Extended Evolutionary Synthesis (EES)

   ( evolutie & evolutie theorie ) 

°

http://rationalwiki.org/wiki/Extended_evolutionary_synthesis

°

Gert Korthof describes the ‘Extended Evolutionary Synthesis’ as:

”Neo-Darwinism plus molecular genetics (Watson & Crick, 1953). That is about 50 years ago. Furthermore, there are or probably will be included: developmental biology (evo-devo), genomics, epigenetics, ecology, symbiosis, life history, hybridization, horizontal gene transfer, systems biology, Earth System Science (including Niche Construction and Gaia), origin of life, astrobiology, sociobiology (incl. evolutionary psychology), evolution of the brain and mind (consciousness).

http://wasdarwinwrong.com/

 (Zie verder ook onderaan )

°

Review: Massimo Pigliucci, Gerd B. M¨ller Evolution, The Extended Synthesis

http://www.scienceforums.net/topic/70332-evolutionary-mechanisms/

°
Extended Evolutionary Synthesis (EES) 

 evolutietheorie onder vuur?

( * “voor de zoveelste maal ?” )

Een groep evolutiebiologen stelt dat de evolutietheorie uitgebreid moet worden met vier concepten (embryonale ontwikkeling, plasticiteit, niche constructie en niet-genetische overerving). Aanhangers van het huidige evolutiemodel reageren gevat.

Sinds de Moderne Synthese  ( MES )in de jaren 30, waarin natuurlijke selectie, genetica, paleontologie en taxonomie verenigd werden, ligt de focus van evolutionair onderzoek op genen.

aula / T. Dobzhansky

aula / T. Dobzhansky

…..Was een  invloedrijk  populair-wetenshappelijk  boek van een van  de vaders van de uitgekristaliseerde  Moderne synthesis midden vijftiger jaren  vorige eeuw  ….

(klik op de afbeeldingen voor vergrotingen )

T. Dobzhansky  Enkele citaten uit het voorwoord

T. Dobzhansky
Enkele citaten uit het voorwoord

°

Een groep evolutiebiologen stelt nu dat deze synthese uitgebreid moet worden met nieuwe concepten. Deze nieuwe synthese, Extended Evolutionary Synthesis (EES) gedoopt, betoogt dat evolutie meer is dan enkel genen. In het vaktijdschrift Nature werden beide kampen tegenover elkaar gezet.

Vier concepten
Volgens de aanhangers van de nieuwe synthese ontbreken er vier concepten in de standaard evolutionaire theorie, namelijk embryonale ontwikkeling, plasticiteit, niche constructie en niet-genetische overerving.

Deze concepten zijn weliswaar het onderwerp van talloze studies, ze worden echter gezien als uitkomsten van andere, meer fundamentele evolutionaire processen.

De EES-verdedigers stellen dat deze vier concepten ook een belangrijke rol spelen als drijvende krachten in de evolutie.

  1. Plasticiteit (uiting van verschillende kenmerken afhankelijk van de omgeving) en bepaalde trends in de embryonale ontwikkeling kunnen bijvoorbeeld de eerste stap zijn in de oorsprong van nieuwe kenmerken.
  2. Niche constructie (de invloed van organismen op hun omgeving, zoals een beverdam) kan ervoor zorgen dat organismen zelf hun selectiedruk sturen.
  3. Tenslotte, niet-genetische processen, zoals epigenetica, kunnen het evolutionaire proces sterk beïnvloeden.

Het antwoord
In het andere kamp reageert men dat de vier voorgestelde concepten reeds onderdeel uitmaken van diverse onderzoeksprogramma’s. Maar de basis van evolutiebiologie blijft nog steeds het gen.

–Het is zeker waar dat niet-genetische processen soms een rol spelen in de evolutie van bepaalde organismen, en plasticiteit in genexpressie is meermaals aangetoond.

°

Maar om embryonale ontwikkeling of plasticiteit een fundamentele rol toe te bedelen, daarvoor is er voorlopig nog geen overtuigend bewijs.

°

Mijn visie
Als evolutiebioloog, wil ik ook graag mijn eigen visie op dit debat met de lezers delen. Ik neig ernaar me aan te sluiten bij het kamp dat de standaard evolutionaire theorie verdedigt.

De vier concepten waarvan geopperd wordt dat zij ook een fundamentele rol spelen, zijn zeker de moeite waard om te bestuderen. Maar uiteindelijk kan alles teruggebracht worden op de genen.

Bijvoorbeeld,

—-plasticiteit is een gevolg van de expressie van verschillende genen, maar deze patronen in genexpressie worden weer gereguleerd door de andere genen.

°

—-Het komt mij voor dat het EES-kamp niet zo zeer het huidige evolutiemodel aanvalt, maar eerder genetisch determinisme: de idee dat alles voorgeprogrammeerd is in het genoom en dat er bij gevolg geen vrije wil bestaat.(1)(2) 

(Jente Ottenburghs (1988) heeft sinds zijn Master Evolutie en Gedragsbiologie aan de Universiteit van Antwerpen (= Nelissen ) een brede interesse voor evolutionaire biologie. Sinds mei 2012 werkt hij als PhD-student bij de Resource Ecology Group aan de Universiteit van Wageningen. Meer informatie over zijn onderzoek vindt u hier. En neem ook eens een kijkje op zijn blog waarop – hoe kan het ook anders – de evolutie eveneens centraal staat.)

___________________________________________________________________________________________

REACTIES    en  zijspoortjes  :

comments op

http://www.scientias.nl/huidige-evolutietheorie-onder-vuur/105914

°

” …..Ik zie niet wat voor nieuws er aan de evolutie theorieën word toegevoegd door de EES’ers. Allemaal gewoon al lang bekend en perfect passend in de evolutie wetenschappen  ….” 

–> Maar , dat de aangetoonde feitelijke  bevindingen en ontdekkingen  ook kunnen worden verklaard (en ingepast) in de  MES betekent nog niet dat ze de definitief  zijn verklaard  …….

°
Het is altijd zeer moeilijk te bepalen welke factoren de belangrijkste zijn of primair zijn in een proces als de evolutie. Meestal berusten deze beoordelingen op gewoontes en disciplines van de wetenschappers.

In de natuur is het proces echter een geheel en zijn alle factoren onmisbaar.

°
Verder valt op dat Darwin deze zg nieuwe factoren ook al kende en toepastte wel op andere wijze als hier bedoeld is, maar toch.

*

EES zou natuurlijk   goed gebruikt kunnen worden als springplank voor de ID-oten. …..Maar dat is niet de reden dat  EES  kan worden veroordeeld . Dat k an ook   gewoon odat  EES   een  overbodige stellingname is.

°PANSPERMIA ?

1.- Tijd om  Panspermia  in de evolutietheorie op te nemen  ?

2.- Bewijzen voor panspermie + bewijzen voor de bouwstenen van leven elders in het universum = bewijs dat leven niet op Aarde of alleen maar op Aarde is ontstaan  ….

Bewijs van buitenaards leven in meteorieten gevonden?

http://www.scientias.nl/bewijs…

Diamonds may have been life’s best friend on primordial Earth

http://phys.org/news136473549….

Life Forms Ejected on Asteroid Impact Could Survive to Reseed Earth According to a Study Published in Astrobiology

http://www.spaceref.com/news/v…

Key To Life Before Its Origin On Earth May Have Been Discovered

http://www.sciencedaily.com/re…

Mysterious Compound Seen as Key to Ocean Life

http://www.livescience.com/228…

Can meteorites carry primitive life from one planet to another?

http://phys.org/news105804274….

COSMIC ANCESTRY

Life comes from space because life comes from life

http://www.panspermia.org/

The Science of the Astrophysics & Astrochemistry Laboratory

http://www.astrochem.org/sci.p…

Life As We Know It Nearly Created in Lab

http://www.livescience.com/321…

Panspermia and the Origin of Life on Earth

http://www.panspermia-theory.c…

Did Earth Life Come from Space? Tough Algae Suggests Panspermia Possibility

http://www.space.com/22880-lif…

Extremophile

http://en.wikipedia.org/wiki/E…

Murchison meteorite

http://en.wikipedia.org/wiki/M…

Building Block for Life Found in Mars Meteorite

http://news.discovery.com/spac…

NASA Scientists Find Evidence of Water in Meteorite, Reviving Debate Over Life on Mars

http://www.jpl.nasa.gov/news/n…

Alien life found living in Earth’s atmosphere, claims scientist

http://www.telegraph.co.uk/sci…

Genetics Indicates Extraterrestrial Origins for Life:

This does not mean that life began over 10 billion years ago, but rather that the first gene was fashioned billions of years before the creation of Earth.

http://journalofcosmology.com/…

Sea plankton ‘found living outside International Space Station’

http://www.telegraph.co.uk/sci…

Building Blocks of Life Found in Galactic Cloud

http://news.discovery.com/spac…

(antwoord 1) ……de panspermie theorie valt buiten de fundamenten van de evolutietheorie

…….of leven nu op aarde of  buitenaards  is ontstaan breekt niets af van de evolutietheorie. Dit is hetzelfde nonargument als dat van  fundamentalisten aangaande dat evolutietheorie

” het ontstaan van leven niet kan verklaren en derhalve fout is.”

–Het ontstaan van leven op aarde (of het nu panspermie of abiogenese is) staat los van de evolutietheorie.

–Abiogenese IS NIET  = /= de evolutietheorie (correct genaamd de Modern Evolution Synthesis maar voor het plebs is het gemakkelijk om het over de evolutietheorie te hebben omdat ze dan het woordje theorie kunnen aanvallen (waarmee ze ook laten merken nog steeds niet te snappen wat een theorie of een hypothese is)).

– De evolutietheorie (= MES   en zelfs uitbreidingen  daarvan  )   omvat niet de oorsprong van het leven op Aarde. Of dat leven nu van andere sterren komt, van Mars, van goden of elfjes, of op Aarde is ontstaan vanuit abiotische chemische processen, dat maakt voor evolutieleer niet uit.
–Trouwens waar is  panspermisch leven dan  onstaan ?                                                                                                                                                 ( uit het “oneindige “ , allicht ?–>(of) ” het is gewoon overal aanwezig in de kosmos /(of)  het is een eigenschap van de kosmos en haar  materieele manifestaties   , die  overal  moet onstaan  “ )

Panspermia is waarschijnlijk een overbodige complicatie.
Ik wil best geloven dat een aantal van de chemicalien die op Aarde meehielpen leven te kickstarten in de circumstellaire ruimte zijn ontstaan – astronomische waarnemingen suggereren tenslotte dat een aantal protoplanetaire schijven rijk zijn aan complexe organische moleculen –    Maar dat zegt nog niet dat *leven* elders MOET  zijn ontstaan.

(antwoord 2)

DE”aangehaalde”   BEWIJZEN  voor panspermia  ?  

* ik zie maar één stuk bewijs in je lijst met links dat iets meer is dan speculatief, en dat is de link naar het artikel over

de leeftijd van bepaalde genen.   

http://journalofcosmology.com/Life100.html

Dat is echter geen wetenschappelijk artikel, en als je serieus bent in je wens de panspermia-positie te verdedigen zul je toch met wetenschappelijke bevindingen moeten komen, niet met populaire artikelen.

“de bewijstukken  dat  panspermia  MOGELIJK   is stapelen zich in de loop der jaren op  ….”

—> Mee eens  … Maar bewijzen dat iets mogelijk is is niet hetzelfde als bewijzen dat het waarschijnlijker is dan de alternatieven

–> Evolutiekennis  is (net als  in alle  (natuur)wetenschappen ) wat we (met grote en minder grote graden van zekerheid, afhankelijk van het niveau van detail) weten.

Om erachter te komen wat we nog niet weten moeten we teruguit redeneren vanuit wat we weten. Evolutie is het platform van waaruit we de oorsprong-van-leven proberen te achterhalen, niet andersom.
—> Panspermia   zil vol graten … Er is om te beginnen te weinig  dat ons zekerheid geeft dat ONS leven van ergens anders afstamt .
Maar  tenslotte moet leven ergens beginnen en dat kan net zo goed HIER  zijn.

Wat  echter NIET verandert ( in die context )  is de evolutietheorie, ( en haar toepassing ) die blijft gelden ( =  is wellicht universeel geldig   , van zodra er sprake is van replicatoren ) of aards  ” leven “nu van elders komt of niet…..

°  Panspermie zegt ook niet dat het leven van elders MOET komen  en zo onze planeet als het ware heeft bezaaid met leven.

Panspermie zegt voornamelijk dat  :
leven ook elders, andere planeten, andere planetenstelsels kan zijn ontstaan,
-dat dit leven ook kan overleven in gesteente afkomstig van die planeten met leven, en zo dus ook op onze planeet Aarde kan terecht  zijn  gekomen.
-Maar ook andersom :  leven van onze Aarde kan ook terecht zijn gekomen op andere planeten, en mits gunstige omstandigheden daar ook gedijen en evolueren.

-Dit neemt uiteraard niet weg dat leven  ook  op Aarde ook is ontstaan, want mist gunstige omstandigheden kan en zal trouwens hier op Aarde ook wel leven zijn ontstaan, gedijen  en  evolueren.

Maar met het grote verschil, dat we uiteindelijk niet over de  ene  aardse  boom des levens spreken, maar wel over meerdere” bomen des levens.”uit de kosmos   (dat is ook het gene waar ik meestal op hamer)

-Na verloop van tijd-miljoenen jaren zijn al die bomen zo in en door elkaar gegroeid, dat het haast onmogelijk is om het Aardse leven (leven dat op Aarde is ontstaan) te onderscheiden van het buitenaards leven (leven dat van elders afkomstig anders dan onze Aarde)

En daarom, gezien het opstapelen van de bewijzen, mogelijkheden dat panspermie wel degelijk kan en heeft kunnen plaatsvinden hier op Aarde, daar serieus rekening mee moet gehouden worden wat betreft het leven hier op Aarde maar ook elders, ook de evolutie wat betreft van het aanwezige leven.

—> Er zijn bezwaren tegen de these dat er nu leven uit verschillende bronnen zou kunnen bestaan op Aarde.

Op DOMEIN niveau , ja misschien, maar zodra je specifieker dan domein gaat kijken: nee.

En zelfs op domeinniveau is de match op biochemisch en zelfs genetisch niveau zo groot dat je de conclusie van een enkele LUCA ( de overlevende  stamvader van het aardse leven  van een aantal concurende   luca’s ? die zowel buitenaards als onafhankelijk kunnen  zijn onstaan op aarde  ) eigenlijk niet meer ontkomt.

–>  Om daar tegenin te gaan moet je dus met wel heel bijzonder bewijs aan komen zetten.

(tsjok)

Uiteindelijk merken  NU  niets meer  van (eventueel) ”  nieuw  onstaan  allereerste leven “( of zelfs van elders primitief  en alternatief ingevoerd leven  op deze aarde ) omdat ze van zodra ze onstaan (of hier arriveren ) worden opgegeten door het reeds aanwezige leven dat afstamt van de succesrijkste  ( prehistorische ) luca(s) die het(nog grotendeels )” onzichtbare”    aanwezige ” wortelnetwerk ” van de aardse stamboom vormen   …..

°

(Tenslotte )

– Het lijkt mij  ook  sterk dat leven onbeschermd interstellaire afstanden overleeft.
Daarbij komt nog eens dat een aantal van de hypotheses mbt het op Aarde ontstaan van leven bijzonder plausibel zijn.
-Op dit moment acht ik dus het lokaal ontstaan van leven – al dan niet met in circumstellair ontstane chemicalien – waarschijnlijker dan panspermia.

“Although computer models suggest that a captured meteoroid would typically take some tens of millions of years before collision with a neighboring solar system planet,[32]there are documented viable Earthly bacterial spores that are 40 million years old that are very resistant to radiation,[32][38] and others able to resume life after being dormant for 25 million years,[141] suggesting that lithopanspermia life-transfers are possible via meteorites exceeding 1m in size ”
http://en.wikipedia.org/wiki/Panspermia

Echter
Of de gegevens (uit bovenstaand citaat ) nu direct van toepassing is op de preservatie van leven over interstellaire afstanden of niet durf ik zo niet te zeggen, maar dat vergroot de kansen natuurlijk wel wat.

Soit.
Leven moet ergens zijn begonnen, en de meest spaarzame aanname ( parsimonie principe ) is nog steeds dat leven dat hier bestaat , hier is begonnen.

°

–De gehele panspermia – hypothese  verschuift alleen maar “het onstaan van het leven (uit “dode” stof )  “vraagstuk  …. maar daarmee is het niet opgelost …..

  • Wanneer (eventueel) echter buitenaards ” leven ” ( of populaties van replicatoren )  ontdekt wordt : moet men zich gaan afvragen of  die replicatoren ook de wetmatigheden van  evolutionaire algorythmes ( eventueel zelfs andere dan de aardse ?) volgen en de titel “levend ” verdienen …..
  • Evolutietheorie is veel breder dan alleen maar “Darwin” en ” dieren.”Het is universeel en digitaal.
    Het zal optreden van zodra opeenvolgende generaties van replicatoren erfelijk gecodeerd materiaal gaan doorgeven … en die hoeven niet perse “levende ” stof /organismen (of extended artefacten ervan ) te zijn in de huidige betekenis …..Het is een menselijke tekortkoming om de wetmatigheid van evolutie los te gaan zien van het universele
  • “virussen”  en  de  “voorgestelde  “memen(= vergelijkende  metaforen voor eenheden van(bijv oorbeeld)  evoluerende ideeen en/of  diverse   culturele gebruiken  )  zijn  replicatoren die NIET (formeel en  conventioneel )tot het “levende”   worden gerekend ….
  •  Wat is de definitie van leven anders  dan een(voorlopig en  omschrijvend/benaderend  )understatement  ?

(zie ook) Wat is leven —> (als start )

http://korthof.blogspot.be/2014/10/what-is-life-addy-pross-boek-bespreking.html

NATURE-NURTURE

 

  • (1)………… De(verouderde )  strijd   tussen het  genetisch determinisme  en de invloed van de omgeving ( …. de omgeving tijdens de ontwikkeling van een individu  ,  de opvoeding / cultuurinvloed  ) als leidend en vorm-gevend principe in de evolutie ___ net zoals Lamarckisme en Darwinisme ____   is  een   gemoderniseerde  (heroprakeling) discussie   van het  klassieke nature/nurture debat.( vooral in de evolutionaire  psychologie , de menswetenschappen  en aanverwanten  ) oftewel de vraag               “ Hoeveel generaties nurture is nodig voor een verandering in nature?
  • Wie het weet mag het zeggen….Al met  al gaat het(wetenschappelijk )  om de (vermeende ) onderlinge samenhangen  tussen  geno- en feno-types zoals ze verschijnen binnen de opeenvolgende generaties van  populaties  …….
  • (2)………….De vrije wil discussie  is al met al, bijzonder  sterk  gekleurd door  een filosofische  (en religio-theologische )kwestie(s ): tussen enerzijds de predestinatieleer van de   calvinisten (deterministen en  fatalisten incluis ) en  de vrije wil leer die individueel  kiest voor of tegen de stem van het  eigen  door god ingbouwde “geweten” in de individuele  ziel   van de contrareformatische katholieken  ( maar evenzeer bij   verlichte   libertaire /”tabula rasa “(jean jacques Rousseau )vertegenwoordigers  en de  uitlopers van het  Dialectisch marxisme  ( = die zweren bij een maakbare mens  (bijvoorbeeld het ideologisch gekleurde  semi-wetenschappelijke ) oude lysenkoisme en de “heropvoedingskampen”/goelags  )en het dialectisch   historicisme  van Hegel

*

FILOSOFIE  ?
“…..Evolutieleer is een verzameling mathematische modellen, biologische en genetische wetmatigheden, op basis waarvan harde, testbare voorspellingen worden gedaan.
Wat is daar nu filosofisch aan?…..”

* Evolutietheorie; beschrijft het proces waarbij erfelijke eigenschappen binnen een populatie van organismen veranderen in de loop van de generaties als gevolg van genetische variatie, voortplanting en natuurlijke selectie.
De(evolutiewetenschap ) populatiegenetica beschrijft alleen het deel over genetische variatie.

–>Nee. Populatiegenetica beschrijft ook middels mathematische en statistische modellen hoe natuurlijke selectie de frequentie van allellen beinvloed – over korte en langere periodes.
Populatiegenetica ligt dus aan de basis van evolutie per natuurlijke selectie.

Er is niets filosofisch aan  de  (MES ) evolutieleer.

*
(JENTE )
De sterkte van de evolutietheorie is zogenaamde consiliëntie (of convergentie van bewijs).
Evolutie wordt ondersteund door waarnemingen en experimenten uit diverse disciplines, waarvan de populatiegenetica er een is.
Hierdoor kan evolutie beschouwd worden als een wetenschappelijke theorie en niet als filosofie.

Hier is meer info over consiliëntië:
http://en.wikipedia.org/wiki/Consilience
*

EES  is nog té filosofisch ( =nog te weinig wetenschappelijk bewijs )

Het artikel hierboven, waar alle discussie hier over zou moeten gaan, is zeer filosofisch van aard.
Links en rechts ondersteund, maar ook ondermijnd door wetenschappelijke waarnemingen.

°Onderaan het artikel staat :

(1)(2)”Het komt mij voor dat het EES-kamp niet zo zeer het huidige evolutiemodel aanvalt, maar eerder genetisch determinisme: de idee dat alles voorgeprogrammeerd is in het genoom en dat er bij gevolg geen vrije wil bestaat”

en dan kom je mi. toch in een deels filosofische discussie terecht.  ( * ) (**)

(  en verder  :   Wat is de vrije wil? Hoe is het van invloed?
En dan een kip en het ei verhaal.
Zetten de genen aan tot keuzes of worden de genen veranderd door keuzes?)

(* Grailgathor )

“..deels (in een)filosofische discussie terecht …”

……..En daarom valt dat dan ook buiten het onderwerp evolutietheorie. Kortom, als EES-ers iets dergelijks als reden voor hun voorstel aanvoeren, dan is het tijd dat ze met  voldoende  wetenschappelijke bewijsstukken   te komen ipv te teren op  speculaties en  (zweverige ) filosofietjes ……

(**JENTE ) Dat klopt inderdaad.
Ik heb het gevoel dat de discussie tussen EES en de huidige theorie voorlopig nog te filosofisch is door het gebrek aan bewijs in het EES-kamp.
En die laatste paragraaf was ook bedoeld om wat discussie uit te lokken 🙂

Filosofische definities “evolutie “ | Tsjok’s blog

tsjok45.wordpress.com/2013/02/19/filosofische-definities-evolutie/

Buskes 19 feb. 2013 – E = VSR oftewel Evolutie(mechanisme ) is Variatie, Selectie en Replicatie. Nota Uiteraard is E … http://evodisku.multiply.com/journal/item/245.  ……..

*

HOND  EN WOLF

 ………”zet een puppy van je lieve hond bij een wolf en het wordt weer een wolf.” Imprinting heet dat.

  1. Imprinting is een  verschijnsel  uit de ethologie  (dierpsychologie ) :  dat is ontdekt door Konrad Lorenz ( en verder ontwikkeld door  Nico Tinberger )      …..     (klik )                                                                                                     Het is sterk gelieerd  als verschijnsel  “conditionering ” maar verschilt er duidelijk van  : 

DOC]CONDITIONERING.docx – Bloggen.be

blogimages.bloggen.be/evodisku/attach/167770.docx

 

Ethologist Konrad Lorenz showed that newly hatched birds imprint on the first moving object seen after hatching. At one point, Lorenz raised ducks, and they  …

—>  Het gaat  bij inprenting  over  de invulling  van een  gedragspatroon bij pasgeboren dieren ( bijvoorbeeld  de  stelregel /opdracht  volg het eerste dier (of zelfs bewegend voorwerp ) dat je ziet als zijnde je moeder )

Merk op dat deze(reflexachtige ?)     opdracht  die ( in dit geval ) een relatie vastlegt ( een invulling die daarna blijkt afgesloten ) )wel degelijk “hardwired ” is   en dus  derhalve erfelijk  aanwezig )   … Bovendien is imprinting alleen mogelijk in een erg jong stadium van de levensloop  omdat deze eigenschap nogal vlug verdwijnt   ( NOOT : bij mensen kan de  imprinting eigenschap   misschien langer duren ,zeker indien men de homo sapiens beschouwd als een paedomorfe  primaat )

inprenting

Eenden – kuikens veranderden  niet  in mensen omdat ze achter Konrad Lorenz aanliepen ……

  • ….. Een wolf  wordt geen  hond   omdat hij  door een  lieve hond werd geadopteerd …. Net zoals   het “wolfskind” Mowgli geen  genetische   wolf werd ….. wordt een juveniele  wolf geen  “hond”  omdat hij werd geadopteerd door een vriendelijke en goed opgevoede hondenteef  ….

zie ook  Feral children  <—

Feral Children | An anthropology of wild, savage and feral

feralchildren.info/

 Often the reality is more about child abuse and neglect, rather than incredible Mowgli- or Tarzan-style heroics. The fates of these feral children can reveal ..
Boys and girls who have grown up outside the normal structures of family and society, who have survived life in the wild or in the company of animals, are deeply fascinating to us.

Boys and girls who have grown up outside the normal structures of family and society, who have survived life in the wild or in the company of animals, are deeply fascinating to us.

Honden verschillen  nu eenmaal  genetisch van wolven.

Ja, veel wolf-eigen instincten hebben de transitie naar hond overleefd, en zullen zich doen gelden onder de juiste omstandigheden. Maar daarmee worden honden geen basale wolven:                                                                                                                                                          Veel eigenschappen zijn uniek voor de hond, en vind je in wolven niet terug.

(Voorbeelden ) …….honden kunnen enkele weken eerder zien dan wolven, hetgeen helpt honden aan te passen aan menselijke omgevingen( al dan niet met imprinting  verschijnselen ?).                                                                                                  Een hond socialiseert daardoor eerder met mensen dan wolven, met als gevolg dat de kans dat een hond zich onderdeel voelt van de familie (en/of beter opgevoed kan worden )  veel groter is dan bij wolven ( die trouwens ook  de leiding door  de alpha wolf in hun roedel zonder meer  aanvaarden ) .

En zo zijn er nog veel meer eigenschappen, ontwikkelingsmatige, gedragskundige, morfologische, die wolven niet hebben maar honden wel.

Honden zijn aangepast aan hun niche. ( al dan niet met antropogene kweekmethodes en arftificieele selectie door de mens )Honden zijn een andere richting op geevolueerd dan de wilde wolf.                                                                                                                                                      Je draait tienduizend generaties aan evolutie niet terug eenvoudigweg door een individu in een andere omgeving te plaatsen.

Wederom: dat een hond die in het wild wordt losgelaten verwildert dat zal niemand tegenspreken. Maar een wilde hond is nog steeds geen wolf.

Dus als je een hond tussen de wolven plaatst zal het ten hoogste een wilde hond worden – niet een basale wolf.

  • Wordt natuurlijk een andere zaak als deze hond zich met wolven gaat kruisen, en je na een X aantal generaties het nageslacht gaat bekijken.

Honden  zijn  in de eerste plaats gefokt door mensen, niet door de evolutie.  ….Sommige wolfshonden waren  afkomstig uit wolvennesten …. Bovendien kunnen ook andere hondachtigen (vossen) ervengoed  “getemd “en (bewezen)gedomesticeerd worden

  • No difference. Blijft een zaak van genetische divergentie. Hoe die divergentie tot stand is gekomen maakt geen drol uit.

-artificieele (fokkerij) of natuurlijke  evolutie bij replicatoren die een “drunkard walk” route binnen een  evolutielandschap volgen  :  het zijn twee kanten van eenzelfde munt ….

Het langdurige gezelschap ( en  gedeeltelijke  afhankelijkheid ) van de mens kan op de lange duur dus wel genetische veranderingen in de stamlijnen en populaties van deze “huisdieren” veroorzaken  …. Sommige hondenrassen (chiuhua ’s bijvoorbeeld ) kunnen moeilijk zonder de mens …

°

De mens doet  dus  aan niche constructie.

Dieren die sympathie ervaren, (oftewel emotionele  voorkeuren   vd mens om een bepaald dier voorrang te verlenen, )of “gewild” zijn , worden gefokt en   hebben  daardoor  een grotere overlevingskans.

___________________________________________________________________________________________

Tenslotte : (mijn mening  inzake  “Nurture -nature ”  en    evolutie   ) 

  • wetenschappelijk is de zaak al (gedeeltelijk )opgelost door beide concepten( nurture en nature )  te (h)erkennen als ( in de tijd gespreide )  interactieve elementen en tegenkoppelingen   waarbij de omgeving en de genenconfiguraties zowel de (voorhanden )  ingredienten als  de receptuur leveren voor een  ongestuurde ” blind Watchmaker ” ( =dat laatste is  een (antropomorfische ? ) metafoor van Dawkins  voor  allerlei  evolutieprocessen en ineengrijpende mechanismen  )

ZIE OOK 

  • [DOC]NURTURE NATURE HERSENDOSSIER 5.docx – Bloggen.be

    blogimages.bloggen.be/evodisku/attach/167813.docx

                ——->  “ Momenteel is het mogelijk om het genoom van bacteriën op enkele weken te bepalen. Het frappante is                                   dat de resultaten parallel lopen …”

  • FENOTYPE en GENOTYPE | Tsjok’s blog

    tsjok45.wordpress.com/2012/10/21/3190/

                ——–>   21 okt. 2012 – evodisku inhoud GLOS F → INHOUD G → Fenotype en Genotype NOTES •                                                                                    ” Fenotype  en Genotype:

                                  informatie  ; … Het resultaat van “nature & nurture “.

    blogimages.bloggen.be/evodisku/attach/167810.docx

               ——–>” Volgens de toonaangevende Amerikaanse psycholoog Steven Pinker moeten we het vooral niet                                                moeilijker maken dan het is. In zijn boek Hoe de menselijke …. “

http://en.wikipedia.org/wiki/Nature_versus_nurture

°

STEVEN  PINKER 

Why nature-nurture  won’t go away (Steve Pinker ) 

Klik om toegang te krijgen tot nature_nurture.pdf

http://www.nytimes.com/2002/09/17/science/scientist-at-work-steven-pinker-in-nature-vs-nurture-a-voice-for-nature.html

http://nl.wikipedia.org/wiki/The_Blank_Slate

Klik om toegang te krijgen tot the_blank_slate_general_psychologist.pdf

Klik om toegang te krijgen tot pinker00.pdf

 Geoffrey Miller 

blogimages.bloggen.be/evodisku/attach/159948.docx

————> ” 7 jun. 1996 – De Amerikaanse psycholoog Geoffrey Miller denkt zelfs dat er maar één soort ….”

Tabula rasa geoffrey miller   <—

°

Kunnen organismen hun eigen evolutie sturen?Kunnen organismen hun eigen evolutie sturen?Evolutionaire verandering is het resultaat van willekeurige mutaties en natuurlijke selectie. De suggestie dat evolutie mogelijk een doel…
Aziatische genen in Europese varkensAziatische genen in Europese varkensTijdens de industriële revolutie werden Aziatische varkens naar Europa gehaald om de lokale rassen te verbeteren. Onderzoek toont…
Bronmateriaal:
Kevin Laland, Tobias Uller, Marc Feldman, Kim Sterelny, Gerd B. Müller, Armin Moczek, Eva Jablonka, John Odling-Smee, Gregory A. Wray, Hopi E. Hoekstra, Douglas J. Futuyma, Richard E. Lenski, Trudy F. C. Mackay, Dolph Schluter, Joan E. Strassmann.
Does evolutionary theory need a rethink?
Nature 514, 161–164 (09 October 2014)
 

13 oktober 2014

Moet de evolutietheorie grondig herzien worden?
©Nature 8 Oct 2014

Does evolutionary theory need a rethink?

is de kop van een opvallend artikel in de Nature van 8 Oct (gratis). Het is geschreven door 15 auteurs, zo lijkt het, maar het bestaat uit twee delen.

Het eerste deel betoogd dat de evolutietheorie grondig herzien moet worden (8 auteurs) en het tweede deel dat dat helemaal niet nodig is (7 auteurs).

Het is geen research artikel, maar een opinie artikel.

Wat de aanleiding is weet ik niet.

Hier een korte impressie van het artikel. Het is ondoenlijk om hier een evenwichtig, goed onderbouwd oordeel te vellen over het vraagstuk.

Het gaat hier in feite over de ontwikkeling van de evolutietheorie sinds Darwin in 1859 zijn Origin of Species publiceerde.

De voorstanders van de herziening (ik noem ze ‘de progressieven’) verwijten een deel van hun collega’s (ik noem ze ‘de conservatieven’) dat ze de evolutietheorie na Darwin versmald hebben tot populatiegenetica.

Hier komt het op neer:

random genetische variatie, natuurlijke selectie, aanpassing.

Evolutie werd en wordt door hen simpelweg gedefinieerd als verandering van genen in de loop van de tijd.

Maar daardoor raken een aantal zaken die niet herleid kunnen worden tot genen buiten zicht.

En die zaken beinvloeden evolutie wel, en die moeten dan ook erkend worden als drijvende krachten van evolutie. Deze vier:

  1. developmental bias: [phenotypische] variatie wordt gestuurd door de embryonale ontwikkelingswijze en is daarom niet random
  2. phenotypic plasticity: de omgeving bepaald rechtstreeks het fenotype van het individu (buiten genen om)
  3. niche construction: organismen veranderen hun omgeving en daardoor beinvloeden ze natuurlijke selectie
  4. extra-genetic inheritance: organismen erven méér over dan alleen hun genen (ook wel epigenetica genoemd)

Als U dat te technisch wordt, hier is de rode draad: genen zijn niet alleen-bepalend voor evolutie.

De progressieven claimen dat ze een aantal verschijnselen beter kunnen verklaren dat het standaard model. Ze gaan zelfs zover te claimen dat hun 4 mechanismes de centrale feiten van evolutie, aanpassing en soortvorming, kunnen verklaren. Het wordt hoog tijd dat dit erkend wordt menen ze.

De ‘conservatieven’ menen -heel toepasselijk- ‘all is well!

Ze beginnen hun betoog met een enigszins misleidende opmerking over Darwin. Darwin had zich al gerealiseerd in een van zijn laatste boeken over wormen dat wormen hun eigen milieu creëren

. Een lesje voor de Niche Construction theoretici: er is niets nieuws onder de zon.

Darwin had eigenlijk al een Niche Construction theory and wij evolutiebiologen hebben dat altijd al gevolgd.

Die opmerking is niet geheel terecht want in zijn meest gelezen en invloedrijkste hoofdwerk The Orgin of Species komen wormen niet aan bod [1].

Verder zeggen ze dat in de jaren 1936 – 1947 (klassieke) genetica geïntegreerd werd in de evolutietheorie. Dat is waar, maar dat genetica tot een soliede begrip van aanpassing en soortvorming leidde lijkt mij behoorlijk overdreven.

Het klopt dat de ontdekking van DNA in 1953 een grote revolutie teweegbracht in de evolutietheorie. De conservatieven voeren dit op als bewijs dat de evolutietheorie niet in steen gebijteld is en continu verandert.

De vier processen die de progressieven opvoeren (zie boven) hebben voldoende aandacht in de evolutietheorie (ze geven enige bewijzen uit de literatuur) en daarom is een nieuwe revolutie en een nieuwe naam voor de evolutietheorie niet nodig.

Het is niet gebrek aan aandacht, maar van voldoende bewijs voor de 4 alternatieve processen dat het probleem is.

Bovendien zijn /hebben veel evolutiebiologen eigen verlanglijstjes van onderwerpen die ook meer aandacht verdienen. Maar daar kunnen we niet aan beginnen.

Evolutiebiologie is levendig, modern en open-minded. Maakt U zich geen zorgen. Alles komt goed.

°

De progressieven verwijten de conservatieven dat in hun evolutietheorie alles om genen en DNA draait (minachtend: ‘gene-centric’).

Maar dat is toevallig –zowel theoretisch als empirisch– het meest soliede gedeelte van de hele evolutietheorie!

Evolutie is niets anders dan natural selection, drift, mutation, recombination and gene flow.

De vier alternatieve niet-Darwiniaanse processen zijn slechts kleine toevoegingen aan deze hoofdprocessen en zijn niet essentieel voor evolutie. Alleen onder bepaalde omstandigheden kunnen ze invloed op evolutie uitoefenen. Eerlijk gezegd zijn punt 1 en 4 sowieso nog lang niet voldoende onderbouwd om opgenomen te worden in de evolutietheorie.

Geen gepraat!

Aan het werk!

De conservatieven reageren alsof zij in de regering zitten. De progressieven worden tot oppositie gedwongen.

Uw problemen hebben onze aandacht en alles wat nuttig en waar is hebben we al opgenomen in ons beleid. Wij nodigen U uit om constructief met ons mee te werken aan de toekomst van ons mooie land.

°

Er zit een grote tegenstrijdigheid in de boodschap van de gevestigde orde: Darwin heeft, en in navolging van Darwin hebben wij altijd al aandacht aan Uw kritiekpunten besteed, én die punten zijn niet belangrijk en slecht onderbouwd.

°

Ikzelf vind de evolutietheorie zoals voorgesteld door ‘de gevestigde orde’ een verarming.

Als ‘natural selection, drift, mutation, recombination and gene flow’ de kern is van de evolutietheorie, dan zijn we niet veel verder gekomen dan de populatiegenetica van de jaren dertig.

We hoeven ons niet te verbazen dat dit zijn weerslag vindt in de evolutiehandboeken die studenten voorgeschoteld krijgen [3]. Evolutiehandboeken worden door ‘de gevestigde orde’ geschreven.

Zoals ik eerder op dit blog [2] en op mijn website [4] heb beschreven, is evolutie een planetair verschijnsel en moet ook in die context bestudeerd en onderwezen worden.

En zelfs dat is niet voldoende.

De alles-overkoepelde context van biologisch evolutie is Big History: voortgekomen uit cosmologische evolutie en zich voorzettend in menselijke culturele evolutie.

Mijn droom: een evenwichtig evolutiehandboek dat door beide partijen is geschreven…

Noten

  1. Je kunt makkelijk een search doen op de site Darwin Online van  John van Wyhe. Het woord ‘worm’ komt maar 4x in The Origin voor, waarvan 1 in de literatuurlijst en de andere 3 zijn niet relevant.
  2. blog: Big History: een synthese van kosmologie, evolutie, en cultuurgeschiedenis
  3. blog: Evolutiehandboeken beoordeeld vanuit het Big History perspectief. Tien miljard jaar in de prullenbak?
  4. o.a. hier: About this site en verspreid over de hele WDW website.
LEES VOORAL DE ZEER INTERESSANTE  REACTIES  op dit blog van KORTHOF    
Een poging tot samenvatting  —>
1.-  NC (NICHE CONSTRUCTION)
°
Evolutie mechanismen
 http://mechanismsevo.blogspot.be/
°
 °
°
 °
°
EVO-DEVO ( +  development biology ) 

Evo-Devo and an Expanding Evolutionary Synthesis: A Genetic Theory of Morphological Evolution

Abstract 


Biologists have long sought to understand which genes and what kinds of changes in their sequences are responsible for the evolution of morphological diversity. Here, I outline eight principles derived from molecular and evolutionary developmental biology and review recent studies of species divergence that have led to a genetic theory of morphological evolution, which states that (1) form evolves largely by altering the expression of functionally conserved proteins, and (2) such changes largely occur through mutations in the cis-regulatory sequences of pleiotropic developmental regulatory loci and of the target genes within the vast networks they control.

°
  • Mûller 

PDF]Extended Synthesis: Theory expansion or alternative?

door GB Muller – ‎Geciteerd door 2 – ‎Verwante artikelen

Discussion. Lindsay Craig—The So-Called Extended Synthesis and …. Wiley-Blackwell. Müller GB (2007) Evodevo: Extending the evolutionary synthesis.

 
°
EXTENTED   PHENOTYPE  
°
APPENDIX 
(Een beetje) gechiedenis van de modernere ontwikkelingen in de evolutiebiologie en aanverwanten kan helpen bij een genuanceerder insteek …..
Maar het gaat vooral over de weergave van de ” problemen” met de evolutietheorie ,  in de journalistiek en in de blogosfeer————————————————————————————————————-
(Uit het archief ) 2004
(bewerkte bron) :
http://www.wetenschapsforum.nl/index.php/topic/4726-evolutietheorie-wat-zijn-de-problemenonduidelijkheden/
°
Binnen de evolutietheorie___ zoals binnen elke (wetenschappelijke) theorie, zijn er vast problemen , moeilijkheden en/of onduidelijkheden in de vceronderstelde  verklaringen gegeven door  de theorie…

Binnen de (subatomaire) natuurkunde worden deze altijd breed uitgemeten, maar van de evolutietheorie zijn ze eigenlijk nog niet zo goed ( en vooral volgens de huidige stand van kennis wetenschappelijk verantwoord )in het daglicht gesteld in de algemene persberichtgeving en blogosfeer (buiten de creationistische stemmingmakerij dan ) met haar zogenaamde gebalanceerde “gelijkwaardigheid van allerlei “opiniemakers en meningenspuiers … vandaar dus : ” ….. over wat de huidige problemen (2004 ) van de evolutietheorie zijn, en in welke richting er aan een oplossing wordt gedacht? …)
(1)

Volgens sommigen zitten de meeste problemen, voornamelijk in de details van o.a. de evolutie-wetenschappen ;( bijvoorbeeld ) paleontologie , de palaeoantropologie en de fylogenetica ;
“……Hoe zagen de voorouders van vleermuizen en Pterosauriërs er uit, de eerste insecten, enzovoort. Allemaal beesten die zelden fossilliseren…
…….. Details in de evolutionaire verwantschappen(fylogenetica ) is mogelijk nog erger,….(bijvoorbeeld,) welke soort heeft gestalte gegeven aan het geslacht homo?
A.afarensis of A.africanus ( Update 1) (2)
Daar kom je nooit helemaal uit, maar wat geeft het?
Dat wordt gesteld dat het Australopithecus was (waaruit het geslacht homo evoulueerde) vind ik al een goede verhelderende prestatie …

( Update 1) of het ondertussen ontdekte fossiel A. sediba ? De fossielen en vooral nieuwe technieken (allerlei comuter aided – scanss) die een fossiel kunnen analyseren en in 3D kunnen ananlyseren zonder het fossiel te beschadigen , en die al in deze eeuw ontdekt zijn betekenen een geweldige verfijning van de bestaande stambomen ter zake

(1)….Ik wil hier geen discussie beginnen over of het creationisme weer in ere hersteld moet worden; omdat creationisme een sectaire (fundamentalistische ) geloofsrichting is die uitgaat van absolute zekerheden ( zowel metafysische als religieuze en literatlistische interpretaties van “heilige ” geschriften , ficties en mythologieen gekleurd door wensdenken ) en derhalve geen bundel van herzienbare/uitbreidbare (natuur)wetenschappelijke hypotheses en theorieeen )

(2) … Het zoeken van de “missing link ” in rechte lijn …. zal wel altijd een zoektocht blijven …om de eenvoudige reden dat nog  geen enkel fossiel uit dat verleden ( de schakel tussen mens en mensaapachtige voorouder )met een “geboortebewijs / identitietspapieren en/of nog bruikbaar en ananlyseerbaar DNA profiel (reeds ) werd gevonden ”

°

2009
http://www.programmed-aging.org/theories/evolution_issues.html

http://evolution.berkeley.edu/evosite/evo101/IIIMechanisms.shtml

 °
Molecular biology :-Self directed evolution of bacteria ? :
http://www.quantamagazine.org/20140115-under-pressure-does-evolution-evolve/

EMOTIES

BREIN EN EVO  INHOUD       

EMOTIES HERSENDOSSIERS 3.docx (1 MB)

evolutionair voordeel gedrag.docx (374.3 KB)

°

zie ook

__________________________________________________________________

Acht gezichtsuitdrukkingen: blijdschap, boosheid, verdriet, minachting, walging, neutraal, angst en verbazing

In de Nijmeegse database zijn acht belangrijke emoties opgenomen: blijdschap, boosheid, verdriet, minachting, walging, neutraal, angst en verbazing.

http://www.ru.nl/@746910/pagina/

FacialExpressions

 

facial-expressions1  chimps

 

 

 

°

 

Chimps are good at showing their moods and do so using the expressions on their faces. The shape of the mouth and whether or not the teeth are bared are important signals. The chimps pictured above are showing (1) a desire to play, (2) how they beg for food, (3) fear, and (4) anxiety.

 

 

heel herkenbare basale emoties en gezichtuitdrukking

°

De meeste onderzoekers zijn het erover eens dat wij mensen zes basale emoties hebben die te herkennen zijn aan de hand van specifieke gezichtsuitdrukkingen. Maar die zes basale emoties gaan nu op de schop: nieuw onderzoek suggereert dat we er maar vier hebben.

Onderzoeker Paul Ekman stelde dat er zes basale emoties zijn die we middels een bepaalde gezichtsuitdrukking communiceren en die mensen wereldwijd – ongeacht hun taal of cultuur – begrijpen. Die zes emoties zijn: vreugde, verdriet, angst, woede, verbazing en walging. Als u een gezicht trekt dat getuigt van walging, dan maakt het dus niet uit waar u dat gezicht trekt: of u nu in China of in Noorwegen of in Arabië bent, iedereen herkent de gezichtsuitdrukking en weet dat u walgt.

Onderzoek
Tenminste: dat dacht Ekman. Nieuw onderzoek suggereert namelijk dat er eigenlijk maar vier basale emoties zijn die we heel gemakkelijk aan een bepaalde gezichtsuitdrukking kunnen verbinden. Onderzoekers van de universiteit van Glasgow bestudeerden de spieren in het gezicht en het moment waarop bepaalde spieren bij het vertonen van een bepaalde emotie actief werden.

Angst en verbazing
Uit het onderzoek blijkt dat de gezichtsuitdrukkingen die horen bij blijheid en verdriet vanaf het begin al duidelijk onderscheidend zijn van de rest van de basale emoties.

 

(verdriet ? )

http://www.scientias.nl/rouw-in-het-dierenrijk/29966

blije chimpansee ? 

lachende chimps 

http://nl.wikipedia.org/wiki/Chimpansee

http://nl.wikipedia.org/wiki/Lachen_(gedrag)

Chimpansees, gorilla’s, bonobo’s en orang-oetans produceren bij speelse activiteiten als stoeien, elkaar nazitten of kietelen geluiden die verwant lijken aan de lach van mensen. Het lachen van jonge chimpansees en bonobo’s gaat vaak gepaard het een typisch spelgezicht(play-face) en is vooral opvallend bij het kietelen. Bij het spelgezicht staat de bek iets open, en is alleen de bovenrand van de ondertanden zichtbaar. De vocale lach van chimpansees verschilt echter qua geluidspatroon van die van mensen, en is meer een soort hijgerig in- en uitademen. Hij verandert ook niet bij het ouder worden. Ook blijken deze dieren gevoelig in dezelfde ‘kietelgebieden’ op het lichaam, zoals buik en oksels.

een “lachende “orang oetang

°

curious and  exited  df2fa600d48714f85f29b243af968b00_mediumCurious , baffled   and ….. exited 

 

Maar voor angst en verbazing ligt dat anders. Zij delen in de eerste fase waarin mensen deze emoties uiten de wijdopengesperde ogen en zijn dan moeilijk van elkaar te onderscheiden.

 

1358243740_chimpansee_flickr_patries71

De verbazing van de porno-verslaafde  chimp Gina 

 

http://www.kennislink.nl/publicaties/het-bange-dier

 

Chimpansees die gebruikt worden voor medische proeven vertonen dezelfde psychiatrische symptomen als mensen die gefolterd worden.

In een studie met 116 chimpansees bleek dat 95 procent minstens één van de patronen vertoont die we ook bij mensen terugvinden die lijden aan de posttraumatische stressstoornis. De dieren in kwestie werden ooit gebruikt voor medische proeven en leven intussen in een reservaat in de VS. Maar hun gedrag wekt jaren later nog steeds bezorgdheid, zo melde de Britse krant The Independent.

Voor de studie werd het gedrag van de apen vergeleken met het gedrag bij menselijke patiënten. De chimpansees hebben last van meerdere symptomen: ze blijven weg uit bepaalde ruimten in hun leefomgeving, ze vertonen angstuitbarstingen, ze hebben moeite met sociaal contact en ze kunnen amper slapen.

 

 

°

 

Datzelfde geldt voor woede en walging: zij delen in het begin de gerimpelde neus en zijn in eerste instantie meer aanwijzingen dat gevaar dreigt.

Pas in een later stadium zijn angst en verbazing en woede en walging van elkaar te onderscheiden en dus zijn er  vier verschillende gelaatsuitdrukkingen horend bij vier verschillende emoties.

Evolutie
De onderzoekers stellen dan ook dat er eigenlijk maar vier basale emoties zijn die gemakkelijk van het gezicht af te lezen zijn. Dat is volgens de onderzoekers met het oog op de evolutietheorie goed te verklaren.

Gelaatsuitdrukkingen kunnen we om twee redenen maken: om ons vege lijf te redden of om anderen te waarschuwen.

Evolutionair gezien is het eerste het belangrijkste.

In het geval van gevaar zijn onze ogen dan ook wijd opengesperd, zodat we zoveel mogelijk informatie tot ons kunnen nemen en we trekken onze neus op om te voorkomen dat we eventuele schadelijke stofjes binnen zullen krijgen.

In dat prille stadium kan een ander die gelaatsuitdrukking nog niet aan een bepaalde emotie koppelen.

Later worden andere spieren in het gezicht actief waardoor de ander dat wel kan en dus weet of iemand angstig of gewoon verbaasd is en op basis daarvan kan handelen (in het geval van angst bijvoorbeeld op de vlucht slaan).

“Wat ons onderzoek laat zien is dat niet alle spieren in het gezicht tegelijkertijd actief worden wanneer we een bepaalde gezichtsuitdrukking vormen,”

stelt onderzoeker Rachael Jack. In plaats daarvan worden eerst spieren actief die ons kunnen redden en pas later worden de spieren waarmee we iets naar anderen kunnen communiceren, actief.

“Ze veranderen van in de biologie gewortelde signalen in de complexere specifieke signalen met een sociale functie.”

Bronmateriaal:
Written all over your face: humans express four basic emotions rather than six, says new study” – Gla.ac.uk

*

…wetenschappers  hebben onlangs kaartjes van ons lichaam gemaakt  waarop te zien is waar elke emotie te voelen is?
Kaartje van uw lichaam laat zien waar elke emotie te voelen isEmoties hebben ook een fysiek effect. Zo kan een gevoel van verliefdheid ons warm van binnen maken, terwijl…

°

BOOSHEID  

 

De evolutie van het boze gezicht ontrafeld

 Boze  verwanten 

edinburg zoo

edinburg zoo

angrty gorilla    759211749_6f6642c0f5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

angry  and menacing  gorilla 

 

 

Vraag tien mensen om een boos gezicht te trekken en ze zullen alle tien dezelfde spieren aanspannen. Waarom? Wetenschappers zijn eruit: het boze gezicht is evolutionair gezien voordelig, omdat het ons sterker laat lijken dan we zijn.

Waar ter wereld je ook komt: een boos gezicht is overal hetzelfde. “Zelfs kinderen die blind geboren zijn, trekken dit gezicht als ze boos zijn ook al hebben ze het zelf nog nooit gezien,” vertelt onderzoeker Aaron Sell. Wereldwijd gooien mensen zeven spiergroepen in de strijd om een boos gezicht te maken. En dat is fascinerend. Want waarom deze zeven spiergroepen? Amerikaanse en Australische wetenschappers wilden dat ook wel eens weten.

Onderhandelingen
Tijdens een eerder onderzoek deden deze wetenschappers al de ontdekking dat de emotie ‘woede’ waarschijnlijk ontstond en zich wist te handhaven omdat het een nuttige emotie is tijdens onderhandelingen. Een eerste stap tijdens onderhandelingen is de ander laten weten dat je het niet eens bent met zijn voorstel en dat het conflict pas voorbij is als er een voor beide partijen aanvaardbare oplossing is gevonden. Dat verklaart volgens de onderzoekers waarom de emotie ‘woede’ gepaard gaat met een specifieke gezichtsuitdrukking: met die gezichtsuitrukking laat je aan anderen weten dat je het niet eens bent met het voorstel. “Maar het boze gezicht geeft niet alleen de start van een conflict weer,” benadrukt Sell. “Elke specifieke gezichtsuitdrukking zou dat immers kunnen doen. Wij bedachten dat het boze gezicht deze specifieke vorm heeft, omdat het nog een boodschap afgeeft: elk element ervan is ontworpen om de ander te intimideren.” Volgens de onderzoekers draagt elk element van het boze gezicht eraan bij dat een individu gevaarlijker oogt. En hoe gevaarlijker een individu oogt, hoe groter de kans is dat hij zijn zin krijgt.

Experiment
Een mooie hypothese. Maar is dat werkelijk zo? De onderzoekers namen de proef op de som. Met behulp van de computer genereerden ze verschillende gezichten. Die gezichten gaven ze de verschillende elementen van een boos gezicht mee. Het resultaat was een gezicht dat niet boos keek, maar wel één element van woede bezat. Eén zo’n element dat je in een boos gezicht aantreft, is bijvoorbeeld de lage wenkbrauwen. De onderzoekers genereerden een gezicht met lage en met hoge wenkbrauwen en lieten proefpersonen de gezichten bekijken. Vervolgens moesten die proefpersonen aangeven hoe sterk ze de afgebeelde persoon achten. De proefpersonen die een gezicht met lage wenkbrauwen (slechts één element van een boos gezicht) zagen, dachten dat de afgebeelde persoon veel sterker was dan de persoon met hoge wenkbrauwen. En dat gold niet alleen voor de wenkbrauwen, maar voor elk individueel element van een boos gezicht: de samengeknepen lippen, de hoge kin, enzovoort.

“Ons eerdere onderzoek toonde aan dat mensen uitzonderlijk goed in staat zijn om de vechtvaardigheden van een individu vast te stellen door naar zijn gezicht te kijken,” vertelt Sell. “Aangezien mensen die sterker lijken vaker hun zin krijgen – zelfs als anderen even sterk zijn – concluderen we dat de evolutie van het boze mensengezicht verrassend eenvoudig verklaard kan worden: het is het etaleren van dreiging.”

Net zoals sommige dieren zich wanneer ze bedreigd worden groter maken dan ze in werkelijkheid zijn, wekken bedreigde mensen het idee dat ze groter en sterke zijn dan ze in werkelijkheid zijn door boos te kijken.

“Het verklaart waarom de evolutie deze specifieke gezichtsuitdrukking selecteerde om samen te gaan met woede,”

voegt onderzoeker John Tooby toe.

“Woede ontstaat doordat je weigert om de situatie te accepteren en het gezicht organiseert zich vervolgens zo dat je de andere partij duidelijk laat weten welke gevolgen het heeft als deze de situatie niet acceptabeler maakt. Wat vooral zo prettig is aan deze onderzoeksresultaten is dat geen enkel element van het boze gezicht toeval is: ze geven allemaal dezelfde boodschap af.”

 

Bronmateriaal:
The Universal ‘Anger Face’” – UCSB.edu

 

“Een boos gezicht trekken is geen toeval”

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/wetenschap/1.2076467

 

VRT

di 02/09/2014 
Gianni Paelinck
Lage wenkbrauwen, opengesperde neusgaten en gespannen lippen: het zijn de kenmerken van een boos gezicht en dat is niet toevallig, ontdekten onderzoekers van de universiteit van Santa Barbara in Californië. Ons gezicht is zo geëvolueerd omdat het ons sterker doet lijken. Elk element van een boos gezicht helpt ons een ander te intimideren en dat is evolutionair voordelig.

We gebruiken 7 spiergroepen om tot de specifieke constellatie van een boos gezicht te komen en dat alles is te herleiden tot de evolutietheorie. Een boos gezicht biedt ons functionele voordelen, zo stellen de onderzoekers.

“In een eerder onderzoek toonden we al aan dat de emotie woede ons helpt om te onderhandelen bij een conflict”, zegt onderzoeker Aaron Sell.

Met woede gaat ook een specifieke gezichtsuitdrukking gepaard en die is overal ter wereld hetzelfde. Meer nog: de uitdrukking is aangeboren want ook blinde kinderen trekken eenzelfde boos gezicht, zo stellen de wetenschappers.

“Een boos gezicht doet ons sterker lijken dan we zijn”

De onderzoekers van de universiteit van Santa Barbara genereerden met computers enkele gezichten met telkens een boos element en lieten dat vervolgens zien aan proefpersonen. Wat bleek? De proefpersonen dachten dat de mensen met ook maar één boos element in het gezicht veel sterker waren dan wanneer dat element niet te zien was.

“Elk element van een boos gezicht helpt dus om een ander te intimideren omdat de boze persoon sterker gaat lijken”, aldus onderzoek Sell.

Op die manier kunnen mensen zich dus sterker voordoen dan ze eigenlijk zijn, waardoor ze in een conflict een sterkere onderhandelingspositie krijgen. En dat is volgens de onderzoekers het resultaat van onze biologische evolutie.

“Woede ontstaat wanneer een persoon een gegeven situatie niet kan aanvaarden en het gezicht organiseert zichzelf onmiddellijk om aan de andere persoon te tonen wat het hem kan kosten als die de situatie niet acceptabeler maakt.

Ons onderzoek toont nu aan dat alle elementen in een boos gezicht niet toevallig zijn, maar allemaal dezelfde functie hebben: het etaleren van een dreiging”,

luidt de conclusie van het onderzoek.

Het onderzoek is gepubliceerd in het vakblad “Evolution & human behavior”.

The anger face

 

http://www.sciencedaily.com/releases/2014/08/140828184811.htm

The anger face is a constellation of features, each of which makes a person appear physically stronger.
Credit: © Vera Kuttelvaserova / Fotolia

Rimpels helpen ons om te schatten hoe oud iemand is. Maar nieuw onderzoek wijst erop dat we (onbewust)…
 °
AGRESSIE 
Agressie  <– doc (chimps and  war )
agressie.docx (1.3 MB) <– 
°
 http://www.nu.nl/wetenschap/3880353/evolutie-maakte-menselijke-gezichten-sterk-verschillend–.html

‘Evolutie maakte menselijke gezichten sterk verschillend’

Menselijke gezichten zijn waarschijnlijk geëvolueerd om zo veel mogelijk uniek te zijn. Dat beweren Amerikaanse wetenschappers in een nieuwe studie.

 

individual faces ( homo sapiens )

individual faces ( homo sapiens )

De verschillen tussen gezichten van individuen zijn bij mensen veel groter dan bij dieren.

Dat is waarschijnlijk in de loop van de evolutie zo gegroeid, omdat de herkenbaarheid van individuen van groot belang is bij sociale interacties tussen mensen.

Dat melden onderzoekers van de Universiteit van Californië in het wetenschappelijk tijdschrift Nature Communications.

Genen

De wetenschappers analyseerden de DNA-volgorde van een groot aantal mensen over de hele wereld. Genen waarvan bekend is dat ze de vorm en bouw van het gezicht bepalen, bleken veel sterker te variëren dan genen die het uiterlijk van andere lichaamsdelen beïnvloeden.

Volgens hoofdonderzoeker Michael Sheenan suggereren de bevindingen dat het gezicht van mensen is geëvolueerd om zo veel mogelijk uniek te zijn.

Waar de meeste dieren vooral op geuren afgaan om elkaar te herkennen, zijn sociale interacties bij mensen vooral visueel gericht.

Hersenen

“Mensen zijn fenomenaal goed in het herkennen van gezichten, er is zelfs een hersendeel gespecialiseerd in deze taak”, verklaart Sheenan op nieuwssite ScienceDaily.

“Onze studie toont aan dat mensen in de loop van de evolutie zijn geslecteerd om uniek en herkenbaar te zijn.”

Sheenan neemt zichzelf als voorbeeld om het bijzondere staaltje evolutie uit te leggen. “Het is duidelijk in mijn voordeel dat ik anderen gemakkelijk kan herkennen, maar het is ook handig dat ik herkenbaar ben voor anderen. Als het geen evolutionair voordeel zou zijn om een uniek gezicht te hebben, dan zouden we er allemaal ongeveer hetzelfde uitzien.”

Door: NU.nl/Dennis Rijnvis

http://www.sciencedaily.com/releases/2014/09/140916112240.htm

Human faces are so variable because we evolved to look unique

Date:September 16, 2014
Source:University of California – Berkeley
Summary:
Why are human faces so variable compared to other animals, from lizards and penguins to dogs and monkeys? Scientists analyzed human faces and the genes that code for facial features and found a high variability that could only be explained by selection for variable faces, probably because of the importance of social interactions in human relationships and the need for humans to be recognizable.
The amazing variety of human faces — far greater than that of most other animals — is the result of evolutionary pressure to make each of us unique and easily recognizable.
Credit: UC Berkeley
human faces variety

human faces variety

Humans have much more individually distinctive faces than many animals. (a) Human populations show extensive variability in facial morphology that is used for individual recognition. Patterns of elevated variability are even maintained in more genetically homogeneous populations such as the Finnish, as demonstrated by the portraits of six male soldiers. (b) In contrast to the variability present in human faces, many animals such as king penguins have much more uniform appearances. While king penguins are not known to visually recognize individuals, they do have highly distinctive vocalizations that are used for individual recognition. (Photo credits: SA-kuva, Finnish Armed Forces photograph; Wikimedia commons.)
°
Apen gezichten  —>
primaten gezichten

primaten gezichten

EVOLUTIE en TOEVAL

° °

Evolutie blijkt sterk afhankelijk van toevalligheden

Een vandaag de dag belangrijk eiwit in het menselijk lijf kon die belangrijke functie enkel verkrijgen doordat het twee heel onwaarschijnlijke mutaties opliep. Het laat zien hoe belangrijk spelingen van het lot binnen de evolutie zijn.
°
De onderzoekers bestudeerden proteïnen. Het ging om eiwitten die vandaag de dag een belangrijke rol spelen in het menselijk lichaam: ze doen dienst als cellulaire receptoren voor het stresshormoon cortisol.
°
De onderzoekers achterhaalden hoe het eiwit er 450 miljoen jaar geleden – toen het nog niet in staat was om cortisol te herkennen – uit moet hebben gezien. Vervolgens maakten ze dit 450 miljoen jaar oude eiwit na en bestudeerden de evolutie ervan.
°
Twee onwaarschijnlijke mutaties
°
Ze ontdekten zo dat het eiwit zoals we dat vandaag de dag kennen alleen kan bestaan dankzij twee heel onwaarschijnlijke mutaties. Die mutaties hadden geen invloed op het functioneren van het eiwit. Maar zonder die mutaties zou het eiwit de mutaties die deze later doormaakte en die het eiwit gevoelig maakten voor cortisol niet hebben getolereerd.
….Dit heel belangrijke eiwit bestaat enkel dankzij een speling van het lot….
stelt onderzoeker Joe Thornton.

Alleen deze twee

°

De onderzoekers keken of er wellicht andere mutaties waren die het eiwit gevoelig hadden kunnen maken voor cortisol. Maar ze konden die niet vinden. Alleen de twee zeer onwaarschijnlijke mutaties die het eiwit al in een vroeg stadium doormaakte, konden het eiwit klaarstomen voor de belangrijke taak die deze vandaag de dag heeft.

°

Algemeen toepasbaar ….

Als onze resultaten algemeen van toepassing zijn – en we denken dat ze dat zijn – dan is de wijze waarop veel systemen in ons lichaam werken het resultaat van heel onwaarschijnlijke toevallige gebeurtenissen die ver in ons evolutionaire verleden plaatsvonden.”

“ALS WE DE EVOLUTIONAIRE GESCHIEDENIS OVER ZOUDEN KUNNEN DOEN, ZOU HET LEVEN ER VRIJWEL ZEKER RADICAAL ANDERS UITZIEN DAN NU HET GEVAL IS” (1)

° Toeval speelt dus een enorm grote rol in de evolutie van het leven op aarde. ° Tijdens eerdere discussies omtrent evolutie en toeval, werd vaak gesproken over externe toevallige gebeurtenissen die het leven op aarde vorm hebben gegeven. Denk aan een komeetinslag, klimaatverandering of massa-extinctie.(2)

° Maar dit onderzoek toont aan dat toeval ook intern een rol speelt.

“Als we de evolutionaire geschiedenis over zouden kunnen doen, zou het leven er vrijwel zeker radicaal anders uitzien dan nu het geval is,”

voorspelt Thornton.

“Onvoorspelbare genetische gebeurtenissen openen constant deuren naar bepaalde evolutionaire uitkomsten en sluiten de deuren in de richting van andere evolutionaire uitkomsten en dat allemaal binnen de biochemische systemen van onze cellen.”

 

Joe Thornton, Ph.D.

 

° Bronmateriaal: Evolution depends on rare chance events, ‘molecular time travel’ experiments show” – University of Chicago Medical Center (via Sciencedaily.com)

June 18, 2014
Summary:
Historians can only speculate on what might have been, but a team of evolutionary biologists studying ancient proteins has turned speculation into experiment. They resurrected an ancient ancestor of an important human protein as it existed hundreds of millions of years ago and then used biochemical methods to generate and characterize a huge number of alternative histories that could have ensued from that ancient starting point.
Molecular structure (stock image).
Credit: © zhu difeng / Fotolia
°
(1) zie ook  :  J.S. GOULD  : ( replaying the tape of evolution  ) http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2011/09/11/stephen-jay-gould/ http://www.peripatus.gen.nz/Evolution/RepGou.html   http://www.arn.org/docs/orpages/or131/wise.htm Truly a Wonderful Life – Review of Stephen Jay Gould’s Wonderful Life. Origins Research 13:1. Wise, Kurt P.

“…..Though he never explicitly mentions chaos theory, Stephen Jay Gould has introduced it into what he calls the gentle field of paleontology–i.e. the study of fossils. His latest book, Wonderful Life, is primarily a discourse on what Gould calls the contingency of evolutionary history. If the evolutionary “tape” were played again, there is no way to predict what would happen–and no reason to expect that humans would have existed. In other words, chaos theory may also fit evolutionary history, just as it does cloud growth, planetary orbits, and scores of other events of an apparently orderly nature ….”

° How repeatable is evolutionary history? http://www.sciencedaily.com/releases/2014/06/140623225009.htm ‘Weakness’ in clover genome biases species to evolve same trait

The clover genus Trifolium is surprisingly varied. Of the clover species shown here, T. repens (bottom right), commonly known as white clover, and T. isthmocarpum (middle left), a salt-tolerant species known as Moroccan clover, include both cyanide-producing and cyanide-less plants, although some of the other species have one of the two genes needed to synthesize cyanide.
Credit: Ken Olsen

June 23, 2014 Washington University in St. Louis Summary: Some clover species have two forms, one of which releases cyanide to discourage nibbling by snails and insects and the other of which does not. A scientist found that this ‘polymorphism’ has evolved independently in six different species of clover, each time by the wholesale deletion of a gene. The clover species are in a sense predisposed to develop this trait, suggesting that evolution is not entirely free form but instead bumps up against constraints.

°

(2) = “contingency “gebeurtenissen van -en door S J  Gould  vaak als  (filosofisch gestoeld ) tegenargument  gebruikt bij sommige beweringen van theistische evolutionisten ( bijvoorbeeld gebruikt tegen enkele opvattingen van  de Engelse  paleontoloog   Simon Conway Morris,over de onvermijdelijkheid van bepaalde evolutionaire uitkomsten–> met name het verschijnen van  intelligente “godsvrezende  en godsvererende ” wezens  als  finaal doel = de “mens ” (of  een of andere   convergente   mensachtige  intelligentie )  als ultieme uitkomst  van de evolutie processen  )en

als waarschuwing  tegen de  opvatting dat natuurlijke  selectie ALLEEN , het ENIGE en EXCLUSIEVE   evolutiemechanisme  zou zijn  (=–>  “adaptionistische verhaaltjes “–> evolutionaire psychologie  )

LENSKI  EXPERIMENT 
http://scienceblogs.com/notrocketscience/2008/06/02/history-restricts-and-guides-the-evolution-of-innovations/
______________________________________________________________

***  Evolutie  en creationisme  :

°

Kansen en kansberekening   //

°

What’s Wrong With Creationist Probability? Sept. 3, 2006 By JOHN ALLEN PAULOS http://abcnews.go.com/Technology/story?id=2384584

°   ANTI-CREATO    ;    ° Teologie argument en causaal verband <— TOEVAL ID en THEISTISCHE EVOLUTIONISTEN.docx (101.9 KB) <–

°

(Uit de kommentaren  )

°

1.- de kans dat ik u ooit tegenkom is klein, de kans dat ik u nooit tegenkom is erg groot.(maar nooit  per definitie =0  (en  bij voldoende tijd  en turbulentie  ) )

°

2.- Mensen die dingen( en ) /open -ended  processen  niet kunnen  beredeneren noemen deze dingen (resultaten van die processen  )toeval of goddelijk.

°

***  Cosmologie en fysica    

°

* QUANTUM “SCHOMMELINGEN” (FLUCTATIES )  en QUANTUM-KWAK 

° zie ook : Contingency : 

° (Evolutie )

http://rationalwiki.org/wiki/Historical_contingency

http://www.stephenjaygould.org/library/shermer_contingency.html

https://notes.utk.edu/bio/greenberg.nsf/6617131020461f6585256d24005739db/0a0954eb28d501f385256f040057cef9?

 

OpenDocument

°

*(filosofie )

http://nl.wikipedia.org/wiki/Contingentie

°

* (organisatietheorie ) http://en.wikipedia.org/wiki/Contingency_theory http://nl.wikipedia.org/wiki/Contingentietheorie

 

°

https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/19695/afscheidsrede%20Gittenberger.pdf?sequence=2

°

http://evolutie.blog.com/2006/08/09/orkanen-toeval-of-ontwerp/

°

TOEVAL EN NOODZAAK

 

http://blog.oup.com/2010/02/evolution/

http://www.nytimes.com/2003/11/11/science/is-evolution-truly-random.html

Far from random, evolution follows a predictable genetic pattern, Princeton researchers find

Posted October 25, 2012;
http://www.princeton.edu/main/news/archive/S35/06/74S40/

http://www.scientificamerican.com/article/predictable-evolution-trumps-randomness-of-mutations/

http://animals.about.com/od/evolution/ss/evolution_6.htm

°

http://korthof.blogspot.be/2014/07/noodzaak-versus-toeval-in-de-evolutie.html

 

Noodzaak versus toeval in de evolutie. Vier wetenschappers die noodzakelijkheid verdedigen

(1) Christian de Duve

Iedereen heeft wel eens gehoord van het ‘Rerun the tape of life’ arugment. Het zegt dat als je het evolutieproces opnieuw zou laten beginnen vanaf het ontstaan van het leven, er dan heel andere planten en dieren zouden ontstaan. En dan zouden wij er misschien niet geweest zijn. Het is een argument voor de belangrijke of zelfs overheersende rol van het toeval [1] in de loop van evolutie. Het argument is afkomstig van de paleontoloog en populair-wetenschappelijk auteur Steven J. Gould die het uiteenzette in Wonderful Life (1989). De meeste biologen zijn het met hem eens dat het toeval een grote rol speelt

[2]. Het wordt ‘historical contingency’ genoemd. De geschiedenis van het leven op aarde zit vol van die historical contingencies. Maar toch is er een klein aantal wetenschappers dat ‘noodzakelijkheid’ verdedigt. De eerste is: (1) Christian de Duve (zie mijn blog Is Christian de Duve een deïstische fine-tuner? Het toevals evangelie versus noodzakelijkheids evangelie). Maar daarna ontdekte ik ook nog de biofysicus Harold Morowitz en de van origine Nederlandse paleontoloog Geerat Vermeij. Tenslotte is er nog de paleontoloog Simon Conway Morris.(2) Harold Morowitz

(2) Harold Morowitz

“Harold Morowitz has long been a vigorous proponent of the view that life on earth emerged deterministically from the laws of chemistry and physics, and so believes it highly probable that life exists widely in the universe”. (wikipedia)

Een ieder die serieus geïnteresseerd is in het thema toeval versus onvermijdelijkheid in evolutie, kan ik zijn publicaties:

  • A Theory of Biochemical Organization, Metabolic Pathways, and Evolution‘ (1999)
  • Energy flow and the organization of life‘ (2006)

aanbevelen (beide pdfs gratis te downloaden). Het eerste is pittig, en geeft een diepgravend overzicht over wat onvermijdelijkheid, determinisme in de biologie inhouden, en hoe hij denkt dat je de toevallige en onvermijdelijke eigenschappen van het leven kunt onderscheiden. Morowitz zegt dat het leven zowel onvermijdelijke als toevallige eigenschappen heeft. Zeer belangrijk om vooruitgang te boeken in de controverse. Het tweede artikel is iets korter (10 pag).
Morowitz heeft het (extreme?) standpunt dat het onvermijdelijk is dat het leven op aarde ontstond, en dat tenminste de eerste stappen hetzelfde zullen zijn op iedere vergelijkbare planeet en dat biofysici in staat zouden moeten zijn die eerste stappen logisch af te leiden uit de basisbeginselen van schei- en natuurkunde, samen met de begincondities van de aarde. Zijn vertrekpunt is dat er chemische energie aanwezig was op de vroege aarde, en het metabolisme van de eerste levensvormen te begrijpen is als een logische manier om die opgehoopte energie af te voeren. Dus niet: organismen ‘zoeken’ energiebronnen, maar energie kan goed afgevoerd worden door het metabolisme van levensvormen. Het eerste metabolisch systeem werd als het ware tot leven ‘gedwongen’. Dat metabolisme is het kernmetabolisme of core metabolism dat in de loop van de evolutie hetzelfde is gebleven. Ondanks dat het totale metabolisme enorm is uitgebreid in de loop van de evolutie, is de kern nog steeds terug te vinden in het huidige leven. Dat core metabolism is universeel. [Dat zou dus ook op aarde-achtige planeten voor moeten komen!].

Morowitz’ analyse zegt niet veel over morfologische evolutie en biodiversiteit. Hoe verder je komt in de loop van de evolutie, zegt hij, des te meer wordt de rol van het toeval groter (‘frozen accidents‘) [3]. Zaken die anders hadden gekund.

(3) Geerat Vermeij

(3) Geerat Vermeij
©Lifeboat Foundation

Het bijzondere van Geerat Vermeij is dat hij geen fysicus of chemicus is, maar paleontoloog en toch plaatst hij kritische kanttekeningen bij ‘historical contingency’ [4]. Volgens Vermeij bestaat ‘historical contingency’ uit unieke evolutionaire uitvindigen. Maar er zijn maar weinig echt unieke uitvindingen. De meeste zogenaamde unieke uitvindingen zijn slechts schijnbaar uniek omdat ze significant langer geleden hebben plaatsgevonden (langer dan 500 miljoen of 1 miljard jaar geleden), waardoor veel fossiele informatie verloren is gegaan. We hebben dus incomplete data. Daardoor lijkt het alsof een evolutionaire uitvinding uniek is. Dit onderbouwt hij met uitgebreide data. Een belangrijke maar relatief onbekende bijdrage aan het debat toeval – noodzakelijkheid. Tenminste, ik kende deze publicatie nog niet.

(4) Simon Conway Morris
©Univ. Cambridge

(4) Simon Conway Morris
 
Simon Conway Morris werd vooral bekend door het boek:Life’s Solution. Inevitable Humans in a Lonely Universe(2003) dat die zich expliciet richt tegen Gould’s rerun the tape of life argument. Hij wijst er op dat convergentie veel vaker voor komt dan er in de officiële evolutie handboeken vermeld staat. Zijn boek documenteert dat een overvloed van voorbeelden. Daarom verdient het om apart gereviewed te worden. Voorbeelden: onafhankelijke ontwikkeling van visuele systemen, reuksystemen, echolocatie, intelligentie. Actief vliegen is onafhankelijk ‘uitgevonden’ bij vogels, insecten en vleermuizen. Simon Conway Morris wordt vooral vaak aangehaald door creationisten omdat hij de overheersende rol van het toeval in evolutie bestrijdt. Het ‘toeval’ wil dat Conway Morris christelijk is. Het laatste hoofdstuk heet: ‘Towards a theology of evolution’. Jammer, want nu heeft men de neiging om zijn hele boek te zien als een poging zijn christelijk standpunt te onderbouwen. En daardoor lijkt het dat dit boek genegeerd wordt door de meerderheid van wetenschappers. Zo noemen bijvoorbeeld Bergstrom en Dugatkin in hun studieboek Evolution (2012) wel een ouder wetenschappelijk boek van hem, maar niet Life’s Solution (te ‘populair’ om genoemd te worden? of bias?).

NB: er is nu een alternatief: George R. McGhee (2011) ‘Convergent Evolution: Limited Forms Most Beautiful’. (is ook paleontoloog) [11 jul 2014]

De vier wetenschappers Christian de Duve, Harold Morowitz, Geerat Vermeij en
Simon Conway Morris geven ieder op verschillende manieren tegenwicht tegen de standaardopvatting die zo vanzelfsprekend is dat het niet eens meer opvalt. Zelfs Carl Sagan in zijn klassieke bestseller Cosmos (1980) schrijft:

Carl Sagan: Cosmos,
paperback 2013

“Were the Earth to be started over again with all its physical features identical, it is extremely unlikely that anything closely resembling a human being would ever emerge. There is a powerful random character to the evolutionary proces. A cosmic ray striking a different gene, producing a different mutation, can have small consequences early but profound consequences late. Happenstance may play a powerful role in biology, as it does in history. …” (p. 297 en verder, Cosmos, paperback uitgave 2013 )

Wie er gelijk heeft weet ik (nog) niet, maar dankzij deze vier wetenschappers ben ik er achter gekomen dat het standaardbeeld van de overheersende rol van het toeval in evolutie helemaal niet zo vanzelfsprekend is. Vanzelfsprekendheid is nooit goed. Kritiek is wel degelijk mogelijk. Er bestaat een alternatief dat onderzocht moet worden wil je een genuanceerd beeld vormen over de rol van toeval in evolutie.

Noten

  1. ‘Toeval’ zoals biologen dat begrip gebruiken! Fysici gebruiken ‘toeval’ in een andere betekenis. Dit verhaal gaat over biologie.
  2. Natuurlijk niet zoals het creationistisch misverstand over evolutie wil dat het leven door toeval ontstaat of dat genen, eiwitten of organismen door toeval ontstaan. Mutaties zijn toevallig en natuurlijke selectie is niet toeval.
  3. “At the core, the behavior tends to be governed by deterministic physical chemistry, and, as one moves out from the core, frozen accidents play an ever-increasing role in the historical unfolding of biology. As has been noted, biology stands between physics and history. “
  4. Geerat J. Vermeij (2006) ‘Historical contingency and the purported uniqueness of evolutionary innovations‘, PNAS, 2006. (gratis)

°

 

 

Kritiek op Conway Morriss : 

http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2009/02/14/simon-conway-morris-becomes-a-creationist/

 

°

 

VOEDSELPYRAMIDES en ECOLOGIE

°

   ecosystemen

°

Planeet aarde  <—

Voedselpyramides <—  doc

°

VOEDSELWEB  

28 november  2012  /Wageningen University, Laboratorium voor Entomologie

Pas op voor de vijand van de vijand van jouw vijand

Planten die door rupsen worden aangevallen, roepen de hulp in van sluipwespen met behulp van vluchtige geurstoffen die de plant aanmaakt in reactie op de vraatschade. Daarbij helpen sluipwespen de plant om van zijn vretende belager af te komen. De geurstoffen worden echter ook door andere insecten waargenomen. Een nieuwe studie van een Wagenings onderzoeksteam in het ‘open access’ tijdschrift PLoS Biology van 27 november laat zien hoe weer ándere sluipwespen deze plantengeuren oppikken om hún gastheer, sluipwespen, op te sporen.

Lysibia nana parasiteert poppen van Cotesia glomerata

Foto: Lysibia nana parasiteert poppen van Cotesia glomerata, gemaakt door Nina Fatouros.Een team van Nederlandse onderzoekers onder leiding van onderzoeker Erik Poelman van Wageningen University, onderdeel van Wageningen UR, en collega’s onderzocht het gedrag van zgn. secundaire sluipwespen (‘hyperparasitoïden’) die andersoortige sluipwespen aanvallen die een rups belagen. Het team toont aan dat deze hyperparasitoïden kunnen ruiken of planten worden aangevallen door gezonde rupsen of door rupsen die door andere sluipwespen zijn geparasiteerd, waarin de secundaire sluipwespen hun eigen eitjes leggen. In zowel gecontroleerde laboratoriumtoetsen als onder veldomstandigheden, vond het team dat hyperparasitoïden een voorkeur hebben voor plantengeuren die vrijkomen van planten waarvan geparasiteerde rupsen aten in vergelijking met planten waarvan gezonde rupsen aten. Deze resultaten laten zien dat deze vijanden van de vijand van de vijand een complex netwerk van interacties tussen de plant, rups, en sluipwesp gebruiken om hun gastheer, de sluipwesp, te lokaliseren.

Koolplanten (1) worden aangevreten door rupsen van koolwitjes (2) die op hun beurt worden geparasiteerd door sluipwespen (3). Hyperparasitoiden (4) leggen hun eitjes in de poppen van sluipwespen. Deze hyperparasitoiden vinden de poppen van sluipwespen door de planten geuren die vrijkomen bij vraatschade van geparasiteerde rupsen.
Koolplanten (1) worden aangevreten door rupsen van koolwitjes (2) die op hun beurt worden geparasiteerd door sluipwespen (3). Hyperparasitoiden (4) leggen hun eitjes in de poppen van sluipwespen. Deze hyperparasitoiden vinden de poppen van sluipwespen door de planten geuren die vrijkomen bij vraatschade van geparasiteerde rupsen.

Om te laten zien hoe dit complexe netwerk van interacties betrouwbare informatie over de aanwezigheid van sluipwespen kan bevatten, verzamelden de onderzoekers speeksel van de geparasiteerde en gezonde rupsen. Stoffen in het speeksel van de rups spelen een belangrijke rol in het veroorzaken van de verandering in geuren die de plant produceert bij vraatschade van rupsen. Poelman’s team ontdekte dat het aanbrengen van speeksel van geparasiteerde rupsen bij de plant een ander geurprofiel veroorzaakt dan speeksel van een gezonde rups. Bovendien zijn de plantengeuren die de plant maakt in reactie op het spuug van geparasiteerde rupsen aantrekkelijk voor de secundaire sluipwespen, die de parasiterende sluipwespen belagen.

Voedselweb

“Je moet de planten-geurproductie in reactie op planteneters zien in de context van het hele voedselweb, inclusief de vijanden van sluipwespen”, zegt onderzoeker Erik Poelman die met een Veni-subsidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) het onderzoek leidde:

“Dan pas kun je de ecologische functies van plantengeuren goed begrijpen”. In aanvulling op de ecologische aspecten van hun werk, benadrukken de auteurs ook dat hun bevindingen van belang zijn voor het ontwikkelen van strategieën voor geïntegreerde plaagbestrijding, waarin sluipwespen worden gebruikt om insectenplagen te reguleren. “Hoewel sluipwespen effectieve biologische bestrijders zijn, lijkt het erop dat het optimaliseren van biologische bestrijding met plantengeuren bijwerkingen kan hebben. Daardoor kan de effectiviteit van de plaagbestrijding verminderen”, aldus Poelman.

Veel meer insectensoorten in het regenwoud dan voorheen gedacht

15 maart 2014

Door parasitaire wespen te bestuderen die eitjes leggen in larven van tropische vliegen, leggen wetenschappers een complex web aan wisselwerkingen tussen vliegen, wespen en planten bloot

Biologen van verschillende Amerikaanse universiteiten tonen deze week in een artikel in Science aan waarom dit leidt tot veel meer soorten insecten.

Abstract :

Ecological specialization should minimize niche overlap, yet herbivorous neotropical flies (Blepharoneura) and their lethal parasitic wasps (parasitoids) exhibit both extreme specialization and apparent niche overlap in host plants.

From just two plant species at one site in Peru, we collected 3636 flowers(  Gurania flowers     ) yielding 1478 fly pupae representing 14 Blepharoneura fly species, 18 parasitoid species (14 Bellopius species), and parasitoid-host associations, all discovered through analysis of molecular data. Multiple sympatric species specialize on the same sex flowers of the same fly host-plant species—which suggests extreme niche overlap; however, niche partitioning was exposed by interactions between wasps and flies. Most Bellopius species emerged as adults from only one fly species, yet evidence from pupae (preadult emergence samples) show that most Bellopius also attacked additional fly species but never emerged as adults from those flies.

Fig. 1

http://www.sciencemag.org/content/343/6176/1240.figures-only

3089_mximage
1. Opius bellus lateral habitus f… Opius bellus lateral habitus female ↰ ↴
3090_mximage
2. Opius bellus lateral ha… Opius bellus lateral habitus male ↰ ↴
3096_mximage
3. Opius bellus propodeum and … Opius bellus propodeum and petiole lateral ↰ ↴
3097_mximage
4. Opius bellus propodeum a… Opius bellus propodeum and petiole dorsal ↰ ↴
3084_mximage
5.Opius bellus face
3086_mximage
6. Opius bellus face and man… Opius bellus face and mandible ↰ ↴
3094_mximage
7. Opius bellus showing occip… Opius bellus showing occipital carina absent ↰ ↴
3092_mximage
8. Opius bellus top of head … Opius bellus top of head and mesonotum ↰ ↴
3093_mximage
9. Opius bellus head late… Opius bellus head lateral view ↰ ↴
3083_mximage
10.Opius bellus fore wing
_______________________________________________________________________________
°

Het bestuderen van de wisselwerking tussen soorten is een grote uitdaging voor wetenschappers. Soorten bezetten vaak een stukje ruimte in een ecosysteem, ook niche genoemd.

Zo’n niche bevat alle middelen die de soort nodig heeft om te leven en zich voort te planten. Binnen de niche wordt het leven ook sterk bepaald door de wisselwerking tussen roofdieren en concurrenten.

Soorten proberen ervoor te zorgen dat ze zo min mogelijk afhankelijk zijn van hulpbronnen die anderen ook gebruiken. Op die manier creëert elke soort zijn eigen niche door bijvoorbeeld verschillende delen van eenzelfde plant te eten. Dit soort specialisatie zorgt voor steeds maar weer veranderende soorten en uiteindelijk het ontstaan van nieuwe.

In sommige ecosystemen is het aantal verschillende soorten enorm, veel groter dan het aantal wat je zou verwachten als er afgegaan zou worden op het aantal verschillende niches.

Door gebruik te maken van nieuwe moleculaire technieken konden de biologen minutieus onderzoek doen naar gemeenschappen van plant-etende insecten en parasitaire wespen die eitjes in de planteneters leggen. Op die manier is de wesp ook onderdeel van het maken van de niche, waardoor op één en dezelfde plant verschillende niches ontstaan.

 Regenwoud 

Daarvoor onderzochten de biologen duizenden plant-etende insecten waarvan de larven zich voeden met de sappige delen van de bloemen van komkommerachtige soorten in het Peruviaanse regenwoud.

De precieze methode toonde aan dat het aantal verschillende soorten vliegen en wespen op slechts twee verschillende typen plant extreem divers was, namelijk veertien vliegen en achttien wespen.

Door te kijken naar de vliegenlarven voordat de wespen uitkwamen, konden de wetenschappers zien welke wespen het uiteindelijk wel zouden overleven. Dit suggereert dat als de wespen hun eitjes in de verkeerde soort vliegenlarve leggen, de wespen niet uitkomen.

De complexe interactie tussen de vlieg en de wesp genereert een aantal unieke niches, die weer leiden tot extreme specialisatie en naast elkaar bestaan van grote aantallen vliegjes en wespen in slechts één simpel plant-systeem. Een systeem wat dus niet zo simpel is, als er beter naar gekeken wordt.

De auteurs stellen dat deze zeer specifieke interacties kunnen bijdragen aan de grote soortenrijkdom in tropische systemen.

Door: NU.nl/Krijn Soeteman

http://www.nu.nl/wetenschap/3726921/veel-meer-insectensoorten-in-regenwoud-dan-voorheen-gedacht.html  

°

Wereld zonder grote carnivoren ziet er heel anders uit

 10 januari 2014  33

leeuw

Een nieuw onderzoek stelt niet alleen dat de grote carnivoren verdwijnen, maar bewijst ook direct dat dat een enorm probleem is. De carnivoren hebben een enorme invloed op hun omgeving en hun verdwijning is een ramp voor het ecosysteem.

Meer dan 75 procent van de 31 grote vleeseters is aan het verdwijnen. Met name in het zuidoosten van Azië, het zuiden en oosten van Afrika en in de Amazone nemen hun aantallen af. In de meeste ontwikkelde gebieden – denk aan landen in West-Europa en het oostelijke deel van de VS – zijn zelfs al helemaal geen grote vleeseters te vinden. “We raken onze grote vleeseters kwijt,” concludeert onderzoeker William Ripple.

Poema
En het verdwijnen van die grote vleeseters heeft gevolgen, zo tonen de onderzoekers aan. Ze brachten voor hun studie de invloed die onder meer Afrikaanse leeuwen, luipaarden, wolven en lynxen op hun leefgebied hebben. Zo tonen ze bijvoorbeeld aan dat het verdwijnen van de poema en wolven ervoor zorgt dat het aantal grazende dieren – bijvoorbeeld herten en elanden – stijgt. Zij verstoren de vegetatie en hebben zodoende weer invloed op vogels en kleinere zoogdieren die van die vegetatie afhankelijk zijn.

Leeuw
En zo heeft het verdwijnen van elke grote vleeseter gevolgen. De verdwijning van de leeuw zorgt er op bepaalde plekken in Afrika bijvoorbeeld voor dat de groene baviaan aan een opmars begint en hij vormt een bedreiging voor gewassen en vee.

“Om deze diersoorten te kunnen behouden, moeten mensen ze tolereren,” stelt Ripple. “We zeggen dat deze dieren het recht hebben om te bestaan, maar ze bewijzen ons economisch en ecologisch gezien ook een dienst.” Een goede reden om ons nog meer in te zetten voor het behoud van de soorten, zou u zeggen.

Maar heeft dat nog wel zin? Ripple denkt van wel.

Op plaatsen waar grote vleeseters waren verdwenen en opnieuw zijn geïntroduceerd heeft het ecosysteem zich vrij snel hersteld.

Bronmateriaal:
Loss of large carnivores poses global conservation problem” – Oregonstate.edu
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door Oregon State University.

Afrikaanse leeuw ziet aantallen in vijftig jaar tijd meer dan halveren  <—

 

–>  Problemen?

°De natuur vindt bij verschuivingen  altijd wel  een ander evenwicht. 

°Er is nml  ALTIJD een (dynamische ) balans in de natuur.

° Maar dat betekent niet dat de uitkomst  van dergelijke  herschikklingen altijd   een mensvriendelijk evenwicht hoeft te zijn  

—>   Een ecosysteem is een zelf-organiserend systeem. Het zal altijd zoeken naar een bepaalde balans, dynamisch, met bijvoorbeeld voedselrijke periodes door het weer (goede mastjaren, goede muizenjaren) die voor dynamiek zorgen.

Het is wel zo dat je bij uitsterven “geesten van het verleden” ziet.

Zo zijn er bepaalde zaden die alleen door megafauna kunnen worden verspreid, of bepaald gedrag in soorten wat niet logisch is in moderne context (de gaffelbok’s snelheid wordt vaak genoemd, die hij zou hebben door een  “wapen”wedloop met de Amerikaanse cheetah die uitgestorven is, maar ik meende dat er alweer aan getwijfeld wordt).

In sommige gevallen kan het uitsterven van de ene soort de andere soort meenemen, maar ik geloof niet wat vaak wordt gezegd door ecologen dat een ecosysteem een jenga toren is. Ik zie het eerder als een soort sociaal netwerk.

Er onstaat een nieuw systeem als apex predatoren uitsterven. Mij maakt het niks uit*, maar ik heb er ook nauwelijks invloed op. En in de natuur bestaat ook niet zoiets als waarde, dat gaat gewoon door. Neemt niet weg dat het voor mensen wel eens negatief uit kan pakken.

*(ik heb wel “behoefte” aan natuur om mij heen (het platteland), en dat hoeft van mij ook niet “puur” te zijn met alleen “inheemse” soorten. Dat de wolf in Nederland terugkeert lijkt mij leuk, maar de kans dat ik die daadwerkelijk zie is klein.)

°

—>   Teveel  individuen  van de ene soort = kan dienen  als  voedsel   en  grotere  populatie-  groei bij   andere  soorten  en zelfs een tijdelijke bevolkingsexplosie  van die laatsten —> maar ook  daarna keert  het  evenwicht terug.

(en dat is niet alleen van kracht bij ecosystemen met roofdieren …..)

Jaarlijks is er een muizenplaag in AUS wanneer het graan rijp is, deze verdwijnt even snel als het graan van het veld is.

°

Hoe wolven  zelfs  de loop van de rivier veranderen

°

n 1995 werd een kleine groep wolven losgelaten in het Amerikaanse Yellowstone Park, nadat die diersoort er zeventig jaar lang afwezig was geweest. Er gebeurde in de jaren daarna iets wonderbaarlijks: het complete ecosysteem van het park veranderde – en zelfs de rivieren stromen anders sinds de komst van de wolf.

Hoe zit dat?

Dat legt een video uit die dit weekend online gezet werd door de organisatie Sustainable Man en gebruikmaakt van een TED-talk van schrijver en milieuactivist George Monbiot. Die legde in juni vorig jaar (met een stem die doet denken aan Sir David Attenborough) uit waarom hij zo enthousiast is over ‘re-wilding’.

Wolves were once native to the US’ Yellowstone National Park — until hunting wiped them out. But when, in 1995, the wolves began to come back (thanks to an aggressive management program), something interesting happened: the rest of the park began to find a new, more healthful balance. In a bold thought experiment, George Monbiot imagines a wilder world in which humans work to restore the complex, lost natural food chains that once surrounded us.

Hoe ging dat dan? In het kort: voordat de wolven kwamen had het park een overschot aan herten, die alles gretig kaalgraasden.

Na het uitzetten van de wolven werden er uiteraard enkele herten opgegeten, maar het zorgde er ook voor dat ze voortaan wegbleven uit bepaalde delen van het park, omdat het daar te gevaarlijk voor ze werd.

Op die plekken kwam de vegetatie weer helemaal tot bloei: bomen groeiden hoger, op dorre vlaktes verrezen populieren en wilgen, die op hun beurt weer vogels en bevers aantrokken. De bevers bouwden dammen op het water en daar kwamen weer otters, muskusratten, eenden, reptielen en vissen op af.

De wolven joegen ook op de coyotes, daardoor kregen konijnen en muizen meer kans en dat zorgde weer voor meer vossen, haviken en dassen. Zelfs beren hadden profijt van de nieuwe verhoudingen. Kortom: het complete ecosysteem veranderde omdat de wolf was geherintroduceerd bovenaan de voedselketen.

Maar het meest verbazingwekkende was dat zelfs de geografie van het park veranderde met de komst van de groep wolven: rivieren stromen nu anders dan voor 1995.

°

Mocht je de video willen overslaan en gewoon de tekst willen lezen, hier het bewuste stukje uit het transcript van de TED-talk van Monbiot:

“But here’s where it gets really interesting. The wolves changed the behavior of the rivers. They began to meander less. There was less erosion. The channels narrowed. More pools formed, more riffle sections, all of which were great for wildlife habitats. The rivers changed in response to the wolves, and the reason was that the regenerating forests stabilized the banks so that they collapsed less often, so that the rivers became more fixed in their course. Similarly, by driving the deer out of some places and the vegetation recovering on the valley sides, there was less soil erosion, because the vegetation stabilized that as well. So the wolves, small in number, transformed not just the ecosystem of the Yellowstone National Park, this huge area of land, but also its physical geography.”

Voor wie er meer over wil weten: hier een wetenschappelijke publicatie over ‘trophic cascading’, zoals het fenomeen genoemd wordt.

 

 

Als grote dieren verdwijnen, komt het knaagdier aan de macht

 

Europese bosmuis

(***)

Als de grote zoogdieren uit een ecosysteem verdwijnen, komen de kleinere knaagdieren aan de macht. En dat is zorgwekkend: veel van deze knaagdieren dragen gevaarlijke ziektes met zich mee en daarmee groeit ook de kans dat wij mensen ziek worden aanzienlijk.

 

Wereldwijd hebben de grote zoogdieren het moeilijk. Om verschillende redenen – ontbossing en de jacht bijvoorbeeld – lopen hun aantallen terug.

Kenia
Onderzoekers van de universiteit van Stanford besloten te achterhalen wat er precies gebeurt als grote zoogdieren uit de ecosystemen verdwijnen. Ze trokken naar Kenia en zetten vier hectare grote stukken savanneland af. Ze voorkwamen zo dat grote dieren als olifanten, giraffes en zebra’s gedurende twee jaar in die gebieden konden komen. Vervolgens keken ze wat er gebeurde.

“DIT IS EEN ONDERGEWAARDEERDE EN VERRADERLIJK EENVOUDIGE MANIER WAAROP VERANDERINGEN DIE MENSEN IN GANG ZETTEN, KUNNEN LEIDEN TOT EEN GROTER RISICO OP ZIEKTE”

Knaagdieren en vlooien
Het aantal knaagdieren in de stukken afgezette savanne verdubbelde.

Waarschijnlijk doordat er meer voedsel en land beschikbaar was.(1)

Met het aantal knaagdieren nam ook het aantal vlooien toe. Vlooien dragen vaak ziekteverwekkers bij zich en vergroten de kans dat ook mensen ziek worden. “Dit is een ondergewaardeerde en verraderlijk eenvoudige manier waarop veranderingen die mensen in gang zetten (door te jagen, bomen om te hakken, red.) kunnen leiden tot een groter risico op ziekte,” vertelt onderzoeker Hillary Young.

Oost-Afrika
De onderzoekers wijzen erop dat meer dan zestig procent van alle menselijke ziektes hun oorsprong vinden in ziekteverwekkers die dieren bij zich dragen. Dat vlooien ziektes aan mensen doorgeven, is heel normaal en gebeurt overal: zowel in tropische gebieden als in voorsteden. In Oost-Afrika, waar ziektes die door knaagdieren aan mensen worden doorgegeven vaak voorkomen, kunnen mensen door besmette knaagdieren aan te raken tyfus en zelfs de pest krijgen. Veel gezondheidsklinieken in het gebied kunnen die ziektes niet opsporen, laat staan behandelen.

Al met al kan het verdwijnen van grote zoogdieren en de opkomst van knaagdieren de kans dat mensen een dodelijke ziekte oplopen, verdubbelen. “Onze gegevens suggereren dat het handhaven van een gezonde populatie megafauna ons helpt om nare bacteriën te vermijden,” benadrukt onderzoeker Rodolfo Dirzo.

 

(***)

Beetje  verwarrend  een europese bosmuis te gebruiken  als illustratie  , als het gaat over  een onderzoek in een keniaanse savanna  ….. nogal  wiedes dat er  dan  vlug verkeerde conclusies op de loer liggen voor en door  de gewone  lezer

 

(1)

Grote  grazers kunnen   hele gebieden knaagdier onvriendelijk maken doordat deze dieren hele grasgebieden kaalvreten, waar de knaagdieren    meer voedsel tot hun beschikking hebben. ? (en of zich beter kunnen  verschuilen ( voor de roofvogels bijvoorbeeld ?(* )

–> Veel   knaagdieren zitten overdag ondergronds  en  foerageren  ’s nachts 

–> Veel knaagdieren zijn opportunistische eters die genoegen nemen met veel verschillend  voedsel  (denk aan muizen en ratten )

–> Olifanten en  giraffen  zijn vooral bladeters die heelwat jonge  bomen vernietigen en( in het geval van de olifant ) ontwortellen …. ( wat dus ( op lange termijn ) het savanna-karakter van het gebied  conserveert  ) –> op twee jaar tijd  bieden (eventueele ) opschietende  jonge boompjes geen  nuttige  schuilplaatsen  

(2) Met het verdwijnen  van de grote grazers  verdwijnen ook de grote katten , 

(3) hyena’s  , afrikaanse honden …konden ook niet over die  “begrenzingen”  

(4) reptielen , kleinere katten  en zeker roofvogels  gingen toch moeiteloos over die ” begrenzingen “  ?  Hangt er dus van af wat je “grote ” zoogdieren noemt ….en/of  wat die “afbakening”  voorstelt   ….

 

TROPISCHE ECOSYSTEMEN

°

   ecosystemen

°

-°Regenwoud    >  https://tsjok45.wordpress.com/2012/09/01/regenwoud/

 

3064760[1]pluto pdf REGENWOUD <– pdf

Arthropod Diversity in a Tropical Forest

 

 

 

https://www.sciencemag.org/content/338/6113/1481.figures-only

 pdf   –> beschrijving van een ecosysteem van een tropisch regenwoud

‘Planet’ kunt u ook vertalen als ‘ecosystemen’.

Een ecosysteem is het samenspel tussen bodem, water, lucht en de organismen die op en in deze omgeving leven. Het gaat daarbij om de kleinste bacteriën, schimmels en planten tot de grootste dieren. Deze grote verscheidenheid aan leven noemen we biodiversiteit.

Bij het gebruik van ecosystemen is het goed om te bedenken dat juist het samenspel binnen een ecosysteem heel belangrijk is.

Een ecosysteem kan uit balans raken als u bijvoorbeeld heel veel water onttrekt of één bepaalde dier- of plantensoort overmatig exploiteert. Gevolgen zijn soms pas na enige tijd zichtbaar. Ook kunnen uw activiteiten effect hebben op ecosystemen die verder weg zijn gelegen.

Vervuild afvalwater dat op open water wordt geloosd kan bijvoorbeeld via stroming vissen in een lager gelegen meer vergiftigen.

Er bestaat een grote diversiteit aan ecosystemen. Bekende ecosystemen zijn tropische regenwouden, savannes, koraalriffen en meren. Ook de bodem, weilanden en een sloot zijn ecosystemen.

Door wereldwijde klimaatverandering, een groeiende wereldbevolking, toename van consumptie, vervuiling, introductie van vreemde soorten, overexploitatie en verdergaande economische ontwikkeling, raken natuurlijke hulpbronnen uitgeput en gaan ecosystemen verloren.

Het ecosysteem van de tropische bossen

Alles binnen een ecosysteem is van elkaar afhankelijk en beïnvloedt elkaar over en weer. Dit geldt niet alleen voor het klimaat en de temperatuur, maar ook voor de planten en dieren. Veertig tot vijftig procent van alle soorten levende wezens leeft in de tropische regenwouden. De tropische regenwouden nemen minder dan 2% van het aardoppervlak in beslag. Het leven in deze wouden is zeer uitgebreid. Planten en dieren evolueerden in het tropische regenwoud gezamenlijk en raakten in de loop van duizenden jaren op elkaar aangewezen. Als de vruchten rijpen, moeten hun zaden verspreid worden door dieren, zoals vogels bijvoorbeeld. Vruchten hebben vaak felle kleuren om de aandacht te trekken. Bomen in de tropische bossen dragen niet tegelijkertijd vruchten. Is de oogst van de ene soort binnen, dan zijn de vruchten van een ander soort pas rijp. Verdwijnt het tropische regenbos, dan verdwijnen daarmee ook typische dieren. De meeste dieren in de tropische bossen zijn direct afhankelijk van dit bos. Hun milieu en levensruimte wordt vernietigd. De lijst van uitgestorven en bedreigde diersoorten neemt steeds grotere vormen aan. Slechts anderhalf miljoen dieren zijn beschreven, voor het overgrote deel insecten. Schattingen vertellen dat er minstens nog vijf miljoen onontdekt zijn, waarvan de meeste in de tropische regenwouden leven. Er zijn ongeveer 80.000 verschillende soorten planten en 1500 vissoorten en bijna een kwart van de 9000 vogelsoorten in de wereld. Zoals bij alle tropische regenwouden is ook in Amazonia sprake van een gesloten ecosysteem. Alle natuurlijke voedingsstoffen worden onmiddellijk in het ecosysteem opgenomen waarbij er niets wordt verspild. Via wolken en lucht komt dat zelfs naar Europa toe.

Afbeeldingen van tropische ecosystemen <–

Schimmels beschermen tropische soortenrijkdom

ARTIKEL EOS   | 22 JANUARI, 2014 –
The JANZEN-CORNELL effect

Schimmels verhinderen dat tropische wouden gedomineerd worden door een beperkt aantal boomsoorten.

Tropische wouden herbergen gemiddeld zo’n tweehonderd boomsoorten per hectare. Ter vergelijking: in heel België komen we nog niet aan zestig inheemse soorten. Dat komt deels omdat de meest succesvolle boomsoorten in gematigde streken gaandeweg steeds meer terrein inpalmen.

Hoe het komt dat soorten er in de tropen blijkbaar niet in slagen het soortenrijke woud in een eenzijdig bos te veranderen, is een vraag waarover tropische ecologen eindeloos kunnen doorbomen.

Uit onderzoek van de University of Oxford blijkt nu dat we de verantwoordelijke waarschijnlijk onder de schimmels moeten gaan zoeken.

Dat idee sluit aan bij de populaire maar totnogtoe moeilijk te bewijzen theorie van de heren Janzen en Connell.

Die suggereerden al in de jaren zeventig dat het in de tropen zodanig krioelt van het vegetarische ongedierte dat bomen van dezelfde soort die al te zeer tegen elkaar aan schurken ten prooi vallen aan insecten en schimmels bij wie ze bovenaan het lijstje van favoriete smaken staan.

Robert Bagchi en zijn collega’s bakenden in een woud in Belize kleine vierkante percelen af, waarvan ze een deel regelmatig met insecticides dan wel fungicides besproeiden. Hoewel er in insectenvrije percelen drie keer zoveel jonge boompjes kiemden, waren het de fungicides die het meest opmerkelijke effect hadden. In schimmelvrije zones waren er wel vijftien procent minder soorten.

De studie is gepubliceerd in Nature. (tv)

NASA: Tropische ecosystemen versterken opwarming aarde  bij globale temperatuurstijgingen  ?

NASA: Tropische ecosystemen versterken opwarming aarde

De Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA waarschuwt dat bij stijgende temperaturen tropische ecosystemen de opwarming van de aarde zullen versnellen.

Wetenschappers van de NASA concluderen dat tropische ecosystemen significante hoeveelheden CO2 kunnen loslaten in de atmosfeer als de temperatuur van de aarde stijgt. Ook neemt de opname van CO2 uit de lucht sterk af bij hogere temperaturen. Daarmee ontstaat een zichzelf versterkend effect.

“Wat we geleerd hebben is dat ondanks droogte, overstromingen, vulkaanuitbarstingen, El Niño en andere evenementen, het systeem aarde opmerkelijk consistent is geweest in het reguleren van het jaar-op-jaar variaties in de atmosferische kooldioxide niveaus,” zei Weile Wang, een wetenschappelijk onderzoeker bij Ames Research Center van NASA in Moffett Field, Californië, en hoofdauteur van een paper dat woensdag 24 juli, in de Proceedings van de National Academy of Sciences is gepubliceerd.

—> De onderzoekers ontdekten dat een temperatuurstijging van slechts 1 graad Celsius in de luchttemperaturen aan de grond, in de tropen leidt tot een extra toename van de CO2 uitstoot, even groot als 30% van de totale door mensen veroorzaakte uitstoot.

—> In tropische ecosystemen wordt koolstofopname bij hogere temperaturen minder.

Deze bevinding biedt wetenschappers beter inzicht in de mondiale koolstofcyclus.

De studie biedt ondersteuning voor de “carbon-klimaat feedback” hypothese die door veel wetenschappers wordt gesteund. Deze hypothese stelt dat een opwarmend klimaat zal leiden tot een versnelde groei van koolstofdioxide in de atmosfeer. Meerdere systeemprocessen, zoals droogte en overstromingen, dragen bij aan veranderingen in de atmosferische kooldioxide groei.

De nieuwe gegevens over waargenomen temperatuurveranderingen zijn belangrijker dan regenval voor veranderingen in de tropen.

Ondertusssen aan de poolkappen

Dat lijkt echter alleen voorlopig zo te zijn. NASA wijst erop dat het onderzoek de carbon-climate-feedback-hypothese ondersteunt. Deze hypothese stelt dat door de opwarming van de aarde meer CO2 zal vrijkomen uit vegetatie en bodem. Dit versnelt op zijn beurt weer de opwarming van de aarde.

Het NASA-onderzoek verschijnt gelijktijdig met resultaten van een Rotterdams onderzoeksteam. In het tijdschrift Nature waarschuwden zij voor grote hoeveelheden methaan die nu nog onder de poolkap zitten opgesloten. Methaan is een zeer sterk broeikasgas. Bij het smelten van de Noordpool kan dat methaan vrijkomen, waardoor de opwarming van de aarde ook weer versneld wordt.

Een van de onderzoekers noemde de Noordpool ‘een tikkende tijdbom’.

Foto: Kim Seng via Flickr.com

Effecten van klimaatverandering op tropische bossen en biodiversiteit

°

Effecten van klimaatverandering op tropische bossen en biodiversiteit  vanuit een paleoecologich perspectief

prof. dr Henry Hooghiemstra
Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica (IBED), Faculty of Science, Universteit van Amsterdam
(hoogleraar Palynologie en Kwartair-ecologie)

E-mail: hooghiemstra science uva nl

Samenvatting

De paleoecologie maakt vooral gebuik van fossiel stuifmeel in sedimentkernen om een beeld te verkrijgen van de verandering van de floristische samenstelling van de vegetatie in de tijd. De relatie tussen ‘recente pollenregen’ en ‘recente vegetatie’ vormt de sleutel voor de interpretatie van pollendiagrammen.

Het is duidelijk dat deze vertaalsleutel thans zeer zeldzaam is geworden omdat onbeschadigde ecosystemen vrijwel niet meer voorkomen.

De dynamiek van tropische ecosystemen is nog weinig onderzocht. Vooral de omstandigheden die ertoe leiden dat het ene bioom overgaat in het andere (bijvoorbeeld savanne overgaat in regenwoud) zijn slecht bekend. Maar juist in die overgangszone is de respons van de vegetatie op klimaatverandering het duidelijkst.

De ‘ecologie van bioomtransities’ zou een nieuw interdiciplinair vakgebied moeten gaan vormen waarin actuele transities geanalyseerd en begrepen worden en vergeleken met gereconstrueerde transities uit het verleden. Dit kan leiden tot een betere kwantificering in de paleoecologie, alswel leiden tot een beter begrip van de constatering dat “een hoog percentage van de wereldecosystemen in gevaar is en op korte termijn dreigt te verdwijnen” (WWF berekeningen). Voor een deel is dit een natuurlijk proces dat zich in alle marginale gebieden van alle ecosystemen afspeelt.

Het wordt steeds prangender om beter te kunnen inschatten welk deel van de geconstateerde environmental change ‘natuurlijk’ is en welk deel veroorzaakt is door ‘antropogene invloed’.

Over de invloed van het klimaat op biomen in het algemeen, en tropische bossen in het bijzonder.
Vragen voor de discussie “op grond van paleoecologische gegevens

Vraag 1:

Hoe zijn de tropische zones verschoven en hoe is de biodiversiteit in de tropen beinvloed door de klimaatveranderingen?
-Migraties van ecosystemen binnen de tropengordel sinds de Laatste IJstijd (20.000 jaar geleden) zijn slechts globaal bekend (zie resultaten internationaal BIOME 6000 project)

-omvang van tropisch regenwoud tijdens de ijstijd (refugia) is vooral controversieel in Zuid-Amerika en slecht bekend.
savanna ecosysteem en droog-bos ecosysteem hebben aanzienlijke veranderingen ondergaan in positie (migraties) en floristische samenstelling.
-zeespiegelveranderingen hebben in ondiepe zeeën (= marginale gebieden) tot grote migraties van kustecosystemen geleid (mangroven, koraalriffen).

Vooral in het Caraibisch Gebied en ZO-Azië hebben deze ecosystemen grote migraties ondergaan > er zijn tot nu toe geen aanwijzingen voor groot verlies aan diversiteit op de Laat Glaciaal – Holoceen overgang (voorbeeld Australië)
–>Savanne-eccosystemen die tijdens het Pleistoceen een grote mate van dynamiek hebben ondergaan vertonen een lagere floristische diversiteit dan savannes met een meer stabiele geschiedenis (voorbeeld Afrikaanse savannes)

Vraag 2:

Wat voor effecten kunnen we verwachten op tropische bossen en hun biodiversiteit, gezien de klimaatverandering in de actuele (= verstoorde) situatie?

–> Verandering van gemiddelde jaartemperatuur heeft waarschijnlijk weinig effect op positie en samenstelling van tropische bossen (wél in de gematigde zone).

Temperatuurdaling tijdens laatste ijstijd in Amazonische regenwoud was c. 4° tot 6°C.
Op plaatsen waar het regenwoud bioom (ecosysteem) nooit verdwenen is lijkt een consortium aan taxa een stabiele presentie te vertonen (en daarmee het bioom te kenmerken), terwijl een ander deel van de florische diversiteit veranderlijk is en reageert op environmental factors (lengte droge tijd, frekwentie van koude-invallen, drainage etc.)

Invloed van laagste temperatuur in de koudste maand  heeft  wél veel effect (zie: climate-space diagram uit BIOME Project Latijnsamerika: Marchant & Hooghiemstra)

Verandering in jaarneerslag en lengte droge seizoen heeft significante invloed op de omvang en floristische samenstelling van tropische bossen > deze kenmerken zijn verdisconteerd in de ‘Plant Functional Type’ benadering van het biomiseringsproces

Het 3-assige ‘Holdridge’ diagram classificeert biomen op potentieel voorkomen; het 2-assige ‘Biome Climate-Space’ diagram leidt potentieel tot een beter inzicht wat er op transities tussen biomen (marginale gebieden) gebeurt

Veel bos is verdwenen (totale ontbossing: voorbeeld Atlantic rainforest Brazil), selectief gekapt (verandering samenstelling), aanzienlijk beschadigd (gemengd met secundair bos en woekerende lianen: voorbeeld Costa Rica, Mexico), of geheel secundair (floristische samenstelling verhult veel van het oorspronkelijke bos: dominantie van taxa met pionierkwaliteiten; voorbeeld: Ciudad Perdida, Colombia, overwoekening na einde bewoning)

Vraag 3:

Eigen visie graag afzetten tegen andere meningen rond verlies van biodiversiteit. Hoe gealarmeerd moeten we zijn?

—> (snelle) klimaatveranderingen zijn tijdens het Pleistoceen een normaal verschijnsel; migratie van ecosystemen als respons daarop ook (voorbeeld: Funza en Fuquene pollendiagram Colombia)

—>Echter  grootschalige urbanisatie op alle continenten belemmert de migratie > urbanisatie is de meest direkte oorzaak van verlies aan biodiversiteit, niet de klimaatverandering zelf! (de ‘Nederlandse ecologische hoofdstructuur’ speelt hier uitstekend op in door een netwerk van aaneengesloten natuurgebied te vormen > dit voorbeeld heeft navolging nodig op Europese schaal

*  Ontbossing betekent soms het terugzetten van een landschap naar ijstijd-condities (voorbeeld: Atlantic rainforest, Brazilië), echter zonder de mogelijkheid van refugia-vorming en dus met groot verlies aan soorten

*Een aanzienlijk deel van het tropisch bos is jonger dan 10.000 jaar (van Holocene ouderdom), zoals: varzeabos in Amazonas , Atlantic rain forest in Brazilië, tropisch bos in Midden-Amerika, een (nog) onbekend gedeelte van Afrikaans en Zuid-Amerikaans regenwoud

Het ‘museum concept’ om de hoge biodiversiteit in tropisch bos te verklaren is niet meer houdbaar: juist de Pleistocene dynamiek moet een grote rol hebben gespeeld in de soortsvorming.

Allopatrische soortvorming kent mooie voorbeelden (voorbeelden: endemen in hoog-Andiene paramo-eilanden en Amazonische drainage-gebieden). Maar ook sympatrische speciatie kan (moet) wellicht een aanzienlijk deel van de biodiversiteit verklaren
De meest stabiele situatie komt voor midden in een areaal (voorbeeld: La Pata pollendiagram Amazonia); de randen van elk areaal vertonen een overgang naar het naburige ecosysteem (voorbeeld: Las Margaritas pollendiagram, savanne-regenwoud transitie, Colombia).

Als gevolg daarvan heeft elk ecosysteem een groot oppervlak aan marginaal gebied, waar kleine veranderingen in klimaat grote effecten kan hebben (daarom bestuderen palynologen bij voorkeur boorkernen uit marginale gebieden omdat de gevoeligheid voor de registratie van klimaatveranderingen daar het grootst is!). Een berekening van het percentage oppervlak van een ecosysteem dat ‘in gevaar’ is (kans loopt sterk van karakter te veranderen) is op zich zelf geen indicatie voor alarm (voorbeeld: WWF waarschuwingen)

Het berekenen van verlies aan biodiversiteit als gevolg van klimaatverandering is volstrekt speculatief:

Thomas et al. (Nature 427(2004), 145-148) geeft niet meer dan een eerste aanzet tot een numerieke methode voor risikoberekening (zie hieronder (1).                                                                                                                                      Effectief is de mate van ‘resterende migratiecapaciteit’ (negatief gecorreleerd met urbanisatie) een veel belangrijker factor in zulke berekeningen dan , de mate van klimaatverandering, en de mate van respons-migratie
Prikkelende stellingen

Op basis van paleoecologische gegevens kan klimaatverandering op zich geen belangrijke factor zijn voor verlies aan biodiversiteit; wél het gebrek aan migratiemogelijkheden (door urbanisatie). De mens legt de schuld liever bij het klimaat dan bij zijn urbanisatiegedrag ….

In de paleoecologie worden klimaatveranderingen afgeleid aan de mate van verandering in floristische samenstelling ‘on-the-spot’, en/of migratie van biomen. Hoewel de relatie tussen de floristische samenstelling van tropische bossen en klimaatomstandigheden vaak niet omkeerbaar is kunnen we in de paleoecologie analogen vinden voor scenario-studies van het huidige klimaat.
Er is een grotere interactie nodig tussen ‘op-data-gebaseerde-reconstructies’ en ‘op-modellen-gebaseerde-simulaties’.….
(Henry Hooghiemstra, UvA, 11 juni 2004)

(1)  Comment on  Thomas et al., Extinction risk from climate change.
Nature 427, 145-148, January 2004 by Henry Hooghiemstra (IBED, UvA)

From a paleoecological point of view the paper of Thomas et al. is as surprising as doubtful.

Records of past climate change from ice cores, marine cores and terrestrial cores show that climate is changing during most of the late Quaternary record on decadal to centennial time scales. Shifts in the distribution of species and higher rank taxa are part of a natural process on which the dicipline of palaeoecology is based.

Monitoring changes at one point, migrations of distribution areas locally lead to changes in species composition. Human impact starts its impact when species are unable to migrate. The authors are correct that changing land use and global habitat loss prevent free migration and, as a consequence, are responsible indeed for potential extinctions.

Various ice core and pollen records showed that significant and rapid changes in the order of >3°C within some 100 yr occurred many times during e.g. the last two glacial cycles (Mommersteeg & Hooghiemstra, unpublished data).

Pollen analysis operates at the generic (and sometimes family) level and hardly evidence climate change forced floral extinctions during the late Pleistocene.
The authors blame climate change (in the title and conclusions) and habitat loss in isolation for potential future extinctions; stating only at one place fairly that ‘many of the most severe impacts of climate-change are likely to stem from interactions between treats (…) rather than climate acting in isolation’.

Designing the paper in this way all categories of existing opinions in the environmental change debate can find support, making this paper to a political document and little more than a finger exercise in the application of ‘what if’ scenarios under a set of not proven and doubtful assumptions.

Current climates and present-day distributions are not necessarely in equilibrium: e.g. in the northern Andes where warm loving C4 grass species do occur as relicts in the present-day cold paramo vegetation belt (Boom et al., 2001) above the forest line.

Apparently 10,000 years were not enough to reach the assumed balance. There is much ignorance on the natural status of present-day distribution areas. In the northern Andes even at the classification level of the biome the natural status is debated: it is claimed that the belt of treeless vegetation (paramo) in Ecuador is a degraded ecosystem (Hansen et al. 1994; Laegaard 1992).

But data from pollen and vegetation analysis do show the contrary (Wille et al. 2002). Needless to question the reference to end-Permian extinctions to support the responsiveness of species to past climate change.

During that time the Earth System operated under conditions fully different from present-day. We are puzzled why the authors did not use the significant temperature drop at the Pliocene-Pleistocene transition to demonstrate responsiveness and the treaty of extinctions (Van der Hammen et al. 1971).

We fully agree with the authors that ‘many unknowns remain in projecting extinctions’ and this paper is hardly more that an early exercise in the application of numerical methods in an environmental risk calculation.

It is global urbanisation that prevents categories from species to biomes to migrate in response to environmental change. There is no evidence for the claim that present and near future climate change is much faster that ever experienced before.

To anticipate on the most efficient strategies to conserve modern societies and biomes we need a balanced understanding of mechanisms at work.

Thomas et al. paper may be able to increase research money for a short period but might be harmful for this proces on the long term.
References:
Boom, A, Mora, G, Cleef, AM & Hooghiemstra, H 2001. High altitude C4 grasslands in the northern Andes: relicts from glacial conditions? Rev. Palaeobot. Palynol. 115, 147-160.
Hansen, BCS, Seltzer, GO, Wright, HE 1994. Late Quaternary vegetational change in the central peruvian Andes. palaeogeogr. Palaeoclimatol. Palaeoecol. 109, 263-285.
Laegaard, S 1992. Influence of fire in the grass paramo vegetation of Ecuador. In: Balslev H & Luteyn JL, eds, Paramo, an Andean ecosystem under human influence, Academic Press, London, 151-170.
Van der Hammen, T, Wijmstra, TA, Zagwijn, W 1971. The floral record of the late Cenozoic of Europe. In: Turekian, KK, The late Cenozoic glacial ages, Yale University Press, New Haven, London, pp 391-424.
Wille, M, Hooghiemstra, H, Hofstede, R, Fehse, J & Sevink, J. 2002. Upper forest line reconstruction in a deforested area in northern Ecuador based on pollen analysis and vegetation analysis. J. Trop. Ecol. 18, 409-440.

Copyright © 2011 Vereniging Tropische Bossen.
All Rights Reserved.

 

°

http://www.nu.nl/tag/regenwoud/

‘Regenwoud in Congo steeds minder groen’

Het regenwoud van Congo wordt steeds minder groen, zo blijkt uit nieuw onderzoek.

24 april 2014

°

regenwouden  Congo-Kinshasa – Bedreigd werelderfgoed

Nationaal Park Salonga

Met name het oosten van het regenwoud in het Kongobekken lijkt op satellietbeelden een stuk minder groen van kleur in het regenseizoen dan tien jaar geleden.

De waarnemingen komen overeen met eerdere onderzoeken die wijzen op een afname van regenval en water in de bovenste grondlagen.

Dat melden Amerikaanse onderzoekers in het wetenschappelijk tijdschrift Nature.

Kleuren

De wetenschappers analyseerden het regenwoud in het Kongobekken op satellietbeelden die werden gemaakt tussen 2000 en 2012. Ze focusten zich op de kleuren van bosgebieden in april, mei en juni.

In deze maanden is het regenseizoen in het Kongobekken en staan de meeste bomen en planten in bloei. Uit de analyse van de satellietbeelden blijkt echter dat het regenwoud steeds iets minder groen wordt in deze periode.

Watertekort

“Het is belangrijk dat we deze veranderingen in kaart brengen”, verklaart hoofdonderzoeker Liming Zhou op nieuwssite ScienceDaily. “Veel klimaatmodellen voorspellen dat tropische bossen steeds meer onder druk komen te staan door toenemende tekorten aan water en een warmer en droger klimaat in de eenentwintigste eeuw.”

Andere wetenschappers benadrukken dat de uitkomsten van de studie nog verder moeten worden onderbouwd met langdurig lokaal onderzoek.

Observatie

“Satellietgegevens bieden maar een beperkte hoeveelheid informatie”, verklaart geograaf Jeffrey Chambers van de Universiteit van Californië inThe New York Times. “Wat er nu moet gebeuren, is een voortdurende lokale observatie om vast te stellen of het inderdaad om een aan het klimaat gerelateerd probleem gaat.”

 

Door: NU.nl/Dennis Rijnvis

°

bioom – VERANDERING

Tropisch bos kan plots kaal worden

Rob Buiter − 18/10/11,
Savanne in Afrika: het is dit, met ongeveer 20 procent boombegroeiing, óf een woestijn óf een dicht bos. Iets er tussenin bestaat bijna nergens. ©ANP

Door veranderend klimaat, bosbrand of houtkap kan een tropisch regenwoud onomkeerbaar veranderen in savanne, of zelfs in een boomloze vlakte. Zo waarschuwen Wageningse wetenschappers deze week in vakblad Science, na bestudering van satellietbeelden.

Bomen tellen.

Dat is wat vier Wageningse wetenschappers de afgelopen tijd hebben gedaan. Of beter gezegd: hebben laten doen door een computerprogramma. Op satellietbeelden van tropische zones in Afrika, Australië en Zuid-Amerika analyseerden ze precies hoeveel procent van de bodem bedekt werd door bomen.

“Want bomen zijn zo’n beetje de belangrijkste beeldbepalers in veel natuurgebieden”, stelt een van de onderzoekers, de Wageningse ecologe Milena Holmgren. “Tegelijk weten we eigenlijk heel weinig over boombedekking.

Tropische bossen zullen niet geleidelijk op klimaatsverandering reageren, maar moeten overspringen tussen drie alternatieve stabiele toestanden: regenwoud, savanne of een boomloze toestand, schrijven wetenschappers van de Wageningen Universiteit deze week in Science.

Holmgren en haar collega’s laten een patroon in deze gegevens zien. In plaats van een geleidelijke toename van de hoeveelheid bomen met de regen, blijken er ‘verboden’ toestanden te bestaan rond 5% en rond 60% bosbedekking. Het systeem kan daarom alleen veranderen door over die verboden toestanden heen te springen tussen drie contrasterende alternatieve toestanden: bos, savanne (met zo’n 20% boombedekking) of een boomloze toestand.

Fragiel

De studie gebruikt satellietwaarnemingen om te laten zien dat het systeem kantelpunten kent. In de buurt van zo’n kantelpunt neemt de veerkracht af en kan een kleine verstoring leiden tot het overspringen naar een andere toestand. Op de drie continenten die werden onderzocht bleek dezelfde relatie te bestaan tussen regenval en de veerkracht van de ecosystemen. De auteurs gebruiken deze relaties om aan te geven waar in Afrika, Australië en Zuid-Amerika het regenwoud en de savanne het fragielst zijn.

“Dit is een van de meest overtuigende bewijzen dat alternatieve stabiele toestanden op grote schaal in de natuur bestaan,” zegt Marten Scheffer die het onderzoeksprogramma naar kantelpunten leidt. “We waren zelf verbaasd hoe sterk de gegevens deze radicale, maar steeds invloedrijkere theorie bevestigen. Nu blijkt dat de grote tropische ecosystemen net zulke kantelpunten hebben als bijvoorbeeld meren waarvan we eerder aantoonden dat ze kunnen overspringen tussen een heldere en een troebele toestand.”

Het aantonen van de grootschalige kantelpunten in de tropische ecosystemen is niet alleen een fundamentele wetenschappelijke doorbraak, het heeft ook direct een praktische toepassing. De nieuwe inzichten maken het namelijk mogelijk om kaarten te maken die aangeven waar op aarde het regenwoud het meest fragiel is. Hoewel kantelpunten vaak met negatieve verandering worden geassocieerd, is dat maar één kant van de medaille. Wanneer het gaat om een omslag van een ongewenste naar een betere toestand betekent een kantelpunt juist een kans om met kleine moeite een doorbraak te creëren. De auteurs belichten ook deze kant door te laten zien waar op de aarde bijvoorbeeld de beste kansen liggen voor bosherstel.

Toch is het belangrijkste nieuws op dit gebied niet goed. “Het begrijpen van de effecten van klimaatsverandering op de veerkracht van het Amazone-regenwoud is een van de grootste uitdagingen voor wetenschappers in die regio,” zegt Marina Hirota, de van oorsprong Braziliaanse hoofdauteur van het artikel. “Onze resultaten laten nu zien dat het gebied waar het bos het meest fragiel is, precies samenvalt met de zone waar de meeste houtkap plaatsvindt”.

Waarom zie je op de ene plek veel bomen en ergens anders heel weinig?

“Tot onze verrassing zagen we drie belangrijke concentraties. We zagen veel gebieden met helemaal geen bomen, vervolgens savannes met ongeveer 20 procent boombedekking en tot slot echte bossen met 80 tot 100 procent boombedekking.

Gebieden met rond 5 procent en rond 60 procent boombedekking kwamen we zelden tegen. Dus als je naar gebieden gaat kijken met geleidelijk meer regen, dan zie je geen geleidelijke toename van de hoeveelheid bomen. Er zijn twee belangrijke drempels. Alleen als een boomloos gebied een ‘sprong’ maakt over die 5 procent boombedekking heen, kan het verder groeien van een boomloze steppe naar een savanne met 20 procent boombedekking, of van een savanne over de 60 procent heen naar een echt bos.”

Het omgekeerde lijkt ook waar, schrijven de onderzoekers. Wanneer een tropisch bos droger wordt kan dat resulteren in een omslag naar een savanne of zelfs een compleet boomloze vlakte.

De boosdoener is in dat laatste geval niet eens per se de landbouwende of bomenkappende mens, maar veel vaker een natuurlijke bosbrand, zo laat een ander artikel in hetzelfde nummer van Science zien. Carla Staver en Simon Levin van de Princeton University tonen daarin aan dat vuur in een dicht bos niet veel uitricht. Maar is het bos eenmaal en beetje uitgedund, dan kunnen spontane bosbranden flink huishouden en een echte open savanne creëren die niet makkelijk weer dichtgroeit tot bos.

Professor Marten Scheffer, hoogleraar aquatische ecologie in Wageningen en een van de co-auteurs, noemt de gegevens verrassend, maar zou gezien zijn eerdere onderzoek eigenlijk niet verbaasd mogen zijn.

In 2009 kreeg hij al de Spinozapijs van nationale onderzoeksfinancier NWO, voor zijn werk aan plotselinge omslagen in complexe systemen, zoals in ecosystemen, maar bijvoorbeeld ook in sociale of economische systemen.

Scheffer: “We hadden onze theorie rond oversprongen tussen stabiele evenwichten al uitgebreid getest in kleinere ecosystemen, zoals zoetwatermeren. Een meer blijkt, afhankelijk van de voedingstoestand en de lichtcondities, lange tijd troebel of juist helder te kunnen blijven, om schijnbaar van het ene op het andere moment om te slaan naar de andere toestand. Maar we waren oprecht verbaasd hoe sterk die wet van alternatieve evenwichten, ook op zo’n grote schaal voor de tropische ecosystemen op de drie bestudeerde continenten bleek te gelden.”

Hun bevindingen hebben onder andere consequenties voor het denken over klimaatverandering, zo schrijven de Wageningers in Science.

Krijgt een droog gebied meer regen, dan zal dat niet automatisch resulteren in meer bomen. Pas als er zóveel regen valt dat een systeem over de volgende natuurlijke drempel kan worden geduwd, groeit een kaal gebied wellicht vol. En omgekeerd kan het heel lang lijken of een tropisch bos verdroging wel aan kan. Totdat een regio blijkbaar zó droog is geworden dat het terugvalt van een regenwoud in een savanne.

Scheffer benadrukt dat dit onderzoek niet alleen een theoretische exercitie is, maar ook praktische kanten heeft.

“Dit onderzoek legt zowel risico’s als kansen bloot. Onze studie laat zien dat uitgerekend in de meest fragiele gebieden van het Amazoneregenwoud volop bomen worden gekapt. Dat zijn dus bossen die tegen een negatieve omslag aan lijken te zitten. Door houtkap kunnen ze het laatste duwtje richting savanne krijgen.

Tegelijk biedt het onderzoek ook kansen voor ‘eco-ingenieurs’, zo liet eerder werk van Milena Holmgren zien. “Gebieden die door houtkap of overbegrazing zijn veranderd in een kale vlakte kun je op het juiste moment een duwtje over de drempel in de goede richting geven. In Zuid-Amerika is bijvoorbeeld geëxperimenteerd met het strooien van boomzaden tijdens een nat ‘El Ninojaar’. Dergelijke experimenten bleken pas soelaas te bieden wanneer je in zo’n periode ook de grazers, zoals geiten of konijnen, uit zo’n gebied kon weghouden. Dan was de zet stevig genoeg om het ecosysteem over de kritische drempel te duwen naar een volgend stabiel niveau”, aldus Holmgren.

Publicatie:
Global Resilience of Tropical Forest and Savanna to Critical Transitions. Hirota, M., M. Holmgren, E. H. Van Nes & M. Scheffer. Science 14 Okt 2011.

Het bos kent geen middenweg

°

28 mei 2013

Specifieke eigenschappen van zeldzame soorten blijken belangrijke functies te vervullen binnen de ecosystemen waar ze aan aangepast zijn.

Met afname van biodiversiteit zijn zij de eersten die uitsterven, aangezien bijzondere soorten meestal het eerste verdwijnen.  Dat schrijven onderzoekers van de Franse universiteit van Montepellier 2 dinsdag in het tijdschrift PLOS Biology.

Omgevingen rijk aan biodiversiteit worden gekarakteriseerd door grote hoeveelheden unieke soorten. De soorten dragen bij aan de rijkdom van het gebied, maar hoe belangrijk hun aanwezigheid is, is vaak niet goed duidelijk.

Omdat het aantal zeldzame soorten laag ligt, wordt algemeen aangenomen dat ze weinig invloed hebben op het functioneren van een ecosysteem in vergelijking met meer gangbare soorten.

Om te onderzoeken of dit klopt, analyseerde het onderzoeksteam in welke mate bijzondere soorten in drie verschillende ecosystemen bijdroegen aan dezelfde ecologische functies als de meer gangbare soorten.

Hiervoor verzamelden de onderzoekers gegevens van drie verschillende ecosystemen: een koraalrif, een tropisch bos en toendragebied. De data kwam van 846 vissen van het koraalrif, 2979 bergplanten en 662 tropische bomen.

Een belangrijke ontdekking was dat bleek dat de meest unieke en kwetsbare functies alleen maar konden bestaan via een combinatie van eigenschappen die in belangrijke mate afhankelijk waren van de zeldzame soorten.

In het tropische bos in Guyana groeit bijvoorbeeld een boomsoort, Pouteria maxima, die goed bestand is tegen droogte en vuur. In het gebied boven de boomgrens bleek een plantje, Saxifraga cotyledon, heel belangrijk voor bestuivers en in het koraalrif een reuzenmurene (een roofvis) die ‘s nachts jaagt.

Afbeeldingen van pouteria maxima

http://www.discoverlife.org/mp/20q?search=Pouteria+maxima

http://en.wikipedia.org/wiki/Pouteria

La murène géante javanaise (Gymnothorax javanicus) chasse la nuit dans le labyrinthe des récifs coralliens.

La murène géante javanaise (Gymnothorax javanicus) chasse la nuit dans le labyrinthe des récifs coralliens.  Photo :  CNRS/J.P. Krajewski

De resultaten van het onderzoek lijken erop te wijzen dat verlies van zeldzame soorten een grote impact kan hebben op deze ecosystemen.

(Door: NU.nl/Krijn Soeteman )

zie ook
___________________________________________________________________________________

Terminologie 

°Bioom-transitie : overgang van een  ecologisch systeem  in een ander (bijvoorbeeld  regenwoud<—> savanne) —> environmental change 

°Het congo bekken :

het Congobekken heeft verschillende ecosystemen:

  • stromen en rivieren;
  • bossen;
  • savanne;
  • moerasgebieden en natte bossen.

De Congorivier is 4 380 km lang. Het is de tweede langste rivier ter wereld, na de Amazone.
De rivier vormt een stroomgebied van 3 690 750 km² in heel de Democratische Republiek Congo, maar ook in delen van Congo-Brazzaville, Kameroen, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Burundi, Tanzania, Zambia en Angola. In het uiterste oosten van het stroomgebied spelen de moerassen en de meren een cruciale rol in het regelen van een constante stroom gedurende het hele jaar.

De bossen van het Congobekken zijn zeer divers. Er zijn groenblijvende bossen, semiloofbossen en tropische bergbossen.

Groenblijvende bossen worden gekenmerkt door een zeer vochtig klimaat. Het droogseizoen duurt slechts 2 maanden. De bomen van deze bossen verliezen nooit hun bladeren. We vinden ze vooral terug in het centraal gedeelte van het Congobekken. De bossen aan de Atlantische kust krijgen het meeste regen. Zij bieden onderdak aan een hoop zoogdieren, zoals laaglandgorilla’s, chimpansees, bosolifanten en kafferbuffels.

Semiloofbossen: de meerderheid van de bomen (70%) in deze bossen verliest zijn bladeren tijdens het droogseizoen, wat ongeveer 3 maanden duurt. We vinden ze voornamelijk terug aan de grenzen van het Congobekken. De bossen hebben een vegetatie die meer gevarieerd is dan de tropische bossen.

De tropische bergbossen bevinden zich op meer dan 1 000 m hoogte. De bomen zijn veel kleiner en de vegetatie is minder gevarieerd. Je kunt ze vooral terugvinden aan het Albertine Rift en langs de Centraal-Afrikaanse kusten.

De savannes liggen helemaal in het zuiden van het Congobekken. Je vindt er veel zoogdieren terug zoals de antilopen, bosbokken, de waterbok, Roanantilopen, Afrikaanse buffels, nijlpaarden, de Yellow-backed Duiker, de gewone duiker en natuurlijk ook olifanten.

Het enige natte bos in Afrika bevindt zich in het Congobekken. Men kan er laaglandgorilla’s vinden maar ook chimpansees, mangabeys en meerkatten. Dat ecosysteem is momenteel nog bijna intact.

De moerassen bedekken grote stukken in het centrum van het Congobekken. Er leven vele inheemse soorten, waaronder een grote groep laaglandgorilla’s.

°ecosysteem: gebied met levende (biotische) en niet-levende (abiotische) elementen waartussen samenhang bestaat

°ecotoop: gebied waarin bepaald ecosysteem van nature voorkomt

°(huidige ) tropische ecosystemen kennen een hoge interne stabiliteit  //Tropische ecosystemen zijn van speciaal belang door hun enorme biodiversiteit. Ook spelen tropische landmassa’s en tropische oceanen een cruciale rol in het functioneren van het ecosysteem van de aarde in zijn totaliteit.

°

ZUID-Afrikaanse ecosystemen

In zuidelijk Afrika is een grote verscheidenheid aan leefgebieden te vinden, elk met specifieke kenmerken op gebied van flora en fauna, en onderscheidende geologische en klimatologische omstandigheden. In dit overzicht staan een overzicht van de belangrijkste ecosystemen van zuidelijk Afrika.

 Nyika Highlands ©Dana Allen
  • Afrikaans hoogland

    Afrikaans hoogland bestaat uit graslanden en bossen welke op grote hoogte voorkomen.Dit type ecosystemen ontwikkeld zich vaak als virtuele eilanden, omringend door lagere en warmere regio’s. De gebieden worden vaak gekenmerkt door een unieke biodiversiteit, met speciale en inheemse planten die zich aangepast hebben aan het natte, koelere lokale klimaat en de overvloedige zon. Voorbeelden zijn Drakensberg, Nyika, Albertine Rift en de Abyssinian Highlands.

     Woodland elephant ©Caroline Culbert
  • Bosgebied

    De verschillende ecosystemen onder de noemer ‘Woodland’ worden gekenmerkt door een vrij open, bosachtige begroeiing veelal van het type Mopane (droge gebieden) of Miombo (vochtigere gebieden). Ondanks de droge en/ of schrale grond herbergt de fauna vele zoogdieren, vogels, insecten en reptielen. Grote delen van zuidelijk Afrika zijn bedekt met dit type bosgebied, zoals Zimbabwe, Zambia en Malawi, en de noordelijke delen van Namibië en Botswana.

     Savanne giraffe ©Mike Myers
  • Savanne

    Savannes zijn (tropische) graslanden welke gekenmerkt worden door relatieve droogte en seizoensmatige regenval. Het dominante plantenleven bestaat uit grassen en kleine planten, met slechts her en der een boom of groepje bomen. De savannen trekken een rijk dierenleven, waaronder de kenmerkende groepen grote grazers, en hun onafscheidelijke belagers. Voorbeelden van savanne zijn de Kalahari, Masai Steppen en de Ogaden.

     Tropisch Regenwoud ©Wilderness Safaris
  • Tropisch regenwoud

    Het natte en warme tropisch regenwoud staat bekend om haar ongeëvenaarde biodiversiteit. Wetenschappers schatten dat meer dan de helft van alle flora en fauna op aarde in de bossen voorkomt, en dat er bovendien zo’n 40% van alle zuurstof geproduceerd wordt. De gebieden lijken vaak sterk op elkaar, met vele hoge bomen en weinig lichtval door het bladerdak. Een speciale plaats wordt ingenomen door de variëteit aan primaten, met daaronder chimpansees en gorilla’s.

     Seychellen Tropish eiland ©Dana Allen
  • Tropische eilanden

    De tropische eilanden van de Seychellen bestaan uit een serie graniet- en koraal-eilanden op de Seychellen-bank. De eilanden zijn fragmenten van het oude supercontinent ‘Gondwana’, en zijn zo’n 75 miljoen jaar van de andere continenten afgescheiden. Er heerst een tropisch klimaat, met vochtig regenwoud waarin een enorme variëteit aan flora en fauna te vinden is. Ook de onderwaterwereld in de warme wateren van de Indische Oceaan is ronduit spectaculair.

     Damaraland ©Dana Allen
  • Woestijnachtig

    Woestijnen en semi-woestijnen kenmerken zich door hete en (zeer) droge omstandigheden, met minimale regenval. De bodem bestaat vaak uit zand en rotsen en biedt weinig organisch materiaal, hoewel de semi-woestijnen ook spaarzame grassen, struiken en bosjes kunnen bevatten. Planten en dieren zijn op allerlei ingenieuze manieren aangepast aan het gebrek aan water, wat tot een rijke diversiteit leidt. Voorbeelden zijn de Namib, Sahara, Karoo en Chalbi.

VERKLARENDE WOORDENLIJST PALEONTOLOGIE E

 zie onder Geologie /PALEONTOLOGIE 


°

EXTERNE  LINKS  & bronnen  

–> Nederlands WOORDENLIJST 

http://www.fossiel.net/information/article.php

–> English 

http://palaeos.com/paleontology/glossary.html

A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z

 Paleontological glossary

Choose the first letter of the the term you’re interested in:
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z |

_________________________________________________________________________________________________

Verklarende woordenlijst Paleontologie

___________________________________________________________________________________

E

°

Echinacea 2   (verouderd /wordt soms nog gebruikt in de paleontologie  )  klasse zeeegels   volgens  R.C Moore  1966   bestaande uit  2  subklassen  : / a. Perichoechinoidea met 4 orden:      /  b. Euchinoidea met 4 superorden, 17 orden en 11 suborden:   Diadematacea , Echinacea, Gnathostomata, Atelostomata.

________________________________________________________________________________________

°

Echinocorys    : Echinocorys, (orde Holasteroida). Flink van formaat. In Zuid-Limburg in het Krijt.–> behorende tot de irreguliere zeeëgels –>  Irregularia 

 

Fig.60. Echinocorys scutata forma ovata LESKE. (naar Zittel, 1915) http://www.seeigel-fossilien.de/varianten_seeigel_echinocorys.htm

Fig.60. Echinocorys scutata forma ovata LESKE. (naar Zittel, 1915)
http://www.seeigel-fossilien.de/varianten_seeigel_echinocorys.htm

 

 

 

http://www.seeigel-fossilien.de/varianten_seeigel_echinocorys.htm

Afbeeldingen van echinocorys                                                                                                                                                                                          // Echinocorys is een uitgestorven geslacht van stekelhuidigen, dat leefde van het Laat-Krijt tot het Paleoceen. Wikipedia

http://en.wikipedia.org/wiki/Echinocorys

Echinocorys sulcatus Echinoid Fossil

 Denmark. It appears be an Echinocorys sulcatus from the Paleocene (Danian).

See the Fossils of NJ web site for more information: fossilsofnj.com/coppermine/displayimage.php?pid=39

______________________________________________________________________________________

°

Echinocystitoida   //  Orde  van de subklasse  Perichoechinoidea —> klasse echinoidae 

http://en.wikipedia.org/wiki/Echinocystitoida

( order Echinocystitoida)  //  Proterocidaris belli (Kier, 1959); USNM 144189. Marble Falls Formation, Lower Westphalian, Upper Carboniferous, Bluff Creek, Texas, USA. Apical view, from Kier, P. M. 1965. Evolutionary trends in Paleozoic echinoids. Journal of Paleontology 39, 436-465, pls 55-60.

Diameter of test 160 mm.  (NH  UK ) 

________________________________________________________________________________________

°
Echinodermata 2 3 4

–> stam (phylum) van de Eumetazoa.

–> Groep I van de zogenaamde mesofossielen ( -methode  )

Echinodermata.
De Echinodermata = Echinodermen = Stekelhuidigen zijn veelal vrij goed te herkennen door hun gelijkenis met recente vormen. Alle soorten van deze stam zijn marien.
Al in het Paleozoïcum kwamen er veel Echinodermen voor. In het Perm stierven er veel soorten uit. In Trias en Jura waren ze nog zo algemeen, dat ze dikke lagen kalksteen vormden. In het Krijt nam hun belangrijkheid af.

De stam Echinodermata werd vroeger verdeeld in 2 substammen.
— Pelmatozoa = gesteelde = vastgehechte stekelhuidigen.
— Eleuterozoa = Echinozoa = Homalozoa = vrijlevende stekelhuidigen.

Nu hanteren we een verdeling in 4 substammen:
a. Homalozoa.
b. Crinozoa = zeelelieachtigen.
c. Asterozoa.
d. Echinozoa = zeeegelachtigen.

echinodermata ency1fossil echinoids

echinodermata 1.docx (3 MB)   <–

Echinodermata of stekelhuidigen vormen een stam binnen de Deuterostomia. Stekelhuidigen zijn mariene dieren en hebben een skelet dat uit kalkplaatjes bestaat. De meeste Echinodermen zijn te herkennen aan een vijfstralige symmetrie. De Echinodermata omvat onder meer de:

  • Blastoïden (Blastoidea): een uitgestorven groep;
  • Crinoiden (Crinoidea): zee-lelies en haarsterren, een bestaande groep (Ordovicium – heden);
  • Cystoideeën (Cystoidea): een uitgestorven groep (OrdoviciumDevoon);
  • Ophiuroidea: bestaande groep met de slangsterren en brokkelsterren;
  • Asteroidea: bestaande groep met de zeesterren en kussensterren (Ordovicium – heden);
  • Holothuroidea: bestaande groep met de zeekomkommers (Siluur – heden);
  • Echinoidea: bestaande groep met de zee-egels.

Geocoma, een slangster uit het Jura van Duitsland

 

Echinoderm: meaning “spiny skinned”, names any member of Phylum Echinodermata; a large group of primarily pentamerally radially symmetrical exclusively marine metazoans with internal calcite skeletons and hydrostatic vascular system. Includes crinoids (sea lilies)echinoids (sea urchins, sand dollars, sea biscuits), holothurians (sea cucumbers), asteroids (starfish), ophiuroids (brittle star), and many exclusively Paleozoic groups such as blastoids, edrioasteroids, carpoids, and others. (University of Arizona Geosciences 308 Paleontology glossary) More

________________________________________________________________________________

°
Echinoid: Subphylum Echinozoa, Class Echinoidea. Sea urchins and their relatives. Echinoderms with spherical or flattened bodies, often protected by long spines, like starfish they move about on tube feet. Very common as fossils, especially in the Cretaceous and TertiaryOrdovician – Recent (rare prior to the Jurassic). (MAK)

Echinoidea  // ZEEËGELS 

Meer afbeeldingen  <—

Zee-egels (Echinoidea) behoren tot het Phylum stekelhuidigen (Echinodermata). Net als andere Echinodermen hebben ze een vijf stralige symmetrie. Het lichaam bestaat uit vergroeide kalkplaten. De stekels waren beweeglijk en zaten vast op de kalkplaten. Zee-egels leven op de bodem van de zee.

Van zee-egels blijft meestal de schaal goed bewaard, omdat deze van Calciet is opgebouwd. De stekels vallen er meestal af en worden vaak los gevonden. Zee-egels komen voor sinds het Ordovicium tijdperk.

Voorbeeld van regulaire zee-egels

Zee-egels zijn onder te verdelen in regulaire en irregulaire zee-egels. De regulaire zee-egels zijn geheel vijfstralig symmetrisch en hebben hun anus aan de bovenkant en hun mond aan de onderkant. Irregulaire zee-egels hebben hun mond en anus vaak allebei aan de onderkant. Deze zee-egels hebben ook een minder regelmatige vorm.

Foto’s

Echinoidea   Leske, 1778

http://en.wikipedia.org/wiki/Sea_urchin       —>

Klik om toegang te krijgen tot timetree-chap38-35341.pdf

regular echinoids

Echinoida 2

Phylum: Echinodermata
Subphylum: Echinozoa
Class: Echinoidea
Leske, 1778
Subclasses

Echinoidea  =Echinoidea. Ordovicium – recent.  //   De klasse Echinoidea = Zeeëgels omvat met zijn meer dan 1000 soorten wellicht de bekendste stekelhuidigen. Hun vorm is meestal rond, maar soms vijfzijdig of hartvormig. Ze bezitten een schaal =kalkskelet, waarop beweeglijke stekels zijn geplaatst. Deze dienen als bescherming, maar ook als middel voor verplaatsing over de zeebodem. Bij het fossiel is de bevestigingsplaats van de stekels waar te nemen. Soms zijn deze zelf ook fossiel bewaard gebleven.

Op de schaal zijn radiaal rijen waar te nemen van paren poriën, die ambulacraalvelden begrenzen. Tussen deze velden liggen de interambulacraalvelden.

_______________________________________________________________________________________
°

Echinolampas  : Irreguliere zeeegels  /  IRREGULARIA   :  (orde Cassiduloida), Eoceen-recent.

Echinolampas  gambierensis

Echinolampas Gambieri

°

Echinolampas morgani

°

Echinolampas20posterocrassa20curtata

Echinolampas morgani

Echinolampas  osterocrassa curtata

°

Echinoneina 2 //Gnathostomata met de orde: Holectypoida  —> en de suborde:Echinoneina,   

Conulus, Krijt. Komt veel voor in het Krijt van Engeland.

http://www.thefossilforum.com/index.php?/topic/17178-conulus-echinoid/  Afbeeldingen van conulus fossil

°
Echinothuroida  //orde van de  Diadematacea

°
Echinozoa 2 3  (echinodermata ) –>een  onder de  vier onderstammen  der (verouderd )Eleuterozoa = Echinozoa = (modern ) Homalozoa —->  vrijlevende stekelhuidigen.   Afbeeldingen van homalozoa

  • Zeelepelachtigen : Carpoidea was een kleine, veelvormige groep, die leefden van het Cambrium tot het Devoon. Hun skelet bevatte wel de karakteristieke bestanddelen van calciet, maar had verder geen gemeenschappelijke kenmerken met de vijfstralige symmetrie der stekelhuidigen. … Wikipedia

    Zeelepelachtigen of Homalozoa is een uitgestorven onderstam van de stekelhuidigen. De dieren leefden in zee, van het Cambrium tot en met het Devoon (ca. 540-360 miljoen jaar geleden).

    Zeelepelachtigen hadden een afgeplat lichaam met één arm en/of een steel. Geleerden denken dat de arm en/of steel werd gebruikt bij het eten. Hoewel de huidige stekelhuidige radiaire symmetrie vertonen, waren de zeelepels asymmetrisch. De zeelepelachtige worden nog niet zo lang bestudeerd. Over hun levenswijze is weinig bekend. Er gaan stemmen op dat de zeelepelachtigen verwant zou kunnen zijn aan de Hemichordaten.

    Tot op heden zijn er 12 families en 60 geslachten bekend. Hieronder worden enkele klassen besproken. Deze zijn uiteraard voortgekomen uit fossielvondsten.

    • De gewone zeelepel (klasse Homoiostelea) had een afgeplat, asymmetrisch lichaam met één arm en een steel.
    • De armloze zeelepel (klasse Homostelea) leefden minder lang, ongeveer 540-500 miljoen jaar geleden. In tegenstelling tot de gewonde zeelepel hadden zij geen arm, maar alleen een steel.
    • Steelloze zeelepels (klasse Stylophora) hadden zoals de naam al zegt, geen steel. Echter ze hadden wel één goed ontwikkelde arm.

_____________________________________________________________________________________

Ectoproct 2 3   //Bryozoa = Ectoprocta = Mosdiertjes.

°

 

Ediacaran: most recent period of the Proterozoic era, characterised by the appearance of both enigmatic Vendobionta and trace fossils that seem to pertain to more conventional organisms. The term Ediacaran was replaced for a while by Vendian, but now it seems that Ediacaran is back in fashion. (MAK)

http://nl.wikipedia.org/wiki/Ediacarium

Eon Era Periode Ouderdom Ma
Fanerozoïcum Paleozoïcum Cambrium later
Proterozoïcum Neoproterozoïcum Ediacarium 635 – 541
Cryogenium 850 – 635
Tonium 1000 – 850
Mesoproterozoïcum Stenium 1200 – 1000
Ectasium 1400 – 1200
Calymmium 1600 – 1400
Paleoproterozoïcum Statherium 1800 – 1600
Orosirium 2050 – 1800
Rhyacium 2300 – 2050
Siderium 2500 – 2300
Archeïcum Neoarcheïcum vroeger
Indeling van het Proterozoïcum volgens de ICS.[1]

 

 

Ediacaran biota: enigmatic life forms from the Ediacaran period; the first large to appear. Their affinities remain highly controversial; they have been interpreted as the first representatives of current animal phyla (Cnidaria, Annelida, Arthropoda, etc), as sister group to all metazoa more derived than sponges, as a totally distinct kingdom (Vendobionta, Vendozoa), and even as marine fungi and giant Rhizarian protists. Each hypothesis has advantages and disadvantages going for it. (MAK)

 

Afbeeldingen van Ediacaran fossils <—

ediacaran  biota

*

Ediacaran mountain

 

 http://www.sciencedaily.com/releases/2014/10/141016100317.htm Roots of the ancient mountain range, long since eroded, were found in Northeast Brazil. Credit: Carlos Ganade de Araujo

http://www.sciencedaily.com/releases/2014/10/141016100317.htm
Roots of the ancient mountain range, long since eroded, were found in Northeast Brazil.
Credit: Carlos Ganade de Araujo

 

°
– Edichnia
–Epichnia
– Exichnia = in het onderste grensvlak van de laag liggend. /drie van de vier ichnofossiele boorgaten en graafgangen klassen volgens de methode van Martinson (1970), vooral bedoeld voor geologen en sedimentologen
: Onderscheidt vier groepen. :
– Epichnia = op de laag liggend.
— Endichnia = in de laag liggend.
— Hypichnia = in het onderste grensvlak van de laag liggend.
— Exichnia = onder de laag liggend, maar wel in contact ermee.
Ze gaan uit van de ligging van de sporen t.o.v. een belangrijke laag of bank in een ontsluiting, waarin levenssporen( voornamelijk boorgangen ) zichtbaar zijn.
De namen geven dus aan, of de sporen op, in of onder de laag liggen, of dat ze het grensvlak van de laag snijden.

_______________________________________________________________________________________

Edrioasteroidea  //Cambrium – Onder-Carboon.  uitgestorven klasse van de  echinodermata  ( vroeger = Echidozoa  ) 
Komen voor in een beperkt aantal soorten. Ze zijn schijfvormig en hebben verhoogde, stervormige groeven. Ze lijken op zeesterren met een balvormig lichaam.     Afbeeldingen van Edrioasteroidea

http://en.wikipedia.org/wiki/Edrioasteroidea

Growing on this Ordovician brachiopod, at the lower right, is a round organism with five rays, looking suspiciously like a starfish. It is in fact Isorophus, a member of the extinct echinoderm class Edrioasteroidea. Although superficially like starfish, edrioasteroids were sessile – attached to a substrate by a short thick stalk covered with plates. Their ambulacra – the five radiating feeding grooves in the upper part of the organism, covered by large plates – grew in a curved, often spiral or nearly spiral pattern

http://www.ucmp.berkeley.edu/echinodermata/edrioasteroidea.html

________________________________________________________________________________________

Eéncelligen // verouderde term van Ernst Haeckell , maar wordt nog gebruikt in de paleontologie
Eénzaadlobbigen

_______________________________________________________________________________________

_________________________________________________________________________________________Elasmobranchia // 

Elasmobranchia met de orden CladoselachiiSelachii = haaienBatoida= roggen en zaagvissen,Bradyodonti.

Haaien en Roggen zijn bekend vanaf het Devoon. Het skelet van kraakbeen is zelden bewaard gebleven. Fossiel vinden we vrijwel alleen de scherpe tanden, soms in grote aantallen. Dat komt, doordat één haai vele honderden tanden oplevert. Vondsten van grote hoeveelheden haaientanden zijn b.v. bekend uit het Krijt, uit het Tertiair van Twente en Achterhoek en uit het Eoceen van Antwerpen, Gent en Cadzand.// Haaientanden  zijn  populair bij verzamelaars en worden over de gehele wereld gevonden 

Haaientanden

–> De tanden van roggen zijn plat met richels, waarmee ze schelpen kunnen vermalen.

Roggentand

  • Elasmobranchii   :    De Elasmobranchii vormen een groep binnen de Chondrichthyes of kraakbeenvissen, en omvat de haaien, roggen en vleten. Fossiele vertegenwoordigers zijn gekend vanaf het Siluur. Aangezien het skelet van deze dieren grotendeels uit kraakbeen bestaat, blijft het moeilijk bewaard. Desalniettemin zijn complete fossiele kraakbeenvissen van deze groep gekend uit tal van Lägerstatten, waaronder deze van Solnhofen, Duitsland en uit Libanon. Tanden en kauwplaten blijven wel zeer goed bewaard en worden plaatselijk gemakkelijk gevonden.In het determinatiesysteem is deze groep opgedeeld in de Batoidea, waarbinnen de roggen en vleten ondergebracht zijn, en de overige Elasmobranchii (voornamelijk haaien).Losse tanden worden vaak gevondenGoed bewaarde complete specimens, zoals deze uit Libanon, zijn uitzonderlijk     Globe.pngFoto’s of locaties voor Batoidea bekijken     Globe.pngFoto’s of locaties voor overige Elasmobranchii bekijken

___________________________________________________________________________________

______________________________________________________________________________________

Eleuterozoa  //(=  vrijlevende stekelhuidigen.)  verouderde  naam voor  een (van de vier )  onderstam(men)  der echinodermata  :  Homalozoa

_________________________________________________________________________________________

°

Entelophyllum. // Siluur. Gotland. // een van( de als voorouderlijke beschouwde )kolonievormende koralen van de subklasse Rugosa

Rugose_koraal_Entelophyllum_-_Groningen

Entelophyllum, een rugose koloniekoraal met een compacte bouw waarbij de afzonderlijke woonbuizen elkaar aan alle zijden raken. Rugose koralen zijn de voorlopers van onze huidige rifkoralen. Zwerfsteen van Groningen.

Tenuiphyllum_sp._-_Groningen

Rugose koloniekoralen komen in een aantal soorten voor. Het meest gevonden zijn die van Entelophyllum. De kolonies zijn meest struikvormig vertakt. In elk van de woonbuizen leefde een anemoon-achtige koraalpoliep. Zwerfsteen van Groningen.

____________________________________________________________________________________

Entoprocta = Kamptozoa.

_____________________________________________________________________________________

 

Eocene: An epoch of the early Tertiary period, spanning the time between 55.5 and 33.7 million years ago. Its name is from the Greek words ἠώς (eos, dawn) and καινός (kainos, new)). It was a period of global greenhouse climate and lush forests, in which small to large archaic mammals, large reptiles, and giant flightless birds all flourished. (USGS Paleontology glossary, MAK, Perseus Digital Library) Moderate, cooling climate. Archaic mammals (e.g. Creodonts, Condylarths, Uintatheres, etc) flourish and continue to develop during the epoch. Appearance of several “modern” mammal families. Primitive whales diversify. First grasses. Reglaciation of Antarctica and formation of its ice cap; Azolla event triggers ice age, and the Icehouse Earth climate that would follow it to this day, from the settlement and decay of seafloor algae drawing in massive amounts of atmospheric carbon dioxide, lowering it from 3800 ppmv down to 650 ppmv. End of Laramide and Sevier Orogenies of the Rocky Mountains in North America. Orogeny of the Alps in Europe begins. Hellenic Orogeny begins in Greece and Aegean Sea. (Wikipedia) More

 

Epibiont = levend op een ander levend wezen.

  • Epibiont  /  Epibionten  //Een epibiont is een organisme dat leeft op een ander organisme (levend of dood).Kokerworm als epibiont op een zee-egel.

°

Epifauna: Those organisms that live attached to other, larger organisms. Examples include the corals, bryzoa, worms and bivalves that are found attached to echinoids of the chalk.

   

Brachiopods      with bryozoan epifauna                      Strophodonta sp
Middle Devonian

Brachiopod with at least 3 types of epifauna (including a bivalve)
Middle Devonian

_______________________________________________________________________________________

°

Erratic: Rocks of pebble size or above that have been transported from their original source and often end up out of context with the geology of the area that they were transported to. In Britain, erratics are usually the legacy of glaciers.

_________________________________________________________________________________________

Epifyt  :  een  niet -parasitaire plant, levend op bovengrondse delen  van een  andere  plant.  Bijvoorbeeld veel orchideeen en bromelia’s   Afbeeldingen van epifyten

________________________________________________________________________________________

°_____________________________________________________________________________________

Epizoair = een organisme, levend op een dier. (bijvoorbeeld zeepokken op een walvis / zeeanemoon op een heremietkreeft  )

Heremietanemoon (Calliactis parasitica); l’anémone solitaire; hermitcrab anemone; Einsiedler-Seerose oder Schmarotzerrose.

. De wetenschappelijke soortnaam sugereert dat er sprake is van parasitisme, maar het is eerder mutualisme. De anemoon biedt bescherming en profiteert zelf van voedselresten. Soms probeert ze levende krabben te verschalken; krabben jagen soms ook op zeeanemonen.

____________________________________________________________________________

Equisetophyta = Lycopsida = Paardenstaarten = Sphenopsida = Equisetales (verouderd).

calamites 2

________________________________________________________________________________________

  • Erfelijkheidsleer  :  Genetica   // De genetica of erfelijkheidsleer is de tak van de wetenschap die een verklaring biedt voor de genetische overerving van eigenschappen. Gregor Mendel wordt algemeen gezien als de grondlegger van de genetica, en de wetenschap heeft een enorme maatschappelijke relevantie gekregen sinds de ontdekking van DNA en de ontwikkeling van analytische technieken die onderzoek op moleculair niveau toelaten.Samen met de evolutietheorie vormt genetica het tweeluik dat de ontwikkeling van leven op Aarde kan verklaren.                                                                                                                            Tag  : GENETICA, <—

GENETICA

 artikel GIST <—doc archief 

JUNK DNA -Doc  archief 

   Knock out  <—doc  WP

MENDEL  <—

________________________________________________________________________________________

  • Eukaryoot   /   Eukaryoten  //Eukaryoten zijn organismen waarvan de cel een celkern bevat. In de taxonomie zijn de Eukaryoten een domein.

_________________________________________________________________________________________
Eurypterid: colloquially known as “sea scorpions”, these were medium-sized to gigantic, marine to freshwater to amphibious Paleozoic chelicerates, include the largest arthropods ever to live (up to 2.5 meters long).Ordovician to Permian, most common during the late Silurian and early Devonian, although also flourished in Carboniferous swamps(MAK)

 

°

EUTHYCARCINOIDS  

http://www.fossilmall.com/Cambrian_Shadows/euthycarcinoid.htm

The euthycarcinoids

are poorly understood and highly enigmatic arthropods that have at various times been assigned to nearly all major clades of Arthropoda. Vaccari (2004) notes that recent work has supported a placement with crustaceans or a myriapod-hexapod assemblage, a basal position in the Euarthropoda, or a placement in Hexapoda or a hexapod stem group. The near future may better define the elusive euthycarcinoids, as phylogenetic studies unveil the genes involved in arthropod evolution (Schram, 2001).The euthycarcinoids are known from 13 species from Upper Ordovician or Lower Silurian-Middle Triassic from Western Australia, Europe (e.g., the Rhynie chert) and the Mazon Creek in Illinois. In all cases the depositional characteristics suggests freshwater or brackish water environments. Recently, Vaccari (2004) described Apankura machu from a 38 mm holotype coming from late Cambrian of Argentina that occurs along with footprints and tail-drag trackways conspicuously similar to those of Protichnitesfrom the Krukowski quarry. This finding pushes back the groups origin by some 50 million years. Since the Krukowski quarry is probably an older Cambrian assemblage, the Krukowski ichnofauna be the earliest arthropod fossils in the fossil record that are associated with land-based footprints. The trackways in the formation strengthen the theory that similar traces of subaerial origin from Cambro-Ordovician such as the Cambrian Krukowski quarry and the Ordovician Kingston formation in Ontario, Canada (MacNaughton, 2002) were made by euthycarcinoids. I am also struck that this arthropod has similarities to Fuxianhuia protensa, a basal arthropod from the Chengjiang Lagerstatte of China.

Euthycarcinoid reconstruction

Above: Reconstruction of the Rhynie chert euthycarcinoidHeterocrania rhyniensis (scale bar = 2mm) (Anderson & Trewin 2003).

http://www.abdn.ac.uk/rhynie/euthy.htm

Heterocrania rhyniensis

http://www.hornissenschutz.de/euthycarcinoid.htm

Euthycarcinoida    :  tegenwoordig geklasseerd bij de crustaceeen  

The Cambrian euthycarcinoid Mosineia macnaughtoni from the Elk Mound Group, Blackberry Hill, central Wisconsin. Cambrian euthycarcinoids such as this one may have been the first animals to walk on land.

http://en.wikipedia.org/wiki/Euthycarcinoidea

________________________________________________________________________________________

Een exoskelet is een uitwendig skelet wat voorkomt bij bepaalde ongewervelde dieren. Dit in tegenstelling tot de gewervelden waar het skelet aan de binnenkant zit. Het bied stevigheid, en in veel gevallen ook bescherming tegen aanvallers. Voorbeelden van dieren met een exoskelet zijn arthropoda (o.a. kreeften en insecten), Mollusca (vb. slakken en ammonieten) en echinodermata (vb. zee-egels).

Het  exoskelet kan bestaan uit chitine zoals bij insecten, maar ook uit kalk zoals in gastropoden of kiezel zoals bij diatomeeën.

Deze libel kwam uit zijn larve stadium, die een tijd leeft onder water en later op de wal is gekropen om te ontpoppen.
De libel lag helemaal opgerold en opgesloten in deze larve en barstte via de rug naar buiten

wat achterblijft is het  afgedankte  overblijfsel  van het   lege  exoskelet van de ontpopte larve 

ENHANCERS

°

°

http://nl.wikipedia.org/wiki/Enhancer                                                                                               http://en.wikipedia.org/wiki/Enhancer_(genetics)

 

De rol van enhancers in de evolutie van dieren

 27 november 2013 2

dna

Deze maand bracht het wetenschappelijke tijdschrift Philosophical Transactions of the Royal Society B een speciaal nummer uit over de rol van bijzondere stukjes DNA, enhancers, in de evolutie van dieren. Tijd om deze enhancers eens aan het brede publiek voor te stellen.

Het menselijk genoom bevat slechts 2 procent DNA dat codeert voor eiwitten. Deze coderende regio’s (exonen) liggen in een zee van niet-coderende sequenties die meestal ‘junk DNA’ genoemd worden. In dit deel van het genoom vinden we toch functionele regio’s terug, die de expressie van genen reguleren. Een bepaalde klasse van deze regio’s zijn zogenaamde enhancers, korte stukjes DNA die gebonden kunnen zijn aan eiwitten om de expressie van bepaalde genen te verhogen (vandaar de naam enhancer).

Ontstaan van enhancers
Enhancers kunnen op verschillende manieren ontstaan in het genoom:

(1) nieuwe mutaties,

(2) insertie van transposons, of

(3) tijdens chromosomale herindelingen.

De laatste twee manieren worden mooi geïllustreerd door recent onderzoek. Transposons zijn stukjes DNA die door het genoom kunnen springen en zichzelf op bepaalde plaatsen vestigen.

Een bepaald transposon sprong naar de zij-regio van een gen dat codeert voor het amylase-enzym. Dit zorgde ervoor dat primaten de mogelijkheid ontwikkelden om de zoete smaak van suikers te proeven tijdens de afbraak van zetmeel. Het transposon dat zich vestigde nabij het gen werkte dus als enhancer voor het amylase-gen.

Een grootschalige chromosomale herindeling bij Teleostei (een bepaalde groep vissen) zorgde ervoor dat enkele genen die hun functie verloren door andere genen ‘gebruikt’ werden als enhancers.

Rol in evolutie
In de evolutie kunnen enhancers een belangrijke rol spelen. Enkele recente studies tonen aan dat enhancers morfologische diversificatie van dieren kunnen sturen.

Sommige driestekelige stekelbaarzen verloren een specifieke enhancer van het Pitx1-gen dat zorgt voor de aanmaak van stekels in de heupregio. Door het verlies van deze enhancer ontwikkelden deze vissen geen stekels meer.

Mogelijk leidde het verlies vadn bepaalde enhancers in andere taxa tot grotere morfologische verschillen. Een belangrijke stap in de evolutie van vertebraten, e overgang van vin naar poot, werd waarschijnlijk bepaald door een (of meerdere) enhancers. Zo zorgt een over-expressie van het Hoxd13-gen bij zebravissen voor een extra aanmaak van weefsel in de vinnen, waardoor deze anatomisch en moleculair op voorpoten lijken.

Door de activiteit van enhancers tussen mensen en chimpansees te vergelijken, kunnen we inzicht krijgen in de evolutionaire geschiedenis van de mens. Een voorbeeld is de enhancer HACNS1, die een versnelde evolutie vertoont in de mens in vergelijking met de chimpansee en de makaak. Het gen dat verbonden is met deze enhancer bepaalt de ontwikkeling van de hand. In een ander voorbeeld ontdekten onderzoekers dat enhancer 2xHAR142 ook een snellere evolutie vertoonde. Deze enhancer reguleert de expressie van het gen NPAS3 dat een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van de hersenen. Zulke studies kunnen belangrijke inzichten bieden in het ontstaan van onze soort.

Jente Ottenburghs

dna

Bronmateriaal:
Rubinstein, M., de Souza, F.S.J. Evolution of transcriptional enhancers and animal diversity (2013) Philosophical Transactions of the Royal Society B: Biological Sciences, 368 (1632).
De afbeelding bovenaan dit artikel is gemaakt door Mushii (via Wikimedia Commons).

 

EVOLUTIE BIJ BACTERIEEN

°    rubriek BACTERIA        bacterieën en immuumsysteem.docx (807 KB) BACTERIA BACTERIEËN.docx (2.5 MB)   http://nl.wikipedia.org/wiki/Cholera          zie rubriek evolutie ° Trefwoorden :

I Evolutie is een  “OPEN ENDED”  proces   <Als je het proces van DNA duplicatie helemaal foutloos krijgt stopt de evolutie. <Als je efficient bepaalde delen van je DNA meer laat muteren dan andere delen kun je je evolueerbaarheid tunen.?   °

Evolueren tot perfectie lijkt onmogelijk

 18 november 2013   18

e. coli

°

Stel dat we evolueren in een omgeving die nooit verandert. Dan moet er uiteindelijk toch een moment komen dat we perfect aangepast  zijn: dat evolutie ons niet langer beter kan maken? Dat hadden “we” gedacht.(1)

°

Nieuw onderzoek suggereert dat evolutie nooit stopt en dergelijke   perfectie onhaalbaar is.

°

Biologen weten dat evolutie een voortdurend proces is zolang de omgeving waarin organismen leven, verandert.Maar hoe zit dat als een omgeving niet verandert, maar lange tijd hetzelfde blijft? Dan zou het organisme op een gegeven moment stoppen met aanpassen, simpelweg omdat er niets meer aan te passen is.

°

Het organisme is geëvolueerd en geëvolueerd en is nu..  optimaal tegen de ” perfectie”  aan ( m.a.w. = mischien zelfs erg gespecialiseerd en dus erg kwetsbaar bij  snelle veranderend omstandigheden ) .

Het beschikt over alle mutaties die nodig zijn in de  stabiele omgeving(stabiel binnen bepaalde grenzen )  waarin het  extante organisme momenteel leeft en elke mutatie die nu nog volgt, zou het organisme verzwakken in plaats van versterken( in die gegeven “stabiele”  omgeving ) . Biologen spreken in zo’n situatie ook wel van een ‘fitness-piek’: het organisme is perfect aangepast aan zijn omgeving.

°

Bacteriën Maar een nieuw onderzoek toont nu aan dat het hoogstwaarschijnlijk niet zo werkt. Onderzoeker Michael Wiser trekt die conclusie nadat hij 25 jaar lang bacteriën (Escherichia coli) bestudeerde. Hij liet de bacteriën allemaal al die jaren in dezelfde omgeving groeien en elke 500 generaties vroor hij een aantal bacteriën in. Zo af en toe ontdooide hij die oude generaties weer en liet ze concurreren met nieuwere generaties om te achterhalen in hoeverre de nieuwe generaties vooruitgang geboekt hadden (=of  door evolutie “beter “waren geworden in de competitie strijd met een of andere   oude (ontvroren )generatie  ).

°

°

Geen einde Men zou misschien verwachten dat de bacteriën door de jaren heen afkoersen op perfectie (2) . En dat doen ze ook, alleen bereiken ze die nooit.

°

“Er lijkt geen einde in zicht te zijn,” stelt Lenski. Ondanks dat de bacteriën altijd in dezelfde omgeving leefden, bleven ze zich maar aanpassen. Zelfs na 25 jaar evolueerden ze nog.

°

“We dachten altijd dat de fitness (geschiktheid, red.) van bacteriën af zou vlakken, maar nu zien we dat de geschiktheid niet afvlakt, maar langzamer toeneemt.” Om uit te leggen wat dat betekent, gebruikt Lenski een metafoor. Evolueren is als wandelen.

°

Wanneer je wandelt, is het heel gemakkelijk om te gaan klimmen naar iets wat lijkt op een top en er vervolgens achter te komen dat de echte top zich ergens in de verte bevindt. Stel je nu eens voor dat je 25 jaar aan het klimmen bent en nog steeds niet eens in de buurt van de top komt.”

°

“Het laat zien dat evolutie (in alle geval bij bacterieen ) een proces is met een open einde….” stelt onderzoeker Michael Wiser.

°

Dit is mogelijk heel belangrijk voor onze aannames omtrent hoe organismen op klimaatverandering gaan reageren. We gaan ervan uit dat heel veel organismen zich op de piek of nabij de piek van hun geschiktheid bevinden en dit onderzoek laat zien dat dat mogelijk niet het geval is.”

 

°

Bronmateriaal: No peak in sight for evolving bacteria” – MSU.edu De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door Mattosaurus (via Wikimedia Commons). ° zie ook :    STASIS en PE <–    (<klik) 

°
(claim) ……..Wanneer een soort  goed is aangepast aan zijn milieu, dan hebben verdere mutaties weinig nut en zal zijn evolutie vrijwel tot stilstand komen. 
°
Nieuwe  mutaties verhogen dus in dit geval de fitness van de afstamminglijn niet echt ….
Integendeel ; velen menen (met natuurlijk enkele creationisten op kop ) dat  afwijkingen van de  bereikte norm  ( de stasisnorm) terug teniet worden doen … evolutie zou dan  gaan werken als een conserverende kracht (een tegenkoppeling ) ..…die elke  ingrijpende (= niet -neutrale) grote (en zichtbare )  afwijking van het bereikte optimum afstraft  ….
°
_
Maar  “neutrale” mutaties’ (dwz geen schade  berokkenende  mutaties  in dit  gegeven langdurige  stabiele millieu  ) zullen natuurlijk wel nog steeds plaats grijpen  …  die zijn immers alleen  afkomstig van mutagene  agens(o.a. kosmische stralingen en UV )  en staan niet perse obligaat  onder selectie ….
°
(theoretische  overwegingen = )
 Uiteraard  kunnen dergelijke neutrale mutanten makkelijk  degenereren tot (ongevaarlijke ) JUNK , maar er kunnen ook mutaties opduiken in die neutrale voorraad   die het mogelijk maken(voor haar drager )  een andere niche ( nu of in de toekomst ) te beginnen koloniseren of ze kunnen overtollige (redundante )  dubbels  van gensequenties  gaan vormen van reeds aanwezige gensequenties  , waardoor o.a.  de “robuustheid ‘ misschien kan  toenemen in uitzonderlijke gevallen  …. 

°

_ —>  Interessant. In de praktijk is het blijkbaar onmogelijk om ooit een fitness van 1(100%)  te behalen. 0.999999 enz. wel, maar dichterbij dan dat is blijkbaar niet mogelijk  ?   ° NOTEN ° (l) ….   Nee hoor    —->  ” We “= de  redacteur ?  Stop daar toch eens mee  om   te beweren  dat   iedereen  die  “bedenksels “onderschrijft    …

°

_ (2)….Aannemen dat “perfectie” zelfs bestaat vind ik wetenschappelijk onverantwoord.

°

II
°
°
GROTERE  EVOLUTIESNELHEDEN  //   voordelen     & VARIANTEN AANBOD  
°

Ook evolueerbaarheid evolueert

Het vermogen van een organisme om zich snel op veranderende omstandigheden aan te passen, is op zichzelf een eigenschap waarop de evolutie selecteert.

°

 

Borellia

Borrelia burgdorferi – a small organism that causes big problems!

 

Borrelia burgdorferi proves this quote true; it may be a microscopic organism, but it definitely puts up a fight.   B. burgdorferi is a spiral shaped  gram-negative bacteria that possesses an uniqueness in its ability to penetrate the tissue of other organisms.  Its motile success is due to its extraordinary flagella. Its ability to survive in a variety of environments is correlated with its linear, rather than circular, chromosomes.  The bacterium is generally 20-30 µm in length and 0.2-0.5 µm in width. B. burgdorferi is transmitted into humans through ticks and is responsible for causing Lyme disease.  This bacteria depicts advanced modifications that contribute to enhancing its fitness. The magnitude of success that this microscopic organism has attained is truly remarkable. 

This dark field microscopic image of Borrelia burgdorferi exhibits the extreme spiral shape of the organism. 

Onderzoekers van de Universiteit van Pennsylvania in Philadelphia deze week  in PLoS Pathogens. Ze deden dat op basis van experimenten met de bacterie Borrelia burgdorferi, die de ziekte van Lyme (1) veroorzaakt.

°

Het was al bekend dat deze bacterie razendsnel evolueert, zelfs zo snel dat hij daardoor aan de immuunrespons van het menselijk lichaam kan ontsnappen.(2)

°

Er waren al wel aanwijzingen dat de snelheid van evolutie een eigenschap is die deze bacterie een selectievoordeel geven in de strijd om overleving, maar nu is dit voor het eerst rechtstreeks aangetoond.

°

Herkenning door het immuumsysteem  bacterieën en immuumsysteem.docx (807 KB) <– Doc archief  B.

°

burgdorferi weet zo snel te evolueren door gebruik te maken van kleine cassettes met genetisch materiaal. De cassettes wisselen stukjes DNA uit met het gen dat de informatie bevat voor het belangrijkste oppervlakte-eiwit van de bacterie.(2b) Dit eiwit vormt het herkenningspunt voor het immuunsysteem.

°

Valt het immuunsysteem een bepaald eiwit op het B. Burgdorferi  oppervlak aan, dan kan B. burgdorferi dat eiwit veranderen en zo ongrijpbaar maken. De onderzoekers brachten de cassettes in kaart van verschillende stammen van B. burgdorferi. Vervolgens brachten ze deze stammen in bij muizen en keken hoe ze het ervan af brachten.  

°

Assortiment  ……De bacteriën met het grootste assortiment aan cassettes bleken het best te overleven. Dat is goed te verklaren, schrijven de onderzoekers. Bacteriën met een groter assortiment kunnen sneller de juiste combinatie vinden die hen onzichtbaar maakt voor het immuunsysteem.

°

_Ook brengen ze meer verschillende nakomelingen voort, waardoor de kans groter is dat daar individuen tussen zitten met de juiste eigenschappen om te overleven.

°

Door: NU.nl/Jop de Vrieze Zie ook :  http://www.nature.com/news/lyme-bacteria-show-that-evolvability-is-evolvable-1.14176

 

°

°

Borrelia burgdorferi, the bacterium that causes Lyme disease, is skilled at evading the immune responses of its animal hosts. ”

°

….natural selection seemed to favour bacteria with more genetic variability within their cassettes, and hence a greater capacity to generate different versions of the antigen.” “Greater diversity among the cassettes in itself shouldn’t be a selective advantage considering they aren’t expressed and don’t do anything else,” says Brisson. “But we did find evidence of selection, so the question is what else could it be for besides evolvability?” Brisson also examined samples of B. burgdorferi frozen in the 1990s by his co-author, Brian Stevenson, a Lyme disease researcher at the University of Kentucky in Lexington.

°

Stevenson had collected the samples after experimentally infecting mice with once strain of the bacterium and re-isolating the organisms a year later to see how they evolved. When he and Brisson re-examined the samples, they found that changes to the genetic sequences of the silent cassettes were more common than changes in other parts of the genome.

°

(1)    —>  http://visual.ly/10-scary-facts-about-lyme-disease

http://www.lymenet.de/literatur/abstracts.htm

°

(2)—->   “Borrelia omzeilt dus de immuunrespons” Dit IS bewijs dat de huidige ELISA eersterangs test die test op immuunrespons NIET Deugt als diagnostiek. Duizenden mensen worden met een vals negatief en geinfecteerd naar HUIS gestuurd…..  Het wordt tijd dat chronisch lyme SERIEUS wordt genomen!    De ziekte van Lyme is niet niks.

°

(2b)Genetic Variation of the Borrelia burgdorferi Gene vlsE Involves Cassette-Specific, Segmental Gene Conversion       http://iai.asm.org/content/66/8/3698/F3.expansion.html

°

(3)—> De gegeven  conclusie van dit onderzoek is weinigzeggend. Het spreekt voor zich dat ‘evolueerbaarheid’ een positief effect heeft op de overleefbaarheid van een levensvorm. Een soort die snel kan aanpassen, heeft meer kans op overleven en daarmee meer kans om de genen voor dit aanpassingsvermogen door te geven.Het principe is in ieder geval niet nieuw. In 1989 werd het al  uitgebreid besproken . Dit onderzoek is alleen een mooie experimentele onderbouwing van het principe. __________________________________________________________________________________________

°

Komisch intermezzo met de creato’s  

°

Eencelligen * zouden  dus   oneindig keer sneller evolueren dan iets zoals mensen.”  

°

……Dat klopt als een bus. Dan zijn ze mega in het voordeel, ... (°)  ook dat klopt. maar  er is   geen enkele reden is waarom andere ‘”complexere ” meer celligen (eukaryote)soorten niet naast die eencelligen zouden kunnen bestaan(in symbiose met die eencelligen eukaryoten  en prokaryoten     bijvoorbeeld )

 

°

* eencellige is  trouwens  een verouderde  verzamelnaam van alle microscopische wezentjes   van toen nog geen onderscheid werd gemaakt tussen eencellige  eukaryoten en van alle  “kernloze ” prokaryote voor-celligen

°

Overigens ZIJN er ook beduidend meer eenvoudige levensvormen dan complexe. Je hele lichaam zit er zelfs boordevol  vol mee  = het bionoom en dat  helpt je bij het  overleven … je zitten zelfs aan je buitenkant  en ze vomen een parate  gen voorraad of respons mogelijkheden  die groter zijn dan het soort- eigen genoom van de mens . diversity human microbiome Bovendien zijn er(waarschijnlijk  ) nog  veel meer  virussen(waaronder dus bacteriofagen )     dan bacterieen  … die evolueren (waarschijnlijk )nog sneller ? °

 ….bacteriofaag.docx (1 MB) _ (°)

°

” maar   dat die bacterieen  mega in het voordeel zijn  in vergelijking met de mens   is niet zo ” zo voegt de  creationist   er graag   aan toe  …—>  maar dat is fout ;  Dat lijkt maar zo omdat die creationist geen microscoop heeft (en geen verstand van biologie)……. ( en omdat hij ervan uitgaat dat de kroon der schepping (oorspronkelijk ) noodzakelijk perfect moet zijn geschapen tussen alle geschapen wezens )

°

Bacterien zijn wel degelijk enorm in het voordeel. )—> Zelfs het menselijk lichaam bevat 10x meer bacterien dan menselijke cellen.(en dat is maar goed ook ) Aarde is bacterieplaneet  

°

aarde  bacterieplaneet _________________________________________________________________________________________

°

Discussie over het  IMMUUMSYSTEEM 

°

—> Knap  ook  van ons lichaam om uberhaupt nog te kunnen vechten tegen die gigantisch snel muterende micro-organismen. ° Daarom  ook   hebben wij een adaptief immuunsysteem, dat zich probeert aan te passen aan de ziekteverwekkers. Genotypisch ( = in de afstammingslijn van het individu ) zou veel te traag gaan.—-> Maar het immuun systeem werkt  ook  wel met genetische hypermutaties en recombinaties van het DNA van immuuncellen( eigenlijk goed  te vergelijken met  zelfaangemaakte  “concurerende  “een -cellige” en “protocellig-achtige ”   stammen met grote variatie op microscopisch niveau ) …..  ° Het  is  misschien  zelfs  een beetje  verwant aan  de vraag;   “is er sprake van mutaties of is er sprake van een andere read-out van een niet-muterend genoom?” ° —>  Er is sprake van mutaties. Je kan die cellen namelijk gewoon sequencen, en dan zie je dat hun DNA anders is dan dat van de andere  somatische  cellen in het lichaam

°

Het immuunsysteem is niet immuun voor mutaties … maar het maakt meestal   genetisch  toch niets specifieks  aan  tegen ziekteverwekker A ( tenzij  wel een breed  standaard gamma aan verschillende types  pathogeen  destroyers ) omdat A véél sneller kan veranderen dan het immuunsysteem.?

  °

Tenzij … A niet veel verandert en een heel sterke selectiedruk uitoefent(omdat  bijvoorbeeld het  voorhanden  hagelschot er geen vat op heeft en het te lang duurt om betere varianten ervan   te mobiliseren/aan te maken   )?

°

Het immuumsysteem  werkt wel  niet perfect (bijv. allergie) maar is  toch heel mooi.Het leert zelfs bij  gedurende onze levensloop  vooral wanneer geinfecteerden  de   invasies van pathogenen  en pathogeen verwanten  overleven   —> verworven immumiteit ….Je kan bijvoorbeeld té hygienisch of té steriel zijn gehouden tijdens je vormingsjaren

°

—>  Het immuunsysteem genereert de  genetische  diversiteit van haar “killer cellen” met behulp van GERICHTE (maar daarom nog niet doel-gerichte )  DNA mutaties in het genoom van voorlopers van immuuncellen.  _*Gerichte mutaties ?  

°    

http://www.nature.com/news/lyme-bacteria-show-that-evolvability-is-evolvable-1.14176

°

“It makes a lot of sense that organisms should be predisposed to dealing with future environments, but when you get down to thinking about how this might come about, it’s not so obvious,” says Paul Rainey, an evolutionary geneticist at the New Zealand Institute for Advanced Study in Auckland and the Max Planck Institute for Evolutionary Biology in Plön, Germany. “These guys show quite clearly that natural selection(  alone)  can lead to the evolution of types that have a greater capacity to respond to future environments.” http://en.wikipedia.org/wiki/Somatic_hypermutati … http://en.wikipedia.org/wiki/T-cell_receptor#Gen …

°

“Unlike germline mutation, SHM affects only individual immune cells, and the mutations are not transmitted to offspring.”

°

—-> ” Ook al veranderen er genen, het lijkt me dus   toch  beter om dit   fenotypische plasticiteit te  noemen ?”  . Neen ….het feit dat  deze mutaties   niet aan het nageslacht(van het menselijke individu dat dit immuumsysteem herbergt  ) wordt doorgegeven doet  niets af aan het feit dat het wel degelijk genetisch is. Daarnaast is het zelfs erfelijk in de zin dat alle afstammelingen van die immuuncel deze mutaties wél erven.  Mutaties in DNA  zijn per definitie veranderingen in het genotype , en vallen   daarom  dus niet onder fenotypische plasticiteit . ° “The genotype is the genetic makeup of a cell, an organism, or an individual”.                                                                          “scientists and physicians sometimes talk for example about the (geno)type of a particular cancer”. In fact a cancertumor ( =particularly  an infectious one in dogs  ) is sometimes seen as a different “species “that originated in ( for example ) tissu from another species  . …. Einde van de discussie ….   ________________________________________________________________________________.

Antibioticum  Streptomyces platensis

°
22 februari 2014. //doodt andere bacteriën door twee antibiotica uit te scheiden.
°
Wetenschappers hebben nu ontdekt hoe deze bacterie voorkomt dat hij zelf aan zijn eigen wapens overlijdt. Deze  bevinding publiceren Amerikaanse onderzoekers in het nieuwste nummer vanChemistry & Biology.
°
Antibiotica kennen we als medicijnen die we toepassen om schadelijke bacteriën te bestrijden. Het eerste antibioticum dat ooit werd uitgevonden, is afkomstig van een schimmel. Ook bacteriën gebruiken dergelijke  moleculen om elkaar te doden.
°
Een schimmel kan vrij eenvoudig een stof produceren die alleen voor bacteriën schadelijk is. Penicilline onderbreekt de aanmaak van de celwand en werkt dus de aanmaak van nieuwe cellen tegen, maar breekt de  bestaande celwanden niet af (1)en verstoort  de  aanmaakt van de celwanden van de  schimmels niet . Voor een bacterie is de uitdaging groter om een stof te produceren waar hij zelf niet onder lijdt.
°
DNA 
°
Daarom waren de Amerikaanse onderzoekers erg geïnteresseerd in de truc die de bodembacterie Streptomyces platensis toepast. Om daar achter te komen bestudeerden ze het DNA van dit micro-organisme en schakelden ze specifieke stukjes DNA bij deze en andere bacteriën uit om de functies te onderzoeken. De stoffen die deze bacterie uitscheidt, verstoren de aanmaak van vetzuren bij andere bacteriën, door enzymen te blokkeren die deze synthese uitvoeren. Zelf blijkt de bacterie de twee betreffende enzymen ingewisseld te hebben voor andere enzymen, die niet gevoelig zijn voor het antibioticum.
°
Het is voor het eerst dat wetenschappers een mechanismen van antibioticaresistentie achterhalen op basis van het DNA van een bacterie. De afgelopen jaren raken steeds meer bacteriën resistent tegen de antibiotica die nu worden gebruikt. Vandaar dat wetenschappers hard op zoek zijn naar alternatieven.
°
De stoffen die S. platensis uitscheidt, platensimycine en platencine, staan nog wel op het lijstje met genomineerden, maar worden in het lichaam snel afgebroken. De onderzoekers hopen vooral inzicht te scheppen in de ontwikkeling van resistentie tegen andere toekomstige antibiotica.
°
Door: NU.nl/Jop de Vrieze
°
Bron :
°
 http://www.cell.com/chemistry-biology/retrieve/pii/S1074552114000283
°

Antibioticaresistentie.<–  Ziekte  en bacterieen 

°

* Bacteriën zijn levende wezens, die een veel snellere levenscyclus hebben dan de mens en dus ook snel muteren vergeleken met de mens .

°

* Wanneer een bacterieen populatie  ( en zelfs  bacterieele  bionomen )  door opeenvolgende mutaties en natuurlijke selectie sterk verandert kunnen nogal frekwent de gebruikelijke bactericide geneesmiddelen ( meestal dus tegenwoordig antibiotica)hun bacteride werking (= het doden van de  ziekteverwerkende ( en aanverwante ) bacterie ) verliezen ….

°

* Die mutaties  die leiden tot resistentie(en  zoals alle natuurlijk voorkomende mutaties ) zijn niet bewust, noch doelgericht , maar vinden willekeurig plaats. Daarom dat er ook duizenden AR-genen zijn, het zijn telkens andere mutaties.(Het zal daarom  dus altijd een (wapen)wedloop blijven tussen de mens (met antibiotica) en de bacteriën.)

°

* Bacterien zijn gebonden aan bepaalde niches , net zoals vele andere levende (gespecialiseerde ) wezens. Maar vele wezens zijn echte opportunisten en kunnen in erg veel millieu’s en niches overleven ….Bovendien verloopt het aanpassingsvermogen bij microscopische wezens (zowel evolutionair als acclimatiserend ) waarschijnlijk sneller : wegens de snelle voortplantingssnelheden en  generatiewisselingen ….en de daaruit voortkomende zeer grote hoeveelheden afstammelingen

°

*Bovendien  zijn vele  omgevingen van/voor  het succes  van  een bepaalde bacterie mede bepaald door de aanwezigheid van andere bionten : in feite is er sprake van  een microbieel  evenwicht (in bijvoorbeeld het menselijke lichaam dat functioneerd als de omgeving van die wezens  ) …

°

“Ziekte” kan dan ook betekenen  = een verstoord evenwicht … en uiteraard bestaan er ook “besmettingsziekten “veroorzaakt door allerlei pathogenen  … een  aanpak met geneesmiddelen van ernstiger besmettingen  ( die het eigen  verworven  immuumsysteem  niet tijdig kan bolwerken  ) veroorzaakt dan ook bijwerkingen die ondermeer te maken hebben met  die  verstoorde  biochemische bionoom – evenwichten ….

°

Antibiotica-resistente bacteriën ontdekt in koeienmest

°

koe-groot°
Koeienmest bevat heel wat bacteriën die resistent zijn tegen antibiotica. Als deze bacteriën of hun genen een weg vinden naar de mens, kan dit desastreuze gevolgen hebben.
°
Bacteriën kunnen resistentie tegen antibiotica ontwikkelen door specifieke mutaties in hun genen. Momenteel zijn er duizenden van deze antibiotica-resistentie (AR) genen bekend. De meerderheid van deze genen vinden we terug bij ongevaarlijke bacteriën, maar wanneer deze genen opduiken in bepaalde ziekteverwekkende bacteriën kan dit zorgwekkende gevolgen hebben voor de volksgezondheid.
°
Fabienne Wichmann (Universiteit van Yale) zocht met enkele collega’s naar deze AR-genen op een ongewone plaats: koeienmest. Er werden maar liefst 80 nieuwe AR-genen ontdekt, afkomstig van de bacteriën in de ingewanden van de koeien. De genen zorgden ervoor dat Escherichia coli bacteriën in het lab resistent werden tegen vier types antibiotica.
°
Ongeveer 75% van de nieuw ontdekte genen bleken ver verwant te zijn aan de reeds gekende AR-genen. Voorlopig zorgen deze AR-genen uit koeienmest niet voor problemen.
°
Maar coauteur Jo Handelsman geeft aan dat deze genen mogelijk hun weg naar het menselijke ecosysteem kunnen vinden: “Van de stal naar de tafel”.
°
Dit kan op twee manieren gebeuren: de bacteriën kunnen de mens rechtstreeks koloniseren of de AR-genen worden overgedragen naar bacteriën die reeds in het menselijke systeem aanwezig zijn. Het is niet ondenkbaar dat dit kan gebeuren, aangezien koeienmest gebruikt wordt om velden te bemesten. En als deze AR-genen hun weg vinden vanuit de koeienmest naar ziekteverwekkende bacteriën, zitten we pas echt in de shit!
°
(Jente Ottenburghs (1988) heeft sinds zijn Master Evolutie en Gedragsbiologie aan de Universiteit van Antwerpen een brede interesse voor evolutionaire biologie. Sinds mei 2012 werkt hij als PhD-student bij de Resource Ecology Group aan de Universiteit van Wageningen. Meer informatie over zijn onderzoek vindt u hier. En neem ook eens een kijkje op zijn blog waarop – hoe kan het ook anders – de evolutie eveneens centraal staat.)
°
Bronmateriaal: //
Wichmann F, Udikovic-Kolic N, Andrew S, Handelsman J. 2014. Diverse antibiotic resistance genes in dairy cow manure. mBio 5(2):e01017-13. doi:10.1128/mBio.01017-13.
°
http://mbio.asm.org/content/5/2/e01017-13.executive-summary
°
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door Ian Britton (cc via Flickr.com).
°

Diverse Antibiotic Resistance Genes in Dairy Cow Manure// // // //

FIG 4 

(a) Phylogenetic tree inferred with maximum likelihood for the predicted amino acid sequences of four different beta-lactamases (bla) identified in metagenomic libraries constructed from the dairy cow microbiome and related sequences retrieved from GenBank. Numbers represent bootstrap values for 100 replications. Bootstrap values of >80 are shown. (b) Phylogenetic affiliations and genomic organization of chloramphenicol acetyltransferases (cat) identified in dairy cow manure small-insert libraries. The phylogenetic tree was inferred with maximum likelihood based on the predicted amino acid sequences of 29 chloramphenicol acetyltransferases and the most similar sequences retrieved from GenBank; one sequence was from the MG-RAST cow fecal metagenome data set 4444130.3 and is underlined (27). The aligned sequence was 148 amino acids. The genomic organization was assessed by a BLASTX search of the available flanking DNA. Dashed parts of arrows indicate regions for which only partial DNA sequences were available. Node tips with no arrows indicate that an insufficient amount of flanking DNA was present or that there were no significant BLASTX matches found. Percentage identity between cat sequences is indicated by a black/gray color gradation.

Diverse Antibiotic Resistance Genes in Dairy Cow Manure // // // //

°

Diverse Antibiotic Resistance Genes in Dairy Cow Manure

http://mbio.asm.org/content/5/2/e01017-13.figures-only

°
(1)
—>Bactericide middelen doden de bacterie. Zo verzwakt  penicilline de celwand van de bacterie , waarna de bacterie door zijn eigenosmotische druk ontploft.—> Bacteriostatische  antibiotica daarentegen doden de bacterieën niet, maar beletten wel dat ze zich vermenigvuldigen, zodat het lichaam de tijd krijgt ze op te ruimen”
______________________________________________________________________________________________
°
THE SPREAD OF  THE ENZYME THAT MAKES  ANY BUG ‘SUPER ‘ 
°
  • Nearly all  known bacteria multi(antiobiotica)-resistent  by  a new gene called NDM-1, or New Delhi metallo-beta-lactamose….

 °

Vulnerable: Young and elderly patients will be particularly susceptible to the ‘superbugs’, which have emerged recently and are immune to almost all antibiotics

°

* Rising levels of antibiotic resistance are a threat because there are few new drugs in the pipeline. Infection experts are alarmed about the spread of multi-drug resistance facilitated by the gene NDM-1 that can easily jump from one strain of bacteria to another. 

°

http://nl.wikipedia.org/wiki/Horizontale_genoverdracht

°

http://amrls.cvm.msu.edu/microbiology/molecular-basis-for-antimicrobial-resistance/acquired-resistance/acquisition-of-antimicrobial-resistance-via-horizontal-gene-transfer  

°

If it ends up in a bacterium which is already resistant to many other antibiotics then it could produce infections that are almost impossible to treat.

°

NDM-1-producing bacteria are resistant to many existing antibiotics including carbapenems – a class of drugs often reserved for emergency use and ‘last resort’ treatment

°

new superbug UK

 

 

 

 

http://www.dailymail.co.uk/health/article-1302035/Unbeatable-NDM-1-enzyme-make-bacterial-diseases-superbugs.html

°

E.coli is among a group of ‘gram-negative’ bugs, and the proportion of antibiotic-resistant cases of E.coli infection has trebled since the turn of the century.

°

There are about 20,000 E.coli bloodstream infections each year in England, Wales and Northern Ireland, of which more than one in ten is resistant to antibiotics.

°

There are just two antibiotics in the pipeline against this group of infections. This compares with several new medications for gram-positive infections like MRSA.

°

Figures suggest it costs between £500 million to £1 billion to bring new drugs to market.

°

GSK, one of a handful of giant pharmaceutial firms actively investing in antibiotic research, said: ‘New antibiotics that work in different ways to existing medicines are desperately needed to tackle the rising incidence of antibiotics resistance.’

 

°
medical tourism

http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/wetenschap/1.1954663

WHO waarschuwt voor “post-antibiotisch tijdperk”

wo 30/04/2014  Joppe Matyn
°
 Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
. “Resistente bacteriën zijn wereldwijd een bedreiging voor de volksgezondheid.We gaan een tijdperk tegemoet waarin mensen zullen sterven aan ziekten die al decennialang met succes bestreden kunnen worden”.

Apocalyptisch en niet echt rooskleurig. Zo kan je het nieuwe rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) misschien nog het best omschrijven. In het rapport waarschuwt de organisatie voor bacteriën die al jarenlang met succes bestreden konden worden, maar nu, door hun resistentie tegen antibiotica, opnieuw heel wat dodelijke slachtoffers zullen maken.

Het rapport is gebaseerd op een onderzoek in 114 landen. Daarbij werden zeven bacteriën onder de loep genomen die verantwoordelijk zijn voor de meest voorkomende ziekten, zoals longontstekingen, diarree en bloedinfecties. 

“De resultaten zijn verbazingwekkend”, klinkt het. “In heel wat landen werkten de twee belangrijkste soorten antibiotica niet meer bij meer dan de helft van de patiënten die behandeld werden”. Volgens één van de onderzoekers is “de wereld op weg naar een post-antibiotisch tijdperk, waarin mensen sterven aan ziekten die al decennialang met succes bestreden konden worden”.

Gevolgen van resistentie zullen verwoestend zijn”

Het duistere toekomstbeeld is volgens de onderzoekers het gevolg van het misbruik van de geneesmiddelen. “Bacteriën muteren voortdurend”, klinkt het. “Door te vaak te veel antibiotica te gebruiken worden de bacteriën uiteindelijk immuun voor de stoffen die ze eigenlijk moeten bestrijden”.

Volgens het rapport moeten er dan ook dringend maatregelen genomen worden om de manier waarop geneesmiddelen worden geproduceerd, voorgeschreven en gebruikt, te verbeteren. “Zo niet zullen de gevolgen voor de gezondheid van de hele wereldbvolking verwoestend zijn”, klinkt het.

Eén van de onderzoekers maakte zelfs een vergelijking met de problematiek van de klimaatopwarming. “Dit rapport moet een wake-up call zijn voor alle regeringen en de pharmaceutische industrie”.

°
CHEMISCHE   COMMUNICATIE

Bacterie blijkt net zo te communiceren als wij

bacterie

Wetenschappers hebben ontdekt dat een bacterie die in water en aarde leeft, net zo communiceert als wij. De ontdekking suggereert dat niet alleen mensen en andere primaten op deze manier communiceren en dat het grote brein van primaten niet kan verklaren waarom zij zo communiceren.

Wanneer wij mensen communiceren dan combineren we vaak twee signalen die gecombineerd iets anders betekenen (en bewerkstelligen) dan wanneer we die signalen apart gebruiken. Een mooi voorbeeld is een woord als ‘boothuis’. Wanneer we dat zeggen, denken we niet aan de twee losse componenten (boot en huis), maar aan een boothuis. Deze vorm van communicatie is tot op heden enkel aangetroffen bij mensen en enkele primaten. Maar een nieuw onderzoek brengt daar verandering in.

Onderzoekers van Durham Universitybestudeerden de bacterie Pseudomonas aeruginosa en ontdekten dat deze dezelfde techniek gebruikt om te communiceren. Natuurlijk gebruiken de bacteriën geen woorden, maar chemische boodschappen. De bacteriën laten elkaar zo weten welke eiwitten geproduceerd moeten worden om te kunnen overleven. De onderzoekers blokkeerden één signaal, vervolgens het andere. Ze tonen zo aan dat wanneer beide signalen afzonderlijk van elkaar gestuurd worden het effect anders is dan wanneer de twee signalen samen de deur uitgaan.

elkaar gestuurd worden het effect anders is dan wanneer de twee signalen samen de deur uitgaan.

“We voerden een experiment uit met bacteriële communicatie en ontdekten dat zij communiceren op een manier waarvan we eerder dachten dat alleen mensen – en misschien enkele andere primaten – deze gebruiken,” vertelt onderzoeker Thom Scott-Philips. “Dit heeft serieuze implicaties voor ons begrip van de oorsprong van menselijke communicatie en taal. Het toont met name aan dat we niet mogen aannemen dat het combineren van signalen iets is wat alleen primaten doen.”

Bronmateriaal: Microbes provide insights into evolution of human language” – Dur.ac.uk De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door Janice Haney Carr / CDC (via Wikimedia Commons).

TELEONOMIE en Evolutie

°

     EVOLUTIE

0

Kunnen organismen hun eigen evolutie sturen?

 08 november 2013   6
 

stekelbaars

Evolutionaire verandering is het resultaat van willekeurige mutaties en natuurlijke selectie.

De suggestie dat evolutie mogelijk een doel heeft, wordt meteen afgedaan als creationisme of intelligent design. Maar enkele biologen wagen zich nu in de gevarenzone door te stellen dat organismen hun eigen evolutie kunnen sturen.

Eerst en vooral is het belangrijk om aan te geven wat deze wetenschappers niet bedoelen.

Ze zeggen NIET  dat evolutie een intrinsieke neiging heeft tot grotere complexiteit of intelligentie.

Ze zeggen NIET  dat organismen hun mutaties kunnen sturen wanneer nodig.

En zij zeggen NIET   dat organismen gewoonten, die zij tijdens hun leven leren, kunnen doorgeven aan hun nakomelingen volgens het model van Jean-Baptiste Lamarck.

Het fenotype achter het stuur
Maar wat zeggen ze dan?

Organismen passen hun uiterlijk (fenotype) voortdurend aan tijdens hun leven(zie —-> aanpassing /acclimatisatie ), in tegenstelling tot hun genetische opmaak (genotype), om  zodat beter wordt omgegaan  gaan met de omgeving waarin ze zich bevinden.
GEEN ENKEL   van bovenstaande veranderingen is evolutie, aangezien zij niet direct leiden tot een verandering in de genetische opmaak van een organisme.

Maar zij bepalen wel de manier waarop natuurlijke selectie inwerkt op deze genen, en zo evolutie in een andere richting duwt.

De genen, die altijd gezien werden als de belangrijkste bestuurders van de evolutionaire wagen, geven het stuur dus door aan het fenotype. Wanneer het fenotype verandert voor een bepaald doel, dan kunnen de genen dit effect vergroten door mee te liften.

 

Stekelbaarzen
Hoewel het model vooral theoretisch is, komen de aanhangers met enkele voorbeelden naar voren. Neem bijvoorbeeld stekelbaarzen in Canada, die meestal migreren tussen zoet- en zoutwater.

—————————————————————(intermezzo )————————————————————————–

°

Fig. 2. A. Typical anadromous stickleback collected in Mud Lake Alaska (stained with Alizarin Red S) exhibiting a complete series of armor plates along the flank of the body. B. A resident lake stickleback also from Mud Lake exhibiting the “low” armor phenotype. C. Fully developed stickleback pelvis. D. Example of a stickleback with pelvic reduction.

1. Adaptive evolution of the Axial Skeleton.- Resident freshwater stickleback differ from one another in ways that are associated with the habitats that they occupy. At the extremes, resident populations evolve into benthic and limnetic ecomorphs (A in the figure to the right). Benthics are deep-bodied fish that occur in shallow lakes where they feed on relatively large prey items associated with vegetation and structures. Limnetics are elongate fish that occur in deep lakes and spend most of their time in open water feeding on small planctonic prey items. This divergence into deep-bodied and elongate forms adapted to different ecological niches is common in fishes. We have studied body shape evolution in stickleback for some time and have published multiple papers on this topic. We are presently studying how the vertebral column evolves in response to selection for different body shapes. Do the number of vertebrae change, the lengths of vertebrae, or both? Is the change in vertebral phenotypes uniform throughout the body or do abdominal and caudal vertebrae respond differently? Do independently established benthic and limnetic stickleback populations evolve similar changes to the axial skeleton or can the axial skeleton change in different ways in different populations with similar body shapes? To answer these questions we are examining body shape variation using geometric morphometrics and x-raying the same specimens to count and measure vertebrae from independently established limentic and benthic stickleback populations, as well as their anadromous ancestors.

http://condor.depaul.edu/waguirre/research.html

SticklebacksA three-spined stickleback with four of the most common parasites. From top; Gyrodactylus, Diplostomum spathaceum, Diplostomum gasterostei, Schistocephalus solidus

Sticklebacks are common in the wild making them an excellent species to look at real world evolutionary change. I have taken samples from a wild population with a mixture of plate morphs and brought them back to the lab. Using microscopy, parasites can be identified and quantified in the different body tissues.

A gene called eda controls the plate morph of sticklebacks.

Each fish has two copies of the eda gene, either ‘C’ or ‘L’.

Fish with ‘CC’ have most plates, and ‘LL’ have fewer plates, with ‘CL’ fish being intermediate.

From a DNA sample the genes any individual has can be determined by molecular techniques.

Within each plate morph (CC, CL, LL) the exact number of plates is also variable. For finer detail of bone structure the tissue must be stained allowing the position and number of plates to be determined.

http://www2.le.ac.uk/research/festival/meet/biosciences/natalie-simmonds

°

Sticklebacks inhabit hundreds if not thousands of lakes and streams throughout the northern hemisphere. In addition to changes in body armor, these isolated stickleback populations have evolved a variety of changes that set them apart from their ocean-dwelling ancestors. In order to figure out what genes are driving these differences, researchers crossbreed marine and freshwater sticklebacks. By studying the resulting hybrid offspring, geneticists can see what specific changes to which genes are causing the differences. In sticklebacks, as in other organisms, small changes to single  genes can have major effects.

The Ectodysplasin gene appears to be responsible for changes in body armor in many freshwater stickleback populations. Recessive low-armored gene variations are found in about 1% of marine sticklebacks. Evidence suggests that it is this variant that is repeatedly being selected for in freshwater environments. 

http://learn.genetics.utah.edu/content/variation/stickleback/

stekelbaars

http://news.stanford.edu/news/2006/january11/med-evolution-011106.html

A single gene controlled the loss of bony plates (in red) when sticklebacks evolved from ocean (top) to freshwater (bottom) varieties.

http://news.stanford.edu/news/2004/april21/fish.html

The marine stickleback (top) has a large pelvic hind fin but other stickleback populations that evolved in freshwater locations have lost this pelvic fin (bottom). Tracing the evolutionary shift, researchers have discovered that changes in the hind fin skeleton are controlled by alterations in activity of the Pitx1 gene. Photo: Mike Shapiro

http://news.nationalgeographic.com/news/2008/05/080520-fish-evolution.html

Fig. 4.

Representative phenotypes of the parental complete armor (A), parental low armor (B), F1 mapping hybrid (C), and F2 mapping hybrid (DG) generations. The major axes of variation in the F2 intercross generation indicate the segregation of armor loss as a 9:3:3:1 dihybrid Mendelian ratio (red; observed ratio in black) of the parental armor classes. (D) The complete-armor phenotype of the F2 generation. (G) The low-armor phenotype. (E and F) The complete-plate/low-pelvic structure and complete-pelvic/low-plate recombinant phenotypes, respectively. 

http://www.pnas.org/content/101/16/6050/F4.expansion.html

 

http://en.wikipedia.org/wiki/Phenotype

—————————————————————————————————————————————————————-

°

De vissen kunnen wisselen tussen twee verschillende lichaamsvormen, afhankelijk van hun locatie (zoet- of zoutwater) en het bijbehorende dieet: planktoneters hebben grote ogen en slanke lichamen, terwijl bodem-eters zwaarder zijn met kleinere ogen.

Daarnaast hebben de kaken een zeer verschillende morfologie, aangepast aan de voedingswijze.

Sommige stekelbaarzen hebben echter ‘besloten’ om permanent in een zoetwatermeer te leven. Zij specialiseerden zich ook op een bepaalde voedselbron, maar hier bepalen genen grotendeels de lichaamsvorm van de vis, en niet de locatie of het dieet.

Met andere woorden, de genen hebben de controle overgenomen van wat eens een puur ontwikkelingseffect was.

° Dit nieuwe model zal ongetwijfeld voor discussie zorgen onder evolutiebiologen.

Het controversiële idee dat organismen hun eigen evolutie kunnen sturen door bepaalde fenotypische veranderingen gaat lijnrecht in tegen het huidige model waarin de genen de belangrijkste eenheid van selectie zijn.

Een absolute ommekeer is echter zeer onwaarschijnlijk.

en de voorbeelden uit de praktijk zijn (voorlopig) schaars

Jente Ottenburghs (1988) heeft sinds zijn Master Evolutie en Gedragsbiologie aan de Universiteit van Antwerpen een brede interesse voor evolutionaire biologie. Sinds mei 2012 werkt hij als PhD-student bij de Resource Ecology Group aan de Universiteit van Wageningen. Meer informatie over zijn onderzoek vindt u hier.

MISVATTINGEN

De evolutietheorie: wie kent ‘m niet? Toch doen zich over deze theorie nog flink wat misvattingen de ronde.
Eerder zette Jente de drie belangrijkste misvattingen hier op een rijtje.
 
°
Bronmateriaal:
Peter A. Corning (2013). Evolution ‘on purpose’: how behaviour has shaped the evolutionary process. Biological Journal of the Linnean Society: 1-19.
De afbeelding bovenaan dit artikel is gemaakt door Alexander Francis Lydon (via Wikimedia Commons).
 
°
Bloemlezing  reacties  en antwoorden  
°

1) —-> Genen voor grote ogen worden in een omgeving waar grote ogen van pas komen, meer doorgegeven dan genen voor kleine ogen. Na een aantal generaties zie je vanzelf steeds meer grote ogen in die omgeving.

Dat is toch oud nieuws?

°

(Jente )  Er is wel   een zeer subtiel verschil.

Het gaat om een niet-genetische verandering in gedrag of (embryonale) ontwikkeling die ervoor zorgt dat organismen beter kunnen overleven en reproduceren.

Later ontstaat er mogelijk een genetische basis voor die verandering.

Hierdoor kunnen organismen via een niet-genetische ‘beslissing’ de selectiedruk op bepaalde genen veranderen en zo hun eigen evolutie sturen.

Een nauwverwant concept is teleonomiehttp://en.wikipedia.org/wiki/Teleonomy

°

ARCHIEF  

systeembiologie

http://nl.wikipedia.org/wiki/Toeval_en_onvermijdelijkheid

(J Monod ) teleonomie :

Levende wezens hebben volgens Monod de volgende drie karakteristieken: teleonomie (verwant aan teleologie), autonome morfogenese en onveranderlijke voortplanting

Om aan te tonen dat teleonomie een objectief verschijnsel is gebruikt Monod een gedachte-experiment. Stel dat een computerprogramma van allerlei kunstmatige voorwerpen kan vaststellen dat er een doelgerichtheid aan ten grondslag ligt. Het programma kan bijvoorbeeld van een horloge vaststellen wat de bedoeling ervan is. Dan is er geen enkele reden om aan te nemen dat zo’n programma ook niet zou kunnen vaststellen wat de bedoeling van een cel is, namelijk zichzelf delen.

Deze teleonomie is enerzijds objectief vaststelbaar en anderzijds in tegenspraak met het kernstuk van de moderne (en dus post-Aristoteliaanse) wetenschapsmethode – het objectiviteitsprincipe, dat stelt dat geen wezenlijke kennis kan worden opgebouwd als verschijnselen alleen kunnen worden verklaard door naar planmatigheid te verwijzen. Deze tegenspraak ziet Monod als het centrale probleem in de biologie.

In Toeval en Onvermijdelijkheid gebruikt hij zijn ontdekkingen en die van de genetica en de evolutietheorie om te schetsen hoe deze teleonomie zuiver wetenschappelijk verklaard kan worden. Daarmee brengt hij tevens de definitieve slag toe aan de nog altijd bestaande ideeën over vitalisme.

.

—>EPIGENETICA

http://www.academia.edu/2551188/GENETIC_PRIMING_HOW_ADAPTIVE_BEHAVIOUR_SHAPES_THE_GENOME

 

 

Levende wezens kunnen eigen evolutie sturen

 2007 

“Levende wezens kunnen hun eigen evolutie (onbewust ) beïnvloeden en sturen”. Dat stelt Kevin Verstrepen, een Vlaamse onderzoeker die zowel verbonden is aan de KULeuven als aan de universiteit van Harvard, in het vakblad Cell. Hij relativeert daarmee de gangbare theorie dat mutaties in het erfelijk materiaal totaal willekeurig zouden optreden, onafhankelijk dus van het mogelijke nut in de leefomgeving …..Mutaties
Mutaties komen met name veel frequenter voor waar en wanneer ze het meest nodig zijn.
 
“Cellen hebben complexe genetische mechanismen ontwikkeld waardoor bepaalde genen sneller veranderen. Zo zijn sommige genen die de vorm van het skelet helpen bepalen uitermate veranderlijk. De instabiliteit van die genen is wellicht nuttig om de skeletstructuur van levende wezens aan te passen aan nieuwe omstandigheden”, aldus Verstrepen.Omgekeerde 
Het omgekeerde treedt ook op. Een complex systeem dat perfect functioneerde, wordt door andere systemen afgeschermd voor mutaties zodat het niet verloren gaat.
“Een voorbeeld zijn de genen die instaan voor het metabolisme, de energiewinning in cellen. Dat is zo’n complex en perfect geolied proces dat de meeste mutaties wellicht nadelig zouden zijn. Die genen veranderen in het algemeen minder snel”,
aldus Verstrepen.Ontstaan 
Het is volgens Verstrepen makkelijk te begrijpen dat de evolutie zelf het ontstaan van bepaalde controlerende mechanismen heeft gestimuleerd.
 
“Een organisme dat in staat is om veelvuldige negatieve mutaties te vermijden en mutaties stimuleert waar en wanneer ze waarschijnlijk positieve gevolgen hebben, heeft een groot biologisch voordeel ten opzichte van organismen die dat niet hebben”, aldus nog de onderzoeker. (belga)
 

°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Crea hoekje

Het verruimde fenotype

°

//  rubrieken  = evolutie : EXTENTED   PHENOTYPE

°

Picture 2

The_Extended_Phenotype <— pdf   (E-book )

Uitreksel uit de inleiding  : 

extended phenoptype   1

http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2013/10/05/an-extended-beaverian-phenotype/

http://en.wikipedia.org/wiki/Phenotype

http://nl.wikipedia.org/wiki/Fenotype

http://en.wikipedia.org/wiki/The_Extended_Phenotype

°

HOE VER REIKT  DE INVLOED  VAN GENEN  OP DE  LEEFOMGEVING (= UMWELT ) VAN(EEN)  ORGANISME(N ) ? 

 door  Philip Hunter

Inleiding
Het idee van  een  uitgebreid fenotype (Extended Phenotype ), is voor het eerst gelanceerd door de Britse evolutiebioloog Richard Dawkins .

1.-…Het werd als nieuw begrippen-geheel   voorgesteld om uit te  leggen  “hoe en waarom organismen ___of, meer fundamenteel, hun genen__ in staat zijn om hun leefomgeving te manipuleren ( Dawkins, 1982 )”

2.-… het is tevens  het onderwerp  van een intens debat en van  veel inspirerend, onderzoek  dat ondertussen gedurende meer dan 20 jaar plaatsvond  .

In zijn boek, The Extended Fenotype: The Long Reach van de Gene, , merkte Dawkins op- dat, ”  E P [–> Extended phenotype  = Het uitgebreide fenotype) verandert de manier waarop we de fitness van  dieren en planten   beschouwen en kan leiden tot het opstellen  van nieuwe  toetsbare hypothesen die we anders nooit hadden kunnen bedenken  /dromen  “

°
Het EP concept is  een samenvatting en  een  stimulans geweest voor een groot deel van de hedendaagse biologische onderzoek activiteiten –> ” genomics “en” proteomics “leverden /leveren  nieuwe ondersteuningen    aan   het belang van dit conceptueel uitgangspunt  .

EP helpt (bijvoorbeeld )uitleggen hoe parasieten het gedrag  van hun gastheren in hun voordeel wijzigen…en/ of geeft een verklaring voor het nestbouw- gedrag van vogels  …. .

—> In het bijzonder, is er  ook nog  de  studie  van de  relatie tussen de bacteriële flora van de darm en het gastheer- zoogdier ___ een hot topic van de laatste tijd  /   Het Microbionoom is  aldus  een van de  voorbeelden van  vruchtbaar gebruik  van  het EP -concept  : het heeft dus veel opgeleverd  en vormt ook een aanbeveling   ter ondersteuning van de thema’s die door Dawkins oorspronkelijk werden  geschetst.

File:Skin Microbiome20169-300.jpg

Terzelfderlijd tijd war (is)  er een  doorlopende  discussie tussen de voorstanders van het neo-Darwinisme  ____ waarbinnen  het EP een belangrijke component  blijkt te zijn  ____ en wel tussen de evolutiebiologen    die voor nog andere theorieën( zoals  ook   nicheconstructies ,  als  de materieele   erfenis  ( een aantal  millieu wijzigingen van “culturele aard ” als artefakten en patrimonium  ) voor het nageslacht , pleiten)….. en  wat dan staat voor andere factoren dan de louter genetische (=genetisch centrisme ) ___ maar(tegenwoordig dus  ) wél naast (of samen met ) het het concept dat genen een cruciale rol spelen in de manier waarop organismen hun leefomgeving manipuleren ,….. en zodat hun nakomelingen zowel een genetische erfenis  als   een  ” beter aangepaste “levensmilieu-erfenis , krijgen doorgespeeld .

Deze verschillende insteken van de EP-debat ( gencentrisme  en omgevingsmanipulaties ) werden uiteindelijk samengesmolten op een conferentie over het onderwerp, georganiseerd door de European Science Foundation (ESF; Straatsburg, Frankrijk) in het najaar van 2008.

De belangrijkste conclusie van de bijeenkomst was dat het EP begrip nog relevanter is geworden in het licht van recent onderzoek, maar dat de rol van het concept uiteindelijk zal worden beperkt tot een verklarende functie , eerder dan als een instrument voor het ontwerpen van zinvolle experimenten.

In feite gaat het om een EP dat door de genen van een organisme weliswaar  kan worden uitgedrukt en doorgegeven    maar  dat uiteindelijk  hun onmiddellijke biologische grenzen, zoals huid, schelpen of bladeren, achter zich laat  (—>  nesten , webben ,termietenheuvels  en zelfs  schijnbaar  “intelligente ”  denk-constructies  zoals aangeleerde succesvolle gedragingen en  beinvloeding van bijvoorbeeld gastheren    etc….)

Het EP uitgangspunt   kan dus  zowel de studie van de nest-bouw als de manipulatie van gastheer gedrag door parasieten en parasitoiden omvatten .

Het belangrijkste punt is dat de EP verwezenlijkingen  ( zoals nesten of de dammen gebouwd door bevers,of manipulatief gedrag ) kunnen worden verbonden  met de kwaliteit en/ of functionaliteit die correleerden met bepaalde allelen van het organisme, waarop natuurlijke selectie vervolgens kon ingrijpen en fungeren.

°

Het essentieele verschil tussen EP en nicheconstructie

 Binnen het EP geldt een reproductief zwaartepunt = “voordelen” worden ( binnen het EP ) slechts doorgegeven door de genen van een organisme, in plaats van dat  =   een veranderde ecologische niche het nageslacht betere kansen zou bieden . .

Op deze wijze,leidt(bijvoorbeeld)  een allel tot betere dammenbouw  bij de bever waarbij  de gunstige allel expressie door de generaties heen , optimaliseerd .

Ook een allel dat de parasiet effectiever maakt in het verzwakken van de weerstand en   vluchtmechanismen van zijn gastheer en dat op enigerlei wijze het gedrag van zijn gastheer kan wijzigen ,____maakt het ook mogelijk dat het nageslacht van de parasiet een nieuwe gastheer of veranderende gastheer kan gaan gebruiken   en dat in  een soort van  evolutionaire  wapenwedloop —- en waar eveneens voor geselecteerd  kan  worden door de natuurlijke selectie.

Zoals Dawkins schreef,
“Replicators zijn niet natuurlijk, rechtstreeks gekozen, maar bij volmacht; ze worden beoordeeld ( = of behouden )  op hun fenotypische effecten

Hoewel het voor sommige doeleinden handig is om te denken dat al deze fenotypische effecten samen worden verpakt in de discrete ‘voertuigen van de genen ‘ zijn dergelijke individuele organismen niet fundamenteel noodzakelijk.

Veeleer moet de replicator worden gezien, als de fenotypische effecten die zich hebben uitgebreid, en nu ook  bestaan  uit al zijn gevolgen voor de  binnen en buiten wereld als geheel, niet alleen de effecten ervan op het individuele lichaam waarin het blijkt te zitten, te reizen en te worden gerepliceerd “( Dawkins, 1982 ).

Het punt is dat het EP  NIET   het fenotype van het organisme waarvan de genen waarvoor het codeert, is :  maar wel het   fenotype van een nest, een dam of,( bij parasiet-gastheer interacties,) gedragsveranderingen—> zelfs het “instinctieve ” gedrag  van de gastheer.

(geinfecteerde  ratten en   muizen  bijvoorbeeld  waarbij   kattenurine  niet meer als afschrikwekkend wordt ervaren )

Muis kan angst voor kat permanent verliezen

Muizen kunnen hun angst voor katten permanent verliezen, zo blijkt uit nieuw wetenschappelijk onderzoek.

19 september 2013

Muizen vertonen geen angst meer voor katten na infectie met de parasiet Toxoplasma gondii. Dit was al langer bekend, maar ook als de dieren zijn genezen van de infectie keert de angst voor katten niet terug.

Waarschijnlijk wordt de structuur van muizenhersenen blijvend veranderd door de parasiet, waardoor de knaagdieren zich anders gaan gedragen.

Dat melden onderzoekers van de Universiteit van Californië in het wetenschappelijk tijdschrift PLOS One.

Urine

De wetenschappers testten de angst van de knaagdieren voor katten door gezonde en met Toxoplasma gondii besmette muizen te confronteren met kattenurine.

De gezonde muizen bleven tijdens het experiment angstvallig uit de buurt van de kattenontlasting. De met Toxoplasma gondii besmette dieren vertoonden zoals verwacht geen angst.

Maar opvallend genoeg liepen ook de van de parasiet genezen knaagdieren zonder aarzelen op de kattenurine af.

“Zelfs wanneer de parasiet niet meer in het brein zit, blijft er een soort gedragsverandering bestaan, zonder dat we weten welk mechanisme dit veroorzaakt”, verklaart hoofdonderzoekster Wendy Ingram op denieuwssite van de Universiteit van Californië.

Mensen

De parasiet Toxoplasma gondii wordt verspreid door verschillende dieren, waaronder katten. Waarschijnlijk worden muizen besmet als ze per ongeluk in contact komen met kattenontlasting. Ook mensen kunnen gemakkelijk geïnfecteerd raken door de parasiet, bijvoorbeeld door het eten van varkensvlees dat niet gaar is.

Naar schatting is ongeveer een derde van de wereldbevolking besmet met Toxoplasma gondii. Gezonde mensen ondervinden normaal gesproken weinig of geen last van de parasiet, wel zijn er aanwijzingendat ook de structuur van het menselijk brein kan veranderen door de infectie.

Door: NU.nl/Dennis Rijnvis

http://www.wetenschap24.nl/nieuws/artikelen/2007/april/Rat-wordt-makkelijke-hap.html

Dit werd vroeger  ook door andere  dramatische voorbeelden  aangetoond

EP  nematoden die mieren infecteren die daarop gaan lijken op rijpe vruchten ( Hughes et al., 2008 ).
Frugivore  vogels die normaal geen mieren eten , pikken de mieren op wiens abdomen op rijpe bessen gaan lijken …waarbij ze dus ook de nematode eieren in hun uitwerpselen gaan verspreiden ….eieren die trouwens elders worden verzameld door de plaatselijke mieren op zoek naar zaden (waarop ze dus sterk kijken ) als voedsel voor hun larven , waardoor de cyclus word voltooid .

Parasiet maakt van mier een rode bes

Pas ontdekte rondworm verandert mieren in lokaas voor vogels

In het regenwoud van Panama hebben onderzoekers een sluwe parasiet ontdekt die mieren in bessen verandert.
De parasiet, een rondworm, infecteert de mier, waardoor zijn zwarte achterlijf rood wordt. De rode kleur trekt vogels aan, die de mier aanzien voor een rijpe bes en ’m opeten. De parasiet komt zonder kleerscheuren door de spijsvertering van vogels heen; die poepen hem uit, en dan wordt hij weer opgepikt door andere mieren. Ze voeden hun larven met de rondworm, en zo groeit er weer een generatie mieren op als een stel bessen.
De bizarre levenscyclus van de rondworm is bij toeval ontdekt door hoogleraar biologie Robert Dudley van de universiteit van Californië, toen hij een mierensoort bestudeerde die in de boomtoppen van de jungle in Zuid- en Midden-Amerika leeft. Dudley verbaasde zich erover dat diverse werkmieren een rood achterlijf hadden; in zijn lab sneed hij de insecten onder de microscoop aan plakjes. In hun buik trof hij honderden eitjes van de rondworm aan. Nader onderzoek wees uit dat ongeveer 5% van de werkmieren in een kolonie door de rondworm is besmet.

fruitige mier

http://www.wetenschap24.nl/nieuws/artikelen/2008/januari/Fruitige-mieren.html

In dit geval, net als in andere gevallen , wijzigt de nematode,  geensziens  op directe  wijze  mierengenen , maar wijzigt  veeleer het gedrag  en   het uiterlijke  van de mier door middel van haar eigen genen . Het nieuwe ‘fruit fenotype’ van de mier , is eigenlijk het EP van de nematode.

Het punt is dat het EP niet het  lichamelijke  fenotype van het organisme is  waarvoor diens genen  coderen  Maar het EP   is het fenotype van (bijvoorbeeld ) een nest, een dam of […] veranderingen in gedrag of het uiterlijk van de gastheer

Naast constructies-zoals vogelnesten of bever dammen-en gemodificeerde gastheer gedrag, is er een derde categorie van het EP, dat wordt omschreven als genetische werking op afstand, zoals opgemerkt door David Hughes, convenor van de ESF-workshop, (nu aan de Harvard University (Cambridge, MA, USA).

“De parasiet en zijn gastheer zijn in nauw contact, maar genen kunnen ook EPs veroorzaken, zelfs als de twee organismen fysiek gescheiden zijn,” zei hij.

“Een voorbeeld  kunnen  orchidee -genen zijn   waardoor een vlieg  (of solitaire bij) tot bestuiving  wordt aangezet door een truuk waarbij een specifieke insect  imitatie door de orchidee wordt gebruikt …. De bestuivers   ‘denken’  bij het zien of ruiken van de de orchidee -imitatie  aan een potentieele partner ”

In dit voorbeeld  veroorzaakt de orchidee  het  fenomeen  van  pseudocopulatie  :  de bloem  bootst een sexuele partner na via geschikte chemische en tactiele signalen, om zo (voornamelijk)  mannelijke insecten aan het paren te krijgen met de imitatie en alzo de bloem te bestuiven . In dit geval is het EP gewijzigde gedrag van het insect en  zijn de allelen van genen die bij de  betrokken bloem  de vrouwelijke  “insekten ” nabootsen , het meest effectief geworden door natuurlijke selectie.

orchids

Ophrys eleonorae and Ophrys lupercalis, a wild hybrid orchid, whose pollinator, a male solitary bee, is engaged here in pseudocopulation. Photograph: Christian Ziegler/Minden Pictures

Poppenorchis met de bestuiver. Een heel klein sluipwespje.
Afbeelding
Afbeelding

http://www5.knnv.nl/europese-orchideeen/fotos-van-bestuivers

–>  website van Nicolas Vereecken. Op deze site zijn schitterende foto’s van orchideeënbestuivers te vinden.

zie ook
Extended phenotype redux

Extended fenotype redux
© Image Source / Corbis

http://www.nature.com/embor/journal/v10/n3/full/embor200918.html

Van deze drie categorieën zijn  de EP constructies  het meest bekend  en tot dusver  grondig bestudeerd .

Zoals Dawkins heeft opgemerkt, heeft dit geleid tot verwarring over hoe ver het EP  reik…

Een aantal mensen  beweerden dat(minstens )  de  blauwdruk voor  bepaalder  EP – bouwsels(–> bijvoorbeeld termietenheuvels  ) van een   van zijn fouten lerende  ontwerpende (blinde ) architect  afkomstig zouden  zijn

Maar het is  NIET   zo  dat de  specifieke allelen   verantwoordelijk voor het resultaat , meer of minder waarschijnlijk  gekozen  zouden zijn gebaseerd op het” ontwerp van de laatste bouwels of prototype ”  . Dit idee leide  wel  tot de behandeling van de interessante  voorbeeld-situatie dat deze (gemodificeerde ) constructies  het product van   vele organismen zouden zijn  ( van dezelfde soort ? ) ipv  een  enkel organisme.

Dit is waar nicheconstructie theorie in het spel komt, en het is het onderwerp dat heeft geleid tot discussies tussen voorstanders van het EP en de voorstanders van nicheconstructie.

Nicheconstructie theorie gaat verder dan het EP door te suggereren dat veel organismen in een ecosysteem de selectieve druk op ieder  van hen kan veranderen door het wijzigen van hun omgeving op verschillende manieren_____niet noodzakelijk om hun eigen directe voordeel.

Dawkins heeft betoogd dat nicheconstructie  eigenlijk een speciaal geval is  van het EP ( Dawkins, 2004 ), dat in feite   betrekking heeft, op de genen van die organismen die deelnemen aan de relevante milieucomponenten van de niche.

Maar, heeft hij het idee dat  ” evolutie kan handelen in een bredere zin over een volledig ecosysteem en uit te breiden tot organismen die niet direct betrokken zijn bij de nicheconstructie ” ,  verworpen  .

Hij heeft er opnieuw op gewezen,  dat selectie alleen kan   werken op de  voorhanden zijnde   variaties van  de replicators, die (bijna ) altijd allelen zijn

Toch,  zullen  sommige voorstanders van nicheconstructie volhouden dat evolutie kan werken met  een groter bereik: bever dammen zouden kunnen profiteren  van  andere dieren die niet direct betrokken zijn bij de bouw, bijvoorbeeld, het vergroten van de geschiktheid van die organismen.

Hoewel dit het geval zou kunnen zijn, heeft Dawkins erop gewezen dat dit nog niet zou betekenen  dat  elke vorm van niet species eigen  selectie  op de  bever allelen zou inwerken. Alleen de selectie van die organismen waarvan de  bijdrage leid tot  betere dammen,  is van rechtstreeks belang   voor bevers en kunnen  vervolgens invloed hebben op de selectie van de bever genen.

Het debat over het EP werd nieuw leven ingeblazen

°

Antwoord aan Laland, Turner en Jablonka ( Dawkins, 2004 ).

Dawkins  bracht als antwoord in  2004  het  document, ” Extended Fenotype-“ maar dit was niet echt uitgebreid.

Het was een directe reactie op papers door de zogenaamde ‘niche constructionists’ Scott Turner, State University van New York (Syracuse, NY, USA), Kevin Laland, aan de Universiteit van St. Andrews (Fife, Verenigd Koninkrijk), en Eva Jablonka, Universiteit van Tel Aviv in Israël.

In zijn paper, verduidelijkte  Dawkins dat het EP begrip  alleen geldig was  in situaties waarin er een rechtstreeks verband bestond  tussen variaties in het EP en  de selectie van de replicators.

“Uitgebreide fenotypes zijn alleen die  naam waardig als ze kandidaat  zijn  bij  aanpassingen ten behoeve van allelen verantwoordelijk zijn voor variaties in het EP ”  schreef hij.

De niche constructionistische opvatting  leek te  argumenteren  voor   de opvatting   dat verschillende selectieve(species eigen en species vreemde )  druk soorten  aan elkaar gekoppeld kunnen worden ter constructie van  een groter bereik terwijl die constructie  tegelijkertijd    op de genen van vele organismen  kan    inwerken ______een uitbreiding van  het EP-fenotype….(  te ver gaand  , volgens Dawkins ‘.)

SINDS het papier uit  2004, zijn   EP en nicheconstructie ,  vaak afgeschilderd als tegengestelde standpunten, ten minste tot de  ESF conferentie waarin de  consensus werd  bereikt dat de twee meer complementair dan tegenstrijdig, zijn

Volgens Patrizia d’Ettorre, Associate Professor bij het Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Universiteit van Kopenhagen, Denemarken, die een verslag van de bijeenkomst schreef.

“[W] e concludeerden dat het EP  vandaag nog steeds  levend en wel is …. en dat  NIET  in strijd is met begrippen als nicheconstructie of interactie fenotypes,” bevestigde ze, en voegde eraan toe dat een van de belangrijkste verwezenlijkingen was   ”  het overtuigen van vertegenwoordigers van de verschillende standpunten om rechtstreeks te communiceren met elkaar.”

In feite, gaf de EP kamp toe dat fenotypes communiceren op grote schaal en invloed hebben  op de adaptieve landschap waarin zij opereren, door (o.a; ) het creëren van feedback op de organismen die ze te uiten.

Op zijn beurt, waren de niche constructionists het  eens  met de  bewering  dat EP allelen  alleen (evolutionaire ) invloed kunnen   uitoefenen mits het bestaan  van  directe selectieve druk op de betrokken genen   ( of andere replicator-zoals-memes )als er variatie in EP verband met de replicator.

Toch is de discussie in de ESF vergadering  verschoven naar de  toekomstige   bespreking van de vraag of de nicheconstructie  een  belangrijke evolutionaire drijvende kracht is  .

Niche constructionists, zoals Turner, die de conferentie ESF bijgewoond, beweren dat de neo-darwinistische opvatting   van het gen als de enige determinant van cellulaire processen en uiteindelijk fenotypes, en als de overheersende eenheid van het adaptieve proces,(= een vorm van genetisch determinisme )  zeer te wensen overlaat .

Turner voerde op de conferentie  aan dat   ” onze groeiende kennis van erfelijke epigenetische mechanismen die effectief gen-expressie veranderen___en dus ook het  fenotype  veranderd _____suggereert dat de evolutie werkt op verschillende niveaus boven het gen niveau  ”

. Het eerste principes van genetische overerving alleen, zei hij, kan geen verklaring geven   voor de fysiologische factoren  in  morfogenese   en het  soepele  aanpassingsvermogen.

Jablonka gaat nog verder, als ze stelt dat ” ….de darwinistische evolutie wordt  evenzeer gedreven door  de aanpassingen  van ecosystemen als door  door genetische sequenties ( Jablonka, 2004 ). ”

Wat nicheconstructie, gaan we  verder dan Dawkins ‘EP idee,….. Omdat we  erkennen  dat variaties in ecologische legaten kunnen worden overgeërfd, en dat dit zelfs kan gebeuren als er geen sprake is  van   genetische verandering____geen verandering in DNA basenvolgorde,” zei ze.

Jablonka gelooft ook dat epigenetische mechanismen een cruciale rol in deze adaptieve dans tussen organismen en milieu vervullen  :.

“…. De Ecologische erfenis kan worden vergemakkelijkt of afhankelijk zijn van  duidelijker  epigenetische overerving mechanismen , kan co-ontwikkeling van   epigenetische variaties  induceren  :   bijvoorbeeld op  voeding. gebaseerde ontwikkeling programmering van de moeder tijdens de zwangerschap kan leiden tot nageslacht met dezelfde voorkeuren, die de constructie van hetzelfde voedsel-gerelateerde milieu helpt. “

In een dergelijk scenario zou de omgeving die de grootste fitness  van   particulieren bevoordeeld, op zijn beurt  de onderliggende epigenetische veranderingen door opeenvolgende generaties kunnen stimuleren  . Maar, zoals de EP voorstanders vermelden  , hoewel deze epigenetische veranderingen  deel nemen aan het   selectieve landschap, blijven  de onderliggende genen  de uiteindelijke bron van variaties  .Epigenetische mechanismen  rekenen  immers op de  genen.

“Het  is echter een  een gat gebleven   dat niemand helemaal heeft weten te overbruggen,” zei Turner e. “Ik stel dan ook  dat een alomvattende theorie van de evolutie  niet mogelijk is  totdat die kloof is overbrugd.”

Turner heeft  deze kloof gedefinieerd als een paradox waarin, door het creëren van hun eigen omgeving, organismen in feite zichzelf aanpassen aan zichzelf  “De mogelijke   oplossing van het  het raadsel is , denk ik te vinden door   evolutie en natuurlijke selectie te behandelen als een   fysiologische proces , dat de uitdrukking  is en van selectie en van  van “erfelijke geheugen” in het  DNA. Dit spoort  met het  opkomende beeld van het genotype als een dynamisch en geïntegreerd deel van de cel in plaats van een determinator  ervan, “besloot  Turner .

Binnen deze stand van zaken  , is er brede overeenstemming  dat het EP concept nuttig is om een ​​aantal aanpassingen die zich binnen drie de categorieën  voordoen  en  waarvan er vele verschillen in  evolutiesnelheid van de bijbehorende genotypen , verklaren.

De eerste categorie zijn  geconstrueerde EPs, zoals nesten of dammen-inclusief enkelvoudige organismen:  Meestal meercellige eukaryoten, waarvan het genoom relatief langzaam evolueert  en daardoor kan  leiden tot  stabiele lange termijn aanpassingen.

Bij de tweede categorie  van de  gastheer-parasiet interacties  gaat het zowel om het genoom van de gastheer alsdat van de parasiet in de pogingen   om het gedrag van de gastheer te wijzigen. Genen van de parasiet  evolueren bijna altijd snel en delen   de lakens , terwijl de gastheer zich meestal beperkt  tot  schade-inperkingen  .

Maar toch,  wees Sylvain Gandon, van het centrum van Evolutionaire en Functional Ecology in Montpellier, Frankrijk,erop , , betekent dit niet dat de parasieten onvermijdelijk evolueren naar een toestand van symbiose met de gastheer:

“Er zijn veel manieren waarop  een parasiet  zijn habitat kan   verbeteren binnen de gastheer.

Symbiosis zou een manier  kunnen  zijn, maar, [door], extreme virulentie-met meer agressieve exploitatiestrategieën-kan het nog wel. Symbiose is niet de ultieme evolutionaire uitkomst van een  gastheer-parasiet co-evolutie, “hij zei.
Jablonka […] stelde voor dat de “darwinistische evolutie  evenzeer wordt  gedreven door aanpassing van ecosystemen  als  door genetische sequenties ...

Naast dramatische voorbeelden zoals hondsdolheid, waarbij de gastheer bijna altijd sterft , zijn er vele voorbeelden van gastheer-parasiet  systemen die  homeostase  vertonen op  verschillende niveaus van virulentie. “Het meest klassieke voorbeeld is misschien wel de evolutie van de virulentie van het  myxomavirus bij konijnen,” merkte Gandon ( Fenner & Fantini, 1999 ). op”Het virus werd in Australië in 1950 ingevoerd om de uit de hand gelopen populaties  van  ingevoerde   Europese konijnen ( in australie dus erxoten )  te controleren […]. Hoewel de virulentie van het virus snel afnam  , bereikte  het uiteindelijk  een stabiele gemiddelde virulentie van  ongeveer 70% na een paar jaar . ” In feite zijn er vele modellen die aantonen dat  parasietaire  virulentie niet altijd hoeft te  evolueren naar nul ( Frank, 1996 ).

Er zijn ook bekende voorbeelden van het EP in de derde categorie   :    -genetische actie op afstand-zoals sociale parasieten die de gastheer van verre te manipuleren.

In sommige gevallen is de sociale parasiet nooit de gastheer  zelf  …..zoals in het geval van de gemeenschappelijke Europese koekoek, … een nest parasiet  die haar eitjes legt in de nesten van vogels, zoals graspiepers,  en karekieten ….. . Het EP is hier een bedrog  waarbij de gastheer vogels  ervan  overtuigd worden    het ei ( als hun  eigen ei) te bebroeden en de jongen groot te brengen. De relevante aanpassing ligt in het produceren   van de koekoeks  eieren, en daaropvolgende koekoek kuikens, met  voldoende overeenkomst met die van de gastheer  zodat   ze niet uit het nest worden geworpen.

Insecten kunnen ook sociale parasieten zijn  , zelfs van hun eigen soort, zoals de “slavenhoudende  “‘ mierensoort Polyergus rufescens, die d’Ettorre  bestudeerde  .

http://formicidae.be/polyrufe.htm

http://www.antweb.org/description.do?genus=polyergus&name=rufescens&rank=species&project=allantwebants

Polyergus_rufescens_casent0010688_head_2

Polyergus rufescens

Amazonemieren zijn o.a. herkenbaar aan hun sikkelvormige kaken die goed van pas komen tijdens hun rooftochten. De hier afgebeelde mier is P. breviceps.

Polyergus rufescens

Op deze foto zien we een gemengde kolonie van Polyergus breviceps en Formica argentea (Noord-Amerika) een beeld dat sterk overeenkomt met een kolonie P. rufescens / Formica fusca hier bij ons.

http://en.wikipedia.org/wiki/Polyergus

De Polyergus mieren koningin    infiltreert ( of verovert met haar eigen soldaten )   de nesten van haar ‘gastheer ‘-soorten (van de Formica  familie–en loost  chemische signalen  ,  om verder   haar  aanwezigheid te verbergen.

De Polyergus koningin doodt daarna  bioj de eerste de beste gelegenheid  de   Formica  koningin ,  dupeert   de gastheer werkmieren  en zal zodoende   voedsel voor haar eigen broed   van de  slaven-werksters  verkrijgen .

Het EPi  , (in dit geval  enigzins vergelijkbaar met dat van    de koekoek) , ligt in  het- voor -de- gek- houden van de gastheer soorten bij het voeden van het  parasitaire broed.

Duidelijk, dat eigen  Polyergus allelen die de mier effectiever  camoufleren worden  bevoordeeld door natuurlijke selectie. Zoals d’Ettorre opmerkte, zijn er variaties op dit thema:

” Er zijn ook  andere miersoorten  die fungeren als sociale parasieten, (de  zogenaamde ‘inquilines’ die de gastheer koningin,niet doden , maar gaan cohabiteren   met haar, ‘legde hij  uit. “Deze inquilines zijn in staat om de reproductie van de gastheer koningin -actie  zodanig te beinvloeden  dat ze alleen  nog  van werkmieren produceert , maar   de aanmaak  van  nieuwe mannetjes en reproductieve vrouwtjes word onderdrukt  ( Sociohormonen ?  )”

http://en.wikipedia.org/wiki/Inquiline

http://www.arkive.org/workerless-inquiline-ant/pogonomyrmex-colei/

Workerless inquiline ant specimen

Deze voorbeelden wijzen op de kracht  van het EP om  een  enorm arsenaal van  complexe relaties en aanpassingen waargenomen in de natuur , te verklaren.

Het blijft echter te bezien, of het idee van het EP zelf kan worden uitgebreid tot een integraal onderdeel van een verenigde evolutietheorie, die volledig de brug kan slaan tussen genotypen en omgevingen 

Dawkins R (1982) The Extended Phenotype: The Long Reach of the Gene. Oxford, UK: Oxford University Press

Dawkins R (2004) Extended Phenotype—but not too extended. A reply to Laland, Turner and Jablonka. Biology & Philosophy 19: 377–396 | Article

Fenner F, Fantini B (1999) Biological Control of Vertebrate Pests. The History of Myxomatosis: An Experiment in Evolution. Wallingford, UK: CAB International

Frank SA (1996) Models of parasite virulence. Q Rev Biol 71: 37–78 | Article | PubMed | ISI | ChemPort |

Hughes DP, Kronauer DJC, Boomsma JJ (2008) Extended Phenotype: nematodes turn ants into bird-dispersed fruits. Curr Biol 18: R294–R295 | Article | PubMed | ChemPort |

Jablonka E (2004) From replicators to heritably varying phenotypic traits. The Extended Phenotype revisited. Biology & Philosophy 19: 353–375 | Article

De BEVERDAM  

 Sir David Attenborough..

KOLONIES – NESTEN

wever vogels

KRUISSPIN “IN SLOW MOTION ”