OPTISCHE ILLUSIES


BREIN EN EVO  INHOUD     

optische illusies.docx (1.8 MB)<–Archief 

Kernwoorden

, , , , , , , , ,

Geneeskunde, Maatschappijwetenschappen

Gezondheid, Hersenen & Gedrag, Mens & Maatschappij

°

 Hersencellen gevonden welke optische illusies veroorzaken.

1 oktober 2013

Wetenschappers hebben een groepje hersencellen gelokaliseerd dat mensen en dieren vatbaar maken voor optische illusies

kanisza vierkant

Het groepje hersencellen (1) in de visuele cortex – het hersendeel voor visuele waarneming – wordt actief als afbeeldingen verkeerd worden geïnterpreteerd.

De cellen bevinden zich in een klein gebiedje met de naam V4 en zorgen er waarschijnlijk voor dat patronen in optische illusies worden aangevuld door het brein, zodat niet bestaande vormen worden waargenomen.

Dat melden onderzoekers van de Universiteit van Maine in het wetenschappelijk tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences.

Kanizsa-vierkant  (2)

vierkant

Wat ziet u als u het plaatje hierboven bekijkt? De meesten van ons zullen een vierkant zien. Maar dat is er niet: het plaatje laat feitelijk alleen vier cirkels met een hap eruit zien. Het vierkant verzint ons brein erbij. Wetenschappers hebben nu ontdekt waar ons brein die denkbeeldige vormen precies creëert.

De wetenschappers kwamen tot hun bevindingen met een experiment waarbij apen (makaken) werden geconfronteerd met een Kanizsa-vierkant. Dat is een afbeelding waarbij vier pacmans met hun monden de illusie van een vierkant creëren.

Zoogdieren – waaronder mensen – verwerken visuele prikkels in een deel van het brein dat we visuele cortex of gezichtsschors noemen. Dit deel van het brein is weer onder te verdelen in vijf regio’s: V1 tot en met V5. Van V4 weten we dat het betrokken is bij het herkennen van objecten. “Dus we dachten dat het betrokken zou zijn bij denkbeeldige vormen,” stelt onderzoeker Michele Cox.

brain diagram

The gold square marks the location in the V4 region of a macaque’s visual cortex, where the neurons respond to visual contours. (Alex Maier, Donna Pritchett / Vanderbilt)

Als de makaken naar de het Kanizsa-vierkant keken werden er zenuwcellen in het hersengebied V4 actief, zo bleek uit metingen op het netvlies van hun ogen.

Wanneer de dieren een afbeelding bekeken waarin de pacmans omgekeerd waren afgebeeld zodat de illusie niet meer werkte, was er geen activiteit in het hersengebied V4 meetbaar.

Detective

Volgens hoofdonderzoeker Alexander Maier bewijst het experiment dat het groepje hersencellen verantwoordelijk is voor optische illusies die mensen en dieren waarnemen.

“Eigenlijk werkt het brein hier als een soort detective”, verklaart hij op nieuwssite ScienceDaily. “Het reageert op aanwijzingen uit de omgeving en doet pogingen om deze te combineren. In het geval van dit soort illusies komt het brein echter tot een verkeerde conclusie.”

Niet alleen mensen en apen zien overigens deze illusies. Ook katten, uilen, goudvissen en honingbijen zien ze. Onderzoekers denken dan ook dat deze illusie een belangrijke functie heeft. Het zou één van de methodes zijn waarmee ons brein roofdieren of prooien die zich bijvoorbeeld in de bosjes ophouden, op kan sporen.

Door: NU.nl/Dennis Rijnvis

Bronmateriaal:
Finding the place where the brain creates illusory shapes and surfaces” – Vanderbilt.edu

(1)  

Als de conclusie juist is moet “dit groepje” wel uit heel veel zenuwcellen bestaan. Het lijkt me logischer er vanuit te gaan dat het altijd gebeurt en dat dit groepje bepaalde situaties waarin dit zeker gebeurt herkend. 

  1.  We weten toch al lang dat de hersenen beelden aanvullen?! 
  2. Uit meerdere onderzoeken bleek al  dat we helemaal niet zien  wat zintuigelijk  voorhanden is   en  dat hetgeen we denken te zien  grotendeels wordt ingevuld door onze hersenen.(—> we zijn ons brein )
  3. Dit is misschien ook  omdat er teveel informatie binnenstroomt die we bewust kunnen waarnemen.—>  heel goed dat we dit hebben, anders zouden we niet meer normaal kunnen functioneren ?

(2)

. Dit is helemaal geen illusie. Er is geometrisch gezien daadwerkelijk een onderbroken vierkant aanwezig. Het is erg goed dat ons brein instaat is dit aan te vullen en herkend.

Zien wat er niet is

woensdag 1 september 1999 Dit is een publicatie van Natuurwetenschap & Techniek

Zuivere, natuurgetrouwe, pure waarneming bestaat niet. Dat wat we zien – ons beeld van de directe omgeving – is een en al interpretatie, vervorming, invulling, opvulling en aanvulling. Vrijwel alles wat we zien, is er niet echt. Een promotieonderzoek aan de TU Delft werpt nu een nieuw licht op waarneming.

door

Buiten ons bevindt zich de echte, fysische ruimte. Die voldoet keurig aan de mathematische wetten van de geometrie. We kunnen er met winkelhaken en meetlatten assenstelsels in aanbrengen en hem zo tot een mathematische ruimte maken. De fysische ruimte gedraagt zich dan als wiskundige ruimte waarin, ik noem maar wat, de stelling van Pythagoras geldig is.

Heel iets anders geldt voor die andere ruimte, de visuele ruimte. Dat is de fysische ruimte zoals wij hem waarnemen. Tussen de fysische ruimte en de visuele ruimte zitten dan ook nogal wat stappen. Het waarnemen begint natuurlijk met twee ogen. De inhoud van de driedimensionale fysische ruimte veroorzaakt twee iets afwijkende beelden op twee netvliezen. Twee optische zenuwbundels transporteren beide beelden naar het visuele centrum achter in de hersenen, waar ze worden verwerkt. Overigens vindt een gedeelte van de bewerking al veel eerder plaats. Het netvlies zelf bewerkt al, bijvoorbeeld door contrast aan te scherpen. Uiteindelijk wordt in de hersenen de driedimensionale ruimte geïnterpreteerd en ervaren. Wat mensen ervaren, is uiteindelijk wat we de visuele ruimte noemen. Tijdens het traject van fysische ruimte naar visuele ruimte treden talloze vervormingen op.

Bedrogen ogen

Plaatjes die je voor de gek houden

De kamer van Ames is een optische illusie bij uitstek. De kamer is sterk vervormd, met taps toelopende wanden, vloer en plafond, maar geeft de illusie van een gewone, vierkante kamer.(Amy Snijder/ Exploratorium http://www.exploratorium.edu)

Er zijn mooie voorbeelden van bedrogen ogen – plaatjes die je doelbewust voor de gek houden. Ze illustreren overduidelijk de eigenaardigheden van ons visuele systeem. Een van die eigenaardigheden is dat de visuele ruimte niet isotroop is: niet alle richtingen worden gelijk behandeld. In de menselijke waarneming spelen de horizontale en verticale richtingen een speciale rol. Een meer schokkende illustratie van visueel bedrog is de kamer van Ames. De kamer is bewust scheef gebouwd, met wanden, ramen en een vloer in de vorm van trapezoïden. We interpreteren de Ames-kamer echter zonder enige aarzeling als een normale kamer, waardoor de personen die zich erin bevinden, onmiddellijk niet-menselijke proporties aannemen.

Een kwalitatieve verklaring van de illusie die de Ames-kamer opwekt, is dat het visuele systeem niet alleen afgaat op wat de ogen zien, maar tevens op ervaringen die je in het verleden hebt opgedaan. Dat kan ook niet anders. Uit het patroon dat een bepaalde driedimensionale situatie op ons netvlies veroorzaakt, kan ons visueel systeem de oorspronkelijke situatie niet exact reconstrueren. Er zijn oneindig veel driedimensionale situaties die hetzelfde beeld op het netvlies veroorzaken. Er bestaat bijvoorbeeld een normale, rechthoekige kamer die op ons netvlies hetzelfde beeld veroorzaakt als de Ames-kamer, en precies dat is de kamer die we denken te zien. Om een interpretatie te verkrijgen, kiezen de hersenen uit deze talloze situaties. In het geval van de Ames-kamer worden ze domweg doelbewust naar de verkeerde keus geleid.

Waarneming is dus nooit puur, maar eerdere ervaringen kneden de interpretatie. Een van de belangrijkste vragen op dit gebied is dan ook hoe ons visueel systeem het klaarspeelt om van die veelheid van mogelijke interpretaties het merendeel te verwerpen en één mogelijkheid te selecteren, die meestal nog de goede is ook.

Ruimte

Afgelopen 14 juni promoveerde de natuurkundige Nicole Schoumans aan de Technische Universiteit Delft op een onderzoek naar het verband tussen de visuele ruimte en de fysische ruimte. Uiteraard is zij niet de eerste die onderzoek doet naar de visuele ruimte, maar ze is wel de eerste die zich expliciet richt op de invloed van context op de waarneming. De context is de omgeving van het beeld dat je bekijkt, zeg maar de muur waartegen het schilderij hangt. Dat de visuele ruimte een vervorming is van de werkelijke ruimte, is inmiddels wel duidelijk. Maar is die vervorming constant? Of is het juist de scène, het beeld in de fysische ruimte, dat bepaalt hoe de vervorming is?

Twee stromingen

Het belang van Schoumans’ onderzoek blijkt uit de stand van zaken op het gebied van theorieën over visuele waarneming. Daarin zijn grofweg twee stromingen te onderscheiden, die sterk verschillen in de rol die ze toekennen aan de context. De bekendste van de twee is de Gestaltpsychologie, waarvan de Tsjechische psycholoog Max Wertheimer (1880-1943) samen met zijn twee assistenten Wolfgang Köhler en Kurt Koffka, als grondlegger wordt beschouwd.

De kern van de Gestaltpsychologie is dat het waargenomene uiteindelijk veel meer is dan de verzameling van beeldelementen. We nemen geen verzameling losse punten waar, nee, we zien een patroon. We zien geen bruine, groene en blauwe kleurvlakken, maar we zien een boom tegen een zomerse hemel. Het zijn nooit losse elementen in het beeldveld, het zijn altijd patronen die zich onweerstaanbaar opdringen.

De Necker-kubus. De tekening leent zich voor twee driedimensionale interpretaties. De ene keer kijk je tegen de bovenkant aan, de andere keer tegen de onderkant.

Kubus

Een mooi voorbeeld van wat de Gestaltpsychologie bedoelt, is de Necker-kubus. We zien de Necker-kubus niet zoals hij is. Het ís namelijk een verzameling lijntjes op papier, maar we zíén een driedimensionale kubus. De lijntjes lenen zich, net als de Ames-kamer, voor oneindig veel interpretaties. Daarvan nemen er in dit geval meestal slechts twee waar: je kijkt ofwel tegen de bovenkant van de kubus aan, ofwel tegen de onderkant. Het is daarentegen vrijwel onmogelijk de tekening te zien als een verzameling lijntjes; we zien altijd een van de driedimensionale mogelijkheden. Beide sluiten elkaar echter uit, zodat je de kubus ziet ‘omklappen’ van de ene interpretatie in de andere.

Gekromde ruimte

Het gegeven dat onze waarneming de werkelijke ruimte vervormd weergeeft, was al vroeg bekend. Experimenten daterend van het begin van de eeuw toonden bijvoorbeeld duidelijk aan dat mensen parallelle lijnen niet altijd parallel waarnemen (iets wat Euclides in 300 v.Chr. overigens al opmerkte).

Precies dit gegeven was de inspiratie voor de tweede stroming die in deze eeuw opkwam en zich bezighield met visuele perceptie. Deze meer wiskundige aanpak gaat ervan uit dat je de visuele ruimte echt mathematisch kunt beschrijven, net zoals je dat met de werkelijke ruimte kunt. Als dat zo is, dan bestaat er een wiskundige transformatie die het exacte, numerieke verband weergeeft tussen fysische ruimte en visuele ruimte.

In 1947 ontwikkelde de Duitser Rudolf K. Luneburg zo’n mathematisch model. Hij veronderstelde dat de visuele ruimte een Riemann-ruimte was. Een Riemann-ruimte is een generalisatie van de Euclidische ruimte uit de wiskunde en is gekromd. De Riemann-ruimte speelt een fundamentele rol in de relativiteitstheorie. Gekromd betekent hier dat twee parallelle, rechte lijnen in de visuele (waargenomen) ruimte transformeren naar twee kromme, niet-parallelle lijnen in de fysische ruimte.

Het Kanizsa-vierkant: je ziet wat er niet is. Bij het aanwijzen van de middens van de zijden, blijken proefpersonen steevast te ver naar het midden te wijzen.

Kanizsa-vierkant

Het Kanizsa-vierkant is een voorbeeld van een visuele illusie. Vier pacmans suggereren een vierkant. De illusie is zo sterk, dat het vierkant lijkt op te lichten; je kunt de randen van het vierkant ‘zien’ terwijl er helemaal geen vierkant is. Er zijn alleen vier pacmans. Nicole Schoumans onderzocht of deze illusoire contouren helpen bij het lokaliseren van het middelpunt van de zijden.

Uit eerder onderzoek is bekend dat de visuele ruimte van mensen niet isotroop is, ook niet in twee dimensies. Dat blijkt uit het volgende experiment: op papier, of op een computerscherm, staan twee punten. Een proefpersoon wordt gevraagd om het midden van de denkbeeldige lijn tussen de twee punten aan te wijzen. Ligt de denkbeeldige lijn horizontaal of verticaal, dan maken proefpersonen hierbij geen systematische fouten. Als de lijn echter diagonaal ligt, dan wijzen de proefpersonen systematisch te laag.

Schoumans vroeg zich af hoe dit nu met het Kanizsa-vierkant zit. Twee punten wekken immers geen optische illusie op, maar de vier pacmans wel. Wellicht helpt de illusie je om het midden te lokaliseren. Mochten in beide gevallen de fouten een overeenkomstig patroon vertonen, dan is het waarschijnlijk dat hetzelfde mechanisme verantwoordelijk is voor het uitlijnen van objecten als voor het creëren van het illusoire vierkant.

De uitkomsten van het experiment leren echter dat de werkelijkheid ingewikkelder in elkaar zit. Proefpersonen lokaliseren de middens van de zijden van het Kanizsa-vierkant systematisch te ver naar het midden toe. De afwijking is hier zelfs groter dan in het geval van de twee punten! Als de illusie van het vierkant al iets doet, dan wordt het er alleen maar erger op. Schoumans vond bovendien dat de fouten sterk afhangen van hoe je het vierkant suggereert: met pacmans, met punten, kruizen of hoeklijntjes. Elk van de situaties gaf weer andere afwijkingen. De vorm van de elementen die de denkbeeldige lijn aangeven, bepaalt dus mede hoe je hersenen die lijn trekken.

Experiment

Schoumans’ onderzoek richtte zich op de context van de waarneming: in hoeverre heeft de scène waarin zich het waargenomen beeld bevindt, invloed op de vervormingen ervan? Het belang van het onderzoek is dat het begrip context het onderscheidende element vormt tussen beide scholen: de Gestaltpsychologie zegt dat waarneming zonder context betekenisloos is, terwijl de wiskundige aanpak de context buiten beschouwing laat.

Schoumans ontwikkelde een experiment om inzicht te krijgen in de geometrische eigenschappen van de visuele ruimte van proefpersonen. Daartoe moesten de proefpersonen richtexperimenten doen. Zij moesten een punaise, zwevend in de ruimte, zo nauwkeurig mogelijk richten op een oplichtende punt, elders in de ruimte. Punaise en punt waren beide virtueel; om het experiment zo gecontroleerd mogelijk te laten plaatsvinden, koos Schoumans ervoor om de proefpersonen met een speciale methode een driedimensionaal computerbeeld voor te schotelen. Met de pijltoetsen op het toetsenbord konden de proefpersonen de punaise draaien.

De beelden die het rechteroog van de proefpersoon te zien kreeg, links zonder en rechts met context. Met de pijltoetsen op het toetsenbord van de computer kon ze de punaise op het doel richten. Het linkeroog kreeg een iets ander beeld voorgeschoteld.

Om de invloed van context te bekijken, voerde de onderzoekster het experiment tweemaal uit: een keer met alleen punaise en lichtende punt, een tweede keer met hulpvlakken. De hulpvlakken bevatten informatie over hoe aanwijzer en doel ten opzichte van elkaar waren gepositioneerd, en om het makkelijk te maken hadden beide vlakken een patroon als een soort badkamerbetegeling. De vraag was in hoeverre de proefpersonen de hulpvlakken gebruiken om nauwkeuriger te richten. Het is een type experiment waarbij Luneburg en de zijnen de vingers zouden aflikken. Je kijkt er direct mee in de visuele ruimte van de proefpersonen. Het richten van ruimtelijk punt A naar ruimtelijk punt B geeft immers direct weer hoe in de visuele ruimte van de proefpersoon de lijn van A naar B loopt. Mikken de proefpersonen er consequent naast? En zo ja, hoe dan?

Los van de context

Een eerste bevinding staat nog geheel los van de context. Het blijkt dat de visuele ruimte is verdeeld in twee componenten, die zich anders gedragen. De fout die de proefpersonen maken in het vlak parallel aan het computerscherm vertoont een duidelijke trend die onafhankelijk is van de persoon. In de horizontale en verticale richting maken ze geen systematische fout, terwijl ze er het verst naast richten als de richting 30° daarvan afwijkt. In de diepterichting lopen de gedragingen van de proefpersonen daarentegen wel fors uiteen. De fouten die een proefpersoon maakt, zijn echter wel systematisch. Dit suggereert dat verschillende mensen geheel verschillende mechanismen gebruiken om diepte te schatten.

Context

Dan de context. Schoumans voert dezelfde experimenten uit, maar brengt nu twee hulpvlakken aan. Zowel door de punaise als door de lichtende punt loopt een vlak, en voor de duidelijkheid zijn beide vlakken voorzien van een betegeling, een vierkant patroon als de wand van de badkamer. In het experiment varieert Schoumans de hoek die beide wanden met elkaar maken, en de hoek die de wanden met de proefpersoon maken. Hiermee probeert ze te achterhalen of en hoe de context van invloed is op de waarneming.

Het experiment laat zien dat de waargenomen richting, dus de richting van de punaise naar het doel zoals de proefpersonen die zien, behoorlijk kan veranderen als er vlakken aan de scène worden toegevoegd. Hóé de proefpersonen wijzen, verandert systematisch met een verandering in die vlakken. Daarnaast nemen de verschillen tussen de proefpersonen af door het toevoegen van de context.

Eén conclusie is duidelijk: er ís invloed. Het is echter nog niet duidelijk langs welke patronen de invloed van de context zich laat gelden. Je zou bijvoorbeeld verwachten dat de proefpersonen houvast aan de vlakken ontlenen en dus preciezer gaan richten. Wellicht richten ze nog steeds verkeerd, maar op zijn minst mag je verwachten dat ze een stabielere hand verkrijgen en minder zwabberen. Technisch gesproken betekent dat dat de standaarddeviatie in de resultaten afneemt. Dat blijkt niet het geval te zijn.

Echte theorieën over visuele perceptie, theorieën die gedegen toetsing hebben weten te doorstaan – zulke theorieën zijn er niet. Ook de resultaten van het onderzoek van Nicole Schoumans hebben daar geen verandering in gebracht. Haar resultaten tonen wel aan dat dergelijke theorieën de inhoud van de scène als uitgangspunt moeten nemen. De hele wiskundige aanpak van Luneburg en de zijnen is hiermee grotendeels gefalsificeerd. Die aanpak hield immers geen rekening met wát er te zien was.

Dit betekent dat er geen mathematische transformatie van de fysieke ruimte naar de visuele ruimte kan bestaan, of zo’n transformatie zou rekening moeten houden met wat er zich in die ruimte bevindt. Een wiskundige theorie van de visuele ruimte bestaat ofwel helemaal niet, ofwel is hij veel ingewikkelder dan tot nu toe werd verondersteld.

 

 

 

 

Drie optische illusies 

drie  optische illusies

 

 

 

 

 

 

 

 

 

KLEUR en schaduw-ILLUSIES 

Screen shot 2013-10-11 at 5.05.37 AM

The white line at the top of the bottom half implies that the light on this hinged object is coming from above, and thus the bottom half of the object is the same color as the illuminated line, and lighter as well than the top half of the object.

But it isn’t: it is in fact the same color as the top of the object. We compensate for the assumption that the bottom is lighter by visually interpreting it as lighter, so the object looks as if it were in two shades.

This is one way that evolution, I suspect, has conditioned for vision, making our brains interpret the assumption of shadowing in a way that compensates for it.

A famous example of this compensation, which I’ve written about before, is the “checker shadow” illusion in which a cylinder rests on a checkerboard and casts a shadow:

772px-Grey_square_optical_illusion

Squares “A” and “B” are actually the same color and shade (if you don’t believe that, go to my original post to see for yourself, as well as the explanation for this remarkable illusion).

http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2013/10/11/another-shadow-illusion/

 

°

http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2014/09/08/another-bizarre-illusion/

 

Permalink voor ingesloten afbeelding

 

Yes, the lines are abstolutely straight; you can check that out with a ruler or a piece of paper. Now why do they look curved?

http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2014/09/09/illusion-explained/

 

 

°

 

 

optische illusies  <— pdf

 

 

 

<–Klik voor animatie

Draait dit dansende meisje nu mee of tegen de wijzers van de klok         .

http://media.perthnow.com.au/fatwire/spinner/woman_spin.gif

  

°

 

http://www.youtube.com/watch?feature=player_embedded&v=CKxoRaUFq1I#!

Train illusion

Nadat je dit een tyijdje hebt bekeken  ; zie je plots de trein in omgekeerde richting rijden  … Hoe deze illusies procies noemt weet ik niet  …..

http://whyevolutionistrue.files.wordpress.com/2013/05/train.gif?w=480&h=309

°

Why do the dots disappear?

This is one of the most baffling illusions I’ve ever seen. Take a look at the gif below.  First, look at any yellow dot as the figure moves. The yellow dot remains present and stationary. If you concentrate on all three yellow dots, they remain there as well.
But now concentrate on the central green dot. You will see one or more of the yellow dots disappearing and then reappearing sporadically. They are not—this is an optical illusion. The dots remain and your brain simplydoesn’t register their presence from time to time. Weird, eh?

anigif_enhanced-16656-1408614979-1

An article by John Whitfield in Nature News, “A brain in doubt leaves it out,” explains the phenomenon:

Yoram Bonneh, of the Smith-Kettlewell Eye Research Institute in San Francisco, and colleagues have been showing people a swirling pattern of blue dots superimposed on some stationary yellow dots1. [JAC: for some reason the reference isn’t given.]

The yellow dots seem to wink in and out. But the erasing happens in the mind, not the computer. Nearly everyone tested saw the effect.

The brain seems to have internal theories about what the world is like. It then uses sensory input – which tends to be patchy and disorganized – to choose between these. In some sensory situations, different theories come into conflict, sending our perceptions awry.

The illusion, which Bonneh’s team calls motion-induced blindness, catches the brain ignoring or discarding information. This may be one of the brain’s useful tricks, a deficiency – or perhaps both, says Bonneh.

The researchers suggest this may (and I suggest that it certainly must) happen in daily life:

The researchers speculate that this phenomenon could happen in everyday life without us noticing it. A highway at night, with drivers staring dully at a mass of moving lights, might recreate the kind of conditions used in the experiments, says Bonneh, causing objects – the tail lamp of the car in the next lane, for example – to temporarily vanish.

Jack Pettigrew, a neuroscientist at the University of Queensland in Brisbane, believes that the illusion results from a tussle for supremacy between the left and right halves of the brain.

He has found that applying a pulse of magnetism to the brain to temporarily disrupt its function affects the occurrence of motion-induced blindness. When the pulse is applied to the right hemisphere (leaving the left dominant) the dots disappear; zapping the left brings them back2.

The left hemisphere seems to suppress sensory information that conflicts with its idea of what the world should be like; the right sees the world how it really is. Some people with paralysis caused by injuries to their right hemisphere will deny that they are disabled.

My only question is why it takes motion to generate this illusion. Is that because motion is associated with visual confusion?

Source of gif: Professor Michael Bach at the University of Freiburg,

Bach has a page with 113 of these damn things!

 

 

Ceci n’est pas une spirale

http://whyevolutionistrue.wordpress.com/2014/12/11/ceci-nest-pas-une-spirale/

That’s right, this is not a spiral.  If you check this illusion (from Sean Michael Ragan at Make) with your finger or mouse, you’ll find that it’s a series of concentric circles.

not-a-spiral

Also, if you move the picture around on the screen, it will appear to spiral.

h/t: Matthew Cobb

 

 

 

LINKS :

 

 

 

 

 

Over tsjok45
Gepensioneerd . Improviserend jazzmuzikant . Instant composer. Jamsession fanaat Gentenaar in hart en nieren

One Response to OPTISCHE ILLUSIES

  1. Pingback: Notes C : Observations / waarnemingen | Tsjok's blog

Plaats een reactie