EMBRYOLOGY , Ontwikkelingsbiologie , EVO DEVO

°
Het  bouwplan van een embryo
Als van embryo’s van een kikker, een kip of een muis een deel wordt verwijderd of verplaatst, dan ontwikkelt een embryo zich in de meeste gevallen toch normaal. Zelfs bij een grote beschadiging van het embryo ontstaat vaak nog een gezond dier. Dit geldt ook voor menselijke embryo’s. Een eeneiige tweeling ontstaat bijvoorbeeld zelden door splitsing van een tweecellig embryo. De splitsing gebeurt veelal in een later stadium, als het embryo al uit honderden cellen bestaat. Dit opmerkelijke herstellingsvermogen van heel jonge embryo’s wijst sterk naar een regelmechanisme in de cellen.

Morfogenen sturen de genen
Het idee dat bepaalde verbindingen de vormgeving en de plaats van de cellen in een organisme bepalen, is al oud. Aan het begin van deze eeuw veronderstelde de Amerikaans geneticus Thomas Hunt Morgan dat dieren die delen van hun lichaam regenereren, zoals wormen, dat doen door een concentratiegradi챘nt van stoffen in hun cellen. De concentratie van deze stoffen zou bepalen hoe cellen groeien en zich differenti챘ren. De wiskundige Alan Turing voerde in de jaren vijftig het woord morfogeen voor deze stoffen in. Hij veronderstelde dat morfogenen de embryo’s voorzien van de ruimtelijke informatie die voor de groei nodig is.

Tegenwoordig wordt ervan uitgegaan dat morfogenen diverse receptoren op de celwanden van embryo’s stimuleren. Deze receptoren geven de prikkels door aan de genen in de celkernen. De genen zetten op hun beurt de cellen aan tot groei en differentiatie; ze bepalen het moment en plaats van de celdeling en de specialisatie tot bijvoorbeeld kraakbeencel of spiercel. Op deze manier ontstaat uit een jong embryo van schijnbaar identieke cellen, een complex geheel met een bepaald patroon van sterk gespecialiseerde cellen. Als een morfogeen met een cel in contact komt, is het lot van de cel bezegeld, zo wil de theorie.

De morfogenen die Turing opperde als de grote regelaars van de zich ontwikkelende cel, bestonden in de jaren vijftig alleen op papier. Niemand had ze nog ontdekt. De speurtocht naar deze verbindingen bleek even moeilijk als de speurtocht naar elementaire deeltjes in de kernfysica. Maar het tij is gekeerd. Onlangs is het bestaan van morfogenen aannemelijk gemaakt door genetische onderzoek aan de fruitvlieg (Drosophila melanogaster). We weten nu dat het gen bico챦de codeert voor een eiwit dat een sleutelrol speelt bij de groei van het karakteristieke gesegmenteerde lichaam van de fruitvlieg.

Voor gewervelde dieren is het verhaal nog ingewikkelder, maar langzamerhand worden biologen het met elkaar eens over de grote lijnen van de manier waarop embryocellen van zowel insekten als gewervelde dieren zich differenti챘ren en specialiseren. Maar onenigheid blijft nog steeds bestaan over de precieze rol van een van de belangrijkste morfogeenkandidaten, namelijk retino챦nezuur, een verbinding verwant aan retinol ofwel vitamine A.

Bouwplan van een embryo
Elke cel van een embryo beschikt over dezelfde genetische informatie. Verschillen tussen cellen ontstaan door prikkels tussen en in de cellen. Deze signalen veranderen de activiteit van de genen. De actieve genen bepalen welke eiwitten in een cel worden aangemaakt. De eiwitten bepalen de vorm en de eigenschappen van de cel.

Cellen in de alvleesklier kunnen bijvoorbeeld het eiwit insuline maken. Andere cellen maken eiwitten als cadherinen, die de hechteigenschappen van celmembranen be챦nvloeden. Verandering van hechting zorgt ervoor dat cellen zich kunnen verplaatsen en zich elders in het embryo stevig aan andere cellen kunnen vastmaken. Op deze manier krijgt het embryo vorm.

Het gedrag van cellen bepaalt ook de architectuur van het groeiende embryo. Hoe gaat dat in z’n werk?

Er zijn twee belangrijke stadia. Allereerst moeten de cellen in een jong embryo prikkels ontvangen, bijvoorbeeld van morfogenen, waardoor zij hun plaats in het embryo kennen. De cellen reageren op deze ruimtelijke informatie door groei en specialisatie zoals het een cel op die plaats van het embryo betaamt. Dat gebeurt doordat in de verschillende cellen telkens andere genen actief worden. De verschillen tussen de onderdelen van bijvoorbeeld ledematen zijn een afspiegeling van de verscheidenheid in genactiviteit als gevolg van de prikkels.

Een analogie kan een en ander verhelderen. Stel dat cellen op een rij liggen. Deze cellen kunnen rood, wit of blauw kleuren. Met welk mechanisme kunnen de cellen samen een Nederlandse vlag vormen?

In elk geval moeten de cellen informatie krijgen over hun positie ten opzichte van de uiteinden van de lijn. Op basis daarvan kunnen ze uitmaken in welk derde deel van de lijn ze zich bevinden en of ze bijgevolg rood, wit of blauw moeten kleuren. Een concentratiegradi챘nt kan de benodigde gegevens verschaffen. Een hoge concentratie van een verbinding leidt tot een rode kleur, een intermediaire concentratie tot een witte kleur en een lage concentratie tot een blauwe kleur.

De juiste rangschikking is belangrijk voor de structuur van organismen. Armen en benen zijn opgebouwd uit eenzelfde soort cellen – kraakbeencellen, botcellen, spiercellen enzovoort. Toch hebben armen en benen een verschillende bouw. De rangschikking van de cellen zorgt voor het onderscheid. Zo wordt ook het verschil tussen de hersenen van een mens en van een chimpansee meer bepaald door de ordening van de cellen dan door de aan- of afwezigheid van bepaalde cellen.

Kippevingers
In een artikel dat ik 23 jaar geleden over deze ontwikkelingen schreef, zei ik dat de kennis over celdifferentiatie nog in de kinderschoenen stond en dat er maar weinig wetenschappers waren die zich met dit onderwerp bezighielden. “Het is te hopen”, schreef ik, “dat er eenvoudige en elegante mechanismen worden ontdekt die de differentiatie en de plaats van cellen in een organisme kunnen verklaren.” Zijn deze wensen vervuld?

Neem bijvoorbeeld de vleugelaanleg van een zich ontwikkelend kippe-embryo. Na tien dagen in het ei heeft het patroon van het vleugeltje heel veel van een arm van een mens, behalve dat het vleugeltje maar drie vingers heeft in plaats van vijf. Elk van de vingers ziet er anders uit, zodat ze gemakkelijk kunnen worden herkend. De voorste vinger heeft nummer 2 gekregen, de middelste nummer 3 en de achterste nummer 4. Deze nummering duidt ook aan dat vogels in de loop van de evolutie hun ‘duim’ en ‘pink’ zijn kwijtgeraakt.

Om na te gaan hoe uit de vleugelaanleg dit patroon ontstaat, hebben mijn collega’s en ik onderzoek gedaan naar de zogenaamde anterior-posterior-as, die van voor naar achter dwars over de vleugelaanleg loopt, van vinger twee naar vinger vier.

Hoe ontwikkelen de cellen langs deze as zich tot verschillende vingers? Het blijkt dat de informatie voor deze differentiatie van cellen zich bevindt in een klein stukje weefsel, het polariteitscentrum, aan de onderkant van de vleugelaanleg. We denken dat het morfogeen, de verbinding die de differentiatie en de plaats van de cellen bepaalt, vrijkomt uit cellen in het polariteitscentrum. De concentratie van het morfogeen is het hoogst aan de onderrand van de vleugelaanleg en neemt geleidelijk af naar de bovenkant. Deze concentratiegradi챘nt bepaalt hoe de verschillende cellen op de anterior-posterior-as zich zullen ontwikkelen: bij de hoogste concentratie morfogeen ontstaat vinger vier en bij de laagste vinger twee. Vinger drie ontstaat bij een concentratie daartussenin.

Dit mechanisme biedt een goede verklaring voor veel experimentele bevindingen. Als bijvoorbeeld aan de bovenkant van de vleugelaanleg een tweede polariteitscentrum wordt ge챦mplanteerd, ontstaan er in spiegelbeeld drie extra vingers. De twee polariteitscentra van het morfogeen zorgen voor een U-vormige gradi챘nt in de concentratie, waardoor een vleugel ontstaat met vingers in de volgorde 4 3 2 2 3 4.

Groeiende tenen

In twaalf dagen ontwikkelen de eieren zich tot volwassen fruitvliegjes.
Het bico챦de-eiwit is een van de morfogenen van ‘Drosophila’. mRNA dat codeert voor het eiwit bevindt zich uitsluitend aan de voorkant van het ei (linkerhelft tekening); daar wordt het eiwit gemaakt en van daaruit vormt het een concentratiegradi챘nt naar achteren. Bepaalde genen, zoals ‘hunchback’, zijn actief boven een bepaalde bico챦de-eiwitconcentratie. De rechterhelft van de tekening toont een mogelijke verklaring voor de wijze waarop diverse genen worden gecontroleerd door de concentratie van 챕챕n eiwit. Wanneer de controleregio’s van de genen verschillende affiniteiten hebben voor het eiwit, worden ze bij een andere concentratie actief.
Dat het gen hunchback pas actief wordt boven een bepaalde drempelconcentratie bico챦de-eiwit, kon worden aangetoond in experimenten met mutanten van ‘Drosophila’ die geen, 챕챕n of vier bico챦degenen bevatten. Zonder dat gen is er geen bico챦de-eiwit, en dus geen hunchbackactiviteit. Met vier kopie챘n van het gen is de vooraan geproduceerde hoeveelheid bico챦de-eiwit viermaal zo hoog, waardoor de drempelconcentratie veel verder naar achteren in het ei ligt.

Andere experimenten wijzen erop dat hetzelfde morfogeen steeds weer opduikt bij de ontwikkeling van organismen. Als bijvoorbeeld het polariteitscentrum van de vleugelaanleg van een kip wordt ge챦mplanteerd in de pootaanleg, ontstaan er extra tenen. Blijkbaar speelt in poot en vleugel dezelfde signaalstof een rol. Een nog markantere overeenkomst in signaalstof blijkt uit experimenten waarbij een polariteitscentrum uit een embryo van een muis of een mens in de vleugelaanleg van een kip werd getransplanteerd. Wederom ontstaan er extra vingers aan de vleugel – kippevingertjes wel te verstaan, niet die van een muis of een mens.

Verschillende organismen lijken zich in hun ledemaataanleg van hetzelfde ruimtelijke signaal te bedienen, en daarmee van hetzelfde morfogeen. Het verschil zit blijkbaar in de verwerking van het signaal. Het morfogeen geeft in een kippe-embryo het signaal een kippevinger te maken en bij een mens betekent het signaal de start van de groei van een mensenvinger.

Wat voor soort verbinding is het morfogeen? In de jaren tachtig werd ontdekt dat het effect van het morfogeen ook optreedt door plaatselijke toediening van retino챦nezuur op delen van de ledemaataanleg. Deze resultaten waren opzienbarend. Als een kleine, poreuze harsparel die is verzadigd met retino챦nezuur, in de bovenkant van de vleugelaanleg wordt ge챦mplanteerd, ontstaat het spiegelbeeldpatroon van vingertjes 4 3 2 2 3 4. Pareltjes met lage concentraties retino챦nezuur zorgen voor maar 챕챕n of twee extra vingertjes: 3 en 2, of alleen 2. Deze ontdekkingen kregen nog meer gewicht toen in 1987 Gregor Eichele en Christina Thaller retino챦nezuur aantroffen in de ledemaataanleg van de kip en ontdekten dat de concentratie van het zuur aan de onderkant hoger is dan aan de bovenkant. Dat klopt met de theorie.

Retino챦nezuur zou het natuurlijke morfogeen kunnen zijn, maar er zijn nog niet genoeg aanwijzingen om deze conclusie te rechtvaardigen. Sommige experimenten wijzen zelfs in een andere richting (Intermezzo II). Tot voor kort geloofden lang niet alle ontwikkelingsbiologen dat een cel gevoelig is voor een concentratiegradi챘nt van morfogenen. Dankzij een doordachte combinatie van genetisch en embryologisch onderzoek slaagde vooral Christiane N체sslein-Volhard van het Max Planck Instituut in T체bingen erin het ongeloof te breken.

Met haar onderzoek liet zij zien dat in het prille embryo van de fruitvlieg genen worden gestimuleerd door de concentratieverschillen. De genen verzorgen op hun beurt weer de aanleg van concentratiegradi챘nten van andere verbindingen. Deze ‘vervolggradi챘nten’ activeren vervolgens de zogenaamde homeotische genen, die voor elk segment van de fruitvlieg de juiste erfelijke informatie weten aan te spreken. In de diverse segmenten van de fruitvlieg zijn verschillende homeotische genen actief. Zij bepalen zowel de aard van elk segment als welke lichaamsdelen, zoals vleugels en poten, daar ontstaan.

Opmerkelijk is, dat de concentratiegradi챘nten die de verschillende homeotische genen ‘starten’, al ontstaan in het 챕챕ncellige embryo, al is dat dan wel een cel met veel kernen. Een van die gradi챘nten bepaalt de plaats van de kop van de fruitvlieg. Als het ei nog in het moederlijf aanwezig is, ligt de plaats van de kop en het achterlijf van het nieuwe fruitvliegje al vast. De kant van het ei die later kop zal worden, bevat strengen boodschapper-RNA (mRNA) met het bico챦degen, een gen dat codeert voor een speciaal eiwit.

Als de fruitvlieg het eitje heeft gelegd, ontstaat aan het ‘hoofdeinde’ het eiwit waarvoor het bico챦degen codeert. Het bico챦de-eiwit diffundeert door het ei; er ontstaat een concentratiegradi챘nt van kop naar staart. Deze gradi챘nt bepaalt de plaats van het grensvlak tussen de kop van de fruitvlieg en het borststuk. Als cytoplasma uit het hoofdeinde van een embryocel wordt ge챦njecteerd in het midden van een ei dat zelf geen bico챦de-eiwit bevat, ontstaat er een kop op de plaats van de inspuiting.

Op het spoor van een morfogeen
Elke cel van een embryo beschikt over dezelfde genetische informatie. Verschillen tussen cellen ontstaan door prikkels tussen en in de cellen. Deze signalen veranderen de activiteit van de genen. De actieve genen bepalen welke eiwitten in een cel worden aangemaakt. De eiwitten bepalen de vorm en de eigenschappen van de cel.

Cellen in de alvleesklier kunnen bijvoorbeeld het eiwit insuline maken. Andere cellen maken eiwitten als cadherinen, die de hechteigenschappen van celmembranen be챦nvloeden. Verandering van hechting zorgt ervoor dat cellen zich kunnen verplaatsen en zich elders in het embryo stevig aan andere cellen kunnen vastmaken. Op deze manier krijgt het embryo vorm.

Het gedrag van cellen bepaalt ook de architectuur van het groeiende embryo. Hoe gaat dat in z’n werk?

Er zijn twee belangrijke stadia. Allereerst moeten de cellen in een jong embryo prikkels ontvangen, bijvoorbeeld van morfogenen, waardoor zij hun plaats in het embryo kennen. De cellen reageren op deze ruimtelijke informatie door groei en specialisatie zoals het een cel op die plaats van het embryo betaamt. Dat gebeurt doordat in de verschillende cellen telkens andere genen actief worden. De verschillen tussen de onderdelen van bijvoorbeeld ledematen zijn een afspiegeling van de verscheidenheid in genactiviteit als gevolg van de prikkels.

Een analogie kan een en ander verhelderen. Stel dat cellen op een rij liggen. Deze cellen kunnen rood, wit of blauw kleuren. Met welk mechanisme kunnen de cellen samen een Nederlandse vlag vormen?

In elk geval moeten de cellen informatie krijgen over hun positie ten opzichte van de uiteinden van de lijn. Op basis daarvan kunnen ze uitmaken in welk derde deel van de lijn ze zich bevinden en of ze bijgevolg rood, wit of blauw moeten kleuren. Een concentratiegradi챘nt kan de benodigde gegevens verschaffen. Een hoge concentratie van een verbinding leidt tot een rode kleur, een intermediaire concentratie tot een witte kleur en een lage concentratie tot een blauwe kleur.

De juiste rangschikking is belangrijk voor de structuur van organismen. Armen en benen zijn opgebouwd uit eenzelfde soort cellen – kraakbeencellen, botcellen, spiercellen enzovoort. Toch hebben armen en benen een verschillende bouw. De rangschikking van de cellen zorgt voor het onderscheid. Zo wordt ook het verschil tussen de hersenen van een mens en van een chimpansee meer bepaald door de ordening van de cellen dan door de aan- of afwezigheid van bepaalde cellen.

Op het spoor van een morfogeen.

De waarneming dat chemische gradi챘nten de differentiatie, specialisatie en groei van cellen be챦nvloeden, fascineert biologen al jaren. Door gradi챘nten ontstaan ingewikkelde structuren uit eenvormige cellen. Welke verbinding is verantwoordelijk voor deze effecten? Retino챦nezuur was een van de belangrijkste kandidaten voor de rol van morfogeen. De positie van deze aan vitamine A verwante verbinding werd nog sterker toen Christina Thaller en Gregor Eichele van de Harvard Medical School retino챦nezuur en een aantal verwante verbindingen ontdekten in de ledemaataanleg van het kippe-embryo. Was retino챦nezuur inderdaad het gezochte morfogeen, de vormgever van cellen en daarmee van organismen?

Behendig en met veel geduld sneden Thaller en Eichele duizenden aanleggen van ledematen in twee챘n. Ze vonden een lage concentratie retino챦nezuur in het bovenste deel en een hogere concentratie in het onderste deel. Deze waarnemingen klopten met de veronderstellingen van onderzoekers die retino챦nezuur als morfogeen zagen. Ze veronderstelden dat het polariteitscentrum, het deel van het aanlegpunt van de ledematen dat volgens transplantatie-experimenten een belangrijke rol speelt bij de vorming van vingers en tenen, retino챦nezuur afscheidt. Het polariteitscentrum zorgt zo voor een concentratiegradi챘nt langs de aanleg. Deze gradi챘nt kan de cellen tot differentiatie aanzetten.

Weinig zaken in biologisch onderzoek zijn zo moeilijk, als te bewijzen dat een bepaalde verbinding een morfogeen is. Toch leek retino챦nezuur de kandidaat. Maar twee jaar geleden zetten twee onafhankelijk van elkaar werkende onderzoeksgroepen grote vraagtekens bij de precieze rol van retino챦nezuur bij de ontwikkeling van ledematen in een embryo. Beide groepen implanteerden een met retino챦nezuur verzadigde harsparel op de rand van de vleugelaanleg. De vleugelaanleg groeit dan uit tot een vleugel met tweemaal drie vingers die in spiegelbeeld zijn gerangschikt. De gebruikelijke verklaring is dat de harsparel fungeert als een tweede polariteitscentrum en zo de spiegelbeeldvingers laat ontstaan.

Maar er is ook een andere verklaring mogelijk. Retino챦nezuur uit de harsparel kan de cellen in de directe omgeving van karakter doen veranderen. Deze cellen vormen dan een nieuw polariteitscentrum. Volgens deze opvatting hoeft retino챦nezuur helemaal geen morfogeen te zijn. Het doet misschien niet meer dan een nieuw polariteitscentrum cre챘ren, dat daarna de vorming van vingers stimuleert.

Transplantatie-experimenten wijzen er inderdaad op dat retino챦nezuur de vorming van een nieuw polariteitscentrum stimuleert. Natuurlijk kan het zo zijn dat het nieuwe polariteitscentrum weer retino챦nezuur afscheidt, maar dat achten niet alle onderzoekers even waarschijnlijk.

Een groep medewerkers van een aantal Japanse universiteiten kwam via een andere route tot globaal dezelfde conclusie. De onderzoekers registreerden de activiteit van een gen dat de produktie regelt van de receptor die gevoelig is voor retino챦nezuur. Dit gen is erg interessant, omdat het zijn activiteit verhoogt in aanwezigheid van retino챦nezuur.
De onderzoekers vonden dat in de cellen naast de harsparel met retino챦nezuur de activiteit van het gen toenam, precies zoals ze hadden verwacht. Maar, en dit is de verrassende waarneming, het gen wordt niet actiever in cellen naast een ge챦mplanteerd polariteitscentrum.

Als een polariteitscentrum normaalgesproken prikkels afgeeft met behulp van retino챦nezuur, dan zou dat gen in de naburige cellen een verhoogde activiteit moeten vertonen. Dat was niet het geval. De ware identiteit van het morfogeen is dus nog niet opgelost.

De complexiteit van de biochemie van de ledemaataanleg maakt meerdere verklaringen voor de waarnemingen uit de experimenten mogelijk. Veel onderzoekers zien retino챦nezuur, of een verwante verbinding, als de beste kandidaat voor het morfogeen. Hoe het ook zij, duidelijk is wel dat retino챦nezuur een andere kijk op de ontwikkeling van ledematen in embryo’s mogelijk heeft gemaakt.

Genen met een homeobox
Nog meer aanwijzingen voor de gevoeligheid van cellen voor subtiele concentratiegradi챘nten komen van Jim Smith van het National Institute for Medical Research in Londen. Hij identificeerde in jonge kikkerembryo’s een potentieel morfogeen dat verwant is aan activine A, een signaalstof die ook een rol speelt bij de voortplanting van de mens. Smith ontdekte met een collega dat een verhoging van de concentratie van het morfogeen met een factor anderhalf, voldoende was om cellen zich te laten ontwikkelen tot spiercellen in plaats van tot huidcellen.

Het lijkt erop dat concentratiegradi챘nten een cel duidelijk maken waar die zich in het embryo bevindt. De vraag blijft nog welk molekulair mechanisme hieraan ten grondslag ligt. De fruitvlieg en de homeotische genen geven wellicht het antwoord. In het begin van de jaren tachtig deden een Zwitserse en een Amerikaanse onderzoeksgroep een onverwachte ontdekking. Ze vergeleken de basenpaarvolgorde van een aantal van de homeotische genen met elkaar. Een aantal van deze homeotische genen bleek een kort stuk met overeenkomstige basenpaarvolgorde en een lengte van ongeveer 180 basenparen, de homeobox, te bevatten. De rest van het gen verschilde sterk met andere homeotische genen. Een overeenkomstige volgorde in delen van genen komt in chromosomen van veel organismen voor. Wellicht heeft dit deel van het gen een wezenlijke rol gespeeld in de evolutionaire ontwikkeling van het organisme. Veel onderzoeksresultaten wijzen erop dat de homeobox codeert voor een eiwitfragment dat zich aan het DNA bindt en zo de activiteit van de andere genen mee regelt.

Genen met een homeobox zijn inmiddels aangetroffen in wormen, zee-egels, kippen, muizen en mensen. Het lijkt erop dat deze homeogenen een wezenlijke taak vervullen in de ontwikkeling van deze organismen. Een mogelijke rol van deze genen is dat ze op molekulair niveau aan elke plaats in het embryo een waarde toekennen. Die waarde verschaft de cellen voortdurend informatie over hun plaats in het embryo; onmisbaar voor hun ontwikkeling.

Homeogenen lijken ook een rol te spelen bij de ontwikkeling van ledematen. Denis Duboule van het European Molecular Biology Laboratory in Heidelberg heeft aangetoond dat een groep homeogenen die actief is langs de hoofdas van ontwikkeling bij een muis, ook actief is in de pootaanleg van het dier. Bovendien is een vergelijkbare groep genen, het zogenaamde Hox-4-complex, actief in de ledemaataanleg van de kip. Door recente samenwerking met de groep van Duboule hebben we kunnen aantonen dat de verschillende genen van de Hox-4-genengroep actief zijn op verschillende plaatsen van de vleugelaanleg. Dat is een aanvullend bewijs voor het verband tussen homeogenen en ruimtelijke informatie in het zich ontwikkelende embryo.

De bekende spiegel
Transplantatie-experimenten hebben ons veel informatie verschaft. Als een stukje polariteitscentrum, of een poreuze harsparel verzadigd met retino챦nezuur, wordt gemplanteerd in de bovenkant van de pootaanleg – en dan het bekende spiegelbeeld van de vingers veroorzaakt – verandert ook de activiteit van de homeotische genen drastisch. Nog voordat de vingers ontstaan, vertoont ook de genactiviteit een spiegelbeeld. Hoewel het uiteindelijke bewijs ervoor nog niet is geleverd, kloppen deze waarnemingen wel met de theorie dat homeogenen de molekulaire basis zijn van de ruimtelijke informatie. Als dat zo is, bepalen homeogenen hoe embryo’s zich op molekulair niveau ontwikkelen.

Ondanks deze vooruitgang is het nog steeds niet mogelijk te zeggen of mijn wens – eenvoudige en universele wetten ontdekken, die beschrijven hoe reeksen cellen zich in embryo’s ontwikkelen – in vervulling zal gaan. Wel zeker is dat de mechanismen ingewikkelder zijn dan ik 23 jaar geleden schreef. Maar op één punt had ik wel gelijk. Ik schreef: “Er liggen nog spannende tijden voor ons.” We zitten er middenin.

Uit:
 afl. 5

Oliver Sacks

zegt in een diepte-interview in het boek ‘Een schitterend ongeluk’, dat hij patienten had die na een beschadiging laag in de hersenstam door multiple sclerose, last kregen van spastische bewegingen van het verhemelte, de stapedius spier in het oor of van de lange spieren in de nek.
Oliver Sacks: ‘Die bewegingen zijn onverklaarbaar tot je bedenkt dat die drie plaatsen overblijfselen zijn van de kieuwbogen, en dat de beweging dus een kieuwbeweging is. “
zie ook
Sluit dit venster

 

Embryologische  gegevens
Dieren die als volwassen dier helemaal niet meer op elkaar lijken vertonen in  verschillende embryonale stadia veel overeenkomsten.
Zo vinden we bij de mens net als bij de vis op zeker moment:
—>geen oogleden (alle vissen),
—>geen onderkaak (kaakloze vissen = primitieve groep), —->kieuwbogen en kieuwspleten,
—>een staart en
—>niet geheel gescheiden harthelften.
Kieuwen  in het menselijk embryo
Vergelijkende embryologie
Nauw vervante organismen hebben gelijkaardige ontwikkelingstadia  
a.
alle gewervelden  hebben een stadium waarin het embryo ” kieuwen ” vertoont
vraag voor ID-ers : wat is het “plan” of het nut van een  “ontwerp”  waarbij     menselijke embryo’s kieuwen bezitten ?
Kieuwen  in het menselijk embryo
Vergelijkende embryologie
Nauw vervante organismen hebben gelijkaardige ontwikkelingstadia  
a.
alle gewervelden  hebben een stadium waarin het embryo ” kieuwen ” vertoont
vraag voor ID-ers : wat is het “plan” of het nut van een  “ontwerp”  waarbij     menselijke embryo’s kieuwen bezitten ?
http://multiply.com/mu/tsjok45/image/12/photos/221/1200x1200/20/4embryos.jpg?et=16dxarjriwixpw43dcwoxa&nmid=140845536
Karp and Berrill, 1981
(phylotypic stage embryo’s )

Embryos of (a) human, (b) pig, (c) reptile, and (d) bird at corresponding developmental stages. The striking resemblance of the embryos to each other indicates the fundamental similarity of the processes involved in their development. (Karp and Berrill, 1981).

vergelijking  tussen  menselijke , reptielen , vogel en varken embryo’s

—> wat is de verklaring voor deze  embryologische overeenkomsten ?
—> de  evolutie-theorie  kan dit gemakkelijk verklaren …
 

Here’s figure 20.7 from Starr & Taggert’s Biology: The Unity and Diversity of Life, 9th edition:

i-26519951bbbbe7a333078862c980f929-starr20-7.jpg
Copyright © 2001 Brooks/Cole
:
i-d566c34b9fdac78eb789f29637b85910-campbell22-10.jpg
Copyright © 1999 Benjamin/Cummings

Figure 22.10 Evolutionary signs of comparative e embryology.  At this early stage of development  , the kinship of vertebrates is unmistable . Notice ,for example , the gill pouches in both (a) the bird embryo and (b) the human embryo . Comparative embryology helps biologists identyfy anatomical homology that is less apparent  in adeults  because  the structures  are extensively modified in different ways the organisms’ subsequent development    /  Copyright © 1999 Benjamin/Cummings

from Campbell-Reece-Mitchell’s 5th edition of Biology:

http://scienceblogs.com/pharyngula/2006/01/25/textbooks-and-haeckel-again/

PHARYNGULA  STAGE

Carnegie stages for the Human Embryo

http://php.med.unsw.edu.au/embryology/index.php?title=Carnegie_Stages

Human Carnegie stage 10-23.jpg

Introduction

–> The human embryonic period (first 8 weeks) is divided into 23 Carnegie stages.

—> Stages are based on the external and/or internal morphological development of the embryo, and are not directly dependent on either age or size.

The human embryonic period proper is divided into 23 Carnegie stages. Criteria beyond morphological features include age in days, number of somites present, and embryonic length.

Another page, Carnegies Stages table, shows stages with key features as a list. The linked labelled stages below also gives stage specific additional processes with references,

Carnegie Stages

The Kyoto Collection images are reproduced with the permission of Prof. Kohei Shiota for tutorial/revision purposes and cannot be reproduced electronically or in writing without permission.

Clicking on the small image, or text below the image, will open a page with a larger image and more information about that specific stage, with either a labelled or unlabelled stage image.

Some early stages are not shown and some stages have more than one image.

Note that serial  numbers  of embryo cross-sections are from Carnegie Stage 13 to Stage 14 (early) and Stage 20 (late).

Images below( click for magnifications )  are not to scale.

Carnegie Stage Table

Weeks shown in the table below are embryonic post ovulation age, for clinical Gestational Age (GA) measured from last menstrual period, add 2 weeks.

Stage Days (approx) Size(mm) Images
(not to scale)
Events
1 1(week 1) 0.1 – 0.15 Human zygote two pronuclei 02.jpg fertilized oocyte, zygote, pronuclei 
2 2 – 3 0.1 – 0.2 Human embryo day 3.jpg morula cell division with reduction in cytoplasmic volume, blastocyst formation of inner and outer cell mass
3 4 – 5 0.1 – 0.2 Human embryo day 5.jpg loss of zona pellucida, free blastocyst 
4 5 – 6 0.1 – 0.2 Week2 001 icon.jpg attaching blastocyst
5 7 – 12
(week 2)
0.1 – 0.2 Stage5 bf11L.jpg implantation
6 13 – 15 0.2 Stage6 bf03.jpg extraembryonic mesoderm, primitive streak, gastrulation
7 15 – 17(week 3) 0.4 Stage7 features.jpg gastrulation, notochordal process 
8 17 – 19 1.0 – 1.5 Stage8 bf4.jpg primitive pit, notochordal canal
9 19 – 21 1.5 – 2.5 Stage9 dorsal.jpg Somitogenesis Somite Number 1 – 3 neural folds, cardiac primordium, head fold 
10 22 – 23(week 4) 2 – 3.5 Stage10 bf4b.jpg Somite Number 4 – 12 neural fold fuses 
11 23 – 26 2.5 – 4.5 Stage11 bf7b.jpg Somite Number 13 – 20 rostral neuropore closes 
12 26 – 30 3 – 5 Stage12 bf5b.jpg Somite Number 21 – 29 caudal neuropore closes 
13 28 – 32(week 5) 4 – 6 Stage13 bf2c.jpg Somite Number 30 leg buds, lens placode, pharyngeal arches 
Stage 13/14 shown in serial embryo sections series of Embryology Program
14 31 – 35 5 – 7 Stage14 bf2c.jpg lens pit, optic cup.
15 35 – 38 7 – 9 Stage15 bf1c.jpg lens vesicle, nasal pit, hand plate

16 37 – 42(week 6) 8 – 11 Link=Carnegie_stage_16 nasal pits moved ventrally, auricular hillocks, foot plate
17 42 – 44 11 – 14 Stage17 bf1c.jpg finger raysStage 17 Unlabelled | Stage 17 LabelledSee also System Notes.
18 44 – 48(week 7) 13 – 17 Stage18 bf1c.jpg ossification commences.
19 48 – 51 16 – 18 Stage19 bf1c.jpg straightening of trunks.
20 51 – 53(week 8) 18 – 22 Stage20 bf1c.jpg upper limbs longer and bent at elbow
21 53 – 54 22 – 24 Stage21 bf1c.jpg hands and feet turned inward
Stage 22 shown in serial embryo sections series of Embryology Program
22 54 – 56 23 – 28 Stage22 bf1c.jpg eyelids, external ears

23 56 – 60 27 – 31 Stage23 bf1c.jpg rounded head, body and limbsThis is the last Carnegie stage of embryonic development.Development from this point on is generally considered “fetal” and involves general growth, system development and onging neurological development.
Following this stage Fetal Development occurs until birth (approx 40 weeks)

The embryos shown in the table are from the Kyoto and Carnegie collection and other sources.

http://www.uctv.tv/series/index.asp?show=show&seriesnumber=497

The Diversity of Development: Embryos and Evolution

(#13545; 58 minutes; 2/20/2008)
How does variation in genes generate the beautiful diversity of animal body shapes that fill the world?

UCSD Biologist William McGinnis explains that all animals, whether fish, fowl, or fly, share similar architectural control genes calledHomeobox genes. The discovery and study of these genes has led to an understanding of how subtle changes in Homeobox genes can lead to changes in animal form during evolution.

The Diversity of Development: Embryos and Evolution   VIDEO

De kip in het ei

chicken series

In dit knappe animatiefilmpje zie je wat er tijdens de 21 broeddagen gebeurt in het ei van een kip – van de bevruchting tot het uiteindelijke kuiken. De video werd gemaakt door het Poultry CRC, een Australisch onderzoekscentrum dat een duurzame, ethische pluimveehouderij nastreeft.

zebrafish-embroys2
°
four phylotypic-stage embryos
 Creationist  nonsens

 

Ontwikkeling  hart ;

Tijdens de embryonale ontwikkeling van het menselijk hart herken je stadia uit de evolutie

Het is niet zo dat het menselijk hart ( of een ander  orgaan ) alle stadia uit de evolute doorloopt, dat is een oud misverstand.

Wel kun je tijdens de groei van het embryonale hart bepaalde stadia uit de evolutie van gewervelde dieren herkennen.

Dit  is vooral goed te zien in de aanleg van het bloedvatenstelsel.

 Het bloedvatenstelsel in een embryo heeft een geheel ander vertakkingspatroon dan in een pasgeborene.

Bij een embryo pompt het hart bloed in zogenaamde kieuwboogvaten. Die heten zo, omdat hun verloop sterk lijkt op dat van de vaten die bij vissen van het hart naar de kieuwen lopen.

De kieuwboogvaten lopen via het embryonale halsgebied naar een linker en rechter aorta, die het bloed, dat zuurstofarm is, door de navelstreng naar de placenta voeren.

Daar wordt door diffusiezuurstof uit het bloed van de moeder opgenomen. Dit zuurstofrijke bloed komt via de navelstrengader en de embryonale lever in de belangrijkste ader van het embryo, die het weer naar het hart voert.

Ook de embryonale ontwikkeling van het hart is een echo uit het verleden.

 Het hart begint als een verdikt bloedvat, enigszins vergelijkbaar met de gespierde hartbuis van wormen.

Aanvankelijk heeft het hart maar één kamer en maar één slagader. Dit is vergelijkbaar met de vissen en amfibieën. Midden in de slagader ontstaat een tussenschot, dat de slagaders in twee even grote bloedvaten verdeelt: de longslagader en de lichaamsslagader (aorta).

Ook de primitieve kamer wordt door een tussenschot in tweeën gedeeld in een linker- en een rechterkamer. Nu is het een echt zoogdierhart. Het tussenschot van de kamers en dat van de slagaders ontmoeten elkaar en groeien aan elkaar vast, zodat de aorta uit de linkerkamer komt en de longslagader uit de rechterkamer.

Links ;
U heeft nog steeds werkende vissenkieuwen in uw lijf.
Ze zijn alleen niet meer goed herkenbaar: de kieuwen hebben zich namelijk vermomd als vier kleine kliertjes.
Het zijn onze bijschildklieren, volgens Anthony Graham en Masatake Okabe van het Londense King’s College. Vandaar dat de bijklieren in onze nek zitten, vlak onder het strottenhoofd, en niet gewoon in onze romp, bij de andere organen.Kieuwen dienen onder meer om calcium uit water te halen, een stof die veel lichaamsfuncties reguleert.
Mensen en andere dieren hebben daarvoor de bijschildklieren.
De kliertjes scheiden het zogeheten parathormoon (PTH) af, een stof die het calciumgehalte in het bloed regelt. Het hormoon doet dat onder meer door de calciumafgifte van de botten op te schroeven of juist door de heropname van calcium door de nieren te verhogen.In het blad Proceedings of the National Academy of Sciences (PNAS) komen Graham en Okabe met een hele waslijst aan overeenkomsten tussen kieuw en klier. In beide organen staat hetzelfde gen aan, beide organen ontstaan voor de geboorte uit hetzelfde groepje cellen en beide zetten daarbij hetzelfde groepje genen aan.”Ons werk zal veel weerklank vinden bij iedereen die de afbeeldingen van Haeckels nog kent,” aldus Graham. “Daarop zie je hoe we bij onze embryonale ontwikkeling allemaal door een vissenstadium gaan.”
Kijk en vergelijk: micorscoopopname van vissenkieuwen (boven) en een tekening van menselijke bijschildklieren (de niervormige orgaantjes) 

Kieuwen  en   de bijschildklier ….

Deze week verscheen een verassend  artikel over de ontwikkelingsgeschiedenis  (zowel in de ontogenese als in de fylogenetische  zin  ) van  de bijschildklier uit kieuw(bogen)

http://www.pnas.org/cgi/content/abstract/0406116101v1

Developmental Biology
The origin of the parathyroid gland ( pharyngeal endoderm | vertebrate evolution | Gcm-2 | gills ) Masataka Okabe *{dagger}{ddagger} and Anthony Graham *{ddagger}

*Medical Research Council, Centre for Developmental Neurobiology, Guy’s Campus, King’s College London, London SE1 1UL, United Kingdom; and {dagger}Department of Developmental Genetics, National Institute of Genetics, Shizuoka 411-8540, Japan

Edited by John C. Gerhart, University of California, Berkeley, CA, and approved November 3, 2004 (received for review August 20, 2004)

ABSTRACT

It has long been held that the parathyroid glands and parathyroid hormone evolved with the emergence of the tetrapods, reflecting a need for new controls on calcium homeostasis in terrestrial, rather than aquatic, environments. Developmentally, the parathyroid gland is derived from the pharyngeal pouch endoderm, and studies in mice have shown that its formation is under the control of a key regulatory gene, Gcm-2. We have used a phylogenetic analysis of Gcm-2 to probe the evolutionary origins of the parathyroid gland. We show that in chicks, as in mice, Gcm-2 is expressed in the pharyngeal pouches and the forming parathyroid gland. We find that Gcm-2 is present not only in tetrapods but also in teleosts and chondrichthyans, and that in these species, Gcm-2 is expressed within the pharyngeal pouches and internal gill buds that derive from them in zebrafish (Danio rerio), a teleost, and dogfish (Scyliorhinus canicula), a chondrichthyan. We further demonstrate that Gcm-2 is required for the formation of the internal gill buds in zebrafish. We also have identified parathyroid hormone 1/2-encoding genes in fish and show that these genes are expressed by the gills. We further show that the gills express the calcium-sensing receptor, which is used in tetrapods to monitor serum calcium levels. These results indicate that the tetrapod parathyroid gland and the gills of fish are evolutionarily related structures, and that the parathyroid likely came into being as a result of the transformation of the gills during tetrapod evolution.

Author contributions: M.O. and A.G. performed research and wrote the paper.

{ddagger}To whom correspondence may be addressed.

Masataka Okabe, E-mail: maokabe@lab.nig.ac.jp type=text/javascript>
Anthony Graham, E-mail: anthony.graham@kcl.ac.uk type=text/javascript>

www.pnas.org/cgi/doi/10.1073/pnas.0406116101


Het gaat over evo-devo onderzoek en een nieuwe verklaring/  theorie  die de  overgang  kieuw-vertebraat —  bijshildklier -beziter-vertebraat   illustreert en verder ondersteunt ..

Dat werd allemaal nog eens nader toegelicht op een perskonferentie —-> http://www.kcl.ac.uk/phpnews/wmview.php?ArtID=735

(Waarvan  een vertaling van de hoofdpunten  hieronder  zal volgens   aangevuld met materiaal uit andere  bronnen  ; Daarbij is vooral  volgende website ( en de daar verschenen links ) gevolgdhttp://www.pandasthumb.org/pt-archives/000651.html

http://scienceblogs.com/pharyngula/2006/06/deep_homologies_in_the_pharyng.php

 

News highlights : Human gland probably evolved from gills
7 December 2004 PR66/04
De menselijke bijschildkliertjes  , die het niveau van calcium in het bloed regelen , evolueerde waarschijnlijk vanuit  de kieuwen van vissen,___
Professor Anthony Graham en Dr. Masataka Okabe ( Kings College london ) :
…..De kieuwen van voorouderlijke mariene schepselen, die werden gebruikt om calciumniveaus te regelen, werden  door terrestrische  tetrapode afstammelingen ,
evolutionair ontwikkeld uit die voorouderlijke  kieuwen  waarbij  de calcium-regulerende funkties werden behouden  .
Vele fysiologische processen zoals spiersamentrekking, bloedcoagulatie en leiden van zenuwpulsen  door zenuwcellen, vereisen specifieke niveaus van calcium in het
lichaam.
Bij  mensen, worden de calciumniveaus geregeld door de parathyroide klier, die bijschildklier- hormoon afscheidt als de calciumspiegel  in
het bloed te laag komt te liggen .
Dit hormoon veroorzaakt  calcium aanvoer vanuit het skelet , en verhoogt het recycleren van calcium  in de nier  , totdat  het  calciumniveaus  terug op het
normale peil komt   .
i-5b2347931479ff6e8d0c456390e78852-pthreg.gif
Vissen hebben geen parathyroide klieren. In plaats daarvan verhogen zij hun interne calciumconcentratie door hun kieuwen te gebruiken om calcium van uit het  omringende water op te nemen. `”
“Aangezien  zowel de tetrapode parathyroid klieren ,  als  de kieuwen van vissen allebei tot de concentraties  van extracellulaire calciumniveaus bijdragen, is het redelijk om voor te stellen dat de parathyroid klier vanuit  een transformatie van de kieuwen evolueerde toen de dieren de overgang van aquatisch naar  het aardse milieu maakten, “
zei Professor Graham.
” deze interpretatie zou  ook  kunnen verklaren  waarom de parathyroid klier in de hals is  geplaatst. Als endocrien orgaan,  kan het overal in het lichaam worden  geplaatst  en toch nog in staat blijven zijn funkties  uit te oefenen 
m.a.w.  er bestaat vanuit het oogpunt van  ontwerp geen voorkeur … dat men het vind in de halsstreek heeft alles te maken met de kieuwen die ook in
halsstreek zijn geplaats …
i-f63cec1353242e65e2db93c1136a0064-arch_fates.gif
Many features of the face and neck are assembled from those curious and fateful tissues, the branchial arches, well known for their homology with
the gill arches of fish.
Here’s a diagram of a 5-week-old embryo on the left, with the arches color-coded, and an infant on the right, showing what connective tissues
develop from each arch.
De onderzoekers steunden hun theorie door aan te tonen dat de parathyroide klieren van muizen en kippen en de kieuwen van zebrafish en hondshaaien vele
gelijkenissen vertonen .
Zo ontwikkelen de kieuwen zich  net zoals de  parathyroid klier vanuit  het zelfde type van weefsel in het embryo, het  pharyngale kieuwzak endoderm; beide structuren zijn afhankelijk  van  het gcm-2 gen , en beide behoeven dit gen om zich korrekt te ontwikkelen
Voorts vonden de onderzoekers een gen voor  het parathyroide hormoon in vissen, en zij ontdekten dat de   expressie ervan  in de kieuwen gebeurt .
i-3c3f853b71006374d7f34da8d4f17bd3-pthdev_chick.jpg
Expression of Gcm-2 in the parathyroid gland and the pharyngeal pouches in the chick. (A#D) Whole-mount in situ hybridization of chick E11 thyroid (T) and parathyroid (P) glands for the following probes: Gcm-2 (A), PTH (B), CasR (C), and TTF-1 (D). Gcm-2 can be seen to be expressed in two round masses, the parathyroid glands, which are adjacent to the thyroid, which expresses TTF-1. The parathyroid glands additionally express PTH and CasR. (E-I) Expression of Gcm-2 in chicken embryos, staged as described in ref. 16. In these micrographs, anterior is to the left and ventral is to the bottom. OV, otic vesicle; pp, pharyngeal pouch; II-IV, pharyngeal arches. Expression of Gcm-2 starts in the third pharyngeal pouch at stage 18 (E), and then, as development proceeds, expression is also evident in the fourth pharyngeal pouch and additionally weakly in the second pouch (F). At stage 24, expression in the third and fourth pouches is concentrated in a region dorsal of the pharyngeal pouches and is lost from the second pouch (G). In Vibratome sections of stage-22 embryos (H), it is clear that Gcm-2 expression is localized to the pharyngeal endoderm and that, by stage 24, the region of the pharyngeal endoderm expressing Gcm-2 has thickened and given rise to round masses that are the parathyroid gland rudiments of the third and fourth pouches (I).
i-2476f3f78d0db811392e318157fd53c7-gcm2_fish.jpg
Phylogenetic analysis of the distribution of Gcm-2 and its expression in teleost (zebrafish) and chondrichthyan (dogfish) species. (C-F) Gcm-2 expression in zebrafish embryos. In these micrographs, anterior is to the left and ventral is to the bottom. Gcm-2 initiates expression in the second pharyngeal pouch in early 3-day-old larval fish (indicated by arrowhead in C). Subsequently, Gcm-2 is expressed sequentially in the more posterior pouches (D), and, by day 4, Gcm-2 is expressed in all of the pouches (E). It is also apparent by day 4 that Gcm-2 is expressed in the developing internal gill buds emerging from the pharyngeal pouches (F). (G and H) Gcm-2 expression in dogfish embryos. This gene is expressed in the internal gill buds protruding from the pharyngeal pouches in stage-27 dogfish embryos (17). The pharyngeal arches are numbered II-VI
i-46d548e1d841b40232d836123012df3a-gcm2_ko_fish.jpg
Gcm-2 is required for the elaboration of the internal gill buds from the pharyngeal pouches in zebrafish. Zebrafish embryos were injected at the one-cell stage with either control or antisense Gcm-2 MOs. The embryos were then analyzed at day 5 for the presence of internal gill buds. (A-C) Five-day-old zebrafish larva injected with control MO. (A) Nomarski viewof the pharyngeal region of a day-5 embryo injected with the control MO. The internal gill buds protruding fromthe pharyngeal pouches are clearly evident (arrowheads). (B) Embryo injected with control MO hybridized for Gcm-2. Gcm-2-expressing internal gill buds can be clearly seen protruding from the pharyngeal pouches. (C) Embryo injected with control MO, showing normal pharyngeal pouch formation as judged by Pax-9a expression. Each pharyngeal pouch is indicated by an arrowhead. (D-F) Five-day-old zebrafish larva injected with Gcm-2 antisense MO. (D) Nomarski view of the pharyngeal region of a E5 embryo injected with the antisense Gcm-2 MO. There are no internal gill buds protruding fromthe pharyngeal pouches. (E) Embryo injected with the antisense Gcm-2 MO hybridized for Gcm-2. There are no Gcm-2-expressing internal gill buds protruding from the pharyngeal pouches. (F) Embryo injected with the antisense Gcm-2 MO, showing normal pharyngeal pouch formation as judged by Pax-9a expression. Each pharyngeal pouch is indicated by an arrowhead. EY, eye; YK, yolk. Anterior is to left and ventral is to the bottom
“De parathyroid klieren  en de kieuwen van vissen zijn verwante structuren en waarschijnlijk afkomstig van een  gemeenschappelijke  struktuur
in de evolutieve geschiedenis, ‘
zei Professor Graham.
” Dit nieuwe onderzoek brengt naar voren dat in feite, onze kieuwen nog in onze kelen zitten – maar dan  als onze parathyroide  klieren zijn  vermomd.’
Tjeerdo4 /  Verzonden: 2/06/2005 14:00
Hierboven   werd gerefereerd naar misvormingen of anomalien die te maken hebben met een verkeerde kieuwboogontwikkeling. ….
Binnen de embryologie is  Langman’s Medical Embryologie vaak het snelst gepakt en geciteerd.
In hoofstuk 16 – Head and Neck wordt uitvoerig op de ontwikkeling van kieuwbogen ingegaan.   Omdat  dit al behandeld is ;  stort ik mij op een beetje pathologie.
Laterale halscystes
Uit het voorgaande is duidelijk geworden dat er rond de vierde en vijfde week een aantal uitstulpingen uit de farynx of kieuwdarm ontstaan.
Dit zijn de kieuwzakjes.
Deze dringen het omringende mesenchym in.  Aan het eind van de vijfde week zien de openingen van de kieuwzakjes in de farynx eruit als groefjes.
Op hetzelfde moment onstaan er aan het oppervlak van de embryo spleten, de zogenaamde kieuwspleten.  Soms ontstaat er een open verbinding tussen kieuwzakjes en kieuwspleten.  En dan kun je spreken van een echte kieuw.
____Een kreet die weleens geplaatst wordt naar aanleiding van creationistische uitspraken.  Mensen zijn eigenlijk gedegenereerde vissen.
Maar laat ik niet teveel afdwalen en in het obscure circuit terechtkomen.  _____
We zien in dit geval ectodermale spleten en entodermale uitstulpingen.  De differentiatie is al besproken.
De pathologie is aan bod.
De spleten verdwijnen doordat het weefsel van de tweede kieuwspleet over nummer twee, drie en vier heengroeit.
Gebeurt dit onvolledig dan kunnen er resten als branchiogene fistels of cysten blijven bestaan.
Een afsluitingsprobleem in het vorige.  Het kan ook fout gaan in de differentiatie.
Differentiatie is vrij vertaald: De ontwikkeling in verschillende componenten.
De eerste kieuwboog is berucht.  Als dit fout gaat ontstaat vaak het Treacher Collins syndroom (mandibulofacial dysostosis).  Met de volgende kenmerken:
abnormaal oor, anomalien in het midden- en binnenoor, kaak en oogproblemen.  Ook erg bekend (Schisis; gehemeltespleet) is het syndroom van Pierre Robin; hypoplasie van de onderkaak, gehemeltespleet en oog- en oordefecten.
Dit zijn de meest bekenden.

APPENDIX 

Het leek me echter  ook  verstandig om  wat  achtergrondinformatie in herinnering te brengen   ; die vind u hieronder 

bijschildklierontwikkeling

1.- De bijschildklier
De bijschildklieren (parathyreoïden);  zijn kleine kliertjes ter grote van een erwt en bevinden zich aan weerszijden van de schildklier aan de boven- én onderkant (in totaal dus vier klieren).De bijschildklieren produceren parathormoon (PTH) ook bekend als bijschildklierhormoon (parathyreoïd hormoon,.)

(klik op het plaatje voor een vergroting.)Aan de achterkant van de schildklier liggen de vier kleine bijschildklieren. Zij controleren het calciumgehalte van het lichaam. Calcium is een onontbeerlijk mineraal, Niet alleen omdat het het belangrijkste element is voor de aanmaak van beenderen en tanden. maar ook om dat het een centrale rol speelt in de werking van spieren en zenuwcellen. Het calciumgehalte van het lichaam moet binnen bepaalde grenzen blijven om de spieren goed te laten werken. Dit wordt gereguleerd door het parathormoon van de bijschildklieren.

De opname van calcium in het bloed wordt gereguleerd door vitamine D. die we krijgen door zonlicht en voedsel, en het PTH of parathormoon.

Wanneer het calciumgehalte te laag is. geven de bij schildklieren een verhoogde hoeveelheid parathormoon af. dat ervoor zorgt dat de beenderen calcium afstaan aan het bloed. Is er te veel calcium in het bloed, dan wordt er minder PTH ge maakt en vermindert de calciumspiegel.

De bijschildklieren zijn zo klein dat ze bijna niet te vinden zijn. De bovenste twee liggen achter de schildklier; de onderste twee, echter. kunnen in de schildklier en soms in de keel liggen.
(klik op het plaatje voor een vergroting.)
rechts : Wanneer het gehalte aan thyroxine laag is (links), geeft de hypofyse TSH af, waardoor thyroxine wordt bij gemaakt. Wanneer het gehalte goed is (rechts), stopt de hypofyse met produktie van TSH.

2.-

afkomstig van  VUA

PHARYNGALE (kieuw )bogen

Ontwikkeling

Een zekere regelmatigheid in de bouw van het hoofd-halsgebied kan worden afgeleid uit de vroege embryonale ontwikkeling. Het handelt hier name om die strukturen die zich ontwikkelen uit dekieuwbogen. Wat zijn kieuwbogen?

De ontwikkeling van het hoofd-halsgebied wordt in alle gewervelde dieren, inclusief de mens, gekenmerkt door de vorming van kieuwbogenlateraal in de wand van de voordarm. Kieuwbogenworden van elkaar gescheiden door invaginaties van het ectoderm, de kieuwspletenen evaginaties van het entoderm van de voordarm, de kieuwzakkenIn gewervelde dieren komen in principe 6kieuwbogen tot ontwikkeling. Bij de mens is het aantal kieuwbogen beperkt tot 5. Vier van deze kieuwbogen zijn aanwezig in de vierde week van de ontwikkeling. De eerste en tweede kieuwboog zijn het best ontwikkeld, de volgende veel minder. Bij de mens breken kieuwspleten en kieuwzakken nooit volledig door. De bekendste kieuwspleet en kieuwzak zijn de meatus acusticus externus (uitwendige gehoorgang, 1e kieuwspleet), het cavum tympani (trommelholte, 1e kieuwzak) en de tuba auditiva (buis van Eustachius, 1e kieuwzak).

Elk van de opeenvolgende kieuwbogen bevat in principe dezelfde elementen: een kraakbeenskelet, en kieuwboogarterie, kieuwboogmesenchym en een kieuwboogzenuw. Uit het mesenchym van elk van de kieuwbogen ontstaan een groot aantal structuren van het hoofd-halsgebied.

Een belangrijk gegeven is dat elke kieuwboog en zijn derivaten door een eigen, aparte hersenzenuw wordt geïnnerveerd. Een hersenzenuw blijft de structuren die ontstaan uit het mesenchym van de ‘eigen’ kieuwboog altijd innerveren, ongeacht waar die structuren uiteindelijk door groei en migratie in het hoofd-halsgebied terecht komen. Dit ‘conservatisme’ in de ontwikkeling gebruiken we hier als ordeningsprincipe in de schijnbare chaos van de bouw van het hoofd-halsgebied. Dit helpt inzicht te krijgen in de gecompliceerde structuur van hoofd en hals.

Elke embryonale kieuwboog wordt aan het buitenoppervlak (inclusief de kieuwspleet) bedekt met ectodermDe embryonale pharynx, en ook de kieuwzakken zijn bekleed metentodermDe kieuwboog bestaat verder uit mesenchym. Elk van deze drie componenten heeft zijn eigen innervatie:

Sensibele innervatie

  • De ectodermale bekleding van de 1e kieuwboog wordt sensibel geïnnerveerd door de n. trigeminus (nV)Het ectoderm van alle andere kieuwbogen wordt sensibel geïnnerveerd door takken van de plexus cervicalis. De sensibele innervatie van de hoofdhuid en de uitwendige gehoorgang blijft gedurende de ontwikkeling georganiseerd volgens dit principe.
  • Het entoderm van de gehele pharynx, dus inclusief de bekleding van de kieuwzakkenwordt sensibel geïnnerveerd door de n. glossopharyngeus (nIX) en vagus (nX). Dit vinden we in de volwassen mens terug in de innervatie van de slijmvliezen van de keelholte, de buis van Eustachius en de het middenoor die door takjes van deze hersenzenuwen worden geinnerveerd.

Motorische innervatie

  • De spieren van elke kieuwboog worden motorisch geïnnerveerd door de branchiomotorische component van de bijbehorende hersenzenuw. De naam branchiomotorisch‘ is geintroduceerd om de oorsprong van het spierweefsel te benadrukken. Spieren die geïnnerveerd worden door branchiomotorische zenuwen zijn ontstaan uit kieuwboogmesenchym terwijl skeletspieren elders in het lichaam zijn ontstaan uit myotomen (onderdeel van een somiet; deze worden geïnnerveerd door de ‘somatisch motorische’ component van een spinale zenuw). Vanwege de niet-somatische oorsprong worden de van een kieuwboog afgeleide spieren collectief de branchiomeremusculatuur’ genoemd. Beide typen spieren zijn dwarsgestreept.
1e kieuwboog: n. trigeminus (nV)
2e kieuwboog: n. facialis (nVII)
3e kieuwboog: n. glossopharyngeus (n.IX)
4e en 6e kieuwboog: n. vagus (nX)
  • Bij de mens komt de 5e kieuwboog niet tot ontwikkeling. De 6e kieuwboog is aan de buitenzijde van het embryo niet te zien (er is wél een 6e kieuwboogarterie – zie het blok ‘Orgaansystemen’)
  • Uit het kieuwboogmesenchym ontstaan skeletelementen, bloedvaten (kieuwboogarteriën), en spieren.
  • Veel van voorkomende congenitale ontwikkelingsstoornissen in het hoofd-halsgebied hebben betrekking op het foutief verlopen van ontwikkeling van een bepaalde kieuwboog en kunnen beter worden begrepen als inzicht bestaat in de normale ontwikkeling van structuren vanuit de kieuwbogen. Een aantal voorbeelden zullen verderop in deze syllabus worden besproken.

Derivaten van het kieuwboogmesenchym

(Let op: De kieuwbogen ontwikkelen niet gelijktijdig. De 1e kieuwboog ontwikkelt zich al rondom dag 22, en de opvolgende kieuwbogen steeds een paar dagen later). De kieuwboogarteriën zijn al behandeld in het blok ‘orgaansystemen’ en worden hier verder niet besproken. De vorming van de gehoorbeentjes uit kieuwboogmesenchym wordt niet behandeld in dit blok maar besproken in het blok ‘Zintuigen’

Eerste kieuwboog

  • Uit de eerste kieuwboog ontwikkelt zich craniaal de processus maxillaris en caudaal de processus mandibularis.
  • De branchiomere musculatuur van de eerste kieuwboog ontwikkelt zich tot de kauwspieren en enige andere spieren: m. temporalis, m. masseter, mm. pterygoidei, m. digastricus (venter anterior), m. mylohyoideus, m. tensor tympani, en m. tensor veli palatini.
  • Skeletelementen die zich ontwikkelen uit de eerste kieuwboog zijn o.a. de maxilla en de mandibula. Ook enige gehoorbeentjes ontwikkelen zich uit het mesenchym van de 1e kieuwboog (malleus, hamer en incus, aambeeld; zie blok ‘Zintuigen’).
  • de nervus trigeminus (nV) is branchiomotorische zenuw van deze boog

Tweede kieuwboog

  • Uit het kraakbenige skelet van de tweede kieuwboog ontwikkelt zich onder andere de cornu minus van het os hyoideum en de stapes (stijgbeugel; gehoorbeentje).
  • Alle musculatuur van de gelaatsexpressie (de ‘mimische spieren’) is afkomstig van het mesenchym van deze boog, tezamen met de m. digastricus, venter posterior, de m. stylohyoideus en het platysma.
  • De nervus facialis (nVII) is de branchiomotorische zenuw van deze boog.

Derde kieuwboog

  • Het grootste gedeelte van het os hyoideum is afkomstig van het kraakbeen van de derde kieuwboog.
  • De spieren van het craniale gedeelte van de pharynx ontwikkelen zich uit deze kieuwboog.
  • De n. glossopharyngeus (nIX) is de branchiomotorische zenuw van deze boog.

Vierde en zesde kieuwboog

  • Uit de vierde en zesde kieuwbogen (de 5e komt niet tot ontwikkeling) ontstaan het kraakbenige skelet van de larynx, de intrinsieke larynxspieren, en het grootste gedeelte van de pharyngeale constrictoren.
  • De nervus vagus, en meer specifiek de n. laryngeus superior, is de branchiomotorische zenuw van de vierde kieuwboog.
  • De n. laryngeus recurrens is de branchiomotorische zenuw van de 6e kieuwboog.

Kieuwzakken

Uit de kieuwzakken ontstaan verschillende belangrijke structuren.

  • De eerste kieuwzak ontwikkelt zich tot de tuba auditiva en het cavum tympani.
  • Uit de tweede kieuwzak wordt het primordium gevormd van de tonsilla palatina. Dit primordium wordt tijdens de derde tot vijfde maand van ontwikkeling geinfiltreerd door lymphoid weefsel. Een gedeelte van de kieuwzak wordt niet opgevuld door de tonsil en blijft aanwezig als de fossa supratonsillaris.

Head and neck development http://cats.med.uvm.edu/cats_teachingmod/gross_anatomy/head_and_neck/pages/pharyngeal_arches.html

– Embryonale ontwikkeling  van de  pharyngale  kieuwzakjes

EVO – DEVO
Aanstellerij van  J Fodor  
“….Evolutiebiologen hebben  heel lang natuurlijke selectie als het belangrijkste proces voorgesteld ;  Natuurlijke selectie  is  een externe factor  (het milieu selecteert welke organismes overleven) waardoor interne factoren (embryologie) geheel genegeerd worden….. ”   
—> Maar dit thema komt al jaren in de evolutie literatuur voor.
Als je de literatuur van de laatste 10-15 jaar hebt bijgehouden, moet je daar vele malen tegen aan gelopen zijn.

Wallace Arthur (2004) ‘Biased embryos and Evolution‘ geeft zijn visie op de huidige stand van zaken in de evolutietheorie weer: grote aandacht voor de externe invloeden (E) en weinig voor interne invloeden (I). Een evenwichtige evolutietheorie kan alleen tot stand komen als beide pilaren E en I voltooid zijn.

Er moet dus nog hard gewerkt worden aan de interne factoren in de evolutie  ?

.Arthur had het onderscheid extern en intern ook al in een eerder boek (1997, 2000) gemaakt (zie mijn review). Dat interne factoren werden verwaarloosd, is overigens geen wonder. De kennis van ontwikkelingsgenetica is pas de laatste 10 jaar tot bloei gekomen (’evo-devo’).

°

http://www.sdbonline.org/sites/fly/lewheldquirk/figlegq6.htm

In het Darwinjaar 2009 verscheen het boekQuirks of human anatomy waarin de auteur Lewis Held met een prachtige, verhelderende illustraties aangeeft dat het organisme niet in alle richtingen even makkelijk verandert.

(Quirks staan  ook  voor =  niet zo goed werkende  evolutionaire verworvenheden  of uitrustingstukken )

Organismen zijn géén biljartballen die even makkelijk in alle mogelijke richtingen evolueren wanneer natuurlijke selectie in een bepaalde richting duwt.

Dit idee werd al door Francis Galton (1822-1911) gepubliceerd om te illustreren hoe de ontwikkeling van het embryo zijn evolutionaire mogelijkheden inperkt.

Het embryo kan bijvoorbeed  worden  weergegeven in een berglandschap met mogelijke paden waarlangs de ontwikkeling van een organisme kan veranderen en evolueren. Dat zijn de interne embryologische en genetische factoren. Het landschap van ontwikkelingsmogelijkheden wordt door een netwerk van genen bepaald. Treedt er ergens in het genen netwerk een mutatie op, dan kan er een nieuw pad ontstaan, waardoor het balletje (organisme) naar een andere richting rolt.

In feite is het idee dat variaties de richting van evolutie wel eens zouden kunnen beperken en sturen, al aanwezig bij de geneticus William Bateson (1861 – 1926). Er is dus niets nieuws onder de zon (1).

—>  Fodor & PP moeten zich niet zo aanstellen.

In het Nederlands noemt men dit ook wel eens: het intrappen van een open deur.

Bovendien lijkt het erop dat ze interne factoren niet als natuurlijke selectie opvatten. Natuurlijk zijn interne factoren ook een vorm van natuurlijke selectie: natuurlijke selectie van het interne milieu van een cel, een orgaan, een organisme. Het lichaam is ook een milieu (omgeving, environment).

Waarom doen F & PP dit allemaal?

Ze ondermijnen natuurlijke selectie niet, want interne factoren zijn ook een vorm van natuurlijke selectie!

Verder kritiseren F & PP random variaties.

Maar de evolutietheorie bedoelt met random ‘niet gericht op de behoeften van het organisme’. Iedere mutatie is blind ten opzichte van de behoeftes van het organisme. Dat mutaties gefilterd worden in de embryonale fase van een organisme  is dus helemaal niet in strijd met de claim dat de oorsprong van alle mutaties random is in de zin van blind.

Noten
1) Stephen Jay Gould (2002) gaf ruime aandacht aan internal constraints in Chapter 10 en 11 van zijn The Structure of Evolutionary Theory.

Posted by Gert Korthof

 Ontwikkelingsbiologie is de tak in de biologie die de diverse ontwikkelingsvormen van organismen bestudeert.Developmental biology.Developmental biology stubs

A

B

C

8

D

E

F

(vertaling  van )Evolving Evolution (1)

By Edward ZiffIsrael Rosenfield

From DNA to Diversity: Molecular Genetics and the Evolution of Animal Design   by Sean B. Carroll, Jennifer K. Grenier, and Scott D. Weatherbee
Endless Forms Most Beautiful: The New Science of Evo Devo and the Making of the Animal Kingdom  by Sean B. Carroll /Norton,
The Plausibility of Life:Resolving Darwin’s Dilemma   by Marc W. Kirschner and John C. Gerhart /Yale University Press,
1.-
Ondanks veel recente diskussies  over de evolutie-theorie , zijn  belangrijke verschuivingen  in ons begrip over  evolutie in de loop van de afgelopen twintig jaar vrijwel niet opgemerkt [1 ]
Centraal in  de theorie van Darwin stond een verklaring over  hoe vroegere vormen van het leven evolueerden die sinds lang zijn verdwenen; maar zijn theorie zei niets over de factoren die de vorm, de kleur, en de grootte van gegeven  vissen, een walvis, of een vlinder bepalen.
Darwin en zijn tijdgenoten realiseerden zich  dat het  begrijpen van de evolutie van soorten in de tijd en  het begrijpen van hoe een bevrucht eitje zich tot een walvis , koe, of  menselijke wezen ontwikkeld , diep met elkaar moesten zijn verbonden…. maar zij wisten niet  hoe ze de juiste relaties tussen die twee ontwikkelings-processen  moesten  leggen .
Verrassende ontdekkingen in de jaren ’80 zijn  ons komen vertellen hoe een embryo zich tot een rijp dier ontwikkeld, en deze ontdekkingen hebben radicaal onze meningen over  evolutie en ons begrip van de relatie tussen  mensen en alle andere dieren , veranderd.
Het nieuwe studiegebied dat voor deze doorbraken zorgde , is de ontwikkelingsbiologie ( =  “Evo Devo,”–> kortschrift  voor evolutie en ontwikkeling(development )waarbij “ontwikkeling” verwijst  naar zowel
—>hoe een embryo groeit
en
—>hoe de pasgeborenen tot een volwassen stadium rijpen…. noot O )
In 1830, bijna dertig jaar voor Darwin,bediscuscieerden  twee Franse naturalisten ___Georges Cuvier en Etienne Geoffroy St.Hilaire ___  de betekenis van de anatomische gelijkenissen tussen ver verwante dieren, zoals  de vinnen  van walvissen en de vleugels van vleermuizen .
Cuvier stelde dat de vorm door de functie werd gedicteerd
: De vleugel van de vleermuis , nodig voor het vliegen, had een afzonderlijke oorsprong dan de vinnen van de walvis, nodig voor het zwemmen.
(noot 1)
Geoffroy St. Hilaire verzette zich tegen  deze mening, en  stelde dat
de onderliggende skeletachtige gelijkenissen  wezen op het bestaan van een gemeenschappelijk “archetype” voor zowel flippers als vleugels  .
Terwijl geen van beide beweerde dat de dierlijke vormen over generaties konden veranderen,kondigde de archetypische vorm  ___volgens St. Hilaire’____ sommige recente evo-devo ontdekkingen aan.( = bijvoorbeeld de homeo-box)
Het staat buiten kijf dat dit debat de mening van Charles Darwin sterk beinvloede aangezien hij zijn theorie챘n formuleerde in een poging om de
oorsprong van dierlijke vormen te verklaren.
De eigentijdse Neo-darwinaanse Evolutie theorie is gebaseerd op drie idee챘n:
natuurlijke selectie,
erfelijkheid, en
variatie.
Kleine willekeurig verandering-variatie-komt in organismen voor door middel van  veranderingen in de genen(mutaties/recombinaties /laterale gentransfer…),
en wanneer deze veranderingen( in het erfelijk recept ) een organisme een grotere kans op overleving geven(=de fittness verhogen ), worden ze doorgaans  gemakkelijker doorgegeven aan de volgende generaties en wel  door het proces van de natuurlijke selectie dat ze uitfiltert
(noot2)
Met name  zullen  organismen met de eigenschappen die hen beter voor hun  milieu geschikt  maken ,een groter  reproductief succes hebben dan andere leden van dezelfde soorten zonder die voordelige trekken
(noot3)
.
In elke opeenvolgende generatie, zal een groter aandeel van de erfgenamen van die  veranderingen  en voordelige trekken in kwestie  ,voorkomen  . —>De “natuurlijke selectie,”
Darwin schreef,
“veranderingen veroorzaakt  alleen door opeenvolgende, gunstige variaties te accumuleren.”
De evolutie  was geleidelijk:
“het proces kan slechts doorheen  korte en langzame stappen functioneren ”
En aangezien alle veranderingen willekeurig zijn, zijn er geen vooraf bepaalde richtingen waarin de organismen evolueren.Alle  levende organismen, zo eiste Darwin , zijn afstammelingen  van één of een paar gemeenschappelijke voorvaderen.
Darwin ___noch om het even welke van zijn tijdgenoten___ was  op  de hoogte van de erfelijkheids-mechanismen -bijvoorbeeld ; hoe wij de oogkleur van onze vader of de haarkleur van onze moeder erven.
Het werk van de Tsjechische monnik Gregor Mendel, dat eerst in 1865 wordt gepubliceerd, was onopgemerkt voorbij gegaan in de dagen van  Darwin en werdt slechts herontdekt rond 1900: Mendel had aangetoond dat de specifieke trekken, zoals de kleur van een erwt, of de zachtheid of de ruwheid van haar  omhulsel , onafhankelijk van  elkaar worden geërfd.
De nieuwe wetenschap van de “genetica,”____ het idee dat de eenheden (of  “genen” binnen elke cel ) specifieke trekken, zoals haarkleur,van één generatie naar de  volgende overbrengen___ begon in het eerste decennium van de twintigste eeuw.
De studies van geërfde trekken in fruitvliegen leverden in de volgende decennia  overtuigend bewijsmateriaal voor het bestaan van de  genen, maar zij bleven onzichtbaar.
De wetenschappers  wisten nog niet  hoe het gen het voor  de  “informatie” mogelijk maakte om van één generatie aan  de  volgende te worden doorgegeven , en hoe de veranderingen in genen, in de loop van  vele generaties, tot  nieuwe soorten  konden leiden die  vormen verschillend van hun verre voorouder,  hebben .Alhoewel de structuur van het gen in de jaren ’40, nog onbekend was, hadden de wetenschappers het idee van het gen al in de evo-theorie ge챦ntroduceerd.
Zij verklaarden nu  de evolutie als gevolg van kleine willekeurige veranderingen in  de genen.
Deze herziene theorie van Darwin werd ___na de publicatie in  1942 van het boek “evolution “van Julian Huxley____ de Moderne Synthese genoemd.
Deze theorie van het neo-darwinian nam het Mendeliaanse idee van genetica over , die het mechanisme van overerving kon verklaren dat aan Darwin onbekend was.
De nieuwe  theorie gaf echter geen rekenschap over  hoe de bijzondere organismen zich van in de schoot tot  volwassen vormen ontwikkelen; dat proces, dat als het vakgebied van de embryologie  bekend werd , werd niet besproken.
De  neo-darwiniaanse theorie werd versterkt in 1953 : toen werd de dubbele DNA helix  ontdekt, wat demonstreerde hoe de genen erfelijke kenmerken/informatie  samenstellen  en overdragen  .
Een molecule van DNA is  samengesteld uit twee lange bundels van chemische bouwstenen
(nucleotide genoemd) die elk 챕챕n van de vier basen bevat: adenine, thymine, guanine, of cytosine, (afgekort A, T, G, en C ).
De volgorde van deze  basen  in elke bundel van DNA bepaalt de informatie in de DNA molecule :
Gen-informatie in de vorm van  expressie en  produktie-triggers (schakelaars )van enzymen en andere proteïnen.
Een gen werd nu begrepen als  een specifieke opeenvolging van de basen ( een  uitgebreide sequens ) van DNA .
De genen variëren aanzienlijk in grootte, de meesten van hen zitten  tussen 10.000 en 20.000 nucleotiden , hoewel zij veel langer of korter kunnen zijn.
Elk van onze cellen draagt al onze genen, hoewel de meeste genen op om het even welk bepaald ogenblik inactief kunnen blijven.
Wanneer een bepaald gen wordt geactiveerd( geschakeld ) wordt het eerst gekopieerd in RNA, een nucleine  zuur dat de gekopieerde instructies van geactiveerd DNA voor het assembleren van proteïnen ,draagt  .
De instructies voor  RNA worden dan gedecodeerd in een proces genoemd “translatie “(=vertaling,) en de prote챦nen, met inbegrip van de enzymen essentieel voor functionerende cellen, worden geproduceerd.
De prote챦nen vormen beurtelings zowat 50 percent van alle levende cellen.

[1] For their critical readings and comments on this article, we would like to thank David Botstein, Nathaniel Heintz, Luisa Hirschbein, David Ish- Horowicz, and Richard Lewontin, none of whom should be held accountable for this text, for which we take full responsibility.

Noten
(noot 1 )
G.Cuvier wordt daarmee de grondlegger van zowel de  convergente evolutie gedachte als de idee van “ontwerp”
Is convergentie in de evolutie zuiver toevallig, keer op keer weer?
Convergente evolutie is te verwachten  .
Vinnen zijn  zeer efficient om je mee voort te bewegen in water.
Het lijkt me dan ook voor de hand liggend dat elke mutatie die dit efficiente ontwerp bevordert een sterke overlevingswaarde heeft.
Een bepaalde omgeving zal dan ook zeer sterk selecteren op mutaties die structuren ontwikkelen om zo goed mogelijk te kunnen overleven.
In water zijn dit de vinnen, in de lucht vleugels.
Of – in het geval van een pinguin – zijn het vleugels in het water die steeds meer lijken op vinnen .
Mutaties zijn random ofwel toevallig  maar de omgeving  selecteerd de mutaties die de meeste overlevingswaarde hebben.
In het water zullen dat vinnen zijn en in de lucht vleugels.
De optredende mutaties zou ik dan aan het toeval toeschrijven,
De selectie van de mutaties door de omgeving zeker niet.
Convergentie vloeit dan logisch voort uit een gegeven omgeving.
Dit zie ik dan niet als een van te voren bedacht ontwerp
Evolutie van soorten is  de resultante van toevallige mutaties en gerichte natuurlijke selectie

De vraag is of die resultante tot stand komt door toeval of ontwerp;
of preciezer wat is belangrijker voor het ontstaan van die resultante : toeval of  ontwerp, of zijn ze even belangrijk, aangezien we reeds aangenomen hebben dat beide een rol spelen.
Om een paralel te trekken naar de immunologie, een effectieve afweerreactie gaat ook door een fase van toevallige mutaties en gerichte selectie
van antistoffen (somatic hypermutation).
Een Klinisch immunoloog zegt hiervan dat je immuun wordt;
dus
dat de uitkomst van dit ‘toevallige’ proces al vast staat …
Als er specifieke condities aanwezig zijn staat een vaste uitkomst voor een toevalsproces zo goed als vast .
Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat in zeer radioactieve gebieden alleen organismen kunnen leven met een soort radioactief schild.
Het staat echter niet vast dat deze organismen er ook daadwerkelijk zullen voorkomen.
Wanneer mutaties die een radioactief schild mogelijk maken niet gebeuren zullen in deze omgeving geen zulke organismen kunnen voorkomen.
Ik zou dan ook zeggen dat mutaties en selectie even belangrijk zijn.
De vermaarde paleontologische professor Simon Conway Morris heeft een overtuigend betoog gehouden voor ‘ontwerp’ in de evolutie (Crucible of creation)….
Convergentie tussen soorten in verschillende klassen (bv buideldieren versus zoogdieren;
beide kennen “hond-achtige “- soorten) was daarbij het belangrijkste argument.
(noot 2)
Evolutie is  hoofdzakelijk een natuurlijk proces van ontwerp en optimalisatie (door natuurlijke, seksuele en groepselectie) en slechts voor een
klein deel toeval (door neutrale drift).
Met ontwerp bedoel ik de combinatie van mutatie en selectie in het algemeen.
Voor selectie kun je lezen:
– natuurlijke selectie;Als we ons tot de natuurlijke selectie beperken, dan wordt deze puur door toevallige gebeurtenissen geleid.
Natuurlijke selectie is een NAAM voor een PROCES dat VANZELF plaatsvindt.
– ontwikkelings selectie (evo-devo)Evo-devo is een nieuwe stroming die stelt dat een belangrijk sturende factor in de evolutie-biologie de
ontwikkelings-biologische mogelijkheden zijn.
– seksuele selectie;
Seksuele selectie wordt gedaan door mogelijke partners.
– groepselectie. betekent dat de groep als geheel vanwege eigenschappen in het groep zijn (zoals vormen van samenwerking) een voordeel heeft t.o.v. andere groepen  / Er waren gewoon groepen die samenwerkingsgedrag vertoonden (genetisch bepaald) en groepen die dat niet deden.
Je kunt dan wel raden welke groep het heeft overleeft en welke is uitgestorven. –>dat is dus  nog steeds domme selectie
(en zelf externe selectie, bv door de mens die kweker is).
Op de evo devo na, zijn ze allemaal door Darwin gepostuleerd.
Selectie is de dominantste factor van het proces mutatie en selectie
en selectie ( = een zeef ) heeft niets te maken met toeval, maar alles met ontwerp!
Omdat het selectie-criterium vastligt, en het selectie-criterium het uiteindelijke ontwerp bepaald dat geselecteerd
wordt.
In de natuur worden  meerdere ontwerpmethodes onder verschillende omstandigheden gebruikt om de verscheidenheid aan soorten te ontwerpen.
Het nivo van ontwerpen met de 4 genoemde soorten selectie leidt tot een varieteit van zeer geavanceerde ( en geoptimaliseerde )ontwerpen – als
je je dat realiseert -is er sprake van niet alleen een zeer complexe ontwerpmethode maar ook van een emergente uitkomst die die ontwerpmethode overstijgt .
(noot 3)
Naast voordelige mutaties  bestaan er natuurlijk ook neutrale
( deze worden doorgegeven zonder te worden geselekteerd )
Schadelijke mutaties ( waaronder sommige  lethale types  regelmatig opduiken als gendefectgen  en/of worden doorgegeven als recessieve  eigenschappen en /of  gebonden aan  geslachtbepalende  genen )verdwijnen uit de genenpool
2-
Hoe worden de genen geactiveerd?
Er zijn, volgens recent onderzoek, een honderd triljoen cellen in het menselijke lichaam, en elke cel bevat duizenden verschillende types van molecules die aanzienlijk in grootte variëren; vele molecules bewegen zich vrij binnen de cel.
Alle cellen in een bepaald individu hebben het zelfde DNA-
Welke specifieke genen in een bepaalde cel worden geactiveerd hangt , voor een deel ,af van de plaats van de cel in het embryo of het volwassen lichaam .
Voorts zal de activering van 챕챕n combinatie genen ,tot een levercel leiden, terwijl de activering van een andere een hersenencel zal produceren.
De structuur van de dubbele helix maakt het duidelijk hoe de veranderingen, of de veranderingen in de basenopeenvolging van een gen tot variaties in de kenmerken van een organisme kunnen leiden; dergelijke veranderingen kunnen , indien voordelig, in de tijd accumuleren.
Het proces scheen de mening te bevestigen dat de evolutie geleidelijk is.
Zoals Darwin in de Oorsprong van Soorten schreef, kan de aard
slechts door korte en langzame stappen veranderen “. Vandaar, —>de natuur maakt geen plotselinge sprongen.( saltaties )
De standaard hypothese beweerde dat de variatie en de selectie konden verklaren hoe eenvoudige organismen van het vroegste leven in de complexe vormen van de eigentijdse biologische wereld evolueerden.

Nadat de ontdekkingen van Mendel aan het begin van de twintigste eeuw waren geabsorbeerd, veronderstelde men dat

als veranderingen die tussen één soort en een andere worden geaccumuleerd, er minder en minder gelijkenis in de aard en het aantal van hun genen zouden onstaan.
De geavanceerdere soorten zouden veel meer genen bezitten dan vormen van het primitiefste leven ;
Wormen, bijvoorbeeld, zouden, eventueel, weinig genen gelijkend op die van vissen, muizen, of mensen moeten bezitten .
Maar toch bleef het verbazingwekkend dat willekeurige veranderingen, zelfs over enorme tijdspannes, tot de opmerkelijke ingewikkeldheid van
een orgaan zoals het menselijke oog konden leiden.
(noot 4 )
De neo-darwiniaanse overtuiging vondt het erg onwaarschijnlijk dat kleine mutationele veranderingen in de molecules van DNA over meer dan honderden miljoenen jaren , het behoud van individuele genen quasi onveranderd had doorgegeven .

Men dacht dat de evolutionaire diversiteit van de huidige levensvormen zich weerspiegelde in de eigen unieke reeks genen van elke soort geevolueerd
en gemuteerd gedurende miljoenen jaren …

Mensen zouden bijvoorbeeld, niet over dezelfde genen beschikken zoals wormen die hebben….
Die veronderstellingen werden dramatisch ten val gebracht toen het ruwe ontwerp van het menselijke genoom ____ de volledige reeks van het menselijke
genenkapitaal___ in 2001 werd aangekondigd.
Het bleek algauw , dat de mens veel minder “werkzame ” genen bezat dan verwacht – ongeveer 25.000 ipv de 60.000 die waren voorspeld.
Dit was ongeveer het zelfde aantal als het gen-kapîtaal van muizen , en zelfs de uiterst kleine draadwormen bezitten ongeveer 14.000 genen.
Daarom is het aantal genen in een bepaalde soort, geen maatstaf van zijn complexiteit (= graad van ingewikkeldheid).
Waarom hadden de biologen het aantal genen in het menselijke genoom zo erg overschat ?
Waarom is het niet nodig voor complexe dieren (zoals zoogdieren )om tien keer zo veel genen te hebben dan wormen?
De antwoorden op deze vragen werden reeds meer dan vier decennia ervoor ongeveer bekend … .
Tegelijkertijd wist men dat de bacteri챘n E. coli, die normaal leeft van glucose suiker , ook enzymen kan produceren die andere suikers, zoals lactose verteren.
Maar de biologen merkten op dat de bacteri챘n slechts het enzym produceren wanneer de lactose in hun direct milieu aanwezig is.
De wetenschappers konden niet verklaren hoe E. coli op de een of andere manier “het wist” wanneer het lactose-verterend enzym worden vereist.

In 1961, ontdekten Jacques Monod en Fran챌ois Jacob dat de bacteriën van E. coli eigenlijk een mechanisme hebben dat de productie van het enzym voor het verteren van lactose triggert en controleert.

Als ééncellige organismen, hebben de bacteriën van E. coli slechts een paar duizend genen, waarvan elk uit een specifieke opeenvolging van DNA issamengesteld.
Één enkel type van deze genen, is aanwezig bij alle E. coli, en draagt in zijn DNA de genetische instructies nodig om het enzym te assembleren dat lactose kan verteren; DNA wordt gekopieerd in RNA, dat dan “vertaald” is om het enzym zelf te produceren.
Wanneer er geen lactose in het directe milieu van de bacteriën is, is het gen uitgeschakeld:
zijn DNA wordt niet gekopieerd in RNA en het enzym wordt niet geproduceerd.
De reden voor dit,ontdekten de wetenschappers, is dat een prote챦ne (genoemd een onderdrukkers-molecule )zich vastmaakt op die plaats in het DNA waar het
kopiëren in het RNA begint , zodoende het DNA blokkeert om RNA te produceren verantwoordelijk voor de synthese van het enzym.
Echter wanneer de bacteriën van E. coli lactose ontmoeten, bindt de lactose zich aan deze onderdrukkersmolecule, ertoe leidend dat de onderdrukker van die
bepaaldse plaats in het DNA wordt losgemaakt.
Dit deblokkeert het DNA, waardoor het gen ongehinderd in het RNA kan worden gekopieerd, om vervolgens het enzym te produceren dat lactose kan verteren.
Met andere woorden, doet de onderdrukkersmolecule dienst als een schakelaar die de productie van het gen van het enzym controleert.
Slechts een fractie van het totale aantal genen in een organisme , wordt op om het even welk bepaald ogenblik uitgedrukt
Monod en Jacob gisten dat ook andere genen op gelijkaardige manieren worden aan en uitgeschakeld .
Hoewel zij nog geen systematisch bewijsmateriaal hadden gevonden om deze ideeën te steunen, stond de ontdekking van de onderdrukkersmolecule de twee wetenschappers toch toe om een krachtige nieuwe hypothese te vormen over hoe de genen functioneren.
Zoals Jacob schreef, in een korte beschrijving van de nieuwe hypothese:
Het stelde een model voor om één van de oudste problemen in biologie te verklaren: in organismen die uit miljoenen, zelfs miljarden cellen worden samengesteld, bezit elke cel een volledige reeks genen; hoe, is het mogelijk dat alle genen niet functioneren op dezelfde manier in alle weefsels?
(het differentiatie-probleem ) Dat de zenuwcellen niet dezelfde genen gebruiken als de spiercellen of de levercellen ?

Ze stelden een nieuwe werkhypothese over het genetische landschap voor.
De diepere betekenis van het model monod-Jacob over de genfunctie, en zijn implicaties voor de aard van evolutie, werden duidelijk toen het nieuwe gebied van embryo-onderzoek zich bijna twintig later jaar ontwikkelde .
3.
In 1894, daagde de Engelse bioloog William Bateson de mening van Darwin( dat de evolutie geleidelijk was) uit .
Hij publiceerde
Materials for the study of variation ,
een catalogus van abnormaliteiten die hij in insecten en dieren had waargenomen en waarin één lichaamsdeel door een ander werd vervangen.
Hij beschreef, bijvoorbeeld, een mutante vlieg met een poot in plaats van een antenne op het hoofd,
Mutante kikkers en mensen met extra ruggewervels.
Deze abnormaliteiten , bleven onverklaard tot in de jaren ’70 van de twintigste eeuw
Toen begonnen de studies door Edward Lewis van het technologische Instituut van Californië ,door Christiana nüsslein-Vollhard , door Eric Wieschaus
in Duitsland, en door vele anderen ___ die abnormaliteiten te verklaren door de oorzaak te zoeken in veranderingen van een speciale reeks genen bij de fruitvlieg en die de ontwikkeling van het lichaam van de vlieg en de distributie van zijn aanhangsels controleerden.
Gelijkaardige genen, die gelijkaardige controles uitoefenen, werden later gevonden bij draadwormen, vliegen, vissen, muizen, en mensen.
Wat zij en anderen ontdekten waren genen die de ontwikkeling van het embryo regelen en controle over andere genen door mechanismen analoog aan dat van de
onderdrukkersmolecule uitoefenen die door Monod en Jacob werden bestudeerd.

Acht van deze controleren genen, ( Hox genen) , worden gevonden in vrijwel alle dieren – wormen, muizen, en mensen .

Wormen hebben slechts één reeks van acht Hox genen ; vissen en zoogdieren (met inbegrip van muizen, olifanten, en mensen) hebben vier reeksen.
Elke plaatsing van de Hox genen in vissen en zoogdieren is opmerkelijk gelijkaardig aan de acht Hox genen die in fruitvliegen en wormen worden gevonden.Deze ontdekking toonde aan dat deze zeer gelijkaardige genen zowel embryologische als verdere ontwikkeling in vrijwel alle insecten en dieren controleren.
 
Om te begrijpen welke Hox genen wat deden , moesten de wetenschappers de activiteit van de genen in de ontwikkelende embryo’s van vliegen en  o.a. muizen onderzoeken door gebruik te maken van nieuwe technologieën die hen het mogelijk maakten om onder een microscoop de plaatsing van de Hox-proteinen in deze embryo’s waar te nemen . Zo konden zij een algemeen patroon identificeren waarop de hoxgenen zich gedragen.
Een bevrucht vliegen-ei oogt als een uiterst kleine voetbal: één eind, ( de pool,) zal uiteindelijk het kop-gebied worden; het andere uiteinde zal het staartgebied dirigeren . In deze en andere delen van het embryo in ontwikkeling ,volgden de wetenschappers eigenlijk het in -en uitschakelen van de hox genen op de ontwikkelingspaden in verschillende delen van het embryo.

Het mechanisme dat de hox genen zich op deze wijze laat gedragen wordt in werking gesteld door de versies van de proteïnen van de cellen van het lichaam van de moeder te laten ingrijpen op het bevruchte embryo. Deze proteïnen controleren de activiteiten van de hox-genen en worden in variërende concentraties vrijgegeven, veroorzaken in de hox genen de aanmaak van hox proteïnen op specifieke plaatsen en tijdstippen .

Aangezien het embryo groeit, verdeelt de productie van hox proteïnen het embryo in een reeks segmenten, of verschillende gebieden, waarvan de verdere ontwikkeling afhangt . Andere genen worden dan geactiveerd binnen elk segment; er wordt een fijn-afstemming van het embryo aangemaakt , en vleugels, antennes, en andere lichaamsdelen worden gevormd.
In het algemeen, zullen hox genen de basisafdeling van het embryo in verschillende compartimenten opdelen , en elk compartiment vestigt beurtelings , de gebieden van het embryo waar de ontwikkeling van specifieke lichaamsdelen en functies plaatsvinden .
Nog, blijven de details van de mechanismen die een cel gebruikt om zijn inbreng in het embryo te bepalen onvolledig.
In feite, vonden n체sslein-Vollhard en Wieschaus dat binnen het embryo van de vlieg er een algemeen patroon was waarin de genen uit of aangezet werden ; en zij zagen in dit patroon het algemene lichaamsplan voor de “full-grown” vlieg.
Met andere woorden, de activiteit van de hox-genen ____ met inbegrip van de vorming van compartimenten binnen het embryo en de controle van andere genen die ook de ontwikkelingen sturen____ zijn de dicterende voorwaarden dat een systeem van organisatie kan leiden tot de definitieve volwassen vorm van de vlieg . De aanwezigheid van een lichaams bouw-plan in het genoom___ hetzij van een vlieg, een walvis, of een mens___ was onverwacht door embryologen ontdekt
Eerder, dachten de meesten van hen niet dat de ontwikkeling van embryo’s door genen werd gecontroleerd;
zij hadden verondersteld dat de verschillende stadia van de ontwikkeling van embryo’s door fysieke interactie tussen naburige cellen werden bepaald en
dat er geen algemene afdeling van het embryo volgens een genetisch plan was.
Experimenten hadden, bijvoorbeeld aangetoond, dat verwijderd ontwikkelt vleugelweefsel van één deel van een embryo en inplantatie ervan elders ,nog tot
een vleugel leidde, alhoewel een abnormale.
De wetenschappers schreven de abnormaliteit aan de gevolgen van de naburige cellen in het embryo toe.
Dit was verkeerd.
In feite werd het veroorzaakt door de verstoring van het lichaamsplan.
Dit nieuwe hoxgenen begrip werd verder geholpen door de ontdekking dat proteïnen die door deze genen worden geproduceerd op een manier functioneren die
aan de onderdrukkersmolecule van Monod en van Jacob analoog is.
Specifiek, hoewel zij verschillende eigenschappen hebben, bevatten alle hox proteïnen Hox een moleculaire structuur die hen vastmaakt aan plaatsen in het DNA die genen controleren. Dit betekende dat de hox proteïnen , net zoals de onderdrukkersmolecule, als schakelaars dienst doen die naburige genen aan en uit zetten .[3 ]
Hox genen , zegt Carroll , zijn in feite één van de vele soorten genen die de embryonale ontwikkeling , sturen door een mechanisme van schakelaars .
Één voorbeeld dat geen hox-gen is , is het gen dat de ontwikkeling van het oog in fruitvliegen controleert.
Als dit gen (genoemd Pax 6) beschadigd wordt door mutatie , slaagt de vlieg er niet in om ogen te ontwikkelen.
Experimenten toonden aan dat het Pax 6 gen ook in vlinders, muizen, en mensen wordt gevonden.
Pax 6 genen zijn namelijk verwisselbaar.
( noot 5)
Pax 6 gen van een vlieg kan genen aanzetten die ogen in muizen maken,
en Pax 6 gen van een muis kan genen aanzetten die ogen in vliegen maken.
Men had lang verondersteld dat ogen onafhankelijk in verschillende soorten waren geëvolueerd.
De structuren van zoogdierogen en insectogen zijn zeer verschillend en het zou onwaarschijnlijk lijken dat zij een gelijkaardige evolutieve weg hadden gevolgd.
De zoogdier ogen, bijvoorbeeld, hebben 챕챕n enkele lens die een beeld op de retina concentreert.
De insecten hebben samengestelde ogen met vele buisjes ; elk buisje bezit zijn eigen lens en retina .
Maar toch heeft de ontdekking van het Pax 6 gen ons
redenen gegeven om de evolutie van het oog in alle(tenslotte allemaal aan elkaar verwante ) dieren te herleiden tot gemeenschappelijke genetische pathways ,

alhoewel wij de mogelijkheid niet volledig kunnen uitsluiten dat elk soort oog vervolgens volledig onafhankelijke vervolg-wegen/pathways insloeg .
Naast het Pax 6 gen , zijn nog genen gevonden _____die de genen verantwoordelijk voor de ontwikkeling en sturing van de verschillende soorten “harten en bloedsomlopen ” “-of mechanismen die bloed-hetzij in fruitvliegen of mensen pompen____ die opnieuw gelijkaardige evolutieve wegen suggeren .
De ontwikkeling van de poten , de vleugels, de wapens, de vinnen, en andere dierlijke aanhangsels , zijn allen onder de controle van vrijwel identieke
genen en,___ zoals met de Pax genen ____, in vele gevallen onderling verwisselbaar.

Notes

[2] No one group found all of the Hox genes. Lewis started his work in the late 1950s, earlier than N체sslein-Vollhard and Wieschaus, but much of the work of the two groups was contemporaneous. Both groups realized that development was under genetic control. Although Lewis focused on specific Hox genes, N체sslein-Vollhard and Wieschaus saw the importance of identifying all of the genes that controlled the body plan, and they identified most of them.

[3] Hox proteins behave in this way because of a particular genetic feature of the Hox genes that produce them. Within their genetic composition, all eight Hox genes possess a nearly identical section of DNA, called a homeobox. When Hox genes produce Hox proteins, the homeobox region of the Hox genes carries the genetic information to produce a specific part of these proteins called the homeodomain. Once the protein is assembled, its homeodomain attaches to DNA sites that control genes, allowing it to function as a switch.

It is this particular characteristic that gave the Hox genes their name. In homage to Bateson, the identical sections of DNA were called “homeoboxes,” since they were present in genes that, when mutated, resulted in Bateson’s monsters, or “homeotic” mutants. The term “Hox gene” is a whimsical combination of “homeotic” and “homeobox.”


Noten
(Noot 4)
MORFOGENESIS
A) De vorming en ontwikkeling van “organen” word waargenomen en uitgebreid bestudeerd door de moderne wetenschap
–>met name door de ontwikkelings biologie in meercellige organismen
: het betreft de vorming van “kiemcel tot en met het volwassen fenotype ” en gevormd door zowel het genotype als de onderlinge beinvloedingen
door “omstandigheiden “van zowel het “uitwendige” als het” inwendige “millieu of de omgeving ….
B)—-> de evo-devo biologie ( de evolutionaire ontwikkelings-biology —> EVOlutionary DEVOlopmental biology )
vergelijkt de ontwikkelingen van ” organen ” van verschillende soorten
Daarbij is een orgaan voor de evo-devo ; Het volwassen eindresultaat van een “developmental pathway”
—> het resultaat van een complexe productie en montage lijn …
of het eindresulaat van voorafgaande voor-adulte stadia in de ontwikkeling
aangezien elk multicellulair wezen onstaat uit 챕챕n enkele cel ( die uiteraard geen herkenbare “organen” bezit ) is het misschien raadzamer te kijken
wat ondertussen bekend is geraakt over de genetische programma’s ,stuurmechanismen ” regelgenen en “developmentale expressies ” etc …
Dat behoort tot de “developmental genetics ” waarvan de voornaamste
ontdekkingen tot nu toe de “homeobox ” is en waartoe zowel de regulatorgenen van zowel de initieeele morphologische ( bouwplan ) als de verdere
allometrische ( verhoudingen van de onderldelen in het bouwplan ) ontwikkelings-stadia ,behoren ….
(noot 5)
Veel genen zijn experimenteel ” verwisselbaar ” met homologe genen in andere soorten en
inbouwbaar bij genomen die ze niet van nature bezitten … , gebleken ….
——->
Het belangrijkste initieele voorbeeld betreft uiteraard het Pax6 gen 
dat bij muizen verantwoordelijk is voor een bijdrage tot de ontwikkeling van het zoogdieren /vertebraten kamera-oog
Maar dat na inplanting in een fruitvlieg genoom( waarvan het homologe gen verantwoordelijk voor een deel van de vliegogen-ontwikkeling ___
was geinaktiveerd–> knocked out ) evengoed de ontwikkeling van oogweefsel terug normaal deed verlopen
—>en wel van facetoog -weefsel wel te verstaan …
( vrij naar )
een boekbespreking in “Nature ” van From DNA to Diversity:
Molecular Genetics and the Evolution of Animal Design
Quote ;
“….Despite more than 600 million years
of separate evolution of flies and mice,
the introduction of the [Pax6] mouse gene into flies
can induce new eye tissue — not of the
camera-like eyes of mammals, but of the
insect compound eye!…. “
Evo devo in Nyb
http://www.nybooks.com/articles/18970
(noot O )
3.- Evolving evolution ( slot )
Alle bovenvermelde nieuwe ontdekkingen vormen natuurlijk sterke ondersteuningen voor de darwiniaanse deeltheorie over de gemeenschappelijke afstamming …Nochtans,bleken ze ook strijdig met andere vroeg neo-darwinistische stellingen :
Zo toonden die ontdekkingen aan dat de verschillende soorten en vormen geen resultaten zijn van verschillende genenpoelen die meer dan een paar miljoenen jaren waren uiteen geëvolueerd.
Waren gelijkaardige genverzamelingen dan toch in staat de enorme diversiteit van het leven te vormen ?
Wat onvermijdelijk moest leiden tot de bio-diversiteit zijn __volgens Caroll___ de patronen en “procedures” waarin de genen “aan” en “uit ” werden geschakeld
De verschillende inrichtingen en uitrusting-stukken die in duizendpoten, fruitvliegen, zeekreeften, en pekelgarnalen worden gevonden ,zijn gecreeerd door de variërende combinaties van Hox -genactiviteiten in het zich ontwikkelende insect of in het schaaldierembryo. De “schakel patronen ,”benadrukt Carroll, “laten toe dat de zelfde genen worden gebruikt bij het vormen van de verschillende kenmerken in verschillende dieren” .
Met andere woorden:
” …Een Hox -gen produceert een proteïne dat zich plaatst op een bepaalde locus van het DNA ;in het bijzonder daar waar de genen in het RNA kopiëren en de genen “aan”of “uit” kunnen worden gezet “.
” Dit heeft een belangrijk gevolg voor evolutie: de veranderingen in de hox-genen zullen de opbouw en montage- methodes beïnvloeden die binnen het embryo dienst doen : veroorzaakt door het veranderen van de “on/off”standen van de schakelaar-proteïnen .
Wanneer de functies van proteïnen, beurtelings worden veranderd, veroorzaakt dit een verandering in de controle van de genen die(ook op nieuwe manieren ) voor ontwikkeling van een specifieke fysieke trek nodig zijn.
 ”
Volgens deze hypothese , is evolutie grotendeels het gevolg van veranderingen in de schakelstanden van de regelgenen
De genen blijven intact, maar resulteren onder nieuwe controle-patronen .
Hun functie(s) word(en) veranderd.
Ingewikkeldheid en verscheidenheid worden gecreeerd,___ op zijn minst voor een deel van de ontwikkelingen van de organismen en uitrustingsstukken ___, door de activiteiten van “oude “(geconserveerde)genen te combineren op nieuwe manieren.
Carroll’s hypothese – die wij de “schakelaars-hypothese zouden kunnen noemen -benadrukt het grote belang van veranderingen in de patronen van het aan -en uitschakelen van genen ,eerder dan veranderingen in de genen-structuren zelf.
Alhoewel zelfs de vurigste verdediger van de schakelaarshypothese zal toegeven dat niet alleen de Hox – genen maar ook andere genen eveneens kunnen veranderen.
Maar de bijdrage van traditionele gen-mutaties aan de evolutie is veel kleiner dan wij eerder hebben geloofd.
In feite, hebben reptielen, vogels, kippen, muizen, pythons, en mensen – meer genen dan insecten, hoewel het veel minder dan was dan verwacht en voorafgaand aan de ontrafeling van het komplete menselijke genoom
(noot 1)
De verhoging van het aantal genen ( aangegroeid genkapitaal )in deze dieren (noot 2)
is gedeeltelijk de oorzaak van hun ingewikkeldheid en diversiteit.
Maar “kikkers en slangen, dinosaurussen en struisvogels , giraffen en walvissen, zijn allemaal vanuit een gelijkaardige reeks van vier Hox gen-clusters geëvolueerd.” Zodoende vertelt het bekende aantal hox-genenons opnieuw niets over “hoe deze vormen evolueerden” …
De diversiteit ontstaat vanuit de opeenvolgende schakelstanden van de genen
Alhoewel de giraf een lange hals heeft, heeft de giraf zeven cervicale ruggewervels, hetzelfde aantal als ook voorkomt bij mensen, walvissen, en alle andere zoogdieren.
Hox-genen controleren dit aantal, maar zij kunnen celproliferatie.verspreiding , groei en differntiatie ( en bijgevolg de grootte van de ruggewervels )ook controleren.
De grotere ruggewervels van de giraf kunnen zich als gevolg van opeenvolgende schakelstand “veranderingen”_____ in de hox-genen “die de afmetingen en de montage-controles van ruggewervels sturen “_____ontwikkeld hebben .
De giraffen met grote ruggewervels en langere halzen konden van hogere bomen eten en bezaten een ( klein?)selectie-voordeel over andere giraffen.
De veranderingen in gen-regelgeving___ niet nieuwe genen___ leidden tot de lang-genekte GIRAF (<KLIK)
De evolutie, hangt zodoende ook van nieuwe patronen van genregelgeving af veleer dan de verwerving van nieuwe actieve genen.
Het is ook niet zinvol om over de functie van 챕챕n enkel gen afzonderlijk te spreken.
De genen functioneren slechts in de context van het komplete organisme.
Er is geen uniek gen voor het oog, een lidmaat, of voor taal, en nog veel minder voor tendensen als homoseksualiteit en dergelijke .
De genen functioneren in samenhang( =synergy ) met andere genen en intercellulaire signalen….
Net zoals woorden in betekenis en functie afhankelijk zijn van de context en de syntax ( variërend in zinnen en in die contexten worden gebruikt waarin zij worden geplaatst )
Het zijn de combinaties van genactiviteiten , die in verschillende soorten verschillend kunnen zijn en die tot de morgologie van het organisme leiden.
“Wij kunnen beginnen om niet meer aan individuele groepen____insecten, spinnen, duizendpoten, vogels, zoogdieren, reptielen, evenals hun lang uitgestorven fossiele verwant ___ in termen van hun “uniciteit”(essenties) te denken…. maar hen te beschouwen als plastische variaties op – en resultaten van ,een gemeenschappelijk grond-thema van “veranderlijke schakelingen in de homeobox ,”
Het is verrassend dat het bewijsmateriaal , afkomstig van alle extante dieren___van wormen tot en met mensen____ waarschijnlijk wijst op één of een paar primitieve bacteriën die moeten fungeren als LUCA (voorlopig.)
Darwin zou verheugd geweest met het huidige moleculair bewijsmateriaal voor zijn
“gemeenschappelijke afstamming ” theorie

( Gemeenschappelijke afstamming is geen bewijs voor evolutie

3.
Deze krachtige nieuwe insteek voegt aanzienlijk gewicht toe aan de voormelde ” gemeenschappelijke oorsprong -theorieen” en plaatst het werk van Caroll in een ruimer theoretisch verband/perspectief .
Marc W. Kirschner en John C. Gerhart verdedigen met hun “plausibility of life ” nog bredere opvattingen over de kwesties van ontwikkeling en evolutie- biologie,dan Carroll ….
Zij zijn het ermee eens dat
de Hox-genen een belangrijke bijdrage tot de mechanismen van evolutie leveren,
maar zij debatteren dat er ook een aantal
andere fundamentele eigenschappen van organismen zijn ,die ook de evolutie sturen…

De zwakheid van de Darwiniaansen theorie (
en één zwakte die door ( ook seculiere )critici van de evolutie theorie )is naar voren gebracht ___ is het ontbreken van een verklaring voor ” de synergetische wijze waarop ” genen de waarneembare trekken van organismen bepalen .
Bovendien moeten ,vanuit een evolutief standpunt, complexe organen zoals ogen, bewapeningen ,uitrustingen en/ of vleugels over lange geologische tijdspannes evolueren om hun optimale huidige vormen te bereiken …
Wat met de intermediaire vormen /transitionnals en “overgangen “?
Het klassieke voorstel van de ETwas dat
de vroege evolutieve vormen van armen, benen, of vleugels , aanvankelijk andere doeleinden zouden kunnen gediend hebben.(de insectenpoten bijvoorbeeld, zouden vanuit kieuwen van hun voorvaderen kunnen zijn geëvolueerd )
Dergelijke functie transformaties zijn zeker belangrijk in de evolutie, ”
zeggen ook Kirschner en Gerhart,
“maar er moeten ook nog andere mechanismen aan het werk zijn . “
Aangaande het menselijke oog, bijvoorbeeld:
Hoe is het mogelijk voor de verschillende delen van een oog , ( – lens, de iris, de retina, samen met het bloedvatnet noodzakelijk voor de zuurstof -en voeding -voorziening ,evenals de te evolueren zenuwen die signalen van de retina moeten ontvangen en signalen verzenden naar de spieren van het oog)”gelijktijdig “konden evolueren ?
Kunnen deze nauwkeurige zenuw en vasculaire netwerken door geleidelijke gradualistische en willekeurige veranderingen in de genen en over lange tijdspannes (bovendien misschien in de afzonderlijk onderdelen onafhankelijk ) worden tot stand gebracht, zoals Darwin eiste?
What’s the use of half an eye ?
Hoe kan willekeurige veranderingen en natuurlijke selectie niet alleen de noodzakelijke spieren aanmaken, maar ook de de preciese bloedtoevoeren creëren en de sturende zenuwen en netwerken organiseren …. zodat____ na honderdduizenden jaren,____een dier met functionerende armen, benen, en ogen evolueerde?
De klassieke hypotheses
dat het ontwikkelen van organen verschillende doeleinden in verschillende tijdperken van de evolutionaire geschiedenis van een afstammingslijn kan dienen ; schijnt in het gunstigste geval onvolledig.
Darwin dacht dat in om het even welke bepaalde tijd , de variaties in de vormen van organismen zuiver willekeurig waren.
Dit is eveneens de meningvan menig neo-darwinist .
(noot
Nochtans, heeft het recente onderzoek aangetoond dat alhoewel de veranderingen willekeurig zijn, de gevolgen van een verandering zullen worden beperkt en slechts één deel of een welbepaalde trek van een organisme kunnen veranderen.
Een goed voorbeeld van deze ingeperkte( en daardoor mogelijke ) gevolgen van verandering wordt volgens Kirschner en Gerhart , geillustreerd door de bau-plannen die door Hox genen worden veroorzaakt .
Omdat zij binnen de verschillende compartimenten van het embryo dat door het bouw-plan wordt bepaald, liggen ; kunnen de individuele onderdelen van een dier onafhankelijk van elkaar evolueren.
Bijvoorbeeld, heeft de hagedis ledematen,
de python overblijvende ledematen,
en de geavanceerde slang geen ledematen meer.
Deze variaties in lidmaatstructuur zijn zonder belangrijke veranderingen in andere delen van het lichaamsplan geëvolueerd.
Deze onafhankelijkheid betekent dat de veranderingen binnen één enkel gebied van een embryo kunnen voorkomen dat al dan niet “voordelig” kunnen zijn; in alle geval, zullen veel van die compartimentele veranderingen voor het ontwikkelende organisme veel minder dodelijk zijn .
Met andere woorden, terwijl de evolutie door het lichaamsplan beperkt wordt door de begrenzingen afkomstig van de hox- genen , geeft deze beperkende aard van een montage-ruimte een veel grotere experimenteele oplossingen- vrijheid om verschillende resultaten en ontwerpen uit te proberen .
Als er geen lichaamsplannen met afzonderlijke delen waren( modulaire structuren dus ), zouden de meeste variaties voor het volledige organisme dodelijk zijn en de evolutie zou veel langzamer en moeilijker verlopen
.
Veronderstel dat wij nieuwe vensters voor vliegtuigen wilden ontwerpen die het “zicht van de passagiers” moeten verbeteren___ zonder de cabine druk te
veranderen en de goede isolatie van de passagiers op te geven …
Wij zouden de nieuwe vensterontwerpen kunnen testen zonder hun plaatsing binnen het vliegtuig te veranderen.
Als wij het volledige vliegtuig moesten herontwerpen telkens als wij het vensterontwerp veranderden, zouden wij in het ontwikkelen van nieuwe en efficiëntere vliegtuigen veel langer bezig zijn.
Op dezelfde manier kunnen de hox-genen door veranderingen, het patroon van organisatie binnen een modulair deel van het embryo verplaatsen
en de evolutie toestaan om met nieuwe vormen, zoals vleugels en langere halzen te experimenteren, zonder andere delen van het embryo te be챦nvloeden.
Kirschner en Gerhart plaatsen zo de activiteit van de hox -genen Hox binnen een breder kader
Zij zijn het erover eens dat de hox-genen in het organiseren van het embryo in afzonderlijke delen , erg belangrijk is :
een proces dat soms de ” de onzichtbare anatomie “(het is slechts zichtbaar met de hulp van recente technologie)wordt genoemd.
Maar zij bespreken ook de stelling dat de functies van de Hox-genen slechts één van een aantal “kernprocessen” is ,
die als
beperkingen op de evolutie-ruimte “(constraints ),dienst doen.
De opslag van genetische informatie in het DNA en de mechanismen om ze te vertalen _____translatie /en waarbij de informatie uiteindelijk omgezet wordt in de synthese van proteïnen____zijn beide voorbeelden van “andere ” kernprocessen .
Andere soorten kernprocessen die door de cellen worden gebruikt, omvatten biochemische mechanismen,
zoals de spijsvertering van voedingsmiddelen door enzymen.
Deze mechanismen werden al verworven in een vroeg stadium van de evolutie en worden nog steeds gebruikt in menselijke cellen, wormen, en bacteriën.
Vanwege deze kernprocessen, kan de natuurlijke selectie zeven uit een groot aanbod( met een verscheidenheid van vormen die eerder zullen slagen dan als er geen beperkingen op variatie erbij waren betrokken .) Indien een nieuw voordelig proces zich door zulke verandering voordoet, kan het in het functionele repertoire van het organisme worden opgenomen, en het wordt dan geërfd door de volgende generaties.
Een ander soort kernproces dat door ontwikkeling te beperken, tot vormen kan leiden die eerder zullen slagen is wat Kirschner en Gerhart
ori챘nterend gedrag noemen ,” , is vergelijkbaar met de methodes die door mieren-volken worden gebruikt bij het fourageren .
Mieren verlaten hun nest en nemen willekeurige wegen.
Ze scheiden een chemische substantie af (feromonen )die een reukspoor tekenen terwijl ze hun weg vervolgen ….
Als een mier er niet in slaagt om voedsel te vinden zal ze uiteindelijk naar het nest terugkeren, terwijl ze gebruik maakt van haar geurspoor
Een mier die voedsel vindt zal meer feromonen deponeren door de grote inspanning om hetvoedel naat het nest te slepen … Dit zal het geurspoor versterken
versterken en andere mieren gaan het versterkte geurspoor bijna dwingend uitkiezen en volgen .
Niettemin zullen niet alle mieren de succesvolle sporen volgen.
Sommige mieren blijven op willekeurige wegen op zoek naar andere bronnen van voedsel en als ze succesvol zijn,
zullen nieuwe geurwegen ter beschikking komen voor andere voor mieren .
Uiteindelijk, zullen de mieren een gedetailleerde kaart van wegen naar voedselbronnen ontdekt en bewegcijferd hebben .
Een waarnemer zou kunnen denken dat de mieren een kaart gebruiken die door een intelligente ontwerper van de voedseldistributie wordt geleverd.
Maar wat het in werkelijkheid schijnt te zijn is een zorgvuldig opgemaakte en bruikbare geur- afbeelding van wegen naar voedselleveranciers dat enkel een gevolg is van een reeks “willekeurige” onderzoeken.
(noot 2)
Andere oriënterende processen zijn belangrijk voor de ontwikkeling van het vasculaire en het zenuwstelsels in een groeiend embryo.
Terwijl de details van de individuele processen aanzienlijk variëren, zijn de leidende principes gelijkaardig aan die van de mier die fourageert : 
Net zoals mieren willekeurig het terrein rond hun nest onderzoeken, onderzoekt de capillaire aftakking van het grotere bloedvat willekeurig de omringende weefsels ,op zoek naar de ” nood-signalen” die door cellen arm aan zuurstof ,worden uitgezonden
Daardoor kunnen deze capilairen zuurstofrijk bloed brengen naar die gevonden cellen door de leiding aan te leggen( gericht te laten groeien naar het signaal toe ) …
Enkel het contact met voedsel doet de mier de weg versterken die tot het voedsel leidde —> Ook de ontspruitende haarvaten installeren permanente contacten met weefsel met zuurstof-arme cellen .
Op dezelfde manier breidt het fijne zenuw-uiteinde zich uit die willekeurig, stabiele verbindingen tussen zenuwen en spieren vestigen wanneer zij maar genoeg elektro en chemische signalen ontvangen die uit de spieren komen.
Vandaar dat ,in tegenstelling tot het oog of de hand waarvan de ontwikkelingen het bouwplan volgen dat door de Hox genen in het ontwikkelende embryo wordt geprogrammeerd, … de blijkbaar goed ontworpen en geïntegreerde automatische zenuw en vasculaire zoek en verbinding-systemen , geen vooraf bepaalde wegen en bedradingen van doen hebben .De Darwiniaanse stelling dat kleine gelijktijdige veranderingen kunnen leiden tot complexe organen zoals het oog is in principe waar, maar de behoefte aan plastische wijzigings-mogelijkheden (en bjvoorbeeld fenotypische aanpassingen aan verschillende millieus ) is essentieel .

Het zijn de beperkingen en inperkingen die door de hox genen Hox en de andere kernprocessen worden gecreeerd (b.v., het oriënterende gedrag van haarvaten en axonale zenuwuiteindes ) die complexe ontwerpen over een vrij korte tijdspanne uit een biologisch substraat (en geologisch korte tijdspannen ; honderdduizenden jaren, of misschien zelfs minder) toelaten te voorschijn te komen.
Zoals Carroll en Kirschner en Gerhart waarnemen, is Ã©Ã©n of andere mutatie in de genen nog steeds noodzakelijk om veranderingen van één generatie naar een andere door te geven. 
Maar de nodige genetische wijzigingen zijn in aantal aanzienlijk eenvoudiger en minder in aantal dan vroeger als noodzakelijk was verondersteld.
Centraal bij Evo is devo ____ volgens Carroll leveren de embryologische ontwikkelingen ons de diepste aanwijzingen over de mechanismen van de evolutie,
Terwijl Kirschner en Gerhart voorbij de embryologie gaan om dat te tonen wat de kritieke metabolische en fysiologische processen essentieel bijdragen aan de evolutieprocessen …
Hun benadering, die zij de theorie van “vergemakkelijkte variatie” noemen ; probeert om te tonen hoe de ordening van genen binnen het embryo, zoals die door Carroll wordt beschreven, deel van een grotere reeks processen uitmaaken die organismen op een strak gecontroleerde manier toestaan binnen de evo-
lutie modulair te experimenteren
Volgens deze theorie, kunnen de veranderingen, of vergemakkelijkte variaties, die nodig zijn om evolutieve veranderingen aan te drijven ,met weinig verstoring van de basisorganisatie van een organisme of van de kernprocessen, gemakkelijk voorkomen .
Wij hebben nu een veel dieper inzicht in evolutie dan zelfs een decennium geleden mogelijk was .[4 ] en hoewel onze kennis nog onvolledig is, heeft ons nieuw begrip,de weg geopend naar een manier om een uitvoeriger en exacter behandeling van de evolutie te vestigen en levert het meteen stevige antwoorden tegen de critici van de ET

notes
[1]
For their critical readings and comments on this article, we would like to thank David Botstein, Nathaniel Heintz, Luisa Hirschbein, David Ish- Horowicz,
and Richard Lewontin, none of whom should be held accountable for this text, for which we take full responsibility.
[2]
No one group found all of the Hox genes.
Lewis started his work in the late 1950s, earlier than N체sslein-Vollhard and Wieschaus, but much of the work of the two groups was contemporaneous.
Both groups realized that development was under genetic control. Although Lewis focused on specific Hox genes, N체sslein-Vollhard and Wieschaus saw the
importance of identifying all of the genes that controlled the body plan, and they identified most of them.
[3]
Hox proteins behave in this way because of a particular genetic feature of the Hox genes that produce them.
Within their genetic composition, all eight Hox genes possess a nearly identical section of DNA, called a homeobox.
When Hox genes produce Hox proteins, the homeobox region of the Hox genes carries the genetic information to produce a specific part of these proteins
called the homeodomain.
Once the protein is assembled, its homeodomain attaches to DNA sites that control genes, allowing it to function as a switch.
It is this particular characteristic that gave the Hox genes their name.
In homage to Bateson, the identical sections of DNA were called “homeoboxes,” since they were present in genes that, when mutated, resulted in
Bateson’s monsters, or “homeotic” mutants.
The term “Hox gene” is a whimsical combination of “homeotic” and “homeobox.”
[4]
While classical genetics relies on changes in the order of the bases in the DNA strands, other heritable changes have been discovered—changes
in the chemical makeup of the bases that control gene activities, for example—and are increasingly recognized as important in development and
evolution.
For example, the base cytosine might undergo a chemical modification involving the addition of a single carbon atom.

Noten
(noot O )
Evo-Devo in NYR Books!

http://scienceblogs.com/pharyngula/2006/04/evodevo_in_nyr_books.php(noot 1)
Bovendien blijken verdubbelde en verdriedubbelde genomen van verschillende
kultuurgewassen ,een groter gen-kapitaal te hebben dan de mens …
(noot 2)
Genkapitaal aangroei
door genverdubbelingen , laterale gen-uiwisselingen en verwerving , virussen en ( bacterieele )endosymbioses …
veranderingen van functies in het junk DNA en in de neutrale mutaties ..
verworven erfelijke en doorgeefbare epigenetische schakelstanden
(noot 3 )
ik wil er iedereen opmerkzaam op maken dat vele evo -devo biologen geen aanhangers zijn van het exclusief gestelde gradualisme ( sommigen voorlopers zijn zelfs uitgesproken saltationisten ) Maar dat belet hen niet het feit van de evolutie te onderschrijven en slechts “verklaringen ” van feitelijke gegevens kunnen aanvaarden die uitsluitend het methodisch naturalistisme hanteren
Per slot van rekening is het gradualisme een al meer dan 40 jaar oud ” stock argument “van het neo-darwinisme …
Het word eigenlijk wel tijd om het te- updaten ….
—–> zie hiervoor de besprekingen van korthof http://home.wxs.nl/~gkorthof/korthof55.htm
links naar experimenteel evo-devo biologie onderzoek

Christiane Nüsslein-Volhard

S&C speaks with Nobel Laureate Christiane Nüsslein-Volhard about her book Coming to Life, in which she chronicles the astonishing progress scientists have made in understanding how genes drive the development of cells.

STEREOCHEMIE

Spiegelbeeld-moleculen

De Nobelprijs voor scheikunde 2001 is een hommage aan de eerste Nobelprijswinnaar ooit, Jacobus van ‘t Hoff. Hij legde onder andere de basis voor de stereochemie en het zijn drie stereochemici die in 2001 het prijzengeld van 10 miljoen Zweedse kronen (2,26 miljoen gulden of 41,3 miljoen Bfr.) mogen verdelen. Zij ontwikkelden katalysatoren voor stereo-specifieke reacties om zo te discrimineren tussen stoffen waarvan de moleculen alleen verschillen in ruimtelijke structuur.

Tientallen jaren zijn er miljoenen bestrijdingsmiddelen en medicijnen teveel gebruikt. Veel van deze stoffen komen in twee spiegelbeeldvormen voor, waarvan maar eentje voor de gewenste werking nodig is. De helft had in deze gevallen volstaan.

William S. Knowles (84) haalde zijn PhD in 1942 aan de Columbia University. De Amerikaan werkte bij Monsanto Company in St. Louis in de Verenigde Staten tot zijn pensionering in 1986.

Ryoji Noyori (63) haalde zijn PhD in 1967 aan de Kyoto University. Sinds 1972 is hij als professor in de chemie verbonden aan de Nagoya University. Daarnaast is de Japanner sinds 2000 directeur van het onderzoekscentrum voor materiaalkunde aan diezelfde universiteit.

K. Barry Sharpless (60 jaar) haalde zijn PhD in 1968 aan de Stanford University. Sinds 1990 is de Amerikaan als professor in de chemie verbonden aan het Scripps Research Institute in La Jolla in de Verenigde Staten.

De spiegelbeelden hebben te maken met de ruimtelijke structuur van de moleculen.

Methaan (CH4) kent geen spiegelbeeldvorm. Het is een symmetrisch molecuul: vier waterstofatomen (H) zitten op de hoekpunten van een denkbeeldige tetraëder rond een centraal koolstofatoom ©. Als we het molecuul spiegelen ziet het er exact hetzelfde uit.

Dat verandert als op de vier hoekpunten van de tetraëder vier verschillende atomen of groepen zitten. Bij deze asymmetrische verdeling spreken we van een chiraal koolstofatoom. Dan is een spiegelbeeld van het molecuul nooit meer zo te draaien dat het past op het orgineel.

Deze spiegelbeeldmoleculen hebben precies dezelfde chemische samenstelling, maar verschillen in structuur zoals een linkerhand verschilt van een rechterhand. Ze heten stereo-isomeren ofenantiomeren.

Bij een chemische reactie ontstaan meestal beide vormen. De chemische processen in levende organismen hebben juist veelal een sterke voorkeur voor één van de twee spiegelvormen. Zo kunnen onze lichamen maar één stereo-vorm van glucose verwerken en komen aminozuren en enzymen maar in één spiegelbeeldvariant voor.

Soms gebruikt de natuur beide vormen, maar elke voor een andere functie. Zo trekt het feromoon olean, een seksuele lokstof bij fruitvliegen, in de ene vorm alleen vrouwtjes aan en in de andere enkel mannetjes.
Die natuurlijke voorkeur voor één van de spiegelvormen vraagt om medicijnen, insecticiden en geur- en smaakstoffen die ook stereospecifiek zijn zodat ze optimaal werken. De chemische industrie heeft daarom een sterke behoefte aan manieren om specifieke spiegelvormen te synthetiseren. Het was echter lang onzeker of dergelijke reacties ook buiten levende organismen tot stand konden worden gebracht.

De Nobelprijs voor scheikunde gaat in 2001 naar onderzoek dat dicht aan ligt tegen industriële toepassingen. De drie prijswinnaars hebben stereospecifieke reacties ontwikkeld die zeer snel hun toepassing vonden in de industrie.
Eén helft van de Nobelprijs voor scheikunde gaat gedeeld naar William S. Knowles en Ryoji Noyori voor hun werk aan katalyse van stereospecifieke hydrogeneringsreacties. De andere helft gaat naar K. Barry Sharpless voor zijn werk aan oxidatiereacties.

Hydrogenering

Limoneen is een geurstof die in twee spiegelvormen voorkomt. Onze neus kan die onderscheiden: de een ruikt naar sinaasappel, de ander naar citroen. Het iets donkerdere koolstofatoom is het chirale koolstofatoom met de vier verschillende groepen eraan.

In 1968 werkte de Amerikaan Knowles bij Monsanto in St. Louis (VS) aan katalysatoren. Een katalysator is een stof die een reactie eenvoudiger helpt te verlopen, zonder daarbij zelf omgezet te worden. Het handige daarvan is dat één katalysatorcomplex tienduizenden productmoleculen kan produceren.
Knowles wou een katalysator bouwen die zijn eigen asymmetrie kon overgeven aan een symmetrisch substraat, zodat een product zou ontstaan bestaande uit één spiegelvorm. Hij ontdekte dat hij met bepaalde overgangsmetalen dergelijke chirale katalysatoren kon maken voor hydrogeneringsreacties. Bij dergelijke reacties binden waterstofatomen van H2 aan de koolstofatomen van een dubbele binding.
Knowles ging uit van een bestaande katal

ysator, een rhodiumcomplex. Hij verving hierin identieke groepen door niet-identieke groepen. Zijn hoofddoel was een methode om op industriële wijze een medicijn tegen de ziekte van Parkinson te maken.
Zijn eerste poging werkte niet optimaal: het produceerde een mengsel met slechts 15% overmaat van de gewenste spiegelvorm. Het bewees echter dat zo’n reactie mogelijk is.
Door diverse verwante katalysatoren te testen, vond Knowles uiteindelijk een complex dat een opbrengst gaf van bijna honderd procent. Dit was de eerste industriële toepassing van katalytische asymmetrische synthese.
Anderen, onder meer de anorganicus J. Halpern, ontrafelden het reactiemechanisme. De katalysator bindt tegelijkertijd het substraat en het waterstof, waarna beide met elkaar reageren. Die katalysator kan de stoffen op twee manieren binden. De vorming van het ene tussencomplex kost minder energie dan van het andere, waardoor een van de twee paden de voorkeur krijgt. Hoe groter het energieverschil is, hoe beter de katalysator discrimineert voor één van de twee spiegelvormen en hoe hoger dus de opbrengst zal zijn.

Medicijnen

De Japanner Noyori krijgt de Nobelprijs voor scheikunde omdat hij het arsenaal aan katalysatoren voor hydrogeneringsreacties flink uitbreidde en verbeterde. Noyori experimenteerde met verschillende overgangsmetalen in het centrum van de katalysatoren. Door in plaats van rhodium het overgangsmetaal ruthenium te gebruiken, maakte hij een katalysator die breed toepasbaar was op een groot aantal stoffen, onder andere voor industriële synthese van een aantal antibiotica.
In 1980 legde Sharpless, de derde Nobelprijswinnaar, de basis voor de ontwikkeling van vergelijkbare katalysatoren voor oxidatiereacties. Hij maakte daarmee belangrijke tussenproducten voor de chemische industrie. Dit maakte grootschalige productie mogelijk van R-glycidol, een uitgangsstof voor de synthese van bijvoorbeeld hartmedicijnen zoals bètablokkers. Zijn methode wordt nog wereldwijd toegepast.

Intermezzo

Beroemde voorgangers

1815

De Fransman Jean-Baptiste Biot ontdekt dat gepolariseerd licht verandert als hij het door suikeroplossingen heen schijnt. Bij ‘gewoon licht’ komen elektromagnetische trillingen voor in alle richtingen loodrecht op de voortplantingsrichting. Door dit licht te filteren, kan een bundel gemaakt worden waarin slechts één trillingsrichting voorkomt. Een modern voorbeeld is het glas van een polaroidbril. Twee polaroidglas op elkaar, die 90 graden ten opzichte van elkaar zijn gedraaid laten geen licht door. Het tweede glas blokkeert het enige licht dat het eerste glas doorlaat.
Als we Biot’s suikeroplossingen tussen de gekruiste glazen zetten, zien we wel licht. Het wordt weer donker als we één van de glazen iets draaien. De suiker in de oplossing roteert de polarisatie. Stoffen die deze eigenschap hebben, noemen we optisch actief.

1848

Louis Pasteur ziet onder zijn microscoop dat de kristallen van wijnsteenzuur (natriumammoniumtartraat) in twee vormen voorkomen die precies elkaars spiegelbeeld zijn. Ze lijken op elkaar als een linker- en een rechterhandschoen. Ze zijn gelijk qua molecuulgewicht, smeltpunt en dergelijke, maar verschillen in de manier waarop ze licht polariseren. De ene vorm roteert het licht rechtsom, de andere vorm linksom. Een oplossing met beide vormen is niet optisch actief. Pasteur formuleerde de theorie dat optische activiteit samenhangt met de ruimtelijke structuur van de moleculen waaruit de stof is opgebouwd.

1874

De Nederlander Jacobus van ‘t Hoff en de Fransman Le Bel bedenken los van elkaar dat moleculen niet in een plat vlak liggen, zoals toen nog algemeen werd aangenomen, maar een ruimtelijke structuur hebben. Zo liggen de vier groepen rond een koolstofatoom als het ware op de hoekpunten van een tetraëder. Van ’t Hoff maakt van karton zelf tetraëders om collega’s te overtuigen van zijn gelijk.

1894

De Duitser Emil Fischer identificeert zestien verschillende stereo-isomeren voor de aldohexosen (C6H12O6), het bekendste voorbeeld is D-glucose, dat gevormd wordt door planten tijdens de fotosynthese.
Hij maakt synthetische fruitsuikers, bestaande uit vijf tot zes koolstofatomen, maar ook suikers met langere ketens tot negen koolstofatomen, die niet natuurlijk voorkomen.
Gist blijkt een deel van deze synthetische suikers, net als bij natuurlijke suikers, om te kunnen zetten in alcohol en koolstofdioxide. Dit lukte echter niet meer als de stereochemische configuratie werd veranderd.
Voor moleculen die zijn betrokken bij de stofwisseling van organismen bleek de ruimtelijke structuur dus belangrijker dan de lengte van het molecuul.
Fischer is de bedenker van de metafoor van de sleutel en het slot voor een molecuul en een receptor. De receptoren in de cellen van een organisme, plant of dier, zijn zo gevormd dat één vorm past en de andere niet of slecht. Alleen de juiste combinatie heeft de juiste biologische respons tot gevolg.
In 1902 ontving Fischer de Nobelprijs voor scheikunde voor zijn werk aan suiker- en purinesynthesen.

1912

De Nederlander Teunis van der Linden synthetiseert vier van de negen stereo-isomeren van hexachloorcyclohexaan (HCH). Dertig jaar later wordt hij hiermee wereldberoemd, omdat Engelse onderzoekers aantonen dat een van deze isomeren een sterk insecticide is. Het wordt bekend onder de naam lindaan. In de jaren zeventig kwamen veel bestrijdingsmiddelen in opspraak vanwege de slechte afbreekbaarheid en de schadelijkheid voor het milieu. Lindaan behoorde niet bij de grootste boosdoeners, maar bleek ook slecht afbreekbaar. Het wordt nu vrijwel nergens meer toegepast.

1960

Op dramatische wijze wordt duidelijk hoe verschillend het effect kan zijn van de twee spiegelbeeldvormen van een molecuul. Het geneesmiddel Softenon, dat aanstaande moeders krijgen tegen misselijkheid, veroorzaakt ernstige afwijkingen bij hun baby’s. Het medicijn bevat twee stereo-isomeren van thalidomide. De ene werkte als medicijn, de andere verstoorde de ontwikkeling van de jonge vrucht. Er zijn nu overigens aanwijzingen dat deze verklaring niet geheel klopt, ook de manier waarop thalidomide wordt afgebroken in het lichaam speelt waarschijnlijk een rol (zie ook N&T, 7/8, 2001, Een tweede kans voor Softenon).
h3. 2001

Productie van enkelvoudige enantiomeren is vandaag de dag een miljoenenbusiness voor de farmaceutische industrie. In 2000 verdienden zij wereldwijd 133 miljard dollar aan de verkoop van dergelijke medicijnen. En dat bedrag groeit per jaar met 13%.
Voordeel van deze medicijnen is niet alleen het verkleinen van de kans op bijwerkingen. Van twee enantiomeren is vaak slechts een van de twee actief. Er is dus minder verspilling en besparing van de kosten door minder grondstoffengebruik. Soms patenteren medicijnfabrikanten de individuele enantiomeren om het patent een langer geldingsduur te laten hebben.

°

 

Chemici maken foto van atomen voor en na reactie

2 juni 2013 |  | 

“MICROSCOPY ” imaging 

 

Het beeld van de atoomkrachtmicroscoop (midden) is een stuk duidelijker dan beelden die gemaakt zijn met een scanning tunneling microscoop (boven). Ze lijken erg op de bijhorende diagrammen (onder).  Bron: UC Berkeley

Het beeld van de atoomkrachtmicroscoop (midden) is een stuk duidelijker dan beelden die gemaakt zijn met een scanning tunneling microscoop (boven). Ze lijken erg op de bijhorende diagrammen (onder).
Bron: UC Berkeley

 

Voor de allereerste keer zijn scheikundigen erin geslaagd een atomische foto te maken van stoffen voor en na een chemische reactie. Met dergelijke foto’s kunnen wetenschappers de scheikundige processen nauwkeuriger dan ooit bestuderen.

De foto toont hoe de structuur van het molecuul er voor en na de reactie uitziet, waarbij individuele atomen duidelijk zichtbaar zijn. ‘Hoewel dagelijks met deze moleculen werk, stond ik versteld om ze daadwerkelijk te kunnen zien. Wow!’, zegt de Amerikaanse chemicus Felix Fischer in een persverklaring. Hij leidde het onderzoek en is meer dan tevreden over de resultaten, ‘Dit is wat mijn docenten zeiden dat ik nooit zou kunnen zien, en nu hebben we het tegendeel bewezen.’

Snapshot
De foto is gemaakt met een atoomkrachtmicroscoop. Bij dit soort microscopen beweegt een naald vlak boven het oppervlak van een object. De bewegingen van de naald zijn met enorme precisie te volgen, waardoor de naald het oppervlak op atoomschaal kan aftasten. De onderzoekers breidden de gebruikelijke atoomkrachtmicroscoop uit met een nieuwe techniek. Ze plaatsten de moleculen op een oppervlak dat ze tot zo’n -270 °C koelden. Daardoor konden de deeltjes nauwelijks meer bewegen. Vervolgens plaatsten ze een molecuul koolstofmonoxide op het puntje van de naald, wat de resolutie van de microscoop sterk verbeterde. Nadat ze een beeld hadden, verhitten ze de moleculen en lieten ze de reactie plaatsvinden, waarna het proces opnieuw begon voor het tweede beeld.

Normaal gesproken gebruiken chemici bijvoorbeeld spectroscopie om af te leiden tot welke stof een reactie leidt. ‘Dat is net een puzzel, je combineert je informatie en leidt daaruit af hoe de structuur van de stof eruit ziet. Maar dat is eigenlijk maar een schaduw. Nu hebben we een techniek waarbij we direct naar het nieuwe molecuul kunnen kijken’, aldus Fisher.

two-products

The original reactant molecule, resting on a flat silver surface, is imaged both before and after the reaction, which occurs when the temperature exceeds 90 degrees Celsius. The two most common final products of the reaction are shown. The three-angstrom scale bars (an angstrom is a ten-billionth of a meter) indicate that both reactant and products are about a billionth of a meter across. (Caption from press release.)

…..A technique called noncontact atomic force microscopy (nc-AFM), which probes the surface with a sharp tip. The tip is mechanically deflected by electronic forces very close to the sample, moving like a phonograph needle in a groove.

“A carbon monoxide molecule adsorbed onto the tip of the AFM ‘needle’ leaves a single oxygen atom as the probe,” Fischer explains. “Moving this ‘atomic finger’ back and forth over the silver surface is like reading Braille, as if we were feeling the small atomic-scale bumps made by the atoms.” Fischer notes that high-resolution AFM imaging was first performed by Gerhard Meyer’s group at IBM Zurich, “but here we are using it to understand the results of a fundamental chemical reaction.”

The single-atom moving finger of the nc-AFM could feel not only the individual atoms but the forces representing the bonds formed by the electrons shared between them. The resulting images bore a startling resemblance to diagrams from a textbook or on the blackboard, used to teach chemistry, except here no imagination is required.

ncAFM-microscope

 

Een atoomkrachtmicroscoop bestudeert een molecuul op een oppervlak. Het koolstofoxide-molecuul op de naald zorgt voor extra gevoeligheid.
Bron: UC Berkeley

http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2013/06/01/amazing-photo-of-chemical-bonds/

“Direct Imaging of Covalent Bond Structure in Single-Molecule Chemical Reactions,” by Dimas G. de Oteyza, Patrick Gorman, Yen-Chia Chen, Sebastian Wickenburg, Alexander Riss, Duncan J. Mowbray, Grisha Etkin, Zahra Pedramrazi, Hsin-Zon Tsai, Angel Rubio, Michael F. Crommie, and Felix R. Fischer, will appear in Science and is now available on Science Express,http://www.sciencemag.org/content/early/2013/05/29/science.1238187.abstract

 


Van grafeen naar elektronica

Fisher ontwikkelde de fototechniek terwijl hij een manier zocht om structuren te bouwen van grafeen, een sterk materiaal dat bestaat uit een enkele laag koolstofatomen. Fisher weet echter zeker dat de foto’s voor veel meer toepassingen nuttig zullen zijn. ‘De techniek zal bijvoorbeeld nuttig zijn bij onderzoek naar heterogene katalysatoren’, geeft Fischer als voorbeeld. Dit soort katalysatoren vindt je bijvoorbeeld in het uitlaatsysteem van automotoren.

Zijn medeonderzoeker, fysicus Michael Crommie, heeft een andere toepassing op het oog. ‘Het zal ons ook helpen structuren op een nanoschaal te begrijpen, zoals netwerken van atomen die een bepaalde vorm en structuur moeten hebben in elektronische apparatuur.’

ZEE- EGELS ECHINOIDS

 (ECHINODERMATA )°

Sea Urchin Genome Sequenced

The figure above shows the position of sea urchins relative to chordates (including mammals) and most invertebrates.
The phylum Echinoderma clusters with the phylum Chordata (shaded area on the right) in a group known as Deuterostomes.
Thus, sea urchin genes are more closely related to chordate/vertebrate genes than to mussel or arthropod genes.
In other words sea urchins are more like humans than octopus or squid.
Villier L. et al., 2004. Phylogeny of early cretaceous Spatangoids (Echinodermata: Echinoidea) and taxonomic implications. Paleontology, 47 (2): 265-292.
PDF

Shackelton J.D. 2005. Skeletal homologies, phylogeny and classification of the earliest asterozoan echinoderms. Journal of Systematic Palaeontology, 3 (1): 29-114.
 
ZEE-EGEL
Paarse zeeëgel, Strongylocentrotus purpuratus.

Genetische blauwdruk van de zeeëgel ontcijferd

– Een internationale groep wetenschappers heeft het genoom, de ‘genetische blauwdruk’, van de paarse zeeëgel ontcijferd. Het onderzoek kan bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe behandelingen voor onder meer kanker, onvruchtbaarheid, blindheid en spierziekten bij de mens.

 

De chromosomen van de paarse zeeëgel (Strongylocentrotus purpuratus) bevatten een genetische code van 814 miljoen ‘letters’ (basenparen). Het stekelige zeedier is interessant omdat het genetisch verrassend dicht bij de mens staat. Zo kennen mens en zeeëgel veel dezelfde genenfamilies.

Tussen mens en zeeëgel bestaan, naast de evidente uiterlijke ook cruciale verborgen verschillen. Zo hebben zee챘gels een complex immuunsysteem dat anders dan dat van gewervelde dieren niet gebaseerd is op antilichamen. Zee챘gels worden er wel honderd mee.

De bijzondere eiwitten waarmee de zeeëgel ziekteverwekkers kan opsporen en bestrijden kunnen mogelijk in de toekomst van belang zijn voor het bestrijden van infectieziekten bij de mens.

Zee챘gels zijn daarnaast ook heel goed in het afweren van giftige chemicali챘n, zoals zware metalen, in hun omgeving. Dankzij speciale genen kunnen ze die schadelijke stoffen waarnemen en chemisch onschadelijk maken.

Het driejarige miljoenenproject werd geleid door Human Genome Sequencing Center van Baylor College of Medicine in Texas.

 Zee-egels zijn net mensen
10 november 2006
Qua uiterlijk lijken de kleine paarse stekelbolletjes totaal niet op mensen. Toch blijken zee-egels onze evolutionaire achterneven te zijn. Wetenschappers hebben de genetische code van de zeediertjes volledig ontrafeld en kwamen tot de ontdekking dat we opvallend veel met ze gemeen hebben.

Iedere duiker of snorkelaar die wel eens een zee-egel in levende lijve heeft gezien, zou nooit kunnen bevroeden dat deze wezens ook maar iets met de mens gemeen hebben. De kleine onderwaterdiertjes, die bestaan uit een holle schaal vol stekels, doen hooguit denken aan mensen met een nogal bizar kapsel, maar daarmee houdt de vergelijking toch echt op. Maar onder het vlijmscherpe oppervlak schuilt wel degelijk een wezen dat belangrijke kenmerken met ons deelt. Dat blijkt uit een analyse van het genoom van de Strongylocentrotus purpuratus, de paarse zee-egel die langs de Californische kust voorkomt.

Genenkaart
Wetenschappers zijn er al in geslaagd om het complete genoom van verschillende organismen in kaart te brengen, waaronder dat van de honingbij, het fruitvliegje, de malariamug en natuurlijk de mens. Maar het is voor het eerst dat er een genoom is ontrafeld dat niet heel sterk lijkt op dat van een van de andere soorten. Behalve dan de mens. Zee-egels blijken ongeveer even veel genen te hebben als wij, namelijk ruim 23 duizend (mensen hebben er twintig tot vijfentwintig duizend). Ter vergelijking: de fruitvlieg komt niet verder dan 13.600 genen.

De genenkaarten van wormen en vliegen hebben interessante informatie opgeleverd, maar we kunnen er niet zo heel veel mee omdat deze dieren zich in een hele andere tak van de evolutie hebben ontwikkeld als de mens.

De zee-egel daarentegen blijkt zich veel dichter bij de homo sapiens te bevinden. Ongeveer zeventig procent van de genen van deze dieren is ook in mensen terug te vinden, terwijl het genoom van de fruitvlieg maar voor veertig procent met dat van ons overeen komt.

Uniek immuunsysteem
In totaal hebben maar liefst 240 wetenschappers drie jaar lang hard moeten werken om het complete genoom van deze ongewervelde dieren in kaart te brengen.

Het genoom heeft zoveel verrassingen opgeleverd, dat het de moeite meer dan waard was. Zee-egels hebben bijvoorbeeld een uniek immuunsysteem waar we nog veel van kunnen leren.

Door dit nader te onderzoeken kunnen er mogelijk veel nieuwe medicijnen worden ontwikkeld tegen een hele trits aan menselijke ziekten, aldus de wetenschappers. De ontdekkingen worden dan ook met veel bombarie gepresenteerd in het nieuwste nummer van Science.

Het belangrijkste verschil tussen het immuunsysteem van de mens en dat van de zee-egel is dat de laatstgenoemde het hele leven niet verandert. Bij de mens moet het immuunsysteem zich aanpassen op het virus of de bacterie die zij bestrijdt, maar bij onze gestekelde neven is dat niet nodig. De zee zit vol met bacterie챘n, en mogelijk is de zee-egel daarvan afhankelijk voor zijn spijsvertering. Daarom moet het immuunsysteem constant zijn. Mede dankzij dit innovatieve immuunsysteem kan de zee-egel wel zestig jaar worden, en dat is oud voor zo’n betrekkelijk klein beestje.

Het immuunsysteem van de zee-egel kan een aanwijzing zijn voor het ontstaan van dat van ons. Bovendien kan het gemakkelijk de prote챦nen aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor bepaalde ziekten, iets waar wij ook ons voordeel mee kunnen doen.

Overeenkomsten
Een van de belangrijkste overeenkomsten met de mens, is de manier waarop het ongeboren nageslacht zich ontwikkelt.

Zee-egels zijn net als mensen (en andere zoogdieren) nieuwmondig. Dat betekent dat bij de ontwikkeling uit het embryo zich een spijsverteringkanaal met twee openingen vormt: eerst de anus en dan de mond. Veel andere dieren hebben slechts 챕챕n opening of helemaal geen spijsverteringskanaal.

Ook interessant is dat zee-egels geen ogen hebben. In plaats daarvan ori챘nteren ze zich met behulp van sensoren die in de zuignapjes zitten waarmee ze zich voortbewegen.

Het blijken dezelfde sensor-prote챦nen te zijn die wij gebruiken om te zien en te ruiken.

Dezelfde techniek, maar in een geheel nieuw jasje. De dieren kunnen wel gewoon zien, maar dan met hun zuignappen. Hoe dat precies in zijn werk gaat is niet duidelijk en moet nader worden onderzocht.

Door de overeenkomsten en de verschillen tussen mens en zee-egel te bestuderen kunnen we heel veel leren. Met de genenkaart van de zee-egel in de hand kunnen wetenschappers een hoop waardevolle informatie verzamelen en belangrijke proeven uitvoeren die de gezondheid van de mens een grote dienst kunnen gaan bewijzen.

Links:

2006 Planet Internet

De zee-egel mag zich scharen in het rijtje van mens, chimpansee, muis, kip, worm en gist. In het tijdschrift Science wordt deze week ook zijn complete genoom aan de wereld gepresenteerd. En dat lijkt verrassend veel op dat van ons.

Na jaren onderzoek, door 240 wetenschappers uit de hele wereld, zijn die van de soort ‘Strongylocentrotus purpuratus’ ontcijferd. Deze paars gekleurde zee-egel onstond vijftien tot twintig miljoen jaar geleden en is al sinds de negentiende eeuw een lieveling van wetenschappers. Ze gebruikten het diertje vooral om de voortplanting en embryonale ontwikkeling te bestuderen. Zee-egels zijn niet zo zuinig met hun geslachtscellen en zowel vrouwtjes als mannetjes schieten ze met miljoenen tegelijk het water in. Behalve dat er veel van zijn, zijn ze gemakkelijk te manipuleren en dat maakt ze gewilde onderzoeksobjecten.

De zee-egel is zeker niet het eerste wezen waarvan het volledige genoom in kaart is gebracht. Onder andere gist, worm, muis, chimpansee en natuurlijk mens gingen hem voor. Maar de zee-egel is toch bijzonder, want het eerste in zee levende, vrij bewegende, ongewervelde dier waarvan de genetische code is blootgelegd.

Die code is 814 miljoen baseparen lang, die samen ongeveer 23.300 genen vormen. Dat zijn er onverwacht veel. Ter vergelijking: de mens heeft tussen de 20- en 25.000 genen. En een zee-egel heeft niet eens een hoofd! Het gekke is ook, zeggen de onderzoekers, dat de zee-egelgenen bijzonder veel lijken op die van mensen. Meer bijvoorbeeld dan die van een vlieg (die wel een kop en staart bezit).

Zo heeft de paarsgekleurde zee-egel een hele set genen die coderen voor zintuiglijke eiwitten. Eiwitten die wij mensen gebruiken om te zien of om te horen, zweven ook door de cellen van het stekelige, in zee levende dier. De vraag die de wetenschappers zich nu stellen is natuurlijk: wat doet het daarmee, zo zonder hoofd, laat staan ogen en oren? En om het nog gortiger te maken: het paarse beest heeft zelfs genen die bij ons een rol spelen bij de ontwikkeling van het brein.

Iets anders wat de onderzoekers opviel, was het enorme aantal genen dat te maken heeft met het afweersysteem, vier tot vijf procent van het hele genoom. De zee-egel heeft dan ook niet zoals mensen een flexibel immuunsysteem, waarvan de cellen zich aanpassen aan de boze buitenwereld. De zee-egel moet het doen met de starre set verdedigers waarmee hij wordt geboren. Maar dat zijn er dan wel heel veel. Het onderwaterdier heeft een heel arsenaal aan los zwemmende eiwitten en aan cellen vastzittende antennes die specifieke bacteriën aanvallen en andere indringers wegvangen. Wij hebben die ook, maar – dankzij onze flexibiliteit – dus minder.

De nu bekende reeks letters die samen een zee-egel maken, moet vele wetenschappelijke vragen gaan beantwoorden. Zo gaan onderzoekers natuurlijk verder met het bestuderen van de embryo’s, waarvan ze graag willen weten door welke genen ze worden gestuurd. Ze ontdekten al dat er in de eerste twee dagen 11.500 genen die voor eiwitten coderen actief zijn.

Verder kan het DNA van de zee-egel helpen bij de bestrijding van ziektes. Zo brengt zijn omvangrijke immuunsysteem wetenschappers wellicht op nieuwe ideeën om schadelijke bacteriën uit het menselijk lijf te weren. Maar simpelweg het bestuderen van de werking van genen die het dier met mensen gemeen heeft, kan al leiden tot oplossingen voor bij ons voorkomende defecten.

Want misschien heeft de zee-egel het – ondanks zijn simpele voorkomen – wel allemaal beter geregeld dan wij. Hij bestaat in ieder geval al een stuk langer dan de mens, de oudste zee-egelachtige fossielen zijn meer dan 440 miljoen jaar oud. En een exemplaar leeft ongeveer net zo lang als een mens. Leeftijden van verschillende exemplaren variëren van een jaar of vijftig, tot wel honderd jaar. Tja, wie is er dan het toppunt van evolutie?

Sluit dit venster

S. purpuratus. [Foto Charles Hollahan]

Zeewier oftewel algen, het favoriete maaltje van de paarsgekleurde zee-egel.

The Sea Urchin Genome Sequencing Consortium: ‘The genome of the sea urchin Strongylcentrotus purpuratus’, Science, 10 november 2006

J.S. Pearse: ‘Ecological role of purple sea urchins’, Science, 10 november 2006

J.P. Rast e.a.: ‘Genomic insights into the immune system of the sea urchin’, Science, 10 november 2006

http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/31216062/

Modelorganismen zijn organismen die gekozen werden om als model te dienen voor het genetisch en ontwikkelingsbiologisch onderzoek. Deze organismen zijn makkelijk te kweken en vertonen veel variaties.
De Zeeegel is  een goed en veelgebruikt model in de evo-devo

Extante zeeegels http://www.echinoids.nl/

Goniocidaris

 

Lovenia  forbesi

.

.

.

.

.

http://www.jagvives.jazztel.es/fichas/equinidosaustraliaingles.htm

http://members.home.nl/thebus/cretaceous/cretaceous_website.html
(Dutch site )

Sea urchin (Echinoidea)

http://www.nhm.ac.uk/research-curation/research/projects/echinoid-directory/index.html

 

 1

Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea

2

Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea

3

Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea

4

Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea Sea urchin Echinoidea

Familia:  Mellitidae  Stefanini,  1911

Genera of Mellitidae

Mellita Leodia Mellitella Encope

Afbeeldingen van Encope californicus  <—

Afbeeldingen van Encope  <—-

http://echinologia.com/galeries/mellitidae/index.html#leodia

Afbeeldingen van mellita quinquiesperforata

aclinensis

Mellita aclinensis from the Late Pliocene Tamiami Fm. (Bed 6) of Charlotte County, Florida (UF 40387).

http://www.debelemniet.nl/itemzee-egels.html

Fossiele en recente zee-egels

 

Meer dan 800 soorten zee-egels

De eerste zee-egels stammen uit het Ordovicium. Ook tegenwoordig komen ze nog voor. Ze behoren in de stam van de Echinodermata (Stekelhuidigen) tot de klasse van de Echinoidea. Wereldwijd zijn er meer dan 800 soorten bekend. Enkele van die soorten komen aan de kust van Nederland en België voor. Een daarvan is het zeeboontje. Dit zee-egeltje wordt niet groter dan een centimeter. De van hun kleine stekels ontdane schalen kunnen in grote aantallen aanspoelen.

Zeeboontjes, gevonden aan de Zeeuwse kust.     Rijen met ambulacrale en interambulacrale plaatjes bij Echinocorys humilis.Echinocorys humilis uit het Boven-Krijt (Campanien) bij Coesfeld (Dld).

Hoe zien zee-egels eruit?

Zoals de naam al doet vermoeden, leven zee-egels in de zee. Meestal zijn ze halfbolvormig, hartvormig of schijfvormig. Hun grootte varieert meestal van ongeveer 1 tot 15 centimeter maar er zijn ook grotere soorten bekend. In feite bestaat het skelet van de dieren uit een harde schaal van calciet die is opgebouwd uit tien rijen dubbele plaatjes, de ambulacrale en interambulacrale zones. Van beide heeft de zee-egel er vijf. De verschillende plaatjes zijn met elkaar vergroeid. De schaal is bedekt met stekels, pedicellariae en sphaeridia. Bij bepaalde soorten zee-egels zijn duidelijk tuberkels te zien waarop deze aangehecht zijn. De zee-egel kan de stekels bewegen. Ze dienen vooral voor de verdediging van het dier. Als er gevaar dreigt, kan hij ze rechtop zetten. Bij bepaalde soorten zee-egels worden de stekels ook gebruikt voor de voortbeweging. Bij andere soorten, die in de zeebodem leven, kunnen de dieren ze gebruiken om in het sediment zelf te graven of om zich erin te graven. De stekels van een zee-egel kunnen verdeeld worden in primaire en secundaire stekels. De primaire stekels zijn het grootste. We vinden ze op de interambulacrale plaatjes. De kleinere secundaire stekels komen zowel op de interambulacrale als ambulacrale plaatjes voor. De pedicellariae komen we bij fossiele zee-egels niet vaak tegen. Het dier gebruikt ze om er zijn schaal mee schoon te maken en om ermee parasieten van het lijf te houden. De spheridia treffen we aan op de ambulacrale plaatjes. Het zijn zintuigjes die helpen om het dier rechtop te houden.

Hemipneustes striatoradiatus is een irregulaire zee-egel (Boven-Krijt - Maastrichtien) uit Zuid-Limburg. De gaatjes in de kalkschaal geven aan waar de podia gezeten hebben.    De tuberkels zijn goed te zien bij Hemicidaris crenularis (Jura - Malm) uit Novion Porcien (Fra).   Echinocorys scutala is een irregulaire zee-egel waarbij mond en anus aan de onderkant zitten (Boven-Krijt - Campanien) uit Hannover (Dld).

Op de schaal zitten ook rijen met kleine gaatjes. Door deze gaatjes kunnen de buisvoetjes of podia naar buiten worden gestulpt. Deze buisvoetjes hebben diverse functies. Zo kunnen ze helpen bij de voortbeweging. Soms hebben de podia zuignapjes, waarmee het dier zich aan de rotsbodem kan vastzuigen. Dit laatste is vooral belangrijk bij zee-egels die in de brandingszone leven. Verder bezit het dier een mond en een anus maar die zitten niet bij alle soorten op dezelfde plaats. Bij de regelmatige (regulaire) zee-egels zit de mond in het midden van de onderkant en de anus aan de bovenkant. Bij de onregelmatige (irregulaire) zee-egels zitten zowel mond als anus aan de onderkant. De mond hoeft daarbij niet persé in het midden te zitten. Bij de meeste zee-egels zit in de mond een krachtig, snavelachtig kauwapparaat dat bekend staat als de ‘lantaarn van Aristoteles’. Dit kauwapparaat bestaat uit een groot aantal skeletdelen. Daartoe behoren ook de tandplaten die het geheel dat snavelachtig aanzien geven. Aangezien deze tandplaten aan slijtage onderhevig zijn, wordt voortdurend nieuw plaatmateriaal aangemaakt. Doordat de kauwapparaten uit zoveel verschillende skeletdelen bestaan, fossiliseren ze niet vaak.In het inwendige van de zee-egel komen we het spijsverteringskanaal tegen, dat van de mond naar de anus loopt, en een watervaatstelsel. Ook treffen we er onder andere de geslachtsklieren aan die gonaden genoemd worden. Vanuit deze gonaden worden een aantal malen per jaar de zaadcellen en eicellen aan het zeewater afgegeven waar dan de bevruchting plaatsvindt.
Recente regulaire zee-egels. Links de onderkant met mond, rechts de bovenkant met anus.  Fossiele irregulaire zee-egel van vuursteen.  Vuurstenen zee-egel en de afdruk ervan in vuursteen.

Wat eten zee-egels en waar komen ze voor?Regulaire zee-egels treffen we meestal op de harde, rotsachtige zeebodem aan. Vaak zijn het planteneters of alleseters die soms zelfs kleine, levende prooien verslinden. Irregulaire zee-egels leven in het algemeen geheel of gedeeltelijk in het sediment op de zeebodem ingegraven. Ze voeden zich door dit sediment op te eten. De organische deeltjes uit het sediment verteren ze. Die vormen dus hun eigenlijke voedsel. De onverteerbare anorganische deeltjes scheiden ze via de anus weer uit.
Door recente zee-egels te bestuderen, proberen we een beter idee te krijgen van het leven van de fossiele soorten. Tegenwoordig leven de meeste zee-egels in ondiepe zeeën waar ze vaak met grote aantallen bij elkaar kunnen voorkomen.
Binnenaanzicht van het kauwapparaat van een Clypeaster uit het Tertiair - Mioceen (Calabrië - Italië).   Micraster glyphus uit het Boven-Krijt - Campanien is een hartvormige zee-egel (Hannover - Dld).  Deze doorgezaagde fossiele zee-egel zit in kalksteen die gebruikt is voor de bouw van de basiliek van Tongeren in België.

zeelelies

 (ECHINODERMATA °

http://facstaff.gpc.edu/~pgore/geology/geo102/burgess/crinoid.gif

Echmatocrinus

The earliest known crinoid. Note the difference between the stem of this specimen and that of later crinoids

http://nl.wikipedia.org/wiki/Crino%C3%AFde 
http://en.wikipedia.org/wiki/Crinoid
http://catalogue-of-organisms.blogspot.com/search/label/Crinoidea

Klasse :crinoidea

Twee ordes:
Isocrinida (zeelelies) en 
Comatulida (haarsterren)

http://gwydir.demon.co.uk/jo/fossils/crinoid.htm

Found in Germany, Seirocrinus subangularis, .
Lower Jurassic sea lily: features three distinct intertwined individuals appearing to be a plant, but are animal — a distant relative of today’s starfish and sea urchin.

Kolonie van Seirocrinus op met tweekleppigen (Inoceramus begroeid drijfhout    .http://www.natuurinformatie.nl/ndb.kbin.nl/natuurdatabase.nl/i000153.html
Holzmaden ( Stutgart )
Its plantlike morphology evolved to feed on plankton from its marine environment, reaching downward into the water from a floating piece of driftwood on which it was attached.
It measures 30 by 56 inches.

http://www.nsf.gov/news/news_summ.jsp?cntn_id=111722&org=NSF
Crinoids, commonly known as “sea lilies,” from the approximately 460-million-year-old Ordovician Bobcaygeon Formation in Ontario, Canada. These marine animals, which are echinoderms related to starfish and sand dollars, attached themselves to the sea floor and filtered food from the water with their feathery appendages. Crinoids are still alive today, but they are part of the Paleozoic evolutionary fauna, which was more abundant and diverse in the shallow seas that covered much of the present-day land area. The delicate specimens on this slab of rock were preserved when a strong storm toppled them to the sea floor and then buried them with a thin layer of mud.

Credit: Shanan Peters, University of Wisconsin-Madison.

Uintacrinus+socialis.jpg

http://1.bp.blogspot.com/_VA6LePZ6KNY/S3USDAZZ91I/AAAAAAAACDo/S7jQjnJHgSo/s400/Uintacrinus+socialis.jpg
Fossil assemblage of the very aptly named Uintacrinus socialis, from Hess 1999b.
sea lillies j feather stars.JPG
crinoids.JPG
Kansas crinoids.JPG
Arduin fossielen.JPG
ZEELELIE RESTEIGNE.JPG
 
<—Isocinides.JPG
.
.
.
.
.
fossil image icon
fossil image icon   fossil image icon fossil image icon fossil image icon  fossil image icon  fossil image icon fossil image icon  fossil image icon  fossil image icon fossil image icon
Abatocrinus sp    /.Burlington Limestone, Pike County, Missouri
Aorocrinus immaturus and Platycrinites symmetricus /,LeGrand, Iowa 
Taxocrinus / Edwardsville Formation, Montgomery County, Indiana
Barycrinus princeps /Edwardsville Formation, Montgomery County, Indiana
Barycrinus asteriscus and Macrocrinus sp./Montgomery County, Indiana
Barycrinus /Gilmor City Formation, Gilmore City, Iowa
Scytalocrinus sp./Borden Group, Montgomery County, Indiana
Crinoid limestone 
Crinoid limestone 
Sea Lily Stems

 

 

 

Fossil crinoid, Helicocrinus plumosus; late Silurian (c. 415 my old), West Brunswick, Victoria
Source: Museum Victoria

Een primeur: organische moleculen uit fossiele resten

gehaald

 19 februari 2013

fossiele resten

Lang dachten onderzoekers dat complexe organische moleculen het fossiliseringsproces niet konden overleven. Maar een nieuwe vondst spreekt dat tegen: wetenschappers zijn er voor het eerst in geslaagd om organische moleculen direct uit een fossiel te halen!

De onderzoekers troffen in Indiana en Iowa fossiele resten van zeelelies aan.

De zeelelies zijn waarschijnlijk tijdens een heftige storm bedolven geraakt onder een dikke laag sedimenten. Een groot deel van de poreuze skeletten van de stekelhuidige dieren zijn daarbij met mineralen opgevuld. Maar enkele poriën met daarin organische moleculen bleven intact.

 

Wetenschappers van de Ohio State University zijn er nu in geslaagd om deze organische moleculen direct uit de fossiele resten te halen. En dat is bijzonder.

“Er zijn in gesteenten wereldwijd heel veel gefragmenteerde biologische moleculen terug te vinden,” vertelt onderzoeker William Ausich.

“Het zijn de resten van oude planten en dieren. Ze zijn in stukjes gebroken en door elkaar gemixt.”

De onderzoekers hebben de organische moleculen die ze nu ontdekten, direct uit een organisme verwijderd.

“We kunnen met zekerheid stellen dat deze organische moleculen van het individu kwamen dat we bestudeerden.”

De moleculen die de onderzoekers uit de zeelelies verwijderd hebben, lijken

 te zijn, zo schrijven de onderzoekers in het blad Geology.

http://en.wikipedia.org/wiki/Quinone

Deze moleculen doen soms dienst als pigmenten of gifstoffen die een individu moeten beschermen tegen roofdieren.                              Onduidelijk is welke functie de chinonen in het leven van de zeelelies hadden.

Bronmateriaal:
Ancient Fossilized Sea Creatures Yield Oldest Biomolecules Isolated Directly from a Fossil” – OSU.edu
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door William Ausich / Ohio State University.

Darwinjaar Be NL Fr UK Links

INHOUD —-> https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/03/evodisku/

http://www.darwin200.nl/

98% aap

http://www.kennislink.nl/web/show?id=273874

Opening Darwin jaar /12 februari 2009

In 2009 is het 200 jaar geleden dat Charles Darwin werd geboren; 150 jaar geleden kwam zijn boek “On the origin op Species ” uit

Message WAARSCHUWING ( voor creationisten )
Het boek van Darwin noemt “On the Origin of Species”…niet “On the Origin of Life”!
Het ontstaan van leven uit levenloze materie valt niet binnen het gebied van de evolutietheorie.
Evenmin als het ontstaan van het heelal…
On the Origin of Species — “Over het ontstaan van soorten” — is het bekendste werk van Charles Darwin (1809 — 1882
Hierin ontvouwt hij de evolutietheorie die zoveel opschudding zou veroorzaken in de negentiende eeuw.
De impact van dit boek was enorm, zowel in natuurwetenschappelijke kring als daarbuiten.Het volgende is in het kort Darwins theorie:

via het natuurlijke proces van het selecteren van de best aangepaste (erfelijke) varianten onder de overproductie  van afstammelingen en  levensvormen, verandert het levende doorlopend, en zo ontstaan uiteindelijk wat men “soorten” noemt ( die niets anders zijn dan een punt in een continuum van stamlijnen  ) .

De nieuwe theorie maakte het scheppingsverhaal met de grond gelijk.
Om die reden is zij onophoudelijk bekritiseerd.
In 1859 verscheen de eerste druk.

Vanwege vele kritieken veranderde Darwin veel.  

Darwin is een grondlegger van de evolutieleer.
Wat niet inhoud dat de huidige denkbeelden nog steeds letterlijk dezelfde zijn , maar het is altijd in alle wetenschapsgebieden belangrijk te weten hoe de denkbeelden zijn ontstaan
Het oorspronkelijke   boek moet je  lezen als een wetenschap- historisch boek.
Er zijn sinds de publicatie van het boek veel nieuwe ontwikkelingen gekomen die dingen nuanceren , aanvullen , verbeteren  en  zelfs  verwerpen.
Toch is het interessant ook  om te lezen hoe darwin tot zijn evolutieleer is gekomen  ….


Vandaag de dag wordt de evolutietheorie weliswaar even algemeen aanvaard als de atoomtheorie of de gravitatietheorie, maar dat neemt niet weg dat zij de gemoederen nog steeds in beweging brengt,en dat ongetwijfeld nog geruime tijd zal blijven doen.
Regelmatig laait weer de discussie op over de juistheid van Darwins theorie (bv. in het natuurwetenschappelijk onderwijs en in kerkelijke kringen); daarom is herdruk en  een  vertaling naar modern taalgebruik nuttig.(voetnoot 1)

Darwins evolutietheorie is en blijft een van de meest revolutionaire visies op mens en natuur uit de wereldgeschiedenis, en het boek ” Over het ontstaan van soorten”  is een van de belangrijkste teksten  van de moderne tijd.

Man, this guy didn’t know anything

Tomasso 


Je hebt (als journalist of blogger  )al een aantal artikelen geschreven over evolutie, de evolutietheorie en Charles Darwin, maar je hebt nog nooit The origin of species… gelezen. ?
Dan is het in 2009, 150 jaar na de eerste druk, eindelijk zover.
Je leest eindelijk het boek waar alles mee begon (ok, ik overdrijf hier een beetje).
Hoe komt het dan op je over?

Dit experiment wordt onder de titel “Blogging the Origin” gedaan door John Whitfield.
Hij leest, voor het eerst The origin of species…, hoofdstuk na hoofdstuk, en blogged daarover (in het Engels).

Het is zeer interessant.

 

De uitspraak in de titel hierboven is de start van het blog over het eerste hoofdstuk: Variation under domestication.

http://scienceblogs.com/bloggingtheorigin/ 

Voetnoot

(1)

Overigens zijn er al ( met wisselend succes )pogingen ondernomen om “Darwin’s Origin” the up-daten …
Een van de bekendste is :
“ALMOST LIKE A WHALE ” van STEVE JONES

(2)

Een van de jongste :
ADAM RUTHERFORD 

http://www.guardian.co.uk/commentisfree/series/theoriginofspecies

Er waren reeds geruime tijd evolutietheorieën in omloop voor het werk van Charles Darwin in 1859 verscheen.

 

De belangrijkste innovatie van Charles betrof dus niet zo zeer het idee van evolutie op zich maar vooral dat van natuurlijke selectie; dit was ook het belangrijkste punt van onderscheid met de ideeën van zijn grootvader.

In de theorie van Charles treden biologische veranderingen tussen generaties op een geheel willekeurige manier op.
Veranderingen die in een bepaalde leefomgeving gunstig zijn leiden tot betere overlevings- en dus reproductiekansen.
De meest ‘fitte’ leden van een populatie, dat wil zeggen, zij die het best toegerust zijn op hun omgeving, zullen aldus de populatie
gaan overheersen.

 

 

 

( hierboven :  Giraffen evolutie volgens  het  Lamarckisme   )

Volgens Erasmus Darwin  hebben giraffes een lange nek omdat zij generaties lang hebben geprobeerd om bij blaadjes hoog in een boom te kunnen geraken(= dat isorthodox “Lamarckisme” ) ;

Volgens Charles Darwin  zijn giraffes met een toevallig langere nek de populatie gaan overheersen omdat zij zich beter konden voeden.

Om zijn evolutieleer te onderbouwen zou Darwin op latere leeftijd veel tijd doorbrengen met potten en planten in zijn eigen botanische kassen.

Darwin discovered two major forces in evolution — natural selection and sexual selection — and wrote three radical scientific masterpieces,
“On the Origin of Species” (1859),
“The Descent of Man and Selection in Relation to Sex” (1871) and
“The Expression of the Emotions in Man and Animals” (1872).

The “Origin,” of course, is what he is best known for.
This volume, colossal in scope yet minutely detailed, laid the foundations of modern biology.
Here, Darwin presented extensive and compelling evidence that all living beings — including humans — have evolved from a common ancestor,
and that natural selection is the chief force driving evolutionary change.

Sexual selection, ( in “Descent” ) he argued, was an additional force, responsible for spectacular features like the tail feathers of peacocks that
are useless for (or even detrimental to) survival but essential for seduction.

Before the “Origin,” similarities and differences between species were mere curiosities;
Questions as to why a certain plant is succulent like a cactus or deciduous like a maple could be answered only, “Because.”
Biology itself was nothing more than a vast exercise in catalog and description.
After the “Origin,” all organisms became connected, part of the same, profoundly ancient, family tree.
Similarities and differences became comprehensible and explicable.
In short, Darwin gave us a framework for asking questions about the natural world, and about ourselves.

He was not right about everything.
How could he have been?
Famously, he didn’t know how genetics works; as for DNA — well, the structure of the molecule wasn’t discovered until 1953.
So today’s view of evolution is much more nuanced than his.
We have incorporated genetics, and expanded and refined our understanding of natural selection, and of the other forces in evolution.

But what is astonishing is how much Darwin did know, and how far he saw.
His imagination told him, for example, that many female animals have a sense of beauty — that they like to mate with the most beautiful males.
For this he was ridiculed. But we know that he was right. Still more impressive: he was not afraid to apply his ideas to humans.
He thought that natural selection had operated on us, just as it had on fruit flies and centipedes.

As we delve into DNA sequences, we can see natural selection acting at the level of genes.
Our genes hold evidence of our intimate associations with other beings, from cows to malaria parasites and grains.
The latest research allows us to trace the genetic changes that differentiate us from our primate cousins, and shows that large parts of the human
genome bear the stamp of evolution by means of natural selection.

I think Darwin would have been pleased.
But not surprised.

The “Origin” changed everything. Before the “Origin,” the diversity of life could only be catalogued and described; afterwards, it could be explained and understood. Before the “Origin,” species were generally seen as fixed entities, the special creations of a deity; afterwards, they became connected together on a great family tree that stretches back, across billions of years, to the dawn of life. Perhaps most importantly, the “Origin” changed our view of ourselves. It made us as much a part of nature as hummingbirds and bumblebees (or humble-bees, as Darwin called them); we, too, acquired a family tree with a host of remarkable and distinguished ancestors.

The reason the “Origin” was so powerful, compelling and persuasive, the reason Darwin succeeded while his predecessors failed, is that in it he does not just describe how evolution by natural selection works. He presents an enormous body of evidence culled from every field of biology then known. He discusses subjects as diverse as pigeon breeding in Ancient Egypt, the rudimentary eyes of cave fish, the nest-building instincts of honeybees, the evolving size of gooseberries (they’ve been getting bigger), wingless beetles on the island of Madeira and algae in New Zealand. One moment, he’s considering fossil animals like brachiopods (which had hinged shells like clams, but with a different axis of symmetry); the next, he’s discussing the accessibility of nectar in clover flowers to different species of bee.

At the same time, he uses every form of evidence at his disposal: he observes, argues, compares, infers and describes the results of experiments he has read about, or in many cases, personally conducted. For example, one of Darwin’s observations is that the inhabitants of islands resemble — but differ subtly from — those of the nearest continents. So: birds and bushes on islands off the coast of South America resemble South American birds and bushes; islands near Africa are populated by recognizably African forms.

He argues that the reason for this is that new islands become colonized by beings from the nearest continents, and that the new inhabitants then begin evolving independently. He then asks: can animals and plants from the continents get to new islands, especially those that are far out at sea? To investigate this, he conducts experiments to see how long seeds from different plants can remain immersed in saltwater and still begin to grow. In short, he tests his reasoning over and over again.

He is also, in some respects, surprisingly far-seeing. The “Origin” does not just expound natural selection. It contains a wealth of additional ideas and hypotheses, some of which Darwin went on to elaborate in other books. Among them: sexual selection. This is the idea — and it remained controversial until recently — that males in many species are burdened with showy ornaments like enormous tails because the females of their species have, by repeatedly picking the showiest males as their mates, caused them to evolve them that way.

This is not to say that the “Origin” is flawless, or that Darwin was right in every respect. It isn’t, and he wasn’t. Nor is the book a definitive account of how evolution works. It wasn’t even definitive in his lifetime: he published six editions, revising, sometimes heavily, from one to the next. (In the third edition, which appeared in 1861, he introduced a historical sketch in which he discusses his precursors, including Matthew and Wells.) Yet his knowledge of the natural world is so immense, and the scrutiny to which he subjects his ideas is so thorough and scrupulous, that the “Origin” presents a grand new vision of the world. A vision that, as far as possible given the knowledge available at the time, he worked out in every detail. A vision that changed the world forever.

(Olivia Judson,)

Jerry Coyne :

The GALAPAGOS ISLANDS did not, as is often assumed, constitute a “eureka moment” for Darwin: he did not hit upon, nor even begin to formulate, his theory of “transmutation” until several years thereafter.

True, the Galápagos did constitute important evidence for the biogeographic chapters of The Origin, but this came as much from the plants (and Joseph Hooker’s analysis of them) as from the finches. Indeed, “Darwin’s finches” are not even mentioned in The Origin! This may be because Darwin botched his collections there, failing to put the island source on the collecting labels. He was forced to reconstruct the biogeography of the finches (which he at first didn’t see as a monophyletic group) using specimens collected — and properly labelled — by Darwin’s manservant and by Captain Fitzroy himself. Darwin’s failure to mention finches in The Origin may reflect his continuing uncertainty about the nature of the evidence. He knew by 1859 that the 14 species were indeed closely related (ornithologist John Gould had determined that for him), but the uncertainty about their biogeography led to confusion about what role geographic isolation played in the origin of species.

Darwin’s plant collections, on the other hand, were properly labeled, for pressing plants on the spot is more conducive to accurate recording of localities. And it was Joseph Hooker’s identification of the plants, their affinity, and especially the uniqueness of many species to specific islands, that helped convince Darwin he was on the right track.

Here, from Chapter 12, is the most famous mention of the Galápagos in The Origin. Notice Darwin’s clever use of rhetorical questions to attack creationism. How could a Victorian reader fail to be convinced by arguments like this?

The most striking and important fact for us in regard to the inhabitants of islands, is their affinity to those of the nearest mainland, without being actually the same species. Numerous instances could be given of this fact. I will give only one, that of the Galapagos Archipelago, situated under the equator, between 500 and 600 miles from the shores of South America. Here almost every product of the land and water bears the unmistakeable stamp of the American continent. There are twenty-six land birds, and twenty-five of those are ranked by Mr Gould as distinct species, supposed to have been created here; yet the close affinity of most of these birds to American species in every character, in their habits, gestures, and tones of voice, was manifest. So it is with the other animals, and with nearly all the plants, as shown by Dr. Hooker in his admirable memoir on the Flora of this archipelago. The naturalist, looking at the inhabitants of these volcanic islands in the Pacific, distant several hundred miles from the continent, yet feels that he is standing on American land. Why should this be so? why should the species which are supposed to have been created in the Galapagos Archipelago, and nowhere else, bear so plain a stamp of affinity to those created in America? There is nothing in the conditions of life, in the geological nature of the islands, in their height or climate, or in the proportions in which the several classes are associated together, which resembles closely the conditions of the South American coast: in fact there is a considerable dissimilarity in all these respects. On the other hand, there is a considerable degree of resemblance in the volcanic nature of the soil, in climate, height, and size of the islands, between the Galapagos and Cape de Verde Archipelagos: but what an entire and absolute difference in their inhabitants! The inhabitants of the Cape de Verde Islands are related to those of Africa, like those of the Galapagos to America. I believe this grand fact can receive no sort of explanation on the ordinary view of independent creation; whereas on the view here maintained, it is obvious that the Galapagos Islands would be likely to receive colonists, whether by occasional means of transport or by formerly continuous land, from America; and the Cape de Verde Islands from Africa; and that such colonists would be liable to modifications; the principle of inheritance still betraying their original birthplace.

On the Origin of Species: The Preservation of Favoured Traces
http://benfry.com/traces/
“Over het ontstaan van soorten door middel van natuurlijke selectie, of het behoud van bevoordeelde rassen in de strijd om het leven”
Charles Darwin
Dit is de veelgeprezen vertaling van Ludo Hellemans van de oorspronkelijke editie van On the Origin of Species uit 1859.
GRATIS DOWNLOAD
http://darwindownloads.nieuwezijds.nl/soorten.pdf

Over het ontstaan van soorten is het bekendste werk van Charles Darwin (1809–1882).
Hierin ontvouwt hij in ‘een lang argument’ de evolutietheorie die vanaf de publicatie op 24 november 1859 tot de dag van vandaag zoveel
opschudding heeft veroorzaakt.
De impact van dit boek op het denken is enorm geweest.
Vandaag de dag wordt de evolutietheorie weliswaar even algemeen aanvaard als de atoomtheorie, maar dat neemt niet weg dat zij de gemoederen
nog steeds in beweging brengt omdat ze de grens tussen geloof en wetenschap raakt.

Darwins benadering van het leven is rationeel en natuurwetenschappelijk.
Zijn wereldbeeld is opgebouwd uit louter kenbare en verifieerbare feiten.
Hij houdt zijn lezers voor dat alle levensvormen op aarde, de mens nadrukkelijk niet uitgezonderd, zijn geproduceerd door onbezielde en
doelloze natuurkrachten.

Darwins evolutietheorie is en blijft een van de meest revolutionaire visies op mens en natuur uit de wereldgeschiedenis,
en het boek Over het ontstaan van soorten is een van de belangrijkste teksten van de moderne tijd: een onbetwiste must in het wetenschappelijk canon.

http://www.nieuwezijds.nl/lees-darwin-nu/

‘There is grandeur in this view of life, with its several powers, having been originally breathed into a few forms or into one; and that, whilst this planet has gone cycling on according to the fixed law of gravity, from so simple a beginning endless forms most beautiful and most wonderful have been, and are being, evolved.’ Charles Darwin

Although Darwin had already presented his theory to fellow scientists, it was the publication of his book, On the Origin of Species by Means of Natural Selection, in 1859 that shook the rest of the world.

‘We must, however, acknowledge, as it seems to me, that man with all his noble qualities… still bears in his bodily frame the indelible stamp of his lowly origin.’ Charles Darwin

Initially greeted with controversy, Darwin’s ideas now form the foundation of modern biology.

‘It is interesting to contemplate an entangled bank, clothed with many plants of many kinds, with birds singing on the bushes, with various insects flitting about, and with worms crawling through the damp earth, and to reflect that these elaborately constructed forms, so different from each other, and dependent on each other in so complex a manner, have all been produced by laws acting around us.’ Charles Darwin

Title page of a first edition of On the Origin of Species by Means of Natural Selection.
Title page of a first edition of On the Origin of Species by Means of Natural Selection.

COPLETE ON LINE TEXT
http://www.literature.org/authors/darwin-charles/

The Voyage of the Beagle

The Origin of Species
Preface
Introduction
Chapter 1 – Variation Under Domestication
Chapter 2 – Variation Under Nature
Chapter 3 – Struggle for Existence
Chapter 4 – Natural Selection
Chapter 5 – Laws of Variation
Chapter 6 – Difficulties on Theory
Chapter 7 – Instinct
Chapter 8 – Hybridism
Chapter 9 – On the Imperfection of the Geological Record
Chapter 10 – On The Geological Succession of Organic Beings
Chapter 11 – Geographical Distribution
Chapter 12 – Geographical Distribution continued
Chapter 13 –
Mutual Affinities of Organic Beings: Morphology: Embryology: Rudimentary Organs
Chapter 14 – Recapitulation and Conclusion
Glossary

The Origin of Species – 6th Edition
The Descent of Man

MYTH’S ABOUT DARWIN’S TEXTS

Myth 1: > Myths about Darwin Darwin did not believe in the reality of species
> Myths 2: The origin of species Darwin did not explain the origin of species
> Myth 3: Darwin was a Lamarckian
> Myth 4: Darwin was a gradualist
> Myth 5: Darwin thought evolution relied on accidents and chance
> Myth 6: Darwin thought everything was due to natural selection
> Myth 7: Darwin thought that Australian aborigines were closer to apes than to Europeans

>Myth 8: Darwin was a social Darwinian

Een aantal organisaties besloten om 2009 uit te roepen tot Darwin jaar.

Voor het Darwinjaar 2009 in Nederland hebben musea, wetenschappelijke instellingen, science centers, openbare bibliotheken en media de handen ineen geslagen om Darwins gedachtengoed bij een breed publiek onder de aandacht te brengen. Door heel Nederland worden er activiteiten georganiseerd rond Darwin, het darwinisme en de evolutietheorie: tentoonstellingen, lezingen en symposia zowel voor een breed publiek als voor wetenschappers. Daarnaast zijn er activiteiten speciaal gericht op het onderwijs.

Kijk voor meer informatie en alle activiteiten op www.darwinjaar2009.nl.

Ook NWO-ALW doet mee aan verschillende activiteiten voor het Darwin jaar:

  • Negen onderzoeken zijn uitgewerkt tot artikelen, 5 uit het Open Programma, 4 uit het onderzoeksprogramma Evolutie en Gedrag. Deze worden geplaatst op de speciale educatieve website over Darwin en evolutie.
  • Iedere maand verschijnt er een artikel in Nvox, het blad van biologie docenten
  • In mei verschijnt er een boekje in de AO-reeks (Uitgeverij Actuele Onderwerpen)
  • In februari verschijnt er van de bij ALW ondergebrachte Stichting Biowetenschappen en Maatschappij een cahier over Darwin en genetica (kanker in het licht van de evolutie).
  • Niko Tinbergen lezing (mei) in samenwerking met NRC, Museum Boerhaave, Naturalis en Universiteit Leiden. Dit is een jaarlijkse publiekslezing over evolutie ter ere van de Nederlandse Nobelprijswinnaar en etholoog Niko Tinbergen. Organisatie: Universiteit Leiden, Museum Boerhaave, Naturalis, NRC en NWO. Plaats: Leiden.
  • Het NWO-programma Evolutie en Gedrag wordt op 17 en 18 september afgesloten met een wetenschappelijk congres.
  • De VPRO gaat de wereldreis van de Beagle nadoen. Hierbij is onder meer het NWO-instituut NIOZ bij betrokken.
  • NWO-ALW werkt mee aan de totstandkoming van een algemene brochure over het Darwin jaar. Deze publicatie zal in januari verschijnen.

Logo Darwinjaar

Op donderdag 12 februari, de geboortedag van Darwin, wordt het jaar geopend in het natuurhistorisch museum Naturalis in Leiden.

De speciale educatieve website over Darwin en evolutie. van Naturalis

150 jaar denken over evolutie

Anderhalve eeuw nadat Charles Darwin zijn baanbrekende boek “Over het Ontstaan van Soorten” publiceerde, is de evolutietheorie nog steeds de krachtigste verklaring voor de ontwikkeling van het leven op aarde.
Hier vind je informatie over Darwin, zijn denkbeelden, de verdere ontwikkeling van Darwins theorie, en actueel evolutie-onderzoek.
En natuurlijk over LEVEN, want dat is waar Darwin naar keek en waar onderzoekers nog steeds naar kijken.

Wat is leven? Wanneer spreek je van leven? Hoe en wanneer is het ontstaan? En waar heeft miljoenen jaren leven toe geleid?

Ontstaan van het leven >
DNA, de erfelijke basis van evolutie >
De cel, de eenheid van het leven >
Organisatie van het leven >
Korte geschiedenis van aarde en leven >
Biodiversiteit >

Overleven Genoeg te eten vinden om de volgende dag te halen. En niet vroegtijdig in de maag van een ander verdwijnen. Met een beetje geluk kun je de voortplantingsleeftijd halen en nageslacht verwekken. Want daar is waar het uiteindelijk om draait: het overleven van de soort.


Strategieën om te overleven >
Overleven in extreme omstandigheden >
Hoe dieren elkaar versieren >

Evolutie-topstukken zien? Veel Nederlandse musea bezitten opgezette dieren, fossielen of andere voorwerpen waar een evolutieverhaal aan vast zit. Soms zijn ze in de tentoonstelling te zien, maar vaker bewaren musea ze liever veilig achter slot en grendel.


Nederlandse evolutie topstukken >

Wat betekenen al die evolutiebegrippen?Hoe kwam Darwin tot zijn evolutietheorie? Wat dachten wetenschappers voor hem? En wat betekenen die moeilijke woorden die evolutiebiologen gebruiken?


Darwins denken >
Evolutie >
Evolutiedenken op een tijdlijn >
Evolutiebegrippen >

Waar houden onderzoekers zich zoal mee bezig?Het onderzoek naar evolutie is nog lang niet klaar. Er is nog veel te ontdekken. Ook Nederlandse biologen houden zich volop met evolutie-onderzoek bezig.


Interviews met onderzoekers >
Kijken naar evolutie op verschillende niveaus >
Onderzoek aan modelorganismen >
Hoe kun je zelf onderzoeker worden? >

Evolutieshow in ArtisVerschillen tussen man en vrouw, aanpassing van lichaamsvorm aan leefgewoonten, het ontstaan van het oog, camouflage en misleiding. Zomaar een paar evolutionaire thema’s die je ‘in levenden lijve’ kunt zien bij dieren in Artis.


Dieren showen evolutie in Artis >

Evolueren wij ook?

Zijn wij speciaal? Of zijn we gewoon ver ontwikkelde zoogdieren? In ieder geval hebben we als mensen al een lange ontwikkeling achter de rug.


Evolutie van de mens >
Onze herkomst in vier stappen >
Op zoek naar de Missing Link >

Kunnen we de evolutie beïnvloeden?Jazeker, we kunnen de evolutie zelfs versnellen en de richting bijsturen. Door kweken en fokken sleutelen we al duizenden jaren vanaf de ‘buitenkant’ aan planten en dieren. Maar nu kunnen we ook sleutelen aan de ‘binnenkant’: de genen. En dat geeft een stuk sneller resultaat.


Snel sleutelen: biotechnologie >
Langzaam sleutelen: domesticatie >

Hoe krijg je evolutie in beeld? Evolutie is niet zomaar te zien. Eerst moet je de ‘chaos’ aan planten en dieren indelen in soorten of andere overzichtelijke eenheden. Pas dan kun je evolutionaire verwantschappen ontdekken.


Ordening van de natuur >
Overzicht van levende wezens >
Ordenen in stambomen >
De natuur in beeld >

Darwin on lineDirect op internet te lezen: de complete werken van Charles Darwin in de oorspronkelijke versie.


Origin of species UK > NL >
Descent of man >
Voyage of the Beagle >
Andere boeken van Darwin NL >

Webquests en lesmateriaalSpeciaal voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs is hier een educatief programma over evolutie te downloaden. Leerlingen uit de bovenbouw van Havo/VWO vinden hier vier webquests.


Lesmateriaal en webquests over evolutie >

Fossielen en evolutieFossielen zijn versteende overblijfselen van organismen die lang geleden leefden. Je kunt ze zien als het ‘harde bewijs’ dat evolutie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Wat is een fossiel? >
Mammoet >
Dodo >
Fossiel ecosysteem Messel >
Levende fossielen >

Wat is er in het Darwinjaar te doen? In 2009 wordt de 150ste verjaardag van de evolutietheorie gevierd met allerlei activiteiten. Zoals tentoonstellingen, lezingen en debatten. En een Nederlands schip vertrekt om Darwins reis om de wereld over te doen.


Darwinjaar activiteitenoverzicht >
Darwins reis opnieuw >

Boeken /Pers /blogs

Charles Darwin. biografie

Video bespreking —> http://www.klara.be/cm/klara/1.104-searcharticle?directarticle=1.50772&article=1.50772
Auteurs Adrian Desmond en James Moore stellen hem voor als een gekwelde man, die worstelde met zijn diepgelovige milieu.
Darwin-kenner Geerdt Magiels las het boek en heeft er enkele kanttekeningen bij.

[“Darwin. De Biografie”. Adrian Desmond en James Moore. Uitgeverij Nieuw Amsterdam, 2008]
http://www.nieuwamsterdam.nl/boekUitgave.aspx?ID=1181

“Darwin plaagde voortdurend. Hij had weinig geduld met mensen die van God en zijn creaties iets menselijks wilden maken.
Darwin stelde dat God geen behoefte had aan onze complimenten, dat het niet nodig was Hem te vertellen hoe sterk Hij op ons leek.
Voor hem was God gewoon God.
God maakte de wetten die planeten laten bewegen en soorten ontstaan, maar Hij is niet verantwoordelijk voor de beweging van elke planeet, noch voor het ontstaan van elke soort.
Darwin ging op zoek naar de universele wetten van het leven.
Zijn voornaamste verdediger, Thomas Huxley, vergeleek de klassieke mensengod met een soort supernatuurlijke duivenkweker die hier en daar wat beestjes selecteert om er een mooie variëteit mee te maken.
Darwin plaatste God boven dat beperkte beeld.”

bron : (Knack Ontdek: De theorie van een genie: Darwin: over mensen en andere dieren, januari 2009, vraaggesprek met wetenschapshistoricus James Moore, biograaf van Charles Darwin,
die twintig(!) jaar geleden, samen met Adrian Desmond, het boek ‘Darwin: The Life of a Tormented Evolutionist’ schreef…Nu, én volgens kenners in slechte vertaling, )

KENNISLINK ;

Evolutie, zo zit het!

Een pasgeboren baby, een vlinder die uit een cocon kruipt, een dolfijn die enthousiast uit het water springt: het leven op aarde heeft iets wonderlijks. Het is dan ook niet zo raar dat veel mensen het ervaren als heilig of goddelijk. Een wetenschappelijke theorie om al dit moois te verklaren voelt wat kil en zakelijk. Toch danken we al het leven op aarde aan de processen van de evolutie: een elegante theorie die ons meer vertelt over wie we zijn en waar we vandaan komen.

Kennislink folder: Evolutie – zo zit het (herziene versie april 2009)

‘s Winters stikt het van de musjes in de achtertuin. Leuk gezicht, maar ze komen niet allemaal even goed de winter door. Sommige mussen overleven het niet omdat ze badderen in een plasje smeltwater en doodvriezen op de schutting. Andere mussen vergaan van de honger, kleumend op een takje. Hun snaveltjes hebben net niet de juiste kromming om goed te kunnen snoepen van de vetbollen en pinda’s die mensen voor ze ophangen. Maar een derde soort mus – toevallig net iets anders dan de eerste twee – blaakt van gezondheid. Deze mussen blijven uit het water en overleven de vrieskou door hun buik rond te eten. In de lente gaan zij als eerste met takjes en wormpjes in de weer, helemaal klaar voor een nieuw nestje.

De snaveltjes van deze vinken brachten Darwin op het idee: soorten veranderen omdat alleen de meest succesvolle leden lang genoeg leven om nakomelingen te krijgen.

Dit is evolutie in actie. In een barre omstandigheid zoals een strenge winter blijkt een toevallige aanpassing aan de soort – een net iets handiger gevormde snavel – enorm belangrijk. Ze moeten immers lang genoeg leven om nakomelingen te maken. En omdat die nakomelingen ook weer die handige snavel erven, zullen zij de volgende winter beter doorkomen dan onhandig gesnavelde musjes. Die zijn dan na een vorstperiode zo verzwakt, dat ze niet meer aan kinderen maken toekomen. Als je er goed over nadenkt is het heel logisch: na verloop van tijd zijn er voornamelijk mussen van de derde soort, die elke winter smullen van de pinda’s aan de schutting.

Darwin trok in de 19e eeuw precies dezelfde conclusie na zijn reis naar de Galapagoseilanden. Op het ene eiland hadden vinken een stompe snavel en op de andere een scherpe. Dat was wel zo handig, want ze moesten ook in andere omstandigheden hun voedsel zoeken. Maar hier was nog iets extra’s aan de hand. Omdat de vinken helemaal van elkaar gescheiden leefden, waren ze zo uit elkaar gegroeid dat ze niet meer tot dezelfde soort behoorden. Dat bracht Darwin op een nieuw idee, namelijk dat in de natuur uit één diersoort andere soorten kunnen ontstaan.

Eigenlijk weten we dat allang. Uit de wolf is bijvoorbeeld heel lang geleden de hond ontstaan. En niet één soort hond, maar talloze soorten. Van Paris Hiltons Chihuahua tot de Husky die poolreizigers door sneeuwstormen heen loodst. Wij fokken de hondenrassen zodat ze het beste zijn aangepast aan hun omstandigheden, maar in de natuur werkt het net zo. Toevallig raakt één soort mus, of wolf, of giraf, beter aangepast aan de (moeilijke) omstandigheden, waardoor die soort meer kinderen krijgt die ook de goede aanpassing hebben. En zo veranderen soorten, oftewel: ze evolueren.

De Husky is maar één van de hondenrassen die door mensen is gefokt met een reden. Het ras gedijt goed in poolgebieden, waar ze mensen helpen door bijvoorbeeld sleeën te trekken.

Minder aap, meer mens

“Als evolutie voor elk ander dier geldt, waarom dan niet voor de mens?”, dacht Darwin later. De wetenschap geeft hem gelijk. Wetenschappers vonden overblijfselen van een soort aapmensen die langzaam rechtop gingen lopen, hun haar verloren en gereedschap leerden gebruiken. Dat waren onze voorouders. Ze hadden meer succes dan hun hurkende, harige tijdgenoten. Zo werden we in vijf à zes miljoen jaar langzaam maar zeker minder aap en meer mens.

Leven

Als de ene soort uit de andere ontstaat, hoe ontstond dan de eerste levensvorm? Hoe kwam het startsein voor de evolutie tot stand?

Lang voordat mensen, dieren en zelfs bacteriën de aarde bevolkten, waren er alleen hele eenvoudige moleculen in een ‘oersoep’. Wetenschappers gaan er van uit dat hierin de eerste bouwstenen voor het aardse leven ontstonden. Laboratoriumexperimenten hebben duidelijk gemaakt dat dit zeer wel mogelijk is. Onder omstandigheden die ook tijdens de aardse oertijd aanwezig waren, ontstonden de moleculaire bouwstenen van het huidige aardse leven.

Zomaar leven

De grote vraag is hoe uit ‘dode’ bouwstenen leven kon ontstaan. Het antwoord luidt: stapje voor stapje. Het idee is dat de bouwstenen in de oersoep zich door ‘toevalstreffers’ aaneenregen tot grotere moleculen. De kans op zulke treffers is héél klein. Maar in honderden miljoenen jaren kwamen ze toch vaak voor. Het is denkbaar dat zo een ‘oer-DNA’ ontstond, dat samen met andere nieuw gevormde moleculen de eerste levende cel vormde.

De opstelling van het Urey-Miller experiment zoals het in 1953 werd uitgevoerd. De wetenschappers Harold Urey en Stanley Miller stelden een nagemaakte oersoep bloot aan de condities die zich ook op de oer-aarde voordeden. Tot hun verbazing vonden ze na afloop aminozuren, de bouwstenen van al het leven op aarde. Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Staartje

Nadat het eerste levende wezentje was ontstaan nam het evolutieproces het werk van toeval over. Hoe dat ging, kunnen we nu nog terugvinden. Daarvoor graven we in de grond. De grond bestaat uit aardlagen. In zo’n laag vinden we dieren en planten die in die periode hebben geleefd. Ze zijn in die periode doodgegaan en in de aardlaag blijven liggen, waardoor het fossielen zijn geworden. Tijdens miljoenen jaren bedekken nieuwe aardlagen de oude. Hoe dieper we graven, hoe ouder de aardlagen zijn. Door fossielen uit een oudere aardlaag te vergelijken met fossielen in jongere aardlagen zien we hoe soorten in die miljoenen jaren evolueerden.

Ook in de ontwikkeling van een foetus zien we de evolutie aan het werk. Alle zoogdieren hebben in aanleg poten. Aan de buitenkant van een walvis zie je deze poten niet terug, maar diep in zijn lichaam liggen wel degelijk kleine botjes waar normaal gesproken de poten zouden zitten. Of neem een mensenfoetus: die heeft een staartje. Dat staartje verdwijnt voor de tiende week van de zwangerschap. Het staartje is een overblijfsel van de tijd dat de voorouder van de mens nog een echte staart had.

Een plaatje van een menselijk embryo. De staart van de foetus is hierop duidelijk te zien.

Logisch

De evolutietheorie heeft drie ingrediënten. 1. In elke soort komen toevallige verschillen met andere leden van de soort voor. Het kan gebeuren dat een mus een net iets andere snavel heeft. 2. Soms is zo’n verschil handig bij het overleven in moeilijke omstandigheden. 3. Dat handigheidje geef je weer door aan je kinderen, die ook beter kunnen overleven dan hun soortgenoten. Zo verklaart de evolutietheorie op een logische manier hoe het leven op aarde zich heeft ontwikkeld. En door goed te kijken naar fossielen en aardlagen en na te denken over hoe we nu in elkaar zitten, kunnen we dat ook aantonen. Evolutie is geen kwestie van geloven. Kijk net als Darwin om je heen en zie dat het klopt.

Misverstanden over evolutie

Prikkende fossielen

Sommige mensen beweren dat alle fossielen tegelijk ontstonden door een grote ramp. Deze zorgde dat al het leven verdronk en werd begraven onder de aardlagen. Maar waarom liggen vissen dan in de onderste aardlaag? Die verdrinken namelijk niet.
Fossielen die door meer dan één aardlaag heen steken waren het slachtoffer van terugkerende vloed, stollend lava en modderstromen. In Nova Scotia, Canada, zien we nu hoe aardlagen zich razendsnel om bomen heen opbouwen.

Evoluerende foetus

In de 19e eeuw dacht Haeckel dat een foetus eerst van eencellige moest evolueren naar vis en reptiel voordat het een mensenfoetus werd. Haeckel tekende de embryo’s van vijf dieren en een mens naast elkaar om dit proces duidelijk te maken. Nu weten we dat dit idee niet klopt.

Geen beter dier

Evolutie is vaak synoniem voor verbetering. Maar dat klopt niet. De toevallige aanpassingen waarmee sommige dieren worden geboren zijn lang niet altijd nuttig. Een jong beertje heeft niks aan een witte vacht als hij in het bos opgroeit. Sterker nog, de kans is groot dat hij verhongert en geen kinderen krijgt. Zo verdwijnt de toevallige aanpassing weer en blijven alle beren in het bos bruin.

Evolutie

Wie Darwin denkt, denkt evolutie. Maar wat is evolutie eigenlijk precies? Hoe kwam Darwin aan zijn ideeën? Hoe ziet de evolutie van het leven op aarde er precies uit en hoe zijn we zelf ontstaan? Hoeveel invloed heeft Darwin nog in de moderne wetenschap? Op al deze vragen krijg je antwoord in dit evolutiedossier.

Op 12 februari 2009 is het 200 jaar geleden dat Charles Darwin, ontdekker van de evolutietheorie, werd geboren. Bovendien publiceerde hij zijn invloedrijke werk ‘On the origin of species’ precies 150 jaar geleden. Tijd dus voor een dossier over evolutie. Hierin lees je alles over de man achter de theorie, de evolutie van oersoep tot moderne mens en de invloed van Darwin in de rest van de wetenschap.

Wetenschappers hadden niet altijd zoveel bewondering voor Darwin’s evolutietheorie als nu. Toen hij zijn theorie net presenteerde, vonden veel onderzoekers en theologen de gedachte dat mensen zouden afstammen van apen maar aanstootgevend. Nu kunnen we ons dat niet meer goed voorstellen, maar toen was het idee van een Darwinjaar waarschijnlijk net zo raar als het idee dat iemand de evolutie ontkent nu is.

De jonge Darwin

Charles Robert Darwin werd in 1809 geboren in Shrewsbury, vlakbij Birmingham in West-Engeland. Al vanaf het begin las de jonge Darwin boeken over de natuur en hield hij zich bezig met het verzamelen van schelpen, insecten en mineralen. Zijn vader (zelf arts) zag geen toekomst voor zijn zoon als natuurwetenschapper en stuurde Charles daarom op zijn zestiende naar de universiteit van Edinburgh om medicijnen te studeren.

Darwin als jochie van 7 jaar. Zoals je ziet op dit schilderij was hij een grote liefhebber van de natuur.

Na twee jaar verliet Darwin de opleiding. Het belangrijkst dat hij geleerd had, was het opzetten en conserveren van vogels en andere dieren. Volgens zijn vader moest Charles dan maar dominee worden. Daartoe verbleef hij drie jaar op het Christ College van de universiteit van Cambridge, waar alle wetenschappers de natuurlijke theologie (zie kader) aanhingen.

Darwin’s inspiratiebronnen

In de tijd van Darwin geloofden mensen in de westerse wereld dat de aarde enkele duizenden jaren oud is. De planeet wordt bewoond door vormen van leven die onveranderlijk zijn. Dit idee is afkomstig van de filosofen Plato en Aristoteles (427 tot 322 jaar voor Christus), maar werd nog versterkt door het opkomen van de natuurlijke theologie rond 1700. Deze leer gaat er vanuit dat alle levensvormen in één week zijn gemaakt door een Schepper die eerst het heelal creëerde.

Een aantal wetenschappers zag halverwege de zestiende eeuw al barstjes in de natuurlijke theologie theorie. Zo realiseerde de Fransman Georges Cuvier zich dat de geschiedenis van het leven op aarde vastligt in afdrukken in de rotsen (fossielen). Ook ontdekte hij dat hoe dieper de fossielen in de rotsen lagen, hoe ouder ze zijn en hoe minder ze lijken op moderne soorten. Zelfs het uitsterven van soorten behoorde volgens Cuvier tot de mogelijkheden.

Twee Schotse geologen, James Hutton (1726-1797) en Charles Lyell (1797-1875), vormen de belangrijkste inspiratiebron van Darwin. Zij deden de ontdekking dat de aarde verandert door continue, langzame acties en niet door plotselinge gebeurtenissen. Dit betekent niet alleen dat de aarde veel ouder moet zijn dan duizenden jaren, de wetenschappers zagen ook in dat langzame processen op de lange termijn grote verschillen kunnen bewerkstelligen. Natuurlijke theologie zien we tegenwoordig nog terug in stromingen als het creationisme en intelligent design.
(Op de foto: Georges Cuvier)

Meer over creationisme en intelligent design:

Op reis met de Beagle

Darwin’s professor in de botanie (John Henslow) introduceerde hem na het behalen van zijn graad bij de kapitein (Robert Fitzroy) van het schip de Beagle. Fitzroy was van plan een reis rond de wereld te maken om de waarheid van natuurlijke theologie te bewijzen. In december 1831 vertrok de Beagle richting Zuid-Amerika. Darwin concentreerde zich tijdens de reis voornamelijk op het verzamelen van planten en dieren. Na bijna vijf jaar varen bestond zijn collectie uit duizenden exemplaren. Hij merkte op dat Zuid-Amerikaanse soorten hele andere eigenschappen hebben dan Europese soorten.

Darwin’s reis met de Beagle.

Meer over Darwin:

De evolutietheorie

Eenmaal weer thuis deed Darwin de ontdekkingen die hem op het spoor van de evolutietheorie zette. Aan zijn collectie van de Galápagos eilanden (vulkanische eilanden 900 km van de westkust van Zuid-Amerika) zag hij dat de meeste soorten die hij daar verzameld had nergens anders ter wereld voorkomen. Toch lijken zij wel een beetje op soorten van het Zuid-Amerikaanse vasteland. Zou het mogelijk zijn dat planten en dieren van de ene plek naar de andere plek verhuizen en zich aanpassen aan hun nieuwe omgeving? Darwin dacht van wel, maar was terughoudend met het introduceren van zijn theorie in de samenleving.

Een van de diersoorten die Darwin op het idee van evolutie brachten, waren de vinken op de Galápagos eilanden. Op het ene eiland zag hij een vink met een scherpe, spitse snavel. Op het andere eiland trof Darwin nagenoeg dezelfde vink aan, maar dan met een stompe snavel. Klaarblijkelijk was er ooit één soort vink, die zich door de verschillende omstandigheden op de beide eilanden net iets anders had ontwikkeld – oftewel: net iets anders was geëvolueerd.

Pas in 1859 publiceerde Darwin zijn ‘On the origin of species’. In dit werk maakte de natuurwetenschapper twee belangrijke punten. Elke soort die op dit moment op aarde leeft, is ontstaan uit een voorouder (met andere woorden: soorten zijn geleidelijk ontstaan). Een groep planten of dieren kan veranderen doordat sommige individuen gunstige eigenschappen hebben en daardoor meer nakomelingen krijgen dan anderen (voortbestaan van de best passende of ook wel survival of the fittest). Dit mechanisme staat bekend als natuurlijke selectie en zorgt er uiteindelijk voor dat soorten aangepast raken aan hun omgeving. De combinatie van deze twee punten vormt de basis van de evolutietheorie.

Geen twee wezens zijn hetzelfde. Dat komt ten eerste natuurlijk doordat we een combinatie zijn van de genen van onze vader en onze moeder. Maar er kan ook nog iets anders gebeuren: per ongeluk verandert een stukje van onze genetische code. Zo’n toevallige verandering noemen we een mutatie. Meestal is die mutatie niet handig of zelfs schadelijk. Dan is de kans niet groot dat hij wordt doorgegeven aan de volgende generatie. Maar als die mutatie er toevallig voor zorgt dat je beter aan je omgeving aangepast bent, dan heb je juist meer kans dat je veel nakomelingen krijgt die ook die mutatie hebben. Gefeliciteerd! Je kinderen zijn zojuist een beetje geëvolueerd.

Meer over evolutie:

Van oersoep tot moderne mens

Darwin stelde dat elke soort is ontstaan uit een voorouder. Dit betekent dat we de stamboom van het leven op aarde moeten kunnen reconstrueren van oersoep tot moderne mens. De aarde ontstond ongeveer 4,5 miljard jaar geleden, maar was toen nog onbewoonbaar. Onze planeet werd gebombardeerd door rotsen, afkomstig van de vorming van de rest van het zonnestelsel. De extreme hitte die hierbij vrijkwam, zorgde ervoor dat zeeën en oceanen niet ontstonden. Ook het feit dat de aarde zelf nog warm was, speelt een belangrijke rol.

Darwin had ongelijk

Darwin dacht dat er één enkele voorouder was. Vanuit deze voorouder – de stam van de ‘tree of life’ – waren alle levende soorten – de takken – ontstaan. Zodra een soort zich splitste in twee nieuwe soorten, kwamen die nooit meer bij elkaar. Op de afbeeldingen zie je een pagina uit zijn notitieboek waarin hij dat idee voor zichzelf op papier zette.

Ondertussen weten we dat dit niet helemaal klopt. Zo wisselen microbes van verschillende soorten links en rechts toch stukjes genetisch materiaal uit. En dat geldt niet alleen voor microben. Ook zoogdieren van twee soorten kunnen DNA uitwisselen. Dat doen ze op de ‘ouderwetse’ manier: door samen kinderen te maken. Zo zijn er aanwijzingen dat de Homo erectus en de neanderthalers samen succesvol hybride nakomelingen kregen.

Bron: Why Darwin was wrong about the tree of life (New Scientist, 21-1-2009)

Ongeveer 3,9 miljard jaar geleden was de stenenregen ten einde en koelde de aarde langzaam af naar een temperatuur waarbij vloeibaar water voorkwam. Vlak daarna ontwikkelden zich waarschijnlijk ook de eerste tekenen van leven. Het gaat voornamelijk om eencelligen zonder celkern (prokaryoten) die leven van koolstofdioxide en zuurstof uitstoten in de atmosfeer: cyanobacteriën. 2,7 miljard jaar geleden hadden deze cyanobacteriën zoveel zuurstof geproduceerd dat veel meer levensvormen een kans kregen.

Meer over ontstaan van het leven:

Al snel ontstonden eencelligen met een celkern (eukaryoten). 1,2 miljard jaar geleden voegden ook de meercelligen zich bij het leven op aarde. Dit gaf aanleiding voor het in gang zetten van een (geologisch gezien) snelle toename in de diversiteit aan levensvormen: de zogenaamde Cambrium explosie (543-510 miljoen jaar geleden) waarin de basis werd gelegd voor het ontstaan van de meeste moderne diergroepen. In de perioden daarna koloniseerden de eerste planten, schimmels en dieren het land. Op de komst van de zoogdieren moeten we wachten tot ongeveer 145 miljoen jaar geleden. De moderne mens is pas ontstaan ten tijde van de ijstijden (tussen 1,8 en 0,1 miljoen jaar geleden).

Meer over evolutie van het leven:

Over mensen en apen

Darwin meende dat ook de mens een product is van evolutie. Wij zouden zijn ontstaan uit een aapachtige voorouder. Het belangrijkste kenmerk van de groep apen, mensapen en mensen is de opponeerbare duim. Daarmee hebben soorten uit deze groep als enige de mogelijkheid om met hun duim de topjes van iedere vinger aan te raken. Deze eigenschap is waarschijnlijk ontstaan als aanpassing aan het leven in bomen, maar wordt door de moderne mens benut voor precisie bij het werken met voorwerpen. Mensapen zijn 25 tot 30 miljoen jaar geleden afgesplitst van de oude wereld (Afrika en Azië) apen. Uit DNA-onderzoek blijkt dat mensen het dichtst bij chimpansees en bonobo’s staan (met beide mensapen delen we 98 procent van ons DNA). De laatste gemeenschappelijke voorouder van mensaap en mens leefde waarschijnlijk vijf tot zeven miljoen jaar geleden.

De stamboom van de mensapen. Van de gemeenschappelijke voorouder splitste zich als eerste een aapsoort af, die zich sindsdien heeft ontwikkeld tot orang oetan. De volgende tak is voor de hedendaagse gorilla’s. De moderne mens is het meest verwant met de chimpansee en de bonobo. Het is overigens erg waarschijnlijk dat er ooit nog meer mensaapachtige soorten zijn geweest, die ondertussen zijn uitgestorven.

Meer over mensen en apen:

Evolutie van de moderne mens

De oudste mensachtigen behoorden tot de groep van de Australopithecus soorten. Deze groep ontstond vier miljoen jaar geleden en ontwikkelde het lopen op twee voeten. Er waren robuuste Australopithecus met sterke kaken en grote tanden, aangepast aan het eten van hard voedsel. Daarnaast leefden ook dunne, slanke soorten waarvan het gebit voornamelijk zacht voedsel verwerkte. Uit deze laatste groep zijn vermoedelijk de mensachtige soorten van het geslacht Homo ontstaan. Dit gebeurde ongeveer 2,5 miljoen jaar geleden.

Lucy in the sky with diamonds

Op de afbeelding zie je de reconstructie van een vrouwelijke Australopithecus afarensis. Het meest bekende lid van deze voorouder is waarschijnlijk Lucy. Ze is genoemd naar het Beatlenummer ‘Lucy in the sky with diamonds’, dat op de avond dat ze werd ontdekt opstond in het kamp van de vinders van haar skelet.

Overigens zijn er wetenschappers, zoals de Amerikaanse archeoloog Lori D. Hager – die betwijfelen of Lucy wel echt een vrouw is. De voornaamste reden om dit aan te nemen is dat ze, hoewel volwassen, toch behoorlijk klein is. Dat past in de theorie dat bij de a. afarensis mannen veel groter en sterker waren dan vrouwen. Helaas zijn er maar een paar exemplaren van a. afarensis gevonden, dus er iets niet veel vergelijkingsmateriaal. Dat maakt de conclusie dat Lucy een vrouw was omdat ze klein was extra dubieus, aldus Hager. Je gebruikt dan namelijk je theorie om dezelfde theorie te bevestigen.

Bij de latere voorouders van de mens – die tot het geslacht Homo behoren is het gemakkelijker om te zien of een skelet aan een vrouw toebehoort. Omdat deze vroege mensen al hele grote schedels hebben zijn de heupen van de vrouw breder dan die van de man, zodat ze een baby met een groot hoofd kon baren.

Zo heeft de stamboom van de moderne mens en haar voorouders er waarschijnlijk uitgezien. Het is voor wetenschappers lastig om dit precies te weten, omdat er maar zo weinig skeletten van onze voorouders gevonden zijn. Bovendien zouden er nog best meer mensensoorten geweest kunnen zijn, waarvan de resten (nog) niet zijn gevonden.

Rond 1,8 miljoen jaar geleden was Homo erectus de eerste soort die Afrika verliet en Azië (en waarschijnlijk later ook Europa) koloniseerde. In Europa vormde erectus de voorouder van de Neanderthaler die 200.000 tot 40.000 jaar geleden ontstond. Ook vanuit Afrika ging de evolutie van de mens intussen door. De moderne mens ( Homo sapiens) verspreidde zich over de hele wereld door een tweede massale migratie vanuit Afrika, 100.000 jaar geleden. Deze groep verdreef regionale populaties (zoals de Neanderthalers in Europa), zodat uiteindelijk alle mensen van dezelfde voorouder afstammen. Dit scenario staat bekend als de ´Out of Africa´ theorie en wordt onderschreven door het meeste moderne DNA-onderzoek.

De verspreiding van Homo sapiens over de planeet. In het rood de Homo sapiens, in het geel de neanderthalers en in het groen de vroege homoniden, zoals Homo erectus en Homo ergaster.

Meer over evolutie van de moderne mens:

Andere overgangsfossielen

De geleidelijke ontwikkeling van een aapmens naar de moderne mens ( Homo sapiens) is één goed voorbeeld met overgangsvormen. Er zijn echter meer voorbeelden van overgangsvormen. Een schoolvoorbeeld is de overgang van een vis naar landdier tijdens de Devoon periode. In enkele tientallen miljoenen jaren ontwikkelden vissen poten die later dienden om het land te bevolken. Het moderne paard was er ook niet ineens. De veel kleinere, verre voorouder leefde ongeveer vijftig miljoen jaar geleden in de tropische bossen. Met de komst van de grassen en steppes evolueerde het paard tot wat het nu is. Een derde voorbeeld is de ontwikkeling van de walvissen. Deze zijn ontstaan uit dieren die eerst op het land leefden.

Overgangsfossielen liggen niet voor het oprapen. Slechts ongeveer 1% van alle leven is gefossiliseerd en nog lang niet alles heeft een naam gekregen. Dit bemoeilijkt het vinden van overgangsfossielen enorm. Voor heel veel fossielen is het niet mogelijk om DNA te gebruiken. DNA vergaat geologisch gezien snel.

De evolutie van vis naar vierpotigen. De in 2008 ontdekte Ventastega is hier in rood ingevoegd. Aangepaste bron: GNU

Meer over overgangsfossielen:

Wetenschap na Darwin

Tegenwoordig weten we dat DNA en genen belangrijk zijn bij het bepalen van evolutie. Darwin besefte wel dat er voor natuurlijke selectie een soort erfelijkheid nodig was, maar had op dat moment nog geen idee hoe dit eruit kon zien. In 1865 publiceerde Gregor Mendel zijn beroemde erfelijkheidswerk. Begin twintigste eeuw werd ingezien dat de natuurlijke selectie van Darwin een genetische basis moest hebben. Alleen de best passende genen worden doorgegeven aan de volgende generatie. Vanaf dat moment kwamen ook termen als ‘kin selection’ (oma investeert in de verzorging van kleinkinderen, omdat een kwart van haar genen daardoor in de populatie blijft) en ’ the selfish gene’ (evolutie werkt niet ten gunste van het voortbestaan van de soort, maar is slechts gericht op het doorgeven van gunstige genen).


Gelukkig zijn we na Darwin niet opgehouden met nadenken over de evolutie. In deze documentaire legt evolutiebioloog Richard Dawkins – bekend van zijn ‘zelfzuchtige genen’-theorie en ook wel Darwin’s pitbull genoemd – onder meer uit wat we na Darwin nog allemaal te weten zijn gekomen over de evolutie van de moderne mens.

Ook andere wetenschappelijke vakgebieden maken dankbaar gebruik van Darwin’s werk. Zo is er de sociobiologie dat probeert menselijk gedrag te verklaren aan de hand van evolutie. De exobiologie kijkt naar de mogelijkheden voor het ontstaan en ontwikkelen van leven op andere planeten. En dan is er nog de evolutionaire geneeskunde. Deze discipline zoekt verklaringen voor het voorkomen van bepaalde moderne ziekten en bestudeert ook de evolutie van allerlei ziekteverwekkende micro-organismen. Kortom 150 jaar na het verschijnen van zijn werk vormt Darwin nog steeds een inspiratiebron voor de moderne wetenschap.

Evolutie en sociobiologie:

Evolutie en exobiologie:

Evolutie en geneeskunde:

Meer weten over het Darwinjaar en evolutie?

Het hele jaar door zijn er allerlei activiteiten die te maken hebben met Darwin en de evolutie. Ook Kennislink doet mee – zo bespreken we op de pagina gedragswetenschappen elke week een boek over evolutie. Een link naar de Nederlandse website over het Darwinjaar en de reeds besproken boeken vind je hieronder.

Darwins drijfveren: geloof, racisme en passie

1 januari 2010

De wereld op zijn kop zetten. Het is het leven van meneer Charles Darwin in een notendop. 73 jaar zocht hij naar verklaringen waarmee de biologie – maar bovenal het geloof – in een ander daglicht zou komen te staan. Zijn theorieën kennen we allemaal. Wat hem dreef is echter tamelijk onbekend, maar niet minder interessant.

Het is 1859 als Charles Darwin het boek On The Origin of Species by Means of Natural Selection, or the Preservation of Favoured Races in the Struggle for Life publiceert. Het zou zijn meesterwerk worden en de biologische wereld op zijn kop zetten. Maar ook de kerk schudde op haar grondvesten. Het bestaan van een bovennatuurlijke intelligentie was eeuwenlang voor waar aangenomen, maar werd nu met een simpele armbeweging van tafel geveegd. Geen God. Geen bovennatuurlijke macht. Maar evolutie. Het werk veroorzaakte dan ook een schokgolf aan reacties. De één was lovend en zag de puzzelstukjes ineen vallen. Een ander dacht te zien hoe het boekje de muren van de kerk liet afbrokkelen. Het getuigt dan ook van moed dat Darwin zijn werk in een grotendeels christelijk Europa lanceerde. Maar waar haalde deze man die ooit een opleiding tot priester volgde de moed vandaan? Er zijn verschillende theorieën.

Geloof
Zonder het christelijk geloof was de evolutietheorie er wellicht nooit gekomen. Charles Darwin startte een studie om priester te worden en volgde diverse theologische vakken. Vooral het werk van William Paley maakte indruk. Paley brak een lans voor de intelligente ontwerper en sloot zich daarmee aan bij de heersende overtuiging dat God alles geschapen had en zich in de natuur openbaarde. Darwin geloofde dat, totdat hij tijdens zijn Beagle-reis op andere ideeën kwam. Hij zag hoe soorten veranderden. Die observaties zorgden voor twijfel en in 1849 liet hij het kerkbezoek varen. Niet alleen de tegenstrijdigheden die hij in de natuur aantrof, maar ook zijn persoonlijk leven veroorzaakten innerlijke strijd. Samen met Emma kreeg Charles tien kinderen. Drie van hen zijn nooit volwassen geworden. Darwins’ lievelingsdochter Annie was één van hen. Ze stierf op tienjarige leeftijd en zette zo Darwins leven op zijn kop. Velen geloven dat Annies dood ook het einde van Darwins geloof betekende. Het zou dan ook geen toeval zijn dat acht jaar later Origin of the Species ontstond.

Racisme
Ontdekkingsreizen maakten de wereld groter, boeiender en gevarieerder. Maar het zorgde ook voor racisme: vooral mensen met een andere huidskleur moesten het ontgelden. Volgens Darwins biografen, Adrian Desmond en James Moore, zou die racistische houding Darwin woedend hebben gemaakt en uiteindelijk zelfs tot de evolutietheorie hebben geleid. Darwin was tijdens zijn studietijd in contact gekomen met een slaaf die vrijgemaakt was: John Edmonstone. Hij leerde Darwin de kunst van het opzetten van dieren. Er ontstond een band tussen de beide mannen en Darwin zag in dat de verschillen tussen donkere en blanke mensen helemaal niet zo groot waren. De interesse voor de afkomst van de mensheid groeide uit tot de evolutietheorie en de daaruit voortvloeiende conclusie dat iedereen in beginsel gelijk is.

Passie
Darwin startte een studie medicijnen, leerde voor priester, maar werd uiteindelijk toch door de biologie en dan met name de ontwikkelingen daarbinnen aangetrokken. Als hij de kans krijgt om dieren of planten te bestuderen, dan grijpt hij die. De tweejarige reis met het schip The Beagle is dan ook een kolfje naar zijn hand. Hij onderzoekt de flora en fauna en alles wat hij ziet, draagt bij aan de evolutietheorie. Soorten die zich ontwikkelen naarmate hun omgeving verandert, soorten die uitsterven of juist overleven; het fascineert hem.

Pas als geloof, racisme en passie op een hoop geveegd worden, lijken we dichterbij de kern van Darwins moed, doorzettingsvermogen en drijfveren te komen. Op zoek naar houvast is de rationalisering van tot dan toe onverklaarbare of niet eens opgevallen veranderingen fantastisch. Gedreven door nobele doelen en geïnspireerd door de natuur zelf, krijgt Darwin grip op de werkelijkheid en komt zijn eigenlijk doel pas werkelijk bovendrijven: de waarheid.

http://www.scientias.nl/darwins-drijfveren-geloof-racisme-en-passie/1965

NOORDERLICHT VPRO

Darwin, Charles (1809-1882)
Dossier /Geschiedenis/
http://geschiedenis.vpro.nl/dossiers/24777873/

*Charles Darwin wordt op 12 februari 1809 geboren in Shrewsbury in midden Engeland, niet ver van Birmingham.
Zijn vader is arts. Zijn moeder overlijdt als Charles acht jaar is.
*Charles heeft al jong grote belangstelling voor de natuur. Vooral vogels en insecten trekken zijn aandacht.
*Op zijn zestiende gaat hij naar de universeit van Edinburgh om medicijnen te studeren.
Maar Charles voert niet veel uit. Zijn vader besluit dat hij dominee moet worden. Deze studie voltooit hij.
*Tijdens zijn studie reist hij veel. Hij doet tijdens die reizen al veel geologisch onderzoek.
*Darwin vormt een hypothese dat alle levende organismen zich hebben ontwikkeld uit een oervorm.
In zijn bekendste boek “The origin of Species by Means of Natural Selection” uit 1859 (22november )doet hij zijn theorie uit de doeken.

Brieven van Darwin in Tilburg
http://noorderlicht.vpro.nl/programmas/2848322/afleveringen/2144271/
http://darwin-online.org.uk/life20.html
Darwin’s Brieven (Noorderlicht)

Video /(VPRO, 1996, 26min 03sec)
Aflevering van Noorderlicht uit 1996 over de vondst van een aantal brieven van Charles Darwin die door de biograaf van hoogleraar botanie
Hugo de Vries in diens nalatenschap aangetroffen werden.
Hoofdstukken

1 Studeer met mate Charles Darwin was geen uitblinker op school
http://noorderlicht.vpro.nl/dossiers/41464163/hoofdstuk/41464718/
2 Zeeziek de wereld rond De zeiltocht die de wereld veranderde
http://noorderlicht.vpro.nl/dossiers/41464163/hoofdstuk/41464734/

3 De beste, niet de eerste
Waarom keek Darwin zo lang de kat uit de boom?
http://noorderlicht.vpro.nl/dossiers/41464163/hoofdstuk/41506301/

De beste, niet de eerste

Wallace (r) kwam onafhankelijk op hetzelfde idee als Darwin. Maar Darwin had er langer over nagedacht en kon met een vracht aan bewijzen komen. Daardoor krijgt hij tegenwoordig alle eer.

De aarde bruist van het leven, in talloze vormen. Hoe is dat zo gekomen? De verklaring van Charles Darwin was niet de eerste evolutietheorie, maar wel de beste. Hij had een zetje nodig om ‘m te publiceren.

“De evolutietheorie is een bijzondere theorie. Een theorie namelijk die niet onwaar kan zijn”, aldus filosoof Bas Haring in het decembernummer van biologenblad Bionieuws. “Ik vind het meer een logische theorie, of een wiskundige theorie. Een theorie die logisch volgt uit een aantal basale feiten of constateringen.” Geen theorie, maar een wet, zou je haast zeggen.

Dat vond Charles Darwin zelf ook. In 1876, 17 jaar nadat hij eindelijk met zijn ideeën over evolutie naar buiten was getreden, noteerde hij: “De oude redenering over ontwerp in de natuur, zoals Paley die heeft opgeschreven, en die me vroeger zo sluitend toescheen, faalt nu de wet van de natuurlijke selectie is ontdekt.”

William Paley was een christelijke filosoof die uit de verfijndheid van de natuur meende te kunnen afleiden dat God alles geschapen had. Net zoals een horloge niet vanzelf ontstaan kan zijn, maar overduidelijk door een horlogemaker in elkaar gezet is, schreef hij in 1802. En was een vlinder niet veel complexer dan een horloge?

Alternatieven voor de schepping
Paley had de natuur als onveranderlijk beschouwd. Maar zo dacht niet iedereen erover. Zo beschreef de Fransman Jean-Baptiste de Lamarck in 1809 een alternatief voor de kant-en-klare schepping. Individuele planten en dieren pasten zich volgens hem een beetje aan hun leefomstandigheden aan, en die verandering gaven ze door aan hun nageslacht. Hoewel dit het ontstaan van soorten in werkelijkheid niet verklaart, blijkt de laatste jaren dat De Lamarck toch niet helemaal ongelijk had.

Ook was er in 1844 een boek verschenen waarin een anonieme auteur de theorie ontvouwde dat het heelal, en alles erin, in de loop der tijd vanzelf ontstaan was dankzij de natuurwetten. Zonder verdere tussenkomst van god – wat voor de schrijver juist de grootsheid van het opperwezen benadrukte. Hij beriep zich daarbij trouwens wel op merkwaardige ‘feiten’: insecten zouden bijvoorbeeld spontaan kunnen ontstaan bij proeven met elektriciteit.

Dit boek, Vestiges of the natural history of creation (‘Sporen van de natuurhistorie der schepping’), leidde tot verhitte debatten. Hoewel wetenschappers en geestelijken het in de ban deden, bleef het tientallen jaren een bestseller. De naam van de auteur, de Schotse journalist Robert Chambers, werd pas dertien jaar na zijn dood onthuld, in 1884.

Acht jaar zeepokken
Wat deed Darwin in de jaren dat Chambers’ boek voor ophef zorgde? Niet veel opzienbarends. Hij besteedde bijna al zijn tijd aan het verwerken van geologische observaties tot een drietal boeken. Vervolgens richtte hij z’n aandacht acht jaar lang uitsluitend op zeepokken. En op zijn zwakke gezondheid, want hij was vaak ziek.

Toch had Darwin al veel nagedacht over evolutie, en daarmee bleef hij doorgaan. Hij noemt in zijn autobiografie drie hoogtepunten van zijn reis met de Beagle die hem daartoe aan hadden gezet. Fossielen van reuzendieren die hij had ontdekt, met pantsers als die van de hedendaagse gordeldieren. Het feit dat je uiterlijk verwante dieren tegenkomt met dezelfde rol in de natuur, als je van noord naar zuid reist in Zuid-Amerika.

En, last but not least, de merkwaardige dieren die hij tegenkwam op de eilanden van de Galápagos archipel. Die beesten leken op de fauna van het Zuid-Amerikaanse vasteland, en ze zagen er op ieder eiland net even anders uit. Darwin had aan het gesteente gezien dat deze vulkanische eilanden niet erg oud waren.

“Het was evident dat dit soort feiten, net als veel andere, verklaard konden worden vanuit de veronderstelling dat soorten geleidelijk veranderen”, schreef Darwin achteraf. “Het onderwerp liet me niet los.”

Huisdieren
Sinds hij in 1836 van zijn wereldreis terug was gekomen, had hij feiten verzameld over variatie binnen soorten, zowel bij huisdieren en gekweekte planten als onder wilde organismen. In oktober 1838 las hij het pamflet An essay on the principle of population van Thomas Malthus, waarin die stelde dat een ongebreidelde bevolkingsgroei zou leiden tot massale sterfte aan honger. Alleen de sterksten zouden overleven.

Dat leek op wat Darwin keer op keer bij planten en dieren had zien gebeuren. En voilà: “Toen trof het me ineens dat onder deze omstandigheden gunstige variaties de neiging zouden hebben om in stand te blijven, terwijl ongunstige zouden sneuvelen. Het resultaat daarvan zou een nieuwe soort zijn.”

Darwin durfde deze gedachte pas in 1842 aan papier toe te vertrouwen, en dan nog alleen met potlood. In de zomer van 1844, vlak voor het geruchtmakende boek van Chambers verscheen, maakte hij er een manuscript van 230 pagina’s van, maar dat hield hij voor zichzelf.

Wat toen nog miste in zijn theorie, realiseerde hij zich later, was het idee dat uit één soort meerdere soorten konden ontstaan als die zich aan verschillende omstandigheden zouden aanpassen. Bijvoorbeeld op verschillende eilanden.

Duizenden pagina’s
Op aandringen van zijn collega Charles Lyell, die wist dat een zekere Alfred Russell Wallace ook aan een evolutietheorie werkte , begon Darwin vroeg in 1856 eindelijk met het opschrijven van zijn theorie. In zijn streven naar volledigheid produceerde hij duizenden pagina’s tekst, die desondanks “maar een samenvatting” gaven van alle informatie hij in de 25 jaar daarvoor had verzameld.

En toen kwam er een brief. Wallace stuurde vanuit Zuidoost-Azië een wetenschappelijk artikel over soortvorming naar Darwin, met het verzoek om dat – als hij het interessant genoeg vond – door te spelen aan Lyell. De theorie die Wallace daarin ontvouwde, was vrijwel hetzelfde als die van Darwin.

Charles Darwin wilde zich niet laten aftroeven en besloot de tekst te publiceren samen met zijn eigen verhaal, een sterk verkorte versie van wat hij al in 1844 had geschreven. De twee artikelen verschenen op 20 augustus 1858 in de wetenschappelijke literatuur en werden met schouderophalen begroet. Het publiek kreeg er niets van mee.

Uitverkocht
De ophef kwam pas op gang nadat Darwin ruim een jaar later een verkorte versie van zijn enorme ‘samenvatting’ afleverde, toch nog ruim 500 pagina’s dik. Dat werd On the origin of species, by means of natural selection, or the preservation of favoured races in the struggle for life, een boek dat in een mum van tijd uitverkocht was.

Daarin zette hij geduldig uiteen hoe hij tot de conclusie kwam dat spontane variatie en natuurlijke selectie voldoende waren als verklaring voor de soortenrijkdom op aarde. Over afstamming van de mens liet hij zich niet uit, want hij wist dat dat nog een brug te ver zou zijn voor veel lezers.

Had Darwin spijt dat hij niet eerder met zijn idee naar buiten was gekomen? Nee. Hij dankte het succes van the Origin vooral aan het feit dat hij zo lang de tijd had genomen om uit heel veel informatie de meest aansprekende voorbeelden en conclusies te selecteren, meende de natuurvorser zelf. Bovendien had hij zich in al die jaren goed voorbereid op de onvermijdelijke tegenwerpingen die er zouden komen. Charles Darwin had zijn antwoorden klaar. Hij wist dat zijn theorie niet onwaar kon zijn.

4 Van god los

Hoe Charles Darwin het zelfbeeld van de mens overhoop haalde
http://noorderlicht.vpro.nl/dossiers/41464163/hoofdstuk/41731870/

Van god los

Darwin onthulde dat de mens afstamt van eerdere levensvormen en dus een dier onder de dieren is. Dat besef wierp een nieuw licht op alle menselijke eigenschappen en liet weinig ruimte meer voor een goddelijk plan. Onverdraaglijk, vonden velen. En dat is nog steeds zo.

Charles Darwins evolutietheorie was een keerpunt in de geschiedenis. Zijn verklaring voor de diversiteit van het leven op aarde had enorme implicaties. Vooral voor het zelfbeeld van de diersoort waartoe hij zelf behoorde, de mens. Hij voorzag dat wel, maar wilde er in ‘The Origin’ niet over uitweiden en heeft er ook niet in het openbaar over gediscussieerd.

Pas twaalf jaar later schreef hij er uitgebreid over. Toch wijdde hij er ook op de laatste pagina’s van zijn baanbrekende boek al een paar welgekozen woorden aan.

“De hele geschiedenis van de wereld zoals we die nu kennen, onbegrijpelijk lang als hij voor ons is, zal hierna worden beschouwd als niet meer dan een klein fragment van de totale tijd die is verstreken sinds het eerste levende wezen, de voorouder van ontelbare uitgestorven en levende afstammelingen, werd gecreëerd. In de verre toekomst zie ik mogelijkheden voor veel belangrijker onderzoek. De psychologie zal een nieuw fundament krijgen: dat van de noodzakelijke verwerving van alle mentale krachten en vermogens in geleidelijke stappen. Er zal licht worden geworpen op de oorsprong van de mens en zijn geschiedenis.”

Aap met kapsones
Darwin drukte zich voorzichtig uit, maar zegt eigenlijk dat uit zijn theorie onverbiddelijk volgt dat de mens niet door God is neergezet als hoeder van de schepping. Homo sapiens is niet meer dan een aap met kapsones, spontaan geëvolueerd uit eerdere levensvormen, zonder dat daar enig plan aan ten grondslag heeft gelegen. Een soort die nog maar net komt kijken in een wereld die al vele miljoenen jaren bevolkt is geweest met allerlei andere vormen van leven.

Intelligentie is geen cadeau van een hogere macht, maar het resultaat van miljoenen jaren van blinde mutatie en selectie. Goed en kwaad volgen niet uit een Goddelijke orde, maar blijken een constructie te zijn van door evolutie ontstane breinen. Is er nog wel plaats voor geloof in een wereld die geregeerd wordt door de wetten van de evolutie?

Zelf vond Darwin uiteindelijk van niet. Zijn geloof in de bijbel als bron van waarheid, ooit zo rotsvast, begon aan boord van de Beagle te wankelen en loste daarna geleidelijk op in het niets. Tegen het einde van zijn leven had hij niet alleen geconcludeerd dat het heilige boek van het christendom vol onwaarheden stond, maar was hij er ook van overtuigd dat een eventueel aanwezige Almachtige zich buiten zijn blikveld bevond. De oude Charles Darwin noemde zichzelf een agnost.

Diepgelovig christen
Uiteraard ging niet iedereen daarin mee. Mevrouw Darwin, bijvoorbeeld, was een diepgelovig christen en bleef dat haar hele leven. Het huwelijk hield desondanks stand. Charles Darwin zag de Tien Geboden dan wel niet als van God gegeven wetten, maar leefde er wel naar, omdat sociaal gedrag hem nu eenmaal voldoening gaf. Het zat in de aard van het beestje, besefte hij. Evolutie heeft zelf geen morele drijfveren, maar kan die wel opleveren.

In Nederland bleef het twaalf jaar stil voor de discussie plotseling op gang kwam, maar in Groot-Brittannië barstte het debat onmiddellijk na de publicatie van ‘The Origin’ los. Dat spitste zich vrijwel uitsluitend toe op de afstamming van de mens, waarover Darwin dus bewust vrijwel niets had geschreven. Sommige wetenschappers omarmden de nieuwe evolutietheorie, anderen probeerden hem te verwerpen.

De spotprenten en scheldkanonnades waren niet van de lucht, maar op wetenschappelijke gronden kon niemand hem iets maken. Darwin had namelijk gewoon gelijk. Hoewel natuurlijk kan nooit worden bewezen dat er naast de krachten van de evolutie niet nog iets anders meespeelt (de hand van god!), is daarvan in de afgelopen 150 jaar nooit een spoor gevonden. Hoezeer sommige mensen dat ook zouden willen.

Darwins theorie staat als een huis. Het gekke is, dat nog steeds maar een minderheid van de wereldbevolking het idee accepteert dat de mens afstamt van een aap. Vrijwel altijd is het religie die hier een stokje voor steekt. Daar heeft onze soort nu eenmaal aanleg voor. We zijn niet geëvolueerd om de evolutietheorie te aanvaarden.

Bewijsmateriaal
En zelfs bij gelovigen die zeggen dat ze de theorie wel omarmen, zoals de paus, klopt er vaak iets niet. Ze stellen zich meestal een god voor die zich actief met de wereld bemoeit. Maar helaas, blinde evolutie en een sturende god gaan echt niet samen. Voor het één is het bewijsmateriaal overweldigend, voor het ander is er helemaal niets.

Wordt het leven zinloos zonder goddelijk plan? Daarover zullen de meningen altijd verschillen. Darwin zelf zag het van de zonnige kant. Hij raakte niet in geestelijke nood door het verlies van zijn geloof.

Uit het principe van natuurlijke selectie volgt, dat er meer geluk dan ongeluk is, betoogt hij in zijn memoires. Want dieren – of mensen – die voortdurend lijden, worden depressief, zorgen slecht voor zichzelf en talen niet naar voortplanting. Plezier zal daarom, dankzij natuurlijke selectie, de overhand hebben over lijden.

God of Darwin http://www.vpro.nl/programma/buitenhof/afleveringen/25203667/

De Invloed Van Darwin in 2009

Zie de volledige “brief aan Darwin ” van Ludo Hellemans /

http://www.vkblog.nl/bericht/284329/Ludo_Hellemans%3A_Geachte_heer_Darwin%2C

” …..Keer op keer betoogt Darwin in “On the Origin of Species “dat zijn theorie waarnemingen en feitelijkheden verklaart die anders zonder verklaring blijven. Al in de inleiding legt hij vastberaden zijn kaarten op tafel: Hij gaat betogen dat

– soorten niet apart kunnen zijn geschapen, maar afstammen van andere soorten.

– Het leven op Aarde is even oud en veranderlijk als de aardkorst.
De evolutietheorie kan dat beschrijven en verklaren zonder een beroep te moeten doen op een deus ex machina, een bovennatuurlijke god. Keer op keer komt hij daarop terug, aan het eind van (bijna) ieder hoofdstuk stelt Darwin : mijn theorie verklaart wat het scheppingsverhaal niet verklaren kan. Dat zijn krachtige uitspraken vol emotie en durf. Bewonderenswaardig.
Precies een eeuw geleden, in 1909, voorspelde de Amerikaanse filosoof John Dewey dat de invloed van de evolutietheorie niet beperkt zou blijven tot de biologie, maar uiteindelijk álle sectoren van denken en kennen zou bereiken. Ook hoe we denken over de samenleving, over politiek, moraal en religie zou worden beïnvloed door deze biologische theorie.

Volgens Dewey zal het effect van de evolutietheorie op de filosofie traag maar radicaal zijn: oude vragen en denkbeelden zullen stilaan verdwijnen, en er zullen ‘nieuwe methoden, nieuwe voornemens en nieuwe vragen’ opkomen. Dewey deed deze voorspelling tijdens een lezing ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum van On the Origin of Species.
We zijn nu honderd jaar verder, en ik denk dat Dewey’s voorspelling bezig is uit te komen. ….”

KBIN

Darwinjaar gaat van start!

2009 is het jaar van Charles Darwin, en daar kun je ook in ons Museum niet omheen. Met verschillende evenementen en activiteiten en een prachtige nieuwe vaste zaal focussen we het hele jaar op de grondlegger van de evolutieleer.

Sinds Darwin’s “On the Origin of Species” (1859) is de hele mensheid zich bewust van de evolutietheorie. Van ééncelligen over vissen naar reptielen, landdieren, vogels, apen en mensen. Alle soorten hebben een gemeenschappelijke afstamming en zijn -via natuurlijke selectie- voortdurend in evolutie. Darwin’s theorie had grote gevolgen. De mens was immers niet langer verheven boven alle soorten, maar een deel van de natuur geworden.

12 februari – Opening van de Galerij van de Evolutie

13.02.2009 – de “Galerij van de evolutie” in het Museum voor natuurwetenschappen in Brussel geopend.

De galerij vat 3.8 miljard jaar leven op aarde samen. Van de kleinste fossielen van eenvoudige organismen tot de dieren die we vandaag kennen. 1000 exemplaren zijn er…..In 6 ½ hoofdstukken en tijdperken ontdek je er het verhaal van het leven …. een reis door cambrium, devoon, carbon, jura, eoceen en heden

Een blik op de toekomst toont een hypothese over hoe het leven verder zou kunnen evolueren. De mechanismen van evolutie worden blootgelegd. Een adembenemende ontdekkingstocht…

Video http://www.klara.be/cm/klara/1.104-searcharticle?directarticle=1.58358&article=1.58358

PERS /blogs & boeken
Gwenny Cooman

Donderdag, 11 december 2008

Het succes van slechte seks

http://evolutie.filosofie.be/index.php?/archives/19-Het-succes-van-slechte-seks.html

Dirk Draulans is doctor in de wetenschappen en werkte aan de universiteit van Oxford. Hij is bekend als bioloog, journalist en schrijver. Zijn recentste publicatie ‘Het succes van slechte seks – hoe de evolutietheorie van toepassing is op elk van ons (ja, ook op u)’ belooft op de achterflap niet het zoveelste boek te zijn waarin de evolutietheorie wordt uitgelegd. Het wil de evolutietheorie vertalen op elk van ons.

Het succes van slechte seks is rijkelijk gedocumenteerd met voorbeelden en verhalen. We lezen over een chimpanseegemeenschap in Oeganda, over de eerste keer dat Draulans bonobo’s in de vrije natuur zag in Congo en over een dramatische ervaring met een ijsbeer op Baffin Eiland, Noord-Canada. Het boek volgt een vrolijke en luchtige toon, het verhaal van de ijsbeer is meer uitzondering dan regel. Het boek focust ook op de mens, op seks en op voortplanting. Het legt uit hoe seksuele selectiewerkt en vertelt ons bijvoorbeeld waarom mensenmannen jonge vrouwen met stevige borsten aantrekkelijk vinden terwijl mannelijke chimpansees op oude dames vallen.Geïnspireerd op het boek stelden we Draulans enkele vragen.Uit ‘het succes van slechte seks’ blijkt alvast uw rijkheid aan praktijkervaringen op diverse plaatsen ter wereld. Ervoer u ergens hardnekkige weerstand tegen wetenschappelijke kennis?
 

“Niet echt, nee. Maar ik heb daar nu ook niet overal mee te koop gelopen. Als ik al iets ervaren heb, is het het gebrek aan wetenschappelijke kennis. Niet alle mensen lijken daar hinder van te ondervinden, hoewel dat gebrek zich vooral manifesteerde in arme gemeenschappen.”

Wat verbreedde uw wereldbeeld meer: uw werk als journalist of uw onderzoek als wetenschapper – bioloog?

 

“Het is de combinatie geweest. De evolutietheorie heeft me echt veel bijgebracht over de manier waarop de mens functioneert, in die mate zelfs dat ik niet goed begrijp waarom er soms nog altijd zoveel weerstand is tegen die theorie. Mensen willen blijkbaar nog altijd niet allemaal weten dat ze ook een biologische sturing hebben, die op een aantal vlakken toch sterk bepalend is. Mijn werk als journalist heeft me wel veel meer inzicht in het functioneren van de mensheid als dusdanig bijgebracht, en dan zeker het werk in oorlogsomstandigheden, wanneer de franjes eraf gaan. Heel ontluisterend.”

Ongeveer gelijktijdig met Charles Darwin ontsproten bij Alfred Russel Wallace zowat dezelfde ideeën en vaststellingen inzake evolutie en haar basisprincipes. Wallace was een avonturier die diverse studiereizen ondernam. Hij zag dat soorten zich kunnen aanpassen en kunnen veranderen. Omdat Darwin als eerste soortgelijke bevindingen publiceerde in ‘The Origin of Species’ is hij algemeen bekend als de grondlegger van de evolutietheorie.
Volgens Wallace bestond er evenwel ook een ‘sturende kracht’ achter alles, een ‘overruling intelligence’. Zo lijkt hij een voorloper op het Intelligent Design van vandaag.

Krijgt u het op uw heupen van de aanhangers van het Intelligent Design?

 

“Niet echt. In ons land is het een marginaal probleem. Het is natuurlijk anders in de VS of in Turkije, waar wij met Knack wat aandacht besteed hebben aan ID als een maatschappelijk verschijnsel; maar zeker niet als iets wetenschappelijks. Ik maak me geen zorgen om de evolutietheorie. Die is zo sterk dat ze er altijd zal blijven. Dat niet iedereen ze ‘gelooft’, vind ik niet zo erg. Er zijn altijd mensen met afwijkende visies. Zolang men Intelligent Design maar niet op grote schaal als een valabel alternatief gaat presenteren.”

‘Het succes van slechte seks’ is een wetenschapspopulariserend werk. Niettemin schrijft u dat u het project van professor Johan Braeckman ter popularisering van de evolutietheorie niet helemaal volgt. Hoewel u heel wat inspanningen van het mannelijke geslacht verklaart als een poging om indruk te maken op vrouwen, is dat wellicht niet de (enige) reden waarom u een boek schrijft. Is het verspreiden van kennis en een beter begrip van de evolutietheorie dan geen doelstelling die u gemeenschappelijk heeft met professor Braeckman?


“Natuurlijk, maar ik volg Braeckman niet als hij zijn inspanningen wil verkopen als een kruistocht tegen het creationisme, om de redenen die ik hierboven heb uiteengezet. Het valt me op dat het vooral filosofen zijn die zich met het creationisme bezighouden, dat biologen zich daar blijkbaar minder zorgen over maken. Misschien heeft dat te maken met het feit dat filosofen de evolutietheorie heel eng in het kader van het interpreteren van de mensheid zien, en niet voldoende als het grote ecologische verhaal dat het toch wel is. Voor de rest zijn alle menselijke inspanningen om de evolutietheorie te promoten toe te juichen.”

“Het succes van slechte seks”

Dirk Draulans buigt zich over de evolutie van seks in onze maatschappij.
De focus is verschoven van voortplanting naar genot, van kwantiteit naar kwaliteit.
[“Het succes van slechte seks” – Dirk Draulans. Standaard Uitgeverij, 2008]

Ontdek Darwin = over mensen en andere dieren

15 januari / Dirk Draulans

Special knack

De man die het concept van de evolutie bedacht, werd 200 jaar geleden geboren, zijn theorie is 150 jaar oud. Langdurig minutieus onderzoek, talloze ontledingen van dieren en observaties van menselijk en dierlijk gedrag gingen vooraf aan de publicatie van het belangrijkste boek ooit geschreven: On the Origin of Species by Means of Natural Selection .

In een tijd waarin creationisten predikten dat niets op aarde ontsnapt aan de hand van God, sloeg de blasfemische verklaring voor de evolutie van soorten in als een bom.

Dirk Draulans over andere dieren dan de mens , planten en landschappen, maar ook over het geloof (1)en over de moegetergde Charles Darwin zelf

(1)Interview met Theoloog /oud-Rector Marc Vervenne + comments http://www.knack.be/articles/index.jsp?siteID=72&sectionID=45&articleID=27920

LEZINGEN

WALTER VERRAES http://www.vrijzinnigbrugge.be/sleutelbrug/2009-01.pdf

Biologische evolutie versus intelligent design”,
van dehand van Walter Verraes, ere-gewoon hoogleraar vak-groep biologie aan de Universiteit Gent.
Hij stelt wetenschappelijke verklaringen voor, behandelt problemen zoals
‘de levende materie, energie van buiten uit, hetontstaan van het leven, zin en onzin van de scheppings-verhalen, de endogene hypothese …’

Creationisme wordt meestal aanzien als een christelijke stroming binnen het Bijbelvaste protestantisme.
Maar ook de meerderheid van de moslimgemeenschapen het jodendom geloven dat het universum door een creator, een godheid of een bouwmeester, is geschapen.
Er zijn verschillende strekkingen in het creationisme: de jonge-aardecreationisten, de oude-aardecreationisten ende progressieve creationisten.
Tot de laatste groep behoren de aanhangers van de recent, ongeveer 15 jaar terug, opgedoken theorie vanhet ‘intelligent design’ (ID).
Deze” theorie” beweert dat biologische organismen of structuren (en de daar aan-verbonden fysisch-chemische processen) niet kunnenontstaan zijn door natuurlijke selectie.
ID gelooft in een (goddelijk) gestuurde evolutie.Het is de zoveelste poging, voornamelijk in de VS, om het creationisme ingang te doen vinden in het onderwijs

Johan Braeckman

Februari 2009

Maandag 23 februari, 19u, Vrije Universiteit Brussel.
Lezing door prof. dr. Johan Braeckman:
De betekenis van Charles Darwin en de evolutietheorie in de 21e eeuw.
Inaugurale lezing Callewaert Leerstoel 2009.

Abstract: Darwins evolutietheorie laat weinigen onberoerd. Het was van meet af aan duidelijk dat de publicatie van zijn On the Origin of Species een grote impact zou hebben, niet alleen op wetenschappelijke vraagstukken, maar evenzeer op de manier waarop we nadenken over levensbeschouwelijke- en zingevingskwesties. Jaren vóór de publicatie van zijn belangrijkste boek had Darwin zelf het reeds over zijn ‘moordbekentenis’, toen hij verwees naar de theorie die hij in het geheim aan het ontwikkelen was.
Niettemin stellen we vast dat in meerdere opzichten de ‘darwinistische revolutie’ zich nog moet voltrekken, ook al is Darwins evolutietheorie op zich de voorbije 150 jaar sterk geëvolueerd. Grote gebieden van de biologie erkennen dat evolutietheorie het centrale verklarende inzicht biedt in hun discipline, maar toch beginnen sommige levenswetenschappen, zoals bijvoorbeeld de geneeskunde, pas de laatste jaren na te denken vanuit evolutionair perspectief. Dat geldt nog meer voor de cultuur- en gedragswetenschappen en verschillende andere disciplines. Het belang van Darwin moet zich daar nog tenvolle laten gelden, waarbij methodologische problemen moeten worden opgelost en meerdere vooroordelen moeten sneuvelen.
Meer in het algemeen is Darwin van groot belang voor wat betreft ‘de grote vragen’: wie zijn we, waar komen we vandaan, waar gaan we naartoe? Maar ook hier stellen we vast dat slechts een minderheid, zowel in het westen als in andere delen van de wereld, het immense belang van Darwins ideeën, en de moderne uitwerking daarvan, begrijpt of erkent. Honderdvijftig jaar na Darwin is het tijd om zijn ideeën tenvolle ernstig te nemen.

Woensdag 25 februari, 19u, Vrije Universiteit Brussel.
Lezing door prof. dr. Johan Braeckman:
Darwin: leven & werk.
Callewaert Leerstoel 2009.

Abstract: Wie was Charles Darwin en in welk intellectueel klimaat groeide hij op? Hoe ontwikkelde hij zijn theorieën, en op welke vragen precies wilden ze een antwoord bieden? In deze voordracht wordt het leven van Charles Darwin besproken en tegen de brede achtergrond van zijn tijd geplaatst. Gaandeweg wordt verduidelijkt hoe zijn ideeën zich ontwikkelden, tot hij uiteindelijk tot de publicatie kwam van On the Origin of Species en andere meesterwerken, zoals The Descent of Man.

Darwin, evolutie en creationisme
Prof. Dr. Johan Braeckman
27 FEBRUARI 2009
Locatie: “De Geuzetorre”, Kazernelaan 1 te 8400 Oostende

Het creationisme is opnieuw in opmars. Honderdvijftig jaar nadat Charles Darwin de kern van zijn evolutietheorie uiteenzette in zijn boek Over de Oorsprong van Soorten, zijn er honderden miljoenen mensen, zowel in de christelijke als islamitische culturen, die de evolutietheorie naar het rijk der fabelen willen verwijzen. Nochtans, vanuit wetenschappelijk oogpunt, is er geen enkele goede reden om eraan te twijfelen dat de basisaspecten van de theorie correct zijn.

Het creationisme is de voorbije decennia ook zelf geëvolueerd. Om te ontsnappen aan de kritiek dat creationisme niet wetenschappelijk maar religieus is, introduceerden creationisten andere labels, zoals “scientific creationism” en, meer recent, “intelligent design”. Het mocht niet baten: in meerdere processen oordeelde de rechter dat de creationistische opvattingen, om het even in welke schapenvacht ze zijn gehuld, niks met wetenschap te maken hebben. Wie het creationisme grondig bestudeert, stelt vast dat de belangrijkste woordvoerders ervan dit intern ook toegeven. Wetenschappelijk staat men nergens, maar op zich is het de creationisten daar niet om te doen. Hun agenda wordt door religie, zingeving, moraal en politiek bepaald.

Maart 2009

Maandag 2 maart, 19u, Vrije Universiteit Brussel.
Lezing door prof. dr. Johan Braeckman:
Wetenschap versus creationisme en intelligent design.
Callewaert Leerstoel 2009.
Abstract: Het creationisme is opnieuw in opmars. Honderdvijftig jaar nadat Charles Darwin de kern van zijn evolutietheorie uiteenzette in zijn boek On the Origin of Species, zijn er honderden miljoenen mensen, zowel in de christelijke als islamitische en andere culturen, die de evolutietheorie naar het rijk der fabelen willen verwijzen. Nochtans, vanuit wetenschappelijk oogpunt, is er geen enkele goede reden om eraan te twijfelen dat de basisaspecten van de theorie correct zijn. Het creationisme is de voorbije decennia ook zelf geëvolueerd. Om te ontsnappen aan de kritiek dat creationisme niet wetenschappelijk maar religieus is, introduceerden creationisten andere labels, zoals ‘scientific creationism’ en, meer recent, ‘intelligent design’. Het mocht niet baten: in meerdere processen oordeelde de rechter dat de creationistische opvattingen, om het even in welke schapenvacht ze zijn gehuld, weinig of niks met wetenschap te maken hebben. Wie het creationisme grondig bestudeert, stelt vast dat de belangrijkste woordvoerders ervan dit intern ook toegeven. Wetenschappelijk staat men nergens, maar op zich is het de creationisten daar niet om te doen. Hun agenda wordt door religie, zingeving, moraal en politiek bepaald. Tijdens de lezing wordt uiteengezet hoe de evolutietheorie zich verhoudt tot religie en zingevingskwesties en waarom alle vormen van creationisme pseudo-wetenschappelijk en potentieel ook maatschappelijk en politiek gevaarlijk zijn.

Vroegere artikels van JB

Over evolutie & creationisme 17 mei 2008 http://johanbraeckman.filosofie.be/

Het creationisme is opnieuw in opmars. Honderdvijftig jaar nadat Charles Darwin de kern van zijn evolutietheorie uiteenzette in zijn boek Over de Oorsprong van Soorten, zijn er honderden miljoenen mensen, zowel in de christelijke als islamitische landen en culturen, die de evolutietheorie naar het rijk der fabelen willen verwijzen. Nochtans, vanuit wetenschappelijk oogpunt, is er geen enkele goede reden om eraan te twijfelen dat de basisaspecten van de theorie correct zijn. Het creationisme is de voorbije decennia sterk geëvolueerd. Om te ontsnappen aan de kritiek dat creationisme niet wetenschappelijk maar religieus is, introduceerden creationisten andere labels, zoals “scientific creationism” en, meer recent, “intelligent design”. Het mocht niet baten: in meerdere processen oordeelden Amerikaanse rechters, geheel terecht, dat de creationistische opvattingen niks met wetenschap te maken hebben. Op zich was daar uiteraard geen rechterlijke uitspraak voor nodig. Wetenschap heeft haar interne criteria om betrouwbare van onbetrouwbare kennis te onderscheiden.
Wie het creationisme grondig bestudeert, stelt vast dat, in elk geval in de Verenigde Staten, de belangrijkste woordvoerders ervan intern ook toegeven dat men wetenschappelijk nog geen potten heeft gebroken. Maar op zich is het creationisten daar niet om te doen. Hun agenda wordt door religie, zingeving, moraal en politiek bepaald. Hoewel nog niet grondig bestudeerd, lijkt het er sterk op dat ook in Europa, inclusief België, het creationistisch gedachtengoed de laatste jaren sterker op de voorgrond treedt. Een studie van Jon Miller, gepubliceerd in 2005 in Science, legde aan proefpersonen in diverse landen de volgende stelling voor: “Mensen, zoals ze vandaag de dag bestaan, zijn geëvolueerd uit vroegere, nu uitgestorven diersoorten.” Vanuit wetenschappelijk oogpunt is dit een waarheid als een koe, maar Millers cijfers tonen aan dat ongeveer één op vier Belgen die stelling verwerpt, of er in elk geval sterk aan twijfelt.
Het is niet eenvoudig om daar de precieze redenen van te achterhalen, maar veel heeft ongetwijfeld te maken met een verkeerd begrip van de evolutietheorie op zich, enerzijds, en een hele reeks vooroordelen tegenover Darwins inzichten anderzijds. Dit merkt men niet alleen bij mensen die religieus geïnspireerd zijn, of politiek eerder conservatief denken. Ook veel progressief denkenden, die vaak niet religieus zijn, staan sceptisch tegenover Darwin. Ik betwijfel of men in die laatste groep veel creationisten aantreft, maar er is in elk geval een wantrouwen tegenover evolutietheorie omdat men haar associeert met racisme, anti-feminisme, status quo denken, kapitalisme, enzovoort. Sommige van deze aspecten overlappen met het religieus getinte wantrouwen tegenover Darwin, maar de christelijke en islamitische problemen met de evolutietheorie situeren zich vooral rond de vermeende aantasting van bepaalde fundamenten van het religieuze denken.
Klopt het dat evolutietheorie automatisch anti-religieus is? Ik denk niet dat dit het geval is, het hangt er maar van af waarop men religieuze overtuigingen baseert. Wie bepaalde teksten, die men als sacraal beschouwt, in meer of mindere mate letterlijk neemt, zal inderdaad de evolutietheorie als problematisch ervaren. Maar niet alleen de evolutietheorie; ook de moderne geologie, genetica, astronomie, enzovoort, en vele disciplines uit de cultuur- en gedragswetenschappen, zijn in strijd met een dergelijke vorm van religie. Mensen die daarentegen bereid zijn om de religieuze teksten die hen inspireren eerder metaforisch en meerlagig te interpreteren, hoeven geen moeite te hebben met wetenschap in het algemeen en evolutietheorie in het bijzonder.
Een belangrijke taak is weggelegd voor diegenen die goed geïnformeerd zijn over evolutietheorie om duidelijk te maken wat de theorie in essentie is, namelijk een wetenschappelijke theorie die uit meerdere onderdelen bestaat en duidelijk maakt hoe soorten ontstaan en vergaan, hoe ze verspreid raken over de wereld, hoe ze met elkaar in interactie treden, hoe organismen adaptaties ontwikkelen, hoe het leven op aarde samenhangend is, enzovoort. De mens, als soort en als organisme met talrijke fysieke, mentale en gedragsmatige aanpassingen, vormt hierop geen uitzondering. Daarnaast moet men ook duidelijk maken wat de theorie niet is: ze is geen levensbeschouwing, geen bron van waarden en normen, ze bevat geen politieke ideologie, ze levert ons geen economische richtlijnen op, ze leidt niet tot nihilisme, noch biedt ze een rechtvaardiging voor seksisme, racisme, enzovoort, en evenmin tast ze de waardigheid van de mens aan.
De diverse vormen van creationisme, waaronder het zogenaamde ‘intelligent design’, die vandaag de dag in meer of mindere mate in België bekend zijn, zijn problematisch omwille van enkele vrij voor de hand liggende redenen. Niet alleen geven ze een fout beeld van wetenschap, in casu evolutietheorie, maar ook maken ze impliciet of expliciet een koppeling tussen evolutietheorie en religie, politiek, moraal, enzovoort, terwijl die koppeling in feite onbestaande is.
Men kan dan uiteraard de vraag stellen: So what? Wat maakt het uit dat mensen bepaalde kerninzichten en verworvenheden van de moderne wetenschap niet kennen, of niet accepteren en verwerpen? Uiteindelijk hangt het antwoord hierop af van het soort maatschappij dat we wenselijk vinden. Zelf ben ik helemaal gewonnen voor een maatschappij waarin veel diversiteit bestaat: levensbeschouwelijk, cultureel, culinair, artistiek, enz. Maar het moet gezegd dat het verwerpen van inzichten die wetenschappelijk vrijwel onomstreden zijn, niet de meerwaarde van de diversiteit naar boven brengt, maar eerder dreigt te zorgen voor afzondering, isolatie en wederzijds onbegrip. Bovendien valt niet te ontkennen dat heel wat studies en jobs een basisinzicht in moderne wetenschap vereisen. Wie de evolutietheorie verwerpt, kan ook moeite hebben met wetenschappelijke kennis uit andere disciplines. Meer fundamenteel gaat het om het al dan niet aanvaarden van de wetenschappelijke methode, wat nagenoeg aan alles raakt dat in onze samenleving met wetenschap en technologie te maken heeft.
Daarom is het van belang dat men zo adequaat mogelijk kennis over moderne wetenschap verspreidt en misverstanden en vooroordelen uit de wereld helpt. Dat kennis van de evolutietheorie in de eindtermen is opgenomen, is dan ook een goede zaak, maar op zichzelf wellicht niet voldoende. Meer inspanningen, via teksten, films, lezingen, studiedagen enzovoort, zijn zeker niet overbodig. Ultiem kan men, nogal evident, mensen niet verplichten om wetenschappelijke kennis te accepteren. Fundamenteel mogen mensen denken wat ze willen, en daar ook naar handelen, zolang dat niet in strijd is met de wet of de mensenrechten. Maar in een maatschappij zoals de onze hebben we op zijn minst de opdracht om zoveel mogelijk mensen vertrouwd te maken met de beschikbare wetenschappelijke informatie. Ze kunnen dan nog altijd kiezen hoe ze er tegenover staan. Wie de kennis niet heeft opgedaan, heeft die keuzevrijheid niet.
(Dit stukje werd eerder gepubliceerd in het ledenblad van het Masereelfonds)

Woensdag 4 maart, 19u, Vrije Universiteit Brussel.
Lezing door prof. dr. Johan Braeckman: Darwinistisch denken buiten de biologie.
Callewaert Leerstoel 2009.

Abstract: Hoewel Darwin reeds in 1859 voorspelde dat de psychologie een nieuw, evolutionair fundament zou krijgen, is het pas relatief recent dat een discipline zoals de evolutiepsychologie zich ontwikkelt. Het pad werd hiertoe geëffend door ondermeer de ethologie en de sociobiologie. Ook in de sociologie, antropologie, economie, kunstwetenschappen en meerdere andere cultuur- en gedragswetenschappen ontstaat het inzicht dat evolutietheorie interessante nieuwe perspectieven biedt om onderzoeksvragen te stellen. Tegelijkertijd sijpelt darwinistisch denken ook binnen in uiteenlopende wetenschapsdomeinen zoals de geneeskunde, de informatica en de architectuur. Dat gaat evenwel niet zonder slag of stoot: er zijn zowel wetenschappelijke en methodologische problemen, als vooroordelen, misverstanden en zelfs vormen van regelrechte angst betreffende de toepassing van darwinistische ideeën in al deze gebieden. In deze voordracht bespreken we de vraag hoever Darwins arm reikt, en gaan we tevens in op de vele controverses die hierover zijn ontstaan.

http://www.johanbraeckman.be/lezingen.html

  • De Maakbare Mens
    Abstract
  • Darwins moordbekentenis. Over de inhoud en gevolgen van Darwins evolutietheorie.
    Abstract
  • Creationisme en Intelligent Design: een darwinistische kritiek.
    Abstract
    Lees hier een verslag van een lezing.
  • De schaal van Thomas. Over pseudowetenschap en kritisch denken.
  • Het morele apparaat. Over morele dilemma’s en ethiek.
  • Religie: een wetenschappelijke analyse.
    Bekijk een video van deze lezing bij
    Religie Nu.
  • Neurowetenschappen en de vrije wil.
  • Bewustzijn als de basis van dierenrechten.
Franstalig Belgie
http://www.hominides.com/html/darwin-anniversaire/charles_darwin-2009-belgique.php#evolutionaujourdhuicolloquebruxelles
Colloque “L’Évolution aujourd’hui : à la croisée de la biologie et des sciences humaines”
L’Académie royale de Belgique organise, les 29, 30 et 31 janvier 2009, un colloque consacré à l’Évolution.http://www.hominides.com/html/darwin-anniversaire/charles_darwin-2009-belgique.php#darwinoriginehommecharleroi
Darwin et la question des origines de l’homme : histoire d’une réception
Marc Groenen, professeur de préhistoire à l’Université Libre de Bruxelles
Le 12 février 2009http://www.hominides.com/html/darwin-anniversaire/charles_darwin-2009-belgique.php#expositiondarwinliege
Exposition Darwin, sa vie, son oeuvre
du 15 mai au 15 novembre 2009
Aquarium-Muséum –
Embarcadère du Savoir – Institut Zoologique – quai E.Van Beneden, 22 – 4020 Liège
 PRESSE Francophone PROLOGUE http://www.lalibre.be/culture/livres/article/463322/darwin-lemaitre-riche-rencontre.html
La Libre Belgique
28/11/2008
“Charles Darwin et Georges Lemaître, une improbable mais passionnante rencontre”, par Dominique Lambert et Jacques Reisse, Académie royale de Belgique, 290 pp
Charles Darwin (1809-1882).
Le naturaliste anglais est un géant de l’histoire des sciences, comme Kepler ou Einstein. Sa théorie de l’évolution des espèces vivantes et la loi de la sélection naturelle qui la guide ont révolutionné notre conception du vivant et de l’homme.
La célébration de son anniversaire est d’autant plus nécessaire que des “créationnistes” et tenants du “dessein intelligent” contestent le darwinisme de manière très dangereuse.Georges Lemaître (1894-1966), prêtre et très grand cosmologiste belge, à l’origine de la théorie de l’atome primitif ou Big Bang
….Ces deux géants ne se sont évidemment pas connus, mais tous deux ont révolutionné notre conception du monde, l’un en s’attaquant à l’origine de l’homme, l’autre à l’origine du monde.
Ils bouleversèrent ainsi les théories classiques (souvent tirées de la Genèse) d’un monde créé tel qu’on le voit. Cette rencontre audacieuse s’avère très riche. Les deux auteurs racontent la vie et l’œuvre des deux scientifiques, mais en insistant sur ce qui fait lien entre eux.Tous deux ont grandi dans la foi chrétienne. Darwin étudie même la théologie et est d’abord séduit par la “théologie naturelle” de William Paley, proche de la Bible. Le second devint prêtre et le resta toute sa vie.Mais tous les deux eurent le courage de séparer leurs convictions religieuses de leur démarche scientifique.Pie XII dérape
Le déclic, pour l’un comme pour l’autre, fut un voyage. Darwin effectua, pendant 5 ans, son célébrissime voyage sur le Beagle qui fit le tour du monde. Il y démontra ses immenses qualités d’observateur, de naturaliste et de scientifique. On sait comment l’étude des variations dans les pinsons des îles Galapagos joua un rôle clé dans sa théorie.
Lemaîtreaussi fit un voyage décisif dans les grands centres scientifiques américains pour étudier les théories d’Einstein qu’il rencontra.Darwinse détourna ensuite de la religion, écœuré par l’esclavage et la mort – jeune – d’une de ses filles, et il devint agnostique, mais sans jamais en faire une militance et en séparant ses recherches de ses croyances. De même, il respecta toujours les convictions de sa femme Emma.Lemaîtreaussi ne voulut jamais que les sphères de la foi et de la science se confondent.En 1951, Pie XII, qui suivait de près les évolutions de la science, fit un discours, “Un’Ora”, devant l’académie pontificale sur “les preuves de l’existence de Dieu à la lumière de la science actuelle de la nature”.Il y invoquait, sans jamais nommer ni Lemaître ni sa théorie, l’idée nouvelle que le monde serait en expansion et né d’une singularité qui, pour lui, était précisément la création par Dieu. Lemaître n’apprécia pas que le Pape récupère à son profit les théories du Big Bang, car elles n’étaient encore qu’une hypothèse, mais surtout parce qu’il voulait que religion et science restent bien séparées.Lemaître, qui bénéficiait de plusieurs entrées à l’académie pontificale, fit connaître son sentiment et – fut-il entendu? – le Pape ne se risqua plus jamais à voir dans le Big Bang une preuve de la Création. “

Darwin 2009 / Partout en France Toute l’annee

Le journal du CNRS

· Darwin 2009

http://www.darwin2009.fr/

Une introduction à l’évolution, une galerie photo de l’évolution en France et une bibliographie sélectionnéessaisonnent ce site.

Bibliographie sélectionnée

Sur l’Evolution

  • Barton, Nicholas H., Derek E.G. Briggs, Jonathan A. Eisen, David B. Goldstein, Nipam H. Patel. (2007). Evolution. Cold Spring Harbor Laboratory Press. Cold Spring Harbor, New York.
  • Darwin Charles (1999), La Filiation de l’homme et la sélection liée au sexe (1871, traduction française de Michel Prum), Paris, Syllepse.
  • Darwin Charles (1985), The Origin of species, First Edition (1859), Penguin Classics, London, Penguin Books.
  • Darwin Charles (1985), L’origine des espèces, (traduction française d’Edmond Barbier), Paris, La Découverte.
  • Futuyma Douglas J. (1986), Evolutionary Biology, Second Edition, Sunderland, Sinauer Associates.
  • Gould Stephen Jay (2006), La structure de la théorie de l’évolution, (Traduction française de Marcel Blanc), Paris, nrf Essais, Gallimard.
  • Grant Peter (1997), La sélection naturelle et les pinsons de Darwin. In « L’évolution », dossier Pour La Science, Hors Série n°14, janvier 1997.
  • Kimura Motoo (1990), Théorie neutraliste de l’évolution (1983), Paris, Flammarion.
  • Lafon Claude (2004), Idées reçues en Biologie, Paris, Ellipses.
  • Gouyon Pierre-Henri, Jean-Pierre Henry et Jacques Arnould, Les avatars du gène. Paris, Belin.
  • Lecointre Guillaume et Le Guyader Hervé (2001), Classification phylogénétique du Vivant, Paris, Belin (troisième édition revue, 2006).
  • Mayr Ernst (1993), Darwin et la pensée moderne de l’évolution, traduction de René Lambert, Paris, Odile Jacob.
  • Mayr Ernst (2006), Après Darwin. Paris, Dunod.
  • Cynthia L. Mills (2005) La théorie de l’évolution… et pourquoi ça marche (ou pas). Collection Quai des Sciences. Paris, Dunod.
  • Picq Pascal (2007). Faits et causes pour l’évolution. Pour La Science n° 357, juillet 2007.
  • Ridley Mark (2004), Evolution, Third Edition, Malden, Oxford, Blackwell publishing.
  • Samadi Sarah et David Patrice (2000), La théorie de l’évolution, une logique pour la biologie, Paris, Flammarion.
  • Selosse Marc-André et Godelle Bernard (2007), L’évolution mène toujours au progrès : idée reçue, La recherche. Lire.
  • Selosse Marc-André et Godelle Bernard (2008), Dieu menace-t-il Darwin ? Quelle leçon pour la France, La recherche. Lire.
  • Tassy Pascal (1991), L’arbre à remonter le temps, Paris, Christian Bourgois.

Epistémologie

  • Baillargeon Norman (2007), Petit cours d’autodéfense intellectuelle. Montréal, Lux editeur.
  • Barberousse Anouk, Kistler Max, Ludwig Pascal (2000), La philosophie des sciences au XXème siècle, Paris, Flammarion.
  • Bourdieu, Pierre (2001), Science de la science et réflexivité, Paris, Raisons d’agir éditions.
  • Bronner, Gérald (2008), Coïncidences, nos représentations du hasard. Paris, Vuibert.
  • Bunge, Mario (1981), Le matérialisme scientifique, Paris, Syllepse, 2008.
  • Dennett C. Daniel (2000), Darwin est-il dangereux ? Paris, Odile Jacob.
  • Dubessy Jean et Lecointre Guillaume (2001), Intrusions spiritualistes et impostures intellectuelles en sciences, Paris, Syllepse.
  • Dubessy Jean, Lecointre Guillaume et Silberstein Marc (2004), Les matérialismes (et leurs détracteurs), Paris, Syllepse.
  • Mayet, Laurent (2002) (Dir.), La science en dix questions. Hors Série de Sciences et Avenir n° 133.
  • Mayet, Laurent (2003) (Dir.), Le monde selon Darwin. Hors Série de Sciences et Avenir n° 134.
  • Mayet, Laurent (2006) (Dir.), L’univers est-il sans histoire ? Hors Série de Sciences et Avenir n° 146.
  • Nadeau Robert (1999), Vocabulaire technique et analytique de l’épistémologie, Paris, Presses Universitaires de France.
  • Quiniou Yvon (2002), Etudes matérialistes sur la morale, Paris, Kimé.
  • Tort Patrick (1983), La pensée hiérarchique et l’évolution. Paris, Aubier.

Sur le Créationnisme

  • Baudoin, Cyrille et Olivier Brosseau (2008). Les créationnismes, une menace pour la société française ? Paris, Syllepse.
  • Grimoult Cédric (1998) Evolutionnisme et fixisme en France, histoire d’un combat 1800-1882. Paris, CNRS Editions.
  • Grimoult Cédric (2008) Mon père n’est pas un singe ? Paris, Ellipses.
  • Lecourt Dominique (1992), L’Amérique entre la bible et Darwin, Paris, Presses Universitaires de France.
  • Mayet Laurent (2005) (Dir.), La Bible contre Darwin, Le Nouvel Observateur, Hors-Série n°61.
  • Picq Pascal (2007), Lucy et l’obscurantisme. Paris, Odile Jacob.
  • Tort Patrick (1997) (Dir.) Pour Darwin, Paris, Presses Universitaires de France.

Sur l’histoire des sciences

  • Charbonnat Pascal (2007), Histoire des philosophies matérialistes, Paris, Syllepse
  • Duris Pascal et Gohau Gabriel (1997) Histoire des sciences de la vie. Paris, Nathan université, coll. « réf. ».
  • Gayon Jean (1992) Darwin et l’après-Darwin. Paris, Kimé.
  • Gould Stephen Jay (1983), La mal-mesure de l’Homme, Paris, Ramsay.
  • Laurent Goulven (1987) Paléontologie et Evolution en France 1800-1860. Paris, Editions du CTHS.
  • Tort Patrick (1996) (Dir.) Dictionnaire du darwinisme et de l’évolution, (3 vol.).Paris, Presses Universitaires de France.
  • Tort Patrick (2000) Darwin et la science de l’évolution, Paris, Gallimard découvertes.

Disponible sur le site

  • Selosse Marc-André et Godelle Bernard (2007), L’évolution mène toujours au progrès : idée reçue, La recherche. Lire.
  • Selosse Marc-André et Godelle Bernard (2008), Dieu menace-t-il Darwin ? Quelle leçon pour la France, La recherche. Lire.

UK   DARWIN YEAR

Het geboorteland van darwin

www.darwin200.org
http://www.aboutdarwin.com/

The tree of life 

Attenborough over Darwin

…. Volgens Attenborough is Genesis de wortel van de menselijke exploitatie en verwoesting van de planeet aarde : Hij legt uit waarom de “evolutie”- idee van levensbelang is , omdat het de mens plaatst als en onvermijdelijk deel van de natuur

In 2000 had Steve Jones al het boek
‘Almost Like a Whale: The ‘Origin of Species’ Updated’ (Paperback) gepubliceerd,
In 2009 doet hij blijkbaar hetzelfde .

On the Origin of Species, Revisited

http://www.newscientist.com/special/on-the-origin-of-species-revisited

(Image: James Balog / Getty)This month marks the 150th anniversary of the most influential piece of popular science writing ever published.A few years ago, New Scientist listed reading On The Origin of Species as one of the 100 things to do before you die. To do so is to experience the extraordinary sensation of having a scientific genius enter your mind to guide you through his most important theory.Now we have asked the geneticist, evolutionary thinker and author Steve Jones to summarise and update the book for the 21st century – and, we hope, to inspire readers to experience Darwin’s astounding, world-changing writing first-hand.

ORIGIN OF SPECIES FOR THE 21ST CENTURY

Darwin’s masterpiece revisited

Unique among scientific theories, evolutionary biology finds its roots in a popular book by a single author. Darwin presented a new and radical view of existence: that life has changed over time and space, in part through a simple process called natural selection.To a modern reader Origin of Speciesseems lengthy indeed, with only a single illustration to enliven its 150,000 words. But Darwin was a clear thinker and the book is an impressive piece of advocacy.In just a fraction the length of its archetype, this account sketches out how Darwin might make his case today, a century-and-a-half on.Read more

CHAPTER 2

Variation under nature

Darwin was fascinated by the diversity of existence (Image: Niladri Nath/Flickr/Getty) In which Darwin considers individual differences and highlights the wide degree of variability within species upon which natural selection works

CHAPTER 3

Struggle for existence

Struggle for existence, wolves have been pushed out of their habitats by humans (Image: Niladri Nath/Flickr/Getty) In which Darwin describes the competition in nature for limited resources

CHAPTERS 4 AND 5

Natural selection and laws of variation

Sexual signals involve a trade-off, as they can attract predators too (Image: Dr. Paul Zahl/Spl) In which he explores the forces influencing the variation upon which natural selection works

CHAPTER 6

Difficulties on theory

Evolutionarily engineered (Image: Paul Sutherland/Getty) In which Darwin considers organs of extreme perfection and other apparent stumbling blocks for his theory

CHAPTER 7

Instinct

Bred to heard (Image: Nick Koudis/Getty) In which Darwin faces the issue of how behaviour might evolve

CHAPTER 8

Hybridism

The swordtail can produce strange hybrids further down the line when crossed with similar species such as platyfish (Image: FotoNatura/FN/Minden/FLPA RM) In which Darwin examines what keeps species apart

CHAPTERS 9 AND 10

On the imperfection of the geological record and the geological succession of organic beings

Top of the evolutionary chain (Image: Jens Kuhfs/Getty) In which Darwin considers why our palaeontological collections are full of gaps, and describes how his theory can account for the pattern of succession from fossils to living forms

CHAPTERS 11 AND 12

Geographical distribution

How did they get there? (Image: David Madison/Getty) In which Darwin demonstrates the importance of geographical barriers and climate change to explain the distribution of life as we see it today

CHAPTER 13

Mutual affinities of organic beings: Morphology: Embryology: Rudimentary organs

Evolutionary forms like this rat reveal a shared evolutionary history (Image: Science pictures ltd/SPL) In which Darwin considers classification and shows how his theory can be used to organise the living world along evolutionary lines

CHAPTER 14

Recapitulation and conclusion

In which Darwin expounds his “long argument” and addresses the “mystery of mysteries”: why there are so many different species

LINKS  wat is er nog bereikbaar  ? 

Basis vormt de prachtige lijst van

The Complete Work of Charles Darwin Online/ Contact the Director: Dr John van Wyhe.

______________________________________________________________________________

2009 was the 150th anniversary of the publication of On the Origin of Species (24 November 1859) and the 200th anniversary of Darwin’s birth (12 February 1809). This page aimed to list the associated worldwide events and publications.

Iems are loosely grouped into ‘Events’, ‘Publications‘ and ‘Films, documentaries & performances‘. Although this list is far from comprehensive, it is probably the largest list of worldwide Darwin events in 2009.

See also ‘1909: The first Darwin centenary


Events:

The [Dutch] Beagle project – reconstructing Darwin’s 5-year long voyage on HMS Beagle in one year.

Natural History Museum’s Darwin200 Events page here.

Darwin Day Celebration here.

Darwin Now. British Council. here.

The Darwin 150 Project (on facebook) here.


The HMS Beagle Project


16 Sept 2008 – 6 April 2009 The Darwin Bicentennial at Appalachian State University. http://universityforum.appstate.edu including ’13 lectures by distinguished scholars. Dr. James Costa, Director of Highlands Biological Laboratory, and Professor at Western Carolina University, will present a lecture on Feb 10, 2009 titled “On the Origin of the Origin”, which will detail his soon to be published book The Annotated Origin of the Species, from Harvard University Press. We will also have an Evolution Film Festival, music and art competitions, and theatrical productions of the Scopes Trial (from actual transcripts) and Inherit the Wind.’


Autumn 2008 – 2009 Celebrating Darwin and Evolution, Case Western Reserve University


Sept. 2008-Feb. 2009 Darwin Year Celebration. Davidson College Department of Biology. http://www.bio.davidson.edu/people/kahales/misc/Darwinyear0809/Darwin2009.html


14 Nov. 2008 – 19 April 2009 Darwin exhibition Natural History Museum, London.
Darwin is the biggest ever exhibition about Charles Darwin. It celebrates Darwin’s ideas and their impact for his 200th birthday in 2009. Discover the man and the revolutionary theory that changed our understanding of the world. See incredible, revealing and rare exhibits, some on display for the first time.


Dec. 2008-2009 ‘Charles Darwin in Australia’ National Museum of Australia


2009 The Vancouver Evolution Festival – UBC&SFU/Vancouver Canada. A year-long celebration of the joint anniversaries of Darwin’s birth and the publication of On the Origin of Species. Events throughout the year and throughout the city will explore Darwin’s many contributions to science, the latest findings in evolution & biodiversity, and the profound implications of these discoveries for society today. http://www.vanevo.ca.


Darwin Sesquicentennial Program at the University of Cincinnati, Ohio, USA. http://www.uc.edu/darwin/


2009. Zoology Museum, University of Cambridge. ‘Beetles, Finches and Barnacles: The Zoological Collections of Charles Darwin’. The exhibition will look at how Darwin’s experiences in Zoology shaped his ideas on evolution and natural selection, using many of the specimens he collected throughout his life (especially during the Beagle Voyage).


2 Jan. – 31 March 2009 The Lost World exhibition A display on Conan Doyle, Darwin and early portrayals of evolution to coincide with the Lost World Read 2009. In this initiative, thousands of people from Edinburgh, Glasgow, Hampshire, Shrewsbury, City of Westminster and most of South West England will be celebrating the bicentenary of the birth of Charles Darwin and the 150th birthday of Arthur Conan Doyle with a mass-read of The Lost World. Bristol Central Library, Bristol.


5-31 Jan. 2009 Voyage of the Beagle by Private Jet. follows highlights of Darwin’s voyage, beginning at Stanford’s campus near Palo Alto, California and ending in London. Stanford professors Bill Durham and David Abernethy, along with Harvard professor Janet Browne, will accompany the program as faculty leaders, delivering a comprehensive educational program focused on Darwin’s life, discoveries and legacy. Travelers will fly from destination to destination aboard a private Boeing 757, custom-fitted for just 92 passengers.


18 Jan. – 7 March 2009 Darwin College, Cambridge. Darwin Lecture Series


19 Jan. – 31 May 2009 Charles Darwin and the Origin of Species A small display at the National Portrait Gallery in London will celebrate Darwin’s life and work through the medium of photography, itself a rapidly changing product of nineteenthcentury science. Alongside portraits of Darwin at various stages of his life, the display includes images of those who were instrumental in the publication of his controversial theory. National Portrait Gallery, London.


22-24 Jan. 2009 To mark the 200th birthday of Charles Darwin (born Feb. 12, 1809) MIT will host a major conference January 22-24 that will celebrate the famed naturalist’s life and examine a wide spectrum of topics related to evolution. http://sites.google.com/site/darwinbicentennial/register


24 Jan. – 18 April 2009 Darwin’s Voyage of Discovery An exhibition including a timeline filled with anecdotes and stories to explore Darwin’s journey across the oceans. Take a closer look at our living ancestral heritage with specimens from the natural history collections. Plymouth City Museum and Art Gallery, Plymouth http://www.plymouth.gov.uk/museumdarwin200.htm


26 Jan. – April 2009 Walk in Darwin’s footsteps at ZSL London Zoo. ‘To celebrate Darwin200, the year of Darwin’s two hundredth birthday, ZSL London Zoo will be launching a free, fully interactive trail for 2009 on February 14th. For half term only, visitors will be able to join Darwin himself (or at least an actor playing Darwin!) on an exploratory walk around the Zoo.’ Press Contact: Rebecca Smith, rebecca.smith@zsl.org or 0207 449 6236


29 Jan. – 4 March The Leverhulme Centre for Human Evolution. Special Series of Seminars in Human Evolution http://www.human-evol.cam.ac.uk/


Darwin200 – ‘a collaboration of organisations across the UK who are celebrating Darwin’s 200th birthday in February 2009 with an exciting programme of activities.’


2 Feb. – 1 Oct. 2009 Charles Darwin: The Beginnings of a Continuing Journey A small exhibition exploring how Shrewsbury influenced Darwin. Rowley’s House, Shrewsbury http://www.shrewsburymuseums.com/exhibitions/001127.html


2 Feb. 2009, 8:30 pm. ‘Darwin Anniversary Cafe: Modern Living and Evolution’. Exeter Cafescientifique, Exeter Phoenix, Gandy Street, Exeter, EX4 3LS. (sponsored by Michelmores Solicitors).


5 Feb. CHAST Lecture – Is human evolution over? Steve Jones. University of Sydney


5-28 Feb. 2009, “Emory Evolving Arts: New Works Festival,” Emory College Center for Creativity & Arts and Emory University Creativity & Arts Initiative, http://www.creativity.emory.edu


5-6 Feb. 2009 Darwin Day meeting. Natural History Museum, Milan, Italy.


6 Feb- 28 Aug. 2009 Charles Darwin: A Man of Enlarged Curiosity An exhibition of publications and specimens representing Darwin’s work and life. Earth and Mineral Sciences Museum & Art Gallery, 19 Deike Building, The Pennsylvania State University, University Park, Pennsylvania, USA Opening reception and celebration, 12 February 2009


7-15 Feb. 2009, Ithaca Darwin Days. Sponsored by Cornell University and the Paleontological Research Institution. http://www.ithacadarwindays.org/


7 Feb. – 7 June 2009 Darwin at Down An exhibition of photographs of Darwin and his family 7 February – 7 June 2009, Horniman Museum, London


7 Feb. 2009 – Jan. 2010 The National Museum of Wales in conjunction with the Open University in Wales is hosting Darwin: A Revolutionary Scientist. http://www.museumwales.ac.uk/en/darwin200/


8-13 Feb. 2009 Evolution – The Event. Melbourne (Australia).


9 Feb. 2009 The Nature Darwin Debate 1: Are We Still Evolving? 7 pm. Is natural selection still shaping humans given that our survival is often more dependent on technology than genes? What are the implications for future generations from sedentary lifestyles, falling birth rates and older parents? What might our species look like 1000 years from now? Join three leading experts in evolutionary biology and evolutionary psychology including Henry Gee (British palaeontologist, evolutionary biologist and Senior Editor of Nature) and Susan Blackmore (freelance writer, lecturer, broadcaster and a Visiting Lecturer at the University of the West of England, Bristol) as they debate the latest evidence and its implications.


9 Feb. 2009 5pm John van Wyhe lecture. Environmental and Evolutionary Biology seminar series, School of Biology, University of St Andrews.


9 Feb. 2009 Why Darwin Matters Dr Michael Shermer, author of Why Darwin Matters: The Case Against Intelligent Design, talks about evolution and intelligent design. University of Bristol, Bristol.


9 Feb. 2009 The Darwin’s Sacred Cause book launch takes place at 6pm in the Great Hall on Imperial College London’s South Kensington campus. Entry is by advance free ticket only. Tickets can be reserved by emailing events@imperial.ac.uk


9-12 Feb. 2009 Darwin Days; Series of events including lectures, posters, exhibits, games, videos, etc. to celebrate the 20th anniversary of Darwin’s birth; sponsored by the Univesity of Northern Iowa Freethinkers and Inquirers; to be held in the Maucker Student Union on the campus of the University of Northern Iowa in Cedar Falls, IA, USA. For more information and details: http://darwinweek.com/


9-14 Feb. 2009 Darwin Week Festival Clemson University http://people.clemson.edu/~mchildr/Darwin/


9 Feb. 2009 6 pm. Exhibition Inauguration: Charles Darwin and his Links to St Andrews. School of Biology, University of St Andrews, St Andrews. http://darwin.st-andrews.ac.uk

10 Feb. 2009 4 pm. Evolution in the Century of Biology: Adaptation to Societal Need. Professor Thomas Meagher seminar, School of Biology, University of St Andrews, St Andrews. http://darwin.st-andrews.ac.uk


10 Feb. 2009 6 pm. Film – Inherit the Wind. New Picture House Cinema, St Andrews, Fife. http://www.nphcinema.co.uk


11 Feb. 2009 The Animals and Ourselves. Join Professor Aubrey Manning as he discusses the two key questions of do humans have instincts and do animals have intellects? Hawthornden Court, National Museum of Scotland, Edinburgh http://www.nms.ac.uk/talksandlectureseventslist.aspx.


11 Feb. 2009 Can British Science Rise to the New Challenges of the Twenty- First Century? For the 2009 Annual Darwin Day Lecture, organised by the British Humanist Association, Prof Sir David King will speak about the present state and future of science in Britain. Conway Hall, London.


10 Feb. 2009- Toulouse Museum (http://www.museum.toulouse.fr/), in conjunction with CNRS & University of Toulouse. ‘How Darwin changed our vision of the world?’ Public lecture series, events, and exhibitions throughout 2009, starting on Feb 10 with a celebration week, and a symposium on ‘Evolution & Medecine’ in Oct.


12 Feb. 2009 Darwin at the Museum The Natural History Museum will celebrate with a day of public talks and gallery performances celebrating the bicentenary, and in the evening the Museum will host the main Darwin200 VIP event. This will feature new works of art inspired through Darwin related programmes supported by the Wellcome Trust and Arts Admin, and by The Gulbenkian Foundation and The Galapagos Conservation Trust. http://www.nhm.ac.uk/.


12 Feb. – 3 May 2009 Yale Center for British Art: ‘Endless forms: Charles Darwin, Natural Science and the Visual Arts’


12 Feb. 2009 An exclusive dinner for 100 guests will be taking place at Christ’s College, Cambridge – part of the effort of the college to raise £500,000 to establish a Darwin Research Fellowship at Charles Darwin’s former college alongside a programme for visiting scientists from the Galapagos together with the Galapagos Conservation Trust. Special guests HRH Prince Philip, Duke of Edinburgh, Sir David Attenborough and Andrew Marr).


12 Feb. 2009 Reflections, Evolution of the Huxley Wilberforce Debate of 1860 A conversation between Richard Dawkins and Lord Richard Harries (recently Bishop of Oxford) celebrates Darwin’s contribution to modern biology and explores the Great Debate at the Oxford British Association meeting of 1860. 12 February 2009, Oxford University


12 Feb. 2009. THE 2009 OCEES DARWIN LECTURE Dr. Nina Jablonski will present “The evolution of human skin and skin color” 4:10 pm. Darwin Bicentennial Seminars at Ohio University. For the venue and further information visit the OCEES website: http://www.ocees.ohio.edu/


12 Feb 2009 Inaugural workshop entitled ‘Darwin Across the Disciplines’ hosted by the Sam Noble Oklahoma Museum of Natural History. First of a year-long series of events at the University of Oklahoma in Norman, Oklahoma, USA. For more information and contact details: http://www.ou.edu/darwin/Site/Home.html


12 Feb. 2009 Annual Darwin Day conference on the philosophy of biology and Darwinism, including a Café Scientifique public debate. University of Birmingham http://darwinday.bham.ac.uk/.


12 Feb. 2009 Exploring and Investigating Nature. The launch of a photographic competition, open to all ages. The winning entries will form a display in November 2009. Grant Museum, Horniman Museum, Institute of Biology http://www.horniman.ac.uk/darwin/.


12 Feb. 2009 Happy Birthday Mr Darwin A voyage of the Beagle trail around the zoo, revealing significant dates within the life of Charles Darwin and featuring some of his publications and discoveries. 12 February 2009, Edinburgh Zoo http://www.edinburghzoo.org.uk/.


12 Feb. – 12 May 2009 Mr Darwin’s Fishes An exhibition about the Beagle fish specimens and Darwin’s lifelong friend, the eminent naturalist Leonard Jenyns. Bath Royal Literary and Scientific Institution http://www.brlsi.org/darwin2009/index.html


12 Feb. 2009. Darwin 200 in St Andrews; a series of seminars, bringing together some of the greatest minds in the university to celebrate and appropriately honour one of Britain’s best known and respected scientists. School of Biology, University of St Andrews, St Andrews. http://darwin.st-andrews.ac.uk


12 Feb. 2009 7:00 pm – 8:30 pm Darwin: His Enduring Legacy in an Age of Ecological Crisis, Weedon Island Preserve Cultural and Natural History Center. Join Dr. H Bruce Rinker to learn how Charles Darwin conjoined decades of field observations with his investigative spirit and the knowledge of his day to produce what some consider the most significant scientific works ever authored. Free program, cake, and refreshments. Pre-registration required. http://www.weedonislandpreserve.org


12 Feb. MacLeay Museum Exhibition: Accidental Encounters. University of Sydney


12 & 14 Feb. 2009 ‘Beetle Buzz: Darwin’s Doings and the Bugs of York.’ Multimedia poetry show for adults and children alike by Anneliese Emmans Dean with live music from David Hammond. Part of ‘The Fruits of Heresy’ Darwin season at Unitarian Chapel, St Saviourgate, York, UK http://www.thebigbuzzbiz/see_a_show_.html


12-15 Feb. 2009 BioEd 2009 Conference to promote understanding of biodiversity and the importance of evolutionary biology through an international exchange of ideas and knowledge about current research and education. Christchurch, New Zealand. http://www.allanwilsoncentre.ac.nz


12 Feb. 2009-Sept. 18 2009 Charles Darwin: After the Origin Cornell University Library, Ithaca, NY http://rmc.library.cornell.edu/darwin/ Cornell University Library will begin the celebration of its major Darwin exhibition with a lecture by Dr. Frank H.T. Rhodes, a preeminent Darwin scholar and president emeritus of Cornell University, on Feb. 12. The exhibition runs until September and includes documents, rare books, engravings, photographs and artifacts.


13 Feb. 2009 The Home of Charles Darwin, Down House, opens to the public on 13 February 2009. Experience Darwin’s world as never before with a visit to Down House – his Kentish family home and the unconventional laboratory in which he researched and wrote On the Origin of Species. Rare and unique collections, including many of Darwin’s personal possessions, will be on display for the first time alongside an exciting new multimedia tour of the family rooms as well as the extensive gardens, known as Darwin’s ‘outdoor laboratory’. Interact with the rare Beagle notebooks via exciting new digital displays and imagine what life at sea was like with an impressive full scale replica of Darwin’s cabin on the Beagle.


13 Feb. 2009 Charles Darwin – The True Story. Lecture by John van Wyhe. 7.30pm Winchester Discovery Centre.


13 Feb. 2009 A Day For Darwin, Biology Department, Queens College, Lefrak Concert Hall, http://dennehylab.bio.qc.cuny.edu/dd.html Symposium and Panel Discussion, Free and Open to the Public.


13 Feb. at 8.15 pm: Screening of ‘Flock of dodos’ followed by a Q and A with the director Dr. Randy Olson. Murray Edwards College, Cambridge.

14 Feb. at 3 pm: Panel discussion on evolution, creationism and intelligent design chaired by Prof. Michael Akam. The panel includes Dr. Rob Asher (Museum of Zoology, Cambridge), Prof. Michael Reiss (Institute of Education), Prof. Robert Foley (LCHES), Dr. Randy Olson, Dr. David Rosevear (creation science movement) and Revd. Angela Tilby. Murray Edwards College, Cambridge.

14 Feb. at 8 pm: Screening of ‘Inherit the wind’. Murray Edwards College, Cambridge.


14 Feb. 2009 ‘Happy Birthday Charles Darwin’ The Manchester Museum www.manchester.ac.uk/museum Happy Birthday Charles Darwin will be a family Big Saturday including displays of specimens that Darwin collected, Museum and University of Manchester experts on hand, performances from “Darwin and his Dodo” and science experiments. Pride of place will be the Museum’s Giant Tortoise from the Galapagos Islands.


14 Feb. 2009 Logic and democracy: 4th Darwin Day in Correggio (RE) , Italy. Meeting with Domenico Massaro – Logic Academic at Faculty of Literature and Philosophy of Siena University. – 8 pm – Evening meeting – Symposium: “Around the table with Platone”. Table conversation with prof. Domenico Massaro. Promoted by Al Simposio Association and Biblioteca Comunale Correggio. Info: alsimposio@tiscali.it


14 Feb. 2009 Happy Birthday Charles Darwin This family Big Saturday includes displays, performances and science experiments with the museum’s giant tortoise from the Galapagos Islands taking pride of place. The Manchester Museum, University of Manchester


14-22 Feb. 2009 Walk in Darwin’s footsteps this half term, Step back in time this February half term at ZSL London Zoo ZSL London Zoo, and embark on an exciting walk with ‘Charles Darwin’, the pioneering scientist who penned the renowned ‘Origin of Species’. ZSL London Zoo has a historical relationship with Charles Darwin of which it is very proud. Darwin was a corresponding fellow to the Zoological Society of London throughout his famous voyage on the HMS Beagle, during which time he developed his groundbreaking ideas on natural selection.


17 Feb. February Sydney Ideas – Michael Ruse on Darwin. University of Sydney


20 Feb. – Dec. 2009 Christ’s College, Cambridge, Darwin’s restored student rooms, Darwin garden with new statue of student aged Darwin by Anthony Smith and Lady Margaret lectures. For Darwin’s room opening times click here.

Feb. – Nov. 2009 Christ’s College Old Library, exhibition: ‘Charles Darwin: On land and at sea’. http://www.christs.cam.ac.uk/current-students/library/darwin200/ Free admission.
‘An exhibition celebrating the two-hundreth anniversary of the birth of Charles Darwin is now open in the Old Library. The exhibition is open to the public between 10 and 12, and again between 2 and 4, every Wednesday and Thursday. It is also open on Saturday afternoons between 2 and 4. Please check this website frequently, as opening times are subject to change. For organized / group visits, please contact the Library.’


18 Feb. 2009 Darwin at the Movies: Alfred Russell Wallace and Genius-Charles Darwin. San Diego State University http://cal.sdsu.edu/darwin/darwinatmovies.html


18 & 22 Feb. 2009 Darwin in Carnival in Recife and Olinda: Photos of the traditional lauching of the National S&T Week in the Carnival of Olinda and Recife with commemoration of the Darwin Year and IYA. Several scientists´ big dolls [Darwin, Galileu, Einstein, Carlos Chagas, …] went to the streets: http://www.sbpcpe.org/fotos/2009/carnaval/olinda/
http://www.sbpcpe.org/fotos/2009/carnaval/
Sponsors: Ministry of Science and Technology, SPPC – PE, UFPE, IFET-PE

2009 The expedition “The Darwin Trails” has followed Darwin’s footsteps in his trip to the state of Rio de Janeiro (1832). The expedition had an intense participation of teachers, schools, scientists and general people. Commemorative plaques were launched in 12 cities or small towns with Randal Keynes. Many other activities will be realized in these cities in 2009. http://www.casadaciencia.ufrj.br/caminhosdedarwin/ Photos of the expedition in: http://picasaweb.google.com.br/casadaciencia
Sponsors: Ministry of Science and Technology, Casa da Sciencia/UFRJ, Departamento de Recursos Minerias – Rio de Janeiro

2009 Project Darwin in Bahia with several activities organized in 2008 and many others for 2009: http://www.cienciaartemagia.ufba.br/darwinnabahia/
Sponsors: FAPESB, Federal University of Bahia, Ministry of Science and Technology, SECTI – Ba


18 Feb. – 27 May 2009 Darwin lectures and workshops at the University of Bern, Switzerland. http://www.forum.unibe.ch/de/pro_Darwin.htm


22 Feb. 2009 Lectures by Peter Kjaergaard and John van Wyhe. National History Museum of Denmark, Copenhagen.


25-27 Feb. 2009 DARWIN IN SEVILLE 2009 http://www.institucional.us.es/darwin09/home.html


26 Feb. 2009 The reception of Charles Darwin in Europe. A colloquium at Christ’s College, Cambridge. http://www.clarehall.cam.ac.uk/rbae/Darwin_Colloquium.htm


26-28, Feb. 2009. Universidad Nacional de Colombia. Bogota DC Colombia (South America) ‘A Symposium on Evolution in commemoration of Darwin bicentenary will be held at The National University of Colombia. The three days meeting “Darwin 200 years and evolutionary thinking in 2009” will gather professors from several Latin-American countries that have previously worked together in what is named the Bogota group. An audience (ca 400) of students, teachers, researchers and science professors is expected. The organizing committee is conformed by Eugenio Andrade, Joao Mu�oz and Alejandro Rosas with the support of the Universidad Nacional de Colombia. To check more information, see http://www.darwin2009.unal.edu.co/index.html


27 Feb. 2009 ‘Early Influences on Darwin: The Beagle Years.’ Talk by Professor Alistair Fitter, of University of York. Part of ‘The Fruits of Heresy’ Darwin season at St Saviourgate Unitarian Chapel, St Saviourgate, York, UK http://www.yorkunitarians.org.uk/

28 Feb. 2009 ‘Darwin’s Influence: Intelligent Design Then and Now.’ Talk by Dr Simon Hardy, of University of York (retired). Part of ‘The Fruits of Heresy’ Darwin season at St Saviourgate Unitarian Chapel, St Saviourgate, York, UK http://www.yorkunitarians.org.uk/


March – Nov. 2009 The Natural History Museum, Mexico City. Two exhibitions, one to coincide with a major book fair in March and the other opening in November. For more information, contact Rosa Linda Fragoso, rosita.de.maiz@gmail.com.


c. March 2009 ‘Darwin’s Reach: A Celebration of Darwin’s Legacy Across Academic Disciplines‘ Hofstra University, Hempstead, NY. Contact: Stu Vincent, 516-463-6493, stuart.vincent@hofstra.edu


2 March 2009 Darwin lecture by author Edward J. Larson. San Diego State University http://cal.sdsu.edu/darwin/edwardlarson.html

4 March 2009 Darwin at the Movies: Angels and Insects. San Diego State University http://cal.sdsu.edu/darwin/darwinatmovies.html


3 March 2009 Convidamos VExª para assistir à Conferência “O GÉNIO DE DARWIN” a proferir pela Profª Doutora Ana Leonor Pereira, no dia 3 DE MARÇO DE 2009, às 17horas, na Sala de Conferências do CEIS20, integrada no Ciclo de Conferências “200 Anos de Darwin”.


3-7 March 2009 Conference: ‘Biological Evolution: Facts and Theories A Critical Appraisal 150 Years After “The Origin of Species” (http://www.evolution-rome2009.org/)’


6-7 March 2009 The Evolution of Biology at York: Past, Present, and Future. Association of Graduate Students in Biological Sciences (AGSBS)/York University, Toronto http://www.biol.yorku.ca/grad/symposium/index.htm


9 March – Nov. 2009 Darwin Today. The Joint Research Counci. A travelling exhibition booked for 25 sites across the UK. The exhibition is aimed at engaging young audiences in how Darwin’s ideas inform modern research. It opens simultaneously at three venues: The Centre for Life in Newcastle, Sensation – the Dundee Science Centre, and at Living Coasts in Torquay. The exhibition is supported by a website, events programme, school resources and a discussion forum. Find out more about the RCUK Darwin Today programme at http://www.darwin.rcuk.ac.uk/500/all/1/Events.aspx


9 March 2009 The Nature Darwin Debate 2: What Price Biodiversity? 7pm We pay for our food, water, healthcare and energy, so why not pay for the many ‘services’ currently obtained for free from biological diversity e.g. insect-pollination, central to food production; or healthy forests, which we need for clean water and to stop soil erosion. Shouldn’t we invest now in our biodiversity in order to secure our future needs? Join leading names from science and politics including James Lovelock (author of Revenge of Gaia), Michael Meacher MP (former Minister of State for the Environment) and Sir Crispin Tickell (Director of the Policy Foresight Programme, James Martin Institute, Oxford University) as they debate the need to put a price on the Earth’s ecosystem services.


11 March 2009 Darwin and Genetics: 1909 and 2009. Christ’s College, Lady Margaret Lecture by Marsha Richmond


13 March – 24 April 2009 Darwin & the Golden Age of Zoology” exhibit: As part of the University of Wisconsin-Parkside’s Darwin 1809-1859-2009 commemoration of the 200th anniversary of Charles Darwin’s birth and the 150th anniversary of the publication of the Origin of Species, the Library presents “Darwin and the Golden Age of Zoology”. The exhibit consists of books, illustrations, specimens, and artifacts related to the many scientific surveys and expeditions of the late eighteenth to early twentieth centuries, of which Darwin’s voyage on HMS Beagle is among the best known, and perhaps the most momentous. Included are British or American editions of most of Darwin’s books, sumptuously illustrated systematic and zoogeographic monographs from the period, and more recently collected zoological and geological specimens. Highlights include a first American edition of Darwin’s Life and Letters (1887), P.H. Gosse’s Birds of Jamaica (1847), and a copy of J.E. Gray’s Synopsis of the Crocodilia (1867) perhaps once owned by Darwin, and bearing what may be his signature. The materials exhibited are from the Library, the Department of Biological Sciences, and the personal collections of Frank Egerton, Gregory Mayer, and Sean Murphy.


15-19 March 2009 British Council/CSIC Workshop on Evolution, Spain (details tbc)


16-28 March 2009 Origins ’09: A Celebration of the Birth & Life of Beginnings 2009 Sponsored by The Florida State University.


18 March 2009 Darwin at the Movies:The Darwin Adventure. San Diego State University http://cal.sdsu.edu/darwin/darwinatmovies.html


20 March – 23 Aug. 2009 Charles Darwin – Voyages and ideas that shook the world Australian National Maritime Museum – Darling Harbour, Sydney.
In the 200th anniversary year of Charles Darwin’s birth and 150 years after the publication of his famous evolutionary theory On the Origin of Species join Charles Darwin aboard HMS Beagle on the voyage of a lifetime. Explore the world of Darwin and his colleagues and see how their work continues on new scientific frontiers. Charles Darwin-Voyages and ideas that shook the world incorporates material from diverse collections including the British Museum, the National Maritime Museum Greenwich, the Oxford University Museum of Natural History, the National Library of Australia and the State Library of New South Wales. View watercolours that vividly record the places and people encountered by voyage artists. Examine specimens and artefacts collected during a series of ground-breaking surveying voyages. See how Darwin lived aboard the Beagle, Learn how Darwin’s captain Robert FitzRoy is linked to modern weather forecasting and listen to his first impressions of a tropical rainforest. Admire the craft of model making in our specially commissioned ship model of HMS Beagle or get close and personal with insect-eating plants in Darwin’s glasshouse!


26-28 March 2009 Darwin’s legacy: exploring diversity and evolution in the history of field biology. Society for the History of Natural History. National Museum of Wales, Cardiff.

28 March 2009 John van Wyhe ‘In Darwin’s pocket: the voyage of the Beagle from Darwin’s field notebooks’ – Ramsbottom Lecture, Society for the History of Natural History, National Museum of Wales, Cardiff.


30 March 2009 John van Wyhe lecture, Boston University.


30 March – 11 Sept. 2009 Kents Cavern: The Darwin anniversary excavations. The country’s leading experts in the palaeolithic are planning to conduct the first major excavations in Kents Cavern since the 1920s. They hope the information recovered from new fieldwork will contribute to widely-debated issues in palaeoanthropology. Most notably, they will concentrate on the origins of the cave’s use as a human shelter, and they hope to establish firmer dates for the first occupation of the cave by Neanderthals and early members of our own species. Kents Cavern Caves, Torquay, Devon http://www.kents-cavern.co.uk/


26 – 29 March 2009 Special Interest Weekend: Darwin’s Impact on Science and Culturem Christ Church, Oxford http://www.chch.ox.ac.uk/index.php?option=com_content&task=view&id=775&Itemid=633


1-4 April 2009 University of California at San Diego Dean’s Symposium on Evolutionary Biology


2-3 April 2009 ‘Mind the Gap: Charles Darwin’s true story’ lecture by John van Wyhe. American Association of Physical Anthropologists, Chicago.


3-4 April 2009 Boston Colloquium for the Philosophy & History of Science: a two-day symposium on: “The Reception of Darwinism: Trans-Cultural Differences”


3-4 April 2009 Charles Darwin’s Legacy in European Cultures. Organised jointly by CRINI, Nantes, and GRER (ICT), Paris VII (Denis Diderot).
Proposals of about 300 words and a short biographical note to be sent (in English or French) before September 15, 2008 to: – Georges LETISSIER ( georges.letissier@univ-nantes.fr) – Françoise LE JEUNE ( francoise.le-jeune@univ-nantes.fr) – Michel PRUM (prum.michel@wanadoo.fr)


4 April 2009 Lecture by John van Wyhe. Rocky Mountain Dinosaur Resource Center, Woodland Park, Colorado.

4 April – 4 Oct. 2009 Darwin and Dinosaurs. A special exhibition at the Rocky Mountian Dinosaur Resource Center, Woodland Park, Colorado (http://www.rmdrc.com/). The exhibition features the early dinosaur discoveries by Mantell, Buckland and Owen and the complete works of Charles Darwin, all 1st editions and in remarkable condition, including On the Origin of Species (1859). [This is probably the finest collection of Darwin’s works on public display anywhere in the world.] Celebrating the Darwin anniversary in 2009, the exhibition is designed to illustrate the impact the discovery of dinosaurs had on geology in the early 19th century, and the subsequent impact on Darwin. The exhibition highlights Darwin’s voyage and includes a museum-quality model of H.M.S. Beagle. The exhibit is accompanied by a richly illustrated full colour brochure that summarizes Darwin’s discoveries and gives an overview of evolution and the theory of natural selection.


6-9 April 2009 10-5pm. Discover Evolution (part of the Edinburgh International Science Festival). National Museum of Scotland, Edinburgh. To celebrate the 200th birthday of Charles Darwin, Edinburgh University are taking a closer look at evolution this year in the Discover Evolution section of the Edinburgh International Science Festival. Free drop-in activities are being held in the National Museum for children and families aged 7 and upwards. Come along for some fun and to see how evolution is still very much a current issue.


8 April 2009 John van Wyhe lecture, 7pm University of Wisconsin-Parkside, Kenosha, WI


8 April 2009 Darwin at the Movies: Inherit the Wind. San Diego State University http://cal.sdsu.edu/darwin/darwinatmovies.html

16 April 2009 Round Table Discussion: Science and Religion – Irreconcilable Differences? San Diego State University http://cal.sdsu.edu/darwin/Eventschedule.html


9 April 2009 John van Wyhe lecture, 6:00-7:30pm, Oklahoma University


16 April 2009 John van Wyhe lecture “Mind the Gap: Did Darwin Avoid Publishing his Theory for 20 Years?”, 4 pm (EST) in ERC Building, Room 427 (Auditorium), on the West Campus of the University of Cincinnati.


17 April 2009 John van Wyhe lecture, “Charles Darwin – the true story”. Public Library of Cincinnati and Hamilton County, Cincinnati.


19 April – May 2009 The year of evolution. University of Pennsylvania, in conjunction with Penn Museum.


20 April 2009 John van Wyhe lecture, Colby College, Waterville, Maine

21 April 2009 John van Wyhe lecture, Mid-Maine Global Forum, Waterville, Maine


23-24 April 2009 Evolution today and tomorrow Darwin evaluated by contemporary evolutionary and philosophical theories. FCUL, Centro de Filosofia das Ciências da Universidade de Lisboa. Portugal


28 April 2009, the Faraday Institute termly public lecture on ‘God, Darwin and Design’ will be given by Prof. Kenneth Miller (Brown University, USA) in the Queen’s Lecture Theatre, Emmanuel College, Cambridge, at 5.30 p.m. http://www.st-edmunds.cam.ac.uk/faraday/Lectures.php.


30 April 2009 Darwin in the Classroom: Workshop for K-12 educators and parents. San Diego State University http://cal.sdsu.edu/darwin/Eventschedule.html


6 May 2009 Socrates versus Darwin. Christ’s College, Lady Margaret Lecture by David Sedley.


6 May 2009 John van Wyhe lecture. Cambridge University atheist & agnostic society, Cambridge Union.


6 May 2009 In Barcelona (Spain) there is a complete, public and uninterrupted Reading of “the Origin of the Species” of Charles Darwin. Fent Historia, the Catalan Association of Historical Studies, organizes their Tribute to Charles Darwin with the voice of the citizens of Barcelona. With the academic support of the Universitat of Barcelona, the Universitat of them Illes, Balears and Humboldt-Universitat zu Berlin (Germany), read in Spanish, Catalan, English, or German. Also, with the purpose of promoting the Accessible Reading and without barriers, some chapters will be able to be read in Braille thanks to the aid of Blind the National Organization of Spain, Territorial Delegation of Catalonia. The Day of Darwinian Lecture, will co-incide with the 150th anniversary of the death of Alexander Von Humboldt. For more information consult http://www.fenthistoria.org/.


12 May, 2009, at 6.30pm, there will be a high profile debate in Westminster Abbey, London, chaired by the BBC’s John Humphrys and sponsored by Theos and the Faraday Institute for Science and Religion. This will explore the compatibility of belief in God and Darwinian evolution. The panellists will include Lord Robert Winston, Professor Steve Jones, Dr Denis Alexander, and Professor Nancy Rothwell.


13 May 2009. Charles Darwin and Karl Marx – public meeting, International Students for Social Equality, University of Sheffield, England

15 May 2009. Charles Darwin and Karl Marx – public meeting, International Students for Social Equality, University of Manchester Student Union, Manchester, England

19 May 2009. Charles Darwin and Karl Marx – public meeting, International Students for Social Equality, London School of Economics, London England

20 May 2009. Charles Darwin and Karl Marx – public meeting, International Students for Social Equality, University of Sussex, Brighton, England http://www.wsws.org/articles/2009/may2009/isse-m09.shtml


16 May 2009 Darwin’s London. From London’s influence on the young Charles Darwin to the effect of Darwinian theory on the reshaping of the city, this day of talks will offer an entertaining and enlightening insight into the relationship between man and metropolis. Organised jointly by the Hunterian Museum at the Royal College of Surgeons and the Grant Museum of Zoology. http://www.rcseng.ac.uk/museums/events/spring-events/darwins-london


-17 May 2009 In Pursuit of Knowledge: Voyages of Scientific Exploration. This exhibition at St Andrew’s Museum, Fife, explores themes of exploration, adventure and discovery from pioneers such as Cook, Darwin, Scott and Shackleton as well the Scotia expedition.


20 May 2009 Science Biography (Sydney Writers’ Festival) University of Sydney


-22 May 2009 Voyage of the Beagle at the Life Science Centre, Newcastle-upon- Tyne, is a stunning planetarium show based on Darwin’s epic five year voyage around the southern hemisphere.


22 May 2009 John van Wyhe lecture. University of Birmingham.


22-24 May 2009 Evolution Rocks. Lyme Regis Fossil Festival 2009.


22-25 May 2009 Charles Darwin: A Floral Celebration. A flower festival depicting the life of Charles Darwin in the rural church where his parents and two sisters are buried. St Chad’s Church, Montford, Shropshire.


22 May -12 June 2009 Philosophy, Science and Society after Darwin. Cycle of Conferences celebrating the 200th birthday of Charles Darwin and the 150th anniversary of the publication of The Origin of the Species. The National University of San Marcos, Perú. To check more information, see http://alvarorevolledo.blogspot.com/


25-29 May 2009 Ciclo de Estudos do Curso de História da URI aborda vida e obra de Darwin. Universidade Regional Integrada, Brazil. http://www.uricer.edu.br/informacao.php?default=eventos/ev_his.php


25-29 May 2009 ‘Darwin’s Legacy: Natural Selection as an Organising Principle in Science’, an international conference hosted by the Origins Institute (OI) at McMaster University, Hamilton, Canada. http://origins.mcmaster.ca/conferences.php


27 May – 2 June 2009 Evolution: The Molecular Landscape. Celebrating the 200th birthday of Charles Darwin and the 150th anniversary of the publication of The Origin of the Species. Cold Spring Harbor Symposium.


June – Sept. 2009 Cambridge University Botanic Garden. Teaching Charles Darwin.


-20 Sept. 2009 A duck for Mr Darwin, a contemporary art show exploring the discourse around evolutionary thinking and the theory of natural selection is now open at the Baltic Centre in Gateshead.


13 June – 7 Nov. 2009 Simple Beginnings: The Story of Evolution at Bolton Museum in Lancashire will look at the historical background to Darwin’s theory, setting it in the context of the time it was written, and how the theory was received in Bolton and on the wider stage.


13 June 2009 Darwin in Cambridge. Lecture by John van Wyhe. Cambridge Local Girton Association, Girton College, Cambridge.


15 June 2009– Darwin by Post: “A dynamic on-line exhibit which showcases the Lloyd Library and Museum’s (Cincinnati, Ohio) comprehensive collection of Darwin’s publications and the multitude of books written by his contemporaries in natural science. It is also a tribute to the history of correspondence, communication, and letter writing. Designed with modern-day on-line social networking and media sites in mind, Darwin by Post offers a glimpse into the life of Darwin and his vast network of friends, colleagues, and even a few adversaries. Visitors to this exhibit will be able to read excerpts of letters, view images of plants, animals, landscapes, and maps, and peruse inventories of titles in the Lloyd collection. Updates and additions to the exhibit will be made throughout the year.”


16 June – 4 Oct. 2009 Endless forms: Charles Darwin, Natural Science and the Visual Arts. Fitzwilliam Museum, Cambridge. A major exhibition exploring the influence of Darwin’s discoveries on visual artists and their work. Works from all over the world including paintings, drawings, prints, photographs, sculpture, taxidermy and fossils will be displayed. The exhibition has been co-curated by Jane Munro, Senior Assistant Keeper of Paintings, Drawings and Prints at the Fitzwilliam Museum, and by Professor Diana Donald, a scholar of international distinction. They have also co-edited the accompanying substantial book, which includes essays by several contributors.


18 June 2009 Darwin’s Canopy. Natural History Museum.

18 June 2009 Expressions. Natural History Museum.


22 June 2009 John van Wyhe lecture. National University of Singapore.


26 June 2009- Garden Detectives at the National Museum of Scotland, Edinburgh.
Visit a special summer holiday exhibition for families at the National Museum of Scotland based on the simple methods of observation at the heart of Darwin’s work.


26 June – 29 Nov. 2009 After Darwin: Contemporary Expressions. The Natural History Museum’s Jerwood Gallery will be transformed into an observational laboratory, exploring the emotional and cultural relationships between humans and other animals and their physical behaviour and emotions. Darwin’s The Expression of the Emotions in Man and Animals is referenced in this arts and literature project, which will include works from Diana Thater, writer Mark Haddon and poet and Darwin descendent Ruth Padel. http://www.nhm.ac.uk/visit-us/whatson/ expressions/index.html


– 27 June 2009 Species, a new exhibition at Falmouth Art Gallery, displays work by the Surrealist artist Patrick Woodroffe, who has created new and fantastic species by taking characteristics from distinct families of animals.


– 27 June 2009 Cartooned 3: Evolution at the Museum of Barnstaple and North Devon looks at how cartoonists dealt with evolution in the 19th century and how the concept of evolution has influenced political cartooning over the past 150 years.


27 June 2009. Darwin day. University of Northampton.


– 27 June 2009 Darwin is a community art exhibition at Tunbridge Wells Museum and Art Gallery showcasing work created by local professional artists working alongside three local community groups, inspired by the Museum’s collections and by the 200th anniversary of Darwin’s birth.


26-27 June 2009 “Darwin Festival”, University of Northampton http://www2.northampton.ac.uk/appliedsciences/appliedscience/envsci/darwin


28 June – 1 July 2009 What would you tell Darwin? The Society of Experimental Biology (SEB) conference will be cross-disciplinary with fundamental science put into a broader relevance to natural selection, variation, reproduction, adaptation and speciation. The Society is also organising hands-on exhibits and public lectures on an evolutionary theme at the Glasgow Science Centre. Scottish Exhibition and Conference Centre, Glasgow


Darwin’s Microscope. A new temporary exhibition at the Whipple Museum of the History of Science, University of Cambridge. Produced by special guest curators Melanie Keene, Boris Jardine and Jim Secord, from the Department of History and Philosophy of Science, University of Cambridge.
The Whipple Museum is open Monday to Friday, 12.30-4.30 Free admission for all
Whipple Museum of the History of Science Free School Lane Cambridge CB2 3RH +44 (0)1223 330906


July – Aug. 2009 Darwin Summer Talks. Every Wednesday evening in July and August the Chelsea Physic Garden is hosting a Darwinthemed talk. Subjects include Darwin’s love of plants, Darwin and Victorian visual culture and retracing Darwin’s travels through Patagonia and Chile.


1-4 July 2009 The Art of Evolution: Charles Darwin and Visual Cultures, at the Courtauld Institute of Art, Somerset House. Convened by Barbara Larson and Fae Brauer, editors of The Art of Evolution: Darwin, Darwinisms and Visual Culture, which will be launched at the conference by The University Press of New England. For more information, contact Fae Brauer faebrauer@aol.com


2-4 July 2009 Kenneth Clark Lecture Theatre, The Courtauld Institute of Art Somerset House, Strand, London WC2R 0RN http://www.courtauld.ac.uk/researchforum/conferences/darwin


3 July – 15 Sept. 2009 Seeing the Light: Finch by Finch. An exhibition of cast glass Galapagos finch beaks by glass artist Tolly Nason is being held at the University Museum of Zoology in Cambridge. In this project, Tolly has cast the beaks of 14 Galapagos finches collected by Darwin in solid red glass at 20 times their original size. http://www.zoo.cam.ac.uk/museum/events/


5-10 July 2009 Darwin 2009 Festival, University of Cambridge, UK. A week long event in Cambridge where Darwin was an undergraduate student. The Festival will feature over 100 big name, big issue talks, debates, workshops, performances, exhibitions (from the Cambridge museums, collections/archives) and film, exploring Darwin’s impact on science, society, literature, history, philosophy, theology, art and music. Collaboration with The British Council and The Naked Scientists Radio show for global outreach.


11-12 July 2009 Darwin in the field: Collecting, Observation and Experiment. The Sedgwick Museum of Earth Sciences, University of Cambridge. Download the programme here.


6 July 2009 Reception at Christ’s College following Janet Browne’s lecture at the Darwin 2009 Festival.


6 July 2009- A new permanent exhibition opening on Monday July 6th 2009 during the Cambridge Darwin 2009 Festival: Darwin the Geologist. This new exhibition will build upon Charles Darwin: Becoming a Geologist’ which opened in April 2008 and which tells the story of how Charles Darwin settled on career in geology after studying medicine in Edinburgh and for the clergy at Cambridge. The new exhibition will detail the tools that Darwin would have used as a field geologist in the 1830s. The exhibition will show artifacts and specimens from the Voyage of HMS Beagle and Darwin’s published work in geology will also be displayed. For more information on the development of the Sedgwick Museum Darwin exhibitions go to the blog (darwinthegeologist.org).


6 July – 9 Dec. 2009 “A voyage around the world”. Cambridge University Library houses the world’s major archive of Darwin manuscripts, books, and letters. This exhibition explores the Beagle voyage as a pivotal experience in Darwin’s life; it was born out of his studies at Cambridge, and his specimens and notes were sent back to Cambridge and disseminated from there. The exhibition will reunite Darwin’s manuscripts and specimens from the University’s collections, many of them not seen in public since the voyage, and show how his experiences on the Beagle played an essential role in the formulation of Darwin’s theories throughout the rest of his life. The exhibition will be co-ordinated with temporary and permanent exhibitions throughout the University’s departments and museums and together these will provide an unparalleled opportunity to explore Darwin’s life and work. http://www.lib.cam.ac.uk/exhibitions/Darwin/index.html


8 July 2009 Desmond and Moore book signing and talk, Heffers Bookshop, Cambridge UK.


8 – 10 July 2009 Making Good Theatre presents “1859 – A Meeting of Poets and Scientists”, a play by Rani Drew. At Judith E. Wilson Drama Studio, 9 West Road, Cambridge. Admission free.


9 July 2009 Jean Gayon – Darwin and Darwinism. University of Sydney


11 July 2009 Darwin in the field, Sedgwick Museum, University of Cambridge.


13 July 2009 Oxfam Bookfest with Ruth Padel 6.30pm Guildhall Small Hall, Cambridge £5 Ruth Padel reads, and talks to Sophie Lording Darwin: A Life in Poems. With sympathy and grace, the poet moves deftly between vast processes of evolution and Darwin’s personal life; between science, love and family in this homage to her great-great-grandfather.


19-24 July 2009 Darwin’s 200th Birthday and 50 years of conservation in the Galapagos: the role of science in developing a sustainable future Symposium hosted by the Charles Darwin Foundation on Santa Cruz, Galapagos. Further information: http://www.darwinfoundation.org/files/about-us/pdf/Symposium%202009%20PP%20-%20PC-Web-Distribute.pdf


24 July 2009 John van Wyhe lecture, Bath Royal Literary and Scientific Institution


15 – 18 July 2009 Religious Responses to Darwinism 1859 – 2009. Ian Ramsey Centre summer conference. Preliminary details can be found at http://users.ox.ac.uk/~theo0038/Conferenceinfo/General.html


10 Aug. – 20 Dec. 2009 San Diego State University’s Library & Information Access will unveil several exhibits in honor of Charles Darwin’s 200th birthday and the 150th anniversary of his book On the Origin of Species by Means of Natural Selection. In the Donors Hall, the Library will host “Darwin Now,” a traveling exhibit created by the British Council that explores Darwin’s life and the importance of the theory of evolution to the contemporary world and modern science. Additionally in the Donors Hall there will be “The fact of Evolution,” an exhibit incorporating animal specimens and plants mostly from the SDSU Museum of Biodiversity and Greenhouse, including a Galapagos Island tortoise shell and a terrarium of live plants. Concurrently, the Library’s Department of Special Collections will host the exhibit “The Book that Shook the World,” an exploration of Darwin’s masterpiece On the Origin of Species as well as first editions of all Darwin’s other books. Additional materials from the Special Collections Department will also be on display in support of the exhibit.


13 Aug. 2009 “Darwin en la Argentina” Centro Cultural Borges. www.ccborges.org.ar


Aug. 2009 Cambridge University Botanic Garden. Darwin’s botanical experiments tba


21-27 Aug. 2009 The Next 200 Years of Darwin: Exploring the Evolving Legacy. This festival is part of the Salzburg Global Seminar. http://www.salzburgglobal.org/2009/Sessions.cfm?IDSPECIAL_EVENT=2037 or contact Ian Brown, ibrown@SalzburgGlobal.org


23-27 Aug. 2009 Second Summit on Evolution (and the first meeting of the Asociacion Iberoamericana de Biologia Evolutiva) in the Galapagos Archipelago Institute for the Arts and the Sciences located in the San Cristobal Island.


24-27 Aug. 2009 The Second World Summit on Evolution (WSE).


Shrewsbury 2009 Multiple events. www.shift-time.org


Sept. 2009 (all month long). 200 years with Charles Darwin. His influence in all areas of present culture. Pontificia Universidad Católica del Perú/ British Peruvian Cultural Association. http://www.pucp.edu.pe/cef/conf_darwin.html


2-6 Sept. 2009 Uruguayan Darwin 200 event: “150 years of Darwin’s Evolutionary Theory:a South American celebration.” For information refer to http://www.darwin200.edu.uy. The Uruguayan Post Office will release a set of Darwin bicentenary stamps; a 150 Km horse back ride following part of Darwin’s path in Uruguay, between the city of Minas and Punta del Este-Maldonado; First edition of the Latin American School of Evolution, Montevideo-Uruguay.


3 -6 Sept. 2009 150 years of “Darwin’s Evolutionary Theory: a South American celebration” The meeting will be held in Punta del Este-Maldonado collecting point of Charles Darwin, where he spent more than 10 weeks during his voyage in the HMS Beagle. According to his accounts Darwin spent a productive time in this place, as he put it: “[last days have been employed]… in arranging & writing notes about all my treasures from Maldonado”. http://www.darwin200.edu.uy
This meeting is part of a series of meetings convened by IUBS and UNESCO. We are expecting to host several researchers, particularly young researchers, from South America and all over the world. Darwin200-Uruguay


8 Sept. – 9 Dec. 2009 “On the Origin of Species: Texts and Contexts for Charles Darwin’s Great Work.” Exhibition. DeGolyer Library, Southern Methodist University, Dallas, Texas. Drawing on the rich special collections of the DeGolyer Library at SMU, this major exhibition will focus on all the lifetime editions of On the Origin of Species, as well as Charles Darwin’s other publications, with the work of 18th-century and 19th.-century naturalists (Darwin’s predecessors and contemporaries) providing context. Reactions to Darwin, both from the popular press and the scientific community, will also be on display. The DeGolyer exhibition is part of a year-long celebration at SMU honoring the 150th anniversary of the first publication of On the Origin of Species and the 200th anniversary of Darwin’ s birth.


6-10 Sept. 2009 The 16th International Society for Developmental Biology Congress, Edinburgh, will include two symposia on ‘Darwin and Development’. www.isdb2009.com


10-12 Sept. 2009: International Congress: Darwin’s impact on science, socety and culture, a 21st century reassessment – 200th anniversary of Darwin’s birth -150th anniversary of the publication of Origin of Species – CATHOLIC UNIVERSITY OF PORTUGAL – Faculty of Philosophy Braga – Portugal Abstract and poster deadline: May 30, 2009 – http://www.congressos.facfil.eu/


12 Sept. – 7 Nov. 2009 Expressions Falmouth Art Gallery A new exhibition at Falmouth Art Gallery uses Darwin’s work to examine powerful images of expression. Featured will be a wide range of powerful images from an animal in anger to the more subtle expressions portrayed by leading portrait painters. http://www.falmouthartgallery.com/Seasonal%20Exhibitions/Seasonal%202009/expressions.html


14-17 Sept. 2009 INTERNATIONAL SYMPOSIUM ON ISLANDS AND EVOLUTION. University of Balearic Islands, Menorca Island (Balearic Islands, Spain) http://www.darwinislands.es


15-20 Sept. 2009 The European Science Foundation (ESF), in partnership with COST European Cooperation in Science and Technology: COMPLEX SYSTEMS AND CHANGES: DARWIN AND EVOLUTION – NATURE-CULTURE INTERFACE Hotel Eden Roc, Sant Feliu de Guixols, Spain. This conference is part of the 2009 ESF Research Conferences Programme and is accessible on-line from http://www.esf.org/index.php?id=5687.


16-20 Sept. 2009 Calpe Conference 2009 Human Evolution – 150 years after Darwin. The Gibraltar Museum/Gibraltar.


16 Sept. Darwin and Wallace: the true story. Keynote lecture by John van Wyhe. Life and Earth Scientists: SE Asian Gateway Meeting at Royal Holloway, University of London.


19-22 Sept. 2009 Darwin’s Mistake and what we are doing to correct it – CIBIO – Pólo Açores, Department of Biology, University of the Azores, Portugal – www.uac.pt/drouetia


22-23 September 2009 Apelo à participação no “Encontro Internacional Darwin, Darwinismos e Evolução (1859-2009)” (Coimbra, Portugal, 22-23 Setembro 2009)
Call for Papers “International Meeting Darwin, Darwinisms and Evolution (1859-2009)” (Coimbra, Portugal, 22-23 Sept 2009).


22 – 24 Sept. 2009 “Charles Darwin: Shaping our Science, Society & Future”. Charles Darwin University, DARWIN. http://www.cdu.edu.au/cdss2009/


23 Sept. John van Wyhe lecture. International Centre for Life in Newcastle upon Tyne.


24 Sept. 2009 at 7.30 pm. Darwin’s Sacred Cause. A talk by James Moore, at Danny House, Hurstpierpoint, BN6 9BB.


24-26 Sept. 2009 International Darwin Conference Bradford. A preliminary programme for this conference has now been posted on the website: http://www.brad.ac.uk/darwin2009/


26 Sept. 2009 Cambridge Library Group the most joyful years. Charles Darwin at Christ’s College lecture by John van Wyhe


28 Sept. – 2 Oct. 2009 A Symposium: LAMARCK-DARWIN: 1809-2009. DOSCIENTOS AÑOS DE EVOLUCIONISMO. Xalapa, the Capital City of the Sate of Veracruz, México. Information: Jorge Martínez-Contreras, UAM: pascalo696@mac.com & pascalo69@yahoo.com; Aralisa Shedden, UV: arazitl@gmail.com; Aura ponce de León, CEFPSVLT: auraponce@yahoo.com


1 Oct. 2009 Finished Proofs? A symposium to celebrate the 150th anniversary of the publication of On the Origin of Species (1859). Sponsored by the History of Medicine Division of the National Library of Medicine and the Office of History at the National Institutes of Health. Location: Lister Hill Auditorium, National Library of Medicine (NIH) 8600 Rockville Pike, Bldg. 38A Bethesda, MD. Time: 9:00 AM 6:15 PM


1-22 Oct. 2009 Charles Darwin exhibition. University of Reading Special Collections Service.
This exhibition features a number of early editions of important works by Darwin from the Cole Library, part of the University of Reading rare book collections, and specimens on loan from the Cole Museum of Zoology. http://www.reading.ac.uk/special-collections/news/exhibitions/sc-exhibition-darwin.aspx


2-4 Oct. 2009 Interspecies symposium. Part of the Interspecies project, in which artists have been working with animals, this is a three-day programme of exhibition tours, workshops and a family day taking place at the A Foundation in Shoreditch, London. http://www.artscatalyst.org/


3 Oct 2009 – July 2010 ‘Darwin at The Manchester Museum’ www.manchester.ac.uk/museum October 2009 will see the start of The Manchester Museum’s festival of exhibitions and events for Darwin.
‘Charles Darwin: the evolution of a scientist’ will be a major temporary exhibition exploring Darwin and Darwinism. The exhibition will help visitors to get a sense of who Darwin was and what he did; provide a whodunit of evidence for evolution and natural selection; look at the theme of controversy including social and post-Darwinism; explore effects of Darwin today and personal and faith views on Darwin, his work and its impact.
Darwin at The Manchester Museum will include a new permanent Museum exhibition about Darwin and evolution using objects and hands-on interactives in an environment designed for fun, family learning and exploration.


7-9 Oct. 2009 JORNADAS 200/150: Año Darwin en la UNSAM A 200 años del nacimiento de Darwin y a 150 años de EL ORIGEN DE LAS ESPECIES. Universidad Nacional de Gral. San Martín. http://www.unsam.edu.ar/home/2circular.pdf


9-30 Oct. 2009 This view of life – Evolutionary art in the year of Darwin. Hosts: College of Biological Sciences and College of Arts (University of Guelph, Ontario, Canada). http://arts.uoguelph.ca/eayd2009/
Ed Video Media Arts Center (Guelph, Ontario, Canada) www.edvideo.org/gallery-events/exhibitions/on-site/this-view-of-life-evolutionary-art-for-the-year-of-darwin
Description: This view of life – Evolutionary art in the year of Darwin The investigation of evolutionary theory is not limited to the lab, field or fossil bed. Darwinian theory, after a century and a half, continues to inspire creativity, which perpetuates the evolution of these ideas in their own right. Forms of expression can be compared to instruments of observation, magnifying some aspects of evolution while masking or distorting others. These exhibits offer unique perspectives into the nature and scope of biological novelty, organic variation, and evolving life forms. “This view of life” is the culmination of celebrations in the ‘Year of Darwin’ here at Guelph as it showcases a unique melding together of artistic and scientific disciplines little explored in other celebrations elsewhere. This group exhibition presents recent work from 10 contemporary Canadian artists (including a faculty and graduate of the University of Guelph) selected because of their interest in exploring evolutionary themes in their work. The reception will feature static and video artwork, biological specimens, and presentations by project participants. Artwork will be exhibited at the Ed Video Gallery and inside and outside of the Science Complex Atrium, University of Guelph for the duration of the show.


10 Oct. – 18 Jan. 2010 “Darwin at the Museum” exhibition at the Sam Noble Oklahoma Museum of Natural History. On display will be numerous artifacts and specimens from the collections of the Museum alongside a complete set of first editions of the printed works of Charles Darwin from the History of Science Collections of the University of Oklahoma Libraries. (Some of these works have been generously shared with Darwin Online here.)


10-17 October 10-13 (3 nights), 13-17 (4 nights) or 10-17 (7 nights) Charles Darwin in Tierra del Fuego. Cruceros Australis, aboard their cruise ship “Via Australis.” (capacity 136 passengers)
Venue: (3 nignts): Ushuaia, Argentina to Punta Arenas Chile, via Beagle Channel and Strait of Magellan (4 nights): Same in reverse (7 nights): Round trip
Other info — Guest Lecturers John Woram, author “Here Be Giants: Travelers Tales from the Land of the Patagons” Sergio Zagier, publisher/cartographer Gerardo Bartolomé, author of “Patagonia Through the Eyes of Darwin”
http://www.rockvillepress.com/details.htm
http://www.inca1.com/patagonia/patDarwin.html
http://www.inca1.com/patagonia/patDarwin.html INCA (International Nature & Cultural Adventures) site with similar info.


11 Oct. Darwin: myths and realities. Talks by Jon Hodge and John van Wyhe. Ilkley Literature Festival, 5.15pm Ilkley Playhouse Wildman Studio, Weston Road, Ilkley.


15 Oct. 2009 ‘UTTER!’ Evolution – A natural selection of the very fittest poets and comics to celebrate Darwin’s 200th anniversary year, including: Robin Ince, Niall O’Sullivan, Baba Brinkman, Kelley Swain, Richard Tyrone Jones, & the AjarMic contest.
7:30pm – 10:30pm 5 before 7.30pm, The Cross Kings, 126 York Way, east side of King’s Cross (the nearest tube & station)


15 Oct.-3 Dec. 2009 Problems in the History of Science: Darwin in History: Contexts and Issues. History Faculty, Oxford University.


17 Oct. 2009 “Beyond Paradise: The Wildlife of a Gentle Man”, a one man play by Sean Street. Christopher Robbie (who has played the part of King Lear for the Royal Shakepeare Company) is Charles Darwin. Performed at the Bath Royal Literary and Scientific Institute (BRLSI), 16 Queen Square, Bath BA1 2HN. Tickets are sold in advance at £7.50 (adults) or £5.00 (under 18s). Send a cheque with stamped addressed envelope to Janet Cunliffe Jones at the BRLSI address.


The Academy of Natural Sciences in Philadelphia and the Philadelphia Botanical Club will celebrate the 200th anniversary of Charles Darwin’s birth and the 150th anniversary of *On The Origin of Species* with a symposium on plants and evolution. *Darwin and Botany in a Changing World:150 Years after The Origin of Species* will feature talks on the historical and philosophical implications of evolution and current research on plant evolution.
Speakers include James Lennox, science historian from the University of Pittsburgh; Karl Niklas, evolutionary biologist from Cornell University; and Tatyana Livshultz, curator of botany at the Academy.
Registration is $10; $5 for students and members of the Academy and Botanical Club.
For more information and to register, please visit http://www.ansp.org/activities/darwin-botany.php


22 Oct. 2009 Darwin’s Bards by John Holmes. A Cambridge Festival of Ideas Event. Whipple Museum of the History of Science.


-23 Oct. 2009 The Deep, Hull’s award-winning aquarium is celebrating Darwin200 with Lost Oceans, featuring a new 3D movie Monsters of The Deep, Darwin exhibits and new aquatic displays.


23 Oct. – 12 Dec. 2009 Darwin in Scotland. Talbot Rice Gallery Two new exhibitions that celebrate Darwin’s anniversary in different ways will be shown side-by-side. Darwin’s Edinburgh will explore the two years, from 1825 until 1827, when Charles Darwin was a student at the Medical School of the University of Edinburgh. During this time, Edinburgh academics and curators had a lasting influence on the young and inquisitive scholar. An Entangled Bank will present a series of diverse but interrelated works by five contemporary artists, who have drawn inspiration from one of Darwin’s most famous visual metaphors. http://ace.caad.ed.ac.uk/Darwin/


24-26 Oct. 2009 Darwin-China 200 conference. Yingjie Overseas Exchange Center, Peking University, Beijing, China. http://www.darwin200.cn/


25-30 Oct. 2009 the British Council and the Wellcome Trust are holding an international education symposium in collaboration with the National Science Learning Centre and the Natural History Museum at the NSLC in York. The focus of the Communicating Darwin’s Ideas: Richness and Opportunity Symposium will be to share expertise in public engagement with evolution science, particularly among young people. The symposium will host an invited audience of policy makers, curriculum bodies, public engagement and education specialists and teacher educators. The symposium will examine policy issues relating to public engagement with evolution and Darwinism. It will address four major themes; the teaching of evolution and Darwinism in formal education; the challenges of working in differing social and cultural contexts; wider implications of teaching about the use of scientific evidence; newperimental work for teaching evolution.


29-31 Oct. 2009 Darwin/Chicago 2009, University of Chicago. Speakers include biologists, historians and philosophers of biology. http://darwin-chicago.uchicago.edu


29-31 Oct. 2009 “2009 Darwiniana Symposium: Darwinism, Science, Religion, and Society” co-sponsored by the Ohio Humanities Council , The Taft Research Center, and the University of Cincinnati.


31 Oct. – 1 Nov. 2009 Evolution: Past and Present. A symposium of Chinese scholars to commemorate the 150th anniversary of the publication of On the Origin of Species and the 200th anniversary of Darwin’s birth. Shanghai Normal University, Shanghai, China.


Nov. 2009 ‘ Revolution in science’ Kinki University, Osaka, Japan. Small exhibition the library collection of original Darwin works including a 1st edn of the Origin of species.


1 Nov. 2009 Darwin’s Ghost. Jonathan Zilberg. University of Plymouth.


1-3 Nov. 2009 “Darwin in the Twenty-First Century: Nature, Humanity and God.” A conference at the University of Notre Dame, sponsored by the John J. Reilly Center for Science, Technology and Values and the STOQ project. This is an international interdisciplinary conference that will bring into dialogue scientists, philosophers, theologians and historians. Contributed papers accepted, with proposals due June 12. Further information at: http://nd.edu/~reilly/darwinconference.html.


4 Nov. 2009 SciCafe – Darwin on Facebook: How Culture Transforms Human Evolution. The American Museum of Natural History. http://www.amnh.org/programs/scicafe/.


4 Nov. 2009- Darwin’s in the Hospital. An exhibition at University College Hospital, London, on Darwin’s life and work. Our exhibition commemorates the 200th anniversary of Darwin’s birth and the 150th anniversary of the publication of On the Origin of Species.


4 Nov. 2009 Celebration of Darwin conference at Virginia Tech to mark 150th anniversary of Origin of Species at The Inn at Virginia Tech and Skelton Conference Center from 8 a.m. to 9 p.m.

4-25 Nov. The Armory Gallery of the School of Visual Arts in the College of Architecture and Urban Studies will offer Singing Darwin: A New Media Exhibition < http://www.sova.vt.edu/singingdarwin.html&gt; (http://www.sova.vt.edu/singingdarwin.html) Singing Darwin, directed by Carol Burch-Brown, professor of art, will culminate in a 24-hour Web-streamed performance art event on Nov. 23 and 24, coinciding with the actual publication date of the Origin.

5 Nov. The Choices and Challenges<http://www.choicesandchallenges.sts.vt.edu/&gt; (http://www.choicesandchallenges.sts.vt.edu/) forum will bring several distinguished speakers to discuss the inner life of animals, a topic that Darwin addressed in his writings.


6 Nov. 2009 Darwin and the Greeks, 18.30-19.30, Stevenson Lecture Theatre, Clore Education Centre.
Worms, bumble bees, orchids – while working in his garden, Theo is reminded of some of the everyday living things that inspired Charles Darwin. His reflections on the Greek philosophers who previewed some of the great man’s ideas lead Theo finally to confront a discomforting truth about his own life. A rehearsed reading of a performance piece by classicist and playwright Sue Blundell.
£5, concessions £3
Book tickets through the British Museum Ticket Desk 10.00-16.45 daily
Telephone 020 7323 8181
http://www.britishmuseum.org


10 Nov. 2009 Is human evolution over? Ealing Central Library, London.


10 Nov. 2009 Charles Darwin: Live at the Linnean. A Lecture and Performance by Richard Milner FLS for the launch of his book ‘Darwin’s Universe’. 6pm Followed by a wine reception. The Linnean Society of London.


11 Nov. 2009 Robert Grant Lecture. A free early evening lecture by James Moore followed by a wine reception in the Grant Museum, on the site of Darwin’s London home. http://www.ucl.ac.uk/museums/zoology/whats-on/index.html


12 Nov. 2009 “When Evolution Evolves – L’évolution de l’évolution” AgroParisTech, Paris http://www.agroparistech.fr/-When-Evolution-evolves.html


12 Nov. Darwin Day at Aarhus University, Denmark.


14-16 Nov. 2009 Darwin’s living legacy, Bibliotheca Alexandrina, conference, Darwin Now, British Council.


14-29 Nov. 2009 Darwin and Barnacles at the Great North Museum, Newcastle University.


14 Nov. – 12 Dec. 2009 Exhibition: “Darwin: Modena and 200 years of evolution”, Modena, Italy.
‘Modena celebra con una mostra i 200 anni della nascita di Charles Darwin (1809-1882) ed i 150 anni dalla pubblicazione della sua opera più importante, L’origine delle specie. L’esposizione racconta di uno dei più grandi scienziati di tutti i tempi, delle sue osservazioni originali su animali, piante, fossili e minerali, della sua teoria dell’evoluzione e di come Modena trovò fin dall’inizio accesi sostenitori alle idee di Darwin e svolse un ruolo attivo nella loro diffusione. La mostra si articola in 4 sezioni: Darwin e Modena: storia di uno scienziato e divulgazione di un’idea Darwin naturalista: gli organismi, i continenti e la loro distribuzione Darwin geologo: le rocce, i fossili ed il tempo dell’evoluzione Darwin biologo: osservare la natura per capire l’evoluzione’


17 Nov. 2009 The Galapagos Archipelago: A Living Laboratory A joint meeting of the Galapagos Conservation Trust and the Linnean Society of London www.linnean.org/index.php?id=226


17 Nov. 2009 Darwin and Owen at Notre Dame: A Conversation After 150 years. 7-9 pm 105 Jordan Science Hall. University of Notre Dame.
To celebrate the 150th Anniversary of the publication of the Origin of Species, Professors Phillip Sloan, Program of Liberal Studies, and Ronald Hellenthal of the Department of Biological Sciences will perform a fictionalized dialogue between Charles Darwin the author of “On the Origin of Species by Means of Natural Selection…” and one of his harshest scientific critics, Sir Richard Owen, founder of the British Museum of Natural History. This will be followed by a tour of the Museum of Diversity and a showing of the Mirage IIID Fulldome production of “The Origin of Life.” Open to the public.


19-22 Nov. 2009 The struggle for existence: Darwin’s dreams. in Hall of evolution at the Exhibit Museum, University of Michigan.


20-21 Nov. 2009 Why Darwin Still Matters. Conference Commemorates the 150th Anniversary of On the Origin of Species. Pepperdine University. http://www.pepperdine.edu/pr/events/2009/november/why-darwin-still-matters.htm


20 Nov. 2009 Natural History Museum, London The Beagle Has Landed! comedy show – http://www.darwinshow.com. based on Darwin’s voyage on the Beagle. Developed for Shrewsbury’s Darwin Festival, the company is keen to offer the show to other Darwin200 events – either in its full form or in shorter versions depending on requirements. To find out more contact Ben Hawke (info@themissinginc.co.uk), or see http://www.themissinginc.co.uk.


20-22 Nov. 2009 150 Years of Evolution: Darwin’s Impact on the Humanities and Social Science Symposium. San Diego State University http://cal.sdsu.edu/darwin/index.html


21 Nov. 2009 Darwin Day at Keele University. In association with the Maer Festival, the University will host workshops on the effects of Darwin’s ideas on the present-day life sciences; a guided geological walk; creative writing workshops on Darwin’s ideas, a re-enactment by actor Andrew Bannerman, a keynote lecture and a performance by the Whitbread-award winning poet Michael Symmons Roberts whose work deals with genetics and evolution. http://www.keele.ac.uk/feature/darwin.html


21-24 Nov. 2009 “Origin of Species at 150: A Celebratory Conference” At the Institute for History and Philosophy of Science and Technology, University of Toronto. http://www.hps.utoronto.ca/darwin/


23 Nov. 2009- Exhibition dedicated to Charles Darwin’s life and work at the Faculty of sciences and mathematics University of Nis, Serbia.


24 Nov. 2009 7.30 pm “Darwin, Science and Christian Belief” – lecture by Professor Michael Reiss from the University of London, at Rochester Cathedral. http://www.rochestercathedral.org/news/special-events.asp


24 Nov. 2009 Commemorative dinner, Christ’s College, Cambridge.


24 Nov. 2009 Navegando no Beagle. Museo do Mar de Galicia (Galicia Maritime Museum in Vigo, Spain) is organizing an exhibition on scientific maritime expeditions with the Voyage of the Beagle as the main theme.


24 Nov. 2009 to 14 Feb. 2010 “Simple and Grand: An exhibit marking the 150th anniversary of On the Origin of Species” Amherst College Museum of Natural History, with concurrent exhibits at the college’s Mead Art Museum and the Robert Frost Library, Amherst, Massachusetts, USA https://www.amherst.edu/museums/naturalhistory


22-25 Nov. 2009 ‘Super Human: Revolution of the Species is a series of events run by the Australian Network for Art and Technology in Melbourne investigating collaborative art and science practices and their relationship with the human body. The focus of events is a symposium is being held from 22–25 November, currently calling for abstracts. There will also be an exhibition of intriguing and living artworks drawn from the worlds of nanotechnology, neurology, cognition, biology and augmentation, and an art science curating masterclass. For more information, see http://www.superhuman.org.au or contact Amanda Matulick amanda@anat.org.au


22-25 Nov. 2009 Super Human; Revolution of the Species. Melbourne Australia. Inspired by the 150th publication anniversary of Darwin¹s evolutionary treatise, On the Origin of the Species, the Super Human: Revolution of the Species suite of events turns the spotlight on contemporary art and science collaborative research and practice and its interpretations of – and impacts upon – the human body. www.superhuman.org.au


21-24 Nov. 150 Years After The Origin of Species: Biological, Historical, and Philosophical Perspectives. A Multi-disciplinary, international conference to celebrate the anniversary of Darwin’s Origin of Species. Five symposia have been organized consisting of a biologist, a historian of biology, and a philosopher of biology. Jointly sponsored by the Institute for the History and Philosophy of Science and Technology, the Department of Ecology and Evolutionary Biology and the Department of Philosophy at the University of Toronto. Call for papers deadline February 28, 2009. For a list of keynote speakers, schedule of events, registration or more details, visit http://www.hps.utoronto.ca/darwin.htm


23 Nov. 2009 Darwin the Geologist: His legacy. Meeting at the Geological Society of London, Burlington House


23-24 Nov. 2009 From Darwin to Evo-Devo: A Symposium in honor of the 150th anniversary of Darwin’s “The Origin of Species”, to be held at the Technion–Israel Institute of Technology http://darwin.technion.ac.il


24 Nov. 2009 150 years commemoration – Origin of Species: Then and Now, with Australian Museum and Botanic Gardens Trust University of Sydney


24. Nov. 2009 Darwin, ‘The Origin’ and the future of biology’ a panel discussion with E. O. Wilson, Peter Bowler, Randal Keynes, Sandy Knapp and Ian McEwan. Royal Institution, London.


24 Nov. 2009 Academy of Sciences and Arts of Bosnia and Herzegovina, Department of Natural and Mathematical Sciences organize SYMPOSIUM PANEL “DARWIN TODAY” in honour of marking the bicentenary of birth and 150. years publishing of Origin of Species, Sarajevo, Bosnia and Herzegovina. Panelists: Lj. Berberovic, P. Rudan, G. Karaman, M. Uscuplic, I. Cvitkovic, S. Redzic, B. Mehic, B. Pavlovic, T. Jozic, O. Milosavljevic, D. Pavicevic, N. Curak, A. Mujkic, D. Abazovic. Moderator: T. Saric. President of Organizing Board: S. Redzic.


25 Nov. 2009 Move over Darwin The Centre for Life in Newcastle, an informal evening to mark the end of Darwin’s bicentenary where you can taste your way through an evolution of cocktails while listening to Darwininspired songs and music from a jazz quartet. http://www.life.org.uk/


25 & 28 Nov. 2009 Writersvisit: Charles Darwin. A play by Ulf G. Eriksson at Bohusläns museum in Uddevalla, Sweden.


27 Nov. 2009 John van Wyhe lecture, 2.30pm Oundle School near Peterborough


28 Nov. Discovering Darwin. National Museum of Ireland, Dublin, Palatine Room, Collins Barracks, Dublin 7. 10am-4pm
A one-day seminar celebrating the 150th anniversary of the publication of the book that changed the world – the publication of “The Origin of Species.” Booking essential.


3 Dec. 2009 Darwin, Orchids and Kew Gardens. Ealing Central Library, London.


3 Dec. 2009 Charles Darwin: The Concise Story of an Extraordinary Man. Sponsor – The Columbus Zoo and Aquarium – in conjunction with The Ohio State University, Darwin: The Growth of an Idea. Venue – OSU Fawcett Center, Columbus Ohio. http://www.columbuszoo.org/


4-5 Dec. 2009 (Dis)Entangling Darwin: Cross-Disciplinary Reflections on the Man and his Legacy. University of Porto, Portugal. Keynote speakers: David Amigoni and John van Wyhe.


11 Dec. 2009 Prehistoric Minds: Darwinism, Culture and Human Origins during the 19th Century. Kohn Centre, Royal Society of London.
Conference Organiser: Dr Matthew D Eddy, Durham University, Department of Philosophy, 50/51 = Old Elvet, Durham, DH1 3HN (m.d.eddy@durham.ac.uk).
Reservations: felicity.henderson@royalsociety.org


14 Dec. 2009, 2-5 p.m. Darwin’s Impact on Science and Society: A Symposium Venue: College of Science Auditorium, University of the Philippines, Diliman, Quezon City, Philippines Sponsors: the College of Science and the School of Economics, University of the Philippines Links: http://www.econ.upd.edu.ph/?p=659 and http://www.science.upd.edu.ph


2 Dec. 2009 – 12 March 2010 “Le voyage de Darwin” an exhibition conceived by La Cité des Sciences et de l’Industrie, in Paris, in Montignac (Dordogne).


-4 April 2010 Darwin and Evolution is a new display at Kelvingrove Art Gallery and Museum, Glasgow investigating the life and legacy of the world famous naturalist, Charles Darwin.


Shrewsbury: Towards 2009 ‘The vision for this series of celebratory events has been to honour Darwin and his work and to firmly establish Shrewsbury, England on the worldwide Darwin map. The organisers have drawn together the arts and the sciences to create a constantly evolving and wide ranging programme that will expand over the coming years, culminating in 2009 with a calendar of events, which will form the epicentre of the global anniversary celebrations.’


National Library of Scotland. John Murray Archive exhibition.


The American Society of Human Genetics (ASHG) web page for the 200th anniversary of Darwin’s birthday with a short evolution quiz for students or the general public: http://www.ashg.org/education/darwinday_2009.shtml


Bristol Cultural Development Partnership


Cheltenham Science Festival


Hunterian Museum (Royal College of Surgeons) Exhibition; ‘Darwin and the Surgeons’


National Library of Scotland – planning a public lecture series in 2008, a large exhibition in 2009 and an academic conference.


Newquay Zoo


Darwin lecture series. Museum of natural sciences, Raleigh, North Carolina


Royal Botanic Gardens, Kew


Royal Institution: plans ‘a Darwin and Wallace themed display at our 2009 Summer Science Exhibition, speeches by some of the most eminent scientists in the field of evolutionary biology, a series of special scientific conferences looking at aspects of Darwinian theory and a variety of schools and public events.’


Royal Zoological Society of Scotland ‘Edinburgh Zoo will be running a full programme of celebrations beginning on 1 July 2008 with a day of events and activities around the zoo on the theme of evolution. Various trails, workshops and talks are planned during 2008-9 including a Darwin’s life trail on his 200th birthday on 12 February 2009, a book called Darwin in stamps published with Newquay Zoo and an evening talk from Dr Phil Stone from the British Geological Survey.’


The Wellcome Trust ‘For 2009 we are planning a series of Darwin-inspired experiments for schoolchildren, a major collaborative broadcast initiative, and a visual incursion into popular culture.’


University of Nebraska Symposium on Evolution 2009. The University of Nebraska at Kearney, Biology Department (BHS 211A) will sponsor a symposium on evolution.


North American Paleontological Convention 2009, with ‘a plenary session commemorating the bicentennial of the birth of Charles Darwin and the sesquicentennial of the publication of The Origin of Species‘.


State Darwin Museum, Moscow, Russia. Numerous Darwin exhibitions throughout 2009.


Universidade de Cabo Verde, Cape Verde Islands The Public University as UniCV – http://www.unicv.edu.cv/ is celebrating the Darwin 200 by many local events.


Houston Darwin 2009


2009 The Schirn Kunsthalle, Frankfurt. Darwin exhibition.


‘Collapsing Creation (or The Sex Life of the Barnacles)’ by Michael Burton, New Zealand.


2009 Otago Museum in Dunedin, Darwin exhibition.


2009 Darwin 200 Plymouth and Torquay


Bath Royal Literary and Scientific Institution ‘Darwin and Beyond‘ talks, events and exhibitions throughout 2009.


Darwin’s pioneering masterpiece: The Expression of the Emotions in Man and Animal (1872). A major exhibition at The Natural History Museum, London. In cooperation with Naturkundemuseum Berlin, Haus Konstruktiv, Zurich, Centre for Literature and Cultural Studies Berlin, and the Centre for the History of Knowledge, Zurich.


Darwin in Portugal The headquarters of the Calouste Gulbenkian Foundation are planning a Darwin bicentenary programme in Lisbon, including a large exhibition and potentially a programme of arts activities.

After its unprecedented success in Lisbon, Portugal, the Gulbenkian Darwin exhibition has now moved to Madrid, Spain, while plans are also being considered for a small exhibition for Portuguese speaking Africa.


Darwin-200 Anniversary Conference, Istanbul, Turkey. Organized by The Faraday Institute for Science and Religion, Cambridge, UK. Supported by a grant from The John Templeton Foundation. In association with The Darwin200 Initiative.


‘The Open University of Catalonia has an e-learning community that connects over 55,000 people from over 45 countries. Their Darwin programme includes a series of conferences and debates that will be filmed and posted online, an urban safari in Barcelona´s Parc de la Ciutadella, a guided trip to the Galapagos Islands and breakfast with Darwin to launch their new food area, bringing in experts to discuss Emma Darwin’s cookbook. For more information, contact Francesc Remoli, fremoli@uoc.edu’


2009- Beautiful Science: Ideas that Changed the World. Dibner History of Science Exhibition The Huntington Library, Art Collections, and Botanical Gardens. Including a display of Darwin’s works.


2009. Darwin year 2009 in Slovenia: A list of events and publications is available at http://dbs.biologija.org/darwin/index.php (in Slovenian). The website is hosted by The Biological Society of Slovenia.

Publications:

Limited Edition Casino quality twin-deck Playing Cards commemorating Darwin’s Bicentenary and 150 years of The Origin of Species. Illustrated with images from Darwin Online (click here for a sample). £12.50 per double pack. To order email margaret@mjcampbell.co.uk *


Postage stamps

Ten new Darwin stamps. The Royal Mail. 12 Feb. 2009. − a Galapogos-themed miniature sheet of four stamps pays homage to the influence of the islands on Darwin’s thought, while a set of six ‘jigsaw’ design stamps explore the breadth of the influence of Darwin’s idea’s across the natural sciences. The two sets of stamps will be issued on 12 February, with the first day issues also having special post marks designed for the occasion. www.royalmail.com/darwin200 *

The Portuguese Post Office has issued a set of seven Darwin bicentenary stamps featuring images from Darwin Online. *

Darwin 200th Anniversary issue. The Gibraltar Philatelic Bureau has issued stamps using images from Darwin Online. click here *

Cocos (Keeling) Islands stamps, 55c – 1836 Charles Darwin visited the islands on The Beagle, using images from Darwin Online. *

Bulgaria Darwin stamp 1 S/s- Charles Darwin (1809-1982), English naturalist – Special Issue of Sofia 2009 Philatelic exhibition.

2009 Italy: Darwin bicentenary stamp.

The 2009 UK Charles Darwin £2 Brilliant Uncirculated Coin. The Royal Mint.

Ascension Island Stamps issued 9th November 2009 http://www.postoffice.gov.ac

Falkland Islands Stamps issued 23rd April 2009 http://www.falklandstamps.com “The Falklands stamp issue has just been voted the 9th most popular stamp issue of any type from 2009 (and therefore the most popular Darwin issue) by the reader’s of Stamp and Coin Mart.”

Falkland Islands Commemorative Coin issued June 2009 http://www.pobjoy.com


Books etc.

Arends, Bergit. Expressions: From Darwin to Contemporary Arts.

Armstrong, P. Darwin’s Luck.

Arsuaga, Juan Luis. 2008. Darwin, el naturalista. [No place]: Accentura, pp. 1-174.*

Arsuaga, Juan Luis. Darwin: El naturalista. Charles Darwin. Accenture (Spain), 2008.

Ashby, Ruth. Young Charles Darwin and the Voyage of the Beagle. (15 Feb 2009)

Attenborough, David. David Attenborough: Life Stories. 2009.*

Ayres, P. The Aliveness of Plants: The Darwins at the Dawn of Plant Science.

Ballou, Emily. The Darwin poems. University of Western Australia Press, April 2009.

Bartolomé, Gerardo. Patagonia through the Eyes of Darwin, in English and Spanish, 2008 (Zagier & Urruty Publications).

Bateson, Dusha and Weslie Janeway. Mrs. Charles Darwin’s Recipe Book: Revived and Illustrated.

Beer, Gillian. ed., Darwin On the origin of species. new edn. (Oxford University Press)

Bellis, S. The curious mind of young Darwin. Oct. 2008, by Sara Bellis of Shropshire Wildlife Trust, with Caroline Cook and Jenni Taylor of Field Studies Council. Illustrations are by Lyanne Mitchell.

Berra, Tim M. Charles Darwin: The Concise Story of an Extraordinary Man.

Berry T.A. and Noble, R.J. Darwin, Creation and the Fall: Theological Challenges

Bolin, J. Darwin and Evolution: From a Catholic Perspective

Boulter, M. Darwin’s Garden: Down House and the Origin of Species. London: Constable, 2008.

Bowler, P. J. Monkey Trials and Gorilla Sermons: Evolution and Christianity from Darwin to Intelligent Design (New Histories of Science, Technology, and Medicine) (1 April 2009)

Braem, Guido. Charles Darwin: Eine Biographie. Fink, 2009.

Brasier, Martin. Darwin’s Lost World: The Hidden History of Life on Earth

Burkhardt, F. ed. Origins: Selected Letters of Charles Darwin 1822-1859. (Cambridge University Press).

Burkhardt, F. et al eds. The Correspondence of Charles Darwin. Vol. 16. (Cambridge University Press, 2009).

Burkhardt, F., Pearn and Evans eds. Evolution: Selected Letters of Charles Darwin 1860-1870. (Cambridge University Press, 2009).

Cain, Joe. ed. The Expression of the Emotions in Man and Animals (Penguin Classics, 2009) .

Cambridge University Press ‘The Cambridge Darwin Collection

Canclini, Arnoldo. Darwin y los fueguinos, in Spanish, 2008 (Zagier & Urruty Publications).

Carroll, Angus. Darwin and dinosaurs: the evolution of an idea. (booklet accompanying the eponymous exhibition) 2009.

Cavin, Lionel. 2009. Darwin et les fossiles: histoire d’une réconciliation. Chene-Bourg: Georg Editeur, pp. 1-237. *

Chancellor, Gordon and John van Wyhe eds. with the assistance of Kees Rookmaaker. Charles Darwin’s notebooks from the voyage of the Beagle. [With a foreword by Richard Darwin Keynes] (Cambridge University Press, 2009).*

Chapman, Anne. European Encounters with the Yamana People of Cape Horn, Before and After Darwin. (Nov. 2009)

Charles Darwin and evolution. 1809-2009. By students at Christ’s College, Cambridge.

Clack, T. A. R. 2009. Ancestral Roots: Modern Living and Human Evolution. Palgrave-Macmillan.

Colp, Ralph, Jr. Darwin’s Illness. 2d ed. University Press of Florida.

Cosans, Christopher E. Owen’s Ape and Darwin’s Bulldog: Beyond Darwinism and Creationism.

Costa, James T. ed. The annotated Origin. A facsimile of the first edition of On the origin of species.

Coyne, Jerry A. Why Evolution is True.

Darwin Art and the Search for Origins. Art Stock Books Ltd (30 Mar 2009)

Darwin Diary 2009 by Natural History Museum of London (1 Jun 2008)

Darwin, Charles. 2009. Arternes Oprindelse ved naturlig selektion eller bevarelse af de bedst tilpassede racer i kampen for tilvaerelsen. Translated by Jørn Madsen, introduction by Peter C. Kjaergaard. Forword by Hanne Strager. Copenhagen: State Natural History Museum, Copenhagen University.

Darwin, Charles. De Chiloé a los Andes, vol. 3 of Darwin’s Journal aboard the Beagle, in Spanish, 2009 (Zagier & Urruty Publications).

Darwin, Charles. De Galápagos a Oceanía, vol. 4 of Darwin’s Journal aboard the Beagle, in Spanish, 2009 (Zagier & Urruty Publications).

Darwin, Charles. Del Plata a Tierra del Fuego, vol. 2 of Darwin’s Journal aboard the Beagle, in Spanish, 2008 (Zagier & Urruty Publications).

Darwin, Charles. Del Trópico a la Patagonia, vol. 1 of Darwin’s Journal aboard the Beagle, in Spanish, 2008 (Zagier & Urruty Publications).

Darwin, Charles. Origin of Species And the Foundations of The Origin of Species: The Complete Text of Darwin’s Original Unpublished Papers Describing the Theory of Evolution, … of the Book That Presented It to the World (Paperback) Red and Black Publishers (2 Jan 2009)

Darwin, Charles. The Formation of Vegetable Mould Through the Action of Worms with Observations on Their Habits (Illustrated Edition) Dodo Press (26 Dec 2008)

Darwin, Charles. 2009. Variation of animals and plants under domestication. Italian critical edition and translation.

Davies, P. S. Subjects of the World: Darwin’s Rhetoric and the Study of Agency in Nature.

Delesalle, Nicolas; Portevin, Catherine and Zarachowicz, Weronika (eds.). 2009. 150 ans après la théorie de l’évolution Charles Darwin dérange encore. Télérama hors série, pp. 1-98. *

Derry, J. F. ed., Darwin in Scotland: Edinburgh, Evolution and Enlightenment. Whittles Publishing.

Desmond, A. and J. Moore. Darwin’s sacred cause: how a hatred of slavery shaped Darwin’s views on human evolution. (Houghton Mifflin Jan. 2009).

Donald, Diana and Jane Munro. Endless Forms: Charles Darwin, Natural Science and the Visual Arts. Lavishly illustrated and exploring Darwin’s impact on European and American visual arts in the later half of the nineteenth century. This new work is also the catalogue to the Fitzwilliam Museum exhibition in June 2009. Yale University Press, February 2009 Endless forms: Darwin natural science & the visual arts. Fitzwilliam Museum, Cambridge.

Driscoll, Marsha Elizabeth E. Dunn, Dann Siems, and B. Kamran Swanson. Charles Darwin, the Copley Medal, and the Rise of Naturalism 1862-1864 (Reacting to the Past) (28 May 2009)

Edmundson, W. A History of the British Presence in Chile: from Bloody Mary to Charles Darwin and the Decline of British Influence. (Nov. 2009)

Endersby, J. ed. Origin of species. (Cambridge University Press, 2009).

Engels, Eve-Marie and Thomas F. Glick The Reception of Charles Darwin in Europe (Reception of British and Irish Authors in Europe) (Reception of British and Irish Authors in Europe)

FitzRoy, Robert Philip Parker King, Viajes del Adventure y el Beagle, 4 vols., in Spanish, 2009 (Zagier & Urruty Publications).

Fukui Prefectural Dinosaur Museum. 2009. History of the flowering world [in Japanese]. Fukui, pp. 1-97. *

Ghiselin, Michael. The Descent of Man. (Oct. 2009)

Gibbons, Alan and Leo Brown. Charles Darwin: Discover the World of Darwin Through the Diary of a Ship’s Boy.

Glick, T. and E. M. Engels eds. The reception of Darwinism in Europe. 2 vols. 2009.

Gluckman, Peter and Alan Beedle and Mark Hanson. Principles of Evolutionary Medicine.

Gopnik, Adam. Angels and Ages: A Short Book About Darwin, Lincoln and Modern Life

Graham, Peter W. Jane Austen & Charles Darwin: Naturalists and Novelists.

Grant, K. Thalia & Gregory B. Estes. Darwin in Galápagos: Footsteps to a New World. Princeton, 2009.

Green, John. Charles Darwin. (17 Sep 2009)

Happy birthday Charles Darwin (book planned by Shrewsbury).

Heiligman, Deborah. 2009. Charles and Emma: The Darwin’s leap of faith. New York: Henry Holt and Company, pp. 1-268. *

Heiligman, Deborah. Charles and Emma: The Darwins’ Leap of Faith. Henry Holt Books for Young Readers. December 2008.

Heschl, Adolf. Darwins Traum: Die Entstehung Des Menschlichen Bewusstseins.

Hess, John. The Galapagos: Exploring Darwin’s Tapestry. (April 30, 2009)

Hessen, D. O. ed., Darwin: verden ble aldri den samme. 2009.

Hessen, Dag O., Lie, Thore & Stenseth, Nils Chr. (eds.). 2008. Darwin: Verden ble aldri den samme. Oslo: Gyldendal, pp. 1-407. [With contributions by E.K.Rueness, T.Lie, T.F.Hansen, T.H.Eriksen, J.Breivik, L.E.O.kennair, J.T.Faarlund, K.Moene, N.Heintz, T.Brekke, I.Nordal, O.Gjelsvik, N.C.Stenseth, D.O.Hessen.] *

Hodge, Jonathan and Gregory Radick. The Cambridge Companion to Darwin (Cambridge Companions to Philosophy) (Cambridge University Press). (5 Mar 2009)

Holmes, John. Darwin’s Bards: British and American Poetry in the Age of Evolution.

Hoorn, J. ed. Reframing Darwin: Evolution and the Arts in Australia. 2009.

Jones, R. and M. Steer eds. Darwin Praeger and the Clare Island Surveys.

Jones, Steve. Darwin’s Island: The Galapagos in the Heart of England. Little Brown, January 2009.

Keller, Michael and Nicolle Rager Fuller. Charles Darwin’s on the Origin of Species: A Graphic Adaptation.

Kress, J. W. and Shirley Shirwood. The Art of Plant Evolution.

Larkum, A. A natural calling: Life, letters and diaries of Charles Darwin and William Darwin Fox. Springer, March 2009.

Lasky, Kathy and Matthew Trueman. One Beetle Too Many: The Extraordinary Adventures of Charles Darwin.

Lawes, Caroline. Faith and Darwin: Harmony, Conflict of Confusion.

Lawson, Kristan. Darwin and Evolution for Kids: His Life and Ideas, With 21 Activities

Leone, Bruno. Origin: The Story of Charles Darwin.

Manning, Mick and Brita Granström. What Mr Darwin Saw. (11 Feb 2009)

Markle, Sandra and Daniela Terrazzini. Animals Charles Darwin Saw: An Around-the-world Adventure (Explorers (Chronicle Books))

McCalman, Iain. Darwin’s Armada: Four Voyagers to the Southern Oceans and Their Battle for the Theory of Evolution. 2009.

McGinty, Alice B. and Mary Azarian Darwin. (6 April 2009)

Menino, Holly. Darwin’s Fox and My Coyote. 2009.

Meyer, C. The True Adventures of Charley Darwin. Harcourt Children’s Books, 2008.

Meyer, Carolyn. 2009. The true adventures of Charley Darwin. Boston and New York: Harcourt, pp. 1-322 *

Milner, R. Darwin’s Universe. 2009.

Moore, Randy and Mark D. Decker. More than Darwin: An Encyclopedia of the People and Places of the Evolution-Creationism Controversy.

Naffine, Ngaire. Law’s Meaning of Life: Philosophy, Religion, Darwin and the Legal Person (Legal Theory Today).

National Museum of Australia. 2008. Charles Darwin: An Australian selection. Canberra: National Museum of Australia Press Ltd., pp. i-xi, 1-131. [With contributions by Craddock Morton, Michael Pickering, Tom Frame, Nicholas Drayson, Robyn Williams, and a substantial extract from Kees Rookmaaker’s transcription of Darwin’s Beagle Diary from Darwin Online (unacknowledged).] *

Nelson, C. E. ed. Darwin in the Archives: Papers on Charles Darwin from the Journal of the Society for the Bibliography of Natural History and Archives of Natural History. A volume of collected papers edited by Charles E. Nelson and Duncan M. Porter. Society of the History of Natural History and Edinburgh University Press, October 2009.

Nelson, R. W. Darwin, Then and Now: The Most Amazing Story in the History of Science

NYBG and David Kohn, Darwin’s Garden: An Evolutionary Perspective.

Padel, Ruth. Darwin: A life in poems. Random House, 12 February 2009.

Pallen, M. The Rough Guide to Evolution (Rough Guides Reference Titles) Autumn 2008. ‘Includes information on Darwin’s life, work and impact on all fields; evolutionary tourist guides; guides to music, plays, novels influenced by evolution and to Darwin 200 events and celebrations.’

Pearn, A. M. ed. 2009. A voyage round the world: Charles Darwin and the Beagle collections in the University of Cambridge. Cambridge: CUP, pp. 1-120. *

Pereira, J.N.G. and V. Neves. 2009. Darwin nos Açores. Diário pessoal come comentários. Horta: Observatorio do Mar dos Açores.*

Peters, Ted and Martinez Hewlett. Theological and Scientific Commentary on Darwin’s “Origin of Species”

Price, Bill. Charles Darwin: Origins and Arguments.

Prodger, Phillip. Darwin’s Camera: Art and Photography in the Theory of Evolution. (OUP 2009).

Quammen, D. ed. On the Origin of Species: The Illustrated Edition.

Quenby, John and John MacDonald Smith (eds) Intelligent Faith: a Celebration of 150 Years of Darwinian Evolution. Scientists and Theologians Unite in Opposition to Intelligent Design and Irreducible Complexity, September, 2009.

Radick, Gregory and Mike Dixon, Darwin in Ilkley. The History Press Ltd., 2009.

Reeve, Tori. Down House: The Home of Charles Darwin (English Heritage Guidebooks)

Reiss, J.O. Not by Design: Retiring Darwin’s Watchmaker.

Reznick, D. N. The “Origin” Then and Now: An Interpretive Guide to the “Origin of Species”

Richards, R. J. and M. Ruse eds. Cambridge Companion to Darwin’s Origin of Species. (Cambridge University Press). 2009.

Robbins, Richard H. and Mark Na Cohen. Darwin and the Bible: The Cultural Confrontation.

Runciman, W. G. The Theory of Cultural and Social Selection. (Nov 2009)

Ruse, M. Charles Darwin. Blackwell great minds series.

Ruse, M. Philosophy after Darwin: Classic and Contemporary Readings. (24 Sep 2009)

Sandman, A. AD – After Darwin: An Evolutionary Tale (Living Time World Fiction)

Schanzer, Rosalyn. What Darwin Saw: The Journey That Changed the World.

Schirn Kunsthalle Frankfurt. 2009. Darwin, Kunst und die Suche nach den Ursprüngen: Eine Einführung in die Ausstellung ab 12 Jahren. Schirn Kunsthalle Frankfurt, 5. Februar bis 14. Juni 2009, pp. 1-36. *

Schmitt, C. Darwin and the Memory of the Human: Evolution, Savages, and South America. 2009.

Schneckenburger, Stefan and Omlor, Ralf eds. Darwins Garten – Evolution entdecken: eine Ausstellung des Verbands Botanischer Gärten zum Darwin-Jahr 2009. Darmstadt and Mainz, Verband Botanischer Gärten, 2009. *

Secord, J. A. ed., Charles Darwin: evolutionary writings including the Autobiographies. (Oxford University Press)

Secord, J. A., A. Pearn and F. Burkhardt eds. The Beagle letters (Cambridge University Press).

Sewell, Dennis. The Political Gene: How Darwin’s Ideas Changed Politics. (6 Nov 2009)

Sheldon, R.W. ed. Darwin’s Origin of Species: A condensed version of the first edition of 1859.

Silvertown, J. 99% ape: How evolution adds up. Open University and the Natural History Museum, Nov. 2008.

Simons, Eric. Darwin Slept Here: Discovery, Adventure and Swimming Iguana’s in Charles Darwin’s South America.

Skybreak, Ardea. 2006. The science of evolution and the myth of creationism: knowing what’s real and why it matters. Chicago: Insight Press, pp. i-viii, 1-338. *

Smith, C. H. and G. Beccaloni eds., Natural selection and beyond: the intellectual legacy of Alfred Russel Wallace. (Oxford University Press)

Spencer, Nick and Denis Alexander. Rescuing Darwin: God and Evolution in Britain Today. 2009.

Swain, Kelley. Darwin’s Microscope. (9 Feb 2009)

Taylor, Bayard. 2008. The late great ape debate. Cincinnati, Ohio: Standard Publishing, pp. 1-208. *

Taylor, James. 2008. The voyage of the Beagle: Darwin’s extraordinary adventure aboard FitzRoy’s famous survey ship. London: Conway, pp. 1-192. (* unacknowledged maps reproduced pp. 16-17, 129).

Thayer, B. A. Darwin and International Relations: On the Evolutionary Origins of War and Ethnic Conflict. 2009.

The essential Darwin. Series includes: Voyage of the Beagle, Origin of species, Descent of man and Expression of the emotions. Folio Society.

Thomson, Keith. The Young Charles Darwin: Influences and Ideas.
This book concentrates on Darwin’s early life as a schoolboy, a medical student at Edinburgh, a theology student at Cambridge and a naturalist aboard the Beagle on its famous five-year voyage. Yale University Press, March 2009.

Tort, P. trans. L’origine Des Especes Par Le Moyen De La Selection Naturelle Ou La Preservation Des Races Favorises Dans la lutte pour la vie. Edition du bicentenaire sous la direction de Patrick Tort. Traduction par Aurélien Berra. Coordination par Michel Prum

Townshend, Emma. Darwin’s Dogs: How Darwin’s Pets Helped Form a World-Changing Theory of Evolution. (8 Oct 2009)

Turney, Jon. 2009. Darwin now. Manchester: British Council, pp. 1-60. *

Vala, Filipa (ed.). 2009. Darwin en Cabo Verde. Lisboa: Gulbenkian, pp. 1-88. [With contributions by Martim Pinheiro de Melo, Jose madeira, Luis Mendes, Antonio Bivar Sousa, Carlos Marques Silva, Armando Almeida, Maria Cristina Duarte, Margarida Pinheiro] *

Wainwright, Michael. Darwin and Faulkner’s Novels: Evolution and Southern Fiction.

Wallis, Diz, Ian Andrew, Emma Nicholls, and Amanda Wood. Charles Darwin and the Beagle Adventure. (1 Jan 2009)

Watkinson, Matthew. 2009. On the destiny of species by means of natural selection, or the elimination of unfavoured races in the struggle for life. Matador.

Werner, Petra. Darwin: die Entdeckung des Zweifels. Osburg Verlag.

Whitfield, Peter. In a Nutshell: Darwin.

Winston, Robert. The Evolution Revolution. A book for children, exploring the amazing story of evolutionary science and the way Charles Darwin’s revolutionary theories changed the world. Pub: Dorling Kindersley, February 2009.

Wood, Samuel E.; Green Wood, Ellen; Boyd, Denise and Hétu, Francine (eds.). 2009. L’Univers de la Psychologie. Québec: Editions du Renouveau Pedagogique, pp. 1-444. *

Wyhe, John. van ed. Charles Darwin’s Shorter Publications 1829-1883 . (Cambridge University Press, 2009).*

Wyhe, John. van. Darwin in Cambridge. (Christ’s College, 2009).*

Wyhe, John. van. Darwin. (Andre Deutsch, 2008; National Geographic, Oct. 2009).*

Zagier, Sergio. Islas Galápagos Historical Chart, map, 2008 (Zagier & Urruty Publications).

Periodicals and articles

Andalucia Innova (special issue on human evolution) [Spain] *

American Psychologist: Special issue: Charles Darwin and psychology, 1809-2009.

Abbott, Gail. ‘Origins of an evolutionist’. [Feature on the restoration of Darwin’s rooms at Christ’s College] The world of interiors (Sept. 2009) pp. 112-119.

Darwin in Argentina. Revisita de la asociacion geologica Argentina. vol. 64, no 1, Fenruary 2009. Special 2009 Darwin issue- with many important articles and photographs relating to Darwin’s time and geological work in Argentina.

Darwin’s Gifts special: The Lancet

Evolution Gems: Nature

History of Science. Darwin special issue edited by Iwan Morus.

International Journal of Biochemistry and Cell Biology. Special Darwin issue with an introduction by John van Wyhe.

Journal of Botany for the Botanical Society of America, special issue of the American in honor of Darwin’s Bicentennial. http://www.amjbot.org/current.shtml

Nature ‘Beyond the Origin’ Darwin 200 special

The journal Evolution Education and Outreach. Special Darwin issue.

2009, 01.30 Darwin’s home nominated as world heritage site The Guardian

2009, 02.09 Darwin Anniversary editorial The Guardian

2009, 02.09 Darwin, Ahead of His Time, Is Still Influential New York Times

2009, 02.12 Darwin Day in the UK The Guardian

2009, 02.12 Evolution of Darwin’s theories – 200 years on Irish News

The evolutionary review. edited by Joseph Carroll.

New Zealand Science Review, vol. 66 (3) 2009, the journal of the New Zealand Association of Scientists. “Darwin commemorative issue”.*

Science Progress (special Darwin issue)

The journal Science & Education will be publishing a special anniversary issue(s) … Researchers working on areas related to Darwinism and evolution education are invited to contribute. As noted in the announcement (available at: http://homepages.wmich.edu/~rudged/darwin.html), a science education perspective is welcome but not necessary. The due date for submissions … 31 Dec 2008 so as to encourage high quality contributions from as many scholars as possible…David Rudge (david.rudge@wmich.edu) & Kostas Kampourakis (kkamp@ath.forthnet.gr)’

Anon. NZ Science Review. *

Charles Darwin: On the origin of species. The definitive guide to the book that changed the world. The Guardian (Saturday supplement inserted booklet) 34pp. *

Journal of the Linnean Society of London. Special issue no. 9 Survival of the fittest: celebrating the 150th anniversary of the Darwin-Wallace theory of evolution.

Hotspot (Informationen des Forum Biodiversität Schweiz), no. 19, Februar 2009. Darwin und die Biodiversität. With contributions by Gregor Klaus, Jurg Stocklin, Reto Nyffeier, Heinz Richner, Walter salzburger, Dieter Ebert, Claus Wedekind, Daniel Prati, Markus Fischer, Bruno Baur, Eva Inderwildi. *

Tangled Bank Press. This year marks 200 years since the birth of Charles Darwin, and 150 years since the publication of The Origin of Species. To mark the anniversaries, submissions are invited for The Tangled Bank, an e-anthology of speculative fiction, artwork, and poetry exploring the legacy of Charles Darwin and the theory of evolution. Illuminate — or obscure — the line between the real and the fantastic. The fiction may be of any speculative genre or cross-genre; demand to be included by the quality of your submission. Artwork and poetry need not be strictly speculative in nature, but must engage with Charles Darwin or evolution. The Tangled Bank will be published by Tangled Bank Press in late 2009. For submission guidelines and more information, visit http://thetangledbank.com/.

The Daily Telegraph. Darwin: the man, his life and his legacy. 12.08.2009 Saturday supplement on the film Creation. (* includes numerous images from Darwin Online, though reproduced without permission or acknowledgement of the source.)

Grisolia, S. 2008. Félix de Azara, Alfred Wallace y Charles Darwin. Biodiversidad (Valencia), pp. 11-24. *

Ranta, Pertti. 2008. Amatööribiologi astui Beagleen. Tiede (Helsinki), 12/2008, pp. 34-41. *

2009 Call for papers for a special issue of the entomological journal Psyche with the theme “Endless Forms: The Frontiers of Biodiversity Discovery”. Authors may submit papers to http://mts.hindawi.com or contact Dr. Robert Sites at sites@missouri.edu for further information.

Journal of Victorian Studies a 2009 special on ‘Darwin and the evolution of Victorian studies’ edited by Jonathan Smith.

American Association for the Advancement of Science. 2009. Darwin 200 collection. Science Magazine 2009. *

Anon. 2009. Darwin bicentenary celebration. Galapagos Conservation Trust, UK News, Spring/Summer 2009, p. 4. *

Dahm, Ralf. 2009. Charles Darwin I: Die Anfaenge der Evolutionstheorie. Biospektrum (9 January): 96-97. *

Ghiselin, M.T. 2009. Darwin: A Reader’s Guide. Occasional Papers of the California Academy of Sciences 155: 1-185.

Gibson, Sally A. 2009. In Darwin’s geological footsteps. Galapagos News, no. 28, pp. 6-7. *

Leikola, Anto. 2009. Ihminen on osa luontoa, sanoi Darwin. Tiede (Helsinki), 1/2009, pp. 28-31. *

Marty, Christoph. 2009. Missverständnisse um Darwin. Spektrum der Wissenschaft, Februar 2009, pp. 46-53. *

Origins 2009 edition 2. (September) [Charles Darwin University]*

Pauli, Margarete. 2009. Vom Ursprung der Arten. Blick (Julius-Maximilians-Universität Würzburg), 1/2009, pp. 19-23. *

Plüss, Mathias. 2009. Was Darwin wirklich meinte. Das Magazin, Zürich, 01/2009, pp. 22-31. *

Sacks, Oliver. 2009. Darwin et le secret des fleurs. La Recherche, no. 427, pp. 44-48. *

Trontelj, Peter. 2009. Charles Darwin, evolucijska teorija in ptice. Svet ptic, no.2, pp. 36-37. *

Warne, Kennedy. 2009. Irritable in Aotearoa: Darwin & the Barbarians. New Zealand Geographic, no. 95, January-February 2009, pp. 58-69. *

Wynn-Jones, Elizabeth and Byers, Jenny. 2009. The most curious tourist. British and Commonwealth Society of Rio de Janeiro, Yearbook, 2009, pp. 4-6, 19-23, 49, 88. *

Anon. 2009. Samla pa Darwiniana. Penséer (Stockholm), no. 2, pp. 4-13. *

Research Horizons (University of Cambridge), issue 9, Summer 2009. Spotlight on Darwin. With contributions by Jim Secord, Alison pearn, Chris Jiggins, David Norman, John Parker, Robert Foley, Marta Mirazon Lahr, Geoff Parks, Jonathan Heeney, Raymond E. Goldstein. *

Wyhe, John van. 2009. Darwin vs God? BBC History Magazine, 10 (1), January 2009, pp. 26-31. *

Catalyst, seconday science review, vol. 19 no. 4, April 2009. With papers by Katie Edwards (Celebrating Darwin), Gary Skinner (A box of beetles), John Stacey (The Socotra Archipelago), Gary Skinner (The big picture: Charles Darwin at Down House), Peter Bentley (Darwin’s digital children), and a page on the Beagle Voyage. *

Heritage Learning (English Heritage), issue 40, March 2009. With contributions by Skandar Keynes, Sue Johnson, Kim Biddulph, Karen Goldie-Morrison. *

Topolino weekly n. 2825 (Mickey Mouse Magazine – Italy) celebrate 150 years of Charles Darwin’s first issue of On the origin of species… writing an educational editorial on the famous naturalist, enriched with some pictures of his manuscripts and beautiful drawings. 25th November 2009.

13 Nov. 2009 Naturwissenschaften. “Beyond the Origin: Charles Darwin and Modern Biology”. Special issue commemorates publication anniversary of Darwin’s seminal book On the Origin of Species.

et al…

Films, documentaries & performances:

Television/film

Darwin’s Garden. BBC2, Jimmy Doherty. *

2009, 02.01 Charles Darwin and the Tree of Life David Attenborough, BBC One. one part tv documentary. *

Life, ‘a ten programme series which captures the most extraordinary and awe-inspiring animal survival behaviours ever shown on TV.’

Darwin’s dangerous idea. ‘On BBC Two, Andrew Marr fronts a series examining the radical impact of Darwin’s theory not only on science, but also on society and religion. In Darwin’s Garden, a three-part series, Jimmy Doherty recreates many of Darwin’s plant experiments at Down House, Darwin’s family home in Kent.’

‘On BBC Four two documentaries have been commissioned. What Darwin didn’t know explores a new field of genetics, ‘evo devo’ – the combined study of evolution and development in the womb – which is allowing us to solve some of Darwin’s unanswered questions. Darwin: In His Own Words will use newly released documents from Cambridge University to chart Darwin’s thoughts during the long period before he made his theory known to the public.’

Darwin’s Dangerous Idea BBC2, Mar 2009 (Andrew Marr)

Jimmy Doherty in Darwin’s Garden BBC2, Mar 2009

Did Darwin Kill God? BBC2, Apr 2009

The Incredible Human Journey BBC 2, five-part series on human origins, May 09 – Newsnight Review: Darwin special BBC 2, 11 Sept 2009 (inc. Richard Dawkins, Ruth Padel, Kevin Spacey)

Darwin’s Secret Notebooks: upcoming National Geographic documentary about Darwin’s research

Evolve TV series: History Channel

Darwin Originals: Channel 4, short films to be broadcast in February.

Dawkins on Darwin National Geographic

Evolution moments The Daily Show

Essence of Darwin’s theory France 24 TV, Feb 2009

Charles Darwin on TV Burp Harry Hill

I, Darwin. National Geographic.*

Darwin’s Darkest Hour (website/watch online), 2-hour docudrama from NOVA/National Geographic, which aired on PBS on 6 October 2009.

TV documentary on Darwin. (French) CBC Radio-Canada.*

Darwin’s Brave New World. Origin: Australia/Canada, 2009 Producer: Mike Bluett/Screenworld, Andrew Ferns/Ferns Productions, with support from the Canadian Television Fund Format: Docu-fiction Runtime: 180′ Network: ABC Australia, CBC Canada, UK History, Arte, ZDF Director: Lisa Matthews, Jason Bourque Story: Based upon “Darwin’s Armada” by Iain McCalman.

Creation. (Film produced by Jeremy Thomas, written by John Collee with Randal Keynes) IMDb. http://creationthemovie.com/

Beagle: On the future of species VPRO Television (Netherlands) a 40-part series which will reconstruct Darwin’s 5-year long voyage on the HMS Beagle in the course of one year, and make an attempt to assess where the world stands today in light of Darwin’s evolution theory. http://beagle.vpro.omroep.nl/other-languages/

The Open University is producing a television series and a course about the modern relevance of Darwin’s legacy.

[TV Documentary.] 2009. Magazine Environnement – Sp飩al Darwin. Aired on France 24 in 2009. Produced by XD Productions, Paris. *

“Lost Paradise” Darwin’s voyage on the Beagle and the origin of the theory of evolution. Monaco Films.

Discovery Channel Canada – Darwin specials.

2009 Fathom Media (Australia) is making a documentary on Darwin and his life.

Oct. or Nov. 2009 “What Darwin never knew”. PBS/WGBH

Evolution’s captian. Windfall Films.

A Darwin documentary is being produced by the University of Valencia, Spain.

Radio/Podcasts

2009, 01 In our time. Four part series on Charles Darwin with Melvyn Bragg. BBC Radio 4.

2009, 01.05 Darwin and religion BBC Radio 4 ‘Beyond Belief’

2009, 01.5-9 Dear Darwin BBC Radio 4
1 Craig Venter
2 Jonathan Miller
3 Jerry Coyne
4 Peter Bentley
5 Baruch Blumberg

Swedish Radio Corporation – will produce five radio programmes adressing Charles Darwin’s life and work.

‘BBC Radio 3 is presenting a series of programmes which explore the roots of Darwin’s ideas and their subsequent influence across the intellectual spectrum, in the science, arts and philosophy. In The Origins of the Origins, historian Andrew Cunningham investigates how Darwin’s thinking was a product of the scientific ideas of his time. And in Darwin’s Conundrum, the Reverend Angela Tilby looks at how Darwin wrestled with religion through his letters to scientists, clergy, friends and family.’

http://www.bbc.co.uk/radio4/darwin/

2009, 01.27-02.17 Darwin: My Ancestor BBC Radio 4, four-part radio series by Darwin’s great great granddaughter and poet Ruth Padel.

2009, 01.09 Hunting the Beagle BBC Radio 4

2009, 01.30 David Attenborough with Simon Mayo, 30mins BBC Radio 5

2009, 02.01 The Forces That Shaped A Young Charles Darwin NPR

2009, 02.09 Darwin special Science Times

2009, 02.12 Darwin special Nature

2009, 02.12 Science Talk: Darwin Day Special pt 1: Bicentennial of the Birth of Charles Darwin Scientific American

2009, 02.12 Science Talk: Darwin Day Special pt 2: Evolutionary Psychology and Religion Scientific American

2009, 02.12 Science Talk: Darwin Day Special pt 3: Origins of Paleontology and the Impact of Religion on the Development of Evolutionary Theory Scientific American

2009, 02.12 Dawkins: Radio interview on Darwin BBC World Service

2009, 02.16 Science podcast: Happy Birthday Darwin The Guardian

2009, 02.19 Science in Action BBC World Service

2009, 02.15 Darwin’s Conundrum BBC Radio 3

2009, 04-05 Debating Darwin RTE Radio in Ireland, 6-part radio series:
1- s01e01 2- s01e02 1- s02e01 2- s02e02 3- s02e03 4- s02e04 5- s02e05 6- s02e06

Darwin Lecture series on Radio New Zealand

Celebrating Darwin’s Evolution Revolution NPR

Darwin In Australia Attenborough on Darwin Nature

Darwin Endless Forms podcasts Fitzwilliam Museum, Cambridge:
1. Darwin and the Ancient Earth: Dinosaurs and the ‘Deep Past’ in the 19th-Century Imagination Jim Secord
2. Darwin in Cambridge: from Christ’s College to the Beagle John van Wyhe
3. The Roots of a Theory: How Plants Specimens Led a Young Darwin to Discovery John Parker
4. Uncovering our Origins: Monkeys, Apes and “Primitive Man’ – and how Darwin got it wrong Richard Foley
5. ‘Flaunting It’ – Sexual Selection and the Courtship of Nature Tim Clutton-Brock
6. A Tour of ‘Endless Forms’ Sir Paul Nurse
7. Evolving Philosophy (with Philip Kitcher)
8. Darwin, Hooker and the Venus Flytraps (with Sir Peter Crane)
9. Humankind – A Troubling Future? (with Lord Robert May)
10. The Evolving Body (with Randolph Nesse)
11. Darwin, Design and Christianity (with John Brooke)
12. From ‘Missing Link Mania’ to Creationism.com: 150 Years of Popular Darwinism in Europe (with Peter Kjaergaard)
13. The Predatory Ape: Sex, Simians and Society in Nineteenth-Century Europe (with Gowan Dawson)
14. Evolving Images: race & popular Darwinism in 19th century photography (Elizabeth Edwards)
15. Between Apes and Angels: Representing the Darker Implications of Darwinisme (with Marek Kohn)
16. Struggle and Strikes: The ‘Survival of the Fittest’ in Art and Literature (w/ Gillian Beer)

Nov. 2009- CNRS ‘Darwin, a naturalist’s voyage around the world’ http://www.cnrs.fr/cw/dossiers/dosdarwinE/darwin.html

29 Dec. 2009 What Darwin never knew. Nova.

Performances

2009., 09.18- ‘Inherit the Wind’ which is going to be playing at the Old Vic Theatre, in celebration of the 150th anniversary of Darwin’s Origin of Species. “Trevor Nunn returns to direct Old Vic Artistic Director Kevin Spacey in Lawrence and Lee’s grippingly relevant drama, based on the 1925 Scopes ‘Monkey’ Trial. Two legal Titans confront each other when a community puts freedom of thought on trial.”

2009, 02.14 20:01 GMT. BBC World Service. Like confessing a murder. Radio play by Craig Baxter constructed using Charles and Emma Darwin’s own words. http://www.bbc.co.uk/worldservice/programmes/world_drama.shtml

2009, 01.21 Charles Darwin 200th anniversay concert. Wigmore Hall, 7.30pm A special concert at the Wigmore Hall will include the world premier of Michael Stimpson’s new Darwin inspired work, The Age of Wonders. Two of the four parts, The Man who walked with Henslow (violin and piano) and An Entangled Bank (sting orchestra) will be premiered in the programme, http://www.wigmorehall. org.uk.

British composer Michael Stimpson has been invited to the Northern Territory, Australia, to see the first full production of Age of Wonders, his new work written to celebrate the 200th anniversary of the birth of Charles Darwin. It was performed by the Darwin Symphony Orchestra in a celebration event called Origins held on 1 July in the city park. The complete work is in four parts. The Man Who Walked with Henslow is a piece for violin and piano, which explores Darwin’s early life and influences. The Beagle is a piece for a string quartet that follows the voyage and how Darwin and Fitzroy see the world begins to diverge during its course. The complexity of the Age of Wonders has further evolved in An Entangled Bank, the piece for a string orchestra, which focuses on Darwin’s life in Down House and the writing and publication of On the Origin of Species. The final section Transmutations is for a full orchestra. It is a complex piece of four sections weaving the strong elements from the previous sections which have survived by ‘natural selection’. The work reminds us of the complexity of Darwin’s ideas before returning to the solo violin from the first section, the warmth of Charles Darwin.

‘Re:Design’ by Craig Baxter, based on the correspondence between Darwin and Asa Gray. Read more on the Correspondence website.

2009, 05.7-9 After Darwin. Impetuous Theater Group / Access Theatre, New York City/ a play by Timberlake Wertenbaker. http://www.impetuoustheater.org/Events/Pages/After_Darwin.html

Gulbenkian theatre, cinema and cafe bar, Canterbury.

The LUX online-exhibition highlights four artist’s films that reflect Darwin’s legacy and explore concepts of his evolutionary theory. http://www.lux.org.uk/exhibition/lux-collection-darwin-related-films

Darwin’s worms (play to be performed across the north of England by bent architect).

Travelling Theatre presents The Voyage of Charles Darwin, an hour-long play with one or two performers in which Darwin reflects on what he discovered on the Beagle voyage and the stir it created in Victorian England. If partners are interested in hosting this play, please contact Geoff Hales on 01223 212104.

Darwin Song Project workshops and performance for folk musicians were a part of the Shrewsbury Darwin Festival. A CD of the superb performance at the new Shrewsbury Theatre has now been released: http://www.darwinsongproject.com

2009, 01.24-03-29 Interspecies Four new commissions by artists working closely with different species of animal and two existing works, stimulated by the anniversary of Darwin’s birth. Cornerhouse, Manchester See http://www.artscatalyst.org/

2009, 09.15 Collapsing Creation, part of the fifth Hurst Festival at the Players Theatre in Hassocks, West Sussex. See http://hurstfestival.org/overview.html.

2009, 09.16-12.04 Comedy of Change is a new contemporary dance performance celebrating Darwin from artistic director Mark Baldwin. The choreography, music and design is inspired by observations from evolutionary biology, from courtship dances and display to cryptic camouflage. The new work is performed by the Rambert Dance Company and is about to embark on a national tour including Plymouth, Shrewsbury, London and Bath. See http://www.rambert.org.uk/comedy_of_change.

2009, 10.7-9 Theatre Workshop in Science and Technology Studies will offer free showings of the Living Darwin stage productions at the Squires Studio Theatre, Blacksburg, Va.

2009, 10.27-11.21 Origin of the species is a work from the Tony-nominated writer of Frozen, Bryony Lavery, directed by Tom Littler and designed by Victoria Johnstone being performed at the Arcola Theatre. http://www.arcolatheatre.com/?action=showtemplate&sid=368

2009, 12.12 Darwin Originals With support from Wellcome Trust, ArtsAdmin and DVDance 8 3-minute art videos will be shown on Channel 4. These ‘Darwin Originals’ featuring the work of celebrated artists such as Heather Ackroyd and Dan Harvey and will also be shown at the Darwin Birthday VIP event at the Natural History Museum on 12 February 2009. All enquiries: Judith Knight judith@artsadmin.co.uk

Evolutionary drawing project Artist, Rachel Cohen, is keen to here from any Darwin200 partners interested in hosting her evolutionary drawing project. It can be tailored to different age groups and venues, is inexpensive − just needs paper and pens, some empty wall space and lots of participants. To find out more see http://www.rachelcohen.co.uk (Chinese Whispers pages).

2009, 09.02-11.28 Tomorrow, in a Year The Danish Arts Council is supporting the world premiere of Hotel Pro Forma and The Knife’s Darwin-opera, Tomorrow, in a Year (I morgen om et år). It premieres at the Royal Danish Theatre on 2 September 2009 with further performances on 4 and 5 September. The tour goes to Geneva (11, 12 September 2009), Dresden (8, 9 October 2009) and Århus (27, 28 November 2009). Details from: mail@hotelproforma.dk

2009, 10.01- Inherit The Wind. at the Old Vic, London.

Statues/installations

2009, 02.12 Unveiling at Christ’s College, Cambridge of a bronze statue of a student-age Darwin by Anthony Smith, commissioned by Christ’s College, Cambridge. here

Darwin’s Bells A new artwork has been commissioned by Darwin City Council to celebrate Darwin’s bicentenary. The HMS Beagle Ship Bell Chime has been created by Dr Anton Hassell. The work features a series of cast bronze bells and a replica of the Beagle ship’s bell cast in brass. While in Australia Darwin was amazed at the variety of parrot species and selection of these, cast in bronze, from the small budgerigar to the large black cockatoo, are perched on top of each bell.

Elisabeth Daynes created a wax figure of an eighteen-year-old Charles Darwin for the Calouste Gulbenkian Foundation, Portugal.

* Items marked with an asterisk (*) contain images provided by Darwin Online and a copy was sent to or acquired by the Darwin Online project.

Return to homepage

© 2002-10 The Complete Work of Charles Darwin Online Contact the Director: Dr John van Wyhe.

File last updated 1 January, 2010

februari 2010

Het blad Evolution: Education and Outreach is bedoeld voor een breed publiek, van student tot wetenschapper. Vorig jaar stond een speciale editie over overgangsvormen in zijn geheel gratis online (waarschijnlijk in verband met het Darwinjaar).

Toen ik een paar weekjes geleden weer keek op de site was het overgrote deel niet meer gratis toegankelijk.

Een aantal zijn dat nog wel zoals een artikel over weekdieren en over de evolutie van een paar groepen aquatische reptielen (ook interessant, daar niet van),

Do you know where I can get quality elearning opportunities?
elearning

elearning

DARWINJAAR

   
Darwinjaar trekt zich op gang I
Darwinjaar trekt zich op gang II <klik
Inhoud  
1.- Darwin
2.-Darwin vs lamarck
3.-Lessen in nederigheid
4.-Als darwin Mendel had gelezen
5.-Darwiniana
6.-Waarom wachten (Tomaso Agricola )
7.- Darwinjaar l959
8.-Nederland  in ’59 :  en Paul Storm
9.-Darwin’s  verjaardag  2007 2008   / Gert Korthof
10.-  Midas Dekker over Darwin
11.- Darwin’s theorie is minstens voor de helft achterhaald
12.- een update voor Darwin
13.- Revolutie in het denken over evolutie
14.-The Origin of Species: het grootste waagstuk aller tijden
Gert Korthof
15.-Darwin en Archaeopteryx
16.-NIEUWE SYNTHESE ? De ” NIEUWE ” biologie ?
De grenzen van het neodarwinisme
17.-micro en macro evolutie ( Gerdien De Jong )
18.-Darwinjaar 2009 en het Internationale Jaar van de Sterrenkunde.
19.-Na het Darwinjaar , ideologen / pseudowetenschap en creationisten
DARWIN
door Sander van Doorn op 08-02-2007,
‘Zo zien we in dat de mens afstamt van een harige viervoeter, uitgerust met een staart en puntige oren.’ Het zijn bij uitstek deze woorden uit het omvangrijke werk (http://darwin-online.org.uk) van Charles Darwin (1809 – 1882) die bij het grote publiek diepe indruk hebben achtergelaten. Dat is niet zo vreemd. Met zijn conclusies over de afstamming van de mens raakt Darwin ons zelfbeeld. We zouden bijna vergeten dat zijn evolutietheorie veel verder kijkt dan de menselijke soort oud is. Evolutie legt de verbinding tussen alle organismen die op aarde leven, geleefd hebben, of nog zullen leven. Het is een verklarend principe voor alle biodiversiteit.
Direct na zijn theologiestudie belandt de 22-jarige Darwin aan boord van H.M.S Beagle, een Brits onderzoeksschip op expeditie over het zuidelijk halfrond. Zijn taken: gezelschap bieden aan de kapitein en het verzamelen van planten, dieren, fossielen en gesteenten. Terug in Engeland buigt Darwin zich over het verzamelde materiaal. De resultaten zijn verbluffend. Met de hulp van experts ontdekt Darwin 13 verschillende, tot dan toe onbekende soorten vogels tussen de exemplaren die hij had meegenomen van de Galapagos eilanden. De vogels bleken alleen op de Galapagos voor te komen. Een ander verrassend inzicht ontleende Darwin aan zijn verzameling zoogdierfossielen. Ze gaf de indruk van een opeenvolgende serie op elkaar lijkende soorten, met de nu levende zoogdieren als meest recente vorm.
Darwin begon te twijfelen aan het dogma dat soorten onveranderlijk zijn. Hadden de unieke soorten op eilanden zich misschien ontwikkeld uit soorten die we nu nog tegenkomen op het vasteland? De gedachte wierp nieuw licht op patronen die biologen al veel eerder hadden opgemerkt. Volgens het systeem van Linnaeus werden soorten ingedeeld in een hierarchische structuur op basis van uiterlijke overeenkomst. Misschien was die structuur wel meer dan een handig classificatiesysteem, namelijk een afspiegeling van de afstammingsgeschiedenis van soorten. Het zou 22 jaar duren voordat Darwins gedachten hun uiteindelijke vorm vonden in zijn belangrijkste boek, ‘On the Origin of Species’. De uiteindelijke publicatie was alsnog een haastklus. De onafhankelijke ontwikkeling van soortgelijke ideeën door de Britse natuuronderzoeker Alfred Rusell Wallace dwong Darwin tot voortijdige publicatie.
De kern van Darwins theorie rust op drie biologische feiten:
1. Bij alle soorten worden meer nakomelingen geboren dan noodzakelijk voor de instandhouding van de soort; elke soort kan daardoor in potentie ongebreideld in aantal toenemen. 2. In de praktijk bereikt elke populatie vroeg of laat een stabiele omvang. Toenemende populatiegroottes leiden immers tot hogere sterftecijfers door toenemende concurrentie. Kortom, in elke stabiele populatie woedt een strijd om het bestaan die het geboortenoverschot compenseert. 3. Binnen alle soorten bestaan verschillen tussen individuen in uiterlijke en inwendige kenmerken. Een deel van deze verschillen erft over van ouders op nakomelingen.
Door expressie van de variatie (het fenotype) van erfelijke eigenschappen, redeneerde Darwin, zijn sommige individuen beter af in de strijd om het bestaan dan anderen. Individuen met gunstige eigenschappen hebben misschien een hogere overlevingskans of meer succes bij het grootbrengen van hun kroost. Hun erfelijke eigenschappen worden daardoor relatief sterk vertegenwoordigd in de volgende generatie. Zoals een plantenveredelaar selecteert op eigenschappen die hem aantrekkelijk voorkomen, zo selecteert de natuur dus eigenlijk als vanzelf op eigenschappen die van pas komen in de strijd om het bestaan. Over meerdere generaties leidt deze natuurlijke selectie tot micro-evolutie, het geleidelijk geschikter worden van individuen voor hun levensomstandigheden.
Het was voor Darwin welhaast vanzelfsprekend dat de langdurige werking van natuurlijke selectie zou leiden tot de vorming van nieuwe soorten. Hij beschrijft het ontstaan en uitsterven van soorten (macro-evolutie) als het groeien van een boom: ‘Zoals knoppen uitgroeien en weer nieuwe knoppen opleveren, en zoals deze -als ze sterk genoeg zijn- zich wijd vertakken en menig zwakkere tak overschaduwen, zo, geloof ik, is het ook gegaan met de machtige Boom van het Leven.’ Darwin voert de vergelijking nog wat verder door. Zoals de takken van een boom voortkomen uit 챕챕n stam, zo zijn alle levensvormen voortgekomen uit 챕챕n oervorm.
Als dat klopt, is de evolutionaire geschiedenis van elk willekeurig gekozen tweetal organismen vroeg of laat te herleiden tot een gemeenschappelijke voorouder. Het is een fascinerend idee. Stelt u zich maar eens voor dat u meereist met een magische bus; bij elke meter die de bus rijdt, gaat hij een eeuw terug in de tijd. De route voert langs uw moeder, uw moeders moeder en al uw verdere voorouders in de vrouwelijke lijn. Bij elke voorouder die u passeert, verschijnen nieuwe passagiers in de bus. Eerst uw broers en zussen, dan een paar neven en nichten, en daarna telkens hedendaagse aardbewoners die vanaf dat punt van de reis hun matrilineale afstammingsgeschiedenis met u delen. Al na minder dan twee kilometer reist u samen met de voltallige huidige wereldbevolking. Enkele tientallen kilometers later verschijnen chimpanzees in de bus. Na een paar honderd kilometer herkent u tussen de passagiers opeens uw kat. U krijgt gezelschap van uw goudvis na zo’n vierduizend kilometer, en na 15.000 kilometer (ruwweg de afstand van Amsterdam tot Sydney) reist u samen met de regenwormen uit uw achtertuin.
Evengoed zou Darwin veel hedendaagse evolutiebiologische labs niet als zodanig herkennen. Evolutiebiologen kunnen tegenwoordig niet meer zonder de technieken van de moderne erfelijkheidsleer. Dit vakgebied komt voort uit het werk van Gregor Mendel, een tijdgenoot van Darwin. Het duurde echter tot de 20e eeuw voordat Mendels inzichten in de overervingsregels voor erfelijke eigenschappen gecombineerd zouden worden met Darwins inzichten in de werking van natuurlijke selectie. Deze gebeurtenis, aangeduid als de moderne synthese, staat aan de wieg van de hedendaagse evolutiebiologie.
Door de moderne synthese zijn biologen soorten gaan zien als groepen organismen die onderling geen erfelijke informatie uitwisselen. Een nieuwe soort kan ontstaan als een deel van de individuen steeds minder goed kruist met de rest van de soort. Dat kan het gevolg zijn van langdurige ruimtelijke scheiding. Ruimtelijk gescheiden populaties passen zich afzonderlijk aan hun eigen omgeving aan. Ze kunnen daardoor z처 sterk gaan verschillen dat onderling kruisen onmogelijk wordt. Hoewel Darwin niet wist wat we nu weten over erfelijkheid, waren zijn vermoedens over het ontstaan van nieuwe soorten op afgelegen eilanden dus helemaal nog niet zo gek.
De ontdekking van het DNA als drager van het erfelijk materiaal heeft een nieuwe impuls gegeven aan de evolutiebiologie. DNA onderzoek geeft overtuigende nieuwe bewijzen voor gemeenschappelijke afstamming: alle organismen gebruiken dezelfde vertaalsleutel om informatie op te slaan in het DNA, en alle dieren gebruiken dezelfde genen in hun embryonale ontwikkeling. Het DNA is te lezen als een geschiedkundig archief dat inzicht geeft in de evolutionaire relaties tussen soorten. We begrijpen nu hoe nieuwe biologische variatie ontstaat door veranderingen in het DNA (mutaties) en de herschikking van erfelijke eigenschappen van de ouders in hun nakomelingen (recombinatie). We begrijpen steeds beter hoe variatie in het DNA (het genotype) wordt vertaald naar verschillen in uiterlijke kenmerken en inwendige(het fenotype). En we beginnen te begrijpen hoe natuurlijke selectie op fenotypische variatie door de generaties heen leidt tot veranderingen in het genotype.
De evolutietheorie vindt praktische toepassingen in de geneeskunde en het natuurbeheer. Ingenieurs gebruiken computermodellen van selectie- en mutatieprocessen om oplossingen te vinden voor lastige optimalisatie problemen. In de gedaante van de evolutionaire speltheorie en evolutionaire psychologie is evolutie zelfs doorgedrongen tot in de sociale wetenschappen en de ethiek. Ook binnen de taalwetenschappen en culturele studies staat evolutie in de belangstelling: de verandering van culturele informatie (culturele evolutie) laat zich misschien wel net zo beschrijven als de verandering van genetische informatie onder invloed van mutatie en selectie (biologische evolutie). Buiten de wetenschappen zijn Darwins ideeën -tegen zijn opvattingen in- soms misbruikt als verantwoording voor het recht van de sterkste. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de nazistische rassenleer en gedwongen sterilisatieprogramma’s.
Evolutie is een steeds terugkerend thema in discussies over de relatie tussen natuurwetenschap en geloof. Sinds het eerste beroemde debat in deze traditie -tussen ‘Darwins bulldog’ Thomas Huxley en bisschop Wilberforce- verlopen deze discussies soms buitengewoon fel. Voor de diep-gelovigen spelen sterke levensbeschouwelijke emoties mee. Verzet tegen de evolutietheorie leeft binnen verschillende godsdiensten. De conservatieve evangelisch-christelijke beweging in de VS is een drijvende kracht achter de ontwikkeling van alternatieven voor de evolutietheorie. Deze alternatieven doorstaan de toets der wetenschappelijke kritiek niet.
Hoe u er ook tegenaan kijkt, Darwin heeft ons diep geraakt. Misschien voelt u zich nog wat ongemakkelijk over uw evolutionaire familierelaties met uw hamster of de begonia in de vensterbank. Aan de andere kant is Darwins kijk op de levende natuur niet zonder grandeur: ‘eindeloze vormen, in al hun wonderlijke schoonheid, zijn ge챘volueerd, en zullen dat blijven doen’. Het maakt je toch nieuwsgierig naar wat er nog komen gaat.
Het belang van Charles R. Darwin( volgens Paul Brakefield)
Hester van Santen
Wanneer: 1809 – 1882
Bekend om: theorievorming over evolutie door natuurlijke selectie
Belangrijkste werken: On the Origin of Species (1859) en The Descent of Man (1871)

De bijzin ‘Onderzocht door Charles Darwin’ duikt nogal eens op in colleges of wetenschappelijke teksten. Niet alleen als blijk van historisch besef, maar lijkt het zelfs een keurmerk voor wetenschappelijke relevantie. En dat beperkt zich niet tot onderzoekers die zich dagelijks met evolutie bezighouden.

Het centrum voor reproductieonderzoek in Washington haalt de auteur van de Origin of Species graag aan over zijn waarnemingen aan orchideeën, de afdeling geologie van de Universiteit van Puerto Rico roept zijn geschriften over Pacifische atollen ter herinnering, een Californisch centrum voor agrarisch onderzoek wijst zijn studenten op Darwins observaties van het belang van wormen uit The formation of vegetable mould through the action of worms.

Voor de Leidse hoogleraar evolutiebiologie prof.dr. Paul Brakefield is de veelzijdigheid van Charles Darwin, die zijn wetenschappelijke carrière op 23-jarige leeftijd begon als onderzoeksmedewerker op het schip de Beagle, een toonbeeld van zijn talent.
‘Hij had echt zo’n brede kennis, hij gaf zo’n breed overzicht. Dat vind ik bijzonder.’

De suggestie dat Darwin vooral geluk had – hij kon na zijn thuiskomst met de Beagle in 1863 twintig jaar in alle rust aan zijn evolutietheorie en andere biologische onderwerpen werken, omdat hij een telg was uit de rijke Wedgewood-familie – wijst Brakefield resoluut van de hand.
‘Hij maakte zijn eigen geluk. Ik vind dat hij een fantastische waarnemer was, en dat hij ook zijn kennis van de geologie en de filosofie gebruikte.’

Ook in andere biologische onderzoeksvelden klinkt instemming. Moleculair geneticus prof.dr. Paul Hooykaas:
“In de moleculaire biologie zijn we er niet dagelijks mee bezig, de mechanismen voor het overleven in de natuur spelen in het lab niet dezelfde rol. Maar Darwin heeft wel het basisprincipe neergelegd, want de evolutie ligt ten grondslag aan ons werk.’

Theoretisch bioloog prof.dr. Hans Metz wijst erop dat veel verschijnselen in de natuur zonder het werk van Charles Darwin totaal onbegrijpelijk zouden zijn.
‘Darwins theorieën gaan niet meer uit van een soort van ‘maker-idee’. Je ziet dat bijvoorbeeld dat sommige stukken van het genoom iets anders wilden dan de rest, die zijn schadelijk voor het individu. Dat zijn hele rare dingen die je anders helemaal niet zou kunnen verklaren.’

Darwins hedendaagse vakgenoten roemen hem daarnaast omdat hij veel van zijn conclusies wist te trekken op basis van enkel gedachtekracht. Brakefield:
‘Hij schreef The Origin of Species zonder kennis van de genetica, maar hij voorspelde wel dat er een enkele informatiedrager moest zijn waarop de afstamming van alle organismen gebaseerd is.’

Ook voorspelde Darwin dat er al organismen moesten hebben geleefd in het Precambrium, een tijdperk waaruit op dat moment nog geen enkel fossiel bekend was. En prof.dr. Jacques van Alphen, plantenecoloog, citeert Darwins idee챘n over de vraag waarom er evenveel mannen als vrouwen zijn.
‘Hij had het bijna opgelost.’
Mathematische uitwerking liet nog zeventig jaar op zich wachten.De ecoloog hoopt eigenlijk dat de evolutietheorie wat meer erkenning krijgt.
Ik zeg altijd tegen Frans Saris (bèta-decaan en natuurkundige, HvS) dat wij een grand unifying theory hebben en zij niet.’
En Paul Brakefield concludeert
: ‘Pas was ik bij een promotie en wat kreeg de promovenda als cadeau: drie boeken, alledrie van Darwin. Dat hij na 150 jaar nog zo leeft, is echt bijzonder. Darwin is nog altijd een held onder biologen.’
lamarckhttp://steurh.home.xs4all.nl/darwin/darwin04.html  Lamarck              °

Er is waarschijnlijk op deze wereld geen mens meer die niet ten minste in algemene termen gehoord heeft over Charles Darwin (1809-1882). De evolutietheorie of -leer, of zoals de christenen het liever zeggen: de evolutiehypothese, heeft echter wellicht zoveel voor- als tegenstanders, indien niet bij wetenschappers, dan toch bij de bevolking in het algemeen. Er is waarschijnlijk vandaag ook niemand meer die iets van Darwin zelf leest; ook mijn exemplaar van The Voyage of the ‘Beagle’ staat al dertig jaar ongelezen in de kast. We weten dus ook niet precies, of zelfs niet ongeveer wat Darwin eigenlijk dacht en dat is spijtig, want het is heus wel interessant en ook ongemeen belangrijk, ook vandaag nog, eigenlijk vandaag zelfs nog meer en nog duidelijker dan toen Darwin het ontdekte en later publiceerde.Laat ons beginnen met het begin.

De evolutieleer, nemen we aan, zegt dat de mens van de aap afstamt. En hoe gebeurde dat? Doordat de aap zich aanpaste aan zijn omgeving, slimmer werd en dat slim zijn doorgaf aan zijn nakomelingen etc. Mmmm. Er blijven enkele vraagtekens. Hoe komt het dat de ene aap zich wel aanpaste aan zijn omgeving en de andere niet? Hoe werd de ene slimmer dan de andere? En hoe gaf hij zijn hogere intelligentie-status door? Darwin stelde vast dat er binnen een bepaalde soort van dieren, neem bijvoorbeeld vinken, verschillende soorten te vinden zijn die duidelijk van elkaar onderscheiden zijn. Hij ging ervan uit dat al die soorten oorspronkelijk afstammen van één enkele soort, dat er dus op zeker moment variatie gekomen is.

Darwin vs Lamarck 

In tegenstelling met wat de Franse botanist en naturalist Lamarck (1744-1829) zei, geloofde Darwin niet dat dit het rechtstreeks gevolg was van een aanpassing aan de omgeving. Hij meende dat die verschillen veeleer toevallige mutaties zijn, willekeurige herschikkingen van erfelijk materiaal, dingen die kunnen gebeuren en het dan af en toe ook doen: een vink wordt geboren met een wat langere snavel, zomaar, toevallig, omdat er ergens in het genetisch materiaal een mogelijkheid verscholen lag voor een dergelijke afwijking. Dat is het basisgegeven en deze inzichten zijn sindsdien onder meer door de wetten van Mendel en ook recentelijk door de moleculaire genetica bevestigd en verder uitgewerkt. Het tweede, noodzakelijke en onmisbare element van Darwins leer is de zogenaamde struggle for life and survival of the fittest, al is het laatste stuk van deze uitdrukking van de hand van Herbert Spencer en het eerste wel van Darwin maar gebaseerd op de theorie van Malthus over de groei van de wereldbevolking.

Darwin stelt dat individuen met elkaar in competitie treden om hun eigen genetisch materiaal zoveel mogelijk door te geven. De exemplaren van een soort die door hun toevallige individuele verschillen het best aangepast zijn aan de omgeving en daardoor het meest overlevingskansen hebben, of die toevallig het best geschikt blijken te zijn voor de competitie voor de voortplanting en dus het vaakst tot succesvol paren komen, die individuen geven hun genetisch materiaal het vaakst door en zo ontstaat er op termijn een ‘natuurlijke selectie’ en evolueren de soorten tot ze op den duur zo van elkaar verschillen dat ze niet meer onderling vruchtbaar zijn. De differentiatie van de soorten, de evolutie van het leven op aarde is dus niet het directe resultaat van een reeks van onmiddellijke aanpassingen aan de omgeving, maar het resultaat op lange, zeer lange termijn van het zich doorzetten van een toevallige mutatie die de drager ervan een doorslaggevend voordeel gaf in de strijd om het voortbestaan en de voortplanting.Een bekend voorbeeld van loutere aanpassing aan het milieu is dat van de vogeltjes die geleerd hadden om melk te drinken van de flessen die de melkboer vroeger aan de voordeur zette. Ze brachten het zo ver dat ze leerden hoe ze door het dun blikken dopje moesten prikken om aan de melk en vooral aan de room te kunnen die op de melk dreef. Dit is een duidelijk voorbeeld van een loutere aanpassing aan de leefomgeving. Die kennis kan onmiddellijk doorgegeven worden aan de nakomelingen, gewoon doordat ze zien hoe het moet, het wordt hen voorgedaan en zoals we weten is dat een goede manier van aanleren. Maar er is geen wijziging van het genetisch materiaal in dit proces. Er ontwikkelt zich geen bepaalde soort mussen die enkel room drinken van flessen en die niet meer paren met andere mussen. Er is in die zin nooit enig bewijs gevonden voor de stelling van Lamarck, namelijk dat aanpassingen aan het milieu genetisch kunnen overgedragen worden, noch enige duidelijkheid over hoe dat zou kunnen gebeurd zijn.De hals van de giraf is een voorbeeld van een echte, genetische aanpassing. Bij dat soort dieren, dat zich voedt met blaren van bomen, is het hebben van een lange hals een voordeel, want dan kan jij alleen de hogere blaren eten zonder competitie van je soortgenoten. Als er dus toevallig, zonder enige invloed van het milieu, een ‘giraf’ geboren wordt die een wat langere hals heeft, zoals sommige mensen ook een wat meer prominente neus hebben, dan krijgt die (giraf met de lange hals, niet die mens met de lange neus…) meteen een zeer duidelijk voordeel in de strijd om het overleven en dat leidt zonder meer naar meer nageslacht. Omdat de lange hals toevallig verkregen was door een genetische ‘fout’, is ze meteen erfelijk, althans voor 50%, want de voortplanting gebeurt met twee en slechts de helft van het genetisch materiaal komt van de ‘langhals’, tenzij twee langhalzen gaan paren etc. Als je lang genoeg bezig blijft, duizenden jaren, miljoenen generaties, dan kom je zo tot een diversifi챘ring van de soorten. Het is een langzaam proces, het is gebaseerd op toevallige genetische mutaties en op het voordeel daarvan in de strijd van het individu om het voortbestaan. Dat is Darwinisme. Snelle, oppervlakkige en tijdelijke aanpassingen aan het milieu noemen we Lamarckisme. Ze zijn niet genetisch overdraagbaar en leiden niet tot een diversifi챘ring van de soorten.

Creationisten en aanhangers van intelligent design zijn natuurlijk niet gelukkig met Darwiniaanse aanpassingen, met die freak accidents die ertoe geleid hebben dat vissen uit de zee kropen, dat dieren op hun achterste poten gingen lopen en een groter hersenvolume ontwikkelden waarmee ze stilaan leerden denken en tot zelfbewustzijn kwamen. Ook de christelijke scheppingsleer was er niet van gediend en heeft het er nog altijd zeer moeilijk mee: als God niets anders heeft gedaan dan een big bang veroorzaken, dan vallen zowat al zijn klassieke attributen weg en heeft het nog weinig zin om Hem God te noemen. Vandaar dat men dan maar spreekt van een intelligent ontwerp: God heeft de dingen zo geschapen dat ze in de juiste richting evolueerden. Dat redt de evolutie, die men nu toch nog moeilijk kan ontkennen zonder uitgelachen te worden, maar het is totaal in tegenspraak met het Darwinisme, dat geen tussenkomst van een hogere instantie inhoudt, niet bij de toevallige genetische mutaties, niet bij de volgorde van die mutaties, noch bij de competitie van de individuen voor het overleven en de voortplanting.Wallace, de geleerde die onafhankelijk van Darwin tot dezelfde basisconclusies kwam en Darwin zowat dwong om zijn resultaten, die al tientallen jaren in de kast lagen, eindelijk toch haastig te publiceren, aarzelde later ook. Hij ging met zowat de hele evolutiehypothese mee, maar kon niet aanvaarden dat ook de stap naar het zelfbewustzijn niet meer was dan een evolutie, een toevallige mutatie, een gelukkig toeval. Nochtans ziet het er naar uit dat het toch zo gelopen is. De hersenen hebben zich over een zeer lange periode ontwikkeld tot ze de omvang en de vorm hadden die de homo sapiens tot het succesnummer van de natuur gemaakt hebben, tot de meester van de schepping. Sindsdien is de genetische evolutie van de mens stilgevallen. Soms verbazen wij ons erover hoe modern de antieke auteurs wel waren, of hoe snel kinderen leren, of hoe mensen uit ontwikkelingslanden zich op zeer korte tijd vertrouwd maken met onze hypermoderne wereld, kijk maar naar de spectaculaire evolutie in China, India, de Filippijnen; men zegt dat men zelfs een Neanderthaler op enkele maanden zou kunnen leren met een computer te werken, omdat hij over dezelfde hersenen beschikte als wij… Wij zijn allemaal van dezelfde soort, kunnen dus met elkaar paren en doen dat ook vlot en met prachtig resultaat. Dus alsjeblief geen racistische onzin over negers die niet in staat zijn om zich te ontwikkelen tot op ons niveau: de feiten bewijzen dat het niet zo is. Dit is de duidelijkste weerlegging van het racisme: mensen die samen kinderen kunnen hebben, zijn evenwaardig, want ze behoren tot dezelfde soort. De enige verschillen die er de laatste 50.000 jaar tussen de mensen ontstaan zijn, zijn evidente maar oppervlakkige culturele Lamarck-aanpassingen aan de omgeving, die soms heel snel gaan, maar even snel vergeten worden omdat ze niet genetisch overdraagbaar zijn, die soms heel zichtbaar zijn, zoals de klederdracht en de taal, maar die op één generatie totaal kunnen wijzigen, net zoals de huidskleur en andere lichamelijke kenmerken bij gemengde voortplanting. Het kan dus perfect gebeuren dat een uitstekend aangepaste politicus van het Vlaams Belang kinderen of kleinkinderen heeft die, ten gevolge van hun al te gemakzuchtige aanpassing aan onze materialistische, decadente oververzadigde welvaartsmaatschappij, duidelijk achterop geraken bij kinderen van illegale inwijkelingen die, uitgedaagd door de vele mogelijkheden van onze kennismaatschappij, met hun even goede hersenen een uitstekende plaats voor zichzelf veroveren in die zelfde maatschappij. Zo zien wij nu al landen het voortouw nemen in de wereldeconomie waarvan wij dachten dat ze nog in de middeleeuwen verkeerden.

Als we niet opletten en teveel luisteren naar fundamentalisten, creationisten en racisten, belanden we daar zelf nog, binnen de kortste keren.

Bij Darwin ligt er ook een diepe en bepalende nadruk op het individu. Enerzijds ondergaat het individu de wetmatigheid van de erfelijkheid, te beginnen met een toevallige mutatie en zo verder tot de gewone wetmatigheden die ertoe leiden dat (sommige) kinderen (al meer) op hun ouders lijken (dan andere…) en de genetische kenmerken van de eigen soort. Anderzijds is het de overlevingsdrang en de ‘paringsdrang’ die het individu aanzetten om zijn genetisch materiaal door te geven. Het zijn wetmatigheden die ook in de moderne mens aanwezig zijn, vaak gemaskeerd en gesublimeerd maar duidelijk herkenbaar. Lijfsbehoud is nog altijd een primaire wet, selectie van een partner eveneens, voortplanting niet minder, al is dat laatste in grote delen van onze beschaafde wereld al lang geen brutale fysieke wetmatigheid meer maar het resultaat van overleg, gewoonte of, helaas, politieke inmenging.

Dat alles heeft Darwin en zijn leer anathema gemaakt bij christelijke en andere godsdiensten en in dezelfde mate en om dezelfde redenen ook bij alle autoritaire en dictatoriale staatsvormen: zij prediken een boodschap waarin het individu ondergeschikt is aan het belang van de maatschappij en waarin voortplanting wel verondersteld wordt en eigenlijk aangemoedigd, maar waar geen plaats is voor seksuele aandrift en meervoudige of consecutieve partnerkeuze, waarin lijfsbehoud vervangen wordt door of gesublimeerd tot naastenliefde, corporatisme of collectivisme. Bij Darwin is de maatschappij en de soort het resultaat van de persoonlijke inspanningen van het individu, gedreven door de drang naar eigen overleven en persoonlijke voortplanting. In die zin was hij een kind van zijn tijd, maar heeft zijn boodschap ook een vermanende, optimistische en profetische waarde voor onze tijd

Wij weten dat elke theorie maar een benadering is van de werkelijkheid, dat zelfs de aller-subtielste inductieve methode maar kan leiden tot hypothesen die opgaan tot er een betere gevonden wordt. Zowat de hele wetenschappelijke wereld is intussen overtuigd van het werkelijk niet te overschatten belang van de ontdekkingen en conclusies die Darwin al in 1844 neerschreef. Het duurt soms een tijdje, ja. En ondertussen is hij bijna al weer vergeten. Zo gaat het. Ons geheugen is selectief. Enkel wat over miljoenen jaren genetisch opgeslagen is, heeft kans om behouden te blijven.

Dat is wat Darwin zelf ons geleerd heeft.    

Darwin , R. Lewontin ,Steve Jones Lessen in nederigheid – na Charles Darwin (26/04/2001) door Geerdt Magiels

http://users.telenet.be/darwinwebquest/html/act021.htm

Zo’n 30.000 tot 40.000 genen hebben wij, de kroon op de schepping, anderhalve keer zoveel als een rondworm. …Charles Darwin zou dat waarschijnlijk niet verbaasd hebben.

Precies op de geboortedag van Charles Darwin, 12 februari, werd de kaart van het menselijk genoom voorgesteld. De timing kon moeilijk mooier. De resultaten van het Human Genome Project zijn een onrechtstreeks eerbetoon aan het werk van Darwin, die zo’n honderdvijftig jaar geleden van de biologie een moderne wetenschap maakte. De kennis van de genen schraagt Darwins theorie. Bovendien opent ze – net als het werk van Darwin – totaal nieuwe en opwindende perspectieven op het leven en op de mens.

De grote verrassing was dat de mens minder genen heeft dan verwacht. Dat de fruitvlieg een kleine veertienduizend genen heeft en de rondworm negentienduizend, wisten we al. Het aantal genen van de complexe Homo sapiens werd op meer dan honderdduizend geschat.Het zijn er dus maar iets van een dertig- of veertigduizend, en dat laagste getal is wellicht het plausibelste. Voor de zo geroemde complexiteit van de mens zijn dus maar anderhalve keer zoveel genen nodig als voor de rondworm. Dat we sterk lijken op de mensapen was ondertussen gemeengoed. Dat de genetische kloof tussen worm en mens niet zo verschrikkelijk groot is, is een nieuw idee om aan te wennen.

Zo verrassend is dat trouwens niet. Al het leven op deze aarde is verwant. Er is een rechte (weliswaar zeer lange) lijn tussen het eerste eencellige leven en de mens.

Dezelfde biochemische bouwstenen en processen vormen de lingua franca van heel de natuur. Met evenveel gemak wordt daar een groenwier, een darmparasiet, een zeboe of een mens mee gemaakt.

Die fundamentele verwantschap was de grondtoon van Darwins On the Origin of Species , dat op 22 november 1859 voor het eerst verscheen en waarvan de eerste druk dezelfde dag nog was uitverkocht.

Over het ontstaan van de soorten door middel van natuurlijke selectie of het behoud van bevoordeelde rassen in de strijd om het leven .

Niets in de zakken, niets in de mouwen: Darwin vat zijn hele vernieuwende theorie samen in een enkele zin. Geen smeu챦ge, sloganeske titel, maar de droge klap van een nagel die hard op zijn kop geslagen wordt. Het verhaal van de evolutie kent vier eenvoudige stappen:

*dankzij een rijke variatie (ieder individu is anders) gecombineerd met een natuurlijke selectie (alleen het organisme dat het best past in zijn leefomstandigheden overleeft) en de seksuele selectie (waarbij mannetjes zich aanstellen en de vrouwtjes kiezen), weten de best aangepasten zich voort te planten.

*Door wat isolatie en voldoende tijd ontstaan nieuwe soorten.

Darwin ging bij het formuleren van zijn theorie niet over 챕챕n nacht ijs. Hij liep al jaren met het idee rond voor hij het publiceerde, onder meer omdat een jonge avonturier, Alfred Russel Wallace, op zijn reizen door Indonesi챘 op hetzelfde spoor was gekomen. Darwin wilde zeker zijn van zijn zaak. In gedachten pareerde hij eerst alle mogelijke tegenwerpingen en bestookte hij zelf alle zwakke plekken of onbewezen beweringen met kritiek. Hij wou niet doceren, preken of polemiseren. Hij argumenteerde en deed dat zo helder mogelijk.

Hij hield bovendien rekening met een communicatieprobleem: hij wilde een totaal nieuw concept voorstellen aan een zo breed mogelijk publiek. Hij koos daarbij voor alledaagse, economische of industri챘le termen.

Hij ging omzichtig en precies te werk en staafde zijn beweringen met ontzaglijk veel feiten. Empirie was voor hem een vanzelfsprekendheid. Hij deed experimenten, liet andere mensen experimenten uitvoeren en verzamelde informatie van over de hele wereld via een uitgebreid netwerk van honderden correspondenten. Hij deelde informatie en trad openlijk in discussie, ook met wie zijn theorie niet zag zitten.

Het is onvoorstelbaar hoe actueel dit boek nog altijd is, terwijl Darwin maar een fractie van de kennis had die wij nu hebben. Intussen zijn disciplines zoals de genetica, de celbiologie en de moleculaire biologie ontstaan, die vanuit hun perspectief de theorie van Darwin onderbouwd en versterkt hebben.

Fenomenen zoals de verspreiding van het hiv-virus, resistente bacteri챘n of de lotgevallen van de cichlidevissen in het Victoriameer zijn alleen te begrijpen dankzij de evolutietheorie.

De evolutietheorie, zoals Darwin ze voor het eerst formuleerde, is een schitterend voorbeeld van de schoonheid van de wetenschap.

De basisideeën zijn eenvoudig, maar er is honderd vijftig jaar mee verder gewerkt en de inzichten zijn doorgetrokken naar de antropologie, de geneeskunde, de psychologie en de sociologie.

Darwins theorie heeft ook filosofische en religieuze implicaties. Een schepper is niet meer nodig om de wereld te begrijpen. Darwin heeft een fundamentele bijdrage geleverd aan de secularisering van het wereldbeeld. De kennis van de aarde en het heelal, van de planten en de dieren was stapsgewijs uit de invloedssfeer van de kerk losgeweekt, maar de mens en de menselijke geest leken onneembare bastions van het bovennatuurlijke. Met Darwin kreeg de natuurwetenschap ook op dat gebied impact

Om al die redenen wordt wel eens gezegd dat The Origin of Species het belangrijkste boek van het voorbije millennium is, en daar is heel wat voor te zeggen.

Almost Like a Whale

Voor wie toch zou opzien tegen het onbetwistbaar negentiende-eeuwse karakter van Darwins boek, is er nu een hedendaagse remake. Steve Jones, een gerenommeerd Brits geneticus, herschreef het boek van Darwin zoals die dat waarschijnlijk zelf anno 2001 zou gedaan hebben.In Almost Like a Whale haalt Jones een geweldige truc uit. Hij gebruikt dezelfde hoofdstukindeling als Darwin en het boek is ook ongeveer even lang. Jones heeft alleen een hoofdstuk toegevoegd, over het ontstaan van de mens, een onderwerp waarover Darwin zich bewust nog niet te veel in detail had uitgelaten.

Hele passages heeft Jones letterlijk overgenomen uit Darwins boek. Naadloos zitten de oorspronkelijke stukjes Darwin op hun originele plaats in dit nieuwe boek verweven. Dan valt nog meer op hoe helder, sprankelend en modern Darwin schreef en hoezeer hij het bij het rechte eind had. Het boek van Jones bewijst de kracht van Darwins theorie. Het hybride en ambitieuze Almost Like a Whale overtuigt. De terugblik werkt verhelderend. Jones put daarbij uit een rijke database vol illustratieve voorbeelden uit het dieren- en plantenrijk, uit de biochemie, de geologie en de geschiedenis. Het is alsof je met Richard Attenborough op stap bent, langs musea, biotopen, laboratoria en bibliotheken, van het ene straffe maar waargebeurde verhaal naar het andere.

Jones is een geneticus en het is dan ook aan hem besteed om op dat vlak Darwins verhaal te actualiseren. Darwin had geen flauw vermoeden van de fundamenten waarop de evolutie uiteindelijk werkt en wist niet hoe informatie van de ene generatie op de andere wordt doorgegeven. Hoe genen de drager zijn van mutaties en dus de basis vormen van soorten, kon hij nog niet in zijn stoutste dromen verzinnen.

Ondertussen is het genoom beschreven en kan Jones het ontstaan van twee vormen van hiv ( hiv1 en hiv2 respectievelijk afkomstig van SIVcps (chimpansee) en SIV sm (soothy mangabey )populaties in centraal en west afrika ) uit 챕챕n gemeenschappelijke apenvirus voorouder ( SIV ? ) schetsen. En dat proces verschilt niet wezenlijk van dat waardoor de vinkensoorten op de Galapagos-eilanden het licht zagen.

Jones neemt tijdens zijn rondgang door de biologie geregeld nuchtere standpunten in over bijvoorbeeld biotechnologie of ecologie.

Hij waarschuwt ook iedereen die graag alle aspecten van het menselijke leven als adaptieve eigenschappen ziet.

Onze nood aan vitamine C of aan sociaal contact delen we inderdaad met onze voorgangers. Maar je kan van Darwins verhaal ook een verstikkende deken maken waarmee je alles overdekt.

Zoals Geoffrey Miller onlangs nog: hij verklaarde in het erudiete maar absolutistische De parende geest alles vanuit seksuele selectie. Elk gedicht of schilderij, elke wiskundige formule of popsong wordt dan een strategisch instrument voor meer nakomelingen. Zo wordt een dubieuze Freud vervangen door een misbruikte Darwin. (Zie je wel: het draait toch allemaal om seks!) Het blaast een antropologische souffl챕 met biologische lucht op tot onsmakelijke proporties, aldus Jones.

Er is niets dat aangeeft dat alles op deze wereld als gevolg van de evolutie moet verklaard worden.

Mannelijke kakkerlakken produceren enkele uren na hun volwassenwording alle spermacellen van hun leven, verpakken die in een mooi pakketje en zadelen daar een vrouwtje mee op. De rest van hun leven scharrelen ze wat rond, eten, wiebelen met hun antennes en jagen mensen de schrik op het lijf. Hun voortplantingswerk zit erop en toch leven ze nog maanden voort. Vanuit een strikt Darwiniaans perspectief is dat verspilling van schaarse biologische middelen. Dat geldt ook voor vele mensenmannetjes. Die verzinnen dan van alles om de tijd te doden en zo ontstaan literatuur, muziek en wetenschap.

Maar we weten het niet en elk verhaal is dus voorlopig even onderhoudend. De biologie mag in ieder geval nooit het excuus worden om pseudo-verklaringen te leveren die lijken te legimiteren wat beter of slechter zou zijn voor deze wereld of samenleving.

De biologie is er niet om te zeggen hoe het moet, hoogstens om te beschrijven hoe we denken dat het is.

Jones parafraseert in zijn laatste paragraaf Darwin zelf: ,,Zij die mijn theorie niet kennen, kijken tegen een organisme aan als wilden naar een helikopter, naar iets wat totaal buiten hun begripsvermogen ligt.”

De evolutietheorie benadrukt dat wij deel uitmaken van de natuur. Als er al een verschil is, dan zit dat tussen onze oren. In de mens heeft zich een stuk natuur ontwikkeld dat geen fossiele sporen achterlaat en geen genen nodig heeft: een ecosysteem van taal en gedachten.

Ook de theorie van Darwin is een onderdeel van dat systeem en moet zien te overleven in de genadeloze biotoop van de kritische wetenschap. Hoe levendig de evolutiebiologie is, ondervind je in Richard Lewontins The Triple Helix .

Lewontin is een bioloog van het niveau van Charles Darwin, Richard Dawkins, Jared Diamond of Stephen Jay Gould: heldere geest, goed onderzoek en scherpe pen. In zijn handzame en toegankelijke boekje maakt Lewontin duidelijk hoe onbegrijpelijk het leven zou zijn zonder de evolutietheorie.

Zijn kerngedachte is dat je een levend wezen alleen kan begrijpen vanuit het samenspel tussen genen, organisme en omgeving.

Hij zet zich af tegen mensen die zich met enthousiasme storten op een van deze drie aspecten en daarmee alles willen verklaren. Lewontin verzet zich tegen dit reductionisme. Dat is op zich een beetje vechten tegen windmolens omdat de discussie voor of tegen reductionisme een filosofisch tijdverdrijf is waar toch niet veel potten mee gebroken worden. Maar het is wel mooi omdat hij ondertussen illustreert hoe in de biologie de interactie binnen complexe systemen het eindresultaat bepaalt.

Hij gaat, terecht, terug tot het baanbrekende onderzoek van Clausen, Keck en Hiesey uit de jaren veertig.

Zij plantten stekjes van Gewoon Duizendblad op zeeniveau, op 1400 en op 3000 meter hoogte.

De genetisch identieke stekken van eenzelfde plant (met hetzelfde ,,genotype”) zagen er fysiek totaal verschillend uit op verschillende hoogten. En het uitzicht van de planten (het ,,fenotype”) was onvoorspelbaar: een stek van de ene plant deed het heel goed op grote hoogte, van een andere juist niet, of omgekeerd. Er is blijkbaar niet 챕챕n genotype dat de grootste overlevingskansen garandeert. Diezelfde conclusie is sindsdien al vele malen getrokken, zeker ook door plantenkwekers. Zo maakt Lewontin aan de hand van heel eenvoudige voorbeelden duidelijk hoe noch de genen, noch de omgeving alleen bepalen hoe een organisme eruitziet.

Natuurlijk leggen genen restricties op aan een organisme. Een fruitvlieg zal nooit, in welke omgeving dan ook, een boek over genetica schrijven. Ook het spraakvermogen hangt af van de juiste genen, maar die bepalen niet welke taal je spreekt. Mensen en chimpansees verschillen in hun lingu챦stische mogelijkheden en je kan best aanvoeren dat dat ligt aan hun genen. En mensen spreken omdat ze 챕n de juiste genen 챕n de juiste omgeving hebben. Toch wil dat niet zeggen dat organismen de slaaf zijn van hun omgeving. Ze bepalen voor een groot deel zelf hun omgeving.

Evolutie is voor een belangrijk deel co-evolutie. Een van de gevolgen daarvan is dat een Onvermogen om je aan te passen aan een (door jezelf) veranderde omgeving kan leiden tot uitsterven.

Een stabiel milieu heeft nooit bestaan en het verdwijnen van soorten is een frequent fenomenen in de evolutie. Negenennegentig procent van alle levensvormen is ondertussen uitgestorven, met of zonder milieubeweging.

Lewontin legt sterk de nadruk op de voortdurende interactie tussen de genetische informatie en de manier waarop een organisme daarmee omspringt, in wisselwerking met de omgeving.

Hij schetst een driedubbele streng van leven die om zichzelf gewonden is, een metaforische uitbreiding van de dubbele helix van het DNA. Dat staat ver af van de alleenheerschappij van de genen, zoals Dawkins die zo boud durfde te poneren. Maar toen zijn Onze zelfzuchtige genen verscheen, was het misschien wel nodig om aandacht te vragen voor de alomtegenwoordige invloed van de genen, in een tijd dat de sociologie dat als rechtse praat afdeed.

Nu is de subtielere benadering van Lewontin erg inspirerend. Hij maakt heel aannemelijk dat het geen zin heeft om te praten over een organisme als je het niet tegelijkertijd hebt over de omgeving waarin het leeft.

Menselijk insuline voor de behandeling van diabetes wordt tegenwoordig dankzij de biotechnologie geproduceerd door bacteri챘n in fermentatievaten. De bacteri챘n kregen het menselijke gen voor insuline ingebouwd en ze produceren braaf het nodige eiwit. Maar er was 챕챕n probleem. De bacteri챘n maakten weliswaar netjes het gevraagde eiwit aan in de precieze aminozuurvolgorde, maar de insuline vertoonde geen enkele fysiologische activiteit als een diabetespati챘nt het eiwit inspoot. Het eiwit werd blijkbaar verkeerd geplooid in de bacteri챘le cel. De vorm van een eiwit is cruciaal voor zijn werkzaamheid. Het probleem werd opgelost door de cultuur te veranderen waarin de bacteri챘n groeien. De omgeving bepaalt dus hoe en of iets werkt in de natuur, ongeacht welke informatie er genetisch beschikbaar is.

Het lijkt misschien zo, maar dit betekent niet dat we Darwin ver achter ons hebben gelaten. De honger naar kennis en inzicht van Darwin is nog steeds even levend. De vraag naar nieuwe meetinstrumenten of methoden is er ook nog steeds, de verwondering over de complexiteit van het leven al evenzeer.

Lewontin betreurt het een beetje dat de genetica, door het verbijsterende succes van de biotechnologie met haar gensequentiemachines en supercomputers, op dit moment de plak zwaait. Iedereen weet dat de kennis van de basenvolgorde van het DNA niet zaligmakend is, maar de complexiteit van organismen in hun ecologische en genetische omgeving sukkelt zo wel in het verdomhoekje van de wetenschappelijke onderzoeksagenda.

De hoogdagen van de slogan ,,챕챕n gen, 챕챕n eiwit” zijn voorbij. ,,Meer met minder” is de conclusie van de inventaris van de menselijke genen.

Bovendien hebben we voorlopig het raden naar het belang van 99 % van het menselijk genoom (oneerbiedig ,,junk-DNA” genoemd). Dat stemt tot nederigheid.

Zeker als je weet dat er in de biologie talloze voorbeelden zijn van hoe een miniem verschil in uitgangspositie tot dramatisch verschillende resultaten kan leiden. En wat nog merkwaardiger is: hetzelfde resultaat kan ook vanuit een compleet ander vertrekpunt bereikt worden. Je kan dat afdoen als het chaotische gedrag van complexe systemen, maar het zijn wel situaties die in de biologie eerder regel dan uitzondering zijn. En we hebben nog geen methoden waarmee we die complexiteit in kaart kunnen brengen.

De laatste hoofdstukken in het verhaal van de evolutie zijn nog lang niet geschreven.

CHARLES DARWIN, Over het ontstaan van soorten door middel van selectie, of het behoud van bevoordeelde rassen in de strijd om het leven . Vertaald door Ludo Hellemans, Nieuwezijds, Amsterdam, 398 blz., .

STEVE JONES, Almost Like a Whale. The Origin of Species Updated , Anchor, Londen, 500 blz.,

http://www.amazon.co.uk/Almost-Like-Whale-Species-Updated/dp/0385409850

http://boeklog.info/2007/02/10/almost-like-a-whale/

http://boeklog.info/2007/01/14/single-helix/

RICHARD LEWONTIN, The triple helix / Gene, Organism and Environment , Harvard University Press, Harvard, 136 blz.,

http://www.complete-review.com/reviews/lewontin/tripleh.htm

Als Darwin Mendel had gelezen

Als Darwin Mendel had gelezen, dan had hij een juiste erfelijkheidstheorie gehad en hij had geen tijd hoeven verspillen aan een speculatieve erfelijkheidstheorie die later ook nog eens volkomen onjuist bleek te zijn.

Dit is één van de intrigerende gedachtegangen van wetenschapshistoricus Bert Theunissen in de 6e lezing van de Utrechtse Studium Generale serie

‘Hoe de natuurwetenschappen ons denken veroverden’.

Zijn onderwerp was het Darwinisme. Zijn vak is de geschiedenis van de natuurwetenschap.
Interessant vond ik dat hij uiteenzette wat er allemaal vooraf ging aan de lancering van de evolutietheorie. Evolutie kwam niet uit de lucht vallen. Een aantal lastig te nemen obstakels moesten uit de weg geruimd worden.

Wat voor ons zo vanzelfsprekend is, dat fossielen overblijfselen zijn van uitgestorven dieren, werd v처처r 1859 gezien als strijdig met de Bijbel omdat God een perfecte wereld had geschapen.

Want waarom zouden dieren uitsterven als ze perfect waren? Een ander obstakel was de interpretatie van verschillende aardlagen door geologen. Deze aardlagen zouden door geleidelijke processen gevormd zijn en dat zou miljoenen jaren gekost hebben. Maar de aarde was maar 6000 jaar oud.

Mythen
Ook is het leuk en leerzaam om een aantal mythen te ontzenuwen: dat de vinken op de Galapagos eilanden, die later Darwins naam kregen, hem op het idee van evolutie gebracht hadden. Niets is minder waar, de Darwinvinken komen helemaal niet voor in de Origin of Species. Hij had ze wel verzameld, maar had niet het belang ingezien om vast te leggen van welk eiland ze kwamen! Hij had niet gezien dat ze ondanks verschillende snavels sterk verwant waren. De relatie snavel – voedsel werd pas veel later gelegd.

Hetzelfde voor de beroemde Galapagos schildpadden. Die werden aan boord van de Beagle meegenomen als voedsel en na consumptie werden de schilden overboord gegooid. Weg informatie!

Wat volgens Theunissen wel een belangrijke, misschien wel de allerbelangrijkste, inspiratiebron voor zijn evolutietheorie was, was Malthus met zijn theorie van overpopulatie bij mensen en de daaruit voortkomende hongersnood en strijd om het bestaan.

Darwin en Mendel
De relatie Darwin – Mendel is een intrigerende en tot de verbeelding sprekende geschiedenis. Darwin had Mendel in de boekenkast staan. Dat staat vast.

Maar had hij hem ook gelezen? En begrepen? Dat is niet meer te achterhalen. Wel staat vast dat Darwin een speculatieve en onjuiste erfelijkheidstheorie had.

Wonderlijk is dat erfelijkheid wel degelijk een belangrijk onderdeel van zijn evolutietheorie was. Erfelijkheid van variatie was een noodzakelijk onderdeel van evolutie. Maar, hoe variatie werd overge챘rfd was onduidelijk.
Ik betwijfel of Darwin iets had gehad aan Mendel. Eerlijk gezegd geloof ik daar niets van. Ten eerste had Mendel maar 1 publicatie over 1 plantensoort. Wie zegt dat Mendel daarmee de universele wetten van de erfelijkheid had ontdekt is slachtoffer van de ‘benefit of hindsight’. Mendel zelf twijfelde daar aan, omdat de getalsmatige verhoudingen in zijn kruisingsexperimenten niet reproduceerbaar bleken in een andere plant.
Ten tweede had Mendel helemaal geen reden om aan te nemen dat zijn ‘erfelijkheidswetten’ ook voor dieren golden. Hij had geen enkel experiment met dieren gedaan. Tegenwoordig is het zo vanzelfsprekend dat Mendel’s erfelijkheidswetten algemeen geldig zijn, maar toen was dat helemaal niet zo.
Ten derde, en dat kwam ook ter sprake in de lezing van Theunissen, moest er nog ontzettend veel werk verzet worden voordat de Mendelse genetica inpasbaar in de evolutietheorie was.

Nieuw voor mij was dat Tine Tammes als medewerkster van Hugo de Vries en de eerste Nederlandse hoogleraar in de genetica, een originele bijdrage aan dat integratieproces had geleverd.

Ook Hugo de Vries was niet (of wel?) op de hoogte van Mendels werk:http://www.gewina.nl/dutch/anwfiles/stamhuis_devriesbrieven.htm
Ten vierde, en zo heb ik nog nooit tegen de wetten van Mendel aangekeken, ze gaan uitsluitend over constantheid. Wat in de eerste generatie aanwezig is komt terug in de derde generatie. Er ontstaat niets nieuws. En voor evolutie heb je iets nieuws nodig.

Mijn conclusie: gelukkig maar dat Darwin Mendel genegeerd had! Het had hem een hoop zorgen en nog eens 20 jaar vertraging in de publicatie van The Origin of Species opgeleverd.

Mijn slotconclusie: het nut en het boeiende van de geschiedenis van de wetenschap is dat ze mythes over de helden van de wetenschap kan ontkrachten en tot ware proporties terug kan brengen.


Bert Theunissen: Diesels droom en Donders’ bril. Hoe wetenschap werkt.
Bert Theunissen: ‘Nut en nog eens nut: Wetenschapsbeelden van Nederlandse natuuronderzoekers, 1800-1900’.
John Waller: ‘Fabulous Science. Fact and Fiction in the history of scientific discovery’ was een eye-opener voor mij (review) en is een uitgesproken voorbeeld van het ontmythologiseren van wetenschappelijke helden.

NB

Het lijkt er wel op, dat de importantie van Mendels werk niet algemeen werd ingezien rond 1900.

Op het moment van de herontdekking, dat naderhand zo belangrijk werd geacht, vond de ‘herontdekker’ zelf zijn ‘herontdekking’ niet belangrijk“. Zelfs de belangrijkheid is een interpretatie achteraf!
Dat wijst er al weer op dat men niet door had dat men hier de universele wetten van de erfelijkheid te pakken had! En dat ondersteunt mijn stelling dat Darwin er al helemaal niet het belang van ingezien zou kunnen hebben. Zeker omdat men in 1900 meer wist van het gedrag van chromosomen tijdens celdeling, wat bijdraagt aan een juistere waardering van de wetten van de erfelijkheid

Charles Darwin (1809-1882)

was niet de eerste die de diversiteit van het leven probeerde te verklaren aan de hand van evolutie. Hij was wel de eerste die het mechanisme van die evolutie uitlegde: toevallige variatie en natuurlijke selectie. Hij moest snel zijn met de publicatie van On the Origin of Species, omdat Alfred Russel Wallace een soortgelijke theorie had ontwikkeld. Darwin wilde de primeur – en kreeg hem ook.

Charles was de zoon van een arts, en aanvankelijk wilde ook hij geneeskunde studeren. Hij zag daar echter van af omdat hij nogal gevoelig was en operaties in zijn tijd nog zonder verdoving werden uitgevoerd. Hij speelde even met de (door zijn vader geïnspireerde) gedachte om geestelijke te worden, maar vertrok in 1831 met de Beagle op een vijf jaar durende expeditie die hem onder meer naar de Galapagos-eilanden bracht. Daar zag hij hoe vinkenpopulaties op de eilanden van elkaar verschilden, wat in hem het idee van de opeenvolging van soorten deed postvatten.

Zijn theorie kreeg definitief vorm nadat hij econoom Thomas Robert Malthus over het bevolkingsvraagstuk had gelezen: populaties groeien sneller dan voedselbronnen. Vandaar, besloot Darwin, dat de natuur moet selecteren.

On the Origin of Species werd na publicatie uiteraard bestookt met kritiek uit religieuze hoek, maar was ook meteen een bestseller.

“Darwin was een zeer eigenaardig figuur”, vertelt professor Gautier. “Hij wordt in de biologie nog altijd beschouwd als een soort heilige. Maar hij had ook zijn tekorten, die sommige wetenschappers proberen weg te moffelen. Darwin had er net als zijn Victoriaanse tijdgenoten moeite mee om af te stappen van het idee dat er een plan achter de schepping zit. Hij was ook vaak ziek. Misschien een naïeve verklaring, maar het zou kunnen dat dat kwam omdat hij zo hard worstelde met de implicaties van zijn eigen theorie.”

“Naar verluidt zou Karl Marx ooit contact met hem hebben gezocht. Maar Darwin moest daar niets van weten: met de ideologische consequenties van zijn theorie wilde hij zich niet bezighouden.

Zijn vrouw was trouwens een fundamentaliste, die het niet allemaal even prettig vond wat hij schreef. Het is ook geen toeval dat Darwin zich pas twaalf jaar na On the Origin of Species aan een boek over de afstamming van de mens waagde:

C. Zimmer

DARWINIANA
The writings of Charles Darwin on the web run by John van Wyhe, at the British Library,
which has virtually all of Darwin’s published books and articles online ( Darwin wrote over 100 articles in addition to all his books).

And, less well known but very useful, all the volumes of The Correspondance of Charles Darwin are searchable at Google Print.

Darwin’s early notebooks — the “Red” and “Transmutation” notebooks — and manuscripts: the 1842 Sketch, the 1844 Essay, and the massive unpublished book for which Origin of Species was the “abstract”, Natural Selection.

The website is The Darwin Digital Library of Evolution at the American Natural History Museum

http://darwinlibrary.amnh.org


PublicationsManuscriptsBiography

http://darwin-online.org.uk/acknowledgements.html


WELCOME to the largest collection of Darwin’s writings ever assembled. For a basic, non-academic, entryway click here. For a complete list click contents.

This site currently contains more than 50,000 searchable text pages and 40,000 images of both publications and handwritten manuscripts. There is also the most comprehensive Darwin bibliography ever published and the largest manuscript catalogue ever assembled. More than 150 ancillary texts are also included, ranging from secondary reference works to contemporary reviews, obituaries, published descriptions of Darwin’s Beagle specimens and important related works for understanding Darwin’s context.Darwin Online

FEATURESMost of the editions provided here appear online for the first time such as the first editions of Journal of Researches [or Voyage of the Beagle] (1839), The descent of Man (1871), The Zoology of the Voyage of H.M.S. Beagle (1838-43) and the 2nd, 3rd, 4th and 5th editions of the Origin of Species. There are also many newly transcribed and never before published manuscripts such as Darwin’s Beagle field notebooks. Also appearing for the first time online are complete images of Darwin’s early notebooks on geology, transmutation of species and metaphysical enquiries.

Many of the scanned books provided here belonged to Darwin’s family or are signed by him. See for example The life of Erasmus Darwin (1879), Coral reefs (1842) or Variation (1868).

FORTHCOMINGThere is much still to come. The site currently contains about 50% of the materials that will be provided by 2009. New material is added almost daily. Forthcoming materials include more editions and translations, images of the majority of the Darwin Archive at Cambridge University Library, more editorial introductions and notes and transcriptions of Darwin manuscripts, and technical facilities for printing and larger images. Assistance with scanning, proof reading or transcribing is warmly welcomed.

For a detailed description of this website and its contents see the Guide.

Two other websites provide uniquely important, complementary Darwin materials: The Correspondence of Charles Darwin and The Darwin Digital Library of Evolution.


This document has been accessed 71310 times since 09 October 2006

Return to homepage

The materials provided on this website may be freely cited, downloaded and printed for private study or distribution to students but reposting on other websites, publishing, or other reproductions are subject to written permission. Contact: Dr John van Wyhe. See Terms of Use and Copyright declaration.

2002-6 The Complete Work of Charles Darwin Online – University of Cambridge – CRASSH 17 Mill Lane – Cambridge – CB2 1RX – fax: +-44 (0)1223 (7)65276

Waarom wachten?

Tomaso Agricola
darwin en wallace

Op 1 juli 1858 werden tijdens een bijeenkomst van de Linnean Society in Londen twee artikelen voorgelezen. De 1 was geschreven door Wallace, de ander door Darwin. De artikelen staan aan de basis van de moderne evolutietheorie. Wallace was pas recent, tijdens een koortsige droom, tot de conclusie gekomen dat alle huidige soorten uit 1 of enkele soorten zijn ontsproten en door geleidelijk verandering tot hun huidige vorm gekomen.

Darwin was hier al veel langer mee bezig. Al 20 jaar eerder had hij zijn ideeen opgeschreven, maar hij wachtte met publicatie. Waarom?

Sommigen zeggen uit angst voor uitstoting uit de (wetenschappelijke) gemeenschap. Anderen omdat hij eerst bewijzen wilde verzamelen en onderzoek doen.

Want dat hij de tussenliggende jaren helemaal niets deed is niet waar.

*Hij correspondeerde met collega’s over de hele wereld en deed daarnaast zelf veel onderzoek, thuis in zijn eigen laboratorium.

*Voor één van zijn proeven liet Darwin z’n tuinman een stukje grond van twee bij drie voet vrijmaken. Daarna plaatste hij elke dag bij ieder nieuw opgekomen plantje een stukje ijzerdraad. Aan het eind van het voorjaar stonden 62 plantjes en 357 ijzerdraadjes in zijn onkruidperkje. Het overgrote deel van de zaailingen was ten prooi gevallen aan slakken, rupsen, bladluis, droogte en noem het allemaal maar op. De 62 overgebleven plantjes waren, zo veronderstelde Darwin, kennelijk net iets sterker dan de rest.

*Voor een iets meer normale proef liet Darwin plantenzaadjes weken in zeewater. Zo wilde hij aantonen dat het mogelijk was dat oceaanstromingen bijdragen aan de verspreiding van plantensoorten. […]Darwin ging ook hier grondig te werk: hij gebruikte 87 verschillende soorten zaad die hij eerst zeven en daarna 28 dagen liet weken in zeewater. Daarna werden de zaden uitgezaaid en gekeken wat er nog opkwam.

Hij schreef ook artikelen/boeken .. Al tijdens de reis met de Beagle kwam hij met een theorie over het ontstaan van atoleilanden, waarin hij liet zien dat dit eerst ‘normale’ eilanden ware geweest die langzaam wegzakten in zee, waarbij de koralen bleven doorgroeien en zo het atol vormden. Een ondersteuning van het idee dat de aarde veel ouder was dan de ouderdom berekend op basis van de stamboom uit de bijbel.

Daarnaast heeft hij heel veel tijd besteed (ik schat 8 jaar) aan het beschrijven van alle mogelijk soorten rankpootkreeften (een type zeepok). Nog levende soorten, maar ook fossielen. Dit lijkt een nietserig onderwerp, maar juist in deze groep dieren kon hij aantonen dat er een graduele variatie was tussen de vele soorten die hij beschreef. Bovendien gaf dit hem de authoriteit om vervolgens over soortvorming te schrijven.

Internationeel Geofysich  Jaar  en  DARWINJAAR  1959

In het begin van de vorige eeuw werden Mendel en Darwin verenigd in een synthese die men de moderne synthesis “is gaan noemen

In 1959 greep aan de Universiteit van Chicago een zeer belangrijke Darwin herdenkings conferentie plaats die de toenmalige “ new synthesis ” van de evolutiewetenschappen ( van modern synthesis , “avant-garde” visies uit de zich (ook) wiskundig ontwikkelende (populatie) genetica , biofysica ,en tevens het prille begin van de impact van de ontdekkingen rond het DNA en de ontwikkeling van de verdere moleculaire genetica en de fylogenetica ) tot de legitieme vakconsensus promoveerde/ tot en met de erkenning van de’ evolutietheorie’ als dé basistheorie van de levenswetenschappen …

Na 50 jaar is de evolutiewetenschap dusdanig ge -updated , geprofessionaliseerd veranderd, verder gecorrigeerd , aangevuld en gedifferentieerd dat opnieuw een re-evaluatie van de natuur- wetenschappelijke biologische ” evolutietheorie” in de lucht hangt …. De zogenaamde “nieuwe biologie

Bovendien is de invloed van de evolutietheorie ook verder doorgedrongen buiten de strikte natuurwetenschappelijke basis /zoals door Dennett ( en niet te vergeten Dewey) al was voorspeld

2009 / Vrijdag : 30 oktober

1.-Richard Lewontin (Harvard University): “Genetic Determination and Adaptation: Two Bad Metaphors”

2.- Ronald Numbers (U. of Wisconsin): “Anti-Evolutionism in America: Scientific Creationism to Intelligent Design”

3.- Marc Hauser (Harvard University): “From Where do Morals Come? NOT Religion!”

Het jaar 1959 was ook een Darwin-jaar

Figure 1.—

http://nl.wikipedia.org/wiki/Hermann_Joseph_Muller

H.J. Muller  deed zijn fameuze uitspraak “One hundred years without Darwin are enough”,in 1959 (*)

Evolutie als zodanig , was geaccepteerd maar slechts enkelen begrepen het deel-mechanisme van de NS ;, Darwin’s origineelste en belangrijkste bijdrage .

http://nobelprize.org/nobel_prizes/medicine/laureates/1946/muller-bio.html

De situatie was natuurlijk anders dan tegenwoordig
Toen was het honderd jaar geleden dat ‘The Origin of Species’ was
verschenen maar het ‘evolutie-vraagstuk’ stond ook toen volop in de belangstelling.

Bovendien waren de twee voorgaande jaren zeer belangrijk geweest voor de natuurwetenschap die eclatant een prominente plaats opeiste in het openbare publieke bewustzijn :de Russische
spoetnik ,Laika , het internationaal Geofysisch Jaar en de oproep van JFKennedy om binnnen afzienbare tijd een Amerikaan als eerste mens op de maan te laten landen
, hadden dat bewerkstelligd .

Het Darwinjaar van 1959 lag heel gunstig in het verlengde van al deze actualiteiten

– H. J. Muller, “One Hundred Years Without Darwin Are Enough” School Science and Mathematics 59, 304-305. (1959) . Reprinted in Evolution versus Creationism, J. Peter Zetterberg, ed., (ORYX Press, Phoenix AZ 1983).

Daarin zegt Muller ook iets beklijvends over het creationistische argument dat ” feiten ” niet bestaan , omdat de wetenschap nooit voor 100 % iets kan bewijzen

The honest scientist, like the philosopher, will tell you that nothing whatever can be or has been proved with fully 100% certainty, not even that you or I exist, nor anyone except himself, since he might be dreaming the whole thing. Thus there is no sharp line between speculation, hypothesis, theory, principle, and fact, but only a difference along a sliding scale, in the degree of probability of the idea. When we say a thing is a fact, then, we only mean that its probability is an extremely high one: so high that we are not bothered by doubt about it and are ready to act accordingly.

Now in this use of the term fact, the only proper one, evolution is a fact. For the evidence in favor of it is as voluminous, diverse, and convincing as in the case of any other well established fact of science concerning the existence of things that cannot be directly seen, such as atoms, neutrons, or solar gravitation…

“So enormous, ramifying, and consistent has the evidence for evolution become that if anyone could now disprove it, I should have my conception of the orderliness of the universe so shaken as to lead me to doubt even my own existence. If you like, then, I will grant you that in an absolute sense evolution is not a fact, or rather, that it is no more a fact than that you are hearing or reading these words.”

De zinsnede “One hundred years without Darwin are enough”, inspireerde later ook andere auteurs over evolutiewetenschap en aanverwanten

G. G. Simpson
http://www.stephenjaygould.org/ctrl/simpson_evolution.html en in Evolution: Oxford Readers (1997). Lees ook het kommentaar op dit artikel in 2006 door PZ Myers http://scienceblogs.com/pharyngula/2006/05/one_hundred_and_fifty_years_wi.php

Francisco J. Ayala http://genome.cshlp.org/content/19/5/693.extract 2009

Een paar belangrijke boeken verschenen zo rond die datum in het

Nederlandstalig gebied
waaronder(in de aula reeks( het spectrum) )

“Evolutie ” ( met een aantal essays van de toenmalige Nederlandse evolutie-wetenschapperswaaronder ook AGM Van Melsen en Von Koeningwald (1)


en in 1961 ( een spin off van het darwinjaar 59) een vertaling van een belangrijk basiswerk van T Dobzansky

Er is ook een aantal goede pop wetenschappelijke boeken in de elsevier pocket reeks verschenen ( o.m. over de australopithecus africanus en zijn vermeende materieele been-hoorn en hout ( osteodontkeratische )cultuur
en
een compendium-werk over geologie en paleontologie een paar jaar later
(Van der Vlerk- Kuenen, “Logboek der Aarde” , 1961,/ overigens voor die tijd prachtig geillustreerd maar goedkoop boekje ) waarin werd gemeld dat ” Darwin kwam met ‘overtuigende bewijzen’, dat de soorten ‘niet standvastig, maar veranderlijk’ zijn.”)

Overigens hebben deze “bewijzen” de vroegere en huidige Creationisten niet overtuigd( met het ook vandaag nog steeds als vanouds aangehaalde “argument “dat duidt op onbegrip over de aard van de natuurwetenschappelijke kennis en de gebruikte methode ) .
“Het grote probleem blijft wel, dat de evolutietheorie eenvoudig niet te bewijzen is,
maar alleen aannemelijk te maken”

Nu is dat ” eenvoudig niet te bewijzen ” m.i. een algemeen probleem buiten de strikte wiskunde.
Anderzijds geldt een bewering of betoog,( in de mepirische wetenschap ) dat niet ( materieel) gefalsifieerd kan worden, als niet -(natuur)wetenschappelijk.
Je moet in principe een situatie kunnen tegenkomen, dat de theorie onjuist
blijkt te zijn in een of meer nieuwe gevallen.

“Alle metalen zetten uit bij verhitting.” geldt in principe alleen totdat je een metaal
tegenkomt dat dan niet uitzet. (Er moeten betere voorbeelden zijn, want we hebben een
periodiek systeem. Misschien is er ook iets met metaallegeringen).
Sommige fossielenreeksen zouden m.i. moeten overtuigen.

http://forum.nedarm.nl/index.php?showtopic=1834

Maar er verscheen ook
‘De wieg der mensheid’, een studie over de afstamming van de mens , door Dr. J.H. Post.(1959)

De wieg der mensheid

Post zag het vooral niet zo somber in wat de frictie tussen geloof en wetenschap betreft.
Hij schreef, nadat hij in het kort de (toendertijd bekende ) menselijke afstamming had geschetst:

“Van de vele problemen, waarvoor de hedendaagse wetenschap zich geplaatst ziet en die zich gedurende de laatste tientallen jaren in een steeds groter algemene belangstelling mogen verheugen, is dat der oorsprong en afstamming van den mens een der meest fascinerende.”
Zo begint Post zijn overigens ongedateerde betoog

“Hoezeer deze opvatting in tegenspraak schijnt te zijn met de scheppingsverhalen der godsdiensten – en in bijzonder met het scheppingsverhaal van de Christelijke godsdienst – men mag ook hier niet uit het oog verliezen, dat in de loop van de ontwikkeling der wetenschappen zeer vele niet meer te loochenen feiten in scherpe tegenstelling staan tot uitspraken in de Bijbel en tot ernstige conflicten hebben geleid.

De erkenning van de waarheid dier feiten echter, zoals de wetenschap ze onomstotelijk had bewezen, heeft voor de godsdienst nooit een achteruitgang betekend, doch integendeel zijn godsdienst en wetenschap er door steeds meer naar elkaar toegegroeid, zijn beide hechter geworteld geraakt in het leven van den mens.” (= onverholen accomodationisme avant la lettre dus )

De meeste Nederlandse dominees en Pastoors uit die tijd ,gaven nog steeds catechesatie ,maar ze waren nog bij lange na niet zo ver als Post ( of hun zondagschool-leerlingen die meestal wel al deze boeken hadden verslonden )

Deze geestelijken ontkenden met overslaande stem enig verband tussen mens en evolutie. Voor hen was Darwin, als ze al van de man hadden gehoord, een demon van de eerste orde …

Maar de opvattingen van o.a. ook iemand als prof Lever (UVA )en een van zijn Utrechtste collega’s (met zijn ‘Protestantse opvattingen betreffende het evolutie-vraagstuk’, 1959) toonden duidelijk aan ( in een tijd dat “autoriteit “en expertise nog iets betekenden ) dat dit soort van opvattingen glad verkeerd waren …

Intermezzo ________________________________________________________

http://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_Lever_(bioloog) <<< Prof. Lever (geboren in 1922) was tientallen jaren hoogleraar biologie (dierkunde) aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Een onderwerp dat hem door de jaren heen fascineerde, was de verhouding tussen het christelijk geloof en de wetenschappelijke theorieën over evolutie.
Bij beide voelde hij zich thuis en beide heeft hij in zijn leven en werk weten te integreren.
Natuurlijk is een hoofdstuk uit een boek uit 1959 in zekere zin gedateerd, maar opvallend is dat je nergens het onmiddelijke idee hebt erg verouderde teksten te lezen.
Lever houdt zich ver van alle concurrentie-denken tussen geloof en wetenschap en bezondigt er zich ook niet aan dat hij het geloof lokaliseert op plaatsen die voor de wetenschap( nog ?) niet toegankelijk zijn.

Maar hij is wel een theistisch evolutionist (en een accomodationist ? )tot zijn laatste dag ( althans publiekelijk )

*

http://members.chello.nl/~a.hekstra2/maart%202006%20De%20evolutie%20van%20professor%20Lever%20.htm
(Interview met prof Jan Lever )

‘Creatie en evolutie’.(1956 ) Wat dreef u?

,,In mijn inaugurele rede ging het nog niet over de schepping van de mens.
Ik heb me toen verdiept in het ontstaan van de mens en de mensachtigen, zodat ik er op den duur heel veel van wist.
Ik hield eens een lezing voor catechisanten in Utrecht… Tot mijn verbazing zat de beroemde geoloog en paleontoloog Von Koenigswald onder het gehoor, de vinder van talrijke menselijke fossielen op Java.
We raakten in gesprek, ik mocht op het laboratorium zijn fossielen bezichtigen en in mijn hand houden. Het inspireerde me tot het schrijven van het boek. Het heette” Creatie en evolutie” en was opgedragen aan J.H. Diemer.Ongeveer eens per week ging ik het land in om de mensen te vertellen over schepping en evolutie. Ik werd gevraagd en ik wilde niet weigeren.
Ik heb altijd zeer voorzichtig gesproken, want ik wist met welke exegeses van Genesis 1 ze waren opgevoed. En het had mezelf ook strijd gekost om tot een andere opvatting te komen.’

Hoe heeft die verandering zich bij u voltrokken?


,,Het is vrij geleidelijk gegaan. Toen ik student was, waren er nog niet zoveel argumenten voor de evolutie. Er was veel minder over fossielen bekend dan nu. Hoe meer er bekend werd, hoe meer ik overtuigd raakte van de juistheid van de evolutietheorie. Ook de toegenomen kennis van de cel en de ontwikkeling van de genetica hebben me nog verder overtuigd: in alle planten en dieren werken gelijke genetische principes.”

U bent aanhanger van Intelligent Design?

,,Wat wij intelligentie noemen, is een beperkte menselijke eigenschap die aan het eind van de evolutie is ontstaan. Onze intelligentie schiet tekort om de miljarden melkwegstelsels die al miljarden jaren bestaan, te bevatten, laat staan te begrijpen. En wat beseffen we van de atomen in ons eigen lichaam, waarvan de kernen miljarden maal miljarden keren per seconde rondtollen. Het is hoogmoedig om de ‘opperste bouwmeester’ met het begrip ‘intelligentie’ te typeren. Hier geldt een tekst uit Psalm 139:,’Het begrijpen is mij te wonderbaar, te verheven, ik kan er niet bij.’ We moeten God geen vergrote menselijke eigenschap toedichten. *( Noot voor de goede verstaander ) …..Maar wanneer een (al dan antropomorfe ) god een mysterie moet blijven of is … dan kunnen we er ook nooit iets over zeggen en is ook alles wat erover gezegd wordt in een oud boekwerk , uiteindelijk slechts een gratuite mening .Waarover we niets kunnen over zeggen daar moeten we onze mond over houden

Intelligent Design “theoretici ” , komen allemaal uit christelijke kring.
Ze moeten er eerlijk voor uitkomen dat ze in de Schepper geloven. Maar dat doen ze vaak niet, ze willen vooral wetenschappelijk zijn, en daarin lijken ze weer op dr. W.J. Ouweneel en andere creationisten.
Tijdens een debat hier op de VU in 1977 heb ik Ouweneel in de pauze op mijn kamer gesmeekt om een discussie over zijn religieuze vooronderstellingen en zijn manier van bijbellezen, maar hij wilde niet.”

Ouweneel heeft het creationistische standpunt verlaten. Hoe ervaart u dat?

,,Als creationist heeft Ouweneel hoog van de toren geblazen. Nu gaat het gerucht dat hij ervan af is. Ik betreur het dat hij het niet openlijk en hardop zegt en er in een boek verantwoording van aflegt. Hij heeft tienduizenden mensen verkeerd geïnformeerd en neemt daar tot nu toe, voorzover ik weet, geen verantwoordelijkheid voor.
Ook Andries Knevel is er van af.
Hij heeft geen spijt betuigd, hij heeft niet deemoedig het hoofd gebogen, maar hij komt er openlijk voor uit dat hij geen creationist meer *is. Dat is moedig.”* theistische evolutionisten zijn echter wel degelijk ook creationisten …

In 1956 zegt u nog dat Adam en Eva echt geleefd hebben en in 1965 zegt u dat het paradijs niet heeft bestaan.
Hebt u niet een soortgelijke ontwikkeling als Ouweneel en Knevel meegemaakt?

,,Ja, heel lang geleden. Mijn opvatting dat Adam en Eva echt hebben bestaan, was een laatste snipper van het geloof dat Genesis 1 natuurwetenschappelijk gelezen moest worden.
Nadien zijn er belangrijke vondsten gedaan, zoals de Australopithecus, een voorloper van de mens. Hij leefde 4,5 miljoen jaar geleden in Afrika en liep rechtop.
Toen ik in 1961 gastcolleges gaf in Potchefstroom in Zuid-Afrika, heb ik de grot bezocht waar de Australopithecus gevonden was.
Door nieuwe vondsten en voortgaande studie kwam ik tot het inzicht dat het paradijs niet werkelijk heeft bestaan.”

Maar toch Theistisch evolutionisme ?
In uw bijdrage in het boek En God beschikte een worm, over Intelligent Design, zegt u dat de aarde planmatig is geschapen: alle facetten komen telescopisch tevoorschijn via variatie, mutatie en andere processen.

Hoe is dan het kwaad in de wereld gekomen?

Wat zal ik ervan zeggen? De Bijbel is helemaal geschreven vanuit een heel oud wereldbeeld.

De torenbouwers van Babel dachten dat ze met hun toren tot in de hemel konden komen. Jacob droomde dat een ladder tot in de hemel reikte. Vanuit ons gezichtspunt *is dat een achterhaalde voorstelling van de werkelijkheid)

(*).en eigenlijk vanuit ” elk “gezichtspunt dat niet natuur-wetenschappelijk is te onderbouwen /uit te testen of slechts terug grijpt op pschychologische noden …

Jan lever is geen (ouderwetse ) creationist maar wel een theistische evolutionist

___________________________________________________________________________

Uiteindelijk gingen later de meeste weldenkende Nederlandse geestelijken (schijnbaar?) achteloos toch de mogelijkheid overwegen van een verzoening tussen geloof en wetenschap inzake creatie en evolutie.

SJ Gould heeft daar later ongetwijfeld met zijn “ diplomatiek NOMA compromis” toe bijgedragen …
(1)
bionieuws 8, 02-05-2009
Vlees om de schedel
Door Bert Boekschoten, paleontoloog en emeritus hoogleraar aan de VU
© bionieuws

Wat betreft onderzoek naar de menselijke evolutie kent Nederland geen uitgebreide traditie.
Er zijn slechts drie onderzoekers die hun ervaringen in boekvorm hebben samengevat.
Vooral Von Koenigswald’s “Speurtocht in de prehistorie :Ontmoetingen met onze voorouders” (1962) is nog steeds lezenswaard.

Koenigswald, Prof.dr. G.H.R. von – Speurtocht in de prehistorie. Ontmoetingen met onze voorouders || Uitgeverij: Prisma-boeken, Utrecht/Antwerpen 2e druk 1962 || pocket Prisma-boeken nr. 722 Ill.: zw/w-ill. Oorspr. titel: Begegnungen mit dem Vormenschen Vert.: Jan vrijman
Paul Storm

Op levendige wijze vervlecht de auteur Paul storm persoonlijke ervaringen en paleoantropologische inzichten – inspirerende lectuur vergeleken met de algemenere werken die vaak de schone schijn van allesoverziende wetenschap hooghouden.

Juist in dit vak blijven onverwachte en onvoorspelbare vondsten van groot belang.

Paul Storm heeft het ware paleoanthropologische vuur.
Hij deed belangrijk onderzoek op Java, participeert in Australische projecten en draagt zijn
kennis over in colleges en voordrachten.
Zijn boek getuigt daarvan.
Het richt zich tot een algemeen publiek en heeft geen leerboekpretenties.
Het inventariseert vanuit fossielvondsten de hoofdlijnen en geeft verklaringen vanuit
Darwins principes van natuurlijke en seksuele selectie.

Opvallend is dat Storm, van huis uit archeoloog, nauwelijks ruimte biedt aan genetische
aspecten van menselijke evolutie.
Anderzijds is verfrissend dat hij de harde vondsten doet spreken, en niet de soms onbestendige kaders aanbrengt van de ethologie.

Anekdotisch

Het boek had echter gewonnen bij kritische redactie.
Von Koenigswald kon steunen op zijn voortreffelijke vertaler, Pier van der Kruk.
Storm geeft allerlei anekdotische illustraties, die soms niet eens van een onderschrift zijn
voorzien.
Ontwapenend zijn de foto’s van afgietsels van schedels en werktuigen.
Iets dergelijks zien we ook in het eveneens dit jaar verschenen boek
“Vroegste geschiedenis van de mens ” door Fiorenzo Facchini.
Sommigen zullen zo hun schoolpracticum kunnen herbeleven.
Er zijn onderschikte errors of fact, zoals het eerste verschijnen van Homo erectus,
ten minste 1,9 miljoen jaar geleden, en het sterk verouderde Neanderthalbeeld van een
kromme man met een knuppel.

Maar de geïnteresseerde leek zal tevreden ook dit boek lezen – voor dieper gaande discussies is het geschikt noch bedoeld

Paul storm :
http://www.museon.nl/nl/midas-dekkers-ontvangt-eerste-exemplaar-boek-%E2%80%98korte-hoektanden-lange-benen-en-een-sexy-brein%E2%80%99-museon

paul storm

http://www.teleac.nl/mmbase/images/2431364

De mens is een opvallende, zich slechts op twee benen voortbewegende, intelligente,
naakte mensaap, die op dit moment de aarde naar een catastrofe lijkt te doen afstevenen.
Paul Storm gaat er vanuit dat ons “opgeblazen” slimme brein is ontstaan onder druk van
seksuele selectie.

Ergens in de evolutie heeft de mens zijn grote dreigende hoektanden ingeleverd voor zielig
ogende stompjes, is hij rechtop gaan lopen met lange gestrekte benen, en is zijn brein zo
groot geworden dat het belachelijk veel energie kost om het te onderhouden.

Kernvraag:
is voor het ontstaan van een dergelijk wezen als de mens nog een logische natuurlijke
verklaring te bedenken?
Het antwoord: ja.
Paul Storm geeft een eenvoudig model over het ontstaan van de mens.
Een zienswijze die gebaseerd is op de ideeën van Darwin over natuurlijke en seksuele selectie.

Een berg mensachtige fossielen, verreweg de meeste gevonden na Darwin’s publicaties,
kan verklaard worden met behulp van diens ideeën

Storm geeft ook vaak een duidelijke verklaring voor het (soms vreemde) gedrag dat mensen kunnen
vertonen.
We zijn blijkbaar zo gek nog niet

Zoek verder op trefwoord ” paul storm ”
http://www.bionieuws.nl/

website Paul Storm :

http://www.oermens.nl/

12 februari: geboortedag Charles Darwin
2007

Darwin heeft na de Origin méér boeken geschreven en sinds die tijd is onze kennis over evolutie op onvoorstelbare wijze toegenomen. Gelukkig blijft er ook nog onvoorstelbaar veel te ontdekken.

Dat zal ik altijd het aantrekkelijke vinden van evolutie: de successen én de tekortkomingen …

Wat zijn de tekortkomingen van de huidige evolutiebiologie. ?

De vraag “over de tekortkomingen ” zou een boeklengte antwoord vereisen. …
Het kortste antwoord is: ieder succes, iedere innovatie in de evolutiebiologie bewijst een tekort dat daarvoor bestond. Dat kun je pas achteraf constateren.

Een grandioos voorbeeld is Hamilton’s verklaring voor altruisme en evo-devo.
Loren Eiseley citeert Darwin: “I will not specify any genealogies – much too little known at present”. Dit was naar aanleiding van de Vestiges waarin wilde speculaties voorkwamen.

Nog steeds kom ik publicaties tegen waarin het probleem van de phylogenetische relaties tussen hoofdgroepen van het leven ter discussie staat. Nog niet volledig opgelost.

De grootste tekortkoming is eigenlijk dat de evolutietheorie nog niet af is. Neo-Darwinisme (The neo-Darwinian Synthesis is eigenlijke nog een ‘abstract’, een samenvatting van een toekomstig groot werk waarin alles staat. Een ontbrekend onderdeel was: Evolutionary Developmental Biology: Finishing Darwin’s Unfinished Symphony?.

Verder kun je alle punten van alle kritici die op mijn site staan bij elkaar optellen (eerst de onjuiste kritiek er af trekken!). Dan heb je een idee. Maar zo’n soort samenvatting en conclusie is een onderneming waar ik nog niet eens aan begonnen ben. Ik moet nog een paar boeken lezen! De cognitieve ruimte van het neo-Darwinisme kan nog iets verruimd worden.

John Whitfield en Mark A. Ludwig zijn stimulerend. Maar ook: ‘Niche Construction – The neglected process in evolution’ van John Odling-Smee, de physische-planetaire context zoals door James Lovelock beschreven, de extreem belangrijke implicaties van de eigenschappen van een simpel molecuul als zuurstof (Nick Lane, 2002,2005), de astrobiologisch context van het leven zoals beschreven door Kevin W. Plaxco & Michael Gross (2006) moeten een plaats in krijgen in de nieuwe toekomstige synthese.

Daarom vind ik de aandacht die Monroe Strickberger in zijn Evolution handboek geeft aan de ‘physical and chemical framework’ van het leven ook zo goed.

Zo iets vind je niet in het handboek van Mark Ridley, die weer erg genetisch is georienteerd.

Maar een boek als Holistic Darwinism van Peter Corning vind ik grotendeels bullshit, hoewel de titel wel iets uitdrukt waar het mij omgaat. Je moet alleen van die nieuwe synthese geen vuilnisbelt maken!

Loren Eiseley (1961): ‘Darwin’s Century. Evolution and the men who discovered it’.
Eiseley is een bekende naam op het gebied van de geschiedschrijving van Darwin. Eiseley geeft een genuanceerd beeld van de tijd waarin Darwin leefde, met aandacht voor de voorlopers van Darwin. Aan de ondertitel ‘the men who discovered it’ kun je zijn benadering al aflezen. Evolutie was door een aantal mannen ontdekt
(of moet je zeggen uitgevonden?).
Evolution without Evidence. Charles Darwin and The Origin of Species’ van Barry Gale (1982).
Samenvattend:
Gale’s boek is provocerend en nodigt uit tot actief nadenken.
1.-…. Het boek blijkt géén creationistisch werkje te zijn dat probeert aan te tonen dat Darwin helemaal geen bewijs had voor zijn theorie.
2.- Gale is wetenschapshistoricus en probeert aan te tonen dat The Origin of Species eigenlijk een haastig geschreven boek was.
Darwin had het eigenlijk te snel gepubliceerd, ook tegen zijn eigen zin.
Het is wel bekend waarom dat was.
Hij kreeg een brief van Wallace die in Indonesie de plaatselijke flora en fauna bestudeerde. Die brief bevatte tot Darwin’s grote ontsteltenis zo ongeveer de samenvatting van Darwin’s evolutietheorie, die hij in het geheim aan het schrijven was.
Ondermeer dit gegeven gebruikt Gale om aan te tonen dat Darwin in de Origin niet veel bewijsmateriaal kon aanvoeren voor zijn theorie.
Om dit standpunt hard te maken onderzoekt Gale uitgebreid de notitieboeken van Darwin. Hij zet alle twijfels en aarzelingen van Darwin op een rijtje.
Ook speurt hij in the Origin alle plaatsen op waar Darwin gebrek aan kennis over een bepaald onderwerp erkent of waar Darwin vermeldt dat hij door gebrek aan ruimte niet alle bewijsmateriaal kan vermelden. Het is inderdaad bekend dat Darwin de Origin als een samenvatting zag van een veel groter werk dat hij in gedachten had.

Maar een haastwerk kun je het niet noemen als je er 18 maanden aan gewerkt hebt! Als je de interactie met de drukker er aftrekt dan houd je nog een jaar over voor het echte schrijfwerk.

Als je daarbij bedenkt dat Darwin al in 1842 en 1844 samenvattende essays had geschreven, dan valt het nog wel mee met met die haast.

De meest extreme opvatting van Gale is dat Darwin in de Origin niet méér bewijsmateriaal voor evolutie kon presenteren dan de creationisten voor hun opvatting.

Merkwaardigerwijs wordt deze bewering door informatie in Gale’s eigen boek weerlegd. In de Appendix staat nl. een lijst van 12 verschijnselen die wel verklaarbaar zijn met Darwin’s theorie, maar onverklaarbaar zijn vanuit creationistisch standpunt.

2008
In de Nature 7 feb geeft Kevin Padian een overzicht van de 10 belangrijkste elementen van de bijdrage van Charles Darwin aan de hedendaagse wetenschap.
Heel nuttig, maar ik vind het véél interessanter om te laten zien hoe met moderne methodes en technieken nieuwe antwoorden gegeven worden op oude vragen. Vragen die ook al in Darwin’s tijd bestonden, maar die volledig buiten bereik van de toenmalige technieken lagen.
Vragen zoals bijvoorbeeld hoe organismen er miljoenen of zelfs miljarden jaren geleden uitzagen.
In moderen termen:
hoe zag het DNA en eiwitten van de eerste levensvormen eruit?

In een tot de verbeelding sprekende publicatie in Nature 7 feb (1) komen de auteurs tot de reconstructie van een -voor het leven essentieel- eiwit zoals het geweest moet zijn tijdens de eerste miljoenen jaren na het ontstaan van het leven. Dus:

met een tijdmachine 3,5 miljard jaar terug in de tijd! Die reconstructie is niet alleen theoretisch, maar ook letterlijk. Die hypothetische enzymen zijn in het laboratorium gesynthetiseerd. Een soort Jurassic Park maar dan voor eitwitten. Daardoor konden de onderzoekers ook de fysisch-chemische eigenschappen zoals de optimale temperatuur van het eiwit vaststellen. En tot hun grote verrassing bleek dat hoe langer geleden de bacteri챘n leefden, hoe hoger de temperatuur was waarbij ze optimaal functioneerden. Zo bleek de optimale temperatuur van de oudste bacteriën (3,5 miljard jaar geleden) maar liefst 76°C te zijn! De meer recentere bacteriën (0,5 miljard jaar geleden) hadden optimale temperaturen van 39°C of 46°C. Ze baseren dit op een gereconstrueerde DNA en eiwit stamboom van bacterieën. Zoals je bij een stamboom van mensachtigen ziet dat tijdens de laatste 7 miljoen jaar het hersenvolume toeneemt, zo zie je bij de stamboom van bacterieën dat ze zich aanpasten aan dalende temperaturen. Dat zegt iets over de kracht en het nut van stambomen. Je kunt uit een stamboom de temperatuur afleiden waarbij die organismen geleefd moeten hebben. Alleen: hoe weet je of het echt waar is? Je kunt immers niet echt terug in de tijd? (2).
LUCA
Nature. Stamboom van de drie hoofdgroepen van het leven met voorkeurstemperaturen.
Mesophiles: 20–45 °C; thermophiles: 45–80 °C
; hyperthermophiles: >80°C.
Eurkaryotes: planten en dieren. Archaea: (‘Third Domain’): soort bacterieën.
Behalve (1) het maken van een stamboom en (2) het tot leven wekken van een ‘uitgestorven’ eiwit in het lab, deden de onderzoekers nog iets: (3) ze zochten op wat geologen hadden gevonden over de temperatuur van de zeeën van miljoenen jaren geleden. Wat bleek? “This temperature trend is strikingly similar to the temperature trend of the ancient ocean inferred from the deposition of oxygen and silicon isotopes”. Dus hun conclusies bleken overeen te komen wat geologen onafhankelijk hadden gevonden op basis van geologische en fysische studies van zuurstof en silicium in aardlagen. Dit geeft een prachtige bevestiging van de DNA en eiwit stambomen. Het is waar maar toch moeilijk voor te stellen: de eerste levensvormen leefden in de oceanen met temperaturen van 65°C ! Dat zijn temperaturen van de tegenwoordige hete bronnen (‘hot springs’). Langzamerhand koelden de oceanen tot de huidige temperaturen die ze 0,5 miljard jaar geleden bereikten. Een aparte groep bacterieën, de Archaea, heeft nog steeds een voorkeur voor extreme temperaturen (3).

Synthesis

Wat Darwin in 1959 in zijn The Origin of Species deed, was de eerste synthese van al zijn ideeën en feiten over evolutie. In de jaren 30 en 40 van de 20ste eeuw zagen we de toevoeging van de Mendelse genetica aan Darwin’s evolutietheorie. Dat werd de ‘Evolutionary Synthesis’ (4) genoemd, maar was eigenlijk de tweede synthese. De derde synthese is in aantocht: Towards The Third Evolutionary Synthesis (5). Want na de tweede synthese kwam de moleculaire genetica (1953: Watson en Crick ontdekken de structuur van DNA), evo-devo en nog veel meer wat allemaal geintegreerd moet worden in de evolutietheorie. Inmiddels staat al veel in de evolutiehandboeken, maar veel moet nog geintegreerd worden. In bovengenoemd onderzoek zien we nog een hele belangrijke component die geintegreerd moet worden en waartoe de auteurs een belangrijke stap gezet hebben: de geologische evolutie van de aarde. De auteurs drukken het zo mooi uit: “The results also show how ancestral sequence reconstruction can connect the physical and natural sciences.” Al eerder had Nick Lane dat op magnifieke wijze gedaan (6). Een nieuwe discipline is astrobiologie die het leven in de cosmologische context zet. Toenemende integratie van verschillende takken van wetenschap is ook het kenmerk van volwassen wetenschap. Onvolwassen wetenschappen of alternatieven voor evolutie (ID,etc) missen deze integratie met natuurkunde, scheikunde, geologie, klimatologie, astronomie. Juist die succesvolle integratie en consolidatie is een passend eerbetoon aan de geoloog en bioloog Charles Darwin.

Noten

  1. Eric Gaucher et al (2008) ‘Palaeotemperature trend for Precambrian life inferred from resurrected proteins‘, Nature 7 feb 2008. Tevens verscheen een begeleidend News and Views artikel: Manolo Gouy & Marc Chaussidon (2008) ‘Evolutionary biology: Ancient bacteria liked it hot‘. Het artikel van Kevin Padian is: ‘Darwin’s enduring legacy’.
  2. “The inability (other than by time travel) to know the true relationships of bacterial lineages and their divergence times should not preclude attempts to understand Precambrian life.”
  3. Zie mijn review van The Third Domain met Carl Woese als ondtdekker van de Archaea.
  4. Zie mijn review van ‘Unifying Biology. The Evolutionary Synthesis and Evolutionary Biology.
  5. En dat is tevens de nieuwe naam van mijn site ‘Was Darwin Wrong’. Sinds 13 april 1997 had ik me gericht op de critici van Darwin. Nu heb ik een net iets andere nadruk, nl datgene wat de moeite waard is om opgenomen te worden in de derde synthese.
  6. Nick Lane (2002) Oxygen. The molecule that made the World. Als geen ander heeft Nick Lane de relatie van de fysische condities en de evolutie van het leven op aarde gelegd.

Bioloog Midas Dekkers over Darwin

12.02.2009 – De Nederlandse bioloog Midas Dekkers, die met zijn omstreden theorieën wel eens tegen heilige huisjes durft te schoppen, is onvoorwaardelijk verknocht aan Charles Darwin, de vader van de moderne biologie. Met zijn evolutieleer toonde Darwin aan dat alle soorten met elkaar verbonden zijn en door middel van natuurlijke selectie evolueren. God zat daar voor niets tussen.

Dat net die onomstotelijk bewezen theorie van Darwin tegenwoordig in twijfel wordt getrokken door creationisten, daar moet Midas Dekkers hartelijk om lachen. Tweehonderd jaar na Darwins geboorte legt hij het nog eens klaar en duidelijk uit voor de moeilijke verstaanders.

http://www.klara.be/cm/klara/1.104-searcharticle?directarticle=1.58329&article=1.58329

Darwins theorie is minstens voor de helft achterhaald

Nico van Straalen
Gepubliceerd op 23 mei 2009 00:00, bijgewerkt op 22 juli 2009

In dit Darwinjaar is een ware stortvloed van darwiniana over ons neergedaald. Als oprechte darwinist vind ik dat prachtig, maar er zit ook een ongemakkelijke kant aan: door de nadruk op Darwin lijkt het wel alsof sindsdien in de evolutietheorie niets meer is gebeurd. Dat werkt contraproductief in de beeldvorming.

Creationisten richten zich vaak op een volkomen achterhaald beeld van de evolutietheorie, en dit wordt versterkt door de enorme aandacht voor Darwin als oervader van die theorie.

De klassieke versie van de evolutietheorie kreeg vorm toen begin 20ste eeuw de erfelijkheidswetten van Mendel in verband werden gebracht met Darwins evolutiegedachte. Deze klassieke theorie staat bekend als moderne synthese.

Daarin wordt evolutie als volgt gedefinieerd:

door mutatie ontstaan voortdurend nieuwe varianten van genen; deze nieuwe varianten zijn aanvankelijk zeldzaam, maar kunnen, als ze in een bepaald milieu een voordeel bieden aan de drager, per generatie in frequentie toenemen en zich verspreiden over de hele soort.

De klassieke evolutiegedachte legt dus een grote nadruk op het milieu, dat de beste varianten van nieuwe genen selecteert en de drijvende kracht achter de evolutie is.

Darwin zelf benadrukte het belang van het milieu door te spreken van een ‘tangled bank’, een verknoopte walkant waarin planten door elkaar groeien, insecten rondfladderen en wormen door de vochtige aarde kruipen.

In die verknoopte walkant is het een drukte van belang en iedereen moet knokken om zijn plaats te behouden.

Inmiddels heeft zich in de biologie sinds 1995 een ware revolutie voltrokken.

We weten nu dat de erfelijke eigenschappen van een organisme vastgelegd zijn in een heel speciaal molecuul, het DNA, en we hebben de volledige genetische code van dat DNA ontrafeld voor honderden bacteriën en meer dan twintig diersoorten.

Omdat we nu het DNA van alle dieren, planten en micro-organismen met elkaar kunnen vergelijken, hebben we een veel beter zicht op de boom van het leven gekregen.

Op essentiële punten blijkt die boom anders in elkaar te zitten dan lang is gedacht. Zaken die we jarenlang geleerd hebben, bijvoorbeeld de hoofdindeling van het leven (planten, dieren en micro-organismen), zijn inmiddels volkomen achterhaald.

Ook kunnen we nu vaststellen dat in het DNA veel meer beweging is dan gedacht.

Er is een continue herschikking van het genetisch materiaal aan de gang.

Stukken DNA kunnen van de ene naar de andere plaats springen door middel van virusachtige deeltjes,

genen kunnen plaatselijk verdubbelen en zelfs het hele DNA kan verdubbelen.

We weten ook dat DNA kan overspringen van de ene naar de andere soort, niet alleen tussen bacteriën, maar ook van parasieten naar hun gastheren.

Verder blijkt dat evolutie van nieuwe bouwplannen niet altijd het gevolg is van veranderingen van genen, maar ook van de manier waarop die genen geactiveerd worden tijdens de ontwikkeling, nota bene onder invloed van onderdelen van het DNA die geen herkenbare genetische code hebben.

Als klap op de vuurpijl is ontdekt dat in een aantal gevallen eigenschappen die tijdens het leven worden verworven, overgedragen kunnen worden op de nakomelingen, een mechanisme in de geest van Lamarck, overduidelijk niet-Darwiniaans, dat al in 1888 door AugustWeissmann naar de prullenbak verwezen was – naar men dacht voorgoed.

Die turbulentie in het DNA vormt als het ware een interne ‘tangled bank’.

Het is een bron van vernieuwing en evolutionair knutselen die los staat van de omgeving.

Uiteraard zullen veel moleculaire experimenten afgestraft worden door het milieu, bijvoorbeeld bij misvormingen of monsters. Het milieu stelt de uiterste grenzen vast voor de levensvatbaarheid van het moleculaire geknutsel, maar binnen die grenzen is van alles mogelijk.

Als we kijken naar de opeenvolging van soorten in de loop van de tijd, en willen verklaren waarom nieuwe lichaamsvormen ontstaan, dan schiet het principe van natuurlijke selectie tekort.

Dit is de moderne opvatting van evolutie:

niet alles is een aanpassing aan het milieu.

De bouwplannen van planten en dieren zijn veranderd door ongericht geknutsel dat spontaan optreedt in het DNA en waarvan alleen de allerberoerdste resultaten weggeselecteerd zijn.

Natuurlijke selectie is niet de oorzaak, maar het gevolg van evolutie.(1)

Hoe evolutie verloopt, daarvoor moeten we naar het genoom kijken, niet naar het milieu.

We kunnen het Darwin niet kwalijk nemen dat hij in 1859 niks wist van DNA, genetica en ontwikkelingsbiologie. Zijn gedachtengoed is nog steeds springlevend, maar biologen weten dat het evolutiemechanisme dat hij voor ogen had, maar één kant van het verhaal is.

De verheerlijking van Darwin in 2009 geeft een vertekend beeld van de moderne evolutiebiologie

(1)

Hier wordt door Nico van Straalen een enorme fout gemaakt. Jammer. Hij maakt een issue van iets dat geen issue is.

Darwin heeft helemaal nooit gezegd of geschreven dat natuurlijke selectie de oorzaak van evolutie is.

Evolutie is verandering. Levende wezens veranderen voortdurend. Mutaties treden als vanzelf op, we zijn niet van onveranderlijk materiaal gemaakt, en ook onze genetische informatie en de manier waarop die wordt gebruikt is aan een voortdurende verandering onderhevig.

Het is de natuurlijke selectie die bepaalt welke veranderingen stabiel worden in de populatie.(= welke mutaties worden geconserveerd / gefixeerd )

Natuurlijke selectie ( in het bijzonder purifying / stabilising selection / http://en.wikipedia.org/wiki/Stabilizing_selection ) komt dus na evolutie.

Als je dat wil zien als een “gevolg” dan mag dat, maar het is niks nieuws.

(Pierra )

Er is heel veel discussie over het feit dat evolutie zelf ook aan evolutie onderhevig is.

Er schijnen bepaalde genen te zijn die frequenter muteren dan andere bijvoorbeeld.(–> hot spots ? )
Maar goed, …. Defize en van Straalen samen suggereren dat evolutie samengaat met natuurlijke selectie.

Geen oorzaak en geen gevolg dus.

Reactie van Gerdien de Jong:

Evolutie en biologie

Wat is bij de evolutietheorie specifiek voor evolutiebiologie en wat is algemene biologie?

De oorzaak van evolutie is variatie – allerlei variatie in het genoom, van genverdubbeling, verandering in genregulatie, een heel ontwikkelingsgenetisch pad nieuw activeren in een ander weefsel, translocatie tussen chromosomen tot puntmutaties in het DNA. Al die variatie wordt bestudeerd, en voor sommige typen variatie zoals genregulatie zijn de technieken nog maar vrij kort aanwezig. Biologen hebben een begin van een catalogus genetische variatie, maar weten alleen in eenvoudige gevallen hoe genetische verandering invloed heeft op hoe een beest eruit ziet. Bij de ontcijfering van het menselijk genoom werd wel geroepen: nu weten we hoe een mens tot stand komt! maar niets is minder waar. Er is in de biologie geen Theorie van het Fenotype. Daarom is er geen theorie van de evolutie van het fenotype: omdat de ontwikkelingsbiologie nog te weinig verband tussen genoom en fenotype weet te leggen.

Variatie, erfelijkheid en natuurlijke selectie leiden tot aanpassing aan het milieu. Natuurlijke selectie is geen oorzaak vaNiemand kan beweren dat aanpassing aan het milieu de enige factor in evolutie is, en dat beweert ook niemand. Niemand beweert dat twee hoorns voor een neushoorn adaptief is in Afrika en één hoorn adaptief is in India; of dat hoorns versus geweien een verschil in aanpassing is. Naar al dat we weten gaat het bij dergelijke verschillen om toevallige ‘hikken’ in het genoom: het soort iets waar ontwikkelingsbiologie, en daardoor evolutiebiologie, niets over te melden weet.

Natuurlijke selektie en evolutie: het is een van de mechanismen, en een belangrijk mechanisme. Want of de variatie in het fenotype nu het gevolg is van puntmutaties in het DNA of van grote verschillen in regelsystemen, natuurlijke selectie komt er altijd overheen. Aan natuurlijke selectie valt niet te ontkomen. Variatie in bv geweigrootte en variatie in aantal verwekte jongen geeft statistisch altijd een covariantie tussen geweigrootte en aantal jongen: en daardoor selectie. Het doet er niets toe wat de genetische achtergrond van geweigrootte of aantal jongen is: alleen dat statistische verband is van belang voor het bestaan van selectie. Een tweede statistisch verband is nodig wil selectie ook gevolgen hebben: een statistisch verband tussen geweigrootte in ouders en kinderen.

Natuurlijke selectie is een statistische theorie. Dat betekent dat evolutiebiologie niet vastgepind kan worden op sommige mechanismen van de genetica. Soms denken ontwikkelingsbiologen dat evolutiebiologie veronderstelt dat er voor elke eigenschap een gen is, dat al die genen onafhankelijk overerven, en dat selectie alleen werkt volgens het leerboekjesschema voor selectie op twee allelen. Dat schema is voor leerboeken: het is gemakkelijker dan de formele statistische formulering.

Selectie is het mechanisme van aanpassing aan het milieu, en het is de verdienste van Darwin dat gezien te hebben. Ook is het de verdienste van Darwin een sluitend betoog voor afstamming onder verandering te hebben gepresenteerd.

De door biologen georganiseerde evenementen van het Darwinjaar als veeldoor hen georgqaniseerde tentoonstellingen , gaan over evolutiebiologie, niet over Darwin. De meest formele Darwinherdenking ( i academisch Nederland ) was een symposium over evolutie op eilanden. Persoonsverheerlijking is ver te zoeken.

Gerdien de Jong, Universiteit Utrecht

Symmetrische zeelelies

Interview met Nico van Straalen
© Annemieke van Roekel, maart 2009

80% van alle soorten die nu leven zijn ongewervelde dieren. Ook de Amsterdamse zeebeesten behoren tot die groep. Bioloog Nico van Straalen onderzoekt de evolutie van de ongewervelden. ‘De soortenrijkdom en diversiteit van bouwplannen zijn enorm groot.’ Nieuws over de aapmens volgt hij ook op de voet.

Nico van Straalen © Annemieke van Roekel

Waarom is er onder biologen steeds meer aandacht voor levende brachiopoden?
In de boom van het leven nemen brachiopoden een bijzondere positie in, omdat ze de typische kenmerken van de Lophotrochozoa bezitten. Die diergroep heeft een tentakelkrans, ook wel lophofoor genoemd, rondom de mond. De anus zit buiten die tentakelkrans. Dat is bijvoorbeeld anders bij de veel primitievere zeeanemonen, die wel een tentakelkrans rond de mond, maar geen aparte anus hebben. Behalve de brachiopoden – ofwel de armpotigen – rekenen we ook de weekdieren, ringwormen en mosdiertjes tot de Lophotrochozoa.

Hoeveel soorten brachiopoden leven er nu op aarde?
In de periode vanaf het Cambrium tot aan het Krijt moeten er zo’n 30.000 soorten geleefd hebben. Nu zijn dat er nog maar een paar honderd. Ook zeelelies leven al sinds het Cambrium op aarde. Het zijn de oudste vertegenwoordigers van de stekelhuidigen, de Echinodermata. Het zijn interessante dieren omdat de kelk van bepaalde fossiele zeeleliesoorten tweezijdig symmetrisch is. De meeste moderne stekelhuidigen, zoals zeekomkommers, zeesterren en zee-egels, hebben een radiaire structuur, met vijf armen.

Wat kun je daaruit afleiden?
Het idee is dat stekelhuidigen oorspronkelijk tweezijdig symmetrisch zijn geweest. In de evolutie zie je heel vaak dat een dier dat vastgehecht op de zeebodem of een ander substraat gaat leven, uiteindelijk radiair symmetrisch wordt. In dat geval heeft hij als het ware geen richting meer. Het water komt van alle kanten, dus moet hij ook alle kanten op kunnen kijken. Aan radiaire symmetrie alleen, kun je dus niet zien of het dier primitief is of niet. Dieren die zich voortbewegen zijn meestal tweezijdig symmetrisch. Ze hebben een linker- en een rechterkant en een boven- en een onderkant.

Waarom waren de tweekleppigen na het Perm succesvoller dan de brachiopoden?
Waarom de tweekleppigen het gewonnen hebben van de brachiopoden is moeilijk te zeggen. Waarschijnlijk is hun manier om voedseldeeltjes uit het water te filteren, door gebruik te maken van kieuwen, uiteindelijk efficiënter geweest. Een lophofoor is geschikter voor de iets grotere deeltjes. Wellicht waren die op een gegeven moment niet meer voorradig vanwege een milieuverandering. Maar het blijft speculeren.

Wat kan een bioloog met fossielen?
Fossielen geven de uiteindelijke ijking van de evolutietheorie. Een bioloog onderzoekt het DNA of de eiwitten van een organisme. Op grond van de mutatiesnelheid van het DNA van twee soorten, kan een bioloog uitrekenen wanneer een gemeenschappelijke voorouder van die twee soorten heeft geleefd. Zo kom je voor de gemeenschappelijke voorouder van mens en chimpansee uit op een ouderdom van 7 miljoen jaar. Als je als bioloog uitsluitend de DNA-methode tot je beschikking hebt, kun je bijzonder zwak staan omdat je alleen maar terugredeneert in de tijd. Als een paleontoloog nu een mensachtige zou vinden van 10 miljoen jaar oud, dan hebben we als biologen een groot probleem.

Wat betekent DNA voor de kennis over fossielen?
Door meer kennis over het genoom, krijgen we steeds meer inzicht in de evolutie. In 1953 is de structuur van het DNA bekend geworden. Pas in de jaren tachtig is het mogelijk geworden DNA te vermenigvuldigen. Na 1995 zijn methodes ontwikkeld die het hele genoom in kaart kunnen brengen. Dit sequencen van DNA maakt sinds 2005 een enorme vlucht door.

Tot hoe ver kun je met DNA-onderzoek teruggaan in de tijd?
Het hangt ervan af hoe het DNA is geconserveerd. Intact DNA uit Egyptische mummies is moeilijk te verkrijgen omdat het weefsel gedroogd is. Bevroren materiaal is vaak wel voldoende intact. Zo kon de ijsmummie Ötzi, die in een gletsjerdal in Oostenrijk is gevonden, gedateerd worden op 5000 jaar oud. Wetenschappers zijn nu bezig het DNA van een 30.000 jaar oude Neanderthaler uit Kroatië te inventariseren. Het gaat om brokjes en stukjes DNA, die alleen door specialisten uit een fossiel kunnen worden gehaald. Er zijn maar twee laboratoria in de wereld die dat goed kunnen.

Houdt u zich als evolutiebioloog vooral met de menselijke evolutie bezig?
Nee, dat is meer een hobby. Ik houd me nu vooral bezig met de evolutie van ongewervelde dieren. 80% van alle dier- en plantensoorten op aarde behoort tot de ongewervelde dieren. Meer dan de helft daarvan is insect. Niet alleen de soortenrijkdom van ongewervelden is groot, ook de diversiteit van bouwplannen is enorm.

Heeft kennis over DNA veel nieuwe inzichten over ongewervelden opgeleverd?
Ja, een mooi voorbeeld zijn de kokerwormen met knalrood pigment en zonder mond, die bij de hydrothermale vents in de buurt van de Mid-Atlantische rug leven. Door hun bijzondere uiterlijk dachten biologen vroeger dat het een hele aparte groep wormen was. Dankzij DNA-onderzoek weten we nu dat het gewone ringwormen zijn. Het rode pigment is een soort hemoglobine, dat sulfide bindt dat uit de zeebodem ontsnapt. Het sulfide wordt vervolgens omgezet door bacteriën die in het lichaam van die wormen leven. Die bacteriën zijn op hun beurt weer voedsel voor de wormen.

Hoe haal je die wormen naar boven?
Met onbemande duikbootjes. Ze zijn dan niet meer levend.

Hoe bent u in de biologie verzeild geraakt?
Toen ik op de middelbare school zat, verschenen de eerste boeken die de energiecrisis en de milieuproblematiek aan de kaak stelden, zoals ‘De biologische tijdbom’ van Rattray Taylor. Het was het begin van de interesse voor het milieu vanuit de biologie. Ook vond ik ‘De naakte aap’ van Desmond Morris machtig interessant. In eerste instantie koos ik biologie met biofysica voor een exacte insteek. Pas later ben ik me met evolutiebiologie gaan bezighouden. In die tijd was nog niet veel bekend over de menselijke evolutie. In 1974 is Australopithecus afarensis pas gevonden. Het duurde tot de jaren negentig voordat er meer bekend werd over de afstamming van de mens.

Welke wetenschapper inspireert u?
Charles Darwin, door zijn enorme kennis van de levende natuur. Hij was een echte veldbioloog die enorm veel wist van de soorten die hij onder ogen kreeg en die hij vanuit de hele wereld opgestuurd kreeg. Hij wist heel veel, zowel van planten als van ongewervelde en gewervelde dieren. Hij heeft zelfs een heel boek geschreven over regenwormen en hoe ze de bodem verbeteren.

Zou de biologie zich zonder Darwin anders ontwikkeld hebben?
Dat denk ik niet. De persoonsverheerlijking die nu in het Darwin-jaar aan de gang is, vind ik niet terecht. Ik bewonder Darwin, maar je moet hem wel in zijn tijd plaatsen. Voor zíjn tijd was hij een genie, maar hij had geen flauw benul van genetica. Hij heeft zwaar onderschat hoe evolutie afhankelijk is van processen die zich afspelen op het niveau van de cel. Evolutie is een proces van kleine veranderingen in het genoom, wat leidt tot kleine veranderingen in het fenotype, het organisme zelf. Natuurlijke selectie is een manier om hier de goede types uit te selecteren, maar het is geen scheppende kracht. Die kracht komt van binnenuit.

Is het geen tijdverspilling om in het Darwin-jaar zoveel over religie te praten?
Ik geef regelmatig lezingen over het thema hoe de moderne biologie omgaat met levensovertuiging en religie. Dat is gewoon iets dat de mensen bezighoudt. Je kunt niet ontkennen dat de evolutietheorie fundamentele vragen oproept over de zin van het bestaan. Dan kom je al snel bij religie terecht.

Welk land loopt voorop in het biologieonderzoek?
De Verenigde Staten loopt voorop met het onderzoek naar DNA. Het merendeel van de genomen die nu in kaart zijn gebracht, is het resultaat van Amerikaans onderzoek.

Ondanks de religieuze tegenkrachten?
In de Verenigde Staten kom je echt van alles tegen. Je hebt er de meest extravagante kunststromingen en tegelijkertijd het extreem-conservatieve gedachtegoed. De top van de evolutiebiologen werkt daar, maar tegelijkertijd laten de mensen die fel tegen de evolutietheorie zijn ook van zich horen.

Wordt de biologie tegenwoordig door de wiskunde gedomineerd?
Niet zozeer door de wiskunde, wel door de bio-informatica. Voor de moderne biologie is dataverwerking heel belangrijk. Het sequencen van het genoom gebeurt nu in een gigantisch tempo. Dat vereist hele grote systemen voor de opslag van veel data.

Welke raakvlakken heeft de biologie met de geologie?
Het klimaatonderzoek en de koolstof- en stikstofcyclus zijn belangrijke raakvlakken. Biologen werken ook met archeologen samen om de ouderdom van organische resten, zoals hout, te bepalen.

Wat is uw ideale invulling van het Darwin-jaar?
Een goede inhoudelijke discussie over de mechanismen achter de evolutie. Ik ben er niet van overtuigd dat evolutie alleen maar werkt volgens het principe dat Darwin heeft beschreven. In de evolutieleer wordt de vernieuwingskracht door veranderingen in het genoom sterk onderschat.

Welke voorbeelden van evolutie ziet u in uw dagelijkse omgeving?
In gebieden die verontreinigd zijn met metalen en bestrijdingsmiddelen zie je dieren verschijnen die tegen deze stoffen een tolerantie hebben opgebouwd.

Evolueert de mens nog steeds?
De evolutie van de mens is vrijwel tot stilstand gekomen, met uitzondering van bepaalde ziekteresistenties. Ik denk dat de mens onderworpen zal blijven aan seksuele selectie. Aantrekkelijkheid is belangrijk bij het vinden van een partner.

Gaan we met evolutie een kant op?
Dat denk ik niet. De evolutie lijkt doelgericht, maar is het niet. De natuur bepaalt welke kant de evolutie opgaat.

Foto: Nico van Straalen met een chimpansee op zijn werkkamer op de Vrije Universiteit © Annemieke van Roekel
Achtergrond: fossiele zeelelie

Een update voor Darwin

15 december 2009 /door René Fransen

150 geleden verscheen het boek Over de oorsprong der soorten van Charles Darwin verscheen. Zijn evolutietheorie vormt nog steeds de basis van de biologie.

Maar theoretisch biologen worstelen met soortvorming en veldbiologen zien soorten evolueren met een snelheid die niet te verklaren is.

De trek van kanoeten gaat gepaard met een heleboel veranderingen, in verenkleed, maaggrootte en vliegspieren.

Theunis Piersma,
hoogleraar dierecologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, bestudeert al zo’n beetje zijn hele leven de kanoetstrandloper. Deze vogel leeft in noordelijke streken, van Siberië via Groenland tot Alaska, en trekt in de winter naar het zuiden, tot diep in Afrika en Zuid-Amerika. In verschillende gebieden wonen ondersoorten van deze rossige vogel, die onderling zeer divers trekgedrag hebben. De tijd waarop ze trekken, het aantal tussenstops dat ze maken, het verschilt sterk. ,,Die ondersoorten zijn relatief kort geleden ontstaan, in de periode na de laatste ijstijd”, legt Piersma uit. ,,Maar die tijd is eigenlijk veel te kort.”

 

Veranderingen
De trek van kanoeten gaat gepaard met een heleboel veranderingen, in bijvoorbeeld het verenkleed, de maaggroote en de vliegspieren. Wanneer al die verschillen stuk voor stuk zijn ontstaan door toevallige mutaties en natuurlijke selectie, zoals de standaard evolutietheorie voorschrijft, zou dat veel langer dan twaalfduizend jaar moeten duren.

,,Dat model, waar we allemaal mee werken, klopt dus niet. Daar loop ik nu al twintig jaar mee rond”, vertelt Piersma. Begin dit jaar besloot hij er nog eens stevig over na te denken. Hij trok zich een paar weken terug in een huisje in New York State, ver van alle beslommeringen, en ging lezen en nadenken. Hij las er onder meer boeken van de Amerikaanse theoretisch bioloog en sluipwespenexpert Mary West-Eberhard en Eva Jablonka, een Israëlische geneticus. Allebei beschrijven ze een idee dat tot voor kort ketters was: de omgeving kan een blijvende invloed hebben op hoe soorten zich ontwikkelen.

Omgeving
Al voor Darwin suggereerde de Franse naturalist Jean Baptiste Lamarck (1744-1829) dat soorten veranderden. Hij meende dat eigenschappen die zich tijdens het leven ontwikkelden, doorgegeven konden worden aan de volgende generatie. Dieren die hun nek uitrekken om bij de bovenste blaadjes te kunnen, krijgen jongen met een iets langere nek. Nadat Darwin zijn theorie van natuurlijke selectie had gepubliceerd, raakte Lamarck uit de gratie. Maar – al is het dan op een totaal andere manier dan de Fransman zich dit voorstelde – de laatste jaren komen er steeds meer aanwijzingen dat organismen inderdaad reageren op hun omgeving.

Onderzoekers van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam hebben laten zien dat de kinderen van vrouwen die zwanger waren tijdens de Hongerwinter vaker suikerziekte, hart- en vaatziekten of borstkanker kregen. Recent bleek dat ook de kleinkinderen een verhoogd risico hebben. De gevolgen van de Hongerwinter lijken dus erfelijk. En Amerikaanse onderzoekers hebben een muis gefokt, waarbij de vachtkleur van de nakomelingen via het dieet is te beinvloeden.

DNA-volgorde
Het mechanisme dat voor deze veranderingen is voorgesteld heet ‘epigenetica’. Het is een beetje een verzamelterm, maar komt er op neer dat door chemische veranderingen aan het DNA de activiteit van bepaalde genen kan worden beïnvloed. Epigenetische veranderingen in het DNA zijn dus geen mutaties: de DNA-volgorde is gelijk gebleven . Maar ze kunnen wel doorgegeven worden aan volgende generaties. Dit past bij de waarnemingen van Piersma.,,De soorten die het sterkst van elkaar verschillen in trekgedrag, bleken juist het meest overeen te komen in het DNA”, zegt hij. Het verschil lijkt dus niet in de DNAvolgorde te zitten. Epigenetische aanpassing van het DNA kan plaatsvinden onder invloed van de omgeving. Op die manier wordt het DNA aangepast aan de heersende omstandigheden. ,,Het DNA lijkt een actieve interface te zijn met de omgeving”, denkt Piersma

Ook theoretisch biologen hebben problemen met het klassieke neodarwinisme, dat voorschrijft hoe soorten zich ontwikkelen door het optreden van toevallige mutaties en natuurlijke selectie. ,,De theoretische modellen die we hiervan maken, kunnen eigenlijk niet verklaren hoe grootschalige veranderingen kunnen optreden binnen een redelijke tijd”, legt de Groningse hoogleraar theoretische biologie Franjo Weissing uit. ,,Die modellen richten zich op graduele veranderingen in een of een paar genen. Microevolutie is zo goed te verklaren, maar macro-evolutie niet.”

Standaardmodellen
De vraag is, hoe complexe aanpassingen – bijvoorbeeld een combinatie van uiterlijke kenmerken en gedrag, zoals bij de trek van de kanoeten – kunnen ontstaan binnen een realistische tijd. ,,In de standaardmodellen lukt dat niet, dan zijn er miljoenen generaties nodig.”

Weissing werkt aan nieuwe modellen die dit probleem moeten oplossen. Epigenetica hoort daar nog niet bij, maar in een publicatie die hij afgelopen vrijdag in het wetenschappelijke tijdschrift Science publiceerde, combineert hij verschillende factoren. Hij schreef het stuk samen met de christelijke evolutiebioloog Sander van Doorn. ,,Dit model combineert twee modellen over soortvorming, een waarin de ecologie de drijvende kracht is, en een waarin dat seksuele selectie is, de keuze van een vrouwtje voor een partner”, legt Van Doorn uit in een interview met Science. Tot nu toe werd aangenomen, dat vrouwtjes hun partners op min of meer willekeurige kenmerken selecteren

Als zo’n voorkeur eenmaal ontstaan is, houdt die zichzelf in stand. Wat Van Doorn in zijn model verwerkte, was het idee dat de kenmerken wel degelijk iets zeggen over de manier waarop een mannetje zich kan handhaven. ,,Het kenmerk waarop de vrouwtjes zich richten, is in mijn model relevant voor de aanpassing van het mannetje aan het milieu.”

Op die manier kiezen de vrouwtjes goed aangepaste mannetjes. ,,Het model laat zien dat door die combinatie van ecologie en seksuele selectie snel nieuwe soorten kunnen ontstaan”, zegt Van Doorn. ,,Het is niet meer dan een eerste stap”, benadrukt Weissing. ,,Hoe complexe eigenschappen kunnen ontstaan, is een compleet nieuwe denkrichting, we weten er nog weinig vanaf. Maar dit zijn grote vragen, waar ik graag de rest van mijn carrière aan wijd.”

Nieuwe ontdekkingen
Grootschalig DNA-onderzoek heeft de afgelopen jaren veel informatie opgeleverd over de manier waarop erfelijke eigenschappen kunnen veranderen. En het blijkt allemaal veel complexer te zijn dan gedacht. VUhoogleraar dierecologie Nico van Straalen voorziet tal van nieuwe ontdekkingen die duidelijk zullen maken hoe evolutie plaatsvindt.

Epigenetica is er maar één van. ,,We trekken nu een gordijn open waarachter een wereld van nieuwe verschijnselen zit”, zegt Van Straalen. ,,Veranderingen in elementen die de ontwikkeling van eicel tot individu reguleren lijken bijvoorbeeld ook belangrijk.” Een chimpansee en een mens beginnen allebei als een bevruchte eicel, daarna begint pas het echte wonder: hoe zo’n eicel uitgroeit tot een volwassen persoon – of een chimpansee. ,,Hoe wordt die ontwikkeling de ene of de andere kant op afgebogen? Dat is een vraag die we moeten onderzoeken.”

Ook denkt Van Straalen dat het belang van ”neutrale evolutie’ groter is dan werd gedacht. Bij neutrale evolutie ontstaan veranderingen die niet voor- of nadelig zijn. ,,Evolutie is misschien wel het resultaat van een heleboel veranderingen die geen direct nut hebben.”

De rol van natuurlijke selectie is volgens Van Straalen daarbij misschien minder groot dat gedacht. ,,Het is niet zo dat alles wat overbodig is onmiddellijk wordt weggeselecteerd. Mensen maken een defect eiwit aan dat meteen wordt afgebroken. Dat defect zit er al zo’n 2 miljoen jaar en is er nog steeds.” Dit soort ‘overtollige’ genen kan een bron zijn van nieuwe eigenschappen. ,,Eerst ontstaat de variatie, dan pas is er in sommige gevallen selectie. Onderzoekers moeten zich daarom vooral afvragen, hoe variatie ontstaat. Want daar is nog geen goede verklaring voor.”


Revolutie in het denken over evolutie

Op 24 november 1859, 150 jaar geleden, verscheen het boek On the Origin of Species waarin Charles Darwin zijn evolutietheorie uiteenzette. Hij liet zien dat soorten veranderen in de tijd, en toonde aan dat natuurlijke selectie van spontane variatie binnen een soort kan leiden tot allerlei aanpassingen. Op die manier zou het hele leven, van eencellige tot de moderne soorten planten, dieren en andere levensvormen zijn ontstaan. Dit is de eerste wetenschappelijke evolutietheorie.

Darwin wist niet hoe eigenschappen aan een volgende generatie werden doorgegeven. Daar kwam pas zo’n vijftig jaar na de ‘Origin’ enig zicht op. De erfelijkheidswetten van Mendel werden herontdekt, onder meer door de Nederlandse plantkundige Hugo de Vries. Erfelijkheid bleek via ‘genen’ te verlopen. Wiskundige modellen gaven een onderbouwing aan het idee dat natuurlijke selectie niet werkte op individuen, maar op genen. Het idee van evolutie werd als volgt: in een groep onstaat bij een individu een mutatie in een gen.

Die mutatie geeft een voordeel, individuen met dit gen krijgen meer nakomelingen, dus de mutatie zal zich verspreiden door de hele groep. Dit is de ‘neodarwinistische synthese’. Wanneer we tegenwoordig over ‘de evolutietheorie’ spreken, gaat het eigenlijk over deze neodarwinistische synthese.

Inmiddels is duidelijk dat dit neodarwinisme te simpel is. Wanneer je moet wachten totdat een gunstige mutatie zich door een hele goep (bijvoorbeeld alle vinken op een eiland) verspreid heeft, ben je enorm veel generaties verder. En voor sommige eigenschappen is niet één mutatie nodig, maar een hele reeks. De tijd die nodig is om al die mutaties te laten ontstaan, is enorm lang. Terwijl evolutionaire aanpassingen vaak relatief snel gaan. Dit probleem heeft biologen op het spoor gezet van nieuwe principes, zoals de epigenetica.

Deze recente ontwikkelingen betekenen volgens sommigen een nieuwe revolutie in het denken over evolutie. Anderen zijn daar niet zo zeker van, zij stellen dat het belang van epigenetica, en andere mogelijke mechanismen voor evolutie, nog bewezen moet worden.

Overigens twijfelt geen van de biologen in dit artikel aan de juistheid van de evolutietheorie. De vraag is alleen welke mechanismen de evolutie aandrijven.

The Origin of Species: het grootste waagstuk aller tijden

Gert Korthof

http://evolutie.blog.com/2009/11/24/the-origin-of-species-het-grootste-waagstuk-allertijden/

Op 24 november 2009, was het exact 150 jaar geleden dat The Origin of Species van Charles Darwin werd gepubliceerd.

http://press.princeton.edu/titles/9005.html

Precies op tijd -een paar weken voor 24 november- verscheen The Origin Then and Now‘ van de evolutiebioloog David Reznick.

Zoals de titel al suggereert vergelijkt hij Darwin’s hoofdwerk The Origin zoals het was in 1859 en zoals we er nu tegen aan kijken. Dat doet hij op een deskundige manier. In het voorwoord schrijft hij dat het opnieuw lezen van de Origin ook betekent dat je ontdekt dat sommige details die cruciaal waren voor Darwin’s theorie in 1859 gewoon ontbraken. Precies!

Dat was mij ook al opgevallen. Paradoxaal genoeg heeft de Origin die ontbrekende kennis juist heel duidelijk in de schijnwerpers gezet schrijft Reznick. En juist daardoor werd het een enorme stimulans voor verder onderzoek. Ook dat ben ik met hem eens.

Maar ik wil The Origin niet alleen maar bejubelen zoals vele blogs, tijdschriften en boeken in dit Darwinjaar al gedaan hebben (10). Ik wil een correct beeld hebben van de Origin, zonder vertekeningen.

Want bejubelen is vertekenen. Alleen een historisch correct beeld kan inzicht geven in de moeilijkheid van de taak die Darwin op zich genomen had.

Helaas wordt het ons door vrijwel alle moderne boeken over evolutie juist moeilijk gemaakt om een correct beeld van Darwin te krijgen.

Het is kennelijk erg moeilijk om alle kennis die we nu hebben aan de kant zetten en de Origin (en de evolutiethoerie) te beoordelen zoals hij was in 1859. Ook lijkt de interesse te ontbreken of ziet men het nut er niet van in (13). Er zijn echter zeer nuttige lessen te trekken uit dit soort onderzoek.

Steekproeven

Ik heb steekproeven genomen in de Origin en in moderne evolutiehandboeken aan de hand van de trefwoorden Archaeopteryx, Neanderthaler, Hyracotherium, Darwin finches, Iguanas, Tree of Life.

De eerste drie fossielen zijn de meest opvallende fossielen (’missing links’) die 1859, maar nog tijdens de nieuwe drukken van de Origin gevonden zijn.

Dus je verwacht dat die triomfantelijk in de nieuwe editie’s van de Origin opgevoerd worden als bewijsmateriaal. Tenminste, zó zouden we dat tegenwoordig toch doen? Zeker als je vrijwel geen fossiel bewijsmateriaal hebt! Ook het feit dat Darwin geen van die beroemde bewijsstukken kon opvoeren in de eerste druk is belangrijk genoeg om bij stil te staan.

De Darwinvinken en de Galapagos Iguanas (reptielen) worden altijd opgevoerd met de suggestie dat ze belangrijk bewijsmateriaal voor Darwin vormden.

Voor Darwin’s theorie van gemeenschappelijke afstamming van al het leven vormt de afstamming van vogels een probleem, omdat het een groep is die nergens bij lijkt te passen.

Ik beperk me hier tot Archaeopteryx, “one of the most famous non-missing links of all time” (12). Ik heb een search gedaan op het voorkomen van Archaeopteryxin alle 7 edities van de Origin op de website The Complete Works of Charles Darwin. Een onmisbare website voor dit soort onderzoek.

1859 1e druk Origin of Species
1860 2e druk Origin
1861 3e druk Origin
1861 eerste Archaeopteryx gevonden
1863 T.H. Huxley presentatie
1866 4e druk Origin: Archaeopteryx
1869 5e druk Origin
1872 6e druk Origin
1876 7e druk Origin
1877 tweede Archaeopteryx gevonden (mooiste!)

(herziene 6e druk wordt hier aangeduid als 7e druk).

Resultaat: In 1861 wordt het eerste Archaeotperyx fossiel gevonden; in 1863 houdt T.H. Huxley zijn beroemde pleidooi voor de Archaeopteryx als “missing link” tussen vogels en dinosauriers; in de 4e druk van de Origin vermeldt Darwin de Archaeotperyx. Maar: niet als triomfantelijk bewijs voor zijn evolutietheorie, maar notabene als bewijs hoe weinig we weten van uitgestorven diersoorten! (9). Dat is tamelijk bizar. Iedereen heeft dat over het hoofd gezien. In 1877 wordt de tweede Archaeopteryx, de mooiste, gevonden (te laat voor de 7e druk!). In totaal zijn er 10 exemplaren gevonden (zie: wiki).

Evolutie handboeken

Vervolgens heb ik gekeken wat verschillende hedendaagse auteurs over Darwin en Archaeopteryx schreven.

Dat is vaak nogal onduidelijk of vaag. Altijd laat men in het midden wat Darwin zelf geschreven had over Archaeopteryx, maar suggereerde wel dat Darwin onmiddellijk begreep dat de heteen belangrijke overgangsvorm was en als zodanig een belangrijk bewijs voor zijn theorie.

David Reznick (van het hierboven getoonde boek) schrijft doodleuk dat het fossielen bestand dat Darwin kende enige overgangsvormen bevatte zoals Archaeopteryx (1). Dat is wel erg suggestief en wekt de verkeerde indruk.

Steve Jones (2000) lijkt te suggeren dat Darwin de Archaeopteryx gebruikte als bewijs voor een missing link (2).

Nota bene: Reznick en Jones schreven beide expliciet over het boek ‘The Origin of Species‘, maar zijn niet in staat om gewoon weer te geven wat Darwin schreef over zo’n cruciaal fossiel.

Zelfs de autoriteit op het gebied van de geschiedenis van de evolutietheorie, de historicus Peter Bowler, vermeldt niets over wat Darwin over Archaeopteryx schreef, in zijn standaardwerk ‘Evolution. The history of an Idea‘.

Niet beter is het gesteld met schrijvers van evolutiehandboeken. Carl Zimmer (3) vermeldt in zijn pas verschenen boek The Tangled Bank dat 1 jaar na de Origin de eerste Archaeopteryx was gevonden, maar vermeldt niet wat Darwin er mee doet.

Strickberger (4) vermeldt dat het fossielen bestand in Darwin’s tijd bijzonder karig was (klopt), en dat Huxley het fossiel correct wist te interpreteren (klopt).

Ook Freeman and Herron (5) weten dat Archaeopteryx “shortly after” 1859 ontdekt is en dat T. H. Huxley “was among the first to recognize the skeletal similarities between dinosauriers and birds”, maar staan niet stil bij wat dat betekent voor de Origin.

Verhelderend is de opmerking van Michael Ruse (6) dat Huxley pas in 1868 het fossiel als cruciaal bewijsstuk voor evolutie beschouwde.

Zelfs de paleontoloog Donald Prothero (11), die uitgebreid over Archaeopteryx schrijft en zelfs het fossiel op de cover van zijn boek heeft staan, is niet geinteresseerd in wat Darwin zelf schreef.

Nu weet ik ook wel dat evolutie handboeken gewoon systematisch al het tot nu toe bekende bewijsmateriaal moeten presenteren ongeacht wanneer het ontdekt is. Typische voorbeelden hiervan zijn Barton et al (7) en Stearns, Hoekstra (8) die zelfs het jaartal van de vondst(en) niet vermelden. Begrijpelijk voor evolutie leerboeken, maar dit heeft het grote nadeel dat daardoor een goed zicht op de status van het bewijsmateriaal in 1859 onmogelijk wordt gemaakt.

Wat maakt dat nu uit?

Géén van de auteurs is in staat om de voor de hand liggende constatering te maken dat Darwin niets van al dat mooie fossiele bewijsmateriaal in handen had toen hij zijn theorie in 1859 aan het publiek presenteerde.

Wat maakt dat uit? We weten nu toch dat Darwin gelijk heeft gekregen? (13). Het gaat mij hierom: omdat je dan totaal niet in staat bent te beoordelen

1e) hoe moeilijk het was voor Darwin om zijn theorie te bedenken en aannemelijk te maken, 2e) hoe lastig het was voor zijn tijdgenoten om zijn theorie te accepteren op grond van het materiaal dat hij in de Origin presenteerde.

Het gevolg is dat we sterk geneigd zijn de Origin vanzelfsprekender en overtuigender te maken dan hij/zij is, en misschien wel de toenmalige critici voor zielige onwetenden te houden.

3e)Ten derde: als we de mate van onderbouwing die de evolutietheorie in 1859 had niet goed beschrijven, zouden we het dan wel goed kunnen voor 2009?

We stellen dan misschien niet eens de vraag: hoe compleet is de huidige evolutietheorie? Wat ontbreekt er nog aan? Hoe zullen wetenschappers over 100 jaar over de evolutietheorie anno 2009 oordelen? Allemaal zeer belangwekkende vragen.

Ook zonder fossielen

Het wonderlijke is dat mijn bevindingen verrassend goed overeenkomen met de opvatting van evolutiebioloog Gerdien de Jong dat “ook zonder fossielen zou de biologie tot de conclusie leiden dat alle levende wezens verbonden zijn door gezamenlijke afstamming” (pers. comm.).

Hoewel als hypothetische uitspraak gedaan, is ze perfect van toepassing op de status van de evolutietheorie in 1859! In 1859 was er géén fossiel bewijsmateriaal voor overgangsvormen en toch was The Origin of Species een overtuigend werk.

Dit werpt tevens een nieuw licht op de wetenschapsfilosofische vraag:

wanneer heeft de evolutietheorie voldoende bewijsmateriaal om als ‘bewezen’ theorie geaccepteerd te worden?

Is het te kwantificieren in welke mate we vertrouwen hebben in de evolutietheorie?

Is het te kwantificeren hoe compleet de evolutietheorie is?

Vooral aardig als we willen weten hoe ver we af zijn van het eindresultaat.

Het Grootste Waagstuk Allertijden

Eigenlijk is het best te begrijpen dat Archaeotperyx (en andere) geen ereplaats in de Origin kreeg, afgezien van het feit dat er maar 1 exemplaar was en het om herdrukken ging.

Immers, Darwin had uitgebreid betoogd dat de ‘geological record’ imperfect was (hoofdstuk 9) en als we een overgangsvorm zouden vinden we hem niet eens zouden herkennen (dit wordt ook door Reznick beschreven, p. 275).

Dus: Archaeopteryx kwam eigenlijk heel ongelegen! Daarom zag Darwin de Archaeopteryx als bewijs van hoe weinig we nog weten van het fossielen bestand.

Hij had gelijk. Toch lees ik deze verklaring bij geen enkele auteur. Het is niet zo moeilijk te begrijpen.

Tot 1970 waren er maar vier exemplaren bekend. Het vijfde werd op 8 december 1970 door de Amerikaanse paleontoloog Prof. John Ostrom in het Teylers Museum in Haarlem ontdekt (hier). Het was foutief gedetermineerd als Pterodactylus crassipes, een dinosaurier. De grootste ironie van de zaak was dat het Teylers fossiel in 1855, dus 4 jaar vóór het verschijnen van de Origin gevonden was! Toen wist niemand dat.

Het lijkt erop dat hedendaagse auteurs gewoon veronderstellen dat Darwin Archaeotperyx opvoerde als belangrijk bewijsmateriaal omdat ze precies beantwoorden aan zijn verwachtingen op grond van zijn eigen theorie.

Precies wat hij voorspeld had. Klinkt allemaal logisch, maar is feitelijk niet correct. Dat Darwin geen enkele fossiele overgangsvorm had, toont aan dat The Origin een risicovolle onderneming was. En erg ambitieus. Het Grootste Waagstuk Aller tijden.

Darwin vertrouwde op toekomstige ontdekkingen die zijn theorie zouden ondersteunen. Die zijn er in overvloed gekomen, maar dat kon Darwin natuurlijk niet weten. Er is een behoorlijke dosis moed voor nodig om een incomplete theorie ondersteund door incomplete data te publiceren.

Dat heb ik nog geen enkele evolutiebioloog horen zeggen (14). Dat wilde ik vandaag, 24 november 2009, 150 jaar na het verschijnen van de eerste druk van The Origin of Species van Charles Darwin, eens nadrukkelijk naar voren brengen.

Noten

  1. David Reznick (2009) The Origin Then and Now: “The fossil record known to Darwin had revealed some evidence for such transitions among taxa, such as Archaeopteryx“, p.403. Reznick heeft overigens zeer verhelderende dingen geschreven over de erfelijkheidstheorie van Darwin (blending inheritance, etc). Maar uiteraard heb ik nog niet het hele boek gelezen. NB: Google Books heeft het boek nu al gescand!
  • Steve Jones (2000) ‘Almost Like a whale. The Origin of Species Updated‘ : “Archaeopteryx was discovered just two years after the publication of The Origin. As the first ‘missing link’ it caused a sensation and was at once seized upon as proof that birds must have arisen in a single step” (p.269)
  • Carl Zimmer (2009) The Tangled Bank, p.71-72. Het was niet in 1860, maar 1861.
  • B.K. Hall, B. Hallgrimson (2008) Strickberger’s Evolution Fourth Edition, page 53.
  • Scott Freeman and Jon C. Herron (2007) Evolutionary Analysis, p. 46.
  • Michael Ruse (1999) The Darwinian Revolution, p. 257.
  • Nicholas Barton et al (2007) Evolution, Cold Spring Harbor Press.
  • Stephen Stearns, Rolf Hoekstra (2005) Evolution, An Introduction.
  • Darwin: “Hardly any recent discovery shows more forcibly than this how little we as yet know of the former inhabitants of the world” (chap. 9 p.367)
  • Slechts één recent voorbeeld: ‘Celebrating The Origin of Species’ schrijft het wetenschappelijk tijdschrift Geneticsnovember 2009.
  • Donald Prothero (2007) ‘Evolution. What the Fossils Say and Why it Matters‘.
  • Douglas Futuyma (2005) Evolution, p. 74. Ook hij is niet geinteresseerd in wat Darwin schreef over Archaeopteryx.
  • Dit is een goed voorbeeld: “We need not recount his arguments here since this mystery has since been solved” (Reznick, 2009, p.286). Hoewel dit niet representatief is voor het hele boek, is dit de kern van het hele probleem waarom de meeste auteurs niet geinteresseerd zijn in de status van de evolutietheorie op een bepaald moment in de geschiedenis.
  • Toevallig hoorde ik Midas Dekker zondagochtend op Vroege Vogels radio zeggen dat “Darwin’s theorie op drijfzand was gebouwd” in verband met het gebrek aan een goede erfelijkheids theorie. Dat is een leuke provocerende uitspraak, die natuurlijk wel nader toegelicht moet worden.

    Darwin en Archaeopteryx

    Het verhaal van Darwin en de Archaeopteryx (die rare vogel die het midden houdt tussen een dinosaurier en een vogel; zie foto) is leuker en interessanter dan ik in eerste instantie dacht. Ik heb nl. een tweede passage over de Archaeopteryx gevonden waardoor ik mijn mening over Darwin moet herzien. De tweede passage is niet terug te vinden via de index van de papieren editie’s van de Origin, omdat ‘Archeopteryx’ maar één keer in de index voorkomt. Daarom is deze passage vermoedelijk altijd over het hoofd gezien. Géén bibliotheek zal alle 7 drukken naast elkaar op de plank hebben staan. Behalve de online editie’s, is de enige andere praktisch haalbare methode om deze passage te vinden het raadplegen van een zogenaamde variorum uitgave van de Origin waarin alle wijzigingen van de 6 drukken naast elkaar gezet zijn (1). Maar ook in dat geval is het zeer tijdrovend als de index van het boek niet compleet is. En dat lijkt inderdaad het geval te zijn. Volgens google books staat ook daar ‘Archeopteryx’ maar 1x in de index. Ze hebben dus de originele index van de Origin (welke druk?) aangehouden, zo lijkt het. De online editie’s van de Origin hebben uiteraard ook die incomplete index (het zijn tenslotte scans van de papieren editie’s), maar daar kun je een full-text search doen.

    Eerste passage

    De eerste vermelding van de Archaeopteryx verscheen in de 4e druk van de Origin in hoofdstuk IX ‘On the Imperfection of the Geological Record’.

    “Until quite recently these authors might have maintained, and some have maintained, that the whole class of birds came suddenly into existence during the eocene period; but now we know, on the authority of Professor Owen, that a bird certainly lived during the deposition of the upper greensand; and still more recently, that strange bird, the Archeopteryx, with a long lizard-like tail, bearing a pair of feathers on each joint, and with its wings furnished with two free claws, has been discovered in the oolitic slates of Solenhofen. Hardly any recent discovery shows more forcibly than this how little we as yet know of the former inhabitants of the world”.

    Daarin zegt Darwin dat het een ’strange bird’ (rare vogel) is en dat deze vondst aantoont dat we nog zo weinig weten van het fossiele bestand. Echter, de opmerking staat wel in de context van het probleem dat er in de geschiedenis van het leven plotseling nieuwe diergroepen zouden ontstaan (2). Die kritiek wil Darwin weerleggen met behulp van die rare vogel Archaeopteryx. Die toont immers aan dat vogels niet uit de lucht zijn komen vallen. Er zijn uitgestorven ‘primitieve’ vogels gevonden. Darwin gebruikt het fossiel dus wel degelijk om zijn theorie te ondersteunen. Maar tegelijkertijd benadrukt Darwin dat het Archaeopteryx fossiel ook bewijst hoe weinig we nog weten van het fossielen bestand. Dat is logisch, want de context was immers het hoofdstuk ‘On the Imperfection of the Geological Record’. Dat we nog zo weinig weten gebruikt Darwin dus eigenlijk in zijn voordeel.

    Tweede passage

    In de 5e druk (1869), in het hoofdstuk (X) ‘On The Geological Succession of Organic Beings’, voegt Darwin een tweede zin toe (terwijl de eerste Archaeopteryx passage uit de 4e druk gehandhaafd blijft):

    “Even the wide interval between birds and reptiles has been shown by Professor Huxley to be partially bridged over in the most unexpected manner, by, on the one hand, the ostrich and extinct Archeopteryx, and on the other hand, the Compsognathus, one of the Dinosaurians -that group which includes the most gigantic of all terrestrial reptiles”.

    Deze zin is waarschijnlijk gebaseerd op de publicatie of lezing van Thomas Henry Huxley in 1868 (3) toen hij de beroemde claim verkondigde dat de kleine dinosaurier Compsognathus een voorouder van vogels zou kunnen zijn. Darwin vertrouwt op de deskundigheid van Huxley en neemt de claim met instemming over. Deze passage zie ik nergens in de handboeken geciteerd. Ook niet in een van de beste beschrijvingen van de ontdekking van de Archaeopteryx: Pat Shipman (1998) Taking Wing: Archaeopteryx and the evolution of bird flight (2). Ook niet in wikipedia.

    Toch komt de strekking van de passage het dichtst in de buurt van claims van auteurs als Reznick die beweren dat Darwin Archaeopteryx als missing link zag. Het is niet vast te stellen of het slechts een veronderstelling is, of dat ze zich zonder bronvermelding op de Origin baseren. Mijn eerdere claim dat Archaepteryx ‘ongelegen’ kwam voor Darwin vervalt, omdat Darwin het fossiel wel degelijk gebruikte ter ondersteuning van zijn theorie van gemeenschappelijke afstamming. Wel is het zo dat Darwin Archaeopteryx niet triomfantelijk opvoert, zoals Richard Dawkins en anderen het doen.

    The descent of man

    De Archaeopteryx komt ook voor in The Descent of Man and selection in relation to sex:

    1871 1e druk Descent: Archeopteryx aanwezig F937
    1874 2e druk Descent: Archeopteryx aanwezig F944
    1882 2e druk Descent: Archeopteryx aanwezig F955

    “and Prof. Huxley has discovered, and is confirmed by Mr. Cope and others, that the Dinosaurians are in many important characters intermediate between certain reptiles and certain birds—the birds referred to being the ostrich-tribe (itself a widely-diffused remnant of a larger group) and the Archeopteryx, that strange Secondary bird, with a long lizard-like tail.”

    Deze passage komt vrijwel identiek in alle drie editie’s voor. Darwin refereert niet naar het tweede fossiel van Archaeopteryx (Berlijn exemplaar) dat in 1877 was gevonden. De context is de vraagstelling of de 5 hoofdgroepen van de vertebraten, de zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, en vissen van een gemeenschappelijke voorouder afstammen. De conclusie is dat er intermediaire vormen tussen zekere reptielen en zekere vogels zijn. Dus ook hier wordt de Archaeopteryx als bevestiging van Darwin’s theorie van gemeenschappelijke afstamming gebruikt.

    Wat blijft staan

    Ongeacht wat auteurs schrijven of juist niet schrijven over Archaeopteryx in de Origin, het blijft staan dat:

    (1) Darwin voorzichtig was met zijn claims: enerzijds weten we nog zo weinig, maar anderzijds hebben we toch een paar overgangsvormen. Tijdens het traject van de Origin kende hij maar één Archaeopteryx fossiel. Alle andere kwamen pas ná de laatste druk van de Origin. Het mooiste exemplaar (Berlijn exemplaar) heeft hij waarschijnlijk zelf nooit gezien. Het komt ook niet in Descent voor. Wij verkeren in een principieel andere situatie omdat wij tien exemplaren hebben.

    (2) Evolutiehandboeken maken het moeilijk om een correct beeld te krijgen van de hoeveelheid bewijsmateriaal dat Darwin in 1859 had om zijn theorie te onderbouwen. Dit is niet weg te redeneren door het feit dat leerboeken een niet-historisch perspectief hebben. Dat betekent: systematisch alle bewijsmateriaal presenteren in een niet-chronologische volgorde.

    (3) Dat Darwin soorten als de Darwinvinken (Geospiza) in zijn dagboeken of reisverslagen vermeldt is niet relevant, want die zijn slechts beschrijvend van aard. Daar worden ze niet als bewijs voor evolutie opgevoerd. Het is significant dat Darwinvinken niet in de Origin voorkomen. En 1859 was nu eenmaal hét moment dat Darwin zijn theorie aan de wereld bekend maakte. Dát moest het meeste overtuigende pleidooi voor evolutie zijn.

    Druk, druk, druk!

    Als je alleen de eerste druk leest, zoals sommigen (4) aanbevelen (omdat de latere drukken slechter geworden zouden zijn door de vele correcties die Darwin had doorgevoerd onder invloed van de critici), dan ontdek je nooit dat Darwin stapsgewijs nieuwe ontdekkingen (Archaeopteryx) heeft toegevoegd. Dat zijn uiteraard verbeteringen. Maar, als je alleen de 6e druk leest, dan ontdek je wel de Archaeopteryx, maar mis je het feit dat Darwin bij het wereldkundig maken van zijn theorie in 1859 geen fossiele overgangsvormen had.

    Waagstuk is geen gok

    Darwin’s Origin of Species was een waagstuk, maar géén gok. Iemand die gokt heeft geen informatie. Iemand die waagt heeft wel informatie, maar niet voldoende. Wie niet waagt, wie niet wint.

    Deze hele Archaeopteryx zaak brengt duidelijk de vraag naar voren hoe overtuigend de Origin in 1859 was. Dit is een omvangrijk probleem. Daar moet je de hele Origin voor lezen. Een andere fascinerende vraag is: had het na 1859 nog fout kunnen gaan met het Darwinisme?

    (zondag: kleine tekstuele verbetering)

    Noten

    1. Morse Peckham (editor) (1959, 2006) The Origin of Species. Variorum text. University of Pennsylvania Press, 820 pages. (amazon).
    2. Met dank aan Gerdien de Jong.
    3. het jaartal is afkomstig van: Adrian Desmond, entry: ‘Huxley, Thomas Henry (1825-1895)’ in: Michael Ruse, Joseph Travis (2009) Evolution. The First Four Billion Years, p.650
    4. Professor Wim Scharloo gaf in de 70-er jaren de aanbeveling aan biologiestudenten om de 1e druk van de Origin te lezen.

    Ik heb weliswaar in mijn vorige post aangegeven dat zodra Darwin van de Archaeopteryx hoorde, deze als missing link tussen vogels en dinosauriers opvoerde, maar ik heb de indruk gewekt dat Darwin in 1859 helemaal geen fossiel bewijsmateriaal had. Of andersoortig bewijs.

    Niets is minder waar! Dit moet ik dus rechtzetten! Een tweede reden om dit te doen is dat ID-ers en creationisten ‘vergeten’ dat Darwin andersoortig bewijsmateriaal had en denken dat ze met hun kritiek op het (moleculaire) mechanisme van evolutie, Darwin hebben neergehaald. Alle ID-ers maken die fout.

    Ik schreef: “In 1859 was er géén fossiel bewijsmateriaal voor overgangsvormen en toch was The Origin of Species een overtuigend werk”. De nadruk moet hier liggen op overgangsvormen en niet op fossiel bewijsmateriaal opzich. En ik moet nog uitleggen waarom de Origin toch overtuigend was. Ook schreef ik dat de uitspraak ‘ook zonder fossielen is er bewijs voor evolutie’ perfect van toepassing is op de status van de evolutietheorie in 1859. Maar ik bedoel daar zeker niet mee dat er in 1859 géén fossielen bekend waren. Want de geologie vóór 1859 was dan weliswaar niet-evolutionair en niet-Darwinistisch van aard, ze had ondertussen al honderden fossielen beschreven. Darwin zelf had op zijn Beagle tocht fossielen gevonden als Toxodont, Megatherium, Glyptodont

    Patronen

    Darwin gebruikte het fossielen bestand op een andere manier dan we tegenwoordig doen. Darwin wees op patronen in het fossielen bestand die beter door evolutie dan door schepping verklaard konden worden. Zo’n patroon was bijvoorbeeld dat hoe verder je terug gaat in de tijd, hoe meer de fossielen verschillen van tegenwoordige diersoorten. Dat patroon was al bekend bij pré-Darwinistische geologen, maar had geen verklaring. Darwin verklaarde dat patroon door descent with modification (afstamming en verandering). Soorten divergeren in de loop der tijd. Leefden ze langer geleden dan is er meer tijd geweest om te veranderen. Recentere uitgestorven soorten lijken meer op tegenwoordige omdat ze minder tijd gehad hebben om te divergeren. Voor meer voorbeelden zie in het boek van Reznick : de hoofdstukken over Geologie (H 16,17,18,19).

    Maar Darwin gebruikte ook gegevens uit de geografische verspreiding van soorten. Ook daar zag hij patronen. Hij redeneerde dat als soorten ontstaan door bovennatuurlijke schepping (’independent acts of creation’) we dan geen endemische soorten (soorten die alleen op bepaalde eilanden voorkomen) zouden moeten zien. Waarom zou de schepper juist op eilanden unieke soorten neerzetten en diezelfde niet op continenten? Grapje? Ons op een dwaalspoor brengen? (Unieke soorten kunnen niet overwaaien, die zouden geschapen moeten zijn).

    Nog een patroon: op eilanden komen significant vaker dieren voor die zich makkelijk verspreiden over grote afstanden (vliegende dieren: vogels en insecten) dan dieren die zich moeilijk verspreiden over oceanen zoals de grote viervoeters (olifanten, giraffen, leeuwen, paarden) en amphibieën. Waarom zou de schepper dit patroon gecreëerd hebben? Hij zou met het grootste gemak een giraf op een oceanisch eiland kunnen zetten. Meer voorbeelden staan in de Origin en het boek over de Origin van Reznick (zie cover hierboven). Ook staat er een zeer helder geschreven hoofdstuk in Jerry Coyne (2009) Why Evolution is True: ‘The Geography of Life’ (ch 4) (1). Aanbevolen! Let op: ook de biogeografische kennis is sinds 1859 enorm toegenomen (2). Over ‘t algemeen is Coyne zich daarvan bewust, maar zijn doel is de huidige stand van bewijsmateriaal weer te geven. Hetzelfde geldt voor het recente en zeer toegankelijk geschreven boek over biogeografie van Dennis McCarthy (3) dat ik op het moment aan het lezen ben. Wordt vervolgd.

    Noten

    1. “The biogeographic evidence for evolution is now so powerful that I have never seen a creationist book, article, or lecture that has tried to refute it” (p.95). Voorbeelden zijn: Phillip Johnson, Michael Denton, Michael Behe. Ik heb zijn boek nog niet gezien, maar ik voorspel dat ook Peter Borger biogeografie overslaat.
    2. Modern voorbeeld: moleculaire biogeografie van de Galapagos buizerd op het blog van Gerdien de Jong.
    3. Dennis McCarthy (2009) ‘Here Be Dragons: How the Study of Animal and Plant Distributions Revolutionized Our Views of Life and Earth‘.

    NIEUWE SYNTHESE ? De ” NIEUWE ” biologie ?

    De grenzen van het neodarwinisme

    door renefransen op dec.11, 2009,Sterrenstof

    Het gaat hier, voor alle duidelijkheid, om kritiek op het neodarwinisme vanuit de biologie zelf, dus niet vanuit Intelligent Design of creationisme. Ook Gert Korthof, heeft een speciale pagina over een ‘derde evolutionaire synthese’

    Carl Woese., een zeer eminente bioloog, heeft een indrukwekkend cv en is niet bang voor een beetje controverse. Ik heb wat van hem gelezen. Kijk maar eens op zijn homepage, onder ‘representive publications’.

    A New Biology for a New Centuryhttp://mmbr.asm.org/cgi/content/abstract/68/2/173.

    Daarin zet Woese zich af tegen het reductionisme. Niet het methodologisch reductionisme, maar het metafysisch reductionisme, het idee dat je iets begrijpt vanuit de werking van de afzonderlijke onderdelen. Biologie heeft bij uitstek te maken met ‘emergente eigenschappen’, aldus Woese.

    (Martin )

    Wat Woese zegt in “One last look” is nogal amateuristisch. Hij schrijft “The 19th century as a whole had a reductionistic world view, of for no other reason than because of the outlook of classical physics. Physics at the time saw a fundamentally reductionistic world, in which ultimate explanation lay completely in the properties and interactions of atoms: to know the positions and momenta of all of the fundamental particles at a given point in time was in principle to know their poitions and momenta at any other point in time, past or future. Nothing added, nothing subtracted; just the endless deterministic jumble of bouncing atomic balls in a directionless time”. Woese verwijst hier naar ref. 33, Prigogine, “The end of certainty …”.

    In de 19e eeuw was het atoomconcept nog grotendeels speculatief, en de eerste pogingen (Boltzmann) om een atomaire verklaring te geven van diffusiecoefficienten in simpele gassen etc. waren inderdaad gebaseerd op een model van atomen als losse biljartballetjes. Dat was gewoon wiskundig het simpelste. Sinds die tijd is er wel iets veranderd, zoals ook Prigogine uitlegt. De statistische mechanica is inmiddels heel wat verder dan in de 19e eeuw.

    Het is wel grappig dat in de moderne natuurkunde er eigenlijk geen reductionisme meer is. De dingen die we waarnemen (vaste stoffen, vloeistoffen, moleculen, etc.) zijn alijd “many body” systemen, waarin er eigenlijk geen wezenlijk verschil meer is tussen de deeltjes en de interacties tussen die deeltjes: zowel de deeltjes als de interacties zijn gekwantiseerd; zie b.v. systemen van atomen in een electromagnetisch veld. In de moderne theoretische vaste stof fysica wordt juist geprobeerd om grip te krijgen op many body dynamica, wat bepaald niet eenvoudig is. Zie b.v. “The evolving monogram on Many Body Physics” op http://www.physics.rutgers.edu/~coleman/

    Dus het idee van reductionisme als een verklaring op basis van losse microscopische componenten is onjuist. De vraag is eerder of de macroscopie afgeleid kan worden uit een microscopisch many body model. De chemische eigenschappen van een molecuul (many electron states, magnetisme, electrisch dipool moment, etc) volgen uiteraard uit de microscopische eigenschappen van de electronen en de nucleaire “componenten”. Bij vaste stoffen en vloeistoffen geldt hetzelfde, alhoewel daar het behappen van de many particle dynamica slechts bij benadering mogelijk is (wegens wiskundige problemen, beperkte computercapaciteit, etc); zie b.v. supergeleiding. De quantummechanica van “simpele” organische reacties van kleine moleculen staat eigenlijk ook nog in de kinderschoenen. Zie ook het probleem van “protein folding”, wat wel laat zien hoe moeilijk de theoretische fysica van de biochemie is. Biologische processen en structuren zijn, gezien vanuit many body physics, GIGA complex. Alleen dat al maakt geneuzel over “emergentie” lachwekkend. We weten gewoon zeer veel nog niet. Martin

    woese

    Carl Woese

    Hij schrijft er ook lezenswaardige dingen in over de oorsprong van het leven, een thema waar hij veel over gepubliceerd heeft.

    Hoe kan vanuit het niets een cel ontstaan? Woese presenteert een tussenstap, waarin bijvoorbeeld de productie van eiwit op basis van genetisch informatie niet zo gecontroleerd gaat als nu. Deze vroege genen leveren elk ’statistische eiwitten’ op, een mengelmoesje waarvan er misschien maar één een nuttige functie heeft. Maar dat is al beter dan niets.

    Ook was er vroeg in de ontwikkeling van het leven een cruciale rol weggelegd voor horizontale genuitwisseling (tussen organismen dus). Succesvolle genen konden zich zo snel verspreiden.

    Niet via een Darwiniaans mechanisme, overigens, dat kwam pas later aldus Woese.

    Gerdien de Jong over micro en macro evolutie

    ‘Macroevolutie’ is een normale term: het staat meestal voor de evolutiepatronen.

    Het boek van Skelton, Evolution, 1993 (Open University) heeft bv een hoofdafdeling Macroevolution, met de hoofdstukken: ‘evolutionary relationships and history’, fossilization and the record of past life’, ‘geography and macroevolution’, ‘the evolution of form’, ‘phylogenetic patterns’.

    Skelton is meer een all-round boek dan veel huidige boeken, omdat het veel meer geologie biedt.

    Macroevolution komt in de meeste boeken (Futuyma, Freeman & Herron) wel even langs, maar als een heel los woord voor grote veranderingen door evo-devo. Skelton is veel helderder in zijn opvatting.

    Het punt is dat ‘macroevolutie’ een patroon is, en ‘microevolutie’ een proces. Dit onderscheid hoor ik creationisten nooit maken.

    Wat ik wel vaak hoor is een vraag van creationistische kant dat ‘macroevolutie’ in het lab als mechanisme bewezen wordt. Dat kan niet, omdat macroevolutie geen mechanisme is.

    De overeenkomst in de termen doet kennelijk denken dat er een overeenkomst in de zaak is, en dat ‘macroevolutie’ het mechanisme zou zijn voor de grote verschillen, en ‘microevolutie’ het mechanisme voor de kleine verschillen.

    Met andere woorden, als je hoort zeggen er is geen micro- en macroevolutie, dat onderscheid bestaat niet’ betekent dit dat er maar één mechanisme is, microevolutie, dat als je lang genoeg doorgaat tot patronen op macroniveau leidt.

    Zoals ik al aanhaalde in een vorig comment in deze serie (Roeland Heeck, oktober 30th, 2009 on 4:37 pm zei)
    Over macro-evolutie stelde SCM:
    (Conway Morriss )

    “There is no macro evolution, there are only macro results.”
    Zodat SCM kennelijk ook de scheiding tussen processen en patronen maakt; hij ontkent kennelijk macroevolutie als proces, eerder dan dat hij macroevolutie als patroon ontkent.

    Evolutiebiologen maken veel te weinig het onderscheid tussen patronen en processen, maar bv dat boek van Skelton niet. Ook is er de neo-darwinian neiging om evolutie te definiëren als verandering in allelfrequentie of verandering in genetische samenstelling van de populatie: wat mij betreft een verarmende definitie die ook maakt dat macroevolutie niet naar voren komt, omdat het uit de definitie van evolutie wordt weggehaald.

    Maar er zijn grote namen die de geschiedenis van het leven uit evolutie weg willen halen: http://sandwalk.blogspot.com/2007/01/what-is-evolution.html

    Om de verwarring nog groter te maken, soms vind je ‘macroevolutie’ en betekent het alleen maar ‘soortvorming’.

    Darwinjaar 2009 en het Internationale Jaar van de Sterrenkunde

    2009 =

    Zelden zoveel uitvindingen en ontdekkingen , en zelden zoveel mensen die er geen sikkepit van geloven , en zelden zoveel politici die alle wetenschap negeren, doch wel kunnen profiteren van alle voordelen die de boze wetenschap met zich meebrengt

    In 2009 is het 200 jaar geleden dat Charles Darwinwerd geboren; 150 jaar geleden kwam zijn boek ‘On the origin of species uit’.

    Maar 2009 is het ook de 400ste verjaardag van het eerste astronomische gebruik van een telescoop door de italiaanse sterrenkundige Galileo Galilei in 1609.

    Het jaar van Ardi

    Steven Stroeykens — Ze was maar één meter twintig groot, ze is al 4,4miljoen jaar dood en al wat er van haar overblijft zijn 125 stukjes bot. –> Maar toch de felbegeerde trofee ‘Doorbraak van het Jaar’, die het Amerikaanse wetenschappelijke vakblad Science jaarlijks uitreikt.

    Ardi (kort voor Ardipithecus ramidus) onttroont Lucy (koosnaampje voor Australopithecus afarensis) als de oudste mensachtige waarvan een min of meer compleet skelet is overgebleven.
    Haar overblijfselen werden al in 1994 gevonden, in Ethiopië, maar de wetenschappers die haar opgroeven, hebben rustig de tijd genomen om alles grondig te onderzoeken.
    Dit jaar zijn eindelijk de conclusies gepubliceerd, in een reeks artikelen in Science.
    Het is nog maar het zesde goede skelet van een mensachtige ouder dan een miljoen jaar, en meteen het oudste.Mogelijk was Ardipithecus een voorouder van Australopithecus, die zelf een voorouder van de moderne mens was. Maar het zou ook kunnen dat Ardi een doodlopende zijtak van de menselijke familie vertegenwoordigt.
    Ze liep, volgens de reconstructie van haar verbrijzelde bekken, waarschijnlijk rechtop, maar nog niet zo goed als Lucy.
    Haar hersenen waren even groot als die van een chimpansee, maar haar schedel lijkt meer op die van latere mensachtigen dan op die van de gemeenschappelijke voorouder van mens en chimpansee.
    De vondst werpt op die manier een interessant nieuw licht op de evolutie van onze soort. Een van de conclusies die uit de analyse van Ardi te trekken zijn, is dat na het uiteengroeien van de mensentak en de mensapentak van onze grote familie, zo’n drie miljoen jaar vóór Ardi, niet alleen de menselijke tak maar ook de mensapentak (met onder meer de chimpansee) sterk geëvolueerd moeten zijn. Het is niet zo dat wíj veranderd zijn en zíj pas op de plaats hebben gemaakt, de twee takken zijn beide sterk veranderd.

    Wie waren de concurrenten die Ardi verslagen heeft, de ‘gewone’ doorbraken van 2009, die net niet de titel gehaald hebben?
    hier volgt de shortlist in willekeurige volgorde.De Amerikaanse satelliet Fermi Gamma-Ray Space Telescope heeft gammastraling waargenomen van voordien onbekende pulsars; dat zijn ineengestorte restanten van dode sterren, die flitsen als kosmische vuurtorens.Amerikaanse onderzoekers stelden vast dat rapamycine, een medicijn dat voorgeschreven wordt tegen nierkanker en bij transplantaties, de levensverwachting van muizen met veertien procent verlengt, ook als de dieren het product pas op middelbare leeftijd beginnen te nemen. Het is het eerste levensverlengende middel dat werkt bij zoogdieren. Helaas is het wegens zijn ernstige neveneffecten niet meteen bruikbaar voor grootschalig gebruik bij mensen.Een reeks publicaties heeft de eigenschappen opgehelderd van grafeen, een vorm van koolstof waarbij de atomen gerangschikt zijn in platte vlakken. Het materiaal zou toegepast kunnen worden in nieuwe elektronische onderdelen.Plantenonderzoekers hebben na lang zoeken eindelijk het geheim gekraakt van de ABA-receptor, een biochemisch mechanisme dat planten droogte helpt overleven. Dat kan helpen om toekomstige genetische gewijzigde planten meer droogtebestendig te maken.Amerikaanse fysisci hebben een röntgenstralenlaser gedemonstreerd, niet om Chinese ruimtestations of Talibanbunkers stuk te schieten, maar om het verloop van chemische reacties te bestuderen.In de VS en Europa hebben onderzoekers vorderingen geboekt met gentherapie, een behandelwijze die al lange jaren uiterst veelbelovend is, maar vaak op ernstige moeilijkheden stuitte.Fysici hebben in ‘spin-ijs’, een vreemde soort materialen, magnetische rimpels opgewekt die zich gedragen als ‘magnetische monopolen’, dat wil zeggen een magnetische noordpool zonder zuidpool (of omgekeerd). Het is alsof ze een worst met maar één uiteinde gemaakt hebben.De onbemande maanverkenner LCROSS heeft waterdamp waargenomen in het puin van een inslag nabij de zuidpool van de maan, het langverwachte bewijs dat daar ijs voorkomt.
    Water op Mars

    Het afgelopen jaar werd duidelijk dat zowel op de maan als op Mars waarschijnlijk watervoorraden aanwezig zijn. Op de rode planeet maakt de Marslander Phoenix in februari voor het eerst foto’s van een substantie die veel lijkt op vloeibaar water.Marslander Phoenix maakt foto’s van vloeibaar water op mars
    Op de maan wordt door de NASA in november een ‘significante hoeveelheid’ bevroren water aangetroffen in een krater. Buitenaardse waterbronnen zouden van pas komen de aanleg van een permanente basis op een andere planeetEn ten slotte is de ruimtetelescoop Hubble voor de laatste keer opgeknapt en gerepareerd.
    2010 wordt het jaar van de biodiversiteit : 2009 was in elk geval al
    een stevige aanzet
    Op aarde blijkt er ook nog genoeg te ontdekken in de natuur, en soms op de meest onverwachtse plekken. Britse onderzoekers komen in september een soort ‘reuzenrat’ van 1,5 kilo op het spoor in de krater van een vulkaan in Papoea-Nieuw Guinea.In Papoea-Nieuw Guinea werd een reuzenrat ontdektNog opmerkelijker is de ontdekking van een nieuwe kameleonsoort in Tanzania. De Amerikaanse onderzoeker Andrew Marshall stuit op de kameleon als een slang het dier vlak voor zijn voeten uitspuwt.17560 nieuwe soorten
    Onder zeeniveau lijkt er zelfs nog een hele wereld van onontdekte dieren te bestaan. In oktober wordt de diepst levende vis op het zuidelijk halfrond ontdekt. En in november beweren onderzoekers van het project Census of Marine Life zelfs dat ze 17560 nieuwe soorten hebben ontdekt in de diepzee.Niet voor alle wetenschappers is 2009 overigens een vruchtbaar jaar.

    Berichten over de Large Hadron Collider van CERN in Geneve waren vorig jaar nog bijna aan de orde van de dag. Maar de reusachtige deeltjesversneller ligt het grootste deel van het 2009 stil. Pas sinds oktober draait het gigantische apparaat weer. En als we sommige wetenschappers moeten geloven is de deeltjesversneller gedoemd om in 2010 weer kapot te gaan.In een van de meest bizarre wetenschappelijke papers van het jaar beweren een Deense en een Japanse natuurkundige dat de LHC zal worden gesaboteerd door tijdreizende deeltjes. 2010 zal mogelijk uitwijzen of de twee wetenschappers geniaal of gek zijn…
    klimaat
    Dramatisch dieptepunt = de min of meer mislukte top van Kopenhagen. Het is niet toevallig dat juist kort voor die top begon veel onderzoeksresultaten omtrent het veranderende klimaat uitlekten.
    Zo vertelden wetenschappers ons dat 24 miljoen mensen voor het broeikaseffect en de gevolgen daarvan op de vlucht zijn geslagen.
    Al Gore liet weten dat de ijskappen al in 2014 gaan smelten, ijsbergen naderen Australië en Finding Nemo wordt werkelijkheid.
    Maar wat er nu concreet allemaal gaat gebeuren en hoe realistisch de voorspellingen zijn, dat blijft koffiedik kijken.
    Eerste decenium 21 ste eeuw /Vk-decennium-Top-5: Wetenschappelijke doorbraken

    22 december, 2009 ·

    Het jaar 2009 loopt op z’n einde, het eerste decennium van de 21ste eeuw zit er bijna op. Een terugblik op de Jaren Nul. Wat waren de opmerkelijkste, bijzonderste, gezichtbepalendste, belangrijkste, opzienbarendste en mooiste gebeurtenissen of ontwikkelingen van de afgelopen tien jaar? wetenschappelijke doorbraken.
    1. Voltooiing menselijk genoom

    Een makkelijke keuze, want de ontcijfering van de genetische blauwdruk van de mens is ongetwijfeld de belangrijkste wetenschappelijke mijlpaal van de jaren nul, en misschien wel de belangrijkste ooit. Lastiger is het een einddatum te hangen aan deze internationale onderneming; het Human Genome Project dat in 1990 van start ging en tientallen miljoenen dollars heeft gekost.

    In juni 2000 kondigden de Amerikaanse president Clinton en de Britse premier Blair de voltooiing aan, in februari 2001 werd de eerste ‘schets’ gepubliceerd, en in april 2003 werd het menselijk genoom voltooid verklaard. Maar de analyse en verfijning van de genenkaart gaan nog steeds door. Zo kwamen in 2006 zeven chromosomen officieel af. Met de ontcijfering van de exacte volgorde van de 3 miljard basenparen van het menselijk dna kennen we echter het hele genoom noch zelfs maar alle 20 tot 25 duizend genen.

    Het wordt de laatste jaren steeds duidelijker dat een groot deel van het dna bestaat uit weglatingen en verdubbelingen van stukken dna. Niettemin was de ontcijfering van het genoom een enorme boost voor het genomics-onderzoek. De genenkaart vergemakkelijkt onderzoek naar de invloed van genen op ziekte en gezondheid en naar de afstamming van de mens.

    2. Tweelingen van de Aarde

    Geen groene mannetjes te bekennen, maar in april 2007 is het nieuws er niet minder spectaculair om: in het sterrenbeeld Weegschaal staat een ster waar een planeetje omheen draait dat mogelijk behoorlijk wat wegheeft van de aarde.

    Exoplaneten worden al het hele eerste decennium van de nieuwe eeuw opgespoord, vooral dankzij nieuwe astronomische waarnemingstechnieken waarbij de lichtvariaties worden gemeten als de planeet voor de verre ster langs beweegt.

    Maar verreweg de meeste van die verre planeten zijn enorm groot en zwaar, vaak meer halfgelukte sterren dan serieuze hemellichamen. Zo niet Gleise 581-C, een planeetje van ongeveer 5,4 aardmassa’s dat wellicht ook vaste grond heeft. De eerste zeker vaste exoplaneet werd in 2009 gevonden: CoRoT 7-b, die een tot tweemaal zo zwaar is als de aarde. Leven kan er niet zijn, het is er aan de sterzijde zo’n 1500 graden. Gesteenten zullen dan ook gesmoten zijn, denken astronomen.

    3. Kluizenaar bewijst oud vermoeden

    Gewone stervelingen zullen er nooit van wakker hebben gelegen, maar toen de Russische wiskundige Grigori Perelman in 2002-2003 het beruchte vermoeden van Poincaré bewees, waren wiskundigen in alle staten. Tegen de tijd dat Perelmans bewijs in 2006 door collega’s was nagerekend en hem de Field Medal werd toegekend, de wiskundige pendant van een Nobelprijs, was Perelman van de aardbodem verdwenen.

    Volgens zijn familie was hij kluizenaar geworden, paddestoelen plukken in de ruisende Russische wouden. Hij weigerde de prijs. Dat neemt niet weg dat Perelmans bewijs een van de grote gebeurtenissen van de wetenschap in de jaren nul mag heten. Het vermoeden van Poincaré zegt dat ieder gesloten oppervlak waarop een cirkel tot een punt kan worden samengetrokken, een bol moet zijn. Ook in meer dan drie dimensies. Klinkt triviaal, maar bewijzen is een ander verhaal. Sinds Henri Poincaré in 1904 zijn vermoeden opschreef, hebben ook de grootste wiskundigen er hun tanden op stukgebeten. In 2000 loofde het Clay Institute een miljoen dollar uit voor de ontknoping. Ook die heeft Perelman niet opgehaald.


    4. Stamcellen, eeuwige belofte

    Het medische onderzoeksveld dat in de jaren nul de grootste beroering veroorzaakte is dat van stamcellen, de grote belofte van de regeneratiegeneeskunde. Aanvankelijk was de aandacht vooral gericht op embryonale stamcellen, flexibele cellen die eindeloos kunnen delen en uitgroeien tot allerlei typen lichaamscellen. Dit onderzoek veroorzaakte ook de grootste controverse, vanwege de ethische dilemma’s en het embargo op federale financiering dat in 2001 door president Bush werd opgelegd (en in 2009 door Obama ingetrokken).

    De eerste menselijk embryonale stamcellen werden in 1998 door de Amerikaan James Thomson geïsoleerd. Het bedrijf Advanced Cell Technology kloonde in 2001 als eerste menselijke embryo’s. In 2004-2005 claimde de Koreaan Hwang Woo-Suk als eerste uit gekloonde menselijke embryo’s stamcellen te hebben gehaald. Zijn resultaten bleken echter vervalst.

    Groot was het enthousiasme toen in 2007 de Japanner Shinya Yamanaka aantoonde dat je uit gewone menselijke huidcellen stamcellen kunt maken die bijna net zo veelzijdig en krachtig zijn als embryonale. Inmiddels kunnen uit allerlei lichaamscellen zulke stamcellen worden gemaakt. Omgekeerd kunnen uit stamcellen allerlei lichaamscellen worden gemaakt, zoals hartcellen en zenuwcellen. Steeds belangrijker worden ook de volwassen stamcellen, uit navelstrengbloed of vruchtwater of gewoon uit het lichaam zelf. Echte stamceltherapieën zijn er intussen nog maar weinig. De belangrijkste is nog altijd beenmergtransplantatie, een behandeling die al decennia succesvol is.

    5. Floresmens: klein en jong

    Het was een wetenschappelijke ontdekking met een hoog jongensboekgehalte: de vondst in 2003 van een onbekende mensachtige in de Liang Bua-grot op het Indonesische eiland Flores.

    De vondst was sensationeel om meerdere redenen: Homo floresiensis was om te beginnen een minimens, niet meer dan één meter hoog en met een brein van grapefruit-formaat. De overblijfselen van inmiddels negen individuen zijn aangetroffen bij sporen van (kamp)vuur en met stenen werktuigen, waarmee de uitgestorven mensachtigen, die al gauw de hobbits werden gedoopt, op eveneens uitgestorven mini-olifantjes hebben gejaagd.

    Daarnaast bleken de niet-gefossiliseerde botten tussen 38 duizend en 12 duizend jaar oud. Ze zijn dus mogelijk bijna 18 duizend jaar jonger dan de allerlaatste Neanderthalers, tot nu toe de meest recent uitgestorven familie van de mens.

    Speculaties dat de hobbits misschien wel tot in historische tijden in Flores hebben geleefd en dus moderne mensen hebben ontmoet, konden niet uitblijven. Sommige paleontologen denken dat de Floresmens een eilanddwergvorm is geweest van Homo erectus (Javamens).of zelfs een oudere mensachtige

    Maar tegenstanders ( en natuurlijk ook creationisten die met alle macht weigeren te herkennen dat er verschillende soorten ( species ) mensen naast elkaar hebben geleefd ) denken dat het een ziekelijke dwergvorm is geweest van de moderne mens, Homo sapiens.











    With so many incredible scientific advances and discoveries this year, Wired Science had a tough time choosing which 10 were the biggest. So, we went with the ones that stood out for us. From the amazing collective power of jellyfish, to a new human

    CREATIONISTEN NA  DARWINJAAR

    Na het Darwinjaar , ideologen / pseudowetenschap en creationisten

    Einde Darwinjaar

    darwinjaar-web-95

    PIERRA
    donderdag 3 december

    Het Darwinjaar is afgelopen . Het zou mooi zijn een overzicht te hebben van wat dit jaar heeft opgeleverd. Dat is natuurlijk voor iedereen anders, dus is het onmogelijk daar een allesomvattende samenvatting van te maken.

    . De tegenstellingen tussen creationisten, ID-ers, theïstische evolutie-aanhangers, en (atheïstische) voorstanders van de evolutietheorie kwamen uitvoerig aan bod.

    Het jaar begon met de atheïstische leuzen op de bussen in Londen, die gesponsord waren door Richard Dawkins. Tegelijkertijd lieten de creationisten in Nederland ook van zich horen d.m.v. folders die bij iedereen zomaar in de bus geduwd werden. Het hoogtepunt was de aanstelling van Francis Collins als hoofd van het NIH (National Institutes of Health: de grootste en belangrijkste onderzoeksinstelling van de VS), een aanhanger van theïstische evolutie.

    Deze zienswijze van theistische evolutie accepteert de evolutietheorie, maar gelooft dat God de schepper was, ook van de cosmos. Hij schiep op de Aarde leven dat uiteindelijk moest evolueren naar de mens, opdat deze een bewustzijn, eigen wil en de gave tot onderscheid tussen goed en kwaad door Hem ingeblazen kon worden.

    In Italië is in de kranten grote consternatie ontstaan (voor een keer niet over Berlusconi) n.a.v. de ventilatie van creationistisch gedachtegoed door de vice-voorzitter van het CNR (het Nationale Centrum voor [wetenschappelijk] Onderzoek). Hij heeft in februari j.l. een congres georganiseerd met creationisten als speakers. De voorzitter van het CNR distantieert zich van deze figuur. .

    Het definitieve einde van( het )Darwin(jaar ) is in italie op zeer ongepaste wijze ingezet door de opmerkelijke publicatie van een ( nauwelijks verholen ) creationistisch boek (inclusief zondvloed gezever en yadadada -gedram over o.a. dateringstechnieken )dat mede door de officieele organisatie voor ( een soort van ) wetenschappelijke alfabetisering (?) het “CNR. “ , is gefinancierd ( en zonder dat boek vooraf te hebben onderworpen aan enige ” peer review” vooraleer het financieel mogelijk te maken ) …
    Wat een blamage voor de italiaanse wetenschap … in zonderheid de evolutiewetenschappen , de biologen , geologen etc ….
    Zelfs wetenschappers uit het Vatikaan steigeren (op dit ogenblik )

    Blijkbaar is de meerderheid van de VS -bevollking niet het enige achtergebleven deel van de wetenschappelijk ongeletterden( en de pseudo-wetenschappers in laboratorium jas in het bezit van een uilenvel ) in de westerse wereld …De verantwoordelijken van dit initiatief van het Italiaanse sloddervos instituut ” ter “onbedoelde” (?) bevordering der desinformantie” hebben hiermee duidelijk aangetoond onbekwaam te zijn om hun functie verder uit te oefenen
    …. en dat geldt ook voor CNR president, fysicus Luciano Maiani
    en.wikipedia.org/wiki/Luciano_…
    ( zou die natuurkundige nog denken dat biologie en levenswetenschappen ( in het bijzonder evolutiewetenschappen ) geen echte wetenschap kunnen zijn ? het zou me niet verwonderen …)

    Oh ja :
    CNR’s ( politiek benoemde ) Vice President Roberto de Mattei, is auteur en lobbyist ( en gaf minstens groen licht ) voor het gewraakte boek ( wat trouwens wordt voorgesteld als een verslag van een congres over het ” falende darwinisme ” , eerder dit jaar gehouden onder de auspicieen van datzelfde CNR)

    “Evolutionism: The Decline of an Hypothesis. ”
    www.robertodemattei.it/index.p…

    Althans dat heb ik allemaal gemeend ( nogal gematigd ) te kunnen opmaken uit de nieuwsberichten
    pandasthumb.org/archives/2009/…
    www.scientificamerican.com/blo…
    blogs.sciencemag.org/sciencein…

    P.S.
    En natuurlijk gaat het ook over de “vrijheid van meningsuiting” , precies alsof dat een vrijbrief is om van officiële zijde de boel op te lichten
    Wetenschap gaat trouwens ook niet over een compromis tussen verschillende meningen en/of is geen democratisch vaststellen van de mening van de meerderheid als waar of onwaar ….

    -Creationisme is GEEN wetenschap , maar sectair geloof
    _Darwinisme is een “creationisten” woord bedoeld om van de evolutie-wetenschappen als een soort ideologie te kunnen brandmerken en om als een ” 19 eeuwse filosofie ” ( een stroman dus ) te kunnen worden onderuit gehaald …
    – zondvloedgeologie en daterings-tralalala zijn versleten dode paarden van het rabiaatste YEC creationisme die hier voor dezoveelste maal worden gereanimeerd …
    -Mooi land en mooi volk
    Intriest dat het ook moet ten prooi vallen ( als bruggenhoofd fungeren van ) aan de hersenloze amerikaanse pipo’s ….
    Blijkbaar is Italie naast pogingen in Nederland het tweede bruggenhoofd van de amerikaanse barbaren “ter hervorming van de cultuur en de restauratie van de theocratie ” in Europa

    De discussies (1)zullen natuurlijk aanhouden, ook na dit Darwinjaar.

    Ik kan me helaas niet aan de indruk onttrekken dat de tegenstellingen verscherpt zijn en dat de creationisten en hun verwanten zich steeds beter organiseren om hun gedachtegoed te verspreiden.

    Artikel in Science over de Proceedings, of het boek ‘Evolutionism: the decline of an hypothesis’ dat met geld van het CNR in Italie gepubliceerd werd.

    Zie ook de samenvatting van dit jaar door Dan Jones, en een artikel over de hedendaagse religieuze ‘oorlog’ van Nicholas D. Kristof gepubliceerd op de site van Sam Harris.

    Debat tussen Lawrence Krauss en Michael Behe.

    Debat tussen Sam Harris and Rabbi David Wolpe

    Debat in Mexico 11.08.2009 metHarris, Hitchens, & Dennett vs. Boteach, D’Souza, Wright, & Taleb (Zet het geluid op maximum)

    (1)Het zijn wél meestal allemaal non-discussies over allerlei interpretaties en meningen 😦 en de te hanteren wetenschappelijke methode ) . over de zo goed als “bewezen” (natuur)wetenschappelijke evolutiemodellen…..althans het zijn deze huidige modellen die het best de kontroleerbare werkelijkheid benaderen en van een meest waarschijnlijke verklaring voorzien

    Creationisme en het ID gebeuren zijn reeds lang een gepasseerd station. ( voor de reguliere wetenschap )
    * Zolang er geen en nog steeds geen evidente aanwijzing is voor een intelligente almachtige entititeit gaan we nog steeds uit van het meest waarschijnlijke..
    * Op de bijbel hoeft men zich niet te beroepen; dat is enkel een gecensureerd sprookjesboek.

    Was darwin nu gelovige , agnost of atheist ?

    Levend in de Victoriaanse tijd moest Charles Darwin erg voorzichtig zijn in verband met zijn zich ontwikkelend “ongeloof” . Toch komt het vrij duidelijk naar voor in zijn teksten.
    Hier een voorbeeld uit “Descent of Man”:

    Het geloof in God is vaak naar voren gebracht als het grootste en meest complete van alle verschillen tussen mens en de lagere dieren… Het is echter onmogelijk om te beweren dat dit geloof aangeboren of instinctief is bij de mens.
    Een geloof in alles doordringende spirituele werkingen schijnt universeel te zijn en is blijkbaar het gevolg van een aanzienlijke vooruitgang in de redeneervermogens van de mens en van een nog grotere vooruitgang in zijn verbeeldingskracht, nieuwsgierigheid en verwondering.

    Ik ben me ervan bewust dat het veronderstelde instinctieve geloof in God door tal van personen is gebruikt als een argument voor zijn bestaan.
    Maar dit is een onbezonnen argument, want aldus zouden wij verplicht zijn om te geloven in het bestaan van tal van wrede en kwaadaardige geesten die maar een beetje meer macht bezitten dan de mens; want het geloof in hen is veel algemener dan dat in een weldadige godheid.”

    Het is duidelijk dat

    -Darwin hier het godsbeeld toeschrijft aan het brein van de mens.
    -Een idee dat tegenwoordig door de meeste hersenspecialisten wordt aangenomen.

    De theorie die een feit werd

    • zaterdag 19 december 2009

    http://dsonline.be/artikel/detail.aspx?artikelid=QH2JV1OF

    MAARTEN BOUDRY Onderzoeker aan de UGent, schrijft samen met collega Stefaan Blancke.

    Evolutie is niet zomaar een theorie, maar een feit.
    Want De bewijslast is overweldigend.

    Gerard Bodifee verwijst naar Newtons fysica, een briljante theorie die sinds Einstein achterhaald is, om te waarschuwen dat ook de inzichten van Darwin niet onweerlegbaar zijn.

    Kan zijn, zegt MAARTEN BOUDRY, maar zoals de zwaartekracht na Einstein niet is verdwenen, zal ook evolutie blijven bestaan.

    Gerard Bodifee probeert in De Standaard ( 12 december) een kritische balans op te maken van het Darwinjaar, maar slaat hier en daar de bal mis.
    Volgens Bodifee is evolutie geen feit, zoals de Britse evolutiebioloog Richard Dawkins beweert, maar slechts een theorie. (1)
    Niemand kan met zekerheid zeggen wat de toekomst brengt voor de evolutietheorie, aldus Bodifee, en we hoeven maar naar het lot van Newtons fysica te kijken om dat beseffen.
    Echter, wetenschappelijke kennis mag dan al feilbaar zijn, zelfs wanneer een onwankelbaar geachte theorie het onderspit moet delven, zoals Newtons fysica voor de algemene relativiteitstheorie van Einstein, worden op zijn minst de ‘fenomenen gered’.
    De zwaartekracht hield niet op te bestaan toen Einstein zijn theorie formuleerde, net zomin als de zichtbare verschijnselen die ze veroorzaakt.
    Het echter ook klopt niet dat Einstein met een volledig andere theorie afkwam dan Newton.
    Einstein is een uitbreiding van de theorie van Newton, want Einstein ging ervan uit dat de ruimte door gravitatie kan krommen (iets wat Newton niet wist).
    Eens deze kromming gekend is, is het enkel wiskunde om vanuit de theorie van Newton die van Einstein te vinden.
    Zo zien we ook dat sinds Darwin er ( zeer veel) nieuwe elementen zijn opgedoken die niet helemaal in de oorspronkelijke theorie passen, zoals zijn foute veronderstelling van stabiele ecosystemen, maar de basis van de evolutietheorie is nooit wetenschappelijk aangetast geweest.
    Het ziet er dus wel degelijk naar uit dat de theorieën van Newton en Darwin de basis blijven voor nieuwe theorieën. We kunnen daar natuurlijk nooit volstrekt zeker over zijn. We zijn er wel zeker van dat nieuw onderzoek de theorieën zullen uitbreiden.
    Bodifee moet een onderscheid maken tussen evolutie en biologische adaptatie als feiten en natuurlijke selectie als verklarend mechanisme.
    Het is mogelijk – hoewel weinig waarschijnlijk – dat we in de toekomst radicaal nieuwe wetenschappelijke inzichten verwerven over de mechanismen achter evolutie, maar de gemeenschappelijke afstamming van de soorten zelf is boven elke twijfel verheven.De bewijslast voor evolutie is dus zo overweldigend dat ze de status van een ‘feit’ heeft verworven, zoals Richard Dawkins stelt, dat even solide is als het ‘feit’ dat de aarde rond de zon draait. Dawkins’ uitspraak is ook expliciet gericht tegen de wijdverspreide creationistische propaganda, die stelt dat de evolutietheorie ‘just a theory’ is, kortom, een hypothese, een gissing, een ideetje.

    Sociaal darwinisme

    Frappanter is echter Bodifees bewering dat het ‘doelgericht handelen’ bij mensen en dieren de ‘onvolledigheid’ van de moderne evolutietheorie aantoont.

    Als ons vermogen tot doelbewust handelen niet door een gradueel proces van evolutie en natuurlijke selectie is ontstaan, waar komt het dan volgens Bodifee wél vandaan? Evolutionaire biologen, neurologen en psychologen buigen zich al decennia lang over de evolutionaire wortels van ons intentioneel gedrag, onderzoek dat Bodifee klaarblijkelijk is ontgaan.
    Denk bijvoorbeeld aan de evolutionaire benadering van intentionaliteit door de Amerikaanse filosoof Daniel Dennett.
    Even merkwaardig is Bodifees these dat intentioneel handelen niets met oorzaken te maken heeft. Mocht dat zo zijn, dan zou hij ’s morgens niet eens zijn bed uit geraken om opiniestukken te schrijven, aangezien zijn intentie daartoe geen causaal verband heeft met zijn handelen.Bodifee roept wetenschappers ook op om eens duidelijk te maken dat de natuurlijke mechanismen van meedogenloze selectie geen model mogen staan voor ons moreel handelen of het inrichten van de samenleving.
    (3)
    We zijn benieuwd welke wetenschapper volgens Bodifee tijdens het afgelopen Darwinjaar een dergelijk onversneden ‘sociaal darwinisme’ heeft gepredikt.
    Diezelfde Richard Dawkins bijvoorbeeld, die vaak als ‘ultradarwinist’ bestempeld wordt, schreef meermaals dat hij een ‘gepassioneerde anti-Darwinist’ is wanneer het politiek en moraliteit betreft. Dat standpunt deelde hij met zijn grote rivaal Stephen Jay Gould, hoewel beiden het vaak oneens waren over bepaalde wetenschappelijke aspecten van de theorie. Uit biologische feiten kunnen we immers geen morele waarden afleiden.
    Daarbij moeten we ons vanzelfsprekend proberen te ‘distantiëren van bepaalde natuurlijke reflexen’, zoals Bodifee schrijft; maar evenzeer kunnen we andere omhelzen.
    Ook onze vermogens tot empathie en samenwerking zijn immers geëvolueerde ‘natuurlijke reflexen’, zoals Darwin al vermoedde, die pas begrijpelijk zijn vanuit het besef dat we een zeer sociale diersoort zijn.

    Bodifee en de zoveelste tsjevenstamp van deze “verborgen” IDC-achtige zweefrekartiest
    http://www.bodifee.be/nl-BE/Layout001.aspx?PID=113

    Ach, nog nooit iets gelezen van Bodifee dat niet religieus filosofisch geïnspireerd was.De man is niet in staat zich te verzoenen met een rationeel wetenschappelijk wereldbeeld.

    http://jefboven.blogspot.com/2009/12/darwin-na-het-feest-de-standaard.html
    http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=J32JJQKR
    http://www.standaard.be/meningen/forum/index.aspx?pagename=detail&forumid=1380891

    http://blog.seniorennet.be/darwinisme_guido_k/

    ( 1) Bodifee probeert Darwin te beschadigen met de bewering dat zijn leer slechts een theorie is, en vergelijkt dat met de “theorie” van de zwaartekracht van Newton. De “gravitatiewet van Newton” werd echter door Einstein verfijnd en bijgesteld maar niet ongedaan gemaakt. Het is niet omdat er in de 150 jaar na Darwin nog veel correcties zijn aangebracht op de evolutieleer, dat hij moet worden afgevoerd. Ernstige biologen maken uitsluitend gebruik van het darwinisme bij hun studies van de natuur, omdat dit sinds “On the Origin of Species” (1859) de enige aanvaardbare verklaring is voor de evolutie.

    (2) Bodifee gebruikt creationistische argumenten wanneer hij schrijft dat wetenschappers ervoor zouden moeten uitkomen dat ze geen volledige verklaring hebben voor bepaalde natuurverschijnselen. Hij beticht evolutiebioloog Richard Dawkins van dogmatisme hoewel die altijd duidelijk zegt dat alle wetenschappelijke vaststellingen voor correctie vatbaar zijn, en dat honderd procent zekerheid alleen bij religies voorkomt.

    Het heeft weinig zin met woord- en taalspelletjes te beginnen , en evenmin in filosofische beschouwingen over het nominalisme.

    Wanneer men vandaag in de krant beweert dat het een feit is dat de aarde rond de zon draait, begint niemand daarover een twistgesprek, maar als men vandaag in dezelfde krant beweert dat evolutie een feit is, ho maar! dan moet men, mes op de keel, zich verantwoorden omtrent de inhoud en draagwijdte van het gebruikte woord “feit”

    Darwin stond aan het begin van de studie naar evolutie en haar mechanismen. Veel van zijn twijfels waren in zijn tijd zeer gegrond, maar zijn ondertussen na anderhalve eeuw intensief onderzoek al behoorlijk verklaard.

    Velen lijken onder de indruk dat Darwin een dogmatisch stelsel heeft ontwikkeld en dat sindsdien alle wetenschappers dit blind zijn gaan volgen. Het tegendeel is waar! Darwin’s boeken zijn niet zoals de bijbel of de koran, het is geen dogmatische leer die blind wordt gevolgd in de wetenschap… Men heeft blijkbaar ook nooit gehoord van Alfred Russell Wallace, die tegelijkertijd met Darwin de principes van evolutie ontdekte, maar er wel andere ideeën op nahield. Het is net deze Wallace die de eerste decennia na Darwin het meest werd gevolg… Men heeft ook niet begrepen dat de kennis van genetica nog niet bestond ten tijde van Darwin. Deze wetenchap heeft dan ook heel veel lacunes in Darwin’s onderzoek kunnen ophelderen! … Het is al té eenvoudig om Darwin’s wetenschappelijk verantwoorde twijfels vandaag de dag te gebruiken tegen evolutietheorie.

    Dat is zoals zeggen dat Columbus dacht dat hij in India was, dus iedereen die denkt dat het nu Amerika is, is verkeerd. Darwin was een pionier (rustend op de schouders van andere grote geesten), en leefde in een tijd waarin er nog geen enkel onderzoek naar genetica en biologische evolutie had plaatsgevonden. Ondertussen zijn we mijlen verder!

    (3) Dat de natuur geen model zou zijn voor gedrag – zoals Bodifee schrijft – wordt grondig weerlegd door professor Daniel C. Dennett in zijn indrukwekkend betoog “Freedom evolves” (vertaald als “Evolutie van de Vrije Wil”) waarin hij aantoont dat ook onze vrijheid van denken en beslissen, door de evolutie werd bepaald.

     

BREIN EN EVO

INHOUD —-> https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/03/evodisku/

 

______________________________________________________________________________________________

aangroei hersencellen.docx (365.2 KB)   
afscheid van Descartes.docx (532 KB)
agressie.docx (1.3 MB)


alzheimer.docx (238.5 KB)


AUTISME.docx (1 MB)

https://tsjok45.wordpress.com/2014/11/02/autisme-en-aanverwant-gedrag/

http://www.sciencedaily.com/releases/2011/06/110603122849.htm


Babybrein.docx (717.8 KB)
belonings en gesnotscentrum.docx (51.3 KB)
Brein en bewustzijn.docx (1.2 MB)


COGNITIE.docx (124 KB)
COMA.docx (82.3 KB)

CONDITIONERING.docx (3 MB) 

CYBORG hersendossier deel 9.docx (647.8 KB)
DE VIJFDE REVOLUTIE.docx (844.8 KB)
DELGADO.docx (496.3 KB)

PNASDevel04.pdf (701.7 KB)
DICK SWAAB.docx (535.6 KB)

Denkend brein :

 

diepe hersenstimlulatie.pdf (259.3 KB)
DNA IN DE HERSENEN.docx (71.2 KB)

dorus et al 2004.pdf brain.pdf (413 KB)


eencelligen neurale weefsels.docx (68.1 KB)

 


EMOTIES HERSENDOSSIERS 3.docx (1 MB)

evolutionair voordeel gedrag.docx (374.3 KB)
evolutionaire psychologie.docx (800.3 KB)


fantoom pijn.docx (106.5 KB)   
FAQ & LINKS.docx (93.6 KB)


glia cellen.docx (200.8 KB)    /   

NEUROTHEOLOGIE.docx (886.9 KB)
Helen FISHER.docx (513.6 KB)


hersendossier 10 identiteit.docx (24.9 KB)
hersendossier 10 identiteit.docx (24.9 KB)
hersendossier 12 SLAAP.docx (240.5 KB)

hersenen en ziel.docx (758.9 KB)
hersenen en energie.docx (454.8 KB)
hersenen en evolutie hersendossier 2.docx (886.2 KB)
hersenen primaten.docx (5.1 MB)
hersenwetenschap & LINKS.docx (222.9 KB)
het moreel vermogen hersendossier 11.docx (29.9 KB)


imiteren en spiegelneuronen.docx (1.9 MB)
intuitie en toeval.docx (166.6 KB)


kronkelkunde.docx (780.7 KB) 

lamettrie.docx (101.2 KB)
leren en leervermogen.docx (1.3 MB)
Leren in het kippenhok.docx (265.6 KB)


Medicijnen breinrapport 6.docx (66.5 KB)


MEESTER BREIN OLIVER SACKS.docx (36.8 KB)
MEESTERBREIN GARY LYNCH.docx (740.6 KB)


Nancy ANDREASEN.docx (591.9 KB)
NETWERK.docx (66.1 KB)
neuropsycholoog PAUL BROKS.docx (23.2 KB)

    

NEUROTHEOLOGIE.docx (886.9 KB)

Neurowetenschappen,  <— klik ( Marleen’s site : op zoek naar de klepel  )


NURTURE NATURE HERSENDOSSIER 5.docx (73.8 KB)


OBE.docx (65.1 KB)
onderdrukken verdringen.docx (274.5 KB)
ontwikkeling van de hersenen.docx (1.4 MB)
oorsprong van de menselijke geest.docx (433.5 KB)
optische illusies.docx (1.8 MB)

<–Klik voor animatie

  

°  

 

°

°

°PARANOIA en Complotdenken.docx (78.3 KB)
PARANOIA en Complotdenken.docx (78.3 KB)  

B0812140106.full.pdf plesiadapsis & brain.pdf (1.3 MB)

Primate Brains.pdf intro.pdf (814.7 KB) 

°

 

VRIJE WIL   <—

taking aim at free will.pdf (768.8 KB)  

Fact Books

INHOUD —-> https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/03/evodisku/

Zoekmachine Noorderlicht
Genomica /Zoeken via
GENOMICS
(Leesbare ) DATA BASE

Time (Age, Duration, Half-life, Period)

Length (Altitude, Depth, Diameter, Distance, Focal Length, Height, Range, Resolution, Size, Thickness, Wavelength)

Acceleration (Acceleration Due To Gravity)

  1. Acceleration perturbations of daily living
  2. Acceleration of a car
  3. Acceleration of an elevator, cable
  4. Acceleration of an elevator, hydraulic
  5. Acceleration of a roller coaster
  6. Acceleration of a manned rocket*
  7. Acceleration in a training centrifuge
  8. Acceleration of blackout in fighter pilots*
  9. Acceleration that would deploy car airbags
  10. Acceleration that would break human bones
  11. Acceleration that would kill a human
  12. Acceleration in a medical centrifuge
  13. Acceleration of a cannonball
  14. Acceleration of a bullet
  15. Acceleration due to gravity at New York City
  16. Acceleration due to gravity at Quito, Ecuador
  17. Acceleration due to gravity on the moon
  18. Acceleration due to gravity on MarsAngular Velocity (Angular Speed)
  19. Angular speed of the earth
  20. Angular speed of a training centrifuge
  21. Angular speed of a phonograph record*
  22. Angular speed of a floppy disk
  23. Angular speed of a hard drive
  24. Angular speed of a CD
  25. Angular speed of a DVD
  26. Angular speed of a car engine
  27. Angular speed of a truck engine
  28. Angular speed of a jet turbine
  29. Angular speed of a medical centrifuge
  30. Angular speed of a kitchen blenderArea (Surface Area)
  31. Area of Manhattan
  32. Area of Brooklyn
  33. Area of New York City
  34. Area of New York State
  35. Area of the polar ice caps
  36. Area of earth’s land surface
  37. Area of earth’s oceans
  38. Surface area of human skinDensity (Specific Gravity)
  39. Density of the universe
  40. Density of outer space*
  41. Density of the solar wind
  42. Density of the best laboratory vacuum
  43. Density of air*
  44. Density of ice
  45. Density of wood
  46. Density of blood
  47. Density of bone
  48. Density of soap
  49. Density of cooking oil
  50. Density of milk
  51. Density of beer*
  52. Density of sea water
  53. Density of petroleum [crude oil]
  54. Density of concrete*
  55. Density of glass
  56. Density of steel
  57. Density of gold
  58. Density of platinum
  59. Density of plutonium
  60. Density of uranium
  61. Density of osmium
  62. Density of the earth
  63. Density of Saturn
  64. Density of the sun
  65. Density of a white dwarf star
  66. Density of a neutron starDimension (Fractal Dimension)
  67. Fractal dimension of bread
  68. Fractal dimension of broccoli
  69. Fractal dimension of the coast of Maine
  70. Fractal dimension of leaves
  71. Fractal dimension of stock price changesElectric Current
  72. Electric current from a 1.5 V battery
  73. Electric current from a car battery
  74. Electric current through a microwave oven
  75. Electric current through a refrigerator
  76. Electric current through an air conditioner
  77. Electric current through an electric stove
  78. Electric current through a home
  79. Electric current through an arc welder [but not a MIG or TIG welder]
  80. Electric current through a MIG welder
  81. Electric current through a TIG welder
  82. Electric current through an arc furnace [used in metallurgy]
  83. Electric current from an electric eel*
  84. Electric current of a stun gun
  85. Electric current used in electroshock therapy
  86. Electric current needed to kill a human
  87. Electric current through an electric chair*
  88. Electric current through a lightning boltElectric Field
  89. Electric field inside a typical US home
  90. Electric field near a cellular telephone
  91. Electric field on earth
  92. Electric field on the sun
  93. Electric field to produce a spark in air (dielectric breakdown)Electric Potential (Electromotive Force, Potential Difference, Voltage)
  94. Voltage of an alkaline battery
  95. Voltage of a nickel metal hydride battery
  96. Voltage of a nickel cadmium battery
  97. Voltage of a car battery
  98. Voltage of a truck battery
  99. Voltage of household electrical outlets
  100. Voltage of a fluorescent tube
  101. Voltage of a neon light
  102. Voltage of a mercury light
  103. Voltage of a sodium vapor light
  104. Voltage of a television picture tube
  105. Voltage of automobile spark plugs
  106. Voltage of an electric eel
  107. Voltage of an electric fence
  108. Voltage of an electron microscope
  109. Voltage of a nerve cell
  110. Voltage of a stun gun
  111. Voltage of electroshock therapy
  112. Voltage used to resuscitate a human heart
  113. Voltage of an electric chair*
  114. Voltage of power transmission lines
  115. Voltage of a lightning boltElectrical Resistivity (Reciprocal of Electrical Conductivity)
  116. Resistivity of aluminum
  117. Resistivity of aluminum oxide
  118. Resistivity of carbon, amorphous [just plain old carbon]
  119. Resistivity of carbon, diamond
  120. Resistivity of carbon, graphite
  121. Resistivity of copper
  122. Resistivity of glass
  123. Resistivity of germanium
  124. Resistivity of gold
  125. Resistivity of iron
  126. Resistivity of mercury
  127. Resistivity of mica
  128. Resistivity of nichrome
  129. Resistivity of quartz
  130. Resistivity of silicon
  131. Resistivity of silver
  132. Resistivity of steel
  133. Resistivity of tungsten
  134. Resistivity of water, distilled
  135. Resistivity of water, seawaterEnergy (Energy Density)
  136. Energy in ATP
  137. Energy of the most extreme gamma rays
  138. Energy consumption of a human
  139. Energy of a 1.5 V battery
  140. Energy of a car battery
  141. Energy of a truck battery
  142. Energy in a cubic meter of natural gas
  143. Energy in a barrel of petroleum [crude oil]
  144. Energy in a ton of petroleum
  145. Energy in a ton of coal
  146. Energy in a ton of TNT
  147. Energy of a nuclear explosion
  148. Energy consumption of New York City
  149. Energy consumption of China
  150. Energy consumption of the United States
  151. Energy consumption of Africa
  152. Energy consumption of Asia
  153. Energy consumption of Australia
  154. Energy consumption of Europe
  155. Energy consumption of North America
  156. Energy consumption of South America
  157. Energy consumption of the earth
  158. Energy density of hydrogen
  159. Energy density of methane
  160. Energy density of propane
  161. Energy density of butane
  162. Energy density of gasoline
  163. Energy density of kerosene
  164. Energy density of aviation fuel
  165. Energy density of diesel fuel
  166. Energy density of heating oil
  167. Energy density of methanol (wood alcohol)
  168. Energy density of ethanol
  169. Energy density of petroleum
  170. Energy density of natural gas
  171. Energy density of wood
  172. Energy density of coal
  173. Energy density of carbohydrates
  174. Energy density of fats
  175. Energy density of proteinForce (Tension, Thrust, Weight)
  176. Force of a microelectromechanical system [MEMS]
  177. Force on a runner’s foot*
  178. Force of a bat on a baseball
  179. Force of a tennis racket on a tennis ball
  180. Force of a golf club on a golf ball
  181. Tension of power transmission (high tension) lines
  182. Tension in Spider-Man’s webs
  183. Things that weigh a newton
  184. Thrust of a jet engine
  185. Thrust of a space shuttleFriction (Coefficient of Friction)
  186. Coefficients of friction for aluminum
  187. Coefficients of friction for concrete
  188. Coefficients of friction for glass
  189. Coefficients of friction for graphite
  190. Coefficients of friction for granite
  191. Coefficients of friction for human [synovial] joints
  192. Coefficients of friction for human skin
  193. Coefficients of friction for ice
  194. Coefficients of friction for paper
  195. Coefficients of friction for rubber
  196. Coefficients of friction for snow
  197. Coefficients of friction for steel
  198. Coefficients of friction for teflon
  199. Coefficients of friction for wood
    Frequency
  200. Frequency of middle C
  201. Frequency of a beating heart
  202. Frequency of brain waves
  203. Frequency of bee wings
  204. Frequency of fly wings
  205. Frequency of mosquito wings
  206. Frequency of hummingbird wings
  207. Frequency of a cat’s purr
  208. Frequency of dolphin sonar
  209. Frequency of bat sonar
  210. Frequency range of human hearing
  211. Frequency range of dog hearing
  212. Frequency used in ultrasonic cleaning
  213. Frequency used in ultrasonic imaging
  214. Frequency used in navigational sonar
  215. Frequency of ELF transmissions
  216. Frequency of cosmic microwave background
  217. Frequency of a microwave oven
  218. Frequency of a police radar gun
  219. Frequency of the lowest electromagnetic waves
  220. Frequency of the highest electromagnetic waves

Topic Index

The Physics Factbook
Edited by Glenn Elert — Written by his students
An educational, fair use website

accelerationangular-velocityareadensitydimensionelectric-currentelectric-fieldelectric-voltageelectrical-resistivityenergyforcefrequencyfrictionlengthmagnetic-fieldmassmoneynumberpowerpressurerefraction,temperaturetimevelocityvolume

* entries marked with an asterisk include editor’s commentary

Pterosauria

 

 INHOUD —-> https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/03/evodisku/

 

LINK

http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2014/04/11/pterosaurs-take-manhattan/

 

AMNH  exhibition :   The accompanying website is chock full of images, videos and information– go have a look.

Here’s a nice summary video.

 

 

 

 

A to Z List of Pterosaurs

They weren’t technically dinosaurs, but these flying, gliding pterosaurs crowded the skies of the Mesozoic Era.
________________________________________________________________________________________________

Aetodactylus
This Cretaceous pterosaur had an unusually narrow beak.

 ________________________________________________________________________________________

Alanqa
This giant pterosaur stalked the swamps of northern Africa.

________________________________________________________________________________________

Anhanguera
This pterosaur had crests on the top and bottom of its head.

AnhangueraAnhanguera2Anhanguera-santanae

°http://nl.wikipedia.org/wiki/Anhanguera_(pterosauri%C3%ABr)

http://museumvictoria.com.au/melbournemuseum/discoverycentre/dinosaur-walk/meet-the-skeletons/anhanguera/

 

_________________________________________________________________________________________________

Anurognathus

One of the smallest pterosaurs of prehistoric times.

__________________________________________________________________________________________________

Azhdarcho
A giant pterosaur from central Asia.

_________________________________________________________________________________________________

Bakonydraco
The remains of this pterosaur were found in Hungary.

_________________________________________________________________________________________________

Caulkicephalus
This pterosaur was recently discovered on the Isle of Wight.

_________________________________________________________________________________________________

 

Cearadactylus
A fish-eating pterosaur from South America.

_________________________________________________________________________________________________

Coloborhynchus
The largest toothed pterosaur yet identified.

De Krijt-pterosauriër Coloborhynchus spielbergi

http://www.natuurinformatie.nl/nnm.dossiers/natuurdatabase.nl/i002072.html

Hoewel de eerste pterosauriërs reeds in de  Trias (248-213 miljoen jaar geleden) verschijnen, duurt het tot het Krijt (144-65 miljoen jaar geleden) dat de vliegende reptielen enorme groottes bereiken, met spanwijdtes tot 12 meter. Pterosauriërs waren tijdgenoten van de dinosauriërs, maar ze behoren tot een andere groep reptielen. Binnen de paleontologie is afgesproken dat de naam dinosauriërs alleen gebruikt mag worden voor op het land levende dieren; alle reptielen die kunnen vliegen of in zee leven zijn geen dinosauriërs.

Prepareren

De grote pterosauriër in Naturalis is zo’n groot vliegend reptiel uit het Krijt. Het fossiel komt uit Brazilië, en toen het naar het museum kwam, zaten de botten nog in kalksteen. Een bedrijf in Duitsland dat gespecialiseerd is in het uitprepareren van botten, heeft de botten ontdaan van het omringend gesteente. Het was hiervoor nodig om het gesteente met de botten eerst onder een röntgenapparaat te leggen, zodat de preparateurs in ieders geval bij benadering wisten waar ze bot konden verwachten. Dit maakte het uitprepareren gemakkelijker. Toen dit na ongeveer één jaar klaar was, kon de studie van de botten beginnen.

Studie

Het wetenschappelijke werk bestaat uit het bestuderen, beschrijven en tekenen van de botten. Dit geeft niet alleen informatie over de vorm van het dier maar ook over de manier waarop het lichaam functioneerde. En dit geeft weer aanwijzingen voor de manier van leven. Als dit gedaan is, moet het skelet vergeleken worden met andere skeletten van pterosauri챘rs. Dit is belangrijk omdat je dan uit kunt maken of het om een nieuwe soort gaat of niet. Het belang van het bepalen of een fossiel een nieuwe soort is of niet komt voort uit het feit dat in principe iedere soort zijn eigen manier van leven heeft. Meer soorten (een grotere diversiteit) wijst erop dat er een noodzaak was voor dieren om zich aan te passen aan andere omstandigheden dan hun voorouders, wat bijvoorbeeld veroorzaakt kan zijn doordat in de oude situatie niet genoeg voedsel meer te vinden was. Aanpassing aan een andere omgeving zorgt voor anatomische veranderingen en die worden door paleontologen in kaart gebracht en gebruikt om een nieuwe soort te defini챘ren.

De pterosauriër in Naturalis is een nieuwe soort van het genus (= geslacht) Coloborhynchus. Vertaald betekent dit zoiets als “snuit die onvolgroeid is.” In de 19de eeuw bedacht de paleontoloog sir RichardOwen deze naam, toen hij een in Engeland gevonden pterosauri챘rsnuit beschreef, die volgens hem onvolgroeid was

Hij vond het heel raar dat er dieren bestonden met een stompe snuit, waar dan ook nog eens twee tanden uitstaken. Er ontstond direct een discussie of het allervoorste stuk van dit fossiel misschien was afgebroken.

Anderen dachten dat de twee ronde structuren op de platte voorkant, de tandholtes, wellicht waren veroorzaakt door erosie; het fossiel was immers zeer slecht bewaard gebleven. Maar recente vondsten hebben duidelijk gemaakt dat de snuit inderdaad stomp is en twee tanden heeft. Andere kenmerken van dit genus zijn de grote kam op de snuit en een kleinere aan de onderkaak. De kam op de snuit zit tot helemaal vooraan, in tegenstelling tot de kam van het zeer nauw verwante genus Anhanguera; hier zit de kam namelijk meer naar achteren (maar er zijn nog andere verschillen). De verschillen tussen de soorten zijn minder duidelijk.

fig 2 – Coloborhynchus spielbergi verschilt in enkele details van andere Coloborhynchus soorten

Het gaat hier om kleine details. Zo zijn de rami (= opstijgende takken) van de onderkaak meer gebogen dan bij andere soorten en is de richel op het verhemelte veel minder goed ontwikkeld. En ook het borstbeen ziet er anders uit, maar hier moet wel bij gezegd worden dat er maar twee andere borstbeenderen bekend zijn, waarvan er maar een is gepubliceerd.

Levenswijze

Gezien het gebit en de omgeving waar het fossiel gevonden is, is het aannemelijk dat het dier vis at, die hij uit het water hapte tijdens het maken van een duikvlucht. De kam op zijn kop zou dan misschien gediend kunnen hebben als een soort kiel om door het water te ploegen. Maar hier moet nog meer onderzoek naar worden gedaan, omdat eenzelfde functie ook wordt toegeschreven aan de kam vanAnhanguera, die, zoals hierboven reeds vermeld, op een andere plaats zat. De verschillen in het gebit van Anhanguera (meer en kleinere tanden dan Coloborhynchus) wijzen ook op een andere manier van leven. Er is nog niet veel bekend hoe deze dieren verder geleefd hebben, bijvoorbeeld of ze in groepen leefden of niet. Slechts van een enkele pterosauriërsoort is hierover meer zekerheid. Zo leefdePterodaustro, de ‘flamingo’-pterosauri챘r, in grote groepen. Hoewel de dieren, gezien hun bouw, zeer zeker in staat waren grote afstanden af te leggen, is het niet met zekerheid te zeggen of ze dit ook deden. Hiervoor is het aantal gevonden fossielen te beperkt. Ook is er nog te veel onduidelijk over welke kenmerken uniek zijn voor deze pterosauriërsoorten. En zolang we daar niet over eens zijn, wordt ook de systematische indeling lastig en weten we niet zeker of die ene soort op een bepaalde plaats voorkomt of dat dit een verwante, maar toch nieuwe soort is. Onzeker is ook of de dieren eieren hebben gelegd of niet; er is tot op heden nog geen ei gevonden.

Toekomst

Het lijkt erop dat we al veel weten over deze prehistorische dieren. En dat is ook zo als het gaat om de botten, hoewel ook hier nog veel onduidelijk is, zoals blijkt uit het voorgaande. Maar over hoe het dier geleefd heeft, zowel met betrekking tot het functioneren van zijn lichaam als met betrekking tot zijn plaats in het ecosysteem, is nog veel te onderzoeken. Toekomstig onderzoek richt zich hier dan ook met name op.

auteur: André J. Veldmeijer

 

_________________________________________________________________________________________________

Ctenochasma
This pterosaur had over 200 needle-like teeth.

_________________________________________________________________________________________________

°

Darwinopterus

Photograph courtesy Atlantic Productions/ZOO EFX

Darwinopterus, a pterosaur that lived 160 million years ago, is shown flying through a Jurassic forest. About the size of a crow, Darwinopterus had an anatomy that contained elements of both early and more advanced pterosaurs and is therefore considered a transitional animal. Its sharp teeth and flexible neck have led some paleontologists to speculate that it may have hunted in the air.
An important “missing link” in pterosaur evolution.

Photo: A Darwinopterus flies through a Jurassic forest in an image from the movie Flying Monsters 3D

 

_______________________________________________________________________________________________

 

°

Dimorphodon

Dimorphodon

Dimorphodon macronyx   // Dimorphodon was a midsize pterosaur with a blunt, bulky head and two types of teeth.

Dimorphodon Fossil

Dimorphodon fossil  //With a skull shaped to snap jaws fast, this animal likely caught insects mid-air.

Dimorphodon
This big-headed pterosaur had two distinct types of teeth.

D Macronyx

dimorphodon 1dimorphodon (R Owen ) dimorphodon°

http://www.dinosaurfact.net/Pterosaurs/Dimorphodon.php

http://en.wikipedia.org/wiki/Dimorphodon

http://nl.wikipedia.org/wiki/Dimorphodon

File:Dimorphodon2DB.jpg

____________________________________________________________________________________________________

°

Dorygnathus   A typical pterosaur from western Europe.

°

Dsungaripterus
A typical pterosaur of the early Cretaceous. /  -145 a -99.6 MY                                                                                                                                                 Asia: Mongolia, China

http://www.palaeocritti.com/by-group/pterosauria/dsungaripterus

http://laignoranciadelconocimiento.blogspot.be/2011/09/dsungaripterus.html

Dsungaripterus

  skull

http://paleodb.org/cgi-bin/bridge.pl?a=home

Dsungaripterus

Dsungaripterus weii
This pterosaur’s rugged skull shows adaptations for digging and eating shellfish.

Dsungareptirus Fossil

Dsungaripterus fossil
These crushing teeth could have pulverized clams like a nutcracker.

_______________________________________________________________________________________________

Eudimorphodon
This pterosaur flew the skies of Europe well over 200 million years ago.

________________________________________________________________________________________________

 

Eurazhdarcho
This giant pterosaur was recently discovered in Transylvania.

________________________________________________________________________________________________

Feilongus
This narrow-beaked pterosaur was recently discovered in China.

________________________________________________________________________________________________

Germanodactylus
This flying reptile was once thought to be a species of Pterodactylus.

________________________________________________________________________________________________

Gnathosaurus
This “jaw lizard” was discovered in 1833.

_________________________________________________________________________________________________

Hatzegopteryx
Might this pterosaur have been bigger than Quetzalcoatlus?

_________________________________________________________________________________________________

Hamipterus tianshanensis

June 5, 2014
Source:Cell Press
Summary:
Researchers have discovered the first three-dimensionally preserved pterosaur eggs in China. The eggs were found among dozens, if not hundreds, of pterosaur fossils, representing a new genus and species (Hamipterus tianshanensis). The discovery reveals that the pterosaurs — flying reptiles with wingspans ranging from 25 cm to 12 m — lived together in gregarious colonies.
This image depicts ecological reconstructions of Hamipterus.
Credit: Chuang Zhao
Pterosaurs and their  3D  eggs from China

Eieren van Pterosaurus ontdekt

Het gaat om vijf goed bewaard gebleven eieren die zijn ontdekt temidden van veertig fossielen van mannelijke en vrouwelijkePterosauriërs.

Uit de vondst blijkt dat de vliegende reptielen waarschijnlijk in grote kolonies leefden en broeden .

Dat melden Chinese onderzoekers in het wetenschappelijk tijdschriftCurrent Biology.

De wetenschappers ontdekten de gefossiliseerde Pterosauruseieren tijdens een opgraving in de Chinese provincie Xinjiang. Het gaat niet om afdrukken van eieren in gesteentes, maar om driedimensionale structuren.

“Vijf van de eieren zijn driedimensionaal bewaard gebleven, sommige zijn bijna helemaal compleet”, verklaart hoofdonderzoeker Xiaolin Wan op nieuwssite ScienceDaily.  

Om de gefossiliseerde eieren zit een kalkrijke schil, aan de binnenkant bevindt zich een dik membraan. Daarmee lijken de fossielen erg op moderne slangeneieren.

De aanwezigheid van de veertig skeletten suggereert dat de vliegende reptielen zich hadden verzameld in een broedgebied. Waarschijnlijk begroeven de vrouwtjes hun eieren in vochtig zand nabij een meer om ervoor te zorgen dat hun jongen niet zouden uitdrogen.

“Vindplaatsen als deze leveren veel informatie op over het gedrag van deze vliegende reptielen die met geen enkele moderne diersoort zijn te vergelijken”, aldus Wan.

De opgegraven Pterosuariërs leefden ongeveer 120 miljoen jaar geleden. De vleugels van de dieren hadden in sommige gevallen een spanwijdte van maar liefst twaalf meter.

Door: NU.nl/Dennis Rijnvis


driedimensionaal ei 

 

Wetenschappers hebben in China voor het eerst in 3D bewaard gebleven eieren van pterosaurussen ontdekt. Nabij de eieren ontdekten ze bovendien de resten van zeker tientallen volwassen pterosaurussen. Het gaat om een nieuwe soort.

Nieuwe soort
De ontdekte pterosaurussen en hun eieren zijn nieuw voor de wetenschap. De onderzoekers hebben de nieuwe soort de naam Hamipterus tianshanensis gegeven. Waarschijnlijk begroeven deze pterosaurussen hun eieren in het zand nabij een meer om te voorkomen dat deze zouden uitdrogen. Het feit dat er nabij de eieren zoveel resten van volwassen pterosaurussen zijn ontdekt, wijst erop dat ze in groepen leefden.

De eieren
De eieren van deze nieuwe soort hebben een vrij dunne, kalkachtige schaal. Daaronder bevindt zich een zacht, maar dik membraan. De eieren lijken daarmee op de eieren van moderne slangen.

De volwassenen
De onderzoekers bestudeerden bovendien de fossiele resten van veertig mannelijke en vrouwelijke volwassen pterosaurussen. Uit dat onderzoek blijkt dat er de nodige verschillen waren tussen de mannetjes en vrouwtjes. Onder meer de grootte, vorm en de hoofdkam was bij de vrouwtjes anders dan bij de mannetjes.

 

De ontdekte eieren. Afbeelding: Maurilio Oliveira.

Bijzonder
De ontdekking in het noordwesten van China is heel belangrijk. Met name omdat er ook eieren zijn aangetroffen.

Tot op heden zijn er maar enkele eieren van pterosaurussen teruggevonden en die waren allemaal ‘plat’. Het is voor het eerst dat in 3D bewaarde eieren zijn ontdekt. Ook is het uniek dat de eieren in gezelschap van hun ouders worden teruggevonden.Hoewel de vondst ons veel kan vertellen over het leven, gedrag en de voortplanting van de pterosaurus is er nog genoeg wat we niet weten. Wellicht dat meer opgravingen in ditzelfde gebied daar verandering in kunnen brengen.

Bronmateriaal:
First 3-D pterosaur eggs found with their parents” – Cell Press (via Eurekalert.org).
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door HombreDHojalata (via Wikimedia Commons).

 

___________________________________________________________

°

Huaxiapterus jii

SKULL  Top: from left to right, anterior portions of the skull of Huaxiapterus jii, H. corollatus and skull of H. benxiensis. Bottom: photography of the holotype (BXGM V0011) of H. benxiensis. After Lü, 2007

huaxiaperus-skullsHuaxiapterus-RS

°

Life reconstruction of Huaxiapterus jii (© Rafael Silva do Nascimento)

http://www.dinodinosaurs.com/f1605/huaxiapterus-information-1324.html

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

_____________________________________________

°

Istiodactylus
This “sail finger” flew the skies of Cretaceous England.

 

______________________________________________

Jeholopterus
This fanged pterosaur looked like a flying vampire.

°

 Jeholopterus ningchengensis

http://www.reuters.com/article/2009/08/05/us-china-pterosaur-idUSTRE5745GJ20090805

__________________________________________________________________________________

Liaoningopterus
This Asian pterosaur was a close relative of Anhanguera.

___________________________________________________________________________________-

Nemicolopterus
This tiny pterosaur was discovered in China in early 2008.

Mini-pterosauriër/ Remy van den Brand

http://noorderlicht.vpro.nl/noorderlog/bericht/39232189/

Sluit dit venster

 Nemicolopterus crypticus[Afbeelding: Michael Skrepnick].

Onderzoekers beschrijven begin februari 2008 in PNAS een van de kleinste pterosauriërs ooit.

Het fossiel van deze vliegende, tandeloze dino werd gevonden in een Chinees gesteente dat stamt uit het Krijt en 125 tot 120 miljoen jaar oud is.

Lang was het leven van het dier niet, want volgens de wetenschappers, onder leiding van de Chinese paleontoloog Xiaolin Wang, gaat het nog maar om een jonkie. En met een spanwijdte van pak ‘m beet 25 centimeter is het een van de kleinste pterosauriërs die tot nu toe bekend zijn. Latere familieleden konden een spanwijdte van meer dan zes meter bereiken.

Opvallend zijn onder meer de erg gekromde tenen, die erop wijzen dat het beestje voornamelijk in bomen rondhing.

Waarschijnlijk ving en verorberde het daar insecten.

Mini-Pterodactyl Found in China

small pterosaurs

 http://news.nationalgeographic.com/news/2008/02/photogalleries/reptile-pictures/photo3.html

_____________________________________________________________________________________

 

Nyctosaurus
This pterosaur came equipped with its own mast and sail.

______________________________________________________________________________________

Ornithocheirus
One of the largest pterosaurs of the Cretaceous period.

_______________________________________________________________________________________

Peteinosaurus
One of the earliest known pterosaurs.

________________________________________________________________________________________

Preondactylus
The earliest pterosaur yet identified.

________________________________________________________________________________________

Pteranodon
What folks usually refer to when they say “pterodactyl.”  —>( in  gewone spreektaal   worden beiden  gebruikt als  synoniem voor “pterosaurier …”-)

 

 

 Pterosauriers ; 

 pterosauriers

 

Pterodactylus

 

Bekende geslachten zijn de Rhamphorhynchus (afb. links), Pterodactylus en Pteranodon.
De Pterosauria waren reptielen met een lange schedel, een kort lichaam, een lange staart (althans in de oudste primitieve vormen).
De voorste twee ledematen hadden zich ontwikkeld tot vleugels, gevormd door een huidplooi (zoals ook bij vleermuizen), die gesteund werd door één zeer lang uitgegroeide vinger. De overige vingers van de voorpoot fungeerden als een kleine klauw halverwege de vleugel. De beenderen zijn licht en hol, zoals bij vogels.

Uit de Archosauromorpha ontwikkelden zich aan het eind van het Trias (ca. 210-190 miljoen jaar geleden) de Pterosauria (Vliegende Hagedissen).
De Pterosauria (Gr. Pteron = vleugel; sauros = hagedis) vormen de enige groep reptielen die ooit gevlogen hebben. Zij kwamen in het Jura en het
Krijt, veel voor in Europa en Noord-Amerika, al zijn er ook soorten bekend uit Afrika. De bloeitijd van deze dieren ligt in de Jura; slechts weinig soorten zijn tot in het Krijt blijven voortbestaan.

°
Voorouders : Pterosauria (Gr. Pteron = vleugel; sauros = hagedis) worden gezien als Archosauria en bovendien als zustergroep van
(of althans nauw verwant aan) de Dinosauria. Dit is echter omstreden: veel onderzoekers menen dat de Pterosauria van hagedisvormige dieren als
Cosesaurus afstammen. Dit diertje leefde tijdens het Midden-Trias (ca. 220 mjg) in Spanje en behoort tot de Prolacertiformes, een groep van uiteenlopende primitieve reptielen en een onderverdeling van de Archosauromorpha. Anderen plaatsen de Pterosauria zelfs in de Lepidosauromorpha (Eosuchia) een zustergroep van de Archosauromorpha als vrije nauwe verwanten van de hagedissen en slangen.

°

De Vliegende reptielen moeten niet worden beschouwd als de voorlopers van de vogels. Uit goed bewaard gebleven materiaal is o.a. komen vast te staan dat de Pterosauria geen veren bezaten. De Vogels hebben zich langs een andere weg ontwikkeld, namelijk uit de Ornithosuchia (orde Thecodontia) of uit de Theropoden (Dinosauriërs)
Cosesaurus, de mogelijk voorouder van de Pterosauria.

Cosesaurus aviceps (Ellenberger and DeVillalta 1974) Middle Triassic ~225 mya, ~16cm long, was originally considered an ancestor of birds, then a juvenile Macrocnemus (Sanz and López-Martinez 1984) and finally an ancestor of pterosaurs (Peters 2000b). Here Cosesaurus was derived from a sister to Huehuecuetzpalli Jesairosaurus and MacrocnemusCosesaurus was a basal fenestrasaur that phylogenetically preceded SharovipteryxLongsiquama and pterosaurs. Once again, as important changes took place, the taxon had a smaller adult size.
http://www.reptileevolution.com/cosesaurus.htm

*Tot de Pterosauriërs (Vliegende Reptielen) uit het Krijt behoorde de Hesperorinis. Dit dier was uitstekend zwemmer en duiker, dankzij zijn zwemvliesachtige poten. De vleugels waren daarentegen klein en onontwikkeld, waardoor het dier niet kon vliegen. De Hesperorinis kwam alleen aan land om haar nest te bouwen.

 

°

 

 

Pteranadon

Pteranodon longipens
With wingspans up to 20 feet, this was one of the largest pterosaurs.

 

Pteranodon Fossil

Pteranodon fossil
Pteranodon fossils were first discovered in western Kansas, U.S.

 

_________________________________________________________________________________________

Pterodactylus
The first pterosaur ever to be discovered–and still the most famous.

_________________________________________________________________________________________

Pterodaustro
A weirdly beaked cousin of Pterodactylus.

Pterodaustro

Pterodaustro guinazui
This pterosaur’s teeth were so thin they resembled the bristles of a brush.

Pterodaustro Fossil for DL

Pterodaustro fossil
Its teeth were not for biting; the animal likely scooped up water to strain it for food.

 

Groeicurve van een vliegend draakje

http://noorderlicht.vpro.nl/noorderlog/bericht/39308259/

Een pterosaurus( Pterosauriërs )die zijn voedsel waarschijnlijk uit het water filterde, begon al aan de voortplanting als hij de helft van zijn uiteindelijke grootte had bereikt.

Dat leidt een drietal onderzoekers af uit geplette fossiele botten die gevonden zijn Argentinië. Ze zijn van ‘Pterodaustro guiñazi’, een vliegend reptiel met een merkwaardig gevormde bek. In die bek zaten talloze haarachtige tanden, die doen denken aan de baleinen van een walvis.

De gevonden botten zijn van verschillende grootte, en er is zelfs een fossiel embryo bij, compleet met eierschaal. Hoewel veel van de beenderen geplet waren, konden Anusuya Chinsamy (universiteit van Kaapstad, Zuid-Afrika) en collega’s uit de VS en Argentinië ze dankzij groeiringen in het bot gebruiken om vast te stellen hoe oud de vliegende draakjes geweest waren toen ze stierven. Ook is uit de structuur af te leiden of ze veel energie staken in iets anders, vermoedelijk voortplanting.

Jonge dieren groeiden in hun eerste twee jaar snel en werden dan seksueel actief, concluderen de onderzoekers. Op dat moment hadden ze iets meer dan de helft van hun uiteindelijke omvang. In de drie à vier jaar erna groeiden ze langzaam verder door, tot een uiteindelijke vleugelspanwijdte van tegen de tweeënhalve meter.

Elmar Veerman

Sluit dit venster

Van Pterodaustro zijn honderden skeletten gevonden.

_________________________________________________________________________________________

Quetzalcoatlus
One of the largest creatures ever to take to the sky.

°

De Quetzalcoatlus leefde in het laat-Krijt. Het dier had een vleugelspanwijdte van 12 meter, wat overeenkomt met een gevechtsvliegtuigje uit de tweede wereldoorlog. Hij jaagde voornamelijk op vis in de Amerikaanse binnenzee en viel zelden andere dinosauriërs aan.

°

Two Quetzalcoatlus Scavenge a Dinosaur

Photograph courtesy Atlantic Productions/ZOO EFX

A pair of Quetzalcoatlus scavenge a dinosaur carcass, as some paleontologists believe they might have. Quetzalcoatlus had an enormous beak the size of a man. It is the largest known pterosaur, and its height, standing, would have been eye-to-eye with a giraffe.

Quetzalcoatlus, which lived right up until the end of the Cretaceous period and the extinction of the dinosaurs, is considered in some ways to be at the top of the pterosaur family tree.

Photo: Two Quetzalcoatlus scavenge a dead dinosaur carcass in a scene from the movie Flying Monsters 3D

__________________________________________________________________________________________

Rhamphorhynchus
This pterosaur is hard to spell, but its remains are unusually well preserved.

_____________________________________________________________________________________________

Scaphognathus
A small, rhamphorhynchoid pterosaur of the late Jurassic period.

_____________________________________________________________________________________________

Sordes
A pigeon-sized pterosaur of the late Jurassic.

______________________________________________________________________________________________

°

Tapejara Head

Photograph courtesy Atlantic Productions/ZOO EFX

A close-up view of the head of Tapejara is shown here. The name is derived from Tupi Indian mythology and means “the old being.”

Some scientists have proposed that, in addition to being able to fly, Tapejara could perhaps manipulate its body to “sail” across the surface of the ocean in search of prey. Like a boat, the “hull” of the pterosaur could be formed by the breastbone dipping into the water, and the two hind legs directed backward would function like lateral hulls.

Other scientists have suggested that the Tapejara’s enormous head was not used as a sail, but instead to attract a mate. It could be that the animals with the biggest and most spectacular head crests were able to demonstrate to potential mates that they were the fittest individuals in the population

Tapejara

Photo: A Tapejara head at close range, with a huge, colorful crest, from the movie Flying Monsters 3D
A colorful pterosaur from South America.

 

________________________________________________________________________________________________

Thalassodromeus
This South American pterosaur had a gigantic head crest.

________________________________________________________________________________________________

°

Tupandactylus imperator

Tupandactylus
No other pterosaur had a bigger crest in relation to its body size.

Tupandactylus crest fossil

Tupandactylus fossil
This rare specimen shows signs of the soft tissue between the bones of the crest.

_____________________________________________________________________________________________

 

Tupuxuara
A colorful pterosaur closely (and confusingly) related to Tapejara.

 

_______________________________________________________________________________________________

Vectidraco
This pterosaur was discovered by a five-year-old girl.

________________________________________________________________________________________________

Zhejiangopterus
One of the best-preserved of the giant pterosaurs.

 

________________________________________________________________________________________________

***************************************************************************************************************

 

 

NADER   BEKEKEN  (Diverse artikels  ) 

 

 

 

Vroege vogels en pterosauriërs zaten elkaar niet in de weg

http://www.geo.uu.nl/ngv/geonieuws/geonieuwsnr.php?nummer=105

15 November 2005, jaargang 7 nr. 22

Auteur: prof. dr. A.J. (Tom) van Loon
Geologisch Instituut, Adam Mickiewicz Universiteit, Poznan (Polen)

Vroege vogels en pterosauriërs zaten elkaar niet in de weg De provincie Liaonin in noordoost China levert een voortdurende stroom van interessante nieuwe fossielen op. De afzettingen zijn vooral bekend geworden door de vondsten van gevederde dinosauri챘rs, maar zijn minstens zo interessant door het gelijktijdige voorkomen van pterosauri챘rs en vroege vogels. Daarover zijn net nieuwe gegevens beschikbaar gekomen, die ook meer inzicht geven in de onderlinge verhoudingen tussen beide groepen.

De schedel van Feilongus youngi

In de Yixian Formatie zijn de schedel en de onderkaak een nieuwe pterosauri챘r gevonden, Feilongus youngi. Het gaat om een (nieuw) geslacht dat tot de Archaeopterodactyloidea moet worden gerekend. Met zijn spanwijdte van ca. 2,4 m is hij de grootst bekende vertegenwoordiger uit deze groep. De tanden (het moeten er in totaal 76 zijn geweest) zijn naaldvormig. In de Jiufotang Formatie is het grotendeels complete skelet gevonden van een exemplaar dat eveneens een nieuw geslacht representeert, Nurhachius ignaciobritoi, dat tot de Istiodactylidae moet worden gerekend. De spanwijdte bedroeg 2,4-2,5 m, en deze soort had 54 tanden. Beide nieuwe vondsten komen uit afzettingen (de Jehol Groep) die ongeveer 225 miljoen jaar oud zijn (Vroeg-Krijt), en beide behoren tot taxa die tot nu toe alleen uit Europa bekend waren. Dat betekent volgens de onderzoekers dat er waarschijnlijk een levendig ‘verkeer’ tussen Europa enerzijds en Siberi챘 en Oost-Azi챘 anderzijds bestond.


Het complete skelet van Nurhachius ignaciobritoi

De oudste formatie van de Jehol Group, de Yixian Formatie, heeft nu 7 soorten pterosauriërs opgeleverd. De op de Yixian volgende Jiufotang Formatie heeft nu 6 soorten opgeleverd. Het is daarbij interessant dat de beide formaties verschillende fauna’s van pterosauriërs hebben, die resp. relatief primitief en relatief ver ontwikkeld zijn. Dat is opvallend omdat vindplaatsen van pterosauriërs elders ter wereld alleen betrekkelijk primitieve vormen bevatten (Solnhofen) of juist alleen betrekkelijk ontwikkelde vormen (Santana Fm.). De onderzoekers vermoeden dat de relatief lange tijdspanne waarin de Jehol Groep werd afgezet (5 miljoen jaar) verantwoordelijk is voor deze zichtbare evolutie. Die evolutie lijkt overigens complex en moet nog grotendeels ontrafeld worden.


Reconstructie van een pterosauriër uit de Jehol groep

Naast de ca. 40 resten van pterosauriërs die de Yixian Formatie heeft opgeleverd, zijn er ook meer dan 1000 fossiele vogels uit afkomstig. De Jiufotang Formatie heeft, naast zo’n 1090 pterosauriërs, ook meer dan 1000 vogels opgeleverd. In totaal zijn er nu uit de Jehol Groep 21 vogelsoorten beschreven (terwijl nog tenminste vijf nieuwe soorten niet zijn beschreven). Voor de pterosauriërs gaat het om 13 beschreven en minstens 3 nog onbeschreven soorten. Door deze aantallen is nu een redelijk beeld van de vliegende fauna van destijds verkregen. Duidelijk is dat er veel meer vogels waren dan pterosauriërs, zowel in soortenrijkdom als in aantal. De verspreiding van deze fossielen wijst erop dat beide groepen elkaar in het Vroeg-Krijt (en mogelijk gedurende het grootste deel van het Mesozoïcum) niet in de weg zaten: de vogels leefden vooral in het binnenland, terwijl de pterosauriërs meer de kustgebieden bevolkten.

Referenties:
  • Wang, X., Kellner, A.W.A., Zhou, Z. & Almeida Campos, D. de, 2005. Pterosaur diversity and faunal turnover in Cretaceous terrestrial ecosystems in China. Nature 437, p. 875-879.

Figuren welwillend ter beschikking gesteld door Xiaolin Wang, Institute of Vertebrate Paleontology and Paleoanthropology, Chinese Academy of Sciences, Beijing (China).

Jachtwijze van pterosauriërs moet worden herzien

1 November 2007, jaargang 9 nr. 11 artikel 862

Auteur: prof. dr. A.J. (Tom) van Loon
Geologisch Instituut, Adam Mickiewicz Universiteit, Poznan (Polen)

http://www.geo.uu.nl/ngv/geonieuws/geonieuwsart.php?artikelnr=862

502171-e6ff8abef93adbee81f0af15586e74ea

Over de wijze waarop de pterosauriërs leefden en hun voedsel verkregen, bestaat nog veel onduidelijkheid. Deze opmerkelijke diergroep, waarvan sommige soorten een spanwijdte hadden van 12-15 m, leefde volgens de huidige opvattingen voor een belangrijk deel van vis. Op basis van de anatomie van hun kop, en ook van hun bek, werd tot nu toe verondersteld dat ze (zo niet alle dan toch in ieder geval sommige soorten zoals Thalassodromeus en Quetzalcoatlus) dat deden door dicht over het wateroppervlak te scheren, waarbij ze de onderste helft van hun snavel door het water haalden, in de hoop om zo een vis te vangen. Die wijze van vissen wordt recent onder meer toegepast door schaarbekken (Rynchops).
Het beeld van de reusachtige pterosauriërs die scherend over het water, met hun snavel het water doorklievend op jacht naar vissen, lijkt echter niet langer houdbaar. Op basis van nagebouwde snavels vanTupuxuara en van Thalassodromeus sethi – een soort die in 2002 veel aandacht kreeg juist omdat de gevonden restanten de karakteristieken van kop, hals en snavel vertoonden die op het vissen op deze methode lijken te wijzen – hebben onderzoekers van de Universiteit van Portsmouth namelijk vastgesteld dat deze in het water een zeer grote weerstand zou hebben ondervonden. Die moet een orde van grootte groter zijn geweest dan die van de schaarbek. Als gevolg daarvan zou deze manier van foerageren aan Thalassodromeus zeer veel energie hebben gekost; zoveel energie dat de zo gewonnen prooidieren daarvoor geen compensatie zouden bieden. Bij de stern gaat het al om zo’n 20% van de energie die het voedsel oplevert (en dat is waarschijnlijk ook de reden waarom zo weinig vogelsoorten op deze wijze vissen), en bij de grote pterosauriërs zou de balans dus zelfs negatief zijn geweest.

In principe zouden kleinere pterosauri챘rs (de onderzoekers noemen een drempelwaarde van 2 kg) deze jachtmethode wel kunnen hebben toegepast met een positieve energiebalans, maar bij de aangetroffen restanten van zulke kleine pterosauri챘rs (onder meer Rhamphorhynchus) ontbreken juist de aanpassingen van de kop en de nek die voor een dergelijke wijze van vissen nodig zijn.

Een en ander impliceert natuurlijk niet dat de pterosauriërs niet op vis jaagden. Ze moeten daarvoor echter andere methoden hebben gebruikt. Ook de stern doet dat overigens frequent, waarbij hij op 3-5 m boven het water vliegend naar vis aan het wateroppervlak speurt, en zich vervolgens loodrecht op een waargenomen prooi laat vallen, vergelijkbaar met de wijze waarop sommige roofvogels andere vogels vangen.

Referenties:
  • Humphries, S., Bonser, R.H.C., Witton, M.P. & Martill, D.M., 2007. Did pterosaurs feed by skimming? Physical modelling and anatomical evolution of an unusual feeding method. PloS Biology 5(8): e204. doi:10.1371/journal.pbio.0050204.

donderdag, 20 augustus 2009
In het Zuid-Franse Crayssac hebben paleontologen landingssporen van een pterosaurus gevonden.

http://rspb.royalsocietypublishing.org/content/early/2009/08/14/rspb.2009.1161.full?sid=cdc2579c-7701-4130-b021-6073962d1328

De onderzoekers hebben hun vondst bekend gemaakt in het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the Royal Society. Het is voor het eerst dat er sporen van de ‘landingsbaan’ van een pterosaurus zijn gevonden.

De pterosauria, voor zover bekend de enige reptielen die ooit gevlogen hebben, kwamen voor van het Trias tot het Krijt en leefden voornamelijk in Europa en Noord-Amerika. De vondst van het landingsspoor van een pterosaurius geeft onderzoekers een uniek inkijkje in hoe de dieren landden.

De onderzoekers laten weten dat het reptiel ongeveer 150 miljoen jaar geleden landde in zachte klei en zo sporen achter liet. De pterosaurius zou bij deze landing zijn vleugels hebben gebruikt om af te remmen. De eerste afdrukken die gevonden zijn waren namelijk die van achterpoten. Zodra de vaart verminderd was bracht de pterosaurius ook zijn voorpoten naar de grond, maakte hij een ‘hupje’ en liep hij vervolgens verder. Bij het lopen gebruikte het dier ook de punten van de vleugels.

Vermoed wordt dat de gevonden sporen afkomstig zijn van een kleine pterosaurius.
De klauwen van het dier dat de afdrukken achterliet waren ongeveer vijf centimeter lang.

Of grotere pterosauriërs op dezelfde wijze landden is niet bekend.
Pterosaurus landde op twee poten
http://www.wetenschap24.nl/nieuws/artikelen/2009/augustus/Pterosaurus-landde-op-twee-poten.html
 

Een spoor in 140 miljoen jaar oude Franse modder laat zien hoe een vliegend reptiel geland moet zijn: eerst op zijn achterpoten, waarna hij op vier poten verder liep.
Er zijn de afgelopen jaren al veel meer loopsporen van pterosauriërs gevonden op ‘Pterosaur Beach’, een rotsformatie in het zuidwesten van Frankrijk. Maar nu presenteert het team van Jean-Michel Mazin iets unieks.

De paleontologen beschrijven  een serie afdrukken die een klein exemplaar van zo’n vliegend reptiel heeft gemaakt tijdens een landing. Het dier had voetzolen van zo’n 5 centimeter lang, is te zien aan de ondiepe afdrukken in wat destijds modder was.

Uit het spoor blijkt dat de pterosauriër bijna stilstond in de lucht voor hij neerkwam, dan z’n twee achterpoten naast elkaar neerzette, twee sprongetjes maakte en vervolgens voet voor voet begon te lopen. Hij steunde daarbij met zijn voorpoten op de grond. Kortom: hij landde als een vogel, maar liep als een vleermuis. Of het beest met zijn vleugels flapperde om af te remmen, zoals je bij vogels vaak ziet, is niet uit het spoor af te leiden. Hij kan ook vaart verminderd hebben zoals paragliders en grotere vogels dat doen: op het laatste moment optrekken en dan bijna loodrecht uit de lucht vallen, met gespreide vleugels.

Een grote wens van de onderzoekers is om een spoor te vinden van een opstijgende pterosauriër, want daarover zijn nog veel vragen. Ze blijven dus verder zoeken.

Elmar Veerman

Pterosaurus was lange afstandsvlieger
maandag 18 oktober 2010 (Knack )-

http://nl.wikipedia.org/wiki/Pterosauriërs 

Pterosauriërs, de grootste vliegende dieren die ooit hebben geleefd, konden 16.000 kilometer aan één stuk door vliegen.
Dat verklaarden onderzoekers van de Chatham Universiteit in Pittsburgh op een bijeenkomst van de Society for Vertebrate Paleontology.

De reptielen leefden ongeveer 200 miljoen jaar geleden.
Ze waren zo groot als een moderne giraf en hadden vleugels met een spanwijdte van 10 meter.
Hiermee konden ze zich laten voortdrijven door stijgende luchtstromen.

Zweeftechniek

Michael Habib, de hoofdonderzoeker die de nieuwe berekeningen maakte, gaat ervan uit dat de Pterosaurus tijdens een vlucht steeds maar enkele minuten na elkaar met zijn vleugels klapperde, waarna hij op de luchtstromen zweefde om zijn spieren te laten rusten. Op deze manier kon hij 16.000 kilometer of meer afleggen zonder te landen.
Volgens de onderzoekers is hun berekening van de maximale vliegafstand van de dieren redelijk conservatief. Zo wordt er geen rekening gehouden met de atmosfeer in de Krijtperiode. Die was warmer en had meer opstijgende warme luchtstromen. “De laagste schattingen liggen rond de 8.000 kilometer”, aldus Habib, “maar bij de hoogste schattingen loopt de afstand op tot wel 32.000 kilometer.”
Het onderzoek spreekt eerdere bevindingen, die zeggen dat zulke grote dieren gewoonweg niet kunnen opstijgen, tegen. Daar stellen de onderzoekers nu tegenover dat de Pterosaurus weliswaar bijna 300 kilo woog, maar dat hij veel vetreserves verbrandde om zo lang in de lucht te blijven. Tijdens een vlucht van 16.000 kilometer verbrandde het dier bijna 80 kilogram vet.
Als Habibs bevindingen kloppen, is het mogelijk dat Pterosaurussen die in verschillende continenten zijn teruggevonden, toch tot dezelfde soort behoren.

http://news.nationalgeographic.com/news/2010/10/101015-science-giant-pterosaurs-longest-nonstop-flight-distance-record/
‘Pterosaurus vloog als zweefvliegtuig’ 
Nu nl   25 november 2010
– De pterosaurus kreeg in de loop van de evolutie waarschijnlijk reusachtige vleugels om voorzichtiger te kunnen vliegen en landen.
Dat blijkt uit een onderzoek van Britse wetenschappers.
De pterosaurus had vermoedelijk een vleugelspan die kon oplopen tot ruim tien meter, omdat het dier daardoor een extra zachte landing
konden maken. Pterosauriërs gebruikten hun vleugels waarschijnlijk ook niet om hard te vliegen, maar om langzaam door de lucht te zweven.

Dat schrijven onderzoekers van de Universiteit van Bristol in het wetenschappelijk tijdschrift Proceedings of the Royal Society B.
http://www.bristol.ac.uk/news/2010/7335.html
http://rspb.royalsocietypublishing.org/

Breekbaar

“Aangezien de botten van de pterosaurus erg lang en dun waren en dus breekbaar, was het vermogen om zacht te landen erg belangrijk om verwondingen
te voorkomen”, verklaart hoofdonderzoeker Colin Palmer op BBC News.
http://www.bbc.co.uk/news/science-environment-11815320

“Door deze manier van landen konden ze veel groter worden dan moderne vogels”, aldus Palmer.
Windtunnel

De wetenschapper kwam tot zijn conclusies door modellen van pterosaurusvleugels te bouwen en deze te testen in een windtunnel. Hij ontdekte al snel dat de vleugels weinig aerodynamisch waren, omdat ze relatief veel bot bevatten. Daardoor waren ze erg kwetsbaar bij snelle en plotselinge bewegingen.

Volgens Palmer is het daarom aannemelijk dat pterosauriërs nauwelijks klapwiekten, maar met gespreidde vleugels door de lucht zweefden en gebruik maakten van stijgende luchtstromen.
Landing

De windtunneltest wees verder uit dat de dieren door hun grote vleugels een zeer langzame en  zachte landing konden maken. Dat was volgens Palmer ook noodzakelijk om te voorkomen dat hun lange en dunne botten zouden breken. .

“Een pterosaurus die aankwam op zijn plaats van bestemming, wilde niet tegen een rots aan botsen”, aldus Palmer. “Deze dieren moesten absoluut zacht en gecontroleerd landen.”

Darwinopterus Modularis een perfecte mix tussen twee pterosauriers -groepen .(1)

bron : eosmagazine.eu – 10/14/2009 –
zie ook( voor meer achtergrondinfo) ;
http://www.ucmp.berkeley.edu/diapsids/pterosauria.html

Maar vooral
http://nl.wikipedia.org/wiki/Pterosauri%C3%ABrs
http://en.wikipedia.org/wiki/Pterosaur

 deel van een van de gevonden skeletten

Britse en Chinese wetenschappers (2) hebben een nieuw soort vliegend reptiel (1)ontdekt.
Ze hebben twintig fossiele skeletten onderzocht die eerder dit jaar zijn gevonden in Noordoost-China, in rotsen die 160 miljoen jaar oud bleken te zijn.(ongeveer de grenslijn tussen Midden- en Laat – Jura )
Deze pterosurier vloog rond tijdens de overgang van de midden- naar de late jura, en minstens tien miljoen jaar eerder dan de eerste vogel, archeopteryx.

De onderzoekers doopten de nieuwe pterosaurus of vliegend reptiel (1-) Darwinopterus (‘de vleugel van Darwin’), omdat hij het bewijs kan zijn voor een ongewone vorm van evolutie.

Wetenschappers kennen al langer twee verschillende groepen pterosauria-morfen :
* De oudste zijn de”basale” pterosauriers rhamphorhynchoidae’ :primitieve vliegende reptielen met relatief korte schedels voorzien van verschillende dinstinctieve “openingen “, lange cervicale ( nek) ribben , een korte metacarpus ( zoiets als een handpalm of een voetzool ) , lange staarten( met de onvermijdelijke uitzonderingen en een groot vliegmembraam dat is gespannen tussen de achterpoten= het cruropatagium ) Deze pterosaurus-groep dateert van die in het begin van het mesozoïcum (220-65 miljoen jaar geleden/ –>ze duiken voor het eerst op in het laat trias ) :ze zijn van (relatief)klein tot medium postuur


 Jeholopterus nichengensis
http://www.universitario.com.br/noticias/noticias_noticia.php?id_noticia=8577 

http://nl.wikipedia.org/wiki/Jeholopterus


* De jongste groep zijn de Pterodactyloidae complexere pterosauria met een korte staart .De schedels zijn lang en smal , er is vooraan een enkele grote opening ( ipv twee ) voor beide ogen …de cervicale riben ontbreken, ze bezitten een lange metacarpus, het cruropatagium is allometrisch gereduceerder geworden ….Ze duiken op in het laat Jura en konden soms gigantische proporties aannemen ….
*De laatste groep (pterodactyloidae) evolueerden uit de eerste groep, ( rhamphorhynchoidae)
maar tussen beide groepen zat een enorm evolutionair gat.


http://www.bertsgeschiedenissite.nl/geschiedenis%20aarde/pterosauria.htm

Pterodactylus kochi, Jura afdrukken van de vleugel membranen zijn bewaard gebleven .De vleugelspanwijdte van pterosauriamorfen varieerde van 20 centimeter tot 12 meteres
Deze reptielen uit het laat jura zaten in dezelfde “predator” niches van/als de huidige vogels
Courtesy of J.M.V.Rayner 
http://blackwellpublishing.com/ridley/image_gallery/Jurassic_pterosaur.asp 


De ‘nieuwe’ Darwinopterus zit met zijn 160 miljoen jarige ouderdom zowat ( met zijn groep )in het midden van het plaatje.
Het roofdier had lange kaken, scherpe tanden en een vrij flexibele nek en was ongeveer zo groot als een kraai.
Volgens de onderzoeker kan je hem waarschijnlijk het best vergelijken met de hedendaagse havik.

‘Darwinopterus betekende ook
een aantal niet bevestigde meer algemene (speculatieve )verwachtingen (=educated guesses ) voor ons’
,
zegt David Unwin van de University of Leicester, een van de onderzoekers. (2)
Maar dat leverde dcus wel heel veel nieuw fossiel (bewijs)materiaal op, ter ondersteuning van ” gewijzigde ” en nieuwe werkhypothesen over de evolutie van ( in dit geval) deze tussengroep van pterosauriers ..

‘We hadden verwacht dat de transitie-groep ( waartoe deze darwinoptgerus als soort hoort ) tussen beide pterosauriers( de primitieve en de geavanceerde ) een
 geleidelijke overgang zou tonen, zoals bijvoorbeeld een staart die noch lang noch kort zou zijn.
Maar Darwinopterus heeft vreemd genoeg het het hoofd en de nek van de geavanceerde pterosaurus, terwijl de rest van het skelet, inclusief de erg lange staart, identiek is aan dat van de“primitieve “pterosaurussen.

‘De geologische ouderdom van Darwinopterus en de bizarre combinatie van geavanceerde en primitieve kenmerken openbaart heel wat over de evolutie van deze pterosaurus.
Die evolutie ging vooral heel snel met veel grote verandering op korte tijd.(Op geologische tijdschaal ).
Voorts valt op dat hele groepen kenmerken die belangrijke structuren vormen, zoals de schedel, de nek of de staart,
 samen blijken te zijn geëvolueerd: eerst het hoofd en de nek, later gevolgd door het lichaam, de staart, de vleugels en de poten. Het lijkt er dus op dat natuurlijke selectie op hele ‘modules’ inwerkte, en niet, zoals we verwachtten, op specifieke kenmerken zoals de vorm van de bek of van de tanden. Dat gegeven ondersteunt het controversiële idee van relatief snelle ‘modulaire’ evolutie.’(3)
( in de citaten staan de het rood gemaakte zinsneden voor mijn persoonlijke (vervangende ) interpreterende vertalingen (van bepaalde termen en zinnetjes ) of mijn toegevoegde nota’s) 

Het onderzoek staat in het britse Proceedings of the Royal Society B.
zie bijlage ( onderaan /aan te klikken )

Figure 2. Holotype ZMNH M8782 (a,b,e) and referred specimen YH-2000 ( f ) of D. modularis gen. et sp. nov.: (a) cranium and mandibles in the right lateral view, cervicals 1-4 in the dorsal view, scale bar 5cm; (b) details of the dentition in the anterior tip of the rostrum, scale bar 2cm; (c) restoration of the skull, scale bar 5cm; (d) restoration of the right pes in the anterior view, scale bar 2 cm; (e) details of the seventh to ninth caudal vertebrae and bony rods that enclose them, scale bar 0.5 cm; ( f ) complete skeleton seen in the ventral aspect, except for skull which is in the right lateral view, scale bar 5 cm. 

Abbreviations: a, articular; cr, cranial crest; d, dentary; f, frontal; j, jugal; l, lacrimal; ldt, lateral distal tarsal; m, maxilla; mdt, medial distal tarsal; met, metatarsal; n, nasal; naof, nasoantorbital fenestra; p, parietal; pd, pedal digit; pf, prefrontal; pm, premaxilla; po, postorbital; q, quadrate; qj, quadratojugal; sq, squamosal; ti, tibia.




Figure 4.
Phylogenetic relationships and evolutionary context of

Darwinopterus. (a) Phylogenetic analysis of Pterosauria (see the
electronic supplementary material for details), possible alternative locations for 
Darwinopterus 
indicated by D1 and D2.

(b) Schematic restorations of a basal pterosaur (above), Darwinopterus (middle) and a pterodactyloid (below) standardized

to the length of the DSV, the arrow indicates direction of evolutionary transformations; modules: skull (red), neck (yellow),
body and limbs (monochrome), tail (blue); I, transition phase one; II, transition phase two. 

(c) Time-calibrated phylogeny
showing the temporal range of the main pterosaur clades;
basal clades in red,
pterodactyloids in blue; known ranges of
clades indicated by solid bar, inferred ‘ghost’ range by coloured line; footprint symbols indicate approximate age of principal
pterosaur track sites based on 
Lockley et al. (2008); stratigraphic units and age in millions of years based on Gradstein et al.(2005)
.
1, 
Preondactylus
; 2, Dimorphodontidae; 3, Anurognathidae; 4, Campylognathoididae; 5, Scaphognathinae; 6, Rhamphorhynchinae;
7, 
Darwinopterus; 8, Boreopterus; 9, Istiodactylidae; 10, Ornithocheiridae; 11, Pteranodon; 12, Nyctosauridae; 13, Pterodactylus
;
14, 
Cycnorhamphus; 15, Ctenochasmatinae; 16, Gnathosaurinae; 17, Germanodactylus
; 18, Dsungaripteridae;
19, 
Lonchodectes
; 20, Tapejaridae; 21, Chaoyangopteridae; 22, Thalassodromidae; 23, Azhdarchidae. Abbreviations:M, Monofenestrata;
P, Pterodactyloidea; T, Pterosauria; ca, caudal vertebral series; cv, cervical vertebral series; mc, metacarpus; na,
nasoantorbital fenestra; r, rib; sk, skull; v, fifth pedal digit.

Darwinopterus is in there, too—it’s the small purple box numbered “7”. You can see from this diagram that it is a pterosaur in a very interesting position, just off the branch that gave rise to the pterodactyls. How it got there is interesting, too: it’s basically a pterosaur body with the head of a pterodactyl. Literally

http://scienceblogs.com/pharyngula/2009/10/15/darwinopterus-and-mosaic-modul/

Phylogenetic analysis confirms that, as strongly suggested by its apparent transitional nature, Darwinopterus is the sister-taxon to Pterodactyloidea (it has to be outside of this major clade, as published definitions are node-based*).

Pterodactyloidea [adjacent ‘family tree’, from Unwin (2003), Basal pterosaurs, aka ‘rhamphorhynchoids’, are down at the bottom in blue; pterodactyloids are in purple].
Diverse Links over pterosauriers

http://www.nsf.gov/od/lpa/news/03/pr03124.htm
http://pandasthumb.org/archives/2009/10/darwinopterus-a.html#more
Zie vooral http://scienceblogs.com/tetrapodzoology/2009/10/darwinopterus_transitional.php

°

NOTEN

(1) Er wordt herhaaldelijk in dit artikel nogal ergerlijk en slordig gesproken over ” vliegende dino’s Maar pterosauriers( = zoals ze gebruikelijk genoemd worden in in de spreektaal /maar eigenlijk zijn het pterosauria-morfen ) zijn zeker GEEN dinosauriers (= deze vliegende reptielen zijn zelfs geen dinosauro-morfen ) Het zijn archosauriers
http://nl.wikipedia.org/wiki/Pterosauri%C3%ABrs
…..Om een structuur te krijgen die de volle verwantschappen weergeeft en direct aansluit bij de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, kunnen we een 
cladogram gebruiken zoals dit van Unwin:[16]

(2) Hoofdonderzoeker is Junchang Lü /Institute of Geology, Chinese Academy of Geological Sciences, Beijing

(3) Modulaire evolutie levert de zogenaamde ” mozaik”-types op
(PZ MEYERS)” …..The transitional form between two species isn’t necessarily a simple intermediate between the two in all characters, but may be a mosaic: the anatomy may be a mix of pieces that resemble one species more than the other. In this case, what happened in the evolution of the pterodactyls was that first a pterodactyl-like skull evolved in a pterosaur lineage, and that was successful; later, the proto-pterodactyls added the post-cranial specializations. Not everything happened all at once, but stepwise….”

Prachtige site
http://www.pterosaur.net/index.php

Oerreptiel legde een ei

dinoegg

Voor het eerst is het geslacht van een pterosaurus vastgesteld
Een ei van drie centimeter lag bij de cloaca van de pterosaurus. Het was dus een vrouwtje
.

23.08.2011

Onderzoekers van de Chinese academie van aardwetenschappen in Beijing hebben als eersten met zekerheid het geslacht van een pterosaurus kunnen vaststellen. Dat komt doordat een boer in de Chinese provincie Liaoning onlangs een ei heeft gevonden bij een 160 miljoen jaar oud, vrijwel compleet fossiel van de pterosaurus Darwinopterus. Het fossiel is zonder twijfel een vrouwtje, aldus de paleontologen.

Het ei bevindt zich net iets buiten het geboortekanaal van de pterosaurus en is waarschijnlijk naar buiten gestuwd door de gassen die bij de ontbinding van het dier vrijkwamen.

De paleontologen konden zien dat de linkervleugel is gebroken. Mogelijk is de pterosaurus daardoor gestorven, waarna ze naar de bodem van een meer is gezonken en werd geconserveerd. De onomstotelijke bepaling van het geslacht is heel belangrijk voor de paleontologen.

http://scienceblogs.com/tetrapodzoology/2011/02/10/darwinopterus-pterosaur-with-egg/

dinoskelet

MRS-T

Het fossiel dook op in de Chinese provincie Liaoning.


Eerder hebben zij namelijk pterosaurussen met én zonder kam op hun kop gevonden, en ze betwijfelden of het wel om één en dezelfde soort ging, ook al waren de skeletten verder identiek. Maar de vondst van deze vrouwtjespterosaurus, die geen kam heeft, neemt de twijfel weg – in elk geval wat de Darwinopterus betreft.

Het staat vast dat bij deze soort alleen het mannetje een kam had. De hanenkam was een teken van kracht bij de strijd van de mannetjes om de vrouwtjes. En voor de vrouwtjes was de kam een teken dat het mannetje een goede partner was.

Vrouwtjes hadden een groter bekken
In het gebied waar het fossiel gevonden is, zijn nog tien exemplaren gevonden van de Darwinopterus. En doordat het geslacht is bepaald, kunnen de paleontologen nu vaststellen dat de vrouwtjes een groter en flexibeler bekken hadden dan de mannetjes. Dat is ook logisch, want daardoor konden de vrouwtjes makkelijker eieren leggen.

Uit onderzoek naar het ei blijkt dat dit geen harde kalkschaal had, zoals bij vogels, maar een zachte, perkamentachtige schaal, zoals bij reptielen van nu. De schaal bevatte poriën, waardoor de foetus van water werd voorzien. Dat duidt erop dat de eieren van de pterosaurus werden begraven, net zoals die van schildpadden en krokodillen.

Zo is de theorie weerlegd dat pterosaurussen op de huidige vogels leken, in de zin dat zij nesten bouwden en goed voor hun jongen zorgden. De onderzoekers trekken juist de conclusie dat de voortplanting en kraamtijd van pterosaurussen meer gemeen heeft met die van reptielen dan met die van vogels.

Sexueel dimorphisme 

i-f83f754d279bb433f02400c1a77be1af-Darwinopterus-female-&-male-background-Witton-Feb-2011.jpg

Het vrouwtje van de Darwinopterus (l) had geen kam, alleen het mannetje had er een. of was het een rode kam ? 

File:Darwinopterus NT.jpg


http://www.eosmagazine.eu/home/ctl/Detail/mid/485/xmid/2934/xmfid/12.aspx

  21 jan 2011

Pterosaurus legde zachte eieren

Een spectaculair fossiel van een pterosaurus en haar ei geven inzicht in hoe de gevleugelde reptielen zich voortplantten. De paleontologen die de vondst deden, denken dat ze bewijs hebben dat het dier meerdere eieren legde en dat de pasgeboren jongen zelfstandig konden overleven en dus konden vliegen.

Pterosaurus waren de eerste gewervelden die konden vliegen. De gevonden fossielen zijn om en bij de 220 miljoen jaar oud, uit het trias. 65 miljoen jaar geleden stierven ze uit. De dieren waren de grootste vliegende dieren ooit, sommige hadden vleugels met een spanwijdte van 10 meter.

Over hun levenswijze en gedrag is nog weinig geweten. Vogels en krokodillen zijn de dichtste nog levende verwanten van de pterosaurus, maar de drie groepen zijn evolutionair enorm uit elkaar gegroeid. Uit eerder ontdekte fossielen bleek al dat pterosaurus eieren legde, maar er bleven weinig eieren bewaard en direct bewijs over hoe ze hun jongen opvoedden is er niet. Deze nieuwe vondst, beschreven in Sciencedeze week, biedt een paar opmerkelijke uitkomsten.

‘Mrs T’ of ‘Mrs Pterodactyl’, zoals het fossiel werd gedoopt, is in China gevonden. Het behoort tot het geslacht Darwinopterus, waarvan de vleugels een spanwijdte van één meter hadden. De resten van een vleugel zijn 160 miljoen jaar oud en waren op de bodem van een meer gezonken. Het dier broedde nog net een ei uit vlak voor het met sediment werd bedekt.

De afmetingen van het ei komen overeen met de pelvis van het dier, zodat de kans dat het ei per toeval bij de pterosaurus terechtkwam, uiterst klein is. Uit verdere analyse bleek het ei niet uit calciumcarbonaat te bestaan, zoals vogeleieren. In hetzelfde meer werden nochtans andere eieren opgegraven die wel kalk bevatten. Dat bewijst volgens de onderzoekers dat pterosaurus zachte eieren legde, zoals reptielen. Dat bevestigt eerdere theorieën.

Het ei is ook relatief klein, met een geschat gewicht van zes gram. Het dier zelf zou tussen 110 en 220 gram gewogen hebben. Moderne vogels met een gelijkaardig gewicht leggen eieren die tot drie keer zo zwaar zijn. Volgens onderzoeker David Unwin legde pterosaurus, net zoals huidige reptielen, verschillende kleine eieren in bodems waar vocht door kan sijpelen. Door het vocht verdubbelen de eieren in gewicht voor ze openbarstten.

De pasgeboren pterosaurussen waren kleine versies van de volwassene en konden vermoedelijk zelfstandig overleven en vliegen. Moderne vogels daarentegen komen uit het ei met onontwikkelde vleugels en hebben ouderlijke zorg nodig om te overleven.

Mannetje had hanenkam
Het fossiel Mrs T lost ook een andere vraag op: wat zijn mannetjes en wat zijn vrouwtjes? Van de dertig al opgegraven Darwinopterussen hadden sommige een grote hanenkam, andere niet. Van het pas beschreven fossiel ontbreekt een deel van het fossiel maar er blijft genoeg over om te concluderen dat Mrs T geen hanenkam had. De hanenkammen waren volgens de onderzoekers dus pronkstukken bij de mannen. Die hadden ook een smaller bekken dan Mrs T, wat te verwachten was.

Toch is niet iedere paleontoloog overtuigd. Kevin Padian van de University of California denkt dat Mrs T geen kam had omdat het dier nog te jong was, en niet omdat het vrouwelijk was. Hij denkt ook dat het ei te groot was om er meerdere ineens te kunnen leggen. (rvb)

Bijlagen:

rspb.2009.1603.full.pdf pterosaurs.pdf (945.4 KB)   

Grootste vliegende reptiel moest taxiën om in de lucht te komen

http://www.scientias.nl/grootste-vliegende-reptiel-moest-taxien-om-in-de-lucht-te-komen/75533

Geschreven op 09 november 2012 

Met een spanwijdte ietsje groter dan die van een F16 had het vliegende reptiel uit het geslacht Quetzalcoatlus zeker het benodigde materiaal om het luchtruim te kiezen. Maar als ‘ie al vliegen kon, hoe kwam het beest ter grootte van een giraf dan ooit de lucht in? Door te taxiën, zo stellen wetenschappers.

Reptielen uit het geslacht Quetzalcoatlus kent u waarschijnlijk van die prachtige platen waarop indrukwekkende vogelachtige reptielen met enorme vleugels pronken. Vaak worden ze vliegend voorgesteld waarbij hun spanwijdte van tien meter of meer gebruikt wordt om indruk te maken op de toeschouwer. Maar hoe kwamen deze giganten ooit de lucht in?

Simulatie
Onderzoekers van de Texas Tech University beten zich in dat vraagstuk vast. Ze maakten gebruik van computersimulaties om te achterhalen hoe het dier met succes het luchtruim zou kunnen kiezen. In hun simulatie maakten ze gebruik van de grootste Quetzalcoatlus ooit gevonden.

Helling
De onderzoekers berekenden dat de Quetzalcoatlus in kwestie ongeveer 70 kilo moet hebben gewogen. En met zo’n gewicht en met het oog op de grootte en omvang van de vleugels was er eigenlijk maar één manier waarop deze reptielen heelhuids in de lucht konden komen. Door te taxiën. “Als Quetzalcoatlus zich op de grond bevond, moest deze waarschijnlijk een helling vinden en dan daar heel snel op vier poten vanaf rennen, dan op twee poten en vervolgens voldoende kracht opbouwen om het luchtruimte kiezen,” vertelt onderzoeker Sankar Chatterjee. “Het had een gebied nodig om te taxiën.”

De Quetzalcoatlus in vergelijking met een mens een giraf en daarnaast (van bovenaf gezien) in vergelijking met een F16. Afbeeldingen: Texas Tech.

Photo: A Quetzalcoatlus soars alongside a gilder in a scene from the movie Flying Monsters 3D

Quetzalcoatlus With Glider

A Quetzalcoatlus is shown flying along with a glider (piloted by David Attenborough) in a composite image from a film. Quetzalcoatlus’s wingspan reached up to 35 feet, the longest wingspan of any animal ever known to live on Earth.

This animal—the biggest that has ever flown—was probably a tremendous glider. With hollow bones and lightweight construction, it would have had an ideal form to exploit natural up-currents to stay aloft without flapping.

°

Katapult
De resultaten van de onderzoekers staan haaks op eerdere studies. Zo stelden onderzoekers recent nog vast dat de Quetzalcoatlus zo’n 250 kilo woog. En dat het reptiel ondanks dat enorme gewicht nog steeds het luchtruim kiezen kon, door zijn voorpoten als een katapult te gebruiken en zichzelf de lucht in te schieten. Vandaag de dag zijn er nog dieren die dat doen: de vampiervleermuiz bijvoorbeeld. Chatterjee durft echter met zekerheid te stellen dat deze aanpak onmogelijk gewerkt kan hebben bij de Quetzalcoatlus. Wat mogelijk is voor een vleermuis van 25 gram is onmogelijk voor een dier dat vele malen keer zwaarder is. Dat komt onder meer door de enorme vleugels van het dier. “Met een spanwijdte van 10,4 meter zou Quetzalcoatlus niet in staat zijn om na zo’n sprong krachtig met zijn vleugels te slaan en daarbij met die kwetsbare vleugels niet de grond te raken.”

In de lucht
Maar ook opstijgen door te taxiën was een hele klus, zo benadrukt Chatterjee. De onderzoekers vermoeden dan ook dat Quetzalcoatlus het grootste deel van zijn tijd in de lucht doorbracht. Het reptiel moet zich eenmaal in de lucht prima hebben kunnen redden; met de grote vleugels kon deze heerlijk door de lucht glijden zoals grote vogels dat vandaag de dag doen.

In hun simulaties gaan de onderzoekers ervan uit dat de Quetzalcoatlus zo’n 70 kilo woog. Dat is weinig voor een reptiel dat ongeveer zo groot is als een giraf en meer dan tien meter brede vleugels had. Toch denkt Chatterjee er niet ver vanaf te zitten. Hij wijst erop dat de botten van het dier hol waren en dat dat al heel veel gewicht scheelde.

http://dinosaurpalaeo.wordpress.com/2013/01/23/palaeontology-of-sw-germany-3-1-13-hauff-pterosaurs/

Campylognathoides liasicus,

hauff_68

File:Campylognathoides sp AMNH 1713 cast skull.jpg

File:Campylognathoides-Ghedo.JPG

Wingspan about a meter./Cast of the Pittsburgh specimen of Campylognathoides liasicus  AMNH

hauff_69

hauff_74

Cast – this original is at the SMNS. A bigger one, with a wingspan of about 230 cm.

Interestingly, both specimens are labelled as C. zitteli, but the Pittsburgh one is definitely C. liasicus

Dorygnathus banthensis

Dorygnathus banthensis with a wingspan of a good meter (105 cm). A rhamphorhynchid

hauff_80

File:Dorygnathus.JPG

A cast in the Urwelt-Museum Hauff at Holzmaden of UUPM R 156, a specimen sold by Bernhard Hauff to the University of Uppsala in 1925

File:Dorygnathus banthensis 2.jpg

Dorygnathus banthensis, unterer oder schwarzer Jura, etwa 188 Millionen Jahre alt, Holzmaden, Württemberg

hauff_77

De vliegende reptielen ….. een nieuwe soort ontdekt. De nieuwe soort moet met een spanwijdte van drie meter redelijk indrukwekkend zijn geweest.

De onderzoekers hebben de nieuwe soort de naam Eurazhdarcho langendorfensis gegeven. Ze vonden de fossiele resten van de soort – die zo’n 68 miljoen jaar oud zijn – terug in Roemenië.

Lopen en vliegen
Eurazhdarcho behoort tot een groep pterosauriërs die we de azhdarchiden noemen,” vertelt onderzoeker Darren Naish. Deze reptielen hadden lange nekken en lange koppen.

Hun vleugels waren zeer geschikt voor een leven in de lucht, maar ook op de grond redden ze zich prima. De reptielen vouwden hun vleugels dan op en liepen op hun achterpoten en de punten van hun vleugels (die dienst deden als voorpoten). Dat schrijven de onderzoekers in het blad PLoS ONE.

 

Roemenië
De nieuwe soort die wetenschappers van de universiteit van Southampton nu ontdekt hebben, was met een spanwijdte van drie meter redelijk groot, maar niet gigantisch. “Dat geldt voor veel dieren die we tot op heden in Roemenië ontdekt hebben,” stelt Naish. “Ze zijn vaak klein in vergelijking met familieleden in andere gebieden.”

Voedsel
Hoe vliegende reptielen zoals de nieuwe soort aan eten kwamen, daar waren de meningen lang over verdeeld. Vlogen ze over wateren en pikten ze hun voedsel tijdens hun vlucht op? Of liepen ze langs het water en haalden ze met hun lange snuiten prooien uit de modder? “Eén van de nieuwste ideeën is dat azhdarchiden door de bossen, velden en andere gebieden liepen op zoek naar kleinere prooien. Eurazhdarcho onderschrijft dit beeld van de azhdarchiden, aangezien deze fossielen afkomstig zijn van een landinwaarts gelegen gebied waar zowel bossen en velden als lange, meanderende rivieren en moerasachtige gebieden zijn,” vertelt onderzoeker Gareth Dyke.

De vondst van de nieuwe soort is best bijzonder. Het is het meest complete voorbeeld van een azhdarchide die tot op heden in Europa is teruggevonden.

http://www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0054268

Figure 4 Eurazhdarcho langendorfensis (EME VP 312) in situ bone map.
Figure 4. Eurazhdarcho langendorfensis (EME VP 312) in situ bone map.

 

Figure 5 Preserved elements of Eurazhdarcho langendorfensis re-assembled as found in partial articulation.
Figure 5. Preserved elements of Eurazhdarcho langendorfensis re-assembled
Figure 6 Line drawings of preserved Eurazhdarcho langendorfensis cervical vertebrae.
show less
Figure 6. Line drawings of preserved Eurazhdarcho langendorfensis cervical vertebrae.
show more

EME VP 312. (a) Cervical four in lateral view. (b) Cervical four in dorsal view. (c) Cervical four in anterior view. (d) Cervical three in dorsal view. (h). Cervical three in lateral view. For scales see figures 7–9. Abbreviations: ns, neural spine; prz, prezygapophysis; nc, neural canal.

Figure 7 Eurazhdarcho langendorfensis, cervical vertebra three.

GLOS M INHOUD

INHOUD —-> https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/03/evodisku/

Macro evolutie

MAISBOORDER

Mammoet

Marella

Meemannia eos

Mendel

periodiek systeem van MENDELJEV

Menselijke monsters

Memetica

MICROBIOLOGIE

Micro evolutie

Microraptor Gui

micro-organismen

microRNA

Mieren

°

MIMI

MtDNA X chromosoom Eva en Y chromosoomAdam

MITOCHONDRIEN

Mitochondrieën Benno Beukema http://home.kpn.nl/b1beukema/mitochondrien.html

Moleculaire klokken

Morfogenesis

Functionele Morfologie

Mutaties

gestuurde mutaties ?

MUtATIE SNELHEDEN

Mycorrhiza