdt dat het machogedrag van de aap een beetje in toom. Het is niet de eerste maal dat chimps dit gedrag vertonen  Het is echter wel de eerste  maal  dat er van een  aantoonbare  planning vooraf sprake is

°
In Kolkata was een chimpansee het zo beu dat hij constant bekogeld werd met stenen door bezoekers van de dierentuin, dat hij wraak heeft genomen. De aap besloot om de bezoekers van de dierentuin zelf maar eens te bekogelen met stenen. Het dier verwondde hierbij een moeder en haar 6-jarig dochtertje. Het was niet de eerste keer dat de chimpansee voor opschudding zorgde in de dierentuin. Vorig jaar brak de aap het slot van zijn kooi open en ging hij ervandoor met een vrouwelijk aapje. (adv)
°
zie ook 
°
16/12/08
De mens is niet de enige die kan plannen voor de toekomst. en verrassend genoeg kunnen ook sommige vogels dat

Gaaien kunnen heel goed vooruitdenken

 22 febr.207
 Gaaien kunnen uitstekend plannen. Dat blijkt uit een Brits experiment met westelijke struikgaaien (Aphelocoma californica).
WesternScrub-Jay2003-09-18-001  Western scrub jay

De vogels wisten precies wat ze moesten doen om de volgende ochtend hun ontbijt niet te missen. Ze verstopten drie keer zoveel pijnboompitten in de kooi waar ze geen ochtendmaaltijd verwachtten. De resultaten verschijnen vandaag in het Britse wetenschappelijke tijdschrift Nature.

Het elegante van het Britse experiment is dat de vogels moesten anticiperen op een gevoel: de honger van de volgende morgen die zij de avond tevoren nog niet hadden. De vogels werden in paartjes gehouden in kooien die in drie compartimenten onderverdeeld konden worden. In het middelste compartiment stond een voerbak, in het linker- en rechtercompartiment een bakje om ijsblokjes te maken. Elk vakje daarvan was gevuld met maïsschroot en diende als verstopplaats voor voedsel. In de trainingsfase leerden de vogels dat zij overdag overal konden komen, maar dat zij ’s ochtends twee uur opgesloten zaten in het linker- of rechtercompartiment. In het ene kregen zij ontbijt, in het andere niet. Overdag en ’s avonds kregen de dieren gemalen pijnboompitten, die je niet kunt verstoppen, maar meteen moet opeten. De getrainde vogels kregen ‘s avonds hele pijnboompitten opgediend. Ze aten ervan, maar begonnen ook een groot deel ervan te verstoppen in de ijsblokbakjes. Ze verstopten drie keer zoveel pitten in het compartiment waarvan zij uit ervaring wisten dat zij er zonder ‘ s ochtends honger moesten lijden. Zo bewijst de gaai opnieuw iets te kunnen wat voor uniek menselijk werd gehouden: vooruitzien. Eerder sneuvelde de exclusiviteit van gereedschapsgebruik, taal en logisch redeneren. °
Gebruik van werktuigen 
°
°
bearded monkey capucin 130227183502-large
°
Onze cultuur dan? Geen enkele diersoort die het equivalent van de Beatles of de breakdance heeft, toch? Helaas, de laatste jaren is duidelijk geworden dat bepaalde vormen van dans en handenschudden bij chimpansees in en uit de mode gaan. En bij bultruggen (walvissen) bleken nieuwe liedjes zich als een olievlek over de populatie te verspreiden. Dus ook wat cultuur betreft, is het verschil tussen mensen en dieren eerder gradueel dan principieel.Zelfbewustzijn dan? Jarenlang toch gezien als exclusief voor de mens, want persoonlijkheid, en zelfbewustzijn, dat zit in je neocortex. Dus hooguit apen en zoogdieren konden dat hebben, want de rest van het dierenrijk was niet met zo’n neocortex gezegend. Nou, van olifanten werd vorig jaar al aangetoond dat ze in ieder geval zichzelf herkennen in een spiegel en van eksters werd dat ook al aangetoond. Van chimpansees is ook al bekend dat ze zich in de situatie van een andere chimpansee kunnen inleven,(empathie )  een eigenschap die bij mensen meestal in de late peutertijd de kop opsteekt. Dus ook hier is er weer een gradueel verschil, geen principieel verschil.
°

Duiven herkennen zichzelf op televisie

Stadsduif overtreft peuter in mentale prestatie

24 juni 2008

Duiven kunnen livebeelden van zichzelf onderscheiden van oudere opnamen. Of duiven ook zelfbewust zijn, is een andere vraag.

 Hester van Santen

°

Het zijn typische reacties op de tribunes bij het EK voetbal. Je ziet de supporters kniezen, totdat ze in de gaten krijgen dat ze in beeld zijn op het grote scherm in het stadion. Ze leven op, stoten elkaar aan, lachen naar zichzelf.

Een doodgewone stadsduif kan iets dergelijks, zo beschrijven Japanse gedragsonderzoekers in het nieuwste nummer van Animal Cognition. De duiven merken het op wanneer ze live op tv zijn. Ze zien het verschil met oude opnamen van zichzelf, zelfs als de beelden met een paar seconden vertraging worden vertoond. Dat is een merkwaardige prestatie. Menselijke peuters van drie herkennen zichzelf n챠et, als een filmpje van hen twee tellen achterloopt. Koji Toda en Shigeru Watanabe namen vijf duiven onder hun hoede, van de hand gedaan door een duivensportvereniging in Tokio. Ze bouwden in hun kooien een dvd-installatie met een scherm ter grootte van een ansichtkaart. Vervolgens vertoonden ze twee soorten korte filmpjes aan de duiven: de duif hier en nu in zijn kooi, of een opname van een paar dagen geleden. Alleen hier en nu Het was al opvallend dat alle vijf de dieren konden worden afgericht om met hun snavel op een knop te drukken als ze directe beelden van zichzelf zagen, en om van de knop af te blijven als er oudere beelden werden vertoond. Maar de duiven gingen nog verder: als de livefilmpjes uit de vorige serie later nogmaals werden voorgeschoteld, reageerden de duiven niet meer. Weer pikten de duiven alleen als ze de video zagen van het hier en nu. Ook tot 7 seconden vertraagde livebeelden wisten de duiven van ‘oud’ te onderscheiden – een teken dat ze zich ook nog het een en ander herinneren. De test lijkt wel wat op een klassieke proef met een spiegel, waarover psycholoog Gordon Gallup in 1970 als eerste publiceerde. Hij gaf vier chimpansees een spiegel. Een paar dagen later verdoofde hij ze, en smeerde bij elk rode verf op een oor en een wenkbrauw. Prompt begonnen de apen zichzelf in de spiegel te inspecteren en aan hun vlekken te voelen. De spiegeltest is erg invloedrijk. Dieren die in hun spiegelbeeld zichzelf herkennen, en niet denken dat ze een soortgenoot tegenover zich hebben, wordt zelfbewustzijn toegedicht. Wat de duiven doen, is niet hetzelfde. Uit niks bleek dat de vogels zichzelf ook echt bekeken op de video, zoals de voetbalsupporters. De vogels weten wel, interpreteren Toda en Watanabe, dat wat zij op dat moment doen, overeenkomt met wat ze op het scherm zien. Maar de onderzoekers van de Keio Universiteit in Tokio vinden n챠et dat hun proef laat zien dat duiven ook een beetje zelfbewust zijn. Integendeel: ze werpen op dat de spiegeltest misschien ook geen zelfbewustzijn meet. „[Dieren] hebben mogelijk geen complexe cognitieve functies of sociale vaardigheden nodig om zichzelf van anderen te onderscheiden.” Critici Daarmee scharen ze zich in een traditie van critici van de spiegeltest. Al eerder, in 1981, speelden duiven daarin een hoofdrol. Science publiceerde toen een onderzoek van Robert Epstein uit de Harvard-groep van de bekende behaviorist B.F. Skinner. De duiven, zo bleek, konden leren om vlekjes op hun borst aan te raken, die alleen via een spiegel te zien waren. De duiven waren eerder voorzien van direct zichtbare vlekjes. Toen ze eenmaal wisten hoe die er in spiegelbeeld uitzagen, konden ze ook de plek van de onzichtbare vlek afleiden, redeneerden de gedragsonderzoekers. De duiven in het nieuwe onderzoek redeneerden op dezelfde manier, zeggen de Japanners. En dat beamen anderen. Ook cognitieonderzoeker Daniel Povinelli uit Louisiana betoogt dat de reactie van chimpansees niet duidt op zelfbewustzijn (een psychologisch inzicht dus), maar eerder op een bewustzijn van het eigen gedrag. ‘De aap concludeert niet „Dat ben ik!” maar: „Dat is hetzelfde als ik!”’, schreef hij eens in Scientific American. Dan nog blijft de vondst van de Japanners raadselachtig. Misschien kunnen duiven, waaraan doorgaans geen diepe gedachten worden toegedicht, inderdaad simpelweg afleiden dat hun gedrag hetzelfde is als wat ze op de band zien. Maar dan blijft het een mysterie waarom alleen de meest intelligent geachte, sociale dieren, slagen in de spiegeltest – voetbalsupporters niet uitgezonderd. °

Mensapen, dolfijnen en olifanten herkennen zichzelf

Voor zover bekend herkennen alleen mensapen, tuimelaars (dolfijnen) en olifanten zichzelf in hun spiegelbeeld – en zelfs lang niet altijd. Hierbij zou de herkenning stoelen op zelfbewustzijn, niet alleen op herkenning van het eigen gedrag, zoals de Japanse duivenonderzoekers Toda en Watanabe opperen. Dolfijnen roepen elkaar zelfs bij hun naam, zo toonden biologen in Schotland in 2006 aan. Iedere  Tuimelaar(Tursiops truncatus) heeft zijn eigen kenmerkende fluitje. Groepsgenoten herkennen dat en gebruiken het om de ander te roepen. Negen van de veertien testdolfijnen reageerden sterker op de fluitjes van een familielid dan op die van een vreemde. Ze draaiden hun kop vaker richting de luidspreker als zij een bekend geluid hoorden. Daarmee is de dolfijn het eerste dier naast de mens dat ‘namen’ gebruikt voor de aanduiding van soortgenoten, zo concludeerden de onderzoekers. Door geluiden met de computer na te bootsen konden ze laten zien dat de dieren elkaar niet herkennen aan het stemgeluid,( =de stem-kleur )  maar aan de specifieke variaties in toonhoogte, duur en volume.

Image26

 

  • How Smart Are Dolphins?
    How Smart Are Dolphins? These brainy marine mammals can “read,” plan ahead, and communicate in astounding ways.
°
Ekster herkent zichzelf in spiegel 19 augustus 2008
– Ekster(1) hebben hersenen met een omvang van een doperwt maar ze zijn buitengewoon intelligent.(2) Ze herkennen zichzelf in een spiegel. (3)
Dat is volgens wetenschappers een gave die is voorbehouden aan de pienterste wezens. Tot voor kort waren dat enkel de mens en de zoogdieren aap, olifant en dolfijn.
( en  sindsdien zijn daar  ook duiven  bijgekomen   )
Duitse onderzoekers van de Goethe Universiteit in Frankfurt en de Ruhr Universiteit in Bochum hebben nu echter aangetoond dat ook de ekster (Pica pica) in staat is zichzelf in de spiegel te herkennen, melden zij deze week in het online tijdschrift PLoS Biology.
Het is het eerste niet-zoogdier waarbij deze specifieke vorm van cognitieve intelligentie( zelfbewustzijn ?)is vastgesteld, aldus onderzoeker Helmut Prior van de Goethe Universiteit.
Tot nu toe werd aangenomen dat voor het vermogen tot zelfherkenning een neocortex is vereist.
Alleen zoogdieren beschikken daarover, een vogelbrein zit anders in elkaar. Blijkbaar kunnen hogere cognitieve functies zich dus ook langs andere evolutionaire lijnen ontwikkelen.
Bewijs voor de stelling kwam van onder anderen Gertie en Goldie, twee eksters die gekleurde stippen op hun keeltje kregen en een spiegel in hun kooi.
De vogels begrepen dat de vogel met stippen in de spiegel geen ander dier was maar een weerspiegeling van zichzelf. Ze probeerden met behulp van de spiegel en hun snavel de stippen van hun keel te verwijderen.
(1) De ekster is een kraaiachtige, Filmpje van David Attenborough   over  inventieve  japanse  kraaienhttp://www.youtube.com/watch?v=BGPGknpq3e0
Die beesten zijn inderdaad intelligenter dan menigeen denkt.
(2)Ze hebben ook sterke emoties . Heb ooit een ekster bij zijn net doodgereden partner zien staan. Ik heb werkelijk nog nooit zo’n afgrijselijk geklaag gekrijs gehoord. Sommige dieren waaronder de eksters hebben terdege emoties en zelfs verdriet
zie  ook –> Boerenzwaluw
(3) Ik vraag me af of herkenning in een spiegel wel zo’n uitermate goede weergave is voor “intelligentie. “? Misschien herkent een hond zichzelf ook wel , maar die is gewoon niet zo dom om daar zoveel waarde aan te hechten en vindt het doodgewoon.
Het gaat niet alleen maar  om intelligentie ( honden zijn  wel degelijk  intelligent )maar om  een  bepaalde vorm van   zintuigelijke ( in dit geval ” visuele ” )zelfherkenning Honden  herkennen  andere soortgenoten in de eerste  plaatst  door hun goed ontwikkelde reuk Wanneer de hond zijn spiegelbeeld “ziet”  , ruikt hij wel niets anders honds  dan  zichzelf …De reuk wint het Bij primaten (en beslist  bij vogels  ) is het in de eerste plaats het gezichtsvermogen dat telt –> vogels  zijn in de eerste  plaats oogdieren  
270px-   
eksterbaby
zo pas uit het nest
°
Intelligentie is niet genoeg 
Zichzelf in de spiegel herkennen, is volgens onderzoekers : een „cruciale stap voor de ontwikkeling van zelfbewustzijn” .
De spiegeltest laat zien dat een dier zijn spiegelbeeld niet interpreteert als een soortgenoot, maar als zichzelf. Het is de belangrijkste test in de gedragsbiologie om zelfbewustzijn bij dieren aan te tonen.
In het huidige experiment, kregen eksters een gekleurde sticker opgeplakt. Die zat onder de snavel, en konden zij dus alleen in de spiegel zien.
Drie eksters, voorzien van een rode of gele stip, bekeken zich in de spiegel en klauwden of pikten naar de sticker.
Twee van de drie haalden de sticker zelfs keer op keer weg, en besteedden er daarna geen aandacht meer aan.
Twee andere eksters slaagden niet voor de test. Zij zagen hun spiegelbeeld enkel als een soortgenoot, die ze aanvielen of juist het hof maakten.
Er bestaan dus  duidelijke   individuele   verschillen en talenten 
Het  zelfbewustzijn van eksters  schijnt  nogal ” variabel ” te zijn  
Dat is niets  speciaals :
ook bij mensen  zijn er verschillen in trappen van idiotie en  intelligentie 
en in sociale  vaardigheid  ( EQ  en IQ  )  ….
Primatologen betoogden al eerder dat het vermogen tot zelfbeschouwing dat de spiegeltest meet…. De noodzakelijke  basis vormt voor ingewikkelde sociale verhoudingen. Dat zou verklaren waarom  alleen  maar   intelligente/sociale dieren   voor de spiegeltest slagen
Ekster met gelesticker  (Credit: Courtesy Prior H, Schwarz A,  PLoS Biology,)

Prior et al. Mirror-Induced Behavior in the Magpie (Pica pica): Evidence of Self-RecognitionPLoS Biology, 2008; 6 (8): e202 DOI: 10.1371/journal.pbio.0060202

°
Kris Verburgh :
Een eenvoudig experiment heeft aangetoond dat ook eksters een zelfbewustzijn hebben. Onderzoekers brachten een felgekleurde vlek aan onderaan de bek van eksters (terwijl ze verdoofd waren) en namen dan waar hoe de eksters voor een spiegel de vlek probeerden aan te raken met hun poot.Dit is een belangrijke vondst, omdat zelfbewustzijn tot nu toe enkel werd waargenomen bij zoogdieren, namelijk mensen, de vier soorten mensapen (chimpansee, bonobo, oerang-oetang en gorilla) en dolfijnen en olifanten. Maar de hersenen van vogels zitten helemaal anders in elkaar dan die van zoogdieren, wat ook niet verwonderlijk is gezien de laatste gemeenschappelijke voorouder van zoogdieren en vogels zo’n 300 miljoen jaar geleden leefde. Dit onderzoek toont dus aan dat zelfbewustzijn een eigenschap is die al verschillende keren in de geschiedenis van het leven op aarde kon ontstaan.
1) 
Dat van die eksters is al een tijdje geweten 
ik heb er ooit eens over geblogd:
Dit ” nieuwe ” voorliggende  ekster-onderzoek en de nieuwere   inzichten over  zelfbewustzijn bij eksters,    is  toch wat   algemener  bekend geraakt   door  een artikel  in   de ”  Scientific American Mind”  van december 2008  , waarin men( weliswaar)  liet  uitschijnen dat het een spectaculair “nieuw “inzicht was.
Naast eksters zijn   ook  kraaien buitengewone vogels. ( zie hierboven  )Die vertonen  een zeer ver gevorderde vorm van intelligentie en, misschien nog wel interessanter,  ze zijn in staat puzzel op te lossen  en beschikken  over  een geweldige geheugen http://www.ted.com/index.php/talks/joshua_klein_on_the_intelligence_of_crows.html
°

Eksters beslissen sneller wanneer ze begluurd worden

 10 juni 2013   1

eksters Eksters die een lekker hapje gevonden hebben, laten dit natuurlijk niet graag achter. Zij schieten dan ook niet zo snel in de stress wanneer iemand dichterbij komt. Wanneer zij denken dat iemand hen begluurt, dichtbij of ver weg, besluiten zij veel sneller wat zij doen. Dat blijkt uit onderzoek. “Voor een lange tijd hadden wij het idee dat eksters op de één of andere manier weten wanneer zij geobserveerd worden,” begint Dr. Sang-im Lee, hoofd van het onderzoek, haar verhaal. “Vaak vliegen zij weg wanneer wij de vogels proberen te observeren. Wanneer wij echter indirect naar hen kijken, kunnen wij wel behoorlijk dichtbij komen zonder dat zij wegvliegen.” Hiermee ontstond het vermoeden bij de onderzoekster en haar collega’s van Seoul National University dat eksters sneller reageren wanneer mensen en eventueel andere bedreigingen zoals een kat direct naar hen kijken. Beslissen Beslissingen nemen kost tijd. Hoe snel dieren waaronder eksters in hun eigen leefomgeving beslissen, is nog niet eerder onderzocht. De onderzoekers vroegen zich af of een ekster sneller beslist wanneer mensen direct naar hem kijken. Ongeacht of hij een situatie als zeer bedreigend ervaart (waarbij hij kiest om weg te vliegen) of als minder bedreigend (waarbij hij kiest om verder te eten).

Veiligheid Dat dieren merken wanneer iemand een blik op hen werpt, is niet nieuw. Zij doen dit namelijk onderling in het sociale contact en ook als mensen hen als huisdier hebben. Als zij in het wild als prooi worden aangezien, zijn zij zich ook bewust van observatie. Eerder dachten wetenschappers dat dieren sneller reageren wanneer zij observatie als bedreigend ervaren. Nu blijkt echter dat eksters ook wegvliegen wanneer mensen op wijde afstand naar hen kijken. Daarnaast blijken de dieren sneller beslissingen te nemen; kiest de vogel om te blijven eten of vliegt hij weg voor zijn veiligheid? Stress Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de beslissing minder snel werd genomen wanneer naderende mensen niet naar de vogels keken. Zo hopten zij eerst een stukje weg. Wanneer mensen direct naar de eksters keken, namen zij veel sneller de beslissing om weg te vliegen of verder te eten; ook wanneer mensen ver weg en dus minder ‘bedreigend’ waren. Begluurd worden is dus hetgeen waarvan eksters in de stress schieten, niet het feit dat een mens of een andere bedreiging zich op korte afstand van de vogel bevindt. Hoewel blijkt dat eksters sneller een beslissing nemen wanneer iemand hen observeert, is ook waargenomen dat zij mensen negeerden en bleven eten. Waarom de eksters bij de ene persoon die naderde en keek niet wegvlogen en bij de ander wel, is voor de onderzoekers onduidelijk. Eksters zijn dus in staat meer informatie te halen uit de manier waarop mensen hen observeren. Zo reageren zij sneller wanneer zij zien dat een bedreiging continu aandachtig naar hen staart. Mogelijk zijn dit soort vaardigheden belangrijk geweest voor de overleving omdat zij in de nabijheid van mensen leven. Hoe meer informatie beschikbaar is voor het dier, hoe korter het beslissingsproces duurt, schrijven de onderzoekers in hun paper in wetenschappelijk blad PLoS ONE.

Bronmateriaal: Magpies take decisions faster when humans look at them” – Seoul National University (via: Eurekalert.org). De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door webted (cc via Flickr.com).
°
Dieren zijn dom ?
Dieren, met uitzondering van ons eigen mensenras, werden lang voor domme eetbare zool versleten. :
Honden zijn rechtlijnig trouw; ( erzijn ook echte valserikken onder hen  )
papegaaien konden slechts nabootsen ( alex is duidelijk anders  )  en
geen enkel ander dier vertoont intelligentie.
Mens als kroon op de schepping, u kent het fabeltje wel… Ook de God uit de christelijke bijbel vertelt dat dieren er slechts zijn als instrument van de mens. Als Hij het al zegt; wie zijn wij als kroon dan?
Het antwoord is eenvoudig: zoekend en onwetend. Een kroon zijn is ook niet alles…
°
Leervermogen 
Vogels hebben niet een aangeboren talent om mooi te zingen. Nieuw onderzoek toont aan dat ze heel precies naar hun eigen gefluit luisteren om het helemaal goed te ‘tunen’. Ornithologen gebruiken vaak het geluid van een vogel om te kunnen identificeren om welke soort het gaat. Studie van de Universiteit van Californi챘 in San Francisco toont aan dat zangvogels niet zijn voorgeprogrammeerd met een specifiek geluid, maar dit tijdens hun leven ontwikkelen.
Na hun geboorte beginnen de vogels met een soort ‘fluiterig’ gebrabbel. Ze verbeteren hun zangkwaliteiten met de hulp van een leraar. Wanneer ze eenmaal een eigen geluid hebben ontwikkeld gebruiken ze dit om hun territorium af te bakenen of een soortgenoot te verleiden. Kleine verschillen in de melodie onderscheidt de ene zangvogel van de andere. En het kost ze dan ook veel moeite om hun eigen sound hun hele leven vast te houden.
Om tot deze conclusies te komen hebben de wetenschappers verschillende proeven met zangvogels gedaan. E챕n hiervan was het niet laten functioneren van het gehoor. Hieruit bleek dat na een tijdje het geluid van de vogel steeds verder afweek van het oorspronkelijke deuntje.
Volgens de onderzoekers gebruiken vogels dezelfde manieren om hun geluid te produceren en terug te horen als wij. De resultaten van hun studie kunnen hierdoor nieuw licht werpen op het onderzoek naar stotteren bij mensen.
°
TAAL   <—Intelligent  ? 
Een eenvoudige papegaaiende papegaai qua vaardigheden overeen kan komen met een kind van zes jaar. Om het maar even cru te plaatsen: een papegaai kan cognitief beter zijn dan een mentaal gehandicapte. Vanzelfsprekend zijn dit soort vermogens relatief en laat ik cruheid verder in het midden…
Onderzoek  dat duidt op een zelfbeeld bij dieren.
Zo gek is dat niet, maar ’t is wel iets waar u en ik maar weinig bij stilstaan. We beginnen bij  vissen ,  die een logisch redenerend vermogen blijken te hebben.
Een cichlide Een cichlide ( Een cichlide )

Als u ooit wel eens in een fysiek gevecht bent verwikkeld dan zult u vast wel weten dat u niet de grootste dreiging gaat uitzoeken. Als u de keuze heeft tussen een teddybeer en een grizzly dan is de kans groot dan teddy’s vel verkocht wordt. De cichlide, de vis die u hierboven op foto ziet, denk daar hetzelfde over. Mannetjesvissen gebruiken, net als de mens, een ver ontwikkelde vorm van logische redenatie om potentieële tegenstanders in te schatten. Door te kijken hoe andere mannetjes presteren tijdens een gevecht, beslissen zogenaamde cichliden bij welke opponent ze de grootste kans hebben om zegevierend naar huis te gaan. Dit type redeneren wordt onder meer geleerd door jonge kinderen. Ook is het aangetoond bij primaten en ratten, maar wetenschappers uit Californië zijn de eerste die het bij vissen hebben ontdekt. “Deze resultaten tonen aan dat vissen wel degelijk redeneren om te bepalen waar ze zich bevinden op de sociale ladder. En dat nog wel alleen door naar andere mannetjes te kijken,” aldus Russel Fernald. Cichliden klimmen in de sociale ladder door gevechten aan te gaan en van hun tegenstanders te winnen. Deze vissoort is uitgekozen omdat het gemakkelijk te bepalen is wie er verloren heeft. Bijna alle toeschouwers kozen de zwakste vis, degene die het meest verloren heeft. “Ons experiment wijst uit dat mannelijke cichliden hun kans op succes kunnen uitvogelen door louter observatie. Vanuit het evolutionaire oogpunt, bespaart de logica de vissen tijd en energie,” zo besluit Fernald “Deze resultaten tonen aan dat vissen wel degelijk redeneren om te bepalen waar ze zich bevinden op de sociale ladder. En dat nog wel alleen door naar andere mannetjes te kijken,” aldus deskundige Russel Fernald. °

Vissen nemen elkaar de maat.

30 01 2007

In the experiment, the Stanford team used a popular laboratory fish called Astatotilapia burtoni, one of many cichlid species that inhabit Lake Tanganyika in eastern Africa. A. burtoni males are extremely territorial and regularly engage in aggressive fights, the outcome of which determines who gets access to food and mates. (Image courtesy of Stanford University)
 °

Vissen hebben geen gevoelens en eigenlijk ook nauwelijks gedachten, was lang  het idee. Uit onderzoek van de Stanford Universiteit is nu gebleken dat vissen, in ieder geval mannetjes vissen , kunnen logisch  nadenken. Het gaat hier om een experiment in Afrika met ciclides, een visje met territoriumdrift. Astatotilapia burtoni. Die visjes zijn de hele dag bezig met vechten voor een hogere plek in de sociale rangorde. Het is dus handig voor hen te weten met wie ze moeten vechten om hogerop te komen. Een leuke bijkomstigheid is dat deze vissen als ze gaan vechten een zwarte streep op hun snuit hebben, die na het gevecht bij de verliezer tijdelijk verdwijnt. Dat is makkelijk turven voor de onderzoekers. Het experiment ging als volgt: één vis werd apart gezet en kon de gevechten tussen vijf andere vissen volgen. Uit al die gevechten kwam een rangorde. Onderzoekers vroegen zich af zou die eenzame vis nou weten hoe de sociale rangorde was als uitkomst van het gevecht? Ja dat wist hij, consequent zocht de vis als hij weer bij de andere was gevoegd zijn zwakkere concurent op. Die vis had dus aan observatie genoeg om te onthouden hoe de rangorde was en wat zijn plaats daarin zou zijn als hij mee gevochten had. °

Vissen  leiden geen pijn- en gedachteloos bestaan.
Door Peter Dupont
 °
Vissen, zo stelden Britse onderzoekers vast, leiden geen pijn- en gedachteloos bestaan.
Vissers  blijven het  steevast ontkennen, maar nu blijkt dat wetenschappelijk gegrond. 
Vissen hebben geen pietluttig kortetermijngeheugen maar herinneren zich alles tot drie jaar geleden, blijkt uit Brits onderzoek.
Erg intelligent zien ze er op het eerste gezicht misschien niet uit.Toch gaat er meer om in een vissenkop dan gedacht. Onderzoek wijst uit dat een vis zijn gedrag verandert door naar andere vissen te kijken, of door het verwerken van een nederlaag.
regenboogforel
°
Vis heeft eigen persoonlijkheid
Zo blijkt een stoere vis ineens een stuk minder dapper als hij een tijdje naar een schuchtere soortgenoot heeft gekeken, blijkt uit Brits onderzoek. Een vis heeft niet alleen een eigen persoonlijkheid, dit onderzoek toont aan dat vissen, net als mensen, door het leven zijn getekend.Dat dieren in karakter van elkaar verschillen is al lang bekend. Zo is de ene labrador heel anders dan de andere.
Ook de ene vis is duidelijk de andere niet, ontdekte Lynne Sneddon, onderzoekster aan de University of Liverpool.
Onder forellen bijvoorbeeld blijken er heel verschillende karakters te zijn.
Sommige individuen zijn dapper en nieuwsgierig, andere passief of terughoudend.
Die karakteristieken kunnen echter snel veranderen als ervaringen de vis leren hoe hij het best met zijn omgeving omgaat.
In elk geval helpt het sommige vissen om niet in elk aas te happen dat aan hun neus voorbijkomt.
De durvers blijven blijkbaar sneller hangen aan een vishaak.
Niet alleen benaderen en verorberen ze sneller onbekende prooien, ze eten ook meer om hun surplus aan actie te compenseren. Meer verlegen karakters houden zich ver van verdachte prooien.
Volgens Sneddon maakt haar onderzoek een eind aan de bestaande stereotypering van vissen.
“Vissen zijn niet stom, ze leren uit ervaring. Ze hebben ook geen pietluttig kortetermijngeheugen, maar herinneren zich alles tot drie jaar geleden. Biologen gaan er momenteel van uit dat vissen erg gevarieerd gedrag vertonen.”
Sneddons regenboogforellen zijn daar het voorbeeld van.
 “Sommige zijn actief, agressief, ondernemend en leren snel, andere houden zich liever gedeisd.”

De vissen blijken ook van elkaar te leren, zo meldt Sneddon in het vakblad  Proceedings of the Royal Society B,

Allereerst werden de vissen getest door een legoblokje in het aquarium te leggen. De ene vis ging binnen een paar minuten al op onderzoek uit, terwijl andere vissen tien minuten nodig hadden om zich over hun angst voor het vreemde blokje te zetten.Op deze manier werden de stoere en de verlegen forellen herkend.
Daarna werden de individuele vissen geconfronteerd met soortgenoten die groter of kleiner waren.
Uit het gevecht dat hierop volgde – forellen zijn erg territoriaal ingesteld – kon Sneddon veel leren.
Als een dappere vis een gevecht verliest, is hij daarna een stuk minder stoer. Verlegen vissen die een gevecht wonnen, werden juist stoerder. Het zijn dus net mensen: ook vissen ontwikkelen een persoonlijkheid aan de hand van de belangrijke momenten in hun leven.
Wat blijkt echter nog ?  ;
Verlegen vissen die geregeld een gevecht hadden gewonnen, waren later veel actiever en nieuwsgieriger bij een legobombardement.
Dappere vissen die geregeld hadden verloren, werden dan weer voorzichtiger.
°
In een tweede experiment konden de vissen een soortgenoot zien reageren op de legoblokjes.
Dappere vissen werden voorzichtiger na het observeren van een voorzichtige vis.
De lafbekjes bleven na observatie van een dappere vis even voorzichtig.
Sneddon denkt dat ze geen heil zien in het kopiëren van een dominante soortgenoot waar ze het toch nooit tegen kunnen halen
°
‘Dolfijn dommer dan goudvis’
Gepubliceerd op maandag 21 augustus 2006
Dolfijnen mogen niet langer worden gezien als slimste dier op aarde.Dit stelt een Zuid-Afrikaanse onderzoeker, zijn studie laat zien dat de dolfijn niet is opgewassen tegen een taak zo simpel dat een goudvis het wel kan.Paul Manger, de onderzoeker, gaat zelfs nog verder en stelt ook dat walvissen dommer zijn dan de gemiddelde goudvis. Volgens de wetenschapper is de belangrijkste functie van een groot brein eerder warm blijven in koud water, dan dat het een teken van intelligentie is.
°
Dolfijnenbrein
° De mens gaat er al jaren vanuit dat dolfijnen tot de slimste soort van het dierenrijk behoren, ook het formaat van de hersenen speelt hierbij een rol. Daarom ontmoette Manger nogal wat kritiek op zijn studie.
Hij is echter overtuigd van zijn gelijk: “Al jaren denken we dat een groot brein verband houdt met intellect. Daarom stellen we ook dat dolfijnen slim zijn. Waar we de fout ingaan is dat we niet beseffen dat er verschillende soorten hersenen zijn. Als je naar de structuur van een dolfijnenbrein kijkt, dan zie je dat het niet gemaakt is om informatie te verwerken”.Manger is als neuro-etholoog bijzonder geïnteresseerd in de evolutie van de hersenen. “Het probleem is dat mensen denken dat alle hersenen hetzelfde zijn. Dit is niet waar. In een dolfijnenbrein zit veel bindweefsel en maar weinig neuronen. Dit maakt de dolfijn ongeschikt om te denken, maar wel uiterst geschikt om als zoogdier de temperatuurverschillen van de oceanen te lijf te gaan.”
IJzersterk geheugen
° Dr. Lance Barrett-Lennard, hoofd van een van de grootste aquaria in Canada is het geheel oneens met Manger.
Hij laat de hersengrote buiten beschouwing en kijkt voornamelijk naar de praktijk. Hij vindt datdolfijnen allang hebben bewezen sociaal intelligente dieren te zijn die een netwerk aan contacten om zich heen verzamelen. Verder hebben ze een ijzersterk geheugen. Ze weten precies welk voedsel waar te vinden is.”Een dolfijn kan de hersenomvang van een walnoot hebben, maar het beest leidt een uiterst complex en sociaal leven. Ze weten precies wie hun vrienden zijn, dit binnen een hiërarchisch bestaan vol met loyale omgangsnormen.”
°
Doosje
° Manger laat weten dat zijn eigen studie naar het gedrag van dolfijnen alleen maar onderbouwend is voor zijn huidige denkbeelden, ook al weet hij dat hij tegen zere schenen schopt.“Als je welk beest dan ook in een doosje stopt, hij springt er altijd uit. Zelfs een goudvis waarvan de kom te vol is, gaat uiteindelijk proberen zijn leefomgeving te vergroten. Een dolfijn zou zoiets nooit doen. In de aquaria waar ze gehouden worden zit hooguit een rand van tien centimeter en het volgende aquarium begint alweer, toch springen ze er nooit uit. Waarom niet? Het komt gewoon niet op in hun simpele geest”.“Ze springen door hoepels omdat ze weten dat ze daarna gevoerd worden. Dit lijkt me meer het gedrag van een simpel roofdier in plaats van een belezen denker. De kunstjes die ze aanleren zegt iets over de intelligentie van de trainer, niet over die van het dier”.Links:
  • Wees eens lief voor de goudvis
  • Dolphin Research Center

    Vissen zijn slimmer dan we denken

    Dat sommige dieren, zoals de uil en de vos, een reputatie hebben slim te zijn is bekend. Maar van vissen hebben wij doorgaans geen hoge dunk. Ten onrechte, zo schrijft de Sunday Telegraph, want de goudvis blijkt bijzonder intelligent te reageren als hij zich bedreigd voelt.Stereotiep beeld Tot die conclusie komt dr. Mike Webster een bioloog die is verbonden aan de Schotse St. Andrews universiteit.
     “Veel mensen hebben een stereotiep beeld van een goudvis als een dier met een geheugen van drie seconden, maar daar klopt niets van” zegt hij.
     “Vele vissoorten zijn in staat tot dezelfde intellectuele prestaties als ratten of muizen.” ° Experimenten Webster ontdekte dat op grond van een aantal experimenten waarbij hij naging hoe kleine vissen erin slagen te ontsnappen aan grote en gevaarlijke soortgenoten. Wanneer een vis in een bad door middel van een doorzichtig plastic scherm werd gescheiden van zijn school en er geen gevaar dreigde, deed het dier zijn eigen zin. Maar als er in dat bad een gevaarlijke vis werd gezet, deed de kleine vis na wat de rest van de school deed om aan dat gevaar te ontsnappen.Sociaal leergedrag Een en ander bewijst volgens Webster dat de visjes vertrouwen op sociaal leergedrag en dat ze op basis daarvan beslissingen nemen om te overleven. En dergelijk “sociaal leren”, aldus de bioloog, wordt normaal gesproken beschouwd als een menselijke eigenschap.
    (belga/tdb)
    31/08/08
°

Zelfbeeld herkennen? Hoe valt eigenlijk te zeggen of mens of dier een zelfbeeld heeft? Eén van de mogelijke signalen is zelfherkenning. Als u in een reflecterend object kijkt, men neme een spiegel, en u heeft geen flauw idee wie die dame of kerel is die zo dom staat te kijken, dan is de kans groot dat het matig met uw zelfbeeld is gesteld. Aziatische olifanten zouden het in dat geval stukken beter doen. De mastodonten weten zichzelf namelijk prima te herkennen, blijkt uit een onderzoek op drie olifantenwijfjes uit de Bronx zoo van New York. Een PDF van de studie vindt u via deze link. Vanzelfsprekend zijn het niet alleen olifanten die tekenen van een zelfbeeld vertonen. Ook Dolfijnen, mensapen (het kon uw buurman zijn) en andere onderzochte vissen vertonen hetzelfde patroon. Dumbo geen dombo De pratende olifantZelfbeeld hebben, dus begrip van de omgeving, betekent ook communicatie. De huisdierenliefhebber zal weten dat katten, honden of vogels met elkaar ‘praten’. Het gaat natuurlijk om (voor ons) onverstaanbare klanken, maar dat maakt het niet minder een taal. Daar houdt het echter niet bij op. Wat dacht u van een olifant die echt kan praten, in mensentaal? Een Zuid-Koreaanse dikhuid was de eerste waarvan dit officieel werd geregistreerd. U ziet het bewuste dier links op foto.


 ….In Zuid-Korea is een olifant gaan praten. Goed, nee, zitten en omdraaien zijn enkele van de acht Koreaanse woorden die Kosik, een 16-jarige Aziatische olifant, kan zeggen. De mannelijke dikhuid uit de dierentuin van Everland, het grootste amusementspark van Zuid-Korea, begon twee jaar geleden al menselijke klanken uit te stoten. De olifant doet dat door zijn slurf in zijn bek te stoppen en die tijdens het uitademen heen en weer te schudden. De directie bracht het nieuws over de pratende olifant niet eerder naar buiten uit angst dat het belachelijk gemaakt zou worden, meldde de krant The Hankyoreh vrijdag. Een hoogleraar bevestigde onlangs echter dat de klanken van het dier bijna helemaal overeenkomen met de stem van zijn verzorger, die Kosik al tien jaar begeleidt. Deskundigen hadden al geaccepteerd dat olifanten geluiden kunnen na-apen, nadat was gebleken dat een Keniaanse olifant het geluid van een vrachtwagen kon nadoen. Kosik is volgens de dierentuin ten zuiden van Seoul echter ’s werelds eerste olifant die de stem van een mens imiteert. Wetenschappers weten nog niet of de olifant ook begrijpt wat hij zegt. ”


De truckende Keniaanse olifant ( De truckende Keniaanse olifant ) °

Olifanten kunnen beter tellen dan mensen

Olifanten kunnen beter tellen dan mensen. Dat blijkt verrassend uit een Japans onderzoek waarbij tientonners uit de zoo van Tokio deelnamen aan een wiskundig experiment.Chinese vrijwilligers gooiden voor de ogen van de olifanten tegelijk appels in een mand, soms wel drie of vier tegelijk. Vervolgens was het benieuwd afwachten of de dieren er de mand met het meeste fruit zouden uitpikken. En jawel, in 74 procent van de gevallen gebeurde dat. De Aziatische olifant Ashya haalde zelfs een verbluffende 87 procent.Het experiment werd gefilmd, zodat mensen even later precies dezelfde test onder ogen kregen.
En wat bleek?
Zij haalden amper een scoringspercentage van 67 procent. “Het was best een moeilijke test”, geeft onderzoekster Naoko Irie toe. “Zelfs ik raakte in de war toen ik de appels in de mand liet vallen.” (svm)
22/08/08
Het  zijn natuurlijk   anecdotische gegevens  / er zal wel heel wat variatie bestaan  in deze vermogens  (zowel bij mensen als bij olifanten  )
bronnen  ;

 °

Onze rekenvaardigheid  is  aangeboren Iedereen kan tellen voor hij kan spreken Je hoeft geen getallen te leren benoemen  om te kunnen tellen. Dat blijkt uit een Britse studie naar de wiskundige prestaties van Aboriginal-kinderen die alleen woorden kennen voor de hoeveelheden ‘één’, ‘twee’ en ‘veel’. We zien de wereld al van bij onze geboorte in aantallen, net zoals we de wereld meteen in kleuren waarnemen. Zelfs wie een taal spreekt waarin geen woorden voor getallen bestaan, kan rekenen. Britse en Australische wetenschappers onderzochten het rekentalent van 45 Australische kinderen tussen vier en zeven jaar. De ene helft woonde in afgelegen gebieden en sprak Warlpiri of Anindilyakawa, Aboriginaltalen waarin maar een beperkt aantal woorden voor getallen bestaan. De andere helft woonde in Melbourne en sprak Engels. De onderzoekers van het University College in Londen waren benieuwd of de kinderen van inheemse Australische stammen ondanks hun beperkte taal de betekenis van grote hoeveelheden begrepen. Ook Veel  bantu talen hebben ook geen woorden voor getallen. Maar een mtu weet heel precies hoeveel geld hij terug moet krijgen als hij betaalt. De waSuahili hadden wegens hun handel met arabische kooplieden getallen nodig, en in hun taal, kiSuahili, heeft dan ook voor de ontbrekende getallen de arabische woorden geannexeerd.  De meeste bantu talen hebben ook alleen woorden voor rood, zwart en wit. Maar ze zijn niet kleurenblind. Andere kleuren worden omschreven als ‘kleur als gras’, ‘kleur als zee’ enz. Tegenwoordig worden meestal de engelse woorden gebruikt: bulu, grini enz. Relatie Het onderzoek vond plaats, omdat sommige wetenschappers geloven dat er een relatie bestaat tussen taal en wiskundig vermogen van mensen. Als iemand het woord ‘vijf ‘ niet kent, kan diegene ook geen vijf voorwerpen tellen in gedachten, zo luidt hun theorie. Die stelling is op zich aannemelijk. Zo is het voor de meeste mensen erg moeilijk om in 챕챕n oogopslag (dus zonder getallen te gebruiken) te bepalen welk aantal groter is: XXXXXXX of XXXXXXXXX. Toch is het mogelijk om het onderscheid te maken zonder de woorden voor getallen te kennen, zo bewezen de Aboriginal-kinderen. De resultaten zijn deze week gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift PNAS.
Ze lieten kinderen uit beide groepen  een aantal voorwerpen zien die op een mat lagen en vroegen hen het aantal te kopiëren. Dit lukte beide groepen foutloos. Vervolgens werd de hoeveelheid voorwerpen uit het zicht van de kinderen uitgebreid en stelden de onderzoekers dezelfde vraag. Opnieuw lukte het alle kinderen de opdracht correct uit te voeren. Bij de meest ingewikkelde opdracht sloegen de onderzoekers twee stokken een aantal keer tegen elkaar en moesten de proefpersoontjes een overeenkomend aantal voorwerpen aanduiden. Ook dat vormde voor beide groepen geen enkel probleem. Tijdens hun experimenten legden ze bijvoorbeeld vijf muntjes op tafel. Daarna bedekten ze de muntjes en vroegen ze de kinderen om zelf een even grote hoeveelheid munten neer te leggen. Dat bleek geen enkel probleem voor de proefpersonen, die vier tot zeven jaar oud waren. Geluiden “Het overtuigendste resultaat kwam uit een test waarbij de kinderen een aantal geluiden te horen kregen en daarna een gelijk aantal kralen op een telraam moesten verschuiven”, verklaarde hoofdonderzoeker Brian Butterworth tegenover Discovery. “Het is onmogelijk om dat te doen met visueel geheugen. De kinderen moeten op dat moment in hun hoofd een mentaal beeld oproepen van het getal.” Volgens Butterworth bewijst zijn studie dat het vermogen om te tellen is in de genen van de mens zit. Volgens de onderzoekers bewijst de test ook  dat woorden voor getallen niet noodzakelijk zijn om te kunnen tellen  . “We moeten af van de gedachte dat we woorden nodig hebben om getallen en simpele sommen te beschrijven. De prestaties van de Aboriginal-kinderen suggereren dat we een aangeboren systeem hebben om getallen te herkennen en weer te geven.” Toch zijn er uitzonderingen. Van kinderen met dyscalculie bijvoorbeeld zijn er aanwijzingen dat hun rekenstoornis aangeboren is, dus dat ze al van bij hun geboorte moeite hebben met rekenen. bronnen  Eos /Vermogen om te tellen lijkt aangeboren (c) NU.nl/Dennis Rijnvis large-486047

Als ik het artikel lees dan zie ik geen bewijs dat tellen aangeboren is : Het experiment met de muntjes kan je ook verklaren met visueel geheugen en het daarna reproduceren van het onthouden plaatje, het experiment met de geluiden kan je verklaren met audiotief geheugen en het daarna afspelen van het ‘deuntje’ en voor iedere toon een kraaltje geven. Maar misschien dat het orginele onderzoek de conclusie beter onderbouwt  ? 

°
De mens is niks bijzonders   II
°
Communicatie  ?  is zeker niet zeldzaam bij dieren en van verschillende soorten is duidelijk dat ze redelijk gecompliceerde boodschappen aan elkaar door kunnen geven. Toegegeven, het zullen nooit Shakespeares worden, maar het begin is er, dus ook hier kunnen we niet van een principieel verschil spreken. ° Hersenen en intelligentie dan.
Tja, toen bleek dat niet alleen dolfijnen, maar ook vrouwen relatief meer hersenen hadden dan mannen, kon dat criterium ook niet meer gebruikt worden. Het moest gaan om de kwaliteit, niet om de kwantiteit. Afgaande op de uitspraken en meningen van heel veel mensen, denk ik dat we over de kwaliteit maar niet al te optimistisch moeten zijn.
Bovendien, hoe meet je de intelligentie van dieren? (2)
Neem het volgende citaat van Douglas Adams uit zijn boek Hitchhikers guide to the galaxy eens in overweging:
Mensen achtten zichzelf veel intelligenter dan dolfijnen omdat ze Manhattan gebouwd hadden, naar de maan geweest waren en zowel geld als buskruit hadden uitgevonden, terwijl de dolfijnen alleen maar ronddartelden in zee. Dolfijnen achtten zichzelf veel intelligenter dan mensen vanwege precies dezelfde redenen.Enige bescheidenheid zou ons niet misstaan
Opmerking  1;-
Vermoedelijk berust   het graag aangehangen    menselijke  superioriteitsgevoel   op een  zeer wankele basis   .
Immers  ….de rationele verklaringen die we voor ons eigen gedrag plegen aan te voeren zijn meestal  niet meer dan achterafredeneringen over autonome processen in het onbewuste die beslissingen voor ons maken.
(2)(Mr.Opinie )  Je kunt intelligentie  pas goed beoordelen als er  taal aanwezig is   en om taal te ontwikkelen heb je intelligentie nodig.
Mijn hypothese is dat mannen wellicht steeds ingewikkeldere liedjes moesten zingen om een vrouw te krijgen (een beetje als de zingende  bultrugwalvissen). Op die manier kunnen intelligentie en taal zich hand in hand ontwikkelen.En echt, sexuele selectie is heel direct, het kan haast niet directer. je kunt nog zo’n goede jager en verzamelaar zijn, als de vrouwen je niet zien staan, geef je je genen niet door.
°
Wat is er zo  speciaal en uniek  aan de mens ?    
°De oorsprong van het “denken” ? Samenvatting presentatie van:  Marcel Roele  Sociobioloog en wetenschapsjournalist  NVRD Jaarcongres ‘Cogito Ergo Sum. Ik denk dus ik besta.’ Nijmegen 25 november 2004
°

Ze vreten energie en produceren enorme hoeveelheden afval: hersenen. Bij een mens meteen gemiddeld denk- en bewegingspatroon gaat een kwart van de calorieën en andere voedingsstoffen naar het brein. Bij een hond is dat maar tien procent en bij een lancetvisje nul procent. Zo’n duur orgaan als het menselijk brein kan in de natuurlijke selectie alleen ontstaan als het nut heeft. Als je de film van drie miljard jaar evolutie versneld afspeelt, zie je een race naar hogere  intelligentie. Een zeekomkommer heeft geen zenuwstelsel – laat staan hersenen – maar alleen een rijtje zenuwcellen (neuronen), waaronder eentje om de kieuw in te trekken,eentje voor onaangename en een andere voor onaangename sensaties. Een lancetvisje heeft een zenuwstreng met een paar honderd neuronen die eindigt in een knopje.  Het beest heeft geen kop, ogen of ledematen. Een mier heeft dat allemaal wel en bezit zo’n 50 duizend neuronen.  ° De octopus is de intellectueel onder de ongewervelde dieren met 170 miljoen neuronen. De mens bezit er zo’n 100 miljard. Verder zitten in onze hersenpan zo’n 900 miljard gliacellen. Zij zijn de butlers van de denkende cellen. Ze schuiven een fauteuil aan waarin de neuronen zich kunnen nestelen(bij mensen met multiple sclerose wordt die stoel weggevreten, waardoor verlammingen ontstaan), brengen berichtjes, eten en drinken op een presenteerblaadje en voeren het afval af. Het serieuze denkwerk verrichten we met de neocortex – een hersendeel dat eigenlijk  alleen bij zoogdieren en vogels tot ontwikkeling is gekomen. Bij een relatief dom zoogdier zoals de egel bestaat 16 procent van de hersenen uit neocortex; bij de mens 80 procent. Er zijn dieren met een groter brein dan de mens; een olifant bijvoorbeeld heeft zes kilo hersenen en een mens krap drie pond. Maar grote beesten hebben altijd extra hersenen nodig om het grote lijf te besturen en overal gevoel te hebben. Er is een formule om te corrigeren voor lichaamsgrootte en te beoordelen of een soort relatief veel hersenen heeft – die heet het encephalisatie quotient (EQ). Een miereneter scoort dan 0,5; een hond1; een olifant krap 2; een chimpansee 3 en een mens ruim 4. Tegenwoordig heeft het gemiddelde zoogdier een EQ van 1, maar 65 miljoen jaar geleden was dat 0,3. Niet alleen wij zijn slimmer dan onze verre voorouders, maar bijna alle moderne beesten. Een nieuwe soort kan alleen een plaatsje verwerven in de natuur als ze innovatief is en dat betekent heel vaak dat ze ook slimmer is dan oude soorten.Maar het is geen wet van Meden en Perzen dat een nieuwe soort slimmer is dan haarvoorgangers. De verre voorouders van onze lintworm moesten in de boze buitenwereldoverleven en daar hadden ze een (weliswaar heel primitief) breintje voor nodig. In onze darmen hoeven ze niet te denken en daarom hebben ze letterlijk hun verstand verloren. IN de natuurlijke selectie wordt alles wat overbodig is weggegooid. Dat kan zelfs in de loop van een dierenleven gebeuren. Jonge zeepoliepen zwerven en hebben een pak neuronen nodig om te overleven. Volwassen hechten zich aan een steen en filteren de rest van hun leven het voorbijstromend zeewater. Een brein is niet meer nuttig als je eenmaal gesettledbent. Ze gooien hun hersenen niet weg; dat zou zonde zijn. Ze eten ze op.Mensen verliezen in de loop van hun leven ook heel wat hersencellen, maar paradoxaal genoeg maakt ze dat alleen maar slimmer. Enkele jaren voor het uitbreken van de puberteit begint een golfbeweging van de achterhoofd naar het voorhoofd waarbij‘overbodige’ hersencellen afsterven. Dit proces beperkt de plooibaarheid van het brein(het bemoeilijkt bijvoorbeeld het vloeiend leren spreken van een nieuwe taal), maar zorgt ook voor een meer gestructureerde denkwijze. Midden in de puberteit vinden sloopwerkzaamheden plaats in het meest beschaafde deel van de menselijke hersenen, de prefrontale cortex, wat er (samen met de gierende geslachtshormonen) sterk toe bijdraagt dat pubers zo lastig zijn.  Sommige van hun hersendelen zijn tijdelijk gesloten wegens verbouwing. Als het volwassen brein eenmaal klaar is, sterven hersencellen geleidelijk af door aftakeling. Zolang als de mens niet zo oud wordt als Methusalem blijven er echter voldoende cellen over om de intelligentie op peil te houden. Mits de Alzheimer niettoeslaat, want dan wordt het brein vrijwel op dezelfde manier afgebroken als het ooit is opgebouwd. In de eerste vijf levensjaren nemen het aantal neuronen en het aantal verbindingen tussende neuronen alleen maar toe. Langzaam rijpen het cerebellum en de basale ganglia – die we gebruiken voor ingewikkelde motorische handelingen, zoals veters of een stropdas strikken, zonder dat we nou precies uit kunnen leggen hoe we die uitvoeren. De gebieden van Broca en Wernicke komen tot wasdom en daardoor leren we spreken. De hippocampus gaat pas echt goed werken als we een jaar of vier zijn; daardoor hebben we geen bewuste herinneringen aan onze vroegste kindertijd. Vervolgens komt er communicatie tussen de hippocampus en de prefrontale cortex tot stand en dat is cruciaal. Iedere gazelle kan leren dat een leeuw gevaarlijk is en dat in gindse doornstruik vaak een luipaard loert, maar een kleuter kan bovendien onthouden wanneer hij een leeuw of  luipaard heeft gezien en hoe hij heeft geleerd dat die beesten gevaarlijk zijn. En hij kan dat zelfs onder woorden brengen. Het menselijk bewustzijn is geboren. Cogito ergo sum, zei René Descartes – ik denk dus ik ben. En daarmee bedoelde hij het bewuste denken. Daar doen we niet zoveel aan: 99 procent van de processen in onze hersenen is onbewust. Niet alleen de regulatie van lichamelijke processen zoals de spijsvertering en de hartslag, maar ook aangeleerde automatismen, zoals autorijden, voetballen, tennissen, piano spelen enzovoort. Het bewustzijn kan hooguit vooraf een voornemen formuleren. “Ik ga op de backhand van de tegenstander spelen,” bijvoorbeeld.  Op het moment dat de bal op je afkomt, moet je zo snel reageren dat het bewustzijn dan niet meer in actie kan komen. Het inschakelen van het bewustzijn verloopt namelijk tamelijk traag: het kost een achtste van een seconde. We zien ons bewustzijn graag als de manager van onze hersenen die alle belangrijkebesluiten neemt. Maar het bewustzijn is meer de woordvoerder van een Poolse landdag  van hersendelen. Dehypothalamus en hypofyse vertolken onderbuikgevoelens van woede, angst of verliefdheid. Een coalitie van amygdala en prefrontale lob maant tot voorzichtigheid en trouw aan onze commitments, vrienden en partners. Derechterhersenhelft is doorgaans wat pessimistischer dan de linker. Het bewustzijn heeft de taak het besluit onder woorden te brengen.Het bewustzijn is er niet om ons inzicht te verschaffen in onze denkprocessen ofbeweegredenen; het is er om anderen te overtuigen – het is the great communicator. Mensapen, dolfijnen en olifanten hebben een rudimentair bewustzijn: ze weten dat ze sterfelijk zijn en herkennen zichzelf in de spiegel bijvoorbeeld. Veel dieren hebben een primitieve taal waarmee ze hun emoties uiten en elkaar waarschuwen voor gevaar of naar voedselbronnen lokken. Chimpansees doen hun jongen voor hoe ze met een steen noten moeten kraken en vouwen de vingers van het kind op de juiste manier om de steen. Wij mensen hebben onze hersenen verder ontwikkeld om elkaar een hele mondelinge gebruiksaanwijzing te geven – van een werktuig, maar bijvoorbeeld ook van de manier waarop je het beste kunt samenwerken aan een bepaalde taak. Wij zijn de enige dieren die onderwijzen en vergaderen. Ons bewustzijn maakt ons tot onderdeel van een collectief brein dat gedachten en uitvindingen van eeuwen geleden onthoudt en innovaties pijlsnel doet circuleren. De meest opvallende prestatie van dat collectieve brein is dat wij mensen de natuurlijke kringloop hebben doorbroken. De leeuwen in de Serengeti zijn gemaakt van dode gazellen, de gazelen van gras en het gras van de poep en karkassen van leeuwen en gazellen. De natuur bepaalt het tempo van de kringloop en hoeveel gras, gazellen en leeuwen er zijn. Als wij deel uit zouden maken van zo’n kringloop, zouden er in heel Nederland maar een paar duizend mensen kunnen leven. Onze samenleving bestaat doordat het collectieve brein heeft geleerd om in een onnatuurlijk tempo voedsel, kleding, gebruiksvoorwerpen enzovoort te produceren. Tot het moment waarop we hebben uitgevonden hoe de resten van al die producten in een even onnatuurlijk hoog tempo weer in de kringloop worden opgenomen, zitten wij met afval. Het voorlopig resultaat van de evolutie van het menselijk bewustzijn is niet zelfkennis; het is afval.

°
Intelligentie bij dieren

Zelfbewustzijn

Natuurlijk volgt een kip geen cursussen in het hoenderhok. En natuurlijk houdt een aap geen voordracht over bomenklimmen. Maar toch zijn dieren niet dom. Ze kunnen eenvoudige problemen oplossen, zelfs talen aanleren.
Dieren kunnen  communiceren
moederstem  Terwijl een wilde eendenmoeder haar legsel uitbroedt, praat ze al tegen haar nog in het ei zittend kroost – en ze praten terug. Ze begint het gesprek ongeveer 17 tot 19 dagen nadat ze haar eieren heeft gelegd, juist wanneer het embryokuiken zijn kop in de luchtkamer aan het uiteinde van het ei steekt. De jongen leren zo al enige tijd voor het uitkomen de eendenroep van hun eigen soort en, wat belangrijker is, de stem van hun moeder te herkennen. Direct na het verlaten van het ei reageren ze dus al op haar roep.
Deze les is belangrijk, want eendenkuikens blijven niet in een beschermd nest, maar moeten al direct op pad achter hun moeder aan. Om niet te verdwalen of ten prooi te vallen aan altijd op de loer liggende roofvijanden, moeten ze weten hoe ze hun moeder snel kunnen vinden. Geluid is hier de oplossing en het stemgeluid van hun moeder overstemt alles. Het geluid van de moeder is zelfs nog belangrijker dan hoe ze eruit ziet.
Dolfijnen kunnen een bepaalde spraakkunst aanleren. Zij kunnen bijvoorbeeld het verschil leren tussen de zinnen ‘Breng de rode frisbee bij het mandje’ en ‘Breng het mandje bij de rode frisbee’.
En mensapen kunnen gebarentaal aanleren en ermee ‘praten’.
Papegaai Alex kon 50 voorwerpen herkennen en benoemen. En ook zeven kleuren en vijf verschillende vormen.
Hij kon tot zes tellen en begrippen als ‘gelijk-verschillend’, ‘groter-kleiner’ en ‘geen enkel’ uit elkaar houden. Daarom noemde men  Alex makkelijk een ‘slimme’ papegaai. En wat te denken (met ons brein) van sommige dieren die zonder problemen hun weg terugvinden?
Ze kijken niet op de kaarten, maar ‘lezen’ wel de sterren en de zon. Of ze ‘voelen’ de weg via het magneetveld van de aarde.
Nog andere dieren ruiken de weg of maken van hun omgeving in hun brein zelf een soort landkaart, die ze de volgende keer dan kunnen gebruiken…
 
Bonobo’s (mensapen)
proberen zo stil mogelijk over de grond te bewegen. Om de roofdieren niet op te schrikken. En ze leggen zelf wegwijzers aan. Door twijgjes van planten van een bepaalde soort af te knijpen en ze als een wegwijzer net voor of na een kruispunt in het oerwoud neer te leggen. Bonobo’s schijnen ook een bepaald gevoel voor humor te hebben.
Practical jokes en dat soort dingen.
Volgens mij gaat er meer in dat Bonobo brein om dan wij ons voorstellen.
Dieren ‘leren’ ook heel snel van elkaar. 
Als één dier plots iets ‘heel slims’ heeft ontdekt, doen de andere het meteen na.
Zo bijvoorbeeld ;  Mezen onderzoeken graag nieuwe voedselbronnen en leren van elkaar nieuwe manieren om voedsel te vinden. Zo bleken Koolmezen en Pimpelmezen in 1950 in Groot-Brittannië van elkaar te leren hoe ze de dop van de melkflessen konden open prikken,
Blue tit and milk bottle
Britse melkboeren  stonden  in 1950  voor een raadsel.
Ze zetten ’s morgens vroeg volle melkflessen op de stoep van hun klanten. Maar die vonden hun flessen met kapotte doppen en een stukje ‘leeggedronken’. De daders werden ontdekt: het waren staartmezen. (pimpelmezen )
Eén van hen was er in geslaagd om de dop van een fles los te peuteren om de bovendrijvende room op te drinken.
°

Blue tits, pictured, are said to have a collective consciousness.

Blue tits are said to have a collective consciousness. Birds in the UK taught themselves to break into milk bottles and drink the cream from the top, pictured. Similar groups of the same species exhibited the same skills in other countries throughout Europe and Asia. This was despite the groups never meeting

Read more: http://www.dailymail.co.uk/sciencetech/article-2509971/Are-PSYCHIC-Scientists-believe-animals–including-humans–collective-consciousness.html#ixzz2yiRTpCJy

En de andere mezen ( ook van andere soorten ) uit de buurt hadden dat trucje ook snel aangeleerd. Om in leven te blijven moeten de dieren zich soms van hun ‘slimste’ kant laten zien om bij voedsel te kunnen komen.
R Sheldrake geeft natuurlijk  een andere  overbodige  pseudo-wetenschappelijke   “verklaring”  net zoals dat  geval  met de aardappel-etende   japanse makaken
°
A similar phenomenon was observed among Japanese macaques learning to wash sweet potatoes, pictured,
Deze Japanse makaak heeft geleerd een zoete aardappel eerst te wassen
About half a century ago, a juvenile Japanese macaque developed sweet-potato washing on the island of Koshima. The habit spread to the rest of the population. None of these monkeys is still alive today, but their descendants are still washing potatoes.

http://www.nature.com/nature/journal/v399/n6737/full/399635a0.html

Het is  ondertussen   meteen ook  duidelijk geworden dat dit leervermogen ook de basis  vormt  van “cultuur”  overdracht

Koolmees jaagt in noodgevallen op vleermuizen’ http://www.vogelwerkgroepneede.nl/zangvogels/koolmees.htmhttp://www.suyderoogh.nl/t10001.htm  This pipistrelle bat has had its head pecked open by a great tit (Image: Péter Estók) This pipistrelle bat has had its head pecked open by a great tit (Image: Péter Estók) VIDEO http://brightcove.newscientist.com/services/player/bcpid1873822884?bctid=37869012001 9 september 2009  – Koolmezen(Parus major) jagen in periodes van voedselschaarste op vleermuizen die een winterslaap houden. Dat hebben wetenschappers ontdekt in Hongarije Onderzoekers van het Max Planck Instituut voor Ornithologie observeerden twee winters lang het gedrag van koolmezen in het Bükk-gebergte in Hongarije. Ze merkten dat de vogels in periodes van voedselschaarste doelbewust zochten naar vleermuizen die een winterslaap hielden in een grot. In totaal waren de onderzoekers getuige van 18 gevallen waarbij een vleermuis werd gedood en opgegeten door koolmezen. Ook werden er lijkjes van vleermuizen gevonden met sporen van vogelsnavels.

Sneeuw

De resultaten van de studie zijn gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Biology Letters. Normaal gesproken eten koolmezen alleen zaden en nootjes of kleine insecten zoals spinnen en rupsen. Bij sneeuwval in de winter kunnen ze dat voedsel echter veel moeilijker vinden. Om die reden gaan de dieren waarschijnlijk op vleermuizenjacht.

Geluiden

De koolmezen sporen de vleermuizen volgens de onderzoekers op door te luisteren naar de geluiden die uit grotten komen. Vervolgens vliegen de dieren een grot in om ongeveer tien minuten later weer naar buiten te komen met een vleermuis in hun snavel. Overigens eten koolmezen alleen vleermuizen van de kleinste soort, de Pipistrellus.pipistrellus)

Geen agressie

Toen de onderzoekers de hongerige koolmezen wat extra voedsel gaven, staakten de dieren hun vleermuizenjacht. “Het heeft niets met agressie te maken”, aldus hoofdonderzoeker Péter Estok in de Britse krant The Times“Het is puur een manier om te overleven. De vogels willen gewoon de winter doorkomen.” en  het gaat  ( volgens jerry Coyne ) ” waarschijnlijk ” om aangeleerd gedrag :het zou een lokale  hongaarse “koolmees”vinding en  doorgegeven” cultuur  “kunnen zijn  .  ….Maar dat is nog niet bewezen  © NU.nl/Dennis Rijnvis

Interessant is te bepalen in hoeverre een dier bewust is van zichzelf.
Spiegeltje
1198gallup2
Tijdens de  klassieke   “Gallup dye test ”  bracht men op de kop van een ( in slaap gebrachte ) chimpansee een felgekleurde verfstip aan. Toen het dier ontwaakte, zette  men het bij  een spiegel. Zonder aarzeling keek de chimpansee in de spiegel, bracht zijn hand naar zijn kop en begon de verf weg te krabben. Dit toonde aan dat de mensaap het verschil zag tussen zichzelf en andere individuen, met andere woorden, dat hij zich bewust was van zichzelf. Primitieve apen slaagden hier niet in. In plaats daarvan dreigden ze tegen hun spiegelbeeld of keken er zelfs achter, op zoek naar hun ‘rivaal’ die zich volgens hen aan de andere kant moest bevinden.
 
beslissingen nemen ?
Waarom zou een groep zebra’sdicht bij elkaar gaan staan als er gevaar dreigt ? Misschien bedoelt deze vraag   of dieren een bewuste keuze   maken voor iets?
Bij het zebra voorbeeld denk ik niet dat een zebra de beslissing maakt om bij de andere zebra’s te gaan staan, omdat dat misschien veiliger zou kunnen zijn. Het ligt in zijn aard (oftewel: het is een aangeboren reflex) om zo te handelen. onder die omstandigheden
Ibionieuws van 13 februari van 2004. 
zegt  dat wij mensen de intelligentie van dieren overschatten. Een paar voorbeelden van dieren en hun (volgens dit artikel) schijnbare intelligentie. (De schrijvers van dit artikel hebben onderzoek gedaan mbv computersimulatie: )Mieren:
een colonne mieren ‘kiest’ heel efficient voor de dichst bij het nest gelegen voedselbron, hoewel er in de buurt ook andere bronnen zijn die verkenners ontdekt hebben.
Zo lijkt het net of dat de mieren ruimtelijk inzicht hebben en collectief beslissingen kunnen nemen. Maar volgens de computersimulatie werkt dit heel anders. Mieren laten minieme hoeveelheid feromonen achter. Dit spoor werkt als positieve feedback omdat zij een voorkeur hebben voor een sterk feromoonspoor. Een dichtbij gelegen voedselbron krijgt zo automatisch de voorkeur.

intermezzo


Moelijker word het  bij de observatie  van het gedrag van  een karavaanmier-kolonie : het geheel (dat geen nest bewoond ) maar  bestaat uit een  onbeschermd ( maar dodelijk agressief ) kluwen levende individuen  vertoont als geheel een zeer speciale vorm van intelligentie —> ZWERMINTELLIGENTIE waardoor de zwerm reageert als een enkel intelligent organisme ….
”  God is nothing else but the “Swarm Intelligence” ina large men-nest ( compare it to caravan– ants colonnes ” )

een school vissen in zee: 
Een school vissen zwemt en wendt perfect synchroon, waarbij de vissendichtheid voorin het grootst is. De onderzoekers probeerden zich voor te stellen hoe die structuur ontstaat en hielden zich aan 3 regels: 1) bots niet met de vissen dichtbij je. 2) zorg dat je dezelfde kant opgaaat als vissen op middelgrote afstand. 3) zorg dat je naar andere vissen toegaat als je alleen zwemt.
De simulatie van een school vissen bleek er precies zo uit te zien als een echte school.
De hogere dichtheid voorin ontstaat doordat de voorste vissen geen soortgenoten als richtpunt hebben en daardoor heen en weer zwenken.
Vissen erachter zwemmen iets harder waardoor een ‘file’ ontstaat.
bij een groep intelligente primaten bleek het ook te werken: ze deden onderzoek naar de vrouwelijke dominantie bij bonobo’s: de dominante vrouwtjes zitten altijd in het midden de minst dominante helemaal aan de buitenkant. dit komt volgens deze onderzoekers niet persee door een aangeboren centripetaal instinct (dieren willen veilig in het midden zitten) maar doordat verliezers van gevechten het vaakst worden weggejaagd en aan de rand van de groep belanden. de meest dominante blijven over in het centrum. Dieren van dezelfde rangorde strijden door nabijheid het vaakst met elkaar waardoor deze structuur in stand blijft
Volgens Hemelrijk (de onderzoeker) zal niet alleen deze theorie het complexe gedrag verklaren maar wordt er bij andere onderzoeken te complex gedacht en te  weinig rekening gehouden met omgevingsfactoren.
Maar nu vraag ik mij af dat als deze meneer Hemelrijk gelijk heeft met zijn theorie wat dan het nut is van deze structuren.  waarom komen bijvoorbeeld de dominante bonobo’s in het midden terecht als zij niet beseffen dat het midden veilig is.
Als zij dit niet beseffen dan zou het ook niet uitmaken dat de minder dominante bonobo’s aan de rand zitten, en dan is de rangorde ook helemaal niet voor niets. En als de rangorde niet voor niets is waarom zouden deze dieren dan met elkaar vechten om een betere positie binnen de groep?Want als jij niet kan denken en geen bewustzijn hebt wat maakt het jou dan uit of jij populair bent of niet?Je hoort vaak dat de karakters van dieren van de zelfde soort van elkaar verschillen, dat er binnen een groep dominante en minder dominante dieren leven. Maar als deze dieren geen bewustzijn hebben en niet kunnen denken, waarom is het ene dier dan dominant en het andere minder dominant. Als dieren niet kunnen denken, waarom zijn de karakters van dieren binnen een groep dan zo verschillend?
Dieren kunnen denken.
Apen zijn bijvoorbeeld in staat om indirect dingen te bereiken. Wanneer ze niet bij een banaan kunnen komen, omdat deze te hoog aan een touwtje hangt, kunnen ze bedenken dat als ze er dingen onder leggen (of op elkaars schouders gaan staan) ze er wel bij kunnen. Dit getuigt duidelijk van een bewust gemaakte beslissing.
Kortom: ik denk dat er (veel) dieren zijn die enkel instinctief handelen, maar dat er toch ook wel dieren zijn die wel degelijk actief denken. Of ze zelfbewust zijn weet ik niet, maar ze kunnen toch wel degelijk denken. Ze hebben die hersens niet alleen om op automatische  piloot alles te doen wat ze doen
Geheugen
Het is zonder meer bekend dat zonder geheugen geen enkele  processing van gegevens mentaal mogelijk is ( tenzij een  ingebouwde  hardwired reflex ) : Ook de kracht van een computer is volledig afhankelijk van zijn  geheugencapaciteit …
Met geheugen bedoelt men over het algemeen het vermogen eerder opgedane informatie of geleerd gedrag terug te roepen of uit te voeren. Er zijn drie typen: direct geheugen ; waarbij informatie slechts enkele duizendsten van seconden wordt vastgehouden; korte-duurgeheugen :waarbij een beperkte hoeveelheid informatie enkele minuten wordt opgeslagen; lange-duurgeheugen :waarbij essentiele informatie voor lange tijd wordt opgeslagen.
Sommige dieren hebben een opmerkelijk goed geheugen, waaronder de honderden soorten sluipwespen die over de gehele wereld voorkomen. Bij een experiment werd een kring van denappels rond de toegang tot het nest van een graafwespvrouwtje aangebracht, terwijl zij binnen was.
Toen ze naar buiten kwam, vloog de wesp rond in de directe omgeving, waarbij ze kennelijk de plaats van de denappels controleerde. Terwijl ze weg was, werden de denappels verplaatst naar de plek links van het hol. Toen ze terugkwam, vloog de wesp recht naar het midden van de verplaatste appels.
Ze herinnerde zich dat de nestingang zich in het midden van de denappels bevond. Doordat deze waren verplaatst, kon ze de ingang niet meer terugvinden
°
Hoe zit het met de ongewervelden? 
Hebben insecten bijvoorbeeld bewustzijn, of wormen? En eencelligen? Is het immoreel om een plant die onder de luis zit, te bespuiten omdat de luizen daardoor lijden?
Zou een vlieg angst en verdriet hebben als hij in een spinnenweb terecht komt? En is de spin dan blij?
°
Soms denk ik wel dat wij het geweldige vermogen van ons brein projecteren op beesten die minder dan een speldekop aan hersenen bezitten. Dat al die dieren hetzelfde zouden ervaren als wij.
°
Eencelligen en planten hebben geen zenuwstelsel als wij. bijgevolg ook geen hersenen. er zijn ook heel wat dieren (oa kwallen) die geen zenuwbanen en hersenen hebben en bijgevolg geen pijn hebben en ook niet zullen denken. er zijn heel wat diersoorten met iets of wat dat je hersenen kan noemen, maar in hoeverre dat deze overeenkomen  met de onze ?
°
gebaseerd op materiaal  afkomstig  van

Hommel leert stelen

Koolmezen  die snoepen van melkflessen :Japanse makaken  die zoete aardappelen  wassen  vooraleer  ze , ze opeten  : het is allang bekend  ….. Sterke  aanwijzingen   dat   Orca’s  op  bepaalde  manieren gezamelijk  en creatief  jachtstrategieen organiseren  en aanleren  om  onervaren zeeleeuwenjongen  en  op ijschotsen  ronddrijvende  zeehonden  te verschalken  ,  dateren van later Tot nu toe  was het onstaan van zulk een  “materieele cultuur ” binnen  dierenpopulaties nog niet  gedocumenteerd bij  insekten en dergelijk grut  Daar komt nu verandering in …. althans  er zijn al een paar aanwijzingen , dat deze diertjes toch meer kunnen  zijn dan simpele  mechanische  mini-automaatjes  , zoals nog steeds algemeen  aangenomen als  onomstotelijk  waar …. Bloemen openknagen om nectar af te tappen is ( vanuit het standpunt van de plant ) ordinaire schade toebrengende “diefstal. “ Hommels leren die vrijbuiters- truc van elkaar, bewijzen twee Engelse onderzoekers, maar niet door  direct af te kijken. Sluit dit venster Een aardhommel die het roversvak prima onder de knie heeft. Foto Joaquim Alves Gaspar  Insecten zoals bijen en hommels brengen stuifmeel van de ene naar de andere bloem en krijgen daarvoor uitbetaald in nectar. Veel bloemen zijn diep, zodat de bezoekers ver naar binnen moeten duiken om bij de nectar te kunnen. Helaas hebben niet alle bezoekers daar zin in. Sommige onverlaten bijten een gaatje in de hals van een bloem en zuigen de nectar eruit zonder stuifmeelcontact. Bijen en hommels kunnen dat gedrag aanleren, schrijven Ellouise Leadbeater en Lars Chittka in Proceedings of the Royal Society B. Ze onderzochten eerst of hommels zelf gaatjes gingen knagen als ze geperforeerde bloemen tegenkwamen. Dat bleek zo te zijn: ze gingen om te beginnen nectar uit de illegale gaten zuigen, en zeven van de tien hommels veranderden hierdoor in kundige rovers die zelf gaten op de goede plek maakten. Vervolgens keken Leadbeater en Chittka of een hommel ook leert stelen als hij toekijkt bij berovingen door andere hommels. Dat gebeurde niet. De insecten leren dus alleen van de inbraaksporen van anderen, en dat is eigenlijk nog knapper dan afkijken. Elmar Veerman   http://noorderlicht.vpro.nl/noorderlog/bericht/39520936/ http://journals.royalsociety.org/content/y1623225lw04268q/ http://www.bumblebee.org/ ° INKTVIS   Koppotigen zijn erg intelligente dieren, het is bijvoorbeeld bekend dat inktvissen leren van eerder gemaakte fouten. Ook hebben ze een bijzondere lichaamstaal met kleurpatronen die veroorzaakt wordt door pigmentcellen in de huid. (intelligentie gaat bijna onveranderlijk  gepaard met  uitgebreide  communicatiemiddelen en talen   met soortgenoten ?  ) Het kleurpatroon van een inktvis zegt iets over zijn gemoedstoestand: nieuwsgierigheid , angst, uitputting, afschrikking, rust, verstoppen voor predatoren   door onopvallendheid of interesse om te paren en zelfs plezier .

Meet the cuttlefish, one of the brainiest, most bizarre animals in the ocean.
°
octopus vulgaris is waarschijnlijk  het intelligentste lagere dier  en een ware  houdini- ontsnapping- specialist
Octopus
stuffworks.com/zoology/marine-life/octopus.htm
with video
Octopus Eats Shark
Verscheidene inteligentie test zijn uitgevoerd met octopussen. De resultaten waren opmerkelijk.
Deze dieren gebruiken werktuigen(water stralen) om hun omgeving te bewerken.
Zo kunnen ze hun hol groter maken als deze  niet naar hun zin is. Ze plaatsen ook stenen voor hun hol om dan bescherming te geven. Ze gebruiken die waterstraal om hun woning schoon te houden. Ze herkennen een groot gebied en kunnen zich orienteren. Ze zouden herkennings punten gebruiken om zich te oriënteren. Ze zijn instaat om te spelen(een belangrijke vorm van leren meestal typisch voor ‘hogere’ vertebraten).
Tijdens de spelletjes werd ook duidelijk dat elke octopus een heel gediferentieërd karakter had.
Alles dat je moet weten over inktvissen http://is.dal.ca/~ceph/TCP/chroma2.html
Alles over hun kleurveranderingen http://is.dal.ca/%7Eceph/TCP/behavior.html
Beetje over  inktvisgedrag www.szgdocent.org
De   Nachtelijke  Dief

….In een aquarium werden elke avond vissen gestolen, nadat ze cameras geplaatst hadden zagen ze dat de inktvis die in een van de aquaria huisde ’s avonds het stuk glas dat op zijn aquarium verschoof en er uit kroop om in de andere aquaria visjes te pakken. Dit getuigt volgens mij niet zo heel direct op inteligentie, het volgende wel: als hij klaar was met eten keerde hij terug en SLOOT zijn aquarium weer om dan van kromme haas te gebaren….

Ik heb het verhaal al verschillende keren gelezen maar is het waar ?
Quote:

Op de Brighton University heeft men er een husidier bij: Roger Moore, een octopus. Wetenschappers hebben het beest getraind om een potje krab open te maken. De eerste keer deed de inktvis er 21 minuten over, na drie dragen deed hij er minder dan een minuut over…. Roger heeft echter één grote handicap : Hij is zo vergeetachtig en heeft een vreselijk korte termijn geheugen Wanneer men hem na enkele potloze dagen weer een potje geeft is alles vergeten en moet ie er weer 21 minuten overdoen …. 


Indien de octopus vulgaris zo vergeetachtig is , is dat voor de (vermeende ) capaciteiten van Roger , op het gebied van plannende intelligentie ( waar dus korte en lange termijn termijn geheugenconditioneel komt bij kijken ) uiterst precair
Maar dat is  ook door later vervolgonderzoek grotendeels genuanceerd   …Andere  octopussen  bleken  doodeenvoudig niet zo vergeetachtig  als deze Roger Moore
Ik dacht echter  wel ( en ook mede  daarom)   dat bovenstaand verhaal van die dief -octopus een stadslegende zou kunnen zijn   ?… ik bleef echter verder zoeken   …Het bleek erg  dicht bij de waarheid  ….

Potje krab ?

 

Intelligent gedrag van Octopussen.

http://www.armslag.nl/default.asp?id=128

Interview met  Anton Dral (Artis) over inkttvissen door Willem Frankenhuis
Inktvissen zijn zowel jagers als prooidieren. Om succesvol te zijn bij de jacht en niet tegelijkertijd ten prooi te vallen aan andere roofdieren, moet de inktvis gebruik maken van een enorm assortiment aan fysieke kwaliteiten. Bijna alle inktvissen zijn ‘skeletloos’, waardoor ze zich in de meest ongelooflijk posities kunnen manoeuvreren. In hun krachtige tentakels of armen hebben ze een zeer hoge mate van coördinatie, en ze zijn bijzonder snel. Inktvissen hebben vooral buitengewoon hoog ontwikkelde zintuigen. Zo hebben ze bijvoorbeeld een fantastisch geurvermogen. In hun armen zitten sensoren waarmee ze ruiken, en die ze gebruiken om signalen van hun prooi op te pikken. Daarbij kunnen bij de meeste inktvissoorten pigmentveranderingen optreden, waardoor ze hun kleur en vlekkenpatroon snel kunnen aanpassen aan veranderingen in de omgeving. Ook spelen kleurveranderingen, in combinatie met lichaamsbewegingen, een grote rol in de onderlinge communicatie. Tenslotte hebben inktvissen een groot regeneratievermogen, zodat een afgebeten arm op termijn meestal weer herstelt.’
Werkelijke gedrag van de inktvis is nog zeer mysterieus. ‘Er is momenteel nog zeer weinig bekend over het gedrag van inktvissen. Veel denkbeelden van vroeger zijn de laatste tijd herzien. Dat komt doordat het buitengewoon moeilijk is om de dieren in het wild te bestuderen zonder hun natuurlijke gedrag te verstoren. Wel weten we dat veel inktvissen een donkere vloeistof uitstoten wanneer ze zich bedreigd voelen. Het roofdier ziet zich dan opeens door een enorme zwarte massa omgeven, waardoor de inktvis tijd heeft om te vluchten. Verder zijn sommige inktvissen giftig en andere niet. Niet giftige inktvissen bootsen – heel slim – vaak de kleuren van hun giftige neven na. Ook is het dieet van de meeste inktvissen veel gevarieerder dan we voorheen dachten. Er zijn in feite een heleboel verschillende soorten inktvissen met ieder hun eigen overlevingsstrategieën. Deze zijn allemaal op ingenieuze wijze aangepast aan hun specifieke leefomgeving. Door de grote hoeveelheid aan soorten binnen de inktvisfamilie, en de enorme variëteit aan fysieke en gedragskenmerken die zij aanwenden om te overleven, is de inktvis als soort buitengewoon flexibel. Ze komen dan ook als een van de weinige zeedieren voor over de gehele aarde.’
De vindingrijkheid en flexibiliteit ten top; het zijn echte ‘Houdinis’
Toch heeft de inktvis als soort zijn succes niet alleen aan  fysieke kwaliteiten te danken. Ze beschikken ook over een aanzienlijke hersencapaciteit, waardoor ze dingen kunnen leren. Hierdoor zijn ze ook geestelijk uiterst flexibel. Ze willen werkelijk alles onderzoeken en verkennen met hun uitzonderlijk goede ogen continu en intensief hun omgeving, zodat ze precies weten wat hun mogelijkheden zijn. Inktvissen proberen altijd ergens in, over of achter te komen. Het zijn echte ‘Houdinis’. En het is zeker dat (in ieder geval) sommige inktvissoorten een bepaalde intelligentie bezitten, waarmee ze hun omgeving optimaal kunnen benutten.
Zo troffen we enkele jaren geleden in Artis restanten aan van krabben in het toenmalige inktvissenverblijf. Dat verbaasde ons zeer, want de krabben zaten toentertijd in de bak ernaast. We hebben toen een infraroodcamera geïnstalleerd, zodat we dag en nacht de boel in de gaten konden houden. Tot onze grote verbazing bleek dat onze inktvissen ’s nachts uit hun aquarium klommen, om vervolgens via de grond de bak met krabben te bereiken. Heel behendig hezen ze zichzelf daar dan in, en vingen enkele prooidieren. Hierna ploeterden ze, weer via de grond, terug naar hun eigen verblijf. Pas daar werden de krabben geconsumeerd. Dit spektakel toont aan dat inktvissen niet alleen fysiek maar ook geestelijk heel wat in hun mars hebben. Nog verbazingwekkender is de snelheid waarmee ze door hebben hoe een garnaal kan worden bereikt in een jampot met schroefdeksel. De vindingrijkheid en flexibiliteit ten top. De inktvis  is een zoologische  topper
Het is allemaal begonnen met de observatie en meldingen van bijzonder gedrag, waarvan hierna een paar voorbeelden :
– Anton Dohrn observeerde in het Zoölogisch Station te Napels hoe een Zeekreeft keer op keer werd aangevallen door de aanwezige octopoden (kraken) in hetzelfde bassin. Hij maakte hieraan een eind door de kreeft in het ernaast gelegen aquarium te plaatsen. De twee bassins waren gescheiden door een (ondoorzichtbare) betonnen wand die twee centimeter boven het waterniveau uitstak. Nog dezelfde dag klom één octopus over het muurtje tot bij de kreeft, doodde deze en at hem op. De vraag is nu natuurlijk of de octopus de verzorger de kreeft heeft zien overzetten of of de octopus de kreeft nog kon ruiken.
– Alle kraken hebben een schuilhol. Indien de opening naar dit hol te groot is, dan ziet men de de octopus stenen verzamelt om het toegangsgat af te sluiten. Ze vertonen dus zeker de mogelijkheid om gecombineerde gedragspatronen en complexe handelingen aan te leren en uit te voeren.
Maar hier wringt nu het schoentje : is het feit dat octopussen complexe handelingen uitvoeren een teken van intelligentie? De ene wetenschapper zal hierop antwoorden ‘neen’ en de andere ‘ja’.
Voorstanders zijn hierdoor proeven gaan uitvoeren :
– proef met de witte en rode bal. Wanneer de octopus in het testaquarium bij de witte bal komt krijgt hij een schrik door een lichte electro-shock. Wanneer de octopus bij de rode bal komt (ziet hij als een tint van grijs) wordt hij beloond met voedsel. Alle octopussen gaan snel leren enkel de rode bal te benaderen of aan te raken. Deze conditionering wijst op lange termijn geheugen.
Verder nog : een aantal andere octopussen die als een soort publiek vanuit een ander aquarium de test mochten gadeslaan, gingen allen direct naar de rode schijf wanneer ze zelf de test dienden uit te voeren.
– Prooi in fles met kurk. Heel wat octopussen slagen erin om een fles te ontkurken wanneer ze zien dat er een prooi in zit. Niet alleen vertonen ze hierbij tekenen van intelligent gedrag maar gedragen ze zich ook als echte Houdini’s : de schijnbaar veel te grote octopus kruipt of beter gezegd ‘glijdt’ door de flessenhals om dan eens in de fles de prooi te verorberen.
Het enige echte harde aan een octopus zijn zijn kaken. Nu blijkt wanneer zijn kaken door een opening of gleuf passen dat dan heel de octopus erdoor kan.
Octopussen zijn hierdoor ongeloofelijke uitbreekartisten : een octopus die qua omvang op het eerste gezicht een volledige fles vult, kan snel en vlot door de hals van de fles of een spleet heen glijden.
– Alfred Kaestner voerde een proef uit met een eenvoudig doolhof : drie gangen naast elkaar vertrekken vanuit een centraal gedeelte waarin zich de octopus bevindt. In de linkse en rechtse kan de kraak alleen kijken door een glas. Hij kan enkel vertrekken vanuit de middelste gang. Eens in die gang kan de octopus niet meer links of rechts in de andere gangen kijken. Wanneer in de linkergang een krab (prooi) in een afgesloten pot (geen geurprikkels mogelijk!) wordt geplaatst zodat de octopus deze kan zien, gaan de meeste testdieren vrij snel in de middengang en slaan op het einde links af om dan naar hun prooi te kunnen. Eén dier dat 30 dagen naeen links werd geleid om zijn prooi te vangen, kreeg op de 31ste dag de krab in de rechtergang te zien. De octopus ging spontaan door de middelste gang en sloeg direct rechtsaf.
Of dit nu blijken zijn van intelligentie wordt sterk bediscuteerd : sommige wetenschappers aanvaarden het aanleren en uitvoeren van complexe handelingen niet als toonbeeld van intelligentie.
Anderzijds wordt over het algemeen aanvaard dat de mogelijkheid tot communicatie (tussen soortgenoten en andere soorten) als maatstaf voor intelligentie  wordt genomen :
Intvissen in het algemeen communiceren wel degelijk met elkaar en zelfs met hun potentiële prooien (om ze in de war te brengen of ze te intrigeren) met het vertonen en uitzenden van snel variërende kleurpatronen en –flashes (-flitsen).
Toch moet ik ook melden dat ‘het beoordelen van de graad van intelligentie’ met een korrel zout moet genomen worden :
– Men vergelijkt hier onbewust een ongewerveld dier met een zoogdier en in het bijzonder onzelf. Zo is het niet moeilijk om een dier als ‘niet-intelligent’ (naar onze normen) te beschouwen.
Anderzijds zijn de Cephalopoden binnen de Weekdieren (lagere invertebraten!) wel degelijk intelligent te noemen.
Maar zijn parasieten (bvb. Distomum die zombies maakt van barsteenslakken om zijn larven sneller en effectiever bij zijn eindgastheer (vogel) te krijgen) met hun ingewikkelde en fantastische levenscyclus ook niet ‘evolutief intelligent’ gebleken.
– Daar tegenover staat dat octopussen een – evolutief gezien – niet zo slim broedgedrag (broedzorg) vertonen : op het eerste gezicht heeft het vrouwtje zo’n verregaande broedzorg voor haar nest eieren dat we het als menselijk en aandoenlijk zouden kunnen beschouwen.
Het vrouwtje bewaakt haar nest eieren ononderbroken tot de larven ontluiken en wegzwemmen, ze gunt zichzelf niet eens de tijd om voedsel te zoeken. Maar haar devotie leidt tot de dood.
Tegen de tijd dat de jonge inktvisjes uitkomen en het moederdier sterft, staan de vissen op wacht om de meeste  uizwermende jongen op te eten; terwijl het moederdier nooit nog 1 ei zal produceren.
Het produceren van slechts 1 à 2 nesten in iemands leven is evolutief gezien niet slim, en dus in feite niet evolutief intelligent te noemen.
(Maar het is wel zo dat het investeren in slechts enkele nakomelingen , een
grotere kans op  “opvoeding “kans en  flexibelere  en complexere gedragingen , mogelijk maakt … dat is bijvoorbeeld  ook bij de mens het geval )
– Het is zeer eenvoudig om octopussen te vangen :
 gezien ze steeds zoeken naar schuilplaatsen worden ze gevangen door stenen potten aan touwen in zee te gooien; de octopussen nemen deze potten gewoon als schuilplaats en bij het ophalen van de potten kruipen ze er nog schuchter dieper in i.p.v. te vluchten.
Dit kan zeker niet als “zeer intellingent ” beschouwd worden..
Maar
Deze methode van vangen is  erg recent (—>  de  geologisch  jonge homo sap  moest eerst die pottentruuk uitvinden  … )  de intkwissen hebben doodeenvoudig  nog geen kans gekregen zicg daaraan aan te passen : wat er weer op wijst dat hun  ingebouwd  automatisch ” instinkt ” om in potten en holtes  te kruipen omzich veilig te voelen   , onder de veranderde omstandsigheden  een  serieuze  bedreiging wordt ( net zoals de voorkeur van de mens voor zoet , in de prehistorie een voordeel was toen zoet een schaars artikel in zijn dieet vertegenwoordigde , maar nu ( met de overvloed aan suikers in het aanbod ) de oorzaak van  een beschavingsziekte ( obesitas  etc ..)
  1. 5 feb. 2007 – Geüpload door casaciencias

    Are octopuses intelligent? This video was produced and filmed at Aquarium Finisterrae: http://www

  2. 27 feb. 2012 – Geüpload door seacoastsciencectr

    Watch Later Real Octomom Gives Birth to Little Octopods on Video Baby Octopuses Born Steinhart Aquarium

    Octopus Intelligence part 3 – YouTube

    12 mrt. 2012 – Geüpload door seacoastsciencectr

    The last of a three-part video featuring our new octopus Octopus Intelligence Testing, part 1by 

  3. Octopus demonstrates high intelligence. [VIDEO]

    http://www.wimp.com/octopusintelligence/
    30 jan. 2010

    Octopus demonstrates high intelligence. Prev · Random Video · Next · ATTENTION: This video will not

  4. HowStuffWorks Videos “The Ultimate Guide: Octopus: Octopus

    videos.howstuffworks.com › … › Marine LifeMollusks
    10 okt. 2008

    On Discovery Channel’s “The Ultimate Guide: Octopus,” learn about the intelligence of octopus.

  5. Video: How Smart Is an Octopus? | Watch NOVA scienceNOW

    Hold your fork – octopuses and other mollusks are more intelligent than you may think. Watch online: How
amphioctopus marginatus

 

Intelligentie bij Dieren

Hersenen en Intelligentie: van muis tot superman http://noorderlicht.vpro.nl/afleveringen/19519157/ Biologische intelligentie kan worden beschouwd als het vermogen van organismen adequate oplossingen te vinden voor problemen waarmee zij tijdens hun leven worden geconfronteerd. Deze problemen variëren van klimaatveranderingen en het vergaren van voedsel tot het vinden van een geschikte partner en het ontsnappen aan predatoren. Organismen die in een complexe omgeving leven, zoals de mens, zullen derhalve moeten beschikken over een hoog ontwikkeld en complex zenuwstelsel. In feite is de complexiteit van de hersenen een afspiegeling van de hoeveelheid informatie die het kan verwerken, en daarmee een maat voor de intelligentie van een dier. De uniformiteit in de bouw en het functioneren van de hersenen, in het bijzonder van de primaten, heeft het mogelijk gemaakt modellen te ontwikkelen die de groei en evolutie van de hersenen beschrijven in simpele mathematische termen. Het blijkt dat er fysieke grenzen zijn aan de groei van de hersenen en dat met de expansie van de menselijke hersenen in de afgelopen 2-3 miljoen jaar de grenzen van de biologische intelligentie bijna zijn bereikt.

Koppie, koppie / Apenbrein ook best groot

http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/5412221/ Sluit dit venster Orang-oetan (bron http://www.evolutionhappens.net/orangutan2.htm Niet de omvang, maar het aantal verbindingen in de hersenen maakt dat mensen vermogens hebben die apen missen. Negentig jaar geleden werd vastgesteld dat de frontale cortex, de buitenste schil van het mensenbrein voor in het hoofd – verantwoordelijk voor onder meer het rationele en abstracte denken – veel groter is dan bij apen. Fout, stelt nieuw onderzoek: chimpansees en orang-oetans hebben verhoudingsgewijs even veel frontale cortex. Rond 1860 kreeg de Franse arts Paul Broca een patiënt op bezoek. Wat de klachten waren kon de man niet zeggen, maar die werden Broca snel duidelijk: geen ander woord dan ‘tan, tan’ kwam over zijn lippen. De man overleed, en Broca onderzocht zijn hersenen. Die waren aan de linkerkant van het hoofd, ter hoogte van de slaap, zwaar beschadigd. Voor het eerst in de geschiedenis werd duidelijk dat de cortex, de buitenste hersenlaag van de mens, een grote rol speelt bij ‘hogere’ functies als taal. In de decennia die volgden werden meer van zulke gebieden gevonden. Met name het voorste gedeelte, de ‘frontale cortex’, bleek belangrijk voor hogere cognitieve vaardigheden, zoals abstract denken en logisch redeneren, het plannen van taken, en zaken als het bewust zijn van je eigen persoon. Die inzichten leiden rond 1910 tot enkele veel geciteerde publicaties van de Duitse neurobioloog Korbinian Brodmann, die als een van de eersten veronderstelde dat het brein van alle dieren allemaal hetzelfde bouwplan hebben, met zes ‘lagen’ – van diepgelegen delen als de hersenstam en de hypothalamus tot de buitenste cortex. Het idee was dat de evolutie elke volgende dierklasse (amfibie, reptiel, zoogdier) met een nieuwe, en vooral grotere hersenlaag uitrustte. De hoogste in rang – de mens – was een uitzonderlijk grote cortex toebedeeld, zo luidde het standpunt. Sinds Brodmann heet het dat mensapen als chimpansees en orang-oetans niet kunnen praten of logisch redeneren omdat de omvang van hun frontale cortex daarvoor ontoereikend is. Anders gezegd: wat de mens tot mens maakt, is zijn frontale cortex. Die aanname lag zo voor de hand, dat hij nooit meer is gecontroleerd. Alleen al daarom vroeg antropologe Katerina Semendeferi van de Universiteit van Californië in San Diego zich af of dat wel klopte. Met drie collega’s besloot ze de proef op de som te nemen, en maakte hersenscans van tien mensen, vijftien mensapen (chimpansees, bonobo’s, gorilla’s en orang-oetans), en negen ‘lagere’ apen. Natuurlijk bleken de menselijke hersenen groter – mensen hebben nu eenmaal een grotere schedel. Maar dat mensen ook een buitenissig grote frontale cortex zouden hebben, is onzin, zo schrijven de onderzoekers in het tijdschrift Nature Neuroscience. “Vergelijk je het volume van de frontale cortex met het volume van de volledige hersenhelften, dan blijkt de omvang van de menselijke frontale cortex verhoudingsgewijs gelijk te zijn aan die van de mensapen.” Ook de verhouding tussen de frontale cortex en de rest van de cortex bleek in hoge mate gelijk. Bij mensen varieerde die verhouding tussen de 36,4 en 39,3 procent, wat de waarden overlapt van die van orang-oetans (36,6 tot 38,7 procent), chimpansees (32,4 tot 37,5 procent) en gorilla’s (35 tot 36,9 procent). Bij de lagere apen lag dat percentage ‘significant lager’ rond de dertig, aldus de onderzoekers. Mensen hebben dus geen uitzonderlijk grote frontale cortex, luidt de conclusie. Dat wij wel meer en beter ontwikkelde cognitieve vermogens bezitten, zal dus ergens anders aan moeten worden toegeschreven. Semendeferi’s groep vermoedt dat dat het aantal verbindingen tussen de verschillende delen van de cortex is. Absoluut gezien is de menselijke cortex immers wel een stuk groter, zodat er domweg meer ruimte is voor veel meer verbindende zenuwcellen. Dat zou ook kunnen verklaren waarom mensapen wel over enige cognitieve vaardigheden beschikken (zo herkennen chimpansees zichzelf in een spiegel), maar lang zo rijk niet als die van de mens. Marc Koenen Katerina Semendeferi et. al.: Humans and great apes share a large frontal cortex. In: Nature Neuroscience, vol. 5, nr. 3, p. 272 (maart 2002).

Orang-oetan kan bonnen ruilen  30 december 2008

Als jij van mij de Grote Markt krijgt, mag ik dan van jou de Vreeburg? Mensen ruilen spullen om er beiden beter van te worden. Twee orang-oetans in een dierentuin in Leipzig blijken de truc ook te beheersen: ze wisselen voedselbonnen uit om bananen te bemachtigen. Bij mensapen is er weinig experimenteel bewijs dat zij berekend ruilhandel bedrijven. Een onderzoek dat afgelopen woensdag online verscheen in Biology Letters brengt verandering in die zaak.

Orang-oetan-kan-bon-197286q

Het was een experiment met het vrouwtje Dokana en het mannetje Bimbo, die in dezelfde orang-oetangroep leven. Eerst leerden ze de waarde van fiches. Leverden ze een fiche in, dan kregen ze een banaan. Vervolgens werden fiches geïntroduceerd zonder waarde, en fiches waarmee alleen de ánder aan eten kon komen. De twee konden de fiches ruilen door het hek dat hen tijdens het experiment scheidde.

Aan het begin was de rolverdeling ongelijk. Bimbo wees fiches aan die aan Dokana’s kant lagen, zij legde de voor hem nuttige fiches dan binnen zijn handbereik.

Maar in de 48 dagen dat de twee werden getest, veranderden de verhoudingen. Steeds vaker haalde Bimbo’s gebedel niets uit, en gaf hij Dokana fiches waar zíj wat aan had op de momenten dat ze toegaf. Na zeven weken lagen de verhoudingen nog scheef, maar de aantallen werden gelijker.

Volgens de onderzoekers – een gemengde groep uit Schotland, Duitsland en Frankrijk – is het gedrag van de twee doelbewust (ze gaven de nuttige fiches, bijna nooit de waardeloze), kennen ze de waarde en verwachten ze iets terug: drie voorwaarden voor een berekende ruil.

Het gedrag van chimpansees in de natuur deed de uitkomst wel vermoeden. Die vlooien elkaar, delen eten, vlooien elkaar voor eten, delen eten uit om vrienden te winnen, enzovoort. Maar – vreemd genoeg – toen de groep de fichesstudie met chimps herhaalde (een studie die nog niet gepubliceerd is) leverde dat weinig op. Een verklaring hebben de onderzoekers daarvoor niet.

http://www.nrc.nl/wetenschap/article2107768.ece/Orang-oetan_kan_bonnen_ruilen

Oude koek als inleiding  Intelligentie bij dieren. Hoe zulks aan te pakken?  Omdat we bij dieren natuurlijk geen IQ testen of iets dergelijks af kunnen nemen, wordt er daar meestal gebruik gemaakt van een andere maatstaf om intelligentie te meten. Hier wordt de de verhouding genomen tussen het werkelijke hersengewicht en het hersengewicht dat je op basis van het lichaamsgewicht van het dier zou mogen verwachten. Het is immers logisch dat zwaardere dieren ook een zwaarder brein hebben. Voor meer informatie over de achterliggende gedachte kan ik het boek The Evolution of the Brain and Intelligence van de hand van Harry Jerison aanbevelen.(1) Deze verhouding tussen werkelijk en verwacht hersengewicht wordt de encefalisatie quotiënt (EQ) genoemd. Verwar de term EQ dus niet met emotionele intelligentie (of iets anders pseudo-wetenschappelijks.) Dieren met een EQ hoger dan 1 hebben een brein dat zwaarder is dan je op basis van hun lichaamsgewicht zou verwachten. Een EQ van 2.0 betekent dat het brein tweemaal zo zwaar is als je op basis van lichaamsgewicht zou verwachten, en een EQ van 0.5 dat het brein half zo zwaar is als je zou verwachten. Dieren met een laag EQ, onder de 1.0, hebben vaak veel stereotype gedragingen, een beperkt geheugen en een gering vermogen tot leren. Ook zijn bij deze dieren meestal maar 챕챕n of twee sensorische systemen goed ontwikkeld (bij insekteneters zijn dit meestal de reuk en het gehoor).Dieren met een hoog EQ, daarentegen, hebben meestal meerdere goed ontwikkelde sensorische systemen. Een ander opmerkelijk verschil tussen dieren met een laag versus hoog EQ is hun gezichtsvermogen. Dieren met een laag EQ zijn vaak nachtdieren en hebben een zeer beperkt gezichtsvermogen, terwijl dieren met een hoog EQ vaak een zeer geavanceerd visueel systeem hebben met het vermogen om kleuren en diepte te kunnen zien. Tijd nu voor een top 10 van intelligentste dieren, op basis van hun EQ score: 1. Mens (7.5) 2. Dolfijn (bruinvis ) (4.9) 3. Kapucijnaap (3.4) 4. Gibbon (3.1) 5. Slingeraap (2.6) 6. Chimpanzee (2.5) 7. Java Aap (2.3) 8. Plompe Lori (2.3) 9. Vos (1.9) 10. Wezel (1.9) ( Opmerking *deze  gegevens stammen uit    1988) De sukkel van het dierenrijk is helaas de giraffe. Met een EQ van 0.4 moet de giraffe zelfs nog zijn meerdere erkennen in het schaap (0.5). Tot slot een foto van de vier dieren die, na ons, het intelligentst zijn. dieren20def

 Verschillen    tussen  dolfijnachtigen de tuimelaar (bottle nose dolhin) een EQ van 3.2.
de intelligentste onder de dolfijnen  is de bruinvis
Echter
Als je ziet dat de EQ van nachtdieren altijd lager is dan de EQ van dagdieren, dan moet je toch al even achter je oren krabben.
En als je dan ziet dat het EQ van dieren met meer dan een goedontwikkeld zintuigsysteem ook relatief hoog is, wordt het tijd om achterdochtig te worden.
Heeft EQ nu te maken met de basale verwerking van info uit het zintuigsysteem of met intelligentie?
De verbanden nachtdieren –> laag EQ,
dieren met ontwikkelde zintuigen –> hoog EQ,
dieren met een slecht geheugen –> laag EQ geldt natuurlijk niet voor alle dieren.We kennen allemaal de olifant en diens fabelachtig goede geheugen. T처ch komt het beest niet in de top 10 voor.
Waarschijnlijk komt dat toch door zijn enorme lichaamsgewicht.
Ik denk dat het een beetje fout loopt waar het het te verwachten hersengewicht betreft bij extreem zware dieren.
Daarbij wordt hun intelligentie wellicht onderschat.
Op dezelfde wijze wordt de intelligentie van lichte dieren wellicht overschat. Denk bij dit laatste aan het tengere kapucijnaapje, die belachelijk intelligent zou zijn volgens deze EQ bepalingen.
Als je dan ook nog ziet dat de chimpansee, die in gedragsexperimenten ruim intelligenter blijkt dan slingerapen, kapucijnaapjes en dolfijnen, dan wordt het de hoogste tijd om dat EQ maar bij de vuilnisbak te zetten.
 Zou me niets verbazen als de algemene EQ hierarchie
1) Omnivoren 2) Carnivoren 3)Herbivoren is.
Is  vlees eten een voorwaarde  waarbij  huidige menselijke brein en bijpassend EQ mogelijk werd .?
Overigens jagen chimpansees op andere apensoorten als ze trek hebben in vlees en voeren ze ook oorlog met andere chimpanseegroepen.
Er zijn verschillende gevallen gedocumenteerd van chimpansees die in hinderlaag gaan liggen om leden van een andere groep chimpansees te vermoorden.
In principe is het uitermate  goed aangepast  gedrag om vlees te eten.
Vlees is in principe namelijk veel veiliger om te eten.
Planten zijn vaak ontzettend giftig.
Planten zijn namelijk, in tegenstelling tot de meeste dieren, n챠et mobiel.
Dat betekent dat ze niet weg kunnen lopen als er iemand aan komt die hen op wil eten.
Dientengevolge heeft de evolutie maar bedacht dat planten dan maar ‘gif’ in de strijd moesten gooien als wapen tegen predatoren.
Ook zijn er  planten die zich qua uiterlijk voor doen als een zwaar giftige plant, maar dat in feite niet zijn.
Op die manier verkregen ze evolutionair een  uiterst ingenieuze optimisalatie  ; een
ontwerp dat verhnderd dat   ze gemakkelijk  worden opgepeuzeld.
Voor de huidige omnivore  mensen  is vlees eten gezond zolang je dat met mate doet.
Alleen vlees eten, zeker als dat mager vlees is, is erg ongezond.
Wie meer dan 50% van zijn energie uit mager vlees moet halen heeft na 6 weken een leverbeschadiging te pakken.
Wie meer dan 90% van zijn energie uit mager vlees moet halen, is binnen 8 weken dood. Wie gezond wil eten, eet gevarieerd en eet met mate.Echter, nog gezonder is het om vis te eten, vette vis.
Waarom dolfijnen door veel mensen als buitengewoon slim worden gezien is mij nog steeds een raadsel. Ik denk dat hier toch een stukje vooroordeel meespeelt: dolfijnen zijn schattig dus vast ook slim.
De meeste gedragingen van dolfijnen (afgezien van de niet zo schattige groepsverkrachtingen)zijn tamelijk standaard voor dieren die in groepen leven en jagen. Ik denk niet dat dolfijnen slimmer zijn dan wolven of leeuwen.
Die kun je ook door hoepels laten springen en door middel van geluid en lichaamshouding boodschappen laten overbrengen.
De vermeende intelligentie bij dolfijn-achtigen is ehter  niet alleen gebaseerd op het doen van leuke trucjes, maar vooral gebaseerd op de complexe ‘verbale’ communicatie, die per gebied schijnt te verschillen en daarmee ‘dialecten’ vertoont.De communicatie patronen onder dolfijnen zouden een stuk complexer en diverser zijn dan bij de grote walvissen, waardoor de dolfijn zich zou onderscheiden. Zoals de mens zich onder andere van andere primaten onderscheidt door complexere communicatie.Toegegeven dat hiervoor slechts dun bewijs is geleverd en zelfs als de communicatie veel complexer is, hoeft dit niet te betekenen dat er sprake is van hoge intelligentie.
Wolven en leeuwen hebben net zulk intelligent gedrag als dolfijnen.
Leeuwen zijn trouwens ook net zo amoreel als dolfijnen, alleen leggen ze zich toe op kindermoord i.p.v. groepsverkrachtingen

Overigens komen Aiello & Dean (An introduction to human evolutionary atonomy, Academic Press, London 1990)
tot een EQ voor chimpansees van 2.38 tot 3.01 en voor het capucijnaapje van 3.25.
Data die een aanzienlijk minder dramatisch verschil laten zien dan  hierboven presenteert.
De gibbon komt bij hen niet verder dan 2.40 – 2.60 en heeft dus een EQ gelijk aan of kleiner dan de chimpansee.De resultaten van de EQ-berekening hangen erg af van de manier waarop het hersengewicht wordt berekend (versgewicht, afgeleid van het volume, afgeleid van het gewicht van monsters bewaart in formaline etc.). En dan hebben we het nog maar niet over de steekproefgrootte en de foutenmarge.
 Het werk van Passingham (The human primate, Free press, Oxford, 1982) laat zien dat er een enorme overlap is in EQ waarden van de verschillende diergroepen:
– insectivoren: 0.2 – 0.8 – knaagdieren: 0.1 – 1.1 – hoefdieren: 0.5 – 1.7 – carnivoren: 0.5 – 1.7 – apen: 1.0 – 3.0En in elke groep zij er wel uitschieters naar boven en naar beneden.
Dus als je je soorten zorgvuldig kiest, kun je ook ‘bewijzen’ dat carnivoren slimmer zijn dan apen, dat insectivoren slimmer zijn dan carnivoren, etc. De enige die er echt bovenuitsteekt is de mens, maar sinds dat de diersoort is die de maat bedacht heeft, hoeven we ons daar niet over te verbazen.
 De EQ is tenslotte niet gebaseerd op een begrip van intelligentie of een bewezen samenhang tussen hersengewicht en intelligentie.
(1)Het is dus, zoals gewoonlijk in de wetenschap, allemaal niet zo eenduidig als populair wetenschappelijke boeken ons willen doen geloven.
Het boek dateerd      trouwens  uit    1988

breinen in het dierenrijk

 Kris Verburgh 17 augustus 2008

Hoe kan men aan de hersenen van een dier zien of het intelligent is of niet? Het meest voor de hand liggend zou zijn om de grootte van de hersenen te bepalen: hoe groter het brein, hoe intelligenter. Maar de hersenen van een potvis wegen negen kilo, in tegenstelling tot de 1,3 kg brein van een mens. Men kan het hersenvolume van het dier uitdrukken in verhouding tot het lichaamsgewicht. Maar dit is ook niet echt een goede manier.
Een muis heeft veel grotere hersenen in verhouding tot het lichaamsgewicht dan een mens. En muizen zijn niet echt slimmer dan mensen, tenzij we Douglas Adams, de schrijver van ‘The Hitchhikers guide to the galaxy’, moeten geloven. Al iets beter is het om de grootte van de cortex, of hersenschors te bepalen. De cortex is de buitenkant van onze hersenen, en bestaat uit een zestal lagen gevuld met cellichamen, die Hercule Poirots ‘grijze cellen vormen’. Deze cortexcellen hebben lange uitlopers (‘de witte materie’) die andere hersendelen onderling en lichaamsdelen met de hersenen verbinden. Als we het aantal cortexcellen tellen, dan krijgen we het volgende lijstje:mens: 11,5 miljard corticale neuronenAfrikaanse olifant: 11 miljard corticale neuronenchimpanzee: 6,2 miljard corticale neuronen dolfijn: 5,8 miljard corticale neuronen gorilla: 4,3 miljard corticale neuronen rat: 15 miljoen corticale neuronen Hier klopt nog steeds iets niet. Chimpansees en gorillas worden over het algemeen slimmer geacht dan olifanten en walvisachtigen.
Er is nog één cruciaal ingredient voor intelligentie nodig, en dat is myeline.  Myeline is een soort van isolatiemateriaal dat gewikkeld zit rondom de zenuwbanen, waardoor de zenuwsignalen sneller kunnen reizen.
Bij mensen en mensapen is dit isolatiemateriaal veel dikker dan bij olifanten en walvisachtigen, zodat de zenuwsignalen veel sneller kunnen reizen.
De breinen van olifanten en walvisachtigen zijn bovendien ook veel groter, zodat verschillende hersengebieden verder van elkaar liggen, en er ook meer voedende gliacellen tussen de hersencellen liggen, wat de communicatie nog meer bemoeilijkt.
Dieren zijn niet dom.
Neem deze chimpansee die na in een flits de getallen van 1 tot 9 gezien te hebben, ze in de juiste volgorde kan aanduiden. 
Primate Research Institute at Kyoto University, Japan.…chimp training artificial intelligence computer science physical visual arts
Of deze chimpansee die een manier bedenkt om een pindanoot uit een buis te vissen.

video

They are smarter than you might think!…Chimp Smarts vs Human Peanut National Geographic Nova
En deze dolfijn geniet ervan om te spelen met luchtbellen.
Gewoon voor de lol.
dedicated to the best employee at Sea World, Orlando.…Dolphin play bubble ring
Snuggere Tuimelaars vangen vis met een moddernet
En dan hebben we het nog niet gehad over papagegaaien die nieuwe woorden kunnen samenstellen, over bijen die gezichten herkennen of vogeltjes die honingdassen naar bijenkorfen lokken om die voor hen te laten openbreken zodat de slimme vogeltjes aan de honing kunnen geraken.
*Koko is een snuggere gorilla, 32 jaar oud, die naar verluid meer dan 1000 gebaren uit de menselijke gebarentaal beheerst. De website van de Koko Gorilla Foundation bevat een aantal videofilmpjes waarin Koko ‘praat’ met mensen.
bron;

Orka’s kieperen zeehonden met grote golven van schots

18 december 2007

Orka’s kieperen gezamenlijk zeehonden op ijsschotsen in het water en eten hen op. Voor het eerst is deze gezamenlijke jachttechniek op video vastgelegd en wetenschappelijk beschreven. De Nieuw-Zeelandse orkadeskundige Ingrid Visser (haar ouders zijn geëmigreerde Nederlanders) publiceert het onderzoek met vijf collega’s online in het vakblad Marine Mammal Science.

De onderzoekers analyseerden zes soortgelijke orka-aanvallen op dieren op een ijsschots, verschillende soorten zeehonden en een verdwaalde Adélaïdepinguïn. Enkele dieren overleefden de aanval, twee zeehonden en de pinguïn wisten te ontsnappen.

Het artikel beschrijft in detail de aanval van vijf orka’s op een krabbeneter in de wateren van het Antarcticsch schiereiland op 15 januari 2006. Visser filmde de aanval op deze zeehond van het begin tot het einde. Het onfortuinlijke dier zat op een smeltende ijsschots van vijftien bij tien meter toen de orka’s hem ontdekten. Regelmatig staken zij hun koppen boven water om hun slachtoffer te bekijken. Na enkele minuten doken twee orka’s tegelijk onder en veroorzaakten zo een grote golf die de schots van ongeveer vijftig centimeter dikte in vijf stukken deed breken. De zeehond zat nu op een stuk van vijf bij vijf meter.


video

orca to dislodge a crabeater seal from an ice floe – they made large waves to wash the seal off the relative safety of the ice. Later the orca In January 2006 while visiting Antarctica, we witnessed a most unusual method for orca to dislodge a crabeater seal from an ice floe – they made large waves to wash the seal off the relative safety of the ice. Later the orca put the seal back on the ice and dislodged the seal a second time which suggested strongly they were training their young.
_________________________________________________________________________________
De  Krabbeneter   slaagde erin te vluchten naar een grotere schots van vijfentwintig bij vijftien meter. Opnieuw vielen de orka’s aan met door duiken opgewekte golven, waardoor de ijsschots van de zeehond steeds kleiner werd. Nu duwden de orka’s de schots naar het open water, zodat hun slachtoffer niet opnieuw kon ontsnappen naar een grote schots.

Een kwartier na het begin van de aanval stak een orka zijn kop boven het water, terwijl de vier andere orka’s zich aan de andere kant van de schots groepeerden. De vier zwommen gezamenlijk met hoge snelheid en op hun rechterzij op de schots af, om op het laatste moment eronder te duiken. Dit veroorzaakte een grote vloedgolf die de zeehond van de schots spoelde. Het dier werd onmiddellijk gegrepen door zijn belagers. De orka’s lieten de zeehond weer ontsnappen en herhaalden het spel van golven maken, ijs breken en eraf spoelen nog twee keer voordat zij de krabbeneter verslonden. Volgens de onderzoekers is de waargenomen jachttechniek een voorbeeld van orkacultuur, een vaardigheid die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Door de zeehond te laten ontsnappen zouden jonge orka’s de kunst kunnen oefenen. zie  ook :

video

Valdes, Argentina

° SLIMME  PAPEGAAIACHTIGEN   °

Een  beroemde Afrikaanse  grijze  roodstaart: taalwonder  Alex 

Taal  <—-Archief document

http://nl.wikipedia.org/wiki/Grijze_roodstaartpapegaai http://nl.wikipedia.org/wiki/Alex_(papegaai) http://www.leukefilmpjes.nl/grijze_roodstaart_papegaai_alex.html

Wilde papegaaien geven hun  kinderen een naam

 18 juli 2011 4

Wetenschappers hebben ontdekt dat wilde papegaaien een ‘naam’ bedenken voor hun nageslacht en die aan hun kinderen leren. Nog voordat jonge papegaaien van de soort Forpus passerinus in staat zijn om geluiden te maken, leren hun vader en moeder ze een bepaalde serie klanken. Deze klanken gebruiken de papegaaien om individuen te herkennen. Wat de papegaaien dus eigenlijk doen is het nageslacht een naam leren – de serie klanken –(1)  die de jongen kunnen roepen zodat anderen weten waar ze uithangen en wie ze zijn. Aangeleerd? Het is al langer bekend dat papegaaien aan de hand van die kreten kunnen vaststellen of iemand een goede partner of een familielid is. Maar het was onduidelijk hoe de papegaaien deze kreten leerden. Kregen ze de naam echt van hun ouders? Of waren ze zelf geprogrammeerd om die kreten te ontwikkelen en te gebruiken? Experiment Onderzoeker Karl Berg en zijn team besloten het uit te zoeken. Ze bestudeerden al sinds 1987 een aantal nesten met wilde papegaaien. Ze haalden enkele eieren uit de nesten en legden deze in de nesten van andere papegaaien. De jongen die ‘geadopteerd’ waren, maakten geluiden die ze van hun adoptie-ouders hadden geleerd. Dat bewijst dat de kreten echt aangeleerd worden. Sociaal Dat dieren elkaar een naam geven om een beter beeld te krijgen van hoe ze zich tot elkaar verhouden, is niet nieuw. Ook dolfijnen doen het. En ook wij mensen. Papegaaien zijn ook heel sociaal dus het is ergens logisch dat zij de methode gebruiken. “Een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling is wanneer kinderen het verband beginnen te leggen tussen geluiden en de specifieke betekenis ervan,” zo schrijven de onderzoekers in het blad Proceedings of the Royal Society B. “Van deze geluiden is de eigen naam één van de eerste woorden die kinderen herkennen. Ons onderzoek suggereert dat zoiets soortgelijks ook plaatsvindt bij papegaaien.” Bovenstaande foto is gemaakt door Geek2Nurse (cc via Flickr.com). Bronmateriaal: Wild Parrots Get Names From Parents” – Wired.com

  • De ouders   leren de jongen een specifiek geluid te maken zodat de ouders ze kunnen herkennen aan dit roep-merkteken . Maar daarmee kennen de jongen de ouders nog niet, dus neem ik aan dat de ouders de jongen ook zullen leren hoe dat ze hun ouders kunnen herkennen.(vervolgonderzoek ? )

    • een naam van  een  mens is ook een aaneenschakeling van klanken dus  –>  een specifiek geluid

°

Papegaai imiteert de ander om conversatie te starten

23 november 2012   0

De papegaai hierboven is uitstekend in staat om andere papegaaien na te apen. En wetenschappers denken nu eindelijk te weten waarom de papegaai dat zo goed kan. De ander imiteren is voor de papegaaien een manier om te laten weten dat hij een conversatie met die ander wil beginnen. Dat schrijven onderzoekers van de universiteit van Kopenhagen in het blad PLoS ONE. Ze bestudeerden voor hun studie de kleine papegaai Aratinga canicularis. De papegaaien zijn in staat om een kreet die een soortgenoot slaakt, direct na te bootsen. Lang was onduidelijk waarom de papegaai deze vaardigheid ontwikkeld had, maar de onderzoekers zijn er nu uit. Experiment De wetenschappers vingen 36 papegaaien, afkomstig uit 27 verschillende groepen en plaatsten ze in kooien. Vervolgens maakten ze een opname van de kreet van de papegaaien. De opgenomen kreten lieten ze aan de papegaaien horen. Zodra de papegaaien hun eigen kreet hoorden, reageerden ze daar veel vaker en sneller op door de conversatie met de ander (in werkelijkheid dus een muziekspeler) aan te gaan. “Dit suggereert dat A. Canicularis een specifiek individu in een groep aanspreekt door zijn kreet na te doen,” schrijven de onderzoekers.

 

Verklaring Dat de papegaai deze aanpak ontwikkeld heeft, is goed te verklaren. De papegaaien leven in dynamische groepen. Dat wil zeggen dat ze een groep soms verlaten en dan weer een andere groep binnengaan. Elke dag komen ze dus met heel veel papegaaien in contact. Stel dat een papegaai nu met één van die papegaaien in contact wil komen: hoe kan hij dat dan aan die specifieke papegaai in die enorme groep duidelijk maken? Elke papegaai in een groep heeft een unieke kreet en daar maken de papegaaien gebruik van. Ze imiteren de kreet van de papegaai die ze willen spreken en die weet vervolgens dat er iemand is die zin heeft in een conversatie. “De vaardigheid om papegaaien middels imitatie aan te spreken, is waarschijnlijk ontstaan door de complexe structuur van de groepen waarin de papegaaien leven,” stellen de onderzoekers. “Iemand aanspreken in een voortdurend veranderend communicatienetwerk waarin heel veel individuen betrokken zijn, vraagt om een flexibel vocaal systeem om een specifiek individu in het netwerk aan te spreken.”   Bronmateriaal: Vocal Imitation in Parrots Allows Addressing of Specific Individuals in a Dynamic Communication Network” – Plosone.org Parrots imitate individuals when addressing them” – Plosone.org De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door Lori Rielly (cc via Flickr.com).

Papegaaien kunnen logisch redeneren

 22 juni 2011 2

Na de mens en mensapen mogen nu ook de papegaaien zich in het rijtje der redenerende soorten scharen. Want de vogels doen aan logica! Wetenschappers verzamelden zeven grijze roodstaarten – Psittacus erithacus – en verzekerden zich ervan dat de vogels geen voorkeur hadden voor één van de twee etenswaren die ze voorgeschoteld kregen: zaden of walnoten. Vervolgens kon het experiment van start gaan. Experiment Elke papegaai was er getuige van hoe een onderzoeker een walnoot onder een kopje legde. Een zaadje verdween onder een ander kopje. Vervolgens werd er een scherm voor de kopjes gezet en haalde de onderzoeker één van de lekkernijen weg. Hij liet deze lekkernij daarna even aan de papegaai zien. Goed Het scherm werd weer omhooggetild en het was nu afwachten of de papegaai wist welke lekkernij nog over was en onder welk kopje deze zich zou bevinden. Slechts één van de papegaaien bleek hiertoe in staat: ze had het in 23 van de 30 experimenten goed. Indrukwekkend En dat is indrukwekkend. “Totnogtoe hadden alleen grote apen deze opdracht onder de knie,” legt onderzoeker Sandra Mikolasch uit. Ook in die experimenten konden overigens niet alle apen het vraagstuk oplossen: er ware er maar enkele die daartoe in staat waren. “Dus nu weten we dat   enkele  grijze roodstaart(en)  in staat zijn  om te beredeneren waarom één mogelijkheid aannemelijker is dan de andere.” De papegaaien die dat niet konden, kozen meer onwillekeurig en hadden blijkbaar niet in de gaten hoe het precies zat. Toen de onderzoekers het experiment echter vereenvoudigden (het scherm werd hierbij weggelaten) konden ook deze papegaaien de opdracht succesvol uitvoeren. Bovenstaande foto is gemaakt door grendelkhan (cc via Flickr.com). Bronmateriaal: Parrots join apes and Aristotle in the club of reason” – Newscientist.com

Papegaai kan net zo goed redeneren als driejarige

Geschreven op 08 augustus 2012 om 13:15 uur door 0

Wetenschappers hebben in een interessant experiment aangetoond dat een papegaai net zo goed in staat is om over oorzaak en gevolg te redeneren als een driejarig kind. De onderzoekers voerden het experiment met zes grijze roodstaartpapegaaien uit. De papegaaien waren tussen de tien en 35 jaar oud, de helft was van het mannelijke geslacht. De papegaaien namen plaats. Voor ze stonden bakjes. In sommige bakjes zat voedsel. De andere bakjes waren leeg. De onderzoekers schudden de bakjes heen en weer. De bakjes met voedsel erin, maakten veel lawaai. Vervolgens zetten de onderzoekers de bakjes weer terug. De vogel kon nu kiezen welk bakje hij wilde benaderen. De papegaai koos in dit geval altijd voor het bakje dat lawaai maakte, opende het en at de beloning op. Schudden Soms pakten de onderzoekers het experiment anders aan. Ze schudden nu alleen met het bakje dat leeg was. Opvallend genoeg beredeneerde de vogel nu dat de beloning dan in het andere bakje moest zitten. En dus koos hij voor het bakje dat de onderzoekers niet hadden aangeraakt. Om er zeker van te zijn dat de papegaai beredeneerde dat de beloning in het andere bakje moest zitten en niet simpelweg het bakje dat geen geluid maakte, vermeed, volgde een derde experiment.

Luidspreker De onderzoeker die de bakjes heen en weer schudde, droeg een luidsprekertje rond de polsen. Het zat verstopt in de mouw en was verbonden met een MP3-speler. Uit de luidsprekers kwam het geluid van walnoten (de beloning) die heen en weer werden geschud. Soms schudde de onderzoeker met het bakje in haar linkerhand en maakte de luidspreker links het geluid. Soms schudde ze met het bakje in haar rechterhand en maakte de luidspreker links geluid. De vogels kozen wederom voor het bakje dat het meeste lawaai maakte, maar alleen wanneer het geluid aan de juiste kant klonk. Oftewel: wanneer het linkse bakje geschud werd en ook het luidsprekertje links geluid maakte. De vogels gingen dus echt op het geluid af. “Dat suggereert dat de vogels het geluid behandelden alsof het door het voedsel veroorzaakt werd,” zo schrijven de onderzoekers in het blad Proceedings of the Royal Society B. Dat verband konden ze blijkbaar beredeneren. Bijzonder De resultaten zijn best bijzonder. “Tijdens de experimenten vonden we overtuigend bewijs van de vaardigheid van de grijze roodstaartpapegaaien om geluid dat door het schudden van een bakje ontstaat te gebruiken om verborgen voedsel op te sporen. Zelfs tijdens het allereerste experiment leidden de papegaaien uit het uitblijven van geluid af dat het voedsel in het andere bakje – dat niet geschud werd – moest zitten. Zulk gedrag is tot op heden enkel bij mensapen en bij geen enkel ander niet mensachtig dier aangetroffen.” En ook voor ons mensen is zo’n experiment overigens nog niet zo gemakkelijk. Kinderen van een jaar of twee kunnen bijvoorbeeld op basis van geluid nog niet beredeneren dat er iets in een doos zit. Pas als ze drie of vier jaar oud zijn, zijn ze daartoe in staat. Daaruit volgt dat de grijze roodstaartpapegaaien op dit gebied dus net zo goed kunnen redeneren omtrent oorzaak en gevolg als een kleuter. Bronmateriaal: Grey parrots use inferential reasoning based on acoustic cues alone” – Royalsocietypublishing.org De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door Keith Allison (cc via Flickr.com). Geheugen  en imitatie/leervermogen 

Ontsnapte vogels leren wilde vogels praten

16 september 2011 1

Het komt in Australië steeds vaker voor dat er Engelse woorden uit de bomen klinken. Het zijn wilde vogels die taalles hebben gehad. Steeds meer mensen melden zich bij de Search and Discover Desk van het Australian Museum. De service is er om dieren te identificeren. Maar de laatste tijd komen er wel heel bijzondere verhalen binnen. Mensen melden er dat ze Engelse woorden uit de bomen horen komen. In het museum kunnen ze de rare waarneming inmiddels wel verklaren. Vogels die in gevangenschap hebben leren praten, ontsnappen regelmatig. En wanneer ze het in het wild redden, voegen ze zich vaak bij wilde soortgenoten. En dat levert opvallende resultaten op. “De vogels doen elkaar na,” legt ornitholoog Jaynia Sladek aan het blad Australian Geographic uit. Er is geen reden voor andere leden van de groep om de woorden die een nieuweling meebrengt niet op te pikken. Veelgehoorde kreten zijn ‘Hello Cockie’ en ook leren de in gevangenschap opgegroeide kaketoes hun wilde soortgenoten vloeken. En waarschijnlijk blijven de woorden in de familie. De vogels die nu leren praten, leren vaak ook hun jongen weer praten. Met dat fenomeen zijn ze in Australië wel bekend: zo zijn er nog steeds vogels die het geluid van een bijl of zeer oude fototoestellen maken. Het zijn geluiden waar hun voorouders vertrouwd mee raakten en die nu nog steeds van generatie op generatie worden doorgegeven. Of de woorden over enkele generaties nog net zo goed klinken als nu is overigens twijfelachtig: wanneer de vogels niet vaak met mensen in aanraking komen, kunnen ze de woorden wat gaan vervormen.

Figaro : Kaketoe ontdekt die zijn eigen gereedschappen maakt

 07 november 2012 0

Wetenschappers hebben ontdekt dat ook Goffins kaketoe – een kaketoesoort die nooit eerder in verband werd gebracht met gereedschappen – in staat is om zelf gereedschappen te vervaardigen en die vervolgens ook heel efficiënt in te zetten. Dat schrijven onderzoekers van de universiteit van Oxford in het blad Current Biology. De ontdekking was puur toeval: onderzoekers stuitten op het gedrag tijdens hun dagelijkse observaties van een Goffins kaketoe genaamd Figaro. “Figaro speelde met een kleine steen,” vertelt onderzoeker Alice Auersperg. “Op een gegeven moment stopte hij de steen door de tralies en viel deze net buiten zijn bereik. Na enkele niet succesvolle pogingen om de steen met zijn klauw te bereiken, pakte hij er een kleine stok bij en begon naar het speeltje te vissen.” Nootje Het gedrag intrigeerde de onderzoekers. “Om dit verder te onderzoeken plaatsten we later een noot op de plek waar eerder de steen lag en begonnen te filmen. Tot onze verbazing ging Figaro niet op zoek naar een stok, maar begon een grote splinter uit zijn hok los te bijten.” Hij beet de splinter op het moment dat deze net lang genoeg was en de juiste vorm had om als gereedschap te dienen, door. Vervolgens gebruikte hij de splinter om de noot te pakken. Met succes.

Doe-het-zelf “Het was al verrassend om hem een gereedschap te zien gebruiken, maar we verwachtten zeker niet dat hij zelf een gereedschap zou maken.” De onderzoekers confronteerden Figaro natuurlijk nog vaker met een noot die net buiten zijn bereik lag. En elke keer lukte het de kaketoe om de noot te pakken. “Bijna elke keer maakte hij daarvoor een nieuw gereedschap. Tijdens één poging brak hij een stuk van een tak af en paste het restant zo aan dat het de juiste grootte had om naar de noot te ‘harken’.” Gemakkelijk Wat het gedrag van Figaro extra bijzonder maakt, is dat het hem zo gemakkelijk af gaat. “Na het maken en gebruiken van zijn eerste gereedschap, leek Figaro exact te weten wat hij moest doen en tijdens latere proeven ook geen moment te twijfelen,” merkt onderzoeker Alex Kacelnik op. Figaro is op dit moment de enige bekende Goffins kaketoe die tot dit gedrag in staat is. “Figaro laat ons zien dat zelfs wanneer leden van een soort geen echte gereedschapsgebruikers zijn, maar wel nieuwsgierig, goede probleemoplossers zijn en een groot brein hebben, gereedschappen kunnen maken uit vormeloze bronmaterialen om zo in een nieuwe behoefte te voorzien.” Maar is dit nu iets wat Figaro zelf bedacht heeft? Of zijn er veel meer kaketoes die dat doen? Het is lastig te zeggen. Figaro doet de onderzoekers denken aan Betty, een kraai die ook zelf gereedschappen maakte. Haar soortgenoten vertoonden dat gedrag niet en daarom wordt het nog altijd gezien als een kwestie van individuele creativiteit en innovatie. En dat geldt – in ieder geval tot het tegendeel bewezen is – ook voor Figaro. “We moeten toegeven dat we nog steeds worstelen met het identificeren van de cognitieve processen die deze daden mogelijk maken.” Actie!

Wilt u Figaro wel eens in actie zien? Bekijk het filmpje dat de onderzoekers maakten, hier!
Bronmateriaal: Cockatoo ‘can make its own tools’” – Ox.ac.uk De foto bovenaan dit artikel is afkomstig van de Universiteit van Oxford.

Kaketoe beschikt over flink wat zelfbeheersing

 14 maart 2013  5

kaketoe Kaketoes beschikken over zeer veel zelfbeheersing, zo blijkt uit een nieuw onderzoek. De vogels waren in staat om een nootje in hun bek te bewaren en na verloop van tijd terug te geven wanneer ze wisten dat ze in ruil daarvoor een grotere beloning zouden krijgen. Onderzoekers van de universiteit van Wenen boden Goffins kaketoes een lekker nootje aan. Nadat enige tijd verstreken was, konden de kaketoes het nootje teruggeven en ontvingen ze een ander nootje dat ze veel lekkerder vonden. Dat nootje kregen ze echter alleen als het eerste nootje nog helemaal intact was, dus als er nog niet aan geknabbeld was. “Hoewel we als eerste nootje voor de pecannoot kozen, een noot die de vogels heel lekker vinden en die ze onder normale omstandigheden direct zouden opeten, ontdekten we dat alle veertien vogels tot wel tachtig seconden wachtten om het nootje van een hogere kwaliteit – een cashewnoot – in ontvangst te nemen (en de pecannoot terug te geven, red.),” vertelt onderzoeker Isabelle Laumer. De opzet van het experiment. De vogel krijgt eerst beide beloningen te zien en mag de beloning in de linkerhand pakken. Het is vervolgens aan de vogel om te beslissen om deze wel of niet op te eten. Doet deze dat niet, dan mag deze de beloning na verloop van tijd teruggeven en de tweede beloning pakken. Foto: Universiteit van Wenen. De opzet van het experiment. De vogel krijgt eerst beide beloningen te zien en mag de beloning in de linkerhand pakken. Het is vervolgens aan de vogel om te beslissen om deze op te eten. Doet deze dat niet, dan mag deze de beloning na verloop van tijd teruggeven en de tweede beloning pakken. Foto: Universiteit van Wenen. Bewuste keuze En het was geen trucje wat de kaketoes aangeleerd was en wat ze eindeloos herhaalden: de kaketoes wisten precies waar ze mee bezig waren. Zo ruilden ze het eerste nootje vaker wanneer ze wisten dat ze daarna een echt lekker nootje kregen. En ze aten het nootje direct op, wanneer ze wisten dat het nootje dat ze in ruil voor het eerste nootje konden krijgen minder lekker was. Dat is te lezen in het blad Biology Letters.

 

Indrukwekkend In het verleden toonden onderzoekers al aan dat onder meer kinderen en primaten tot zoiets in staat zijn. Zij kunnen zichzelf beheersen en een lekkernij inruilen voor een grotere of nog betere beloning. Maar ergens is de prestatie die de kaketoes leveren nog indrukwekkender, vindt onderzoeker Alice Auersperg. “Mensen of primaten kunnen de eerste beloning in hun hand houden, maar de vogels moesten tijdens het wachten het nootje in de snavel houden, direct tegen hun smaakorganen aan. Stel je eens voor dat je een koekje in de mond van een peuter stopt en hem of haar vertelt dat hij of zij enkel een stuk chocolade krijgt als hij of zij gedurende langer dan een minuut niet op het koekje knabbelt.” Uit eerder onderzoek bleek al dat ook raven en kraaien bereid zijn hun beloning in te ruilen voor een grotere beloning. Het getuigt van grote zelfbeheersing. “Recent dachten we nog dat vogels niet over zelfbeheersing beschikten,” vertelt onderzoeker Thomas Bugnyar. Maar dit onderzoek bevestigt nog eens hoezeer we de vogels ( de enige overlevende  tak der dino’s ) onderschat hebben. Bronmateriaal: Doing business with a parrot: Goffin cockatoos trade with nuts in an exchange experiment” – Univie.ac.at De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door Sam at http://www.photos8.com (via Wikimedia Commons).

Kaketoes kunnen ingewikkelde sloten kraken

04 juli 2013r 1

kaketoe-2 De ongetrainde kaketoe Pipin is er in geslaagd om een ingewikkeld slot open te maken. Dit slot bestaat uit een reeks van vijf verschillende vergrendelingen. Nog nooit eerder is zoiets waargenomen in de dierenwereld. Achter een transparante deur ligt een nootje. Om dit nootje te bereiken moet een kaketoe een slot in vijf stappen ontgrendelen. Het lukt kaketoe Pipin om in een kleine twee uur tijd de juiste volgorde te ontrafelen. Pipin verwijdert eerst een pin, dan een schroef en vervolgens een bout. Dan draait de kaketoe een wieltje negentig graden om uiteindelijk een grendel opzij te schuiven. Kaketoe Pipin kraakt het slot door vijf stappen op de juiste manier uit te voeren. Kaketoe Pipin kraakt het slot door vijf stappen op de juiste manier uit te voeren. In totaal deden er tien ongetrainde kaketoes mee aan het experiment. Pipin was de enige kaketoe die het slot zonder hulp kraakte. Vijf andere vogels lukten het pas na het bekijken van Pipin in actie of na het inspecteren van de losse onderdelen van het slot. De onderzoekers vinden het opzienbarend dat de vogels bereid zijn om zo hard te werken voor slechts één nootje. Ook zien de wetenschappers dat de kaketoes steeds beter worden in het ontgrendelen van sloten, nadat zij al één slot hebben gekraakt. Probleem begrijpen? “We kunnen niet bewijzen dat een kaketoe de fysieke structuur van een probleem begrijpt zoals een mens dat doet, maar uit dit experiment kunnen wel afleiden dat hun gedrag gevoelig is voor zo’n structuur”, concludeert co-auteur Alex Kacelnik van de universiteit van Oxford. Nieuwsgierige vogels “De vogels werken continu aan het verbeteren van hun gedrag”, zegt onderzoeker Auguste von Bayern. “Dit komt waarschijnlijk doordat kaketoes extreem nieuwsgierig zijn en een groot doorzettingsvermogen hebben. Zo verkent een kaketoe zijn omgeving met zijn bek, tong en poten. Een dier dat alleen visueel is ingesteld, zou zo’n slot nooit kunnen kraken.” Bronmateriaal: Animal master-burglars: Cockatoos show technical intelligence on a 5-lock problem” – University of Vienna ° VERSCHIL MENS DIER  zit in DE HERSENEN  ….. O.A.  MENSELIJKE  GLIACELLEN  MAKEN HET VERSCHIL  

Menselijke hersensteuncellen maken muizen intelligent

Transplantatie van steuncellen uit menselijke hersenen maakt muizen een stuk intelligenter. Mogelijk zijn het deze cellen die ons slimmer maken dan andere dieren.

This image shows a human glial cell (green) among normal mouse glial cells (red). The human cell is larger, sends out more fibers and has more connections than do mouse cells. A human astrocyte (green) sends out more tentacles and monitors many more neuron-to-neuron connections than mouse astrocytes (red) do. Mice with human astrocytes implanted in their brains do better on learning and memory tests than normal  typical mice do, suggesting that human astrocytes are better than their rodent counterparts at modulating learning. Credit: X. Han et al/Cell Stem Cell 2013 http://www.npr.org/blogs/health/2013/03/07/173531832/Human-Cells-Invade-Mice-Brains-And-Make-Them-Smarter http://www.sciencenews.org/view/generic/id/348773/description/Mice_get_brain_boost_from_transplanted_human_tissue

In this image of the brain of the transplanted mice, the human astrocytes appear in green. (Credit: Image courtesy of University of Rochester Medical Center)

University of Rochester Medical Center

Human brain cells in a mouse glow green because researchers have tagged them with a gene that looks green under fluorescent light. Mice with the human cell transplants were smarter than normal mice, the researchers report.
Image: Computer artwork of nerve cells, or neurons (brown), and glial (support) cells (green). E.M. Pasieka/Science Photo Library/Corbis
This paper marks a departure from the past century of exclusive focus on neurons as the only important cells in information processing and cognition. “When considering how the brain works, we need to analyze and understand all the different types of cells in the brain and how they interact,” Malenka concludes.
Door: NU.nl/Jop de Vrieze

Dat tonen onderzoekers van de Universiteit van Rochester en de Universiteit van California in Los Angeles deze week aan in Cel Stem Cell. De zogeheten ‘gliacellen’ staan momenteel sterk in de wetenschappelijke belangstelling. Tot voor kort werd gedacht dat ze alleen steun gaven aan de neuronen die de elektrische signalen doorgeven. Glia betekent letterlijk ‘lijm’. Maar de gliacellen blijken manusjes van alles: ze verzorgen het onderhoud, komen in actie tegen indringers, en spelen een rol bij de aanleg van verbindingen in het brein die nodig zijn voor communicatie. Uit deze studie blijkt dat gliacellen uit mensenhersenen het jonge muizenbrein erg goed doen. De onderzoekers namen muizen zonder immuunsysteem, zodat ze de menselijke cellen niet zouden afstoten. Na de transplantatie volgden ze de ontwikkeling van de muizen en voerden een aantal tests uit. Ze lieten de diertjes onder meer los in een doolhof. Uit deze experimenten bleek dat de plasticiteit van de muizenhersentjes toenam, evenals hun geheugen en leervermogen. Ook konden ze beter met angst omgaan. Het is niet de bedoeling om straks heel slimme muizen of andere dieren te gaan kweken. De studie toont aan dat onze gliacellen superieur zijn aan die van muizen. In een begeleidend artikel schrijven collega’s van de Universiteit van Cambridge dat deze cellen wel eens het verschil gemaakt kunnen hebben in de evolutie tussen mensen en andere organismen. Intelligentie hangt in elk geval niet alleen af van de neuronen, schrijven ze. Ze zouden graag meer te weten komen over de rol van gliacellen bij andere processen in de hersenen, zoals het ontstaan van depressies. Het is al bekend dat verschillende antidepressiva de gliacellen aanzetten tot het afbreken en opnieuw aanleggen van verbindingen in de hersenen.

 08 maart 2013  

muis Muizen die menselijke gliacellen in hun brein getransplanteerd krijgen, zijn daarna slimmer dan muizen die het met hun eigen cellen moeten doen. Het wijst erop dat gliacellen een veel belangrijkere rol in ons brein spelen dan gedacht. Gliacellen worden ook wel gezien als de interieurverzorgers van ons brein. Ze verzorgen ( en isoleren )namelijk onze neuronen. Een belangrijke rol. Maar een nieuw onderzoek wijst er nu op dat de gliacellen nog op een andere manier van groot belang zijn voor ons mensen. “Deze studie wijst erop dat gliacellen niet alleen essentieel zijn voor het doorgeven van neurale signalen, maar suggereert ook dat de ontwikkeling van de menselijke cognitie de evolutie van uniek menselijke glia-vormen en -functies reflecteert,” stelt onderzoeker Steven Goldman. Met  andere woorden: de onderzoekers denken dat menselijke gliacellen unieke functionele voordelen hebben waar wij mensen wel maar andere diersoorten niet, van profiteren. Experiment Om te achterhalen of dat echt het geval was, besloten onderzoekers menselijke gliacellen in het brein van muizen te transplanteren. Ze verzamelden menselijke cellen waar later astrocyten – een bepaalde gliacel – uit voortkomen. Die cellen transplanteerden ze in het brein van pasgeboren muizen. De muizen groeiden op en de menselijke cellen ontwikkelden zich tot astrocyten. Deze astrocyten gingen de concurrentie aan met de gliacellen van de muizen zelf en wonnen. Ondertussen bleef het bestaande neurale netwerk in het brein van de muizen gewoon intact. “De menselijke gliacellen namen eigenlijk alles over, zodat uiteindelijk een groot deel van de astrocyten in de muis van menselijke origine waren en zich gedroegen en ontwikkelden zoals ze dat ook in het brein van een mens zouden doen,” legt Goldman uit.

Leren De onderzoekers waren vooral benieuwd of de cellen invloed hadden op de vaardigheid van het brein om nieuwe herinneringen aan te maken en nieuwe taken uit te voeren. De onderzoekers ontdekten dat de hersenfunctie van de muizen door toedoen van de menselijke gliacellen inderdaad verbeterde. De muizen leerden aanzienlijk sneller en ook hun geheugen was beter. Eerste bewijs Wij mensen zijn niet de enigen met astrocyten. Andere soorten hebben ze ook. Alleen komen astrocyten bij mensen wel in veel grotere aantallen voor. Bovendien zijn ze groter en diverser dan bij andere soorten. Menselijke astrocyten kunnen daarnaast de activiteit van duizenden synapsen coördineren. Astrocyten van muizen kunnen dat niet. Vandaar dat onderzoekers vermoedden dat menselijke astrocyten een fundamentele bijdrage leveren aan de complexe signaalactiviteit in het menselijke brein en dus mede onze hogere cognitieve functies mogelijk maakt. Dit onderzoek levert nu het eerste bewijs dat dat klopt. Blijkbaar kan de grootte en complexiteit van onze neurale netwerken alleen onze hogere cognitieve processen niet verklaren. “Ik heb het idee dat het menselijke brein alleen maar vaardiger is (dan dat van andere soorten, red.) doordat we een complexere neurale netwerken hebben altijd een beetje te simpel gevonden,” vertelt onderzoeker Maiken Nedergaard. “Want als je het hele neurale netwerk en al de activiteit erin bij elkaar pakt, heb je eigenlijk alleen nog maar een supercomputer. Maar menselijke cognitie is veel meer dan het verwerken van data (zoals een supercomputer doet, red.).”

glia cellen.docx (200.8 KB) 
MUIS EN MENS HERSENEN
…Eerder dit jaar  werd al   gevonden dat  de hersenen van de mens en muis tijdens leerprocessen hetzelfde werken
 25 februari 2013 1

 Dankzij experimenten van een groep Leuvense onderzoekers is vastgesteld dat mensen en muizen hun hersenen tijdens het leren op dezelfde manier gebruiken. In de zeventiende eeuw was de filosoof René Descartes ervan overtuigd dat mensenhersenen fundamenteel verschillen van de hersenen van dieren. Een paar honderd jaar lang bleven onderzoekers hiervan uitgaan. Ongeveer honderd jaar geleden begonnen onderzoekers te kijken naar het leergedrag van ratten en muizen. Dit deden zij met behulp van doolhoven. Op die manier kwamen zij erachter dat de hersenen van deze knaagdieren toch ongeveer op dezelfde wijze werken als die van de mens. De wetenschappers hoopten dat zij via onderzoek bij muizen en ratten meer te weten konden komen over het leervermogen bij de mens. Doolhof Voor het eerst vergeleken de Leuvense wetenschappers welke delen van de hersenen precies actief zijn. Dit deden zij door zowel mensen als muizen hun weg te laten zoeken in een doolhof. “Uiteraard leren mensen dergelijke taken veel sneller, maar uit onze experimenten bleek dat muizen verschillende delen van de hersenen tijdens een dergelijk leerproces op dezelfde manier gebruiken als mensen. En dat ondanks hun veel kleinere prefrontale hersenschors,” aldus Rudi D’Hooge, één van de onderzoekers. Niet alleen blijkt dus verwantschap te bestaan tussen de hersenen van mensen en knaagdieren, maar het brein functioneert ook op dezelfde manier.

 

Automatisch Alle begin is moeilijk. Dit geldt voor zowel mensen als knaagdieren. Bij het aanleren van een complexe taak is vooral het begin moeilijk. Na veel oefenen gaat het steeds beter tot u het met uw ogen dicht kunt doen. D’Hooge vervolgt zijn verhaal: “Iedereen heeft wel eens de weg moeten zoeken in een vreemde stad. In het begin moet je geconcentreerd te werk gaan, terwijl je na enkele dagen, schijnbaar zonder nadenken, naar je bestemming zal lopen.” Het onderzoek van D’Hooge toont aan dat het gedeelte dat vooraan in onze grote hersenen ligt, tijdens die eerste leerfases samenwerkt met het gedeelte dat dieper in onze hersenen ligt. Als wij verder oefenen wordt de activiteit in de grote hersenen steeds minder en wordt ons gedrag automatisch. Door de evolutie is een bepaald gebied van onze hersenen veel groter dan dat van andere dieren. Ook groter dan dat van mensapen, die toch nauw aan ons verwant zijn. Volgens D’Hooge verklaart dat waarom mensen complexe taken sneller en efficiënter leren dan andere dieren. Het volledige onderzoek van de wetenschappers is terug te vinden in het blad Proceedings of the National Academy of Sciences.

DINOSAURICON I

i

Ichabodcraniosaurus” – nomen nudum; probably Velociraptor

IgnavusaurusKnoll2010_Ignavusaurus_fig2.jpg

Abstract: A well-preserved, articulated dinosaur skeleton from southern Africa is described. The specimen comes from the upper Elliot Formation (?Hettangian) of Ha Ralekoala (Lesotho) and represents a new species: Ignavusaurus rachelis genus et species nova. A cladistic analysis suggests that Ignavusaurus is more derived than Thecodontosaurus–Pantydraco, but more primitive than Efraasia. Ignavusaurus indeed shares a number of unambiguous synapomorphies with the taxa more derived than Thecodontosaurus–Pantydraco, such as a fully open acetabulum, but it is more plesiomorphic than Efraasia and more derived sauropodomorphs as shown by the evidence of, for instance, the distal extremity of its tibia that is is longer (cranio-caudally) than wide (latero-medially). The discovery of Ignavusaurus increases the known diversity of the early sauropodomorph fauna of the upper Elliot Formation, which stands as one of the richest horizons in the world in this respect. Cambridge Journals:A primitive sauropodomorph from the upper Elliot Formation of Lesotho 

Iguanacolossus *

Iguanodoniguanodon Iguanodon

An Illustration of a restorated Iguanodon from a skeleton. These types of herbivores are now known to have lived in Europe, North America, and Asia 120 million years ago. — Image by Bettmann/CORBIS Animals Cretaceous Period Dinosaur Engravings Extinct animal Iguanodon Intaglio prints Mesozoic Era Nobody One animal Prehistoric Prints Transfer prints Photograph: © Bettmann/CORBIS
Iguanodon_skull

(Megalosaurus ?)  Oxford museum
Iguanodon    is een herbivore ornithopode dinosauriër uit het Vroege Krijt. Het was een van de meest voorkomende dinosauriërs, en het typevoorbeeld van de groep van Iguanodonten. Het was een van de eerste dinosauriërs die ontdekt werd. Iguanodons zijn gevonden in Europa, Noord-Afrika en Noord-Amerika (vondsten in Mongolië zijn nog onzeker), verwante soorten ook in andere werelddelen, tot in Australië toe. Een van de rijkste vindplaatsen was in 1878 in een kolenmijn in Bernissart in België, waar meerdere complete en relatief zeer weinig verstoorde skeletten bij elkaar lagen.Iguanodons waren tamelijk grote dieren, met een lengte van zes tot tien meter (afhankelijk van de precieze soort) en een gewicht van 4,5 tot 5,5 ton.Iguanodon bezat een hoornige snavel, vergelijkbaar met die van schildpadden, dieper in de mond bevonden zich (links en rechts) onder elkaar liggende rijen tanden, die samen een in de hoogte en breedte aaneengesloten “batterij” vormden met een door afslijting steeds scherpe snijrand, die permanent van onderen aangevuld werd door de groei van een nieuwe rij. Het kauwen gebeurde niet zoals bij zoogdieren door de kaak in het horizontale vlak rond te laten draaien, maar doordat het stuk van de schedel waar de boventanden in zaten bij de sluiting van de kaken naar binnen klapte. Iguanodon bezat een vrij korte, omhooggebogen hals. De kop was tamelijk zwaar en qua vorm enigszins vergelijkbaar met een paardenhoofd.Iguanodons konden zowel op twee als op vier poten lopen; over wat de meest gebruikelijke vorm van voortbeweging was, bestaat nog geen enigheid. Opvallend detail is dat ze een hoornige, kegelvormige klauw hadden waar bij een mens zich de duim zou bevinden.Iguanodon was de eerste dinosauriër die ontdekt werd, hoewel Megalosaurus eerder beschreven werd. Vanaf ongeveer 1810 werd in steengroeven een aantal tanden en botten ontdekt en aan verzamelaars verkocht. Omdat de tanden wel op die van leguanen leken, maar dan een stuk groter, werd het dier Iguanodon (leguanentand) genoemd. Het werd voor het eerst beschreven en kreeg zijn naam door Gideon Mantell in 1825.Nadat meer vondsten gedaan waren, maakte hij een reconstructie die echter naar wat wij nu weten niet erg met de werkelijkheid overeenkwam. Zo toonde hij Iguanodon als een log, vierbenig reptiel, terwijl we nu weten dat Iguanodon redelijk snel en in elk geval facultatief tweebenig was. Een sterk opgerichte houding was echter onmogelijk doordat verbeende pezen de basis van de staart naar beneden kromden. Ook werd de duimkegel bij gebrek aan kennis over waar het thuishoorde als een hoorn op de neus geplaatst. Een andere foute interpreatie betrof de lengte die door extrapolatie vanuit de bouw van een hagedis op wel zestig meter geschat werd. Later in zijn leven kreeg Mantell een steeds beter beeld van de werkelijke bouw van het dier.

Toen in 1842 de Dinosauria door Richard Owen voor het eerst benoemd werden, werd Iguanodon met Megalosaurus en Hylaeosaurus in deze groep geplaatst.

In 1878 werden in de steenkoolmijnen van Bernissart skeletten gevonden van de dinosauriërgeslacht Iguanodon. Deze vondst is vrij uniek in de wereld: 30 complete en enkele onvolledige skeletten werden teruggevonden. Het was de eerste keer dat zoveel en zo’n volledige resten van dinosauriërs werden teruggevonden en zijn momenteel te bezichtigen in het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. De soort kreeg de naam Iguanodon bernissartensis, wat wil zeggen Iguanodon van Bernissart. Het is nog steeds niet duidelijk hoe het komt dat zoveel skeletten op dezelfde plaats bewaard zijn maar algemeen neemt men aan dat de vindplaats een natuurlijke moerassige bezinkingsput was. De kadavers konden zich er gedurende vele jaren opeenstapelen en fossiliseerden. De steenkool uit het bekken van Bergen waarnaar gedolven werd, stamt uit het Carboon, de iguanodons uit het Jura, een latere periode. De dinosauriërs zijn gevonden doordat hun resten door een onderaardse verschuiving, een “cran”, in oudere lagen terecht zijn gekomen.

Iguanodon May 17, 2011

Filed under: Ornithopoda

One of the first dinosaurs to be found, Iguanodon had strong back legs with three-toed feet and hoof-like nails.

Iguanodon usually walked on all fours but sometimes got about on just its hind legs. It weighed as much as an elephant.

Famed as being one of the first dinosaurs to be scientifically recognized, Iguanodon became something of a wastebasket taxon over the years. It was thought to have been a four-footed, rhinoceros-like animal until complete skeletons were found in a mine in Belgium in the 1880s. Thereafter, it was restored in a kangaroo-like pose. Now it is largely regarded as a four-footed animal once more.

Factbox //Name: Iguanodon, meaning ’iguana tooth’Size: up to 10m long and 5m highFood: plants and leavesLived: about 120-110 million years ago in the Early Cretaceous Period in Europe, Mongolia, North Africa

Iguanodon is the archetypal ornithopod. Its head is narrow and beaked, with tough, grinding teeth. Its hands consist of three weight-bearing fingers with hooves. It has a massive spike on the first finger used for defence or gathering food, and a prehensile fifth finger that works like a thumb. The hind legs are heavy and the three toes are weight-bearing. The long, deep tail balanced the animal as it walked.

Although Iguanodon was found and named by Mantell in 1825, the description was based only on teeth. In 2000 the International Commission on Zoological Nomenclature ruled the type species to be I. bernissartensis described in 1881, based on complete skeletons from Belgium.

Scientists speculate that Iguanodon probably walked on its toes, like a cat or dog. When chased by a predator, it could run at speeds of 35km/h. Iguanodon’s tail was stiff and flat, and this helped it to keep its balance.

Several skeletons of Iguanodon have been found close together. This is a clue to the fact that they lived in groups or herds. Iguanodon was the second dinosaur to be named (after Megalosaurus), in 1825.

Iguanodon had very strange hands. These had four fingers and a pointed thumb that resembled a spike. Iguanodon could only move this spike from side to side and used it as a weapon to defend itself. Iguanodon was a herbivore and used its fourth finger to hook down branches for food.

Most of Iguanodon’s day was probably spent searching for food and then chewing it up. It had no teeth at the front of its jaws but used its bony beak to bite off leaves. its back teeth were like an iguana’s, but much larger. There were about a hundred of them.

In 1878, in the small town of Bernissart in Belgium, miners working 322m down a shaft struck a mass of fossil bones. They had dug right through the skeleton of an Iguanodon. Finally, the bones of 39 Iguanodon were discovered there, and were put together. The complete skeletons can still be seen in the Royal Institute of Natural Sciences in Belgium.

Mantellisaurus atherfieldensis   Iguanodon atherfieldensis

Leguanentand van Atherfield

Posted Image

Afbeelding Iguanodon atherfieldensis

Deze iguanodonsoort was kleiner en slanker dan Iguanodon bernissartensis; kijk maar naar de schedel en de voorpoten. Hij liep meestal op twee poten. Net als andere iguanodons had deze dinosoort puntige duimstekels om zich te verdedigen. Ooit werd gedacht dat deze ‘hoorns’ op de snuit van de iguanodons stonden, zoals bij een neushoorn! Naast de groep Iguanodon bernissartensis die in het Belgische mijndorp Bernissart werd gevonden, werd ook één heel goed bewaard skelet van Iguanodon atherfieldensis gevonden.

Deze dino leefde 135-110 miljoen jaar geleden. Paleontologen vonden hem in Groot-Brittanië, België, Duitsland, Spanje, Frankrijk en Mongolië

KBIN

Iguanodon atherfieldensis is very similar to Iguanodon bernissartensis, but is smaller and more gracile and has some other osteological differences. Differences between these two species can be explained as ontogenetic, sexual, or individual (ecological) variations. Despite these possibilities, it is still considered that these are two different species.

 
Skeleton of Iguanodon atherfieldensis
Iguanodon dinosaurIguanodon atherfieldensis, one of the most complete skeletons of an Iguanodon discovered in the British Isles. Found on the Isle of Wight in 1917, it dates back 140-110 million years.The Natural History Museum UKThe skull of Iguanodon atherfieldensis, found in Britain.The skull of Iguanodon atherfieldensis, found in Britain. The fossil evidence of dinosaurs and plants suggests that the Earth was several degrees warmer in the Cretaceous than it is today.The Natural History Museum UK

Iguanosaurus” – nomen nudum; Iguanodon *Iguanoides” – nomen nudum; Iguanodon *

Early, inaccurate sketch of two Iguanodon

http://www.lindahall.org/events_exhib/exhibit/exhibits/dino/index.shtml

1. Buckland, William. “Notice on the Megalosaurus or great Fossil Lizard of Stonesfield,” in: Transactions of the Geological Society of London, series. 2, vol. 1 (1824), pp. 390-396.

2. Mantell, Gideon. “Notice on the Iguanodon, a newly discovered fossil reptile, from the sandstone of Tilgate Forest, in Sussex,” in: Philosophical Transactions of the Royal Society of London, vol. 115 (1825), pp. 179-186.

3. Mantell, Gideon. The Wonders of Geology. London: Relfe and Fletcher, 1838.

4. Owen, Richard. “Report on British fossil reptiles. Part II,” in: Report of the Eleventh Meeting of the British Association for the Advancement of Science, held at Plymouth, July 1841, pp. 66-204.

5. Hawkins, Benjamin Waterhouse. “On visual education as applied to geology,” in: Journal of the Society of Arts, vol. 2 (1854), pp. 444-449.

6. Owen, Richard. Geology and Inhabitants of the Ancient World. London: Crystal Palace Library, and Bradbury & Evans, 1854.

7. Goodrich, Samuel Griswold. Illustrated Natural History of the Animal Kingdom. New York: Derby & Jackson, 1859

Iliosuchus

Ilokelesia

Incisivosaurus, Gabriel Lio.jpg

Incisivosaurus

http://ombdinotopia.proboards.com/index.cgi?board=dinotopia&action=display&thread=360&page=7

[image]
This image of Incisivosaurus, by Portia Sloan, was released to the press by the IVPP.

Incisivosaurus (“incisor lizard”) was a basal oviraptorosaurian theropod dinosaur from the Lower Cretaceous Period of what is now the People’s Republic of China. The holotype, a skull, mandible, and an incomplete cervical vertebra, was collected from the lowermost levels (fluvial beds) of the Yixian Formation (Jehol Group, Barremian) in the Sihetun area, near Beipiao City, in western Liaoning Province. The most significant, and highly unusual, characteristic of this theropod is it apparent adaptation to an herbivorous or False Doctrinevorous lifestyle. The genus was named for its prominent and rodent-like incisiform premaxillary teeth, which exhibit wear patterns common to plant-eating dinosaurs. The species name honors Dr. Jacques Gauthier. The skull, which measures approximately 10 cm, preserves the most complete dentition known for any oviraptorosaurian. A cladistic analysis published by Xu et al. (2002) indicates that Incisivosaurus is the basalmost of the Oviraptorosauria, below Caudipteryx + the Caenagnathoidea polytomy.

Description
Osmolska et al. (2004) describe Incisivosaurus gauthieri as follows: “The long preorbital region is approximately half the length of the skull. The pterygoid has an accessory ventral flange that contacts its fellow on the midline. The mandible is slender with a reduced coronoid bone and a long external fenestra. The upper jaws and mandible bear a heterodont dentition; the first premaxillary tooth is mesiodistally compressed and greatly enlarged, while the second through fourth premaxillary teeth are much small and subconical. The nine maxillary teeth and eight or nine dentary teeth are small and lanceolate.” The skull also possesses a vertically oriented ectopterygoid, a fused dentary symphysis, a long and shallow posteroventral process of the dentary, large mandibular fenestra, a strap-like splenial, and long retroarticular process. All these traits are shared with more typical oviraptorosaurs.

However, the skull of Incisivosaurus lacks the following traits generally used to unite oviraptorosaurs and derived avialians: toothless jaws, abbreviated nasal, elongate parietals, quadrates with lateral cotyles for the quadratojugal, a rodlike jugal bar, a long maxillary process of the palatine, an absence of a subsidiary palatine fenestra, an ectopterygoid that articulates primarily with the lacrimal and maxilla laterally, absence of a jugal hook on the ectopterygoid. In most of these particular instances, Incisivosaurus more closely resembles therizinosaurs than birds.

Incisivosaurus is assumed to have been feathered like most other maniraptoran theropods and may have been secondarily flightless. Its total body length has been estimated at just under a meter.
© 2007 Answers Corporation

Indosaurus

Indosuchus

Ingenia” – preoccupied name, has not yet been renamed

Inosaurus

Irritator

Isanosaurus

Ischisaurus – junior synonym of Herrerasaurus

Ischyrosaurus” – preoccupied name, has not yet been renamed

Isisaurus

Issasaurus” – nomen nudum; Dicraeosaurus

Itemirus

Iuticosaurus

http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_dinosaurs

Support Wikipedia