Laterale(LGT )/Horizontale gentransfert(HGT)Horizontale genoverdracht (HGO)
december 9, 2012 6 reacties
Trefwoorden (zoektermen )
Lateral gene transfert / Horizontale gen transfert / Horizontale gen overdracht / aktief delen van genen met andere genomen / Gene Swapping
Succesvolle ” resistentie – genen , onstaan( door mutaties ) in een bepaalde strain (= stam), maar kunnen zich ook nog eens door “ horizontale gen transfer ” verspreiden in andere bacteria en micro-organismen ( ook van andere soorten ) en zichzelf inbouwen in die ( geinfecteerde ?) genomen , zodat de voordelen van een ergens in het “wild” onstaan resistentie-gen kan worden verworven (zonder afhankelijk te zijn van een mutatie in de verwerver ) en vanuit de bestaande genenvoorraden in de ecologische samenhangen en microbieele fauna’s waarin de verwerver leeft …
Uitwisseling van resistente genen gaat sneller dan zelf muteren; 28 januari 2011 Arjen Dijkgraaf
Bacteriën evolueren vooral door genen over te nemen van andere soorten, en veel minder door mutatie van hun eigen DNA. Dat hebben Todd Treangen en Eduardo Rocha (University of Maryland) vastgesteld door een groot aantal microbiële genomen met elkaar te vergelijken.
Het betekent vooral dat binnen de evolutiebiologie de nodige aannames op de helling moeten.
bron: University of Maryland
Evolutionary Genomics Group. Biochemistry and Biotechnology Department.
Universitat Rovira i Virgili (URV). Tarragona. Spain.
http://www.yvm.net/vme/hgt/
Het was lange tijd een mysterie waarom de snelheid en complexiteit van evolutie met de tijd leek toe te nemen.
Bijvoorbeeld: het fossielen-verslag suggereert dat : eencellig leven voor het eerst ongeveer 3,5 miljard jaar geleden verscheen en toen deed meercellig leven er nog eens 2,5 miljard jaar over om te evolueren.
Dan houd je nog maar iets van een miljard jaar over voor de evolutie van diverse planten, zoogdieren, insecten, vogels en andere soorten die de aarde bevolken.
ScienceDaily (29 Januari..2007) –
Zoogdieren, veel insecten, vogels, bloeiende planten ( en andere soorten die tegenwoordig de aarde bevolken ) moesten wachten tot ver na het
cambrium….Maar ontwikkelden zich in ( geologisch relatief ) korte tijd in vergelijking met vroegere oeroude verdwenen fauna ?(1)
— kleine beperkte willekeurige veranderingen in enige nucleotiden op de DNA- kettingen ( micro-mutaties en graduale accumulaties ).
in de huidige modelleringen .
van de identificatie van een gespecialiseerde prote챦ne die bacteri챘n gebruiken om genen te ruilen___heeft de laatste jaren geleid tot brede acceptatie van het
denkbeeld
van de evolutie verandert.
HGT houdt in dat de genetische info van de modulaire aard is : dat maakt het haalbaar om gehele reeksen van genetische code — zoals genen ___te
ruilen ….dat staat bacteriën toe om antibiotica te overleven .
en nuttige modules van andere organismen over te nemenof en/of uit te wisselen ”
Het feit dat we niet weten hoeveel “soorten” zulke oude ” biosferen ” herbergden … maakt natuurlijk zulk een overweging uiterst speculatief …
In elk geval is er toch sprake van een paar getuigen van vroegere rijke biodiversiteiten in het fossielen verslag
( bijvoorbeeld de cambrische explosie )maar die is grotendeels te wijten aan de goede fossilisatie van organismen met harde delen …
en goed bewaarde zeeroude vindplaatsen ( lagerstaten bijvoorbeeld ) die lokaal weinig hebben geleden onder morfogenetische rotsvorming
In Nature van donderdag 29 april 2010 staat de gouden tip. Gilbert en collega onderzoekers vonden de Space Invader elementen in een bloedzuigend insect Rhodnius prolixus (zie foto).
Dit insect had al een slechte naam omdat het de verwekker van de ziekte van Chagas overbrengt. Het is een neven-effect van bloedzuigen.
Hetzelfde verschijnsel als bij de malariamug die de malaria parasiet overbrengt wanneer ze bloed zuigt. Rhodnius prolixus is hoofdverdachte in deze zaak, omdat al bekend was dat hij bloed zuigt bij diverse zoogdieren, vogels en reptielen. Niet echt kieskeurig dus.
Maar laten eerst nog even naar de verspreiding van Space Invaders kijken. Het bijzondere is de willekeurige verspreiding van de SPINs (afkorting van Space Invaders) over de 102 diersoorten waarvan een complete genome beschikbaar is. Het gaat in tegen iedere evolutioniare logica omdat de verspreiding niet volgens evolutionaire verwantschap is (Tree of Life). Bij nauw verwante soorten en genera ontbreken de SPIN elementen, en exact dezelfde SPINs komen voor in niet verwante groepen als zoogdieren en reptielen.
Tot nu toe zijn er geen vissen, vogels of andere insecten gevonden met de betreffende SPINs (of gelijksoortige transposons).
Er waren 11 soorten vissen onderzocht: allemaal negarief. Dit lijkt me logisch. Een bloedzuigend insect heeft geen toegang tot vissen. Ook waren de 21 soorten insecten negatief. Ook dat lijkt me logisch. Dit alles wijst op horizontale DNA overdracht. Aan die conclusie valt moeilijk te ontkomen.
Zeer belastend bewijsmateriaal voor het insect Rhodnius prolixus is het gegeven dat hij bloedzuigt precies bij die diersoorten die ook SPINs hebben. Als je naar de exacte DNA volgorde van de SPIN elementen in vertebraten en invertebraten kijkt, dan zie je overeenkomsten van 95% tot 98%. Het is extreem onwaarschijnlijk dat die SPINs door gebruikelijke verticale evolutionaire weg overgedragen zijn, omdat de meest recente gemeenschappelijke voorouder van gewervelden en ongewervelden zeker 500 miljoen geleden geleefd heeft. En de DNA gegevens wijzen allemaal op een tijdstip van het ‘misdrijf’ van plm 50 miljoen jaar geleden.
We zijn dus gebeurtenissen in het verre verleden aan het reconstrueren. Op heterdaad betrappen is dus niet meer mogelijk. Maar gelukkig geldt er in de biologie geen verjaringstermijn! Met al dit belastend bewijsmateriaal op tafel: probeer je dar maar eens uit te praten. Dan moet je een heel goede advocaat hebben.
Maar DNA onderzoek wijst op een medeplichtige: de zoetwater slak Lymnaea stagnalis. Wat zijn rol in deze zaak is, is nog niet helemaal duidelijk. Wel staat vast dat deze -op het oog onschuldige- slak onderdak verleent aan parasitaire wormen die we ook in zoogdieren vinden. En het dier komt wereldwijd voor. Een mogelijk link, dus. Het valt mij op dat de 11 onderzochte Nematode wormen allemaal negatief waren. Nematodes zijn vaak parasitair.
De verdediging wijst op tegenstrijdige data en tunnelvisie, om enige termen uit de rechtspraak te gebruiken. De verdachte R. prolixus komt alleen voor in Zuid Amerika (op kaartje aangegeven met ‘Triatomine bug’) en de SPIN-slachtoffers Tenrec, Lemur, Bushbaby and Xenopus (kikker) komen voor in Afrika, en de Tarsier komt voor in Zuid-Oost Azië. De verdachte moet dus gelijktijdig op drie continenten actief geweest zijn! Dat lijkt zeer onwaarschijnlijk. Een extreem voorbeeld van tunnelvisie!? De continenten waren al 65 miljoen jaar vóór het misdrijf gescheiden (plm 115 miljoen geleden).
De grote open vraag is en blijft: wat is de link tussen de Oude Wereld en de Nieuwe Wereld?
Onze beeldspraak vervolgend: de verdediging wijst er tevens op dat er van meerdere zgn schakelbewijzen gebruik gemaakt wordt. Dat parasitaire Trypanosomen verspreid kunnen worden door uitwisseling van grote hoeveelheden bloed en speeksel tussen bloedzuigende insecten en hun slachtoffers, en dat daarbij ook DNA overgedragen wordt, is nog géén bewijs dat verdachte R. prolixus dit ook gedaan zou hebben.
Ook het feit dat verdachte R. prolixus op zijn eigen continent Zuid Amerika de Oppossum en het doodshoofdaaje (‘Squirrel monkey’) heeft besmet, is geen bewijs dat hij het ook op andere continenten heeft gedaan. Inderdaad, dat doet onmiddellijk denken aan de recente zaak tegen Lucia de B. waarin het schakelbewijs leidde tot de onterechte veroordeling van de verdachte. Trouwens, over de rol van beeldvorming gesproken: het verdachte insect heeft al Chagas ziekte op zijn naam staan, dus … eenmaal een crimineel, altijd een crimineel.
Wat ik graag als aanvullend bewijsmateriaal zou zien is Space Invaders in het bloed van nu levende R. prolixus individuen. En -heel belangrijk!- een bevestiging dat Space Invaders experimenteel via het bloed in het DNA van een organisme overgebracht kunnen worden. Hoe makkelijk is dit eigenlijk? Ook zou het interessant zijn om nader onderzoek te doen aan eventuele soorten die wel door R. prolixus gestoken worden, maar géén Space Invaders hebben, en het mechanisme daarachter ophelderen. Zijn die soorten beter in staat Space Invaders op te ruimen?
Tenslotte, wat hebben die ExtraTerrestrials (ET) er nu mee te maken? ExtraTerrestrials zijn ook DNA transposons. Ze bleken behalve in de verdachte R. prolixus ook in Planaria en de vleermuis Myotis (Euro-Azië) voor te komen.
Het geheel overziend, is dit een prachtig voorbeeld van een onderzoek waar genomics, ecologie en biogeografie op een veelbelovende wijze samengaan!
Dit is evolutie op zijn leukst!
Literatuur
Clément Gilbert et al (2010) ‘A role for host-parasite interactions in the horizontal transfer of transposons across phyla‘, Nature, 29 april 2010
J.K. Pace (2008) ‘Repeated horizontal transfer of a DNA transposon in mammals and other tetrapods‘, PNAS, 4 nov 2008 (hier worden de Space Invaders geintroduceerd).
Wiki artikel over de betreffende groep van bloedzuigende insecten Triatominae.
Space Invaders zult U nog niet vinden in de handboeken of in wikipedia. Wel een algemeen artikel over transposons of ‘Springend gen‘ in wiki. Hoewel het onderwerp transposons voorkomt in Virolution van Frank Ryan (vorige blog) en in het verlengde liggen, komen Space Invaders niet in dat boek voor.
Virussen in ons DNA
Virolution van Frank Ryan is niet zo zeer een boek dat ik zou aanraden als men een diepgaande kritiek zoekt op het neo-Darwinisme.
Nee, ik zou het eerder willen aanraden als men een goed beeld wil krijgen van virussen in ons genoom. Er zijn andere boeken voor kritiek op en alternatieven voor neo-Darwinisme (daarover binnenkort meer).
Het is zeker niet overdreven om te zeggen dat er virussen (dode, slapende en actieve) in ons DNA zitten. Ryan weet dat op een boeiende manier uit een te zetten. Het boek leest heel prettig. Het geheim is, denk ik, dat Ryan (een arts) zelf op zoektocht is naar de rol van virussen in de evolutie. Hij is enthousiast en nieuwsgierig. Hij ‘interviewt’ vele experts en stelt zichzelf bescheiden op. Dat maakt hem sympathiek. Daarom leest het boek zo prettig, ook al kom je bekende (misschien zelfs vele bekende) feiten tegen.
Het hoogtepunt van het boek vind ik zelf hoofdstuk 6: ‘How Viruses Helped Make Us Human’. Van hoofdstuk 6 t/m 15 vond ik het minder goed. Daar probeert hij toch eventjes het neo-Darwinisme te corrigeren en daar is hij toch niet de juiste persoon voor.
Zie ook blogs van KORTHOF over horizontal gene transfer en de Tree of Life:
- In hoeverre had Darwin gelijk?(Tree of Life, Common Descent)
- Charles Darwin 200 jaar geleden geboren, Verbondenheid van al het leven is nog steeds de kern van de moderne evolutietheorie(Tree of Life)
- New Scientist: Darwin Was Wrong! (over Horizontal Gene Transfer).
Een aardig boek over biogeografie (maar zonder moleculaire data) is: Dennis McCarthy (2009) ‘Here Be Dragons‘.
En dus dat de TOL nog steeds overeind staat.
Dat er een groot percentage van ons genoom uit mobiele elementen en andere rommel bestaat is inmiddels duidelijk, onduidelijk is of het enig effect heeft op ons fenotype. En dat is evolutionair belangrijk.
Het is ook belangrijk om tijdschalen in de gaten te houden: op een tijdschaal van menselijke individuen en generaties zijn gewone verticale erfelijkheid en gewone mutaties overheersend. Dat zie je ook: kinderen lijken op ouders. Als een kind totaal niet op de ouders lijkt, wordt er meestal niet aan HGT gedacht maar aan een buitenechtelijk kind, of donorinseminatie, of adoptie.
HGT speelt op evolutionaire tijdschalen, niet op menselijke tijdschalen.
PS: Toch is het misschien interessant om de malariaparasiet en de malariamug te screenen op Space invaders etc om te kijken of er via die weg , DNA overgedragen zou kunnen worden….
Michael R Rose and Todd H Oakley The new biology: beyond the Modern Synthesis Biology Direct 2007, 2:30doi:10.1186/1745-6150-2-30
http://www.biology-direct.com/content/2/1/30
(Quote ) ” ….• We cannot assume in advance the existence, level, or focus of natural selection on a particular biological attribute. The attribute could arise from (i) accidental evolutionary events, (ii) selection on a DNA sequence that evolves independently of the replication of its host, or (iii) unanticipated pleiotropic effects of selection on other characters….”
…..ik vind genomics belangrijk, maar wat hebben we gewonnen als we vervolgens fenotype,
ecologie en biogeografie uit het oog verliezen? Niets!
In tegendeel: dat zou een stap terug zijn!
Maar bij Rose et al ,gaat het wel degelijk ook om de vraag “hoe kom je van geno- naar fenotype” Ze gebruiken daarom metaforen als genetic toolkit
“Ze vergeten het fenotype niet, ze signaleren een probleem.”( denk ik als buitenstaander )Immers ; Het gaat er toch om of het klopt met de feiten en onderzoeksresultaten die
ze aanvoeren?
Evolutionary Genomics Group. Biochemistry and Biotechnology Department.
Universitat Rovira i Virgili (URV). Tarragona. Spain.
http://www.yvm.net/vme/hgt/
Het was lange tijd een mysterie waarom de snelheid en complexiteit van evolutie met de tijd leek toe te nemen.
Bijvoorbeeld: het fossielen-verslag suggereert dat : eencellig leven voor het eerst ongeveer 3,5 miljard jaar geleden verscheen en toen deed meercellig leven er nog eens 2,5 miljard jaar over om te evolueren.
Dan houd je nog maar iets van een miljard jaar over voor de evolutie van diverse planten, zoogdieren, insecten, vogels en andere soorten die de aarde bevolken.
Michael Deem
“…. wij kunnen de ontwikkeling van het adaptieve immuunsysteem van de mens en andere gewervelden, terugtraceren naar een HGT insertie van ongeveer 400 miljoen jaar geleden….”. “It is like having a lot of genetic mutations at once. Enzymes allow DNA to be excised from one species to us,”
Deem said.
“Bacterial geneticists have worked on HGT for 15 to 20 years, but not many of the other evolutionary biologists (have).”
bron :Genetic info swapped between different
species http://news.zdnet.com/2100-9596_22-6154336.html
Virussen en bacterieën zijn in staat om door middel van HGT (1)
evolutieprocessen aanzienlijk te versnellen ….suggereert een nieuwe studie.
[Virussen en bacterieën ] lenen of produceren door mutaties al eens het genetisch recept voor een nuttige proteïne (= of een gen,) dat kan worden overgebracht naar het genoom van complexere soorten (2)
….Ik denk dat HGT het belangrijkste mechanisme is waardoor nieuwe functies kunnen onstaan “
Het vergde daarna 2,5 miljard per jaar vooraleer de eerste multicellulaire leven-vormen waren ontwikkeld .
Maar in de loop van de daarop volgende miljard jaar, evolueerden die eerste multicellulaire organismen tot de verbijsterende
fossiele en de huidige BIODIVERSITEITdie nog niet eens kompleet is geinventariseerd …
HGT een significante rol kan gespeeld hebben in het onstaan( en de verdere ontwikkeling ) van vroege multicellulaire organismen ….
Het kan drie miljard jaar gevergd hebben om die blokjes te maken, maar zodra je die hebt, kan je die op vele en
verschillende manieren combineren . “ (3)
programmaatjes , tussen de soorten “, voegde hij er aan toe.
(De )”conclusie dat nieuwe combinaties [ van genen ] en HGT-uitwisselingen ___op zijn minst binnen de prokaryote microben ____, de evolutie kunnen versnellen, zal waarschijnlijk niet betwist kunnen worden,”
Om het even welke genetische programmatjes die weerstand tegen de drugs kunnen verlenen zullen daarom wijd en zijd onder al de aanwezige soorten bacterieen worden geleend en gekopieerd .
en bovenop de occasionele klassieke( random) mutaties( =die misschien wel van minder cruciaal belang zouden kunnen zijn
(dan nu wordt beweerd ) in hun rol als aanbrenger van “nieuw genetisch voer” voor de zeef van de natuurlijke selectie ,
in de latere snellere evolutie/ of beter nog :ontwikkeling of ontplooing van de mogelijkheden ,van het bekende leven
je kan het vergelijken met een soort natuurlijk “downloaden van een programmaatje” = of met een vorm van
natuurlijk voorkomende genetische manipulatie ….
zelfs op een soort caleidoscopische manier binnen een aantal fysico chemische en lokale begrenzingen ?
Horizontale genoverdracht
Horizontale genoverdracht of laterale genoverdracht ( Engels –>Horizontal gene transfer/lateral gene transfer of afgekort HGT ) is een proces waarbij genetisch materiaal tussen twee organismen wordt uitgewisseld (genetische uitwisseling), zonder dat er een familierelatie is tussen de twee. Het overbrengen van genetisch materiaal van het ene organisme op het andere kan op natuurlijke wijze (waarschijnlijk voornamelijk bij zeer eenvoudige organismen), maar ook kunstmatig, door genetische manipulatie, gebeuren.
Horizontale genoverdracht is tegenovergesteld aan verticale genoverdracht, waarbij een organisme zijn genetisch materiaal van zijn ouders overneemt. In de genetica en de evolutietheorie zijn de meeste wetenschappelijke idee챘n gebaseerd op verticale genoverdracht, hoewel tegenwoordig de rol van horizontale genoverdracht een steeds grotere rol wordt toegedicht.
Mechanismen
Er zijn drie mechanismen waarop horizontale genoverdracht kan plaatsvinden:
- Transformatie vindt plaats als een cel vreemd genetisch materiaal ontvangt dat vervolgens tot expressie komt. De cel verandert hierdoor. Celtransformatie is veel voorkomend bij bacteri챘n maar zeldzamer in eukaryoten. Kunstmatige transformatie wordt gebruikt voor medische en industri챘le toepassingen door de moleculaire biologie en biotechnologie.
- Transductie, waarbij genetisch materiaal van de ene op de andere bacterie wordt overgedragen door een bacteri챘el virus (een bacteriofaag).
- Conjugatie, een proces waarbij door fysiek contact tussen twee cellen uitwisseling van genetisch materiaal plaatsvindt.
Voorkomen
Prokaryoten // Zie voor meer informatie het artikel prokaryoot.
Onderzoek naar prokaryotische organismen heeft laten zien dat in dergelijke simpele vormen van leven horizontale genoverdracht een zeer belangrijke rol speelt.[1][2]
Behalve tussen bacterieën van dezelfde soort kan horizontale genoverdracht ook plaatsvinden tussen zeer verschillende soorten. Men vermoedt dat het een belangrijke rol speelt bij het resistent worden van bacterieën tegen antibiotica. Als één cel resistent wordt, kan hij die eigenschap snel aan andere cellen doorgeven.
Eukaryoten //Zie voor meer informatie het artikel eukaryoten
Analyse van DNA-sequenties heeft het vermoeden opgeworpen dat bij sommige eencellige eukaryotische levensvormen ook horizontale genoverdracht voorkomt. Het ligt daarom voor de hand dat horizontale genoverdracht een belangrijk achterliggend mechanisme is in de evolutie van protisten.[3]
Bewijs voor horizontale genoverdracht bij eukaryoten is zowel gevonden in DNA van chloroplasten en mitochondriën als celkernen.
Over de rol van horizontale genoverdracht bij meercellige levensvormen verschillen de meningen: voorstanders denken dat bacterieën een rol spelen bij het overbrengen van genetisch materiaal tussen organismen,[4] tegenstanders denken dat horizontale genoverdracht slechts een rol van betekenis speelt bij bacterieën.[5]
Horizontale genoverdracht is waargenomen van bacterieën op bepaalde soorten schimmels, zoals de gist Saccharomyces cerevisiae.[6] Er zijn ook (betwiste) waarnemingen bekend van overname van genetisch materiaal van de endosymbiont Wolbachia door de adzukibonenkever (Callosobruchus chinensis).[7]
Betekenis voor biologische evolutie
In de genetica wordt aangenomen dat biologische evolutie verloopt door de overdracht van genen van ouders op nakomelingen (genen worden georven), waarbij door natuurlijke selectie en/of genetische mutaties de nakomelingen niet precies gelijk zijn aan de voorouders. Als sprake is van horizontale genoverdracht verloopt evolutie waarschijnlijk op een andere manier dan wanneer organismen hun erfelijk materiaal alleen van hun ouders kunnen krijgen.[8]
Volgens de Endosymbiontenhypothese zijn de eerste eukaryotische cellen waarschijnlijk ontstaan uit endosymbiontische bacterieën.[9] Uit de eukaryotische ééncelligen zijn vervolgens meercelligen ontstaan, waarbij volgens de wetenschappelijke consensus horizontale genoverdracht een veel kleinere rol speelt. Hieruit volgt dat er een periode is geweest waarin nog geen “moderne”, darwinistische evolutie plaatsvond.
Betekenis voor fylogenetica //Vergelijkingen van DNA-sequenties geven de indruk dat er vaker horizontale genoverdracht heeft plaatsgevonden, ook over de grenzen van fylogenetische domeinen. De fylogenetische geschiedenis van soorten zou in dat geval niet ontrafeld kunnen worden door alleen steeds verder vertakkende stamlijnen voor een bepaald gen te tekenen.[10]
Horizontale genoverdracht is daarom een mogelijke confounder bij het opstellen van stamlijnen gebaseerd op vergelijkingen van DNA-sequenties. Het probleem is dat bij deze vergelijkende onderzoeken vaak maar één gen gebruikt is. Twee soorten bacterieën die slechts ver verwant zijn maar juist dat gen hebben uitgewisseld zullen in de fylogenetische stamboom als nauw verwant worden weergegeven, zelfs al zijn de meeste andere genen verschillend. De fylogenetica probeert dit probleem te ontwijken door meer genen mee te nemen bij vergelijkend onderzoek.
Zo is het meest gebruikte gen bij fylogenetisch onderzoek naar prokaryoten het 16s rRNA gen, omdat de sequenties op dit gen bij nauwe verwantschap redelijk vergelijkbaar zijn. Recent is echter geopperd dat 16s rRNA genen ook horizontaal overgedragen kunnen worden, hoewel dit niet vaak voorkomt. Dit betekent dat alle eerder aan de hand van dit gen opgestelde fylogenetische stamlijnen opnieuw ter discussie staan.
Argument tegen genetische manipulatie ?
Aanhangers van de (omstreden) theorie dat horizontale genoverdracht ook bij hogere levensvormen voorkomt zoals Mae-Wan Ho hebben dit aangevoerd als argument tegen genetische manipulatie. Door horizontale genoverdracht zou kunstmatig genetisch materiaal veel makkelijker in de natuur terecht kunnen komen.
Zie ook
- genetische uitwisseling
- evolutiebiologie
- fylogenie
- endosymbiontenhypothese
- horizontale genoverdracht waarbij o.a. resistentie wordt verworven gebeurt via een conjugatiebuis of ‘pilus’. Korte uitleg: http://www.youtube.com/watch?v=pXifkkakzWA.
Uitwisseling DNA tussen bacteriën massaler dan gedacht
2 november 2011
http://www.nu.nl/wetenschap/2657105/uitwisseling-dna-tussen-bacterien-massaler-dan-gedacht.html
Amerikaanse wetenschappers hebben nu een gigantisch netwerk van recent uitgewisselde genen blootgelegd in meer dan 2000 bacteriën, verspreid over de hele wereld. Het betrof onder andere DNA dat betrokken is bij antibioticaresistentie. Het betekent dat genen zich nog sneller verspreiden dan gedacht. De resultaten zijn gepubliceerd in de Nature-uitgave van deze week.
Sinds de jaren vijftig is bekend dat bacteriën stukjes DNA aan elkaar kunnen overdragen. Zo passen ze zich snel aan op hun omgevingZe wisselen antibioticaresistentiegenen uit, maar ook genen om nieuwe stoffen als energiebron te kunnen gebruiken of om zware metalen te kunnen verwerken. Tot nu toe was niet bekend op welke schaal dit fenomeen optreedt.
Uitwisseling
De Amerikanen van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) vergeleken daarom de DNA-volgorde van 2.235 bacteriesoorten met elkaar, op zoek naar identieke genen. Die moesten het gevolg zijn van recente uitwisseling, zo redeneerden de wetenschappers, want anders had evolutie over tijd wel gezorgd voor verschillen in de DNA-volgorde.
De zoektocht leverde 10.000 genen op die via HGT door het bacterierijk vloeiden. Opvallend was dat zelfs totaal verschillende bacteriesoorten genen met elkaar uitwisselden en dat sommige identieke genen zich op duizenden kilometers van elkaar vandaan bevonden. Dat betekent dat genen zich razendsnel over de aarde kunnen verspreiden.
Gevaarlijk
Verontrustend was dat er bij zestig procent van de uitwisselgebeurtenissen tussen bacteriën die op en in de mens voorkomen een antibioticaresistentiegen betrokken was en dat er veel uitwisseling was tussen mensgeassocieerde bacteriën en hun tegenhangers in de veeteelt.
In de intensieve veeteelt wordt veel antibiotica gebruikt, wat leidt tot antibioticaresistente bacteriën. Als zulke resistenties hun weg vinden naar ziekteverwekkers dan kan dat leiden tot onbehandelbare en dus levensgevaarlijke varianten, zoals MRSA en EBSL
Resistente Schimmels
Per jaar overlijden in Nederland ongeveer 50 mensen aan een ernstige longinfectie die veroorzaakt wordt door een resistente stam van de schimmel Aspergillus fumigatus. Die stam kwam voor 2000 nog niet voor in Nederland, maar is door het gebruik van schimmelbestrijdingsmiddelen in de land- en tuinbouw aan een opmars bezig.
“Het is vermoedelijk een onbedoeld bijeffect van middelen die in het milieu worden gebruikt”, stelt arts-microbioloog Paul Verweij van het UMC St. Radboud in Nijmegen. Verweij deed onderzoek naar de resistente schimmel. “We vermoeden dat per jaar 200 tot 400 patiënten ernstig ziek worden door de schimmel, en dat tientallen van hen overlijden.”
Alleen maar mensen die al ziek zijn, kunnen extra ziek worden van de resistente schimmel. “Hij komt in de natuur veel voor; iedereen ademt de schimmels iedere dag in. Als je echter al verzwakt bent, word je er extra ziek van en kan je er zelfs aan overlijden”, aldus Verweij. (anp/svm)
Aspergillus fumigatus.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Aspergillus_fumigatus http://www.aspergillus.org.uk/
http://www.lifescript.com/health/centers/copd/related_conditions/aspergillosis.aspx
Normaliter is behandeling goed mogelijk met schimmelbestrijders. Maar steeds vaker komt het voor dat de aspergillusstam resistent is tegen de deze fungiciden.
Uit de landbouw is al langer bekend dat schimmels resistent kunnen raken tegen fungiciden. Dat is te verklaren doordat het gebruik van die fungiciden in bijvoorbeeld banaan en tarwe vaak hoog is. In de humane geneeskunde is het gebruik van schimmeldodende middelen echter zo laag dat resistentieontwikkeling in patiënten vrijwel niet voorkomt. De selectiedruk die leidt tot resistente Aspergillus-stammen vindt dus ergens anders plaats.
Resistente stammen
De onderzoekers ontdekten dat een deel van Aspergillus-stammen die ze her en der verzameld hadden inderdaad resistent was. Vervolgens testten ze of de gevonden stammen resistent waren tegen 30 landbouwfungiciden en tegen medicijnen met vergelijkbare actieve stoffen. Dit bleek het geval voor vijf fungiciden.
Ook keken de onderzoekers naar de interactie tussen de schimmels en de actieve stof in de fungiciden. Het gen van de schimmel codeert voor een eiwit met een driedimensionale structuur, waarop de actieve stof van het fungicide aangrijpt. De vijf fungiciden pasten als enige precies en dat is extra aanwijzing dat Aspergillus in het milieu onder selectiedruk staat.
Maar daarmee is nog niet verklaard hoe de resistentie optreedt en welke stof de verandering veroorzaakt. Het kan door een fungicide komen, maar ook door iets anders omdat vergelijkbare actieve stoffen ook veelvuldig gebruikt worden in verf, kit, kleding, behangplaksel en op schuttingen.
Het bewijs welke stof en toepassing de selectiedruk veroorzaakt, is nog niet geleverd. Onderzoekers van Wageningen univ werken nauw samen met onderzoekers van het Universitair Medisch Centrum St. Radboud om dit raadsel op te lossen.
Naar:
Het identificeren van de selectiedruk van fungiciden/biociden op Aspergillus fumigatus
Resistentie in Aspergillus fumigatus en Mycosphaerella graminicola en M. fijiensis tegen azoolfungiciden berust op analoge mechanismen (cyp51).
Resistente A. Fumigatus-stammen worden aangetroffen in het (landbouw)milieu en vertonen kruisresistentie met fungiciden.
http://www.doctorfungus.org/thefungi/Aspergillus_fumigatus.php
Genoverdracht van bacterie naar plant /Genoverdracht tussen bacterieën /Genoverdracht via virussen
Gentechnologie is gebaseerd op natuurlijke processen. Overdracht van genen treffen we in de natuur immers aan bij bacteriën en virussen. Die genoverdracht komt neer op een recombinatie van DNA.
http://bvj.methodesites.be/docs/Thema13Biotechnologie.pdf.
reticuloendotheliosis virus (REV),(2) in a herpesvirus,(3) Marek’s Disease virus (MDV).(4)
* Deze interactie heeft het potentieele vermogen om het specifiek gastheren – bereik en de fitness van deze ziekteverwekkende ( hier : hespes-)virussen
te verhogen en te resulteren in nieuwe infectieuze agentia en pathogenen .
* Dit verschijnsel laat eveneens toe genetisch materiaal uit te wisselen tussen deze virussen en de gastheercellen waarin ze zich samen reproduceren
Co-infection van dezelfde gastheecelr met beide virussen is vrij algemeen .
Deze studie duidt aan dat retrovirus direct in een herpesvirusgenoom kan integreren .
Specifiek, tonen wij de insertie aan van een non-acute retrovirus,( reticuloendotheliosisvirus(4 ), in een herpesvirus (Marek- ziektevirus (MDV)) genoom.
aanwezigheid van MDV in vitro ) voor , in een co-infectie-experiment op korte termijn.
De homologe sequenties van REV , worden gevonden in de LTR dgedeeltes van oncogeen MDV maar niet in non-oncogene MDV .
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/ICTVdb/Ictv/index.htm
tik in op de zoekmachine reticuloendotheliosis virus (REV)
http://www.merckvetmanual.com/mvm/index.jsp?cfile=htm/bc/203604.htm
Foto PNAS
De zeeslak Elysia chlorotica is niet alleen een dier, hij is ook een beetje een plant.
Ten minste één gen dat nodig is voor fotosynthese blijkt deel uit te maken van het eigen DNA van de slak.
Over die ontdekking schreven Amerikaanse onderzoekers in het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences.
De groene zeeslak doet dat door groene algen (Vaucheria litorea) leeg te zuigen. Niet al het algenmateriaal wordt verteerd. De zeeslak neemt de zogeheten bladgroenkorrels op in zijn cellen en laat deze door fotosynthese suikers produceren. Dat doen bladgroenkorrels in een alg of een plant ook.
Het mechanisme werkt zo goed dat zeeslakken die twee weken lang de juiste algen eten, de rest van hun leven geen voedsel meer nodig hebben. Dat betekent dat de zeeslak net als planten zijn eigen voedselvoorziening verzorgt.
Hoe Elysia chlorotica in staat was om de bladgroenkorrels aan de praat te houden buiten een plant was een raadsel. Bladgroenkorrels zijn compartimenten in een plantencel. Ze hebben eigen genen, maar zijn grotendeels afhankelijk van eiwitten die elders in de plant of alg worden gemaakt, met genen in de celkern.
Mary Rumpho van de universiteit van Maine ontdekte hoe de zeeslak dat probleem oplost. Hij heeft ten minste één cruciaal gen voor fotosynthese overgenomen van de alg Vaucheria en geïncorporeerd in zijn eigen DNA. Het ingebouwde gen, psbO, codeert voor een eiwit dat het element mangaan op zijn plaats houdt in een complex van eiwitten dat nodig is voor fotosynthese. Het is aannemelijk dat de zeeslak nog meer plantengenen heeft ingebouwd.
Maar blijkbaar is dit niet ingebouwd in het genoom van de verticaal door te geven voortplantingscellen .De nieuwe zeeslak zygotye moet dus eerst de juiste algen eten voor deze genen kunnen worden ingebouwd in de somatische genomen ….
Elysia chlorotica heeft aan twaalf uurtjes licht per dag genoeg en hoegt niet noodzakelijk
voedsel tot zich te nemen op de wijze die wij gewend zijn te zien bij dieren.
Hoe het beestje aan deze functionaliteit gekomen is, is nog niet exact bekend.
Duidelijk lijkt wel dat het op de één of andere manier gelukt is om de genen van de algen
die het eet op te nemen in het eigen genoom.
Een gegeven dat al lang bekend is bij wetenschappers, maar nog niet inzichtelijk gemaakt is.
Voor fotosynthese heb je chlorofyl nodig, maar ook chloroplasten.
Voor het eerste wordt gecodeert door genen van het beestje,
maar het tweede genetische programma moeten ze via het eten van algen verkrijgen.
Het zou kunnen dat slakken het gen ( de genen )voor de chloroplasten constructie
zijn verloren / of dat er een paar kapot zijn gemuteerd ( net zoals bij het gulo
gen gebeurde en er daarna een gen product (vitC)moest worden opgenomen uit het voedsel
(bij de mens en zijn naaste verwanten )
Een tweede mogelijkheid is dat er een erv in het spel is
: bijvoorbeeld :als een van de voorouders van dit beestje ooit eens geinfecteerd is geraakt
met een virus die genen voor fotosynthese in zijn pool had zitten.
Het is sinds enige tijd bekend dat virussen soms het DNA aanpassen van de geinfecteerde gast cel, als dit gebeurd in een aantal zaadcellen kan deze verandering doorgegeven worden aan het nageslacht. HGT dus
Maar in dit geval is en blijft het ook net als de eerstvermelde mogelijkheid een werkhypothese,
http://www.livescience.com/animals/green-slug-animal-plant-100112.html
“Plantaardige “salamander uitgeplozen
http://noorderlicht.vpro.nl/noorderlog/bericht/44613500/
5-04-2011
Amfibielarven kunnen zonne-energie oogsten dankzij algen in hun cellen. Dat begint al heel vroeg.
Bioloog Ryan Kerney maakte het vorig jaar al op een congres bekend. Nu heeft het ook de kritische blik van collega’s doorstaan en staat het in de wetenschappelijke literatuur: er bestaan salamanders die als embryo voor een deel bestaan uit algen. De eencellige plantjes zitten niet alleen in de eimassa, maar nestelen zich ook in de cellen van de dieren. Voor de zich ontwikkelende salamandertjes levert dat extra voedingsstoffen op, zodat ze sneller groeien. Later in hun leven hebben ze niets meer aan algen in hun cellen, want dan slijten ze hun dagen voornamelijk onder de grond, waar het donker is.
Een van de grote vragen is, hoe het komt dat het afweersysteem van de salamandertjes de algen niet aanvalt. Waarschijnlijk is het antwoord, dat de invasie al plaatsvindt voordat er afweercellen zijn. Misschien zelfs al voor de eieren gelegd zijn, in de eileider van moeder salamander. Omdat ze er bijna vanaf het begin zijn, worden ze niet als ‘vreemd’ gezien. Ook is nog onduidelijk hoe de algjes zich in de cellen weten te werken. Ze moeten daarvoor niet naar het licht toe bewegen, zoals gebruikelijk, maar juist richting donker. Waarschijnlijk worden ze gelokt door de stikstof die de salamanderembryo’s uitwasemen. Dat is afval voor het dier, maar voedsel voor de plant.
Je kunt je ook nog afvragen waarom deze samenwerkingsconstructie niet meer in de natuur te vinden is. Een dier met plantencellen in zich kan vrijwel leven van licht alleen, en dat is natuurlijk heel handig. Misschien komt het wél meer voor, maar hebben we nog niet goed genoeg gezocht, oppert Kerney in PNAS. Voorlopig is de gevlekte salamander echter het enige gewervelde dier dat deels plantaardig is.
Elmar Veerman
Salamanders op zonne-energie
wo 4-08-2010
http://noorderlicht.vpro.nl/noorderlog/bericht/43779269/
Gewervelde dieren die in hun cellen algen kweken en zo zonne-energie oogsten? Klinkt bizar, maar ze blijken echt te bestaan.
Embryo’s van de gevlekte molsalamander (Ambystoma maculatum) worden al tientallen jaren bestudeerd, maar tot nu toe had niemand opgemerkt wat bioloog Ryan Kerney vorige week op een congres bekendmaakte: dat die aanstaande salamandertjes van binnen bezaaid zijn met eencellige algen. Het is al lang bekend dat de larven een innige relatie onderhouden met de algen van de soort Oophila amblystomatis – Oophila betekent zelfs ‘liefhebber van eieren’. Maar de onderzoekers dachten altijd dat de algjes zich buiten de cellen ophielden, en daar profiteerden van de afvalstoffen die zo’n embryo uitstoot. Kerney keek nog eens goed en merkte op dat de cellen ook van binnen groene puntjes bevatten. Er zitten algen in. Dat is spectaculair, want nog nooit eerder gezien bij gewervelde dieren. Wel bij koralen en bij zeeslakken, wat ook al behoorlijk bizar is.
Bij nader onderzoek zag hij dat de algen in de salamandercellen meestal vergezeld waren door meerdere mitochondriën, de energieleveranciers van de cel. Handig, want die kunnen de afvalstoffen van de alg (zuurstof en koolwaterstoffen) direct gebruiken, terwijl de alg juist hun CO2 graag lust. Nu is de vraag natuurlijk hoe die algen in de cellen terechtkomen, en waarom het afweersysteem van de salamanders geen korte metten met ze maakt. Van het laatste is nog vrij weinig bekend, maar over het binnenkomen heeft Kerney wel een idee. Op het moment dat het zenuwstelsel zich begint te vormen, is namelijk extra algenactiviteit te zien vlak buiten het embryo. Dat zal waarschijnlijk ook het moment zijn waarop ze enteren.
De embryo’s zijn trouwens omringd door een gelei-achtige massa, net als bij kikkers. Kerney heeft ontdekt dat in de eileiders van volwassen salamanders, de plaats waar die gelei gevormd wordt, dezelfde eencellige algen voorkomen. Het zit er dus dik in dat moeder salamander ze expres aan haar nageslacht meegeeft. Uit eerder onderzoek was al gebleken dat salamanderembryo’s van deze soort langzamer groeien als er geen algen aan te pas komen. Lees een uitgebreider verhaal over deze ontdekking bij Nature News.
Elmar Veerman
Aan een volwassen gevlekte salamander is niet te zien dat hij in zijn jeugd deels op zonne-energie heeft geleefd. (Foto dmills727 / Flickr)
Maar aan het dril is duidelijk te zien dat er groene algen actief zijn. Ook in de embryo’s zelf dus, de streepjes in de geleimassa. (Foto dmills727 / Flickr)
Mole Salamanders // http://www.vernalpool.org/inf_mol.htm
___________________________________________________________________
SCIENCEMAG UPDATES 2013
°
Horizontal transfers were long thought to be specific to Prokaryotes, with the exception of the spread of transposable elements among closely related species and of intracellular transfer from mitochondria and plastids
to the nuclear genome (5, 6).
Recent studies report an increasing number of transfers into eukaryotic genomes from other, less ancient organelles (7), endosymbionts (8), and free-living organisms (9), showing that genetic diversification by horizontal transfer propels
eukaryotic evolution (see the figure).
For example, more than 5% of the gene repertoire of the diatom Phaeodactylum tricornutum probably originated from bacteria
http://www.sciencemag.org/content/339/6124/1154
Evolution
With a Little Help from Prokaryotes
Organisms need to innovate to tackle new challenges. This can be achieved by tinkering with their genetic repertoires.
Gene or genome duplications followed by evolution into new functions have thus shaped eukaryotic genomes (1).
Alternatively, organisms may acquire other organisms’ innovations by horizontal gene transfer. Bacteria and Archaea (Prokaryotes) adapt predominantly by transfer
(2), and closely related strains of the same species can differ by a large fraction of their genes repertoires
(3). On page 1207 of this issue, Schönknecht et al. (4) present evidence of massive gene transfers from Prokaryotes to a eukaryote, the unicellular red alga Galdieria sulphuraria.
Gene Transfer from Bacteria and Archaea Facilitated
Evolution of an Extremophilic Eukaryote
Some microbial eukaryotes, such as the extremophilic red alga Galdieria sulphuraria, live in hot, toxic metal-rich, acidic environments.
To elucidate the underlying molecular mechanisms of adaptation, we sequenced the 13.7-megabase genome of G. sulphuraria.
This alga shows an enormous metabolic flexibility, growing either photoautotrophically or heterotrophically on more than 50 carbon sources.
Environmental adaptation seems to have been facilitated by horizontal gene transfer from various bacteria and archaea, often followed by gene family expansion.
At least 5% of protein-coding genes of G. sulphuraria were probably acquired horizontally. These proteins are involved in ecologically important processes ranging from heavy-metal detoxification to
glycerol uptake and metabolism. Thus, our findings show that a pan-domain gene pool has facilitated environmental adaptation in this unicellular eukaryote.
Pingback: Wolbachia Bacterieën « Tsjok's blog
Pingback: INHOUD L/M/N « Tsjok's blog
Pingback: INHOUD GLOS H « Tsjok's blog
Pingback: Mariene Microbiologie | Tsjok's blog
Pingback: BACTERIOFAAG | Tsjok's blog
Pingback: (NESTED Hierarchies ) GENESTE HIERARCHIEEEN | Tsjok's blog