Overzicht Geschiedenis ; archeologie Amerika


Zeer simpel overzicht geschiedenis Amerika tot 1492 (Columbus komt aan op Bahama’s):
jaartallen in BC, voor Christus en AD, na Christus

” Indianen “

Daar de benaming “Indiaan” vanuit een westers standpunt uitgaat, zijn er verschillende alternatieve benamingen in zwang geraakt. De in de Verenigde Staten van Amerika politiek correcte aanduiding is Native Americans (oorspronkelijke Amerikanen).

De benaming First Nations/Premières Nations wordt vooral gebruikt in Canada.

 In Latijns-Amerika worden de Indianen officieel indígenas (inheemsen) genoemd.

In de wetenschappelijke wereld spreekt men ook wel van Amerindiërs of Amerindianen.

Dergelijke kwesties doen zich ook voor bij individuele volkeren; de naam die de Europeanen of buurstammen aan volkeren gaven worden steeds meer vervangen door de namen die volkeren aan zichzelf gaven.

In plaats van Irokezen spreekt men bijvoorbeeld steeds vaker van Haudenosaunee. Andere naamsveranderingen zijn onder andere Lakhota voor Sioux, Mexica voor Azteken, Ñudzahui voor Mixteken en Mapuche voor Araucaniërs.

Noord-Amerika
Bij de komst van Columbus was Noord-Amerika verdeeld in een aantal cultuurregio’s.

De bekendste zijn die van het uiterste noorden (Arctisch gebied) en die van de prairies in het Midden-Westen, de Great Plains. De meeste mensen woonden hier langs de rivieren en waren boer. In het oosten en zuidwesten van Noord-Amerika woonden ook boeren.

De belangrijkste gewassen, evenals op de Great Plains, waren mais, bonen en pompoenen. Deze waren oorspronkelijk afkomstig uit Mexico. Verder werd in het zuidwesten katoen en in het oosten onder andere zonnebloemen verbouwd. Tabak werd in nagenoeg de gehele huidige Verenigde Staten en het zuiden van Canada aangeplant.

Het stereotype beeld van “de indiaan” (nomadische volkeren die, met geweer, te paard enorme kuddes bizons achtervolgden) is gebaseerd op de Prairie-volkeren uit de negentiende eeuw.

Dit wil niet zeggen dat voor Columbus, dus zonder paarden en vuurwapens, geen jacht werd gemaakt op de bizon of andere dieren. Vooral in het noordelijke gedeelte van de Great Plains zijn veel zogenaamde “Buffalo Jumps“. Hier werden bizons in een ravijn gejaagd, waar ze te pletter vielen. Bij de Buffalo Jump Head-Smashed-In in Alberta, Canada, is een museum gevestigd waar te zien is hoe dit in zijn werk ging.[1]

Centraal-Amerika
Centraal-Amerika (Mexico tot en met Panama) in 1492 wordt door archeologen en historici opgedeeld in twee hoofdgebieden, te weten Meso-Amerika (bestaande uit het centrale en zuidelijke deel van Mexico, Belize, Guatemala, El Salvador en delen van Honduras, Nicaragua en Costa Rica) en Centraal-Amerika (bestaande uit de moderne staat Panama en grote delen van Costa Rica, Nicaragua en Honduras).

Meso-Amerika is het gebied van beroemde volkeren als de Azteken en de Maya’s. Tevens is dit een van de zes gebieden op de wereld (de andere zijn de centrale Andes, Egypte, Mesopotamië, de Indus vallei en China) waar zeer vroeg technologisch complexe culturen zijn ontstaan. De meeste mensen woonden hier in steden of waren boer.

Midden-Amerika werd lange tijd gezien als “overgangsgebied” tussen de “hoge culturen” van Meso-Amerika en de Andes. Op die reden werden Colombia en Ecuador er nogal eens aan toegevoegd. Tegenwoordig staat Centraal-Amerika meer op zichzelf en krijgt het een eigen plaats in de inheemse geschiedenis. Ook hier woonden bij komst van Columbus voornamelijk boeren.

Zuid-Amerika
Ook Zuid-Amerika is, evenals de voornoemde gebieden, opgedeeld in cultuurregio’s. De Andes en het Amazonegebied zijn het bekendst, maar zowel cultureel als historisch gezien hoort hetCaribisch gebied hierbij. Alleen in het uiterste zuiden (Patagonië) werd er niet aan landbouw gedaan maar ook hier is het beeld van de nomadische indiaan te paard (bekend van de gaucho’s) afkomstig van de periode na de komst van de Europeanen. Datzelfde geldt voor de grote veestapels van de noordelijker gelegen pampa. Ook runderen werden ingevoerd door de Europeanen. De Andes en Peru zijn bijna synoniem aan de Inka’s. Toch zijn zij relatieve laatkomers in dit gebied. Toen de Spanjaarden in 1532 de Inkavorst Atahualpa gevangen namen, bestond het rijk nog geen honderd jaar.
Indianen uitleggen aan europeanen

Is het Eskimo of Inuit?
alle twee.
Er zijn verschillende Eskimo volkeren die zich niet allemaal Inuit noemen.
Ze wonen in Siberië, Alaska, noord Canada en Groenland.
De Eskimo’s op Groenland noemen zichzelf Kalaallit en die van Alaska Yupit of Iñupiat.
Eigenlijk zijn alleen de Eskimo’s van Quebec (Canada) Inuit.
Overigens zijn al deze woorden in het meervoud (de -t uitgang). Het enkelvoud voor Inuit = inuk (mens).

Hoe zit het met dat Eskimo-woord voor “sneeuw”? Zijn dat er nu honderden of is dat echt onzin?
Het zijn er in ieder geval geen honderden, maar het is er ook niet 1.
Het antwoord is eigenlijk erg eenvoudig als men zich realiseert dat er verschillende Eskimo volkeren zijn (zie boven) en dus ook verschillende Eskimo talen…
Al deze talen hebben verschillende woorden voor “sneeuw” en dus zijn er meerdere “Eskimo woorden” voor dat begrip.
Verder, omdat ze in een regio leven waar het erg van belang is om verschillende sneeuwsoorten uit elkaar te halen, hebben ze ook woorden voor die verschillende soorten.
Punt is allen dat wij dat ook hebben zonder dat we ons dit beseffen, bijvoorbeeld: paksneeuw & natte sneeuw.
Omdat de Eskimo’s veel meer met sneeuw te maken hebben dan wij, is het logisch dat ze meer van dit soort woorden hebben.
Ze hebben bijvoorbeeld weer minder woorden voor verschillende soorten regen dan wij omdat het hier veel meer regent dan daar.

Zijn Eskimo’s eigenlijk indianen?
Officieel, dwz. volgens de Groenlandse (Deense), Canadese, Amerikaanse en Russische wetgeving, niet.
Zo komt het dat er noch in Denemarken, noch in Rusland indianen wonen maar wél inheemse Amerikanen.(native americans ) in canada en  verenigde staten
Inheemse Amerikanen(–> Native americans ) zijn volgens die  wetgevingen  afstammelingen van de mensen die in Amerika woonden voordat de Europeanen daar kwamen.

Uiteraard zijn de Eskimo’s in Siberië ook inheemse Siberiërs aangezien zij al in Siberië woonden voordat de Europeanen (Russen) daar kwamen.

Canada heeft grofweg drie categorieën “inheemse Amerikanen”:
 Indianen, Eskimo’s en Métis.
Métis zijn mensen van gemengde afkomst, meestal van Europese (voornamelijk Franse) mannen en indiaanse (voornamelijk Cree) vrouwen.

Als er verschil is tussen Esmimo’s en Indianen… zijn indianen dan één volk? Bestaat er zo iets als “de indianen” zoals bijvoorbeeld “de Engelsen” of “de Fransen”?:
nee. Dat is misschien wel een van de grootste misvattingen van “indiaans-Amerika”.
De term “indianen”, zoals iedereen weet, komt van Columbus.
Echter niet aan Noord-Amerikaanse indianen maar aan indianen van het Caribisch gebied.
*  Later werd de term gebruikt voor alle bewoners van het Amerikaanse continent.
Nadat de naam “Amerika” was bedacht, werden ze ook wel “Amerikanen” genoemd maar sinds 1776 (onafhankelijkheid van de VS) is die term een beetje onhandig.
Het zou historisch juist zijn om de term “indianen” te vervangen voor de term “Amerikanen” want dat is wat ze zijn, niet te vergelijken met Engelsen of Fransen maar met Europeanen of Afrikanen.

Net zoals er geen 1 Europees volk is, is er geen 1 Amerikaans (Indiaans) volk.
Zélfs binnen de VS of Canada.
Een indiaan uit Florida verschilt net zoveel van een indiaan uit New York (staat) als een Zweed verschilt van een Italiaan.
In Noord-Amerika (VS, Canada en Groenland) zijn er vandaag de dag ongeveer 350 verschillende indiaanse volkeren.
Allemaal hebben ze een eigen taal, eigen cultuur, eigen gebruiken en gewoontes.
Net als de verschillende Europese of Afrikaanse volkeren dat hebben.

Tipi’s of wigwams? Of is het hetzelfde?
het is niet hetzelfde maar betekend wel beide “huis”.
Een tipi is een tent, oorspronkelijk meestal gemaakt van dierenhuiden, in een piek en vooral veel voorkomend op de grasvlaktes van Noord-Amerika.
Het woord komt uit het “Lakhota”, beter bekend als “Sioux”. Dit is de stereotype indiaanse woning die je overal tegenkomt.
Een wigwam is (meestal) meer een soort van (ronde) hut van boomstammen, schors, aarde, etc…
Het volk dat in wigwams woonde, leefde in het oosten van Canada. Overigens werd de term in verschillende aan elkaar verwante talen gebruikt voor heel verschillende soorten woningen (dat hing af van het volk),
juist omdat het gewoon “huis” betekent.

Totempalen? Waren die om mensen aan vast te binden of niet? Hadden alle indianen totempalen?
totempalen waren niet om mensen aan vast te binden en ze waren alleen in gebruik bij indianen aan de zogenaamde Noordwestkust van Noord-Amerika (zuid Alaska tot noord Californië).
Deze mensen hadden dus geen tipi’s en totempalen en tipi’s horen dan ook niet bij elkaar.
Totempalen waren (eenvoudig gezegd) meer een soort grote naambordjes voor ‘aan’ de deur.
De huizen waar de Noordwestkust mensen in woonden waren gemaakt van grote, dikke houten planken.
De totempaal stond voor zo’n huis en gaf o.a. aan welke families er in het huis woonden.
Totempalen werden dan ook nooit vereerd en zeker niet gebruikt om er mensen aan vast te binden.

Als er zoveel verschillende indianen zijn, waarom zien ze er dan allemaal ongeveer hetzelfde uit?
Zet een IJslander, een Nederlander, een Rus, een Duitser, een Kroaat, een Griek, een Italiaan, een Fransman en een Portugees naast elkaar en laat willekeurig iemand op straat raden wie de Nederlander is.
Bijna iedereen zal kiezen voor de persoon met blond haar en blauwe ogen.
Mis. Dat was de IJslander.
De Nederlander is juist degene met het zwarte haar en de donkere ogen, diegene waarvan men dacht dat die wel uit Zuid-Europa zou komen.

Stel nu eens een willekeurige Chinees dezelfde vraag en wellicht, ongehinderd door stereotypen over Noord- en Zuid-Europeanen, zal hij in één keer de juiste persoon met het zwarte haar en de donkere ogen aanwijzen.
Zo is het ook met indianen.
Alle Aziaten en Afrikanen zien er voor de gemiddelde Europeaan ook allemaal ongeveer hetzelfde uit en onze Chinees zal ook vinden dat alle Europeanen er ongeveer hetzelfde uitzien.

Sommige Europeanen zijn blond en andere donker… alle indianen hebben toch zwart haar, enigszins Aziatische ogen en de mannen geen baardgroei?
Nee. Kijk naar de zwarte Afrikanen. Hebben zij niet allemaal zwart haar?
En de Aziaten? Hebben alle zwarte Afrikanen kroeshaar? Alle oost-Aziaten typische “Aziatische ogen”?
Over de haarkleur: indianen hebben niet allemaal zwart haar, het varieert meestal van lichtbruin tot zwart.
Net als bij de meeste mensen op aarde. Blonde mensen zijn betrekkelijk zeldzaam en komen eigenlijk alleen maar veelvuldig voor in Noord-Europa en een plek waar niemand dat zou verwachten:
bij (zwarte) Aboriginals in oost-Australië.
Dan de ogen. Lang niet alle indianen hebben zogenoemde “Aziatische ogen”.
De Eskimo’s (officieel geen indianen, zie boven) hebben ze het meest maar bijvoorbeeld in het oosten van wat nu de VS is en in grote delen van Latijns-Amerika (vanaf Mexico tot Chili en Argentinië) komt het verschijnsel
veel minder voor.

Overigens komen “Aziatische ogen” ook voor in bijvoorbeeld Afrika bij de volkeren die wij “Bosjesmannen en Hottentotten” plegen te noemen.
Ook het gebrek aan baardgroei bij indiaanse mannen is een mythe.
Aan bijvoorbeeld de eerder genoemde Noordwestkust hebben indiaanse mannen een vrij sterke baardgroei, de Eskimo’s en de indianen van Californië hebben het ook, evenals verder zuidelijk, indianen in Mexico of Chili.
Dit geeft trouwens wel te denken aangezien dit allemaal gebieden zijn in het westelijke deel van het continent. Indianen in het oosten (zowel in Noord-Amerika als in Latijns-Amerika) hebben over het algemeen veel minder baardgroei.

Oorsprong
De vraag waar de Amerikaanse Indianen vandaan komen speelt voor de Europeanen al sinds de komst van de Spanjaarden in Amerika.

De paus besloot uiteindelijk dat het zonen en dochters van Adam en Eva en waren en dat ze dus, net als alle mensen, ooit vanuit het Paradijs in Amerika gekomen moesten zijn. De indianen hadden (en hebben) zelf uiteraard eigen theorieën over hun oorsprong.

De Westerse wetenschap is zich vrij recent bezig gaan houden met het vraagstuk. Tot voor kort werd door bijna iedereen aangenomen dat de eerste Amerikanen over de toen drooggevallen Beringstraat (tussen Siberië en Alaska) vanuit Oost-Azië naar Amerika waren gekomen. Dit zou gebeurd zijn aan het begin van het Holoceen, ongeveer 10.000 jaar geleden.

Tegenwoordig is de vraag weer helemaal open. De belangrijkste concurrerende theorie van de Beringstraat-theorie richt zich op de westkust van het werelddeel. De eerste Amerikanen zouden in bootjes vanuit Azië naar en uiteindelijk langs de westkust van Amerika zijn gevaren.

Voordeel van deze theorie is dat men niet afhankelijk is van een ijstijd, een landbrug of een ijsvrije corridor (zoals in de Beringstraat-theorie). De geleidelijke migratie vanuit Azië naar Amerika kan dus op elk willekeurig tijdstip hebben plaatsgehad. Taalkundige, archeologische en genetische aanwijzingen lijken aan te tonen dat dit proces zich ongeveer 40.000 tot 30.000 jaar geleden heeft afgespeeld. Harde bewijzen ontbreken vooralsnog echter, net als bij de Beringstraat-theorie.

Andere theorieën met minder wetenschappelijke aanhang zijn de directe oversteek van de Grote Oceaan (vanuit Australië of Zuid-oost Azië), een route via Antarctica (Paul Rivet), vanuit Europa (overeenkomst de structuur van oude speerpunten) of direct vanuit Afrika (vroege bewoning van Oost-Brazilië door “Afrikaans” aandoende mensen).

Archeologische vondsten van 7.000 jaar oud in Argentinië

Een groep Argentijnse onderzoekers heeft bij de kustplaats Monte Hermoso (partido), in de provincie Buenos Aires, sporen van een 7.000 jaar oude nederzetting aangetroffen. Op de site zijn voedingsresten en houten, stenen en benen gebruiksvoorwerpen aangetroffen. Veel vondsten zijn uitzonderlijk goed bewaard gebleven.De site was al 25 jaar bekend, maar was nog niet onderzocht omdat er een dikke laag zand ligt en de plek alleen bij laagwater toegankelijk is. Volgens de onderzoekers is sprake van een aantal “unieke vondsten”, want houten voorwerpen blijven in de regio zelden zo lang bewaard.
(afp/tdb)
NOORD AMERIKA
3 januari 2014

Oudste voetafdrukken uit Noord-Amerika gedateerd

Wetenschappers hebben de oudste menselijke voetsporen uit Noord-Amerika gedateerd.

 

tufa footprints

Gonzalez et al., 2009.

Twee voetafdrukken die in 1961 zijn aangetroffen in de Chihuahuawoestijn en inmiddels worden bewaard in een plaatselijk museum, blijken ongeveer 10.500 jaar oud te zijn.Een ander paar prehistorische voetstappen uit hetzelfde gebied, is naar schatting 7.000 jaar oud.

Dat melden Britse onderzoekers in het wetenschappelijk tijdschriftJournal of Archeological Science.

Uranium

De wetenschappers kwamen tot hun bevindingen door minieme hoeveelheden uranium in de voetsporen te onderzoeken. Uranium verandert in de loop van duizenden jaren langzaam in de stof thorium.

Door het opgetreden verval van het uranium zeer precies te meten, slaagden de  onderzoekers erin om de ouderdom van de sporen bij benadering te bepalen.

De wetenschappers vermoeden dat beide onderzochte voetsporen afkomstig zijn van nomadische jagerverzamelaars.

Klimaat

De voetafdrukken bevatten ook informatie over het klimaat dat 10.000 jaar geleden heerste in de Chihuahuawoestijn. De sporen zijn namelijk bewaard gebleven in travertijn. Dit gesteente ontstaat als er water door kalksteen sijpelt.

De aanwezigheid van travertijn suggereert dat de woestijn enkele duizenden jaren geleden geen droog gebied was.

“De voetstappen laten zien dat de woestijn gedurende het Holoceen net uit een ijstijd kwam”, verklaart onderzoeker Nick Felstead van Durham University op Planet Earth Online. “Het biedt ons een blik op een tijd waarin deze woestijn nog vochtig genoeg was om veel meer levensvormen te ondersteunen dan nu.”

Door: NU.nl/Dennis Rijnvis

Walvis al drieduizend jaar het haasje

http://noorderlicht.vpro.nl/noorderlog/bericht/39435334/

Bruno van Wayenburg

Sluit dit venster

Het bewuste bot, met jagers, walvissen, boten, zeehonden (Un’en’en team).

Inuit

of jagers van een vergelijkbare cultuur jagen al drieduizend jaar op walvissen. Dat blijkt uit duidelijke afbeeldingen van het harpoeneren van een walvis, gevonden op een bewerkt stuk ivoor.

Russische en Amerikaanse archeologen vonden het ivoor afgelopen zomer in een baai in Un’en’en, in het uiterste oostelijke puntje van Rusland, vlakbij de Beringstraat. Daniel Odess van de Universiteit van Fairbanks, Alaska, presenteerde de vondst vorige week op een congres van de Society for American Archeology in het Canadese Vancouver.

Walvisjagen is belangrijk in de Inuit-cultuur. Voor het najagen en harpoeneren van een walvis is samenwerking en organisatie nodig, en bovendien ook een boot. Oude afbeeldingen van walvisvaarders waren al eerder gevonden in Zuid- Korea, maar die kunnen niet gedateerd worden. En andere, drieduizend jaar oude sporen van walvisoverblijfselen in kampementen zouden ook afkomstig kunnen zijn van aangespoelde walvissen.

Het nu gevonden stuk ivoor beeldt onmiskenbaar de walvisjacht af. De leeftijd is bepaald aan de hand van koolstof-14-bepalingen van de aarde waarin het gevonden is.

http://www.nature.com/news/2008/080331/full/news.2008.714.html

4.000 jaar oud DNA van Inuit onthuld

Gepubliceerd: 11 februari 2010

Reconstructie van een Inuit die 4.000 jaar geleden leefde in Groenland.  (Illustratie Alex Staroseltsev)

 Uit een 4.000 jaar oud plukje haar is een redelijk compleet genoom van een oude eskimo (Inuit) gereconstrueerd. Het is het eerste genoom van een prehistorische mens, vandaag gepubliceerd in Nature.

En daardoor weten we nu dat deze man uit Qeqertasussuk, Groenland, bruine ogen had, en donker en dik haar, bloedgroep A+, een grote kans op kaalheid én droge oorsmeer. Ook is nu duidelijk dat de leden van de Saqqaq-cultuur, de oudste menselijke cultuur op Groenland waartoe deze man behoorde, hoogstwaarschijnlijk linea recta uit Oost-Azië naar Groenland zijn gekomen. Tot nu toe werd vaak aangenomen dat de Saqqaq een afsplitsing vormden van indianenvolkeren die al langer in Noord-Amerika verbleven. De man blijkt het nauwst verwant met volkeren die nu ten westen van de Beringstraat leefden. Vorig jaar werd al een klein deel van zijn DNA (uit de mitochondriën) gepubliceerd. Analyses wezen toen ook al naar een herkomst uit Oost-Azië. Bij de huidige Inuit zijn wel veel genetische sporen van indianen (en Europeanen) aanwezig.

De reconstructie was alleen mogelijk met de allernieuwste genetische technieken. Daarbij worden de korte half vergane DNA-fragmenten uit het haar vergeleken met het bekende menselijke genoom, en zo op de juiste plaats gelegd.

Harpoen die Inuit eskimo’s gebruikten.
Illu. Alex Staroseltsev

Speerpunten van de Saqqaq cultuur, afkomstig uit dezelfde vindplaats als de haarpluk.

De hoofdonderzoeker, Eske Willerslev van het Deense Centre for GeoGenetics, was al eens op zoek naar haar geweest bij archeologische opgravingen in het Groenlandse ijs, maar uiteindelijk werd het haar gevonden in een Kopenhaags museum.

Het onderzoek is een bewijs dat haar een belangrijke bron voor prehistorisch DNA kan zijn, maar waarschijnlijk alleen in koude streken. Tot nu werden stukken prehistorisch DNA (zoals van Neanderthalers en onlangs nog van een 30.000 jaar oude man uit Kostensti) gewonnen uit botten.

Man gereconstrueerd uit haarpluk

Vierduizend jaar oud menselijk DNA ontrafeld

http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/43085404/

Voor het eerst is het genoom van een persoon uit de oudheid in detail blootgelegd. Dat claimen wetenschappers, die een getinte man met een woest uiterlijk en droog oorsmeer reconstrueerden uit een vierduizend jaar oude haarpluk.

Een pluk menselijk haar die eerst vierduizend jaar in de permafrost en daarna ruim twintig jaar ‘op de plank’ in een museum heeft gelegen, staat nu plotseling in de schijnwerpers. Hij werd in 1986 opgegraven in de archeologische vindplaats bij de nederzetting Saqqaq, in het westen van Groenland. In deze contreien leefde ongeveer 2800 tot 4500 jaar geleden het oudst bekende Paleo-Eskimovolk van West- en Zuid-Groenland. Van hun Saqqaq cultuur zijn veel historische voorwerpen bewaard gebleven, evenals enkele menselijke resten. Waaronder dus dat haar.

Onderzoeker Eske Willerslev hoorde bij toeval van het bestaan ervan, nadat hij zelf al een paar keer tevergeefs op Groenland op zoek was gegaan naar oude menselijke resten, waaruit hij DNA wilde isoleren.

Na vierduizend jaar in de permafrost bleek het menselijke haar wonderbaarlijk goed geconserveerd. Dankzij de enorme technische ontwikkeling in DNA-technieken wist Willerslev samen met een internationale groep wetenschappers de man achter de haarpluk vrij gedetailleerd te reconstrueren, zo schrijven ze deze week in Nature. Zo konden ze bijvoorbeeld aantonen dat de oorsprong van de man bij oervolken in Siberië ligt. Daarmee slaat het onderzoeksteam een interessante brug naar het 1000 Genomes Project. Dit initiatief ontwikkelt een database met de genetische eigenschappen van duizend mensen van verschillende etnische achtergronden. De koppeling naar het DNA-patroon van onze verre voorouders kan nieuwe inzichten geven in onze eigen afkomst.

Ingevroren mammoets
DNA-analyse van oude menselijke resten is natuurlijk niet helemaal nieuw. Wetenschappers weten uit botten al steeds meer stukjes DNA van Neanderthalers in kaart te brengen. Hetzelfde werd gedaan met weefsel afkomstig van de huid van mummies. Maar makkelijk is anders, want veel van dat stokoude DNA-materiaal is grotendeels vergaan en vervuild met nieuw menselijk DNA. Om nog maar te zwijgen van de ruimschoots aanwezige kolonies aan schimmels en bacteriën.

DNA blijkt echter bijzonder goed bewaard te blijven in haar. En als het dan ook nog eens in de permafrost ligt, is er minimale kans op vervuiling. Van ingevroren mammoeten was bijvoorbeeld al bekend dat hun haar nauwelijks besmet is met schimmels of bacteriën. En datzelfde ging op voor de menselijke haarpluk uit Saqqaq: het DNA was nauwelijks besmet en kwam voor 84 procent van de oorspronkelijke persoon.

Migratie naar Groenland
Tijdens het onderzoek werden uit de haarpluk meer dan 35 duizend typerende plekken in het DNA uit het genoom van de vierduizend jaar oude mens bepaald. Deze eigenschappen worden bepaald door plaatselijke verschillen in de basenparen van het DNA, waarvan er in totaal drie miljoen zijn. De gevonden eigenschappen waren voor de onderzoekers echter ruim voldoende om nog aardig wat te weten te komen over de oorspronkelijke eigenaar van het plukje haar.

Het betreft een man met bruine ogen, een getinte huid, dik donker haar en een verhoogde aanleg voor kaalheid. Zijn bloedgroep is A+ en hij heeft enkele karakteristieken die typerend zijn voor Aziatische mensen. Zoals ‘schepvormige’ voortanden en droog oorsmeer. Verder had de man een lichaamsbouw en stofwisseling die passen bij die van volkeren die in een koud klimaat leven. Aan de hand van deze en meer unieke genetische kenmerken hebben de wetenschappers ook geprobeerd om het woeste uiterlijk van de man te reconstrueren.

Inteelt
De onderzoekers vergeleken de typerende eigenschappen uit het genoom van de man met die van mensen uit verschillende verwante volken. Hij bleek de meest directe banden te hebben met drie oude volkeren uit het verre oosten van Siberië. Maar wat deed hij dan helemaal op Groenland? Volgens de onderzoekers moet er nog relatief recent, een slordige 5500 jaar geleden, een grote migratie over de Beringstraat door Noord-Amerika naar Groenland hebben plaatsgevonden. Dit zou onafhankelijk zijn gebeurd van de soortgelijke migraties die leidden tot het ontstaan van de Indianen en moderne Eskimo-volken. Met andere woorden: er leven geen nazaten meer van deze man of zijn stamgenoten.

De Saqqaq cultuur waar de ‘man van de haarpluk’ toe behoorde, maakte ongeveer 2800 jaar geleden plaats voor de Indepence II cultuur. Wat de ondergang van de Saqqaq cultuur heeft veroorzaakt, is niet bekend. Uit de analyse van de Saqqaq-man blijkt dat hij afkomstig was uit een kleine gemeenschap van mensen die nauw aan elkaar verwant waren. Anders gezegd, er was een vrij directe mate van inteelt. Kan dat de Saqqaq cultuur na honderden jaren fataal zijn geworden?

De archeologische vindplaats waar de haarpluk uit de oudheid werd ontdekt.

Loeihete resten
Of de wetenschappers erin slagen om de genomen van personen uit meer oude volken te ontrafelen, is afhankelijk van het basismateriaal. Het probleem is namelijk om goede monsters van heel oud menselijk weefsel te vinden. De meeste oude menselijke resten zijn afkomstig uit warmere of regelrecht loeihete landen. En laat de afbraak van oud DNA-materiaal nou net exponentieel toenemen met de temperatuur.

Paul Schilperoord

Morten Rasmussen e.a., ‘Ancient human genome sequence of an extinct Palaeo-Eskimo’, in Nature, 11 februari 2010

De eerste Amerikanen

http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/39364441/

 De Eerste Amerikanen

Links

Sluit dit venster

De Beringstraat nu. Tijdens de laatste ijstijd lag er zoveel water opgeslagen in dikke gletsjerpakketten, dat de zeespiegel aanzienlijk was gedaald. Beringia, zoals de landmassa toen heette, was zo’n 40.000 jaar geleden echter afgesloten door een dik pakket landijs. Zo’n 32.000 jaar geleden ontstond er een corridor waardoorheen mensen konden migreren. 24.000 jaar geleden sloot de corridor zich weer. Aan de Pacifische zijde ontstond 15.000 jaar geleden weer een weg waarlangs de Amerikaanse kolonisatie plaats kon vinden. Later ontstond ook verder naar het binnenland zo’n doorgang. 

De eerste Amerikanen zijn vermoedelijk 22.000 jaar geleden vanuit Siberië de Beringstraat overgestoken. En pas zo’n 16.000 jaar terug, toen er een ijsvrije doorgang in Canada was ontstaan, begonnen ze aan hun opmars door Noord en Zuid Amerika. In een overzichtsartikel in het wetenschappelijke tijdschrift Science maken de Amerikaanse antropoloog Ted Goebel en collega’s deze week een nauwgezette reconstructie van de eerste kolonisatie van de Nieuwe Wereld.

Dertigduizend jaar geleden was er in de beide Amerika’s geen spoor te bekennen van de mens. De woeste prairies en boomsavane’s werden bevolkt door grote dieren, de zogeheten Megafauna, waarvan de meesten nu zijn uitgestorven. Sabeltandkatten, grondluiaarden, holenleeuwen, reuzenpekari’s (zwijnachtigen), Amerikaanse kamelen, mammoeten en mastodonten. Maar geen mensen.

Overal ter wereld was Homo sapiens, de moderne mens, al opgedoken. Alleen de Nieuwe Wereld, Noord en Zuid Amerika, bleef verdacht lang leeg. Geen wonder natuurlijk. Waar de continenten Europa, Azië en Afrika praktisch aan elkaar vastgekleefd zitten, en migraties dus relatief eenvoudig zijn, liggen de beide Amerika’s praktisch geisoleerd in een enorme bak met water.

In een overzichtsartikel in het wetenschappelijke tijdschrift Science reconstrueren de Amerikaanse antropoloog Ted Goebel en twee collega’s hoe en wanneer de eerste Amerikanen het continent moeten hebben bereikt. Dat doen ze aan de hand van genetische stambomen en archeologische vondsten.

Uit analyses van het DNA van de hedendaagse Amerikaanse Indianen – de nazaten van de paleo-Indianen die als eerste het continent moeten hebben bevolkt – volgt alvast dat de vroegste Amerikanen uit Azië kwamen. Daarmee staat ook de migratieroute vast. De eerste Amerikanen moeten via een landbrug tussen het oostelijke puntje van Siberië en het meest westelijke puntje van Alaska het nieuwe continent zijn binnengetrokken. Voor een recent geopperde alternatieve hypothese, volgens welke de Amerikaanse ‘roots’ op het Iberisch schiereiland (Spanje en Portugal) zouden liggen, zien Ted Goebel en collega’s onvoldoende genetisch bewijs.

Ook linguistisch bewijs ondersteunt zo’n Aziatische afkomst van de eerste Amerikanen. De Siberische Ket-taal, nu nog gesproken door maar 200 mensen, echoot door in de zogeheten Na-Dene talen die door zo’n drie dozijn Noord-Amerikaanse indianenstammen worden gebezigd.

Maar wie waren de eerste avonturiers, en wanneer hebben ze de oversteek precies gewaagd? Tot voor een jaar of tien geleden leek die vraag eenvoudig te beantwoorden.

Over het hele continent verspreid waren vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw de karakteristieke lange pijlpunten van de zogeheten Clovis-cultuur opgedoken.

Sluit dit venster

Clovisresten, Gault Clovis in Texas, vermoedlijk 13.000 jaar oud. 

De pijlpunten zijn allemaal tussen de 12.800 en 13.100 jaar oud, en lange tijd waren het de oudste archeologische vondsten die op menselijke aanwezigheid duidde. De Clovismens werd dan ook al snel als de ‘eerste Amerikaan’ beschouwd. Via een toen ijsvrije corridor in het westen van Canada zouden deze mensen zo’n 13.500 jaar geleden het continent zijn binnengetrokken, om het daarna in enkele eeuwen te koloniseren. En de mammoeten en mastodonten af te slachten, met hun efficiënte pijlen.

Maar er komt steeds meer bewijs dat de Clovismens níet de eerste Amerikaan was. Schaars bewijs weliswaar, en geen menselijke fossielen zoals antropologen het liefst willen. In de staat Wisconsin zijn ‘mammoetslachtplaatsen’ aangetroffen van meer dan 14.000 jaar oud. De mammoetbotten vertonen duidelijk snijsporen, dus hier moeten mensen aan het werk zijn geweest.

Sluit dit venster

Opgraving van de Schaefer mammoet in Wisconsin, vermoedelijk een slachtplaats van 14.500 jaar oud. Foto: D. Joyce.]

Dan zijn er drie hoopjes menselijke uitwerpselen gevonden in Paisley Cave, van 14.100 jaar oud, en nog enkele vuurstenen voorwerpen die opgegraven zijn in een rivierbedding in Page Ladson (14.400 jaar oud)

De oudste bekende archeologische vindplaats is Monte Verde in Chili. Daar moet 14.700 jaar geleden een groepje van dertig mensen zijn neergestreken, en geruime tijd hebben overleefd. De datering van Monte Verde is lange tijd omstreden geweest, juist omdat het de Clovis-theorie op losse schroeven zette. Maar sinds een jaar of tien staat buiten kijf dat er in Monte Verde een menselijke nederzetting was, lang voor de Clovismensen op het toneel verschenen.

Sluit dit venster

Opgravingen in Monte Verde, Chili. 

Vondsten ouder dan 15.000 jaar zijn er ook, maar die zijn allemaal min of meer omstreden. Dan gaat het om mammoetbotten die bewerkt lijken, zonder dat er in de verre omtrek gereedschappen te vinden zijn (La Sena, 22.000 jaar oud), of vuurstenen gereedschap waar anderen vooral door natuurlijke erosie vergane stukken steen in zien.

Aan de andere kant van de Beringstraat, in Siberië, zijn overblijfselen van menselijke nederzettingen gevonden die een stuk ouder zijn. De oudste menselijke fossielen zijn gevonden in Mal’ta, en zijn 24.000 jaar oud. De oudste archeologische vondsten zijn zelfs 40.000 tot 45.000 jaar oud. De Siberische avonturiers moeten hebben staan trappelen om het nieuwe land te veroveren.

Maar de tijd zat hen niet mee. Gedurende de laatste ijstijd was Beringia, de landmassa tussen Alaska en Siberië, weliswaar boven water komen te liggen, maar het grootste deel van de tijd was de streek bedekt met een dik en ondoordringbaar gletsjerpakket. Zo’n 32.000 jaar geleden, toen het iets warmer werd, ontstond er een doorgang in het gletsjerpakket, die zich 6000 jaar later weer sloot. Wellicht hebben de eerste avonturiers toen een voorzichtige oversteek gewaagd, maar in Noord Amerika is er niets wat daarop wijst.

Aannemelijker is dat intocht van Siberische avonturiers 15.000 jaar geleden heeft plaats gevonden. Toen was er aan de Pacifische zijde van Canada een doorgang in het ijs ontstaan.

Wat Goebel en collega’s in hun overzichtsartikel ongenoemd laten, zijn de mysterieuze vondsten in Zuid Amerika die duiden op een eventuele polynesische afkomst van de vroege bewoners van dit werelddeel. Op Vuurland, in het uiterste zuiden van Chili en Argentinië, leefden tot een jaar of zeventig geleden mensen die sprekend op Australische Aboriginals leken.

Sluit dit venster

Drie mannen van de “Selk’nam”, het Aboriginalachtige volk dat tot pakweg 1930 in de binnenlanden van Vuurland, Zuid-Amerika leefde (bron: http://www.bariloche.com.ar/museo/TIERRENG.HTM#1). 

Het zou heel goed mogelijk zijn dat hun voorouders al peddelend de Pacifische Oceaan zijn overgestoken. En dan is er nog ‘Luiza’. In 1999 werd in Brazilië de schedel van een 11.500 jaar oude vrouw opgegraven, met duidelijk negroïde trekken. Het is de oudste menselijke schedel die in de Amerika’s is gevonden, dus zo’n omissie is op zijn minst opmerkelijk.

Jacqueline de Vree

Ted Goebel et al, ‘The Late Pleistocene Dispersal of Modern Humans in the Americas’, in: Science, 14 maart 2008

Het oudste hoopje poep

Sluit dit venster

 Een van de coprolieten, 14.000 jaar oud. 

Een paar gefossiliseerde hoopjes poep, of sjieker: coprolieten, blijken de oudst bekende menselijke uitwerpselen op het Amerikaanse continent te zijn.

Sluit dit venster

Echt stinken zal het toch niet meer doen. Dennis Jenkins met de fossiele drol. 

Archeoloog Dennis Jenkins vond de coprolieten tijdens opgravingen in 2002 en 2003 in de Paisley Cave in de Amerikaanse staat Oregon. In zes van de veertien stukjes poep die Jenkins vond, werd menselijk DNA aangetroffen. Om uit te sluiten dat het DNA afkomstig was van een van de archeologen of de laboranten die de test uitvoerden, werd bij 67 mensen die met de uitwerpselen in aanraking waren gekomen, ook het DNA getest.

Uit koolstofdateringen volgde dat in ieder geval drie van de hoopjes poep 14.000 jaar of ouder te zijn. Daarmee zijn het de oudste menselijke uitwerpselen die op het Amerikaanse continent zijn gevonden. Ze zijn ook een stuk ouder – zo’n 1000 jaar – dan de restanten van de zogeheten Clovismensen, de vervaardigers van de karakteristieke lange pijlpunten, en lange tijd beschouwd als de eerste Amerikanen.

Helemaal waterdicht is de zaak overigens niet, schrijft Michael Balter in een begeleidend commentaar in het tijdschrift Science van deze week. De hoopjes poep bevatten ook sporen DNA van wolfachtigen De onderzoekers concluderen daaruit dat de mensen die 14.000 jaar geleden in Amerika rondliepen, honden en wolven op het menu hadden staan, 처f dat de dieren later over de uitwerpselen hebben geurineerd. Critici opperen dat het ook heel goed mogelijk is dat de uitwerpselen niet van mensen, maar van dieren zijn, en dat juist mensen er later overheen hebben geplast

In het stenen tijdperk raakte de mens ook al ‘stoned’

Onze voorouders raakten in trance met cohoba, uit de bladeren van de mimosa.
Prehistorische mensen op carriacou , raakten in trance met cohoba, uit de bladeren van de mimosa.
Dat de mens al vele duizenden jaren lang drugs gebruikt, werd al lang vermoed. Maar nu zijn er bewijzen voor die stelling, aldus de Sunday Telegraph. Want vorsers hebben ontdekt dat reeds in het stenen tijdperk geestverruimende substanties werden gebruikt door onze voorvoorvaderen.Caribisch eiland
Tot die conclusie kwamen Quetta Kaye, van het Londense University College, en Scot Fitzgerald, een archeoloog die is verbonden aan de universiteit van North Carolina op grond van wat zij aantroffen op het Caribische eilandje Carriacou.

Schalen en pijpen
Daar vonden ze namelijk keramieke schalen, samen met pijpen die gebruikt werden voor het inhaleren van drugs in poedervorm of als damp. Die voorwerpen, die afkomstig zijn uit Zuid-Amerika en vandaar 600 kilometer verder op de eilanden terechtkwamen, dateren uit de periode tussen 100 en 400 voor Christus.Trance
Hoewel het gebruik van dergelijke hulpmiddelen voor het inhaleren van drugs niet nieuw is, maakt de ouderdom ervan nu duidelijk hoe lang de mens al zijn toevlucht neemt totgeestesverruimende en andere nu verboden middelen die vermoedelijk werden gebruikt om mensen tijdens religieuze ceremonies in trance te doen geraken.Cohoba
Om welke middelen het precies ging is minder zeker, maar volgens de vorsers bestonden drugs als marihuana in die tijd nog niet in het Caribisch gebied en zou het eerder gaan om cohoba, dat gemaakt wordt van de bonen van mimosa.
(belga/lb)
19/10/08

2.700 jaar oude cannabis gevonden in Chinees graf

In een Chinese tombe hebben onderzoekers bijna 800 gram van 2.700 jaar oude cannabis gevonden. Ze vermoeden dat in het graf een medicijnman werd begraven….

Opmerkelijk genoeg heeft de drug nog steeds zijn groene kleur, waarschijnlijk door de bijzondere omstandigheden en de luchtkwaliteit in het graf. (sam)

28/11/08
De eerste Amerikanen arriveerden in twee groepen
10 januari 2009/ Dirk Vlasblom
  De eerste mensen die vanuit Siberië het Amerikaanse continent binnentrokken, reisden in ten minste twee groepen die min of meer gelijktijdig verschillende routes volgden.
Dat maakt een internationaal team genetici op uit het mitochondriaal DNA van twee zeldzame indiaanse haplogroepen, individuen met een gemeenschappelijke vrouwelijke voorouder. (Current Biology, 8 januari)
Tijdens de laatste IJstijd, schrijven de onderzoekers, 15.000 tot 17.000 jaar geleden, trok een groep mensen vanuit ‘Beringia’, de landmassa die destijds Siberië en Alaska verbond, Noord-Amerika binnen via de kust van de Stille Oceaan.
Tegelijkertijd trok een andere groep via de ijsvrije corridor tussen de Laurentide-ijskap in centraal-Canada en de Cordillera-ijskap in de Rocky Mountains naar het gebied ten oosten van die bergketen.
Volgens het team, dat onder leiding stond van Antonio Terroni van de universiteit van Pavia, Italië, stammen van deze eerste Amerikanen bijna alle hedendaagse indianen af, met uitzondering van enkele volkjes in het hoge noorden.
Over het algemeen wordt aangenomen dat de voorouders van de Amerikaanse indianen ergens tussen 10.000 en 30.000 jaar geleden in de Nieuwe Wereld arriveerden via de landbrug Beringia.
Het tijdstip – of tijdstippen – en de routes waarlangs zij het westelijk halfrond bevolkten, blijven omstreden onder antropologen, archeologen, genetici en taalkundigen.
Op basis van archeologisch sporenonderzoek is wel verondersteld dat de verspreiding over het continent begon via de ijsvrije westkust.
Maar de gelijktijdige migratie van twee verschillende groepen, dat is een nieuw scenario.
Dit nieuwe draaiboek ontlenen de zestien genetici aan hun onderzoek van het mitochondriaal DNA van twee zeldzame Amerikaanse haplogroepen, die zij D4h3 en X2a noemen.
De verspreiding van de twee ‘ongewone’ haplogroepen verschilt sterk.
D4h3 wordt vooral gevonden aan de kust van de Stille Oceaan en aan de westzijde van de Andes.
Het type is zeldzaam in Noord-Amerika, maar het is ook gevonden in 10.300 jaar oude skeletresten uit Alaska.
Type X2A is alleen gevonden in Noord-Amerika, met een relatief grote concentratie rond de Grote Meren, en nergens ten zuiden van de Verenigde Staten.
Op grond van de huidige verspreiding van dit mtDNA onder Amerikanen in het algemeen en onder de indiaanse bevolking in het bijzonder maken de onderzoekers op dat haplogroep D4h3 arriveerde via de kust van  de Stille Oceaan en in hoog tempo naar het zuiden is getrokken, tot aan Vuurland.
Type X2a zou min of meer gelijktijdig de route door het Canadese binnenland hebben gevolgd en zich alleen hebben verspreid over Noord-Amerika.
De eerste Amerikanen of Paleo-indianen hadden dus verschillende oorsprongen.
De grote verschillen tussen beide typen verklaren de onderzoekers uit een dynamische genenbron – een snel veranderende bevolking – in Beringia.
Zij veronderstellen dat deze landmassa was bewoond met onderbrekingen van enkele honderden jaren, in reactie op koelere en drogere condities.
De sterk afwijkende verspreiding van de twee zeldzame haplogroepen brengt de onderzoekers tot de conclusie dat er ten minste twee migratieroutes zijn geweest van Paleo-indianen vanuit Beringia, in min of meer dezelfde periode.
De kustroute speelde waarschijnlijk een hoofdrol bij de kolonisering van het dubbelcontinent als geheel. En de landroute tussen de ijskappen had een belangrijke invloed op de kolonisering van noordelijk Noord-Amerika.
De twee golven migranten spraken mogelijk verschillende talen, het begin van een verklaring voor de grote linguistische variatie op het westelijk halfrond.

10.000-4000 v. Chr.: Landbouw


Archeologische vondsten in Ecuador en Peru hebben aangetoond dat de eerste Amerikaanse landbouwgewassen in deze regio zijn ontstaan. Het oudste gewas, de kalebas, is van Afrikaanse afkomst. De vroege Ecuadorianen gebruikten het al rond 10.000 jaar geleden. Hoe de kalebas in Amerika is gekomen is echter onduidelijk. Recent onderzoek zou er op wijzen dat het via Azië zou zijn meegekomen met de eerste Amerikaanse mensen, dat zou dan ook de vroege cultivatie verklaren. Het was mogelijk ook het eerste gewas in Mexico; hoewel dat ook de pompoen geweest zou kunnen zijn. Hoewel even oud als in Mesopotamië, bestaat de vroegste Amerikaanse landbouw niet uit een paar basisgewassen of uit granen. Na de kalebas kwamen bonen, chilipepers, pompoenen, vruchten en verscheidene knollen. De eerste maïs verscheen pas rond 5.000 v. Chr. in Mexico. Het belangrijkste gewas uit de Amazone (maniok of cassave) is vanwege het vochtige klimaat moeilijk te dateren. Waarschijnlijk is het ongeveer even oud als de maïs.

In tegenstelling tot in de “Oude Wereld” waar landbouw waarschijnlijk op een beperkt aantal plaatsen is “uitgevonden”, zijn er in het betrekkelijk kleine oppervlak van Amerika zeker drie verschillende plaatsen geweest. Dit in de vallei van de Ohio in het oosten van wat nu de Verenigde Staten zijn, in de vallei van Tehuacán in Mexico en in de Andes. Het Amazonegebied was mogelijk nog een vierde plek waar de landbouw is ontstaan. Dit heeft o.a. geleid tot de grote diversiteit van het aantal producten. Die is veel groter dan in de rest van de wereld. Daarom komt de meerderheid van de gecultiveerde gewassen vandaag de dag ook uit de Amerika’s. Naast maïs, bonen, pompoenen en maniok zijn dit onder andere:

* zonnebloem (Noord-Amerika)
* tomaat (waarschijnlijk Mexico)
* paprika (Andes)
* katoen (Andes)
* cacao (waarschijnlijk Andes of Mexico)
* vanille (mogelijk Mexico, anders Amazone)
* pinda (Amazone)
* rubber (waarschijnlijk Amazone, mogelijk Mexico)
* kinine (Amazone)
* aardappel (Andes)
* zoete aardappel/bataat (waarschijnlijk Amazone)
* ananas (Amazone)

4000-1500 v. Chr.:

Architectuur, steden, mummies, aardewerk en metalen
Rond 4.000 v. Chr. begonnen zich de eerste tekenen van “complexe” maatschappijen voor te doen. Rond de Grote Meren in Noord-Amerika werd dan al zeker duizend jaar lang koper gewonnen. De Old Copper Culture[2] behoort tot een van de oudste koperculturen ter wereld. Dit is opmerkelijk omdat de mensen, in tegenstelling tot de andere oude koperculturen, geen landbouw hebben. Het gebruik van koper lag anderszins echter veel meer voor de hand dan in de Oude Wereld, omdat in Amerika het koper op veel plaatsen in zuivere, metallische vorm kon worden gewonnen. Rond 3.500 v. Chr. werden in het huidige Louisiana de eerste kunstmatige heuvels opgericht bij Watson Brake[3]. Ook deze mensen waren geen boeren, evenals die van de Chinchorro[4] cultuur in het noorden van Chili. Zij begonnen ongeveer 2.000 jaar eerder dan de Egyptenaren (dwz. ongeveer 5.000 v. Chr.) met het mummificeren van hun doden. Aan de gehele Atlantische kust van Zuid-Amerika (vooral het zuiden van Brazilië en de kusten van de Guyana’s) werden de eerste Sambaquis[5] opgericht, grote en kleinere kunstmatige heuvels van voornamelijk zeeschelpen (en in de Guyana’s oud aardewerk). In zuid-Brazilië werden hier o.a. mensen in begraven en aan de grafgiften is te zien dat er in deze samenleving al een vorm van hiërarchie bestond. Ook hier was nog geen landbouw.

Er was wel landbouw bij de Ecuadoriaanse kustcultuur Valdivia (3.500-1.500 v. Chr.). Die is bekend geraakt door de talloze Venusbeeldjes van aardewerk die men heeft achtergelaten. Het oudste Amerikaanse aardewerk is tot nu toe aangetroffen aan de benedenloop van de Amazone. Het dateert van ongeveer 5.500 v. Chr.

Caral
De meest opmerkelijke vroege Amerikaanse samenleving is echter die aan de centrale kust van Peru. Rond 3.500 v. Chr. komt daar het gebruik van katoen in zwang en dat betekent een grote sprong voorwaarts. De eerste Amerikaanse steden komen op. In het zogenaamde Norte Chico complex zijn tot nu toe ongeveer 25 verschillende steden geïdentificeerd. De bekendste (en een van de grootste) daarvan is Caral[6] (oudste data rond 3.000 v. Chr.). In deze stad die zo’n 30 kilometer uit de kust ligt, zijn veel resten van vissen en visnetten gevonden waardoor de hypothese is opgeworpen dat de mensen uit de landinwaarts gelegen steden zich specialiseerden in de verbouw van katoen zodat visnetten geleverd konden worden aan de kustbewoners die dan in ruil daarvoor een deel van hun vangst afstonden aan de stadsmensen. Behalve katoen voor visnetten is ook waarschijnlijk de oudste quipu uit het Andesgebied gevonden in Caral. Als dat inderdaad waar blijkt te zijn, is de quipu een van de oudste communicatiemiddelen ter wereld. In Caral zijn opmerkelijk genoeg voor zo’n grote stad (66 hectaren) geen sporen van oorlog of aangetroffen. Blijkbaar leefden de mensen in een van de oudste “complexe” samenlevingen ter wereld (vergelijkbaar met Mesopotamië, Egypte en India) ruim duizend jaar lang is een relatief vredige periode. Wel zijn er bijvoorbeeld muziekinstrumenten aangetroffen.

Tot slot is het ook de periode waarin de Antillen voor het eerst bewoond worden (Cuba vanuit Yucatán/Belize).

1500-300 v. Chr.:

Religie van de jaguar, andere dieren en “menselijke goden”
Vanaf ongeveer 1.500/1.000 v. Chr. komen er nieuwe samenlevingen op die een grote nadruk leggen op religie. De oudste complexe cultuur in Mexico is die van de Olmeken (1.200-400 v. Chr.), afkomstig van de Mexicaanse Golfkust. Zij worden wel eens de moedercultuur van Mexico genoemd omdat zij voor het eerst typisch Meso-Amerikaanse cultuuruitingen hebben zoals de bouw van piramides, het schrift en een godsdienst waarin de fauna (“Weerjaguar”) en de elementen (vooral water en vuur) een grote rol speelt. Ook kennen zij het typische Meso-Amerikaanse balspel. Belangrijke Olmeekse centra zijn San Lorenzo en La Venta. De Olmeken zijn echter het meest bekend vanwege de kolossale in steen uitgehakte hoofden die tot veel specualatie hebben geleid omdat de gezichten negoroïde trekken hebben. Wetenschappelijk bewijs voor een Afrikaanse oorsprong van de Olmeken is er echter niet. Recent, 15 september 2006, werd in een artikel in het tijdschrift Nature aangekondigd dat het mogelijk oudste schrift uit Amerika was ontdekt. Het zogenaamde Cascajalblok[7] (12 kilo zwaar) stamt uit ongeveer 900 v. Chr., is gevonden in de Mexicaanse kuststaat Veracruz en wordt aan de Olmeken toegeschreven. De “tekst” bestaat uit 28 verschillende tekens (van de in totaal 62). Desalniettemin zijn er ook Mesoamerikanisten die verkiezen de Olmeken een ‘zustercultuur’ te noemen, die een van de meerdere culturen was die gelijktijdig opkwamen, samen met Tlatilco in het Dal van Mexico, de vroege Zapoteken van San José Mogote en de vroege Maya’s.

El Lanzón, Chavín de Huantar
In de noordelijke Andes van Peru ontstond in dezelfde periode een cultuur die een grote invloed zou hebben op de verdere Andes-geschiedenis: Chavín[8]. Het best komt deze religieuze en culturele traditie tot uiting in de stad waarnaar de traditie is genoemd, Chavín de Huantar (aan het eind van deze periode, als hoogtepunt van de traditie). Men denkt dat dit het belangrijkste religieuze centrum uit deze tijd was en dat vanuit verre streken mensen hier naar toe trokken om ceremoniën bij te wonen. De cultus rondom de zogenaamde Stafgod (een menselijk figuur met twee staven in de handen, onder andere te zien op de Raimondi stèle) komt in latere Andes culturen steeds weer terug (bijvoorbeeld Tiwanaku). Ook de “drie-eenheid” van de jaguar, de kaaiman en de arend is blijkbaar van groot belang geweest. De kaaiman is de schenker van verschillende gewassen zoals chilipeper, maniok en pinda zoals blijkt uit een van de beroemdste kunstvoorwerpen uit Chavín de Huantar, de Tello obelisk. Van belang is ook de opmerkelijke aanwezigheid van zeeschelpen (de stad zelf ligt op ruim 3.000 meter hoogte) die enkel voorkomen in de warme wateren van Ecuador. Vooral de Spondylusschelp[9] (o.a. Spondylus princeps) blijkt uitermate belangrijk. De schelp is ook al aangetroffen in Caral en werd waarschijnlijk voor het eerst commercieel gemaakt door de mensen van de Valdivia cultuur (zie boven). Tot slot maken de mensen in de Chavín periode (door archeologen aangeduid als Chavín Horizon vanwege de grote verspreiding) voor het eerst grootschalig gebruik van metalen. Voornamelijk koper, goud en zilver.

Poverty Point
In Noord-Amerika komt rond 1300 v. Chr. Poverty Point[10] in Louisiana op. Het is de eerste echt grote plaats langs de Mississippi en tevens de oudste “stad” in Noord-Amerika. Het is gebouwd in de vorm van een halve cirkel en bestaat uit zes (halve) ringen van opgehoogde aarde. De binnenste ring is ongeveer 600 meter in diameter. De buitenste ring wordt in het midden onderbroken door een heuvel van ongeveer 2 meter hoog en 20 meter breed aan de basis. Men denkt dat er ongeveer 600 woonhuizen geweest moeten zijn en dat het 4000 tot 6000 inwoners gehad heeft. Aangezien er nog meer soortgelijke nederzettingen aan de Missisippi gebouwd worden (allemaal kleiner), lijkt het er op dat de architecten van hetzelfde volk of althans een zelfde culturele traditie zijn. Een theorie zegt dat de bouwers van deze eerste grote nederzettingen misschien uitgeweken Olmeken waren of dat men door hen beïnvloed was. Dit omdat de platforms (die men ziet als tempels) gelijkenis vertonen met de Olmeekse bouwwerken. Veel ander bewijs is echter niet gevonden al dient gezegd te worden dat er erg weinig onderzoek wordt gedaan naar culturele relaties tussen beide gebieden.

Grave Creek Mound
Niet heel veel later begint in de moderne Amerikaanse staat Ohio een andere groep mensen met het oprichten van heuvels. Dit zijn de voorouders van de mensen die de archeologen Adena[11] noemen. Mogelijk zijn dit de voorouders van de Algonquian mensen maar zeker is dit niet. Tussen 1000 en 300 v. Chr. is de bloeiperiode van deze cultuur die zich vooral manifesteert in het oorspronkelijke gebied. De culturele invloed bestrijkt echter een veel groter gebied. Men heeft handelscontacten met het noorden (Grote Meren) waar men koper vandaan haalt en het zuiden (Golf van Mexico) waar schelpen en andere dierlijke producten (schildpadschild, alligatortanden) vandaan komen. De heuvels die opgericht worden zijn bijna allemaal grafheuvels (in tegenstelling tot de heuvels langs de Mississippi). De doden worden meestal gecremeerd maar de mensen met een hogere functie worden samen met talloze grafgiften (o.a. tabletten van zandsteen, stenen hangers, koperen ringen, sierplaatjes van mica, aardewerk en pijpen van steen) begraven. In totaal worden er tussen de 300 en 500 grafheuvels opgericht, waarvan de grootste, Grave Creek Mound (West Virginia), ongeveer 20 meter hoog is en bestaat uit 60.000 ton aarde. Men leeft van de jacht, de visserij, het verzamelen van wilde planten en van het verbouwen van inheemse gewassen zoals pompoenen en een aantal graangewassen. Het bekendste landbouwproduct (van oorsprong uit het grensgebied van Nebraska en Colorado en voor het eerst gecultiveerd rond 2500 v. Chr.) is echter de zonnebloem.

Ook aan de noordwestkust van Noord-Amerika ontstaan in deze periode de eerste eliteklassen. Er komt een grote groei in de handel van allerlei kostbare producten zoals obsidiaan. Waarschijnlijk worden nu ook de eerste grote plankenhuizen gebouwd waardoor o.a. een verbeterde opslagtechniek van voedsel mogelijk wordt.

In het zuiden van Centraal-Amerika (Panama, Costa Rica, Nicaragua) verschijnt rond 2000 v. Chr. het eerste aardewerk en dat vertoont enige gelijkenissen met het aardewerk uit het noorden van Zuid-Amerika (Colombia/Ecuador). Ook de landbouwproducten wijzen eerder naar het zuiden dan naar het noorden (maniok is belangrijker dan maïs) hoewel onderzoek heeft aangetoond dat Mexicaanse en Zuid-Amerikaanse landbouwproducten elkaar hier al tegen kwamen rond 5000 v. Chr. Het noorden (Honduras, El Salvador, Belize, Guatemala) valt onder de invloedssfeer van de Olmeken.

Migraties vanuit het Orinoco-gebied (Venezuela) richting de Antillen en de Guyana’s worden tussen de nieuwe en de oudere bewoners. De twee bekendste culturele tradities die een dergelijke migratie maken zijn de mensen van de Barrancoid en de Saladoid (expansie vanaf 500 v. Chr.). Beide maken aardewerk en doen aan landbouw. Landbouw wordt zeker steeds belangrijker in het Amazonegebied waar maniok het hoofdvoedsel is. Het aantal sambaquis groeit en de “typische Amazonecultuur” (die gelijkenissen vertoont met die van de huidige Amazone indianen). Van belang is wel dat ergens in het noordwesten van dit gebied (waarschijnlijk noordwest Brazilië tussen Amazone en Orinoco) de Arawaks-sprekende volkeren identificeerbaar worden. Zij beginnen tussen 1000 en 500 v. Chr. aan een grote expansie via het uitgebreide rivierenstelsel en bereiken uiteindelijk zeer ver uit elkaar liggende gebieden. In 1492 wonen zij van de Antillen (Columbus) in het noorden tot Argentinië in het zuiden. Een andere groep die via de rivieren expandeert is die van de Tupi. Waarschijnlijk ligt hun oorspronkelijke land ergens in de Braziliaanse staten Rondônia en Mato Grosso.

Het noordelijke Andesgebied (Colombia, Ecuador) heeft een sterke eigen traditie maar ontvangt ook invloed van buitenaf. Zo bereikt de Peruaanse metallurgie rond 1000 v. Chr. de Ecuadoriaans-Colombiaanse grens en is de invloed vanuit het laagland (net als in Chavín in Peru) te merken aan de landbouwgewassen (maniok, zoete aardappel, coca), de iconografie (veel afbeeldingen van tropische dieren zoals de jaguar en krokodil/alligator) en wellicht aan de vroege datum van aardewerk hier (in de Amazone 5500 v. Chr., in Colombia en Ecuador rond 3500 v. Chr. en in Peru pas vanaf 1800 v. Chr.). Van belang zijn de Ecuadoriaanse kustculturen Machalilla en vooral Chorrera. Dit omdat archeologen lange tijd geprobeerd hebben aan te tonen dat deze mensen uit Mexico kwamen. Sinds de jaren zeventig van de 20ste eeuw echter, werd het duidelijker dat eventueel contact tussen de kust van Ecuador en Mexico eerder gezocht moest worden in Zuid-Amerikaanse invloed op Mexico. Inmiddels hebben dateringen van aardewerk aangegeven dat het product in Ecuador ouder is (Valdivia), maar dat het Mexicaanse wél ouder is dan dat van Machalilla en Chorrera terwijl daar juist de overeenkomsten het sterkst zijn. Dat er treffende gelijkenissen zijn en dat er al vroeg contact geweest is tussen deze twee gebieden (Mexicaanse maïs is hier veel vroeger dan in noord Colombia), is duidelijk. Hoe precies en vanaf wanneer is echter allerminst helder.

In het gebied ten zuiden van Peru (en Chavín) tot slot ontstaan er vanaf 1200 v. Chr. langs het Titicacameer allerlei kleine staatjes die kanalen aanleggen voor de landbouw. Een van deze staatjes is Tiwanaku. Het noorden van Chili en Argentinië worden steeds meer beïnvloed door de noordelijke culturen. Zo worden landbouw (pompoenen, katoen, aardappels, quinoa en steeds meer maïs) en veeteelt (lama’s & alpaca’s) steeds belangrijker. Ook aardewerk en metaalbewerking (koper, goud, zilver) komen steeds zuidelijker

300 v. Chr. – 1200 n. Chr.:
 Urbanisatie, koningen en succes van de maïs
Na de Olmeken in Mexico en Chavín in Peru, komt er in beide landen een stroomversnelling in de ontwikkelingen. De drie belangrijkste plaatsen in Meso-Amerika zijn: het Centrale Hoogland, de huidige staat Oaxaca en het Mayagebied. Deze gebieden zijn alle drie deels beïnvloed door de Olmeken maar vooral de laatste twee (Oaxaca, Mayagebied) hebben ook zelf weer de nodige invloed gehad op de Olmeken.
De Mexicaanse periode van 300 voor tot ongeveer 250 na Christus wordt door archeologen “Laat Pre-Klassiek” genoemd. Het is een periode waarin de basis wordt gelegd voor de grote steden uit het zogenaamde “Klassiek” (250-900 na Chr.). Het Mayagebied kent dan al verschillende grote steden waaronder Kaminaljuyu in de Guatemalteekse hooglanden en El Mirador en Nakbe in het oerwoud van de Petén. In Oaxaca en het Centrale Hoogland is de situatie anders. Hier komen slechts twee steden op die elk voor zich de eigen regio zal domineren. In het geval van het Centrale Hoogland zal deze nieuwe stad zelfs geheel Meso-Amerika (en wellicht daarbuiten richting VS en Costa Rica) sterk beïnvloeden. Het gaat hier om Monte Albán (Oaxaca) en Teotihuacan (Centrale Hoogland).Monte Alban
Monte Albán is de hoofdstad van de Zapoteken en vooral bekend om de zogenaamde “danzantes” (dansers), afbeeldingen van mensen op grote stenen platen die volgens wetenschappers krijgsgevangenen (eventueel om te offeren) moeten voorstellen. Een van de oudste bewijzen van eigen schrift is op deze platen aangetroffen. Monte Albán zal gedurende het gehele “Klassiek” verreweg de belangrijkste stad in Oaxaca blijven met grote invloed naar buiten. Het Zapoteekse schrift is overigens goed te vergelijken met het Mayaschrift omdat hetzelfde systeem gebruikt wordt (logofonetisch).
Teotihuacán
TeotihuacánVerreweg de belangrijkste (en grootste, tussen de 100.000 en 250.000 inwoners) Mexicaanse stad uit het “Klassiek” is Teotihuacan. De stad ligt net ten noordoosten van het huidige Mexico Stad en is nu nog steeds een van de belangrijkste (toeristische) trekpleisters van Mexico. Vooral tussen 300 en 500 na Christus, op het hoogtepunt, is in geheel Meso-Amerika de invloed van deze metropool voelbaar. De stad zelf kent drie grote piramides, een grote hoofdweg (“Weg van de Doden”) en verschillende wijken (“barrios”) voor verschillende bevolkingsgroepen en ambachtslieden. Zo is er een speciale wijk voor mensen uit Oaxaca en een speciale wijk voor obsidiaanbewerkers. Obsidiaan (vulkaanglas) is waarschijnlijk ook een van de redenen voor het succes van de stad. Vlakbij liggen namelijk belangrijke obsidiaanmijnen en obsidiaan speelde in Meso-Amerika de rol die metalen speelde in de “Oude Wereld”. De andere belangrijke obsidiaanbron in Meso-Amerika ligt in de hooglanden van Guatemala. Vanaf de vierde eeuw ongeveer bloeit de oude Mayastad Kaminaljuyu dan ook weer op (nadat het een ontvolking had gekend), maar nu als bijna een kopie van de grootmacht in het noordwesten. Het lijkt erop alsof de stad ingenomen is de mensen uit Teotihuacán. Iets dergelijks gebeurd er in 378 na Chr. als de grootste Mayastad van dat moment, Tikal (in de Petén), “binnengevallen” wordt door mensen uit Teotihuacán. De Mayakoning sterft en er wordt een nieuwe dynastie op de troon gezet. In rap tempo krijgt de architectuur van Tikal, Centraal Mexicaanse trekken. Ook de eerste koning van de Mayastad Copán (west-Honduras) beroept zich op banden met de grote stad.De Klassieke periode in Meso-Amerika werd tot voor kort door de wetenschap nogal eens bestempeld als de grote bloeiperiode waaraan rond 900 na Chr. op dramatische manier (vooral bij de Maya’s) een einde kwam. In de populair wetenschappelijke werken leeft dit beeld nog steeds (zie b.v. het recent verschenen werk van Jared Diamond “Collapse”, dat in het Nederlands vertaald werd als “Ondergang” en waarin de auteur o.a. de “Ondergang van de Maya’s” beschrijft, volgens hem te wijten aan het uitputten van de natuurlijke grondstoffen). In werkelijkheid liggen de zaken ingewikkelder. Inmiddels weet men dat de bloei van de Mayacultuur al begon in het Pre-Klassiek (met El Mirador en de andere steden) en dat de Mayacultuur helemaal niet verdween na 900 maar eerder van karakter veranderde. Beroemde Mayasteden steden als Uxmal en Chichen Itza bloeiden bijvoorbeeld ná de voorgestelde “ondergang”. Wat er precies gebeurde is echter nog lang niet duidelijk. Feit is dat de Peténregio in het Klassiek de dichtstbevolkte Mayaregio was waar twee grote steden de dienst uit maakten (Tikal en rivaal Calakmul). Een Mayarijk is er nooit geweest en bestond ook toen niet. In plaats daarvan was het een mozaïek van stadstaten (net als trouwens op de meeste plaatsen in Meso-Amerika). Rond 900 wordt het Peténgebied nagenoeg verlaten en trekt men naar het noorden (Yucatán), westen (o.a. de zogenaamde Puuc-regio alwaar Uxmal ligt) en zuiden (de Guatemalteekse bergen). De Mayacultuur wordt hier bijzonder sterk beïnvloed door Centraal-Mexico, voornamelijk door de nieuwe grootmacht hier: de Tolteken (tussen ongeveer 900 en 1200). Chichen Itza lijkt in sommige opzichten net op de Tolteekse hoofdstad Tula (zoals dat eerder het geval was met Teotihuacan en Kaminaljuyu) en een van de meest beroemde verhalen uit Meso-Amerika verhaald hoe dat komt. De Tolteekse heerser Ce Acatl Topiltzin Quetzalcoatl (“1 Riet Onze Geëerde Zoon/Heer Gevederde Slang”) zou in de 10de eeuw na ruzie met Tezcatlipoca (“Rokende Spiegel”) de stad Tula moeten hebben verlaten en zou naar het oosten gevlucht zijn en op een vlot van slangen over “het water” weggevaren zijn. Even later verschijnt in de Mayastad Chichen Itza een figuur genaamd Kukulkan, de Yucateeks-Maya vertaling van Quetzalcoatl, Gevederde Slang. Wat er van dit verhaal waar is, is moeilijk te zeggen. In ieder geval lijken er verschillende bouwfases in de Mayastad aanwezig, de oudere meer Maya, de jongere meer Centraal-Mexicaans/Tolteeks. Overigens is er ook invloed andersom. Maya’s hebben bijvoorbeeld de centraal-Mexicaanse stad Xochicalco erg beïnvloed.Graf van “Heer van Sipan”
In Zuid-Amerika is de maïslandbouw (oorspronkelijk uit Mexico) een enorm succes. Het verspreidt zich over bijna het gehele gebied en komt alleen niet in het uiterste zuiden (Patagonië). Datzelfde geldt voor aardewerk. In Peru blijkt de invloed van Chavín groot geweest maar volgt (tot ongeveer 500 na Chr.) weer een periode van politieke en culturele verdeeldheid. De meest bekende en belangrijke culturen uit deze periode (300 voor – 500 na Chr.) zijn Moche aan de noordkust en Nazca aan de zuidkust. De Moches bouwen grote piramides van adobe en worden wel eens “de Grieken van Amerika” genoemd vanwege hun natuurgetrouwe potretten (in aardewerk). Ook de vondsten uit het graf van de “Heer van Sipan” zijn wereldberoemd, evenals de afbeeldingen van dagelijkse scènes (jacht, oorlog, handel) en het erotische aardewerk.Lijnen en figuren van de Nazca cultuur:

De Nazca cultuur is zo mogelijk nog bekender. Dit vanwege de zogenaamde Nazca-lijnen (en figuren van o.a. dieren) in de zuid-Peruaanse woestijn. De lijnen en figuren hebben voor nogal voor wat opschudding gezorgd omdat het onmogelijk is deze te zien vanaf de grond. Verhalen over buitenaardse wezens bleven dan ook niet uit maar deze zijn vooral het gevolg van een slechte kennis over de mensen die ze maakten. Zo worden de Nazca’s nogal eens bestempeld als “een primitief volk” dat niet tot zulke dingen in staat was (zie o.a. Erich von Däniken). Inmiddels is echter allang bewezen dat ook de Nazca’s steden en piramides bouwden en de lijnen zijn dan ook mogelijk aanwijzingen voor ondergrondse waterbronnen die de Nazcaboeren nodig hadden om in de droge woestijn te kunnen overleven.
Wari & Tiwanaku delen de centrale Andes tussen 500 en 1000 na Chr.

Na 500 worden de meeste Peruaanse kust- en Andesculturen beïnvloed en/of veroverd door het eerste grote Andesrijk: Wari. Dit rijk, met als centrum het huidige Ayacucho, moet de macht delen met een ander rijk, ten zuiden van het Titicacameer: Tiwanaku. De invloed van Wari reikt tot aan het Mochegebied aan de noordkust en de invloed van Tiwanaku doet zich gelden in noord Chili en noordwest Argentinië. Er zijn echter meer verschillen tussen beide rijken. Wari is een heuse voorloper van het Incarijk, met een stadscultuur en een voornamelijk politiek-militaire agenda. Tiwanaku (de cultuur is vernoemd naar de grote stad aan de zuidkust van het Titicacameer) is meer een religieus centrum dat belangrijke cultureel/religieuze ideeën uitdraagt. Tiwanaku-stad is (net als nu) waarschijnlijk een groot pelgrimsoord, eerder vergelijkbaar met Mekka of Jeruzalem dan met een machtige politieke hoofdstad als het oude Rome.
De volkeren in de Zuid-Amerikaanse laaglanden ontdekken het gebruik van de vruchtbaarheid van de rivieroevers (bekend onder de Braziliaanse term varzea) voor intensieve maïs- en manioklandbouw en in het Amazonegebied leert men de zogenaamde Terra Preta do Indio (“Zwarte Aarde van de Indiaan”) en de Terra Mulata (“Bruine Aarde”) gebruiken om de van oorsprong arme Amazonegrond zeer vruchtbaar te maken. Rond de geboorte van Christus wordt maïs het belangrijkste landbouwproduct en ontstaan in het “Beneden-Amazone”-gebied de eerste technisch complexe samenlevingen (b.v. Marajoara op Marajó-eiland, aan de monding van de Amazone). Er worden grote kunstmatige heuvels opgericht waarop grote dorpen gebouwd worden. Rond 1000 komen de grote bevolkingsmigraties van de Arawakken tot hun einde. Op allerlei plaatsen (van Suriname tot zuid Brazilië en van Ecuador tot oost-Brazilië) ontstaan er nu invloedrijke gemeenschappen en culturen die o.a. een groot handelsnetwerk onderhouden via het uitgebreide rivierenstelsel. Op deze manier bereiken uiteindelijk ook allerlei voorwerpen uit de Andes (zoals metalen) het gebied.In Noord-Amerika worden de Adena opgevolgd door de Hopewell cultuur (tegenwoordig wordt het ook wel als één enkele culturele, Adena-Hopewell, traditie gezien). De Hopewell (ongeveer tussen 1 en 500 na Chr.) komen uit hetzelfde gebied als de Adena maar een groot verschil is dat men hier niet blijft. Uiteindelijk wordt het gehele oosten van de huidige VS tot ver op de Plains beïnvloed door de Hopewell mensen en overal verschijnen nu grafheuvels. In de kernregio wordt het grootste van aarde gemaakte monument ter wereld opgericht, geen grafheuvel, maar een geometrisch bouwwerk (Newark Earthworks) waarvan de functie nog steeds niet bekend is. Handel is voor de Hopewell van groot belang en voorwerpen en exotische materialen reizen duizenden kilometers om uiteindelijk o.a. als grafgift meegegeven te worden aan de doden (elite). Uit het Great Lakes gebied komen metalen zoals koper en zilver, uit het gebied van de Golf van Mexico dierlijke producten, alligatortanden en schildpadschilden. Obsidiaan wordt helemaal gehaald uit het huidige Nationaal park Yellowstone, Wyoming.Rond 800 komt er langs de Mississippi een nieuwe cultuur op die genoemd is naar de rivier. Deze Mississippi-cultuur heeft als belangrijkste twee kenmerken de maïs/boon/pompoen-landbouw (vanuit Mexico of misschien wel het zuidwesten) en de bouw van steden. Deze cultuur zou blijven voortbestaan tot aan de komst van de eerste Europeanen in het gebied en zelfs nog een tijdje daarna. Men bouwt de grootste en hoogste heuvels tot dusver (de hoogste is ongeveer 30 meter) en, geheel in de traditie van Poverty Point (en wellicht Watson Brake) zijn dit geen grafheuvels zoals bij de Adena en Hopewell, maar plat afgestompte “piramides” waarop de elite woont. De grootste stad ten noorden van Mexico kent haar hoogtepunt rond 1100. Cahokia (op dat moment tussen de 10.000 en 40.000 inwoners en daarmee groter dan de meeste Europese steden uit die tijd) is gebouwd waar nu de Amerikaanse stad St. Louis staat. Net als bij de eerdere oost-Amerikaanse culturen is er een discussie over de vraag in welke mate de Mississippiërs zijn beïnvloed door Meso-Amerika. In dit geval is er meer voor te zeggen dan bij de voorgangers. De Mississippiërs hebben hun economie immers gebaseerd op Mexicaanse gewassen, hun “tempels” en “piramides” lijken erg op die in Mexico (b.v. de bekende Quetzalcoatl-piramide van Chichen Itza) en hun godsdienst (de “Southern Cult”) kent figuren die erg aan hun Mexicaanse collega’s doen denken zoals de Gevederde Slang en de god met de “krulneus” (in Mexico de Regengod Tlaloc). Tegenstanders van Mexicaanse invloed wijzen er op dat heuvels bouwen een inheemse traditie is, dat de landbouw waarschijnlijk uit het zuidwesten van de VS kwam en dat hier nauwelijks Mexicaanse kunstvoorwerpen zijn gevonden zijn.Mexicaanse invloed (wellicht Teotihuacán en later zeker de Tolteken) is wel heel duidelijk in het zuidwesten van de VS. Hier ontstaan vanaf enkele eeuwen voor Chr. de drie grote culturen die de grootste bekende ruïnes in de regio achterlaten: de Anasazi, de Mogollon en de Hohokam. De Mogollon zijn vooral bekend om hun aardewerk. De Anasazi bouwden o.a. de rotswoningen van Mesa Verde en het halfronde gebouw Pueblo Bonito (beide pas vanaf de 10de eeuw na Chr.). De Mexicaanse invloed is het duidelijkst te zien bij de Hohokam. Lang is zelfs gedacht dat zij van hieruit naar het noorden waren gemigreerd. De Hohokam bouwen Mexicaanse balspelplaatsen, houden Mexicaanse vogels (kalkoenen, papegaaien, macaw) en gebruiken (vanaf 900/1000 na Chr.) Mexicaanse koperen belletjes. De vogels en het koper worden overigens ook gebruikt door de anderen.Aan de Noordwestkust worden tussen 500 voor en 500 na Chr. de eerste totempalen en houten (opslag)huizen gemaakt.

NOORD-AMERIKA (Groenland, Canada, VS)

De jagers die met deze speerpunten jaagden, werden beschouwd als de eerste Amerikanen.
De vondst van een benen krabber laat echter zien dat er al eerder mensen op het westelijk halfrond woonden.
Foto Reuters
Al 12.300 jaar geleden liepen er mensen rond in Amerika
Werktuig uit grot in Oregon is oudste vondst

18 november 2009/  Door Dirk Vlasblom

De eerste Amerikanen waren er eerder dan lang werd gedacht.
Dat blijkt uit de vondst van een benen krabber in de Amerikaanse staat Oregon.

Er is weer een Amerikaans record gesneuveld.
In een grot in Oregon hebben archeologen een benen werktuig gevonden dat lijkt op een krabber om dierenhuiden schoon te maken.
Het bot heeft een kartelrand en is, afgaande op koolstofdatering en op de afzettingslaag waarin het is aangetroffen, 12.300 jaar oud.

Daarmee is dit het oudste door mensen gemaakte voorwerp dat is gevonden op het westelijk halfrond.
De vondst laat zien dat er in Noord-Amerika duizend jaar eerder mensen woonden dan lang is aangenomen.

Leider van het onderzoeksteam is archeoloog Dennis Jenkins, verbonden aan de afdeling antropologie van de universiteit van Oregon (UO).
Hij onthulde de vondst vorige maand in een lezing.
Het wetenschappelijke tijdschrift Nature wijdde er vorige week een bericht aan.

Jenkins’ team doet al jaren onderzoek in de Paisley Caves, acht grotten in een rotswand, 1.500 meter boven de oevers van Lake Summer.
Zo’n 12.000 jaar geleden stond het water veel hoger en woonden de grotbewoners aan de oever van dit bergmeer in het zuiden van Oregon.

Archeoloog Luther Cressman onderzocht deze grotten al in 1938.
Hij vond er beenderen van kamelen en bizons uit het late Pleistoceen, samen met door mensen gemaakte werktuigen.
Cressman vermoedde dat dit sporen waren van de oudste Amerikanen, maar de vondsten zijn niet goed gedocumenteerd.

Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw bestaat over de kolonisatie van Amerika de volgende theorie.
Zo’n 13.000 jaar geleden ontstond een doorgang tussen de twee ijskappen die Noord-Amerika bedekten.
Via een landbrug waar nu de Beringstraat ligt en door de ijsvrije Canadese corridor zouden zo’n 11.500 jaar geleden de eerste mensen vanuit
Azië Amerika zijn binnengetrokken. Ze liepen naar het zuiden en verspreidden zich over het continent.

Deze jagers ontwikkelden in Noord-Amerika een eigen cultuur.
Die jagerscultuur kreeg de naam Clovis, naar een gehucht in New Mexico, waar in 1928 voor het eerst hun sporen werden gevonden
– speerpunten tussen mammoetbotten.
Sindsdien zijn op tientallen plaatsen verspreid over de VS soortgelijke speer- en pijlpunten gevonden.
De jagers werden voortaan beschouwd als de eerste Amerikanen. Iedere indiaan zou van hen afstammen.

De laatste jaren is deze Clovis-theorie door nieuwe vondsten en nieuwe dateringen aan het wankelen gebracht.
Antropoloog Michael Waters van Texas A & M University publiceerde in 2007 in het tijdschrift Science de resultaten van een nauwkeurige 14C-datering
van Clovis-artefacten.
Daaruit bleek dat vroege indianen maar drie eeuwen de tijd zouden hebben gehad om van Clovis-vindplaatsen te migreren naar Chili, waar bijna even
oude artefacten zijn gevonden. Onmogelijk, zei Waters.

Vorig jaar droeg het team van Jenkins nieuwe munitie aan in de Clovis-discussie.
In de Paisley Caves vonden zij 14 versteende uitwerpselen (coprolieten).
In drie ervan werd menselijk DNA geïsoleerd van 12.300 jaar oud, 1.200 jaar ouder dan de oudste benen speerpunten van de Clovis-cultuur.
Het mitochondriaal DNA in de menselijke coprolieten had een genetische structuur die uniek is voor inheemse Amerikanen.

De Clovis-theorie heeft hardnekkige aanhangers in de Amerikaanse archeologenwereld en Jenkins heeft er zowel voor- als tegenstanders.
Eerder dit jaar schreef een groep van zeven antropologen en archeologen dat de versteende uitwerpselen jonger zouden zijn dan het sediment waarin ze
waren aangetroffen. Jenkins c.s. bestreden dat en met de vondst van het benen werktuig hebben ze een nieuw argument.

Archeoloog Jon Erlandson, ook van de UO, vindt de vondst „dodelijk” voor de Clovis-theorie.
Als er eerder dan 13.000 jaar geleden mensen van Azië naar Amerika zijn getrokken, kwamen zij via de kust en niet over land, want die route was toen
afgesloten door ijs.
11.500-9000BC: CLOVIS. Lang beschouwd als eerste Amerikaanse cultuur (Nieuw Mexico)http://nl.wikipedia.org/wiki/Cloviscultuur

De eerste Amerikanen?

26-03-2011

http://noorderlicht.vpro.nl/noorderlog/bericht/44585581/

Nieuwe vondsten zijn misschien de oudst bekende menselijke sporen op de laatst bewoonde werelddelen.

Dit zijn de oudste vondsten: van 15.500 jaar geleden. (Michael R. Waters)

Stenen snij- schraap en hakgereedschap van 13.200 tot 15.500 jaar oud bewijst wat veel paleontologen al vermoedden: dat de beroemde Cloviscultuur, van 12.800 tot 13.100 jaar geleden, niet bestond uit recente immigranten. De eerste Amerikanen kwamen veel eerder. In Texas is een aardlaag blootgelegd die net iets ouder is dan de resten van de cultuur die bekendstond om zijn typische pijlpunten. Het gereedschap dat daarin is gevonden, lijkt gemaakt te zijn met technieken die later door de Clovismensen verbeterd zijn, schrijft het team dat ze heeft ontdekt in Science.

De aardlagen in dit Butter Milk Creek Complex is gedateerd met zogenoemde optisch gestimuleerde luminescentie. De gevonden voorwerpen zelf niet, maar de onderzoekers maken aannemelijk dat ze niet verplaatst zijn en dus even oud als de aardlagen. Dat zou betekenen dat er 15.500 jaar geleden al mensen leefden in het zuiden van Noord-Amerika.

‘We hebben bewijs gevonden van een vroege menselijke aanwezigheid, 2500 jaar ouder dan Clovis’, aldus Michael Waters, een van de betrokken archeologen. ‘Dit maakt deze plek tot de oudste geloofwaardige archeologische vindplaats in Texas en Noord-Amerika.’ Merk op hoe voorzichtig deze claim is vergeleken met een kop als deze in The Guardian, waarin wordt gesteld dat deze vondst bewijst dat de mens Amerika 2500 jaar eerder veroverde dan gedacht.

In werkelijkheid zijn er veel meer menselijke maaksels gevonden die ouder zijn dan de Clovis-vondsten. Versteende drollen in Noord-Amerika bijvoorbeeld, maar ook een complete nederzetting in het Chileense Monte Verde, bijna aan de zuidpunt van Zuid-Amerika. Je leest er hier meer over. En als je echt fanatiek bent, is het boek First Peoples in a New World van archeoloog David J. Meltzer een aanrader. Het is uit 2009, dus de nieuwe vondst staat er uiteraard niet in, maar het geeft een heel gedetailleerd beeld van de hele discussie over de vroegste Amerikanen.

(Elmar Veerman)

Links

De eerste, tweede en derde Amerikanen

Prehistorische kolonisatie van Amerika gebeurde in minimaal drie golven

  • Door: Nadine Böke
  Zoom

Volgens nieuw DNA-onderzoek zijn Noord- en Zuid-Amerika in de prehistorie niet door een enkele golf van Aziatische migranten bevolkt, maar waren er minimaal drie van zulke golven.

Zijn Noord- en Zuid-Amerika in de prehistorie bevolkt door een enkele golf van Aziatische migranten, die zich via Alaska uitwaaierden over de beide continenten? Of zijn er meerdere van zulke migratiegolven geweest? Nieuw bewijs wijst op het laatste.

Noord- en Zuid-Amerika waren de laatste continenten die werden bevolkt door de mens. Hoewel Homo sapiens zo’n 200.000 jaar geleden al in Afrika ontstond, duurde het toen nog grofweg 180.000 jaar voor de eerste mensen voet aan grond zetten in Amerika. Dat is ook niet zo vreemd. Terwijl een de andere continenten aan elkaar vast zitten of bereikbaar zijn via reeksen kleine eilandjes, liggen de beide Amerika’s nogal geïsoleerd. Pas toen tijdens de laatste ijstijd een deel van de zee tussen Siberië en Alaska droogviel, konden er mensen vanuit Azië naar Amerika trekken.

Maar wat gebeurde er toen? Een theorie is dat hierna zowel Noord- als Zuid-Amerika bevolkt door de nazaten van die ene golf Siberische migranten. Een andere theorie stelt echter dat er meerdere migratiegolven zijn geweest. Oftewel, dat er op meerdere momenten groepen Aziaten naar Alaska zijn getrokken, waarna hun afstammelingen zijn uitgewaaierd over de beide Amerikaanse continenten. Een aantal studies naar de genetische afstamming van Noord- en Zuid-Amerikaanse indianen lijken te wijzen op één grote migratiegolf. Onderzoek in het blad Nature van deze week spreekt dat echter tegen

Uitgebreider

Het eerdere onderzoek naar de afstamming van de oorspronkelijke bewoners van Amerika keek alleen naar een klein deel van hun genetische materiaal. Namelijk mitochondriaal DNA, dat mensen altijd volledig erven van hun moeder, of het DNA van het y-chromosoom, dat alleen mannen hebben en volledig afkomstig is van hun vader. Het nieuwe onderzoek was flink uitgebreider: dat keek namelijk naar het volledige erfelijke materiaal van vele honderden individuen, die samen tientallen verschillende volken uit Siberië en Noord- en Zuid-Amerika vertegenwoordigen.

En dat levert een heel ander beeld op. De uitgebreidere DNA-analyse laat zien dat er minstens drie keer groepen mensen vanuit Siberie naar Noord-Amerika zijn getrokken, en zich vanaf daar verder hebben verspreid. De eerste, grootste migratiegolf sterkte zich uit tot in het uiterste puntje van Zuid-Amerika. De tweede golf, die waarschijnlijk iets later heeft plaatsgevonden, reikte tot in het midden van de huidige Verenigde Staten. Terwijl de derde golf zich meer horizontaal voortbewoog, en via Canada Groenland bereikte. In het onderstaande plaatje zijn de drie migratiegolven in beeld gebracht.

Pijlpunten

© Jim BarlowCulturen uit de prehistorie worden meestal ingedeeld op basis van de voorwerpen die zij maakten. Deze pijplpunten zijn heel anders dan de typische pijlpunten van de Clovis-cultuur. Dit zou best eens extra bewijs kunnen zijn voor het idee dat de Amerika’s in meerdere golven zijn bevolkt

 
 

Naast de discussie over hoe de Amerika’s zijn bevolkt, loopt er ook al een tijdje een discussie over de cultuur van de eerste Amerikanen. Traditioneel wordt de Clovis-cultuur beschouwd als de cultuur van de eerste bewoners van dit continent. Maar dat idee is eigenlijk nauwelijks nog houdbaar. Er duikt de laatste jaren allerlei bewijs op dat een andere cultuur eerder was, of op z’n minst naast de Clovis-cultuur bestond. Dat bewijs komt in de vorm van onder meer afwijkende stenen pijlpuntenmammoetslachtingsplaatsen en fossiele menselijke poep.

In Science staat deze week extra bewijs dat de Clovis-cultuur niet de eerste danwel enige cultuur was in Amerika. Ook deze keer komt het bewijs in de vorm van vuurstenen voorwerpen, waaronder pijlpunten, die op een heel andere manier gefabriceerd werden dan hoe de Clovismensen het deden. De voorwerpen zijn opgegraven in grotten in Oregon, in het noordwesten van de Verenigde Staten. Een chemische analyse van fossiele menselijke uitwerpselen uit dezelfde bodemlagen laat zien dat de voorwerpen zo’n 12.000 jaar oud moeten zijn. Wat ze even oud maakt als de Clovis-voorwerpen. Als er in die tijd inderdaad meerdere culturen naast elkaar leefden in het noorden van Amerika, is dat extra bewijs voor het idee dat de Amerikaanse continenten niet door één grote migratiegolf zijn bevolkt, maar via meerdere

.

NATIVE AMERICANS

Note that Na-Dene (green) and Eskimo-Aleut (red) derive in part from an Asian (black; Yoruba are African) ancestry separate from that of Amerind or First American (blue). (The Na-Dene and Eskimo-Aleut are not a single arrival from Asia; the Han Chinese are too genetically distant from east Siberian peoples to capture the ancestral source in this comparison.

D Reich et al. Nature, in press, doi:10.1038/nature11258

 mongolian-man.
INUIT  ( Native american )
  
 natar-ungalaaq
                                                                                   Inuit_women
 
plains-indian          /Native american

‘Jagers al 14.000 jaar actief in Amerika’

 23 oktober 2011

– Deense onderzoekers hebben tussen de resten van een mastodont, een Noord-Amerikaanse mammoetachtige, een door mensen gemaakte 14.000 jaar oude speerpunt gevonden.

De ontdekking bevestigt een recente theorie die de ‘ontdekking’ van het Amerikaanse continent rond hetzelfde jaartal plaatst, schrijven onderzoekers van de Universiteit van Kopenhagen in Science.

De sporen zijn duizend jaar ouder dan de ‘Clovis-cultuur’, waarvan archeologen tot enkele jaren geleden dachten dat het het eerste Amerikaanse volk was.

De mastodont was al in de jaren 70 opgegraven in Washington, de meest noordwestelijke staat van de VS. Met moderne koolstofdatering kon de ouderdom pas voldoende zeker worden vastgesteld.

Ook de aangetroffen speerpunt is gemaakt van mastodontenbot, ten teken dat de grote grazers blijkbaar vaker op het menu van de oorsponkelijke Amerikanen stonden.

Hetzelfde Deense onderzoeksteam had drie jaar geleden melding gemaakt van de vondst van menselijke resten in een grot in de staat Oregon, tevens aan de Amerikaanse westkust, die eveneens 14.000 jaar oud zouden zijn.

Onderzoeksleider Eske Willerslev denkt dat het gaat om de voorouders van de Amerikaanse indianen, die via een landbrug in de Beringzee vanuit Azië zijn overgekomen.

7500: KENNEWICK MAN leeft in Washington State.
Mogelijk verwant aan de Ainu in Japan.  http://en.wikipedia.org/wiki/Kennewick_Man

17 januari 2000
Kennewick Man is 9.300 jaar oud.

Het controversiële skelet van Kennewick Man is, zoals al vermoed werd, meer dan negenduizend jaar oud.
Dat blijkt uit een koolstofdatering die in opdracht van de Amerikaanse overheid is uitgevoerd.

Nu officieel is vastgesteld dat Kennewick man van vóór 1492 dateert (het jaar van Columbus’ aankomst in Amerika), is het skelet volgens de Amerikaanse wet per definitie Indiaans.
Dat betekent dat het wellicht zal worden overhandigd aan een van de vijf verschillende Indiaanse stammen die de beenderen opeisen om ze te begraven als een van hun voorouders.

Wetenschappers wijzen erop dat de schedel niet lijkt op die van de hedendaagse Indianen, en daarom wellicht niet tot hun voorouders behoort.
Sommige archeologen vermoeden dat Kennewick Man behoorde tot een inmiddels uitgestorven volk, dat onafhankelijk van de Indianen naar Amerika geëmigreerd zou zijn, mogelijk uit Oost-Azië.
Om die hypothese te testen, zouden ze graag een DNA-analyse uitvoeren, maar de Amerikaanse overheid heeft tot dusver altijd geweigerd daarvoor toestemming te geven.

2004 Februari 7
De overblijfselen van `Kennewick Man’, die 9300 jaar geleden leefde in wat nu de staat Washington is, mogen toch door wetenschappers nader bestudeerd worden.
Woensdag deed een Amerikaans federaal hof van beroep uitspraak in een zaak die sinds 1998 loopt en waarin lokale indianen en fysisch antropologen lijnrecht tegenover elkaar staan …
OLD COPPER CULTURE
5000: mensen langs de Great Lakes beginnen met bewerking koper (OLD COPPER CULTURE). Kennis strekt zich uit tot in Maryland. In tegenstelling tot eerste koperbewerkers in Eurazië zijn de mensen geen landbouwers en kennen ze geen aardewerk.

3500: oudste menselijke monument in Noord-Amerika. Opgetrokken, in een cirkel staande heuvels in Louisiana (WATSON BRAKE).

2900: oudste stenen cirkel op Plains. Functie onbekend. Religie of Tipi.

2500: oudste aardewerk Noord-Amerika in Florida en Georgia.

2250: ontwikkeling eerste pijl en boog in Amerika in Arctisch gebied. Vanuit hier steeds verder naar het zuiden tot ver in Mexico.

2000: eerste experimenten met domesticatie van gewassen in oosten VS. Bekendste is de zonnebloem. verder squash en een aantal lokale grassen zoals marshelder, lamsquarter en maygrass.

1500-1100: oudste grote nederzetting Noord-Amerika in Louisiana. POVERTY POINT was gebouwd in een halve cirkel, naar de rivier toe. Een 2 meter hoge piramide keer er over uit.
De nederzetting telde waarschijnlijk zo’n 5000 inwoners.

1000-300BC: ADENA in de Ohio-vallei bouwen 300 tot 500 grafheuvels. Economische basis is handel, jacht, verzamelen en kleinschalige landbouw van de inheemse gewassen.

1000BC: eerste maïs vanuit Mexico bereikt zeker het zuidwesten van de VS. Behalve maïs ook pompoenen, bonen en katoen.

500BC: opkomst eliteklasse aan de westkust. DORSET cultuur ontwikkeld zich op Groenland (tot 1200AD). Zij bouwen de eerste iglo’s en zijn sterk afhankelijk van de zee. Rond de Beringstraat ontwikkeld zich de THULE cultuur.
Dit zijn in ieder geval voorouders huidige ESKIMO’s.

500BC-1450AD: drie belangrijke culturen in zuidwesten VS en noordwesten Mexico: ANASAZI, HOHOKAM en MOGOLLON. Zij bouwen de grote nederzettingen in deze regio, de canyon-huizen en stichten tevens een wegennet.

250BC-500AD: HOPEWELL in Ohio-vallei zijn opvolgers ADENA. Zij beperken zich echter niet tot die vallei en HOPEWELL monumenten (ook voornamelijk grafheuvels) zijn verspreid over het hele oosten van de VS, van Canada tot
de Golf van Mexico en van de Atlantische Oceaan tot de Plains. Dit leidde tot een groot handelsnetwerk. Koper en zilver kwamen uit het Great Lakes gebied, mica uit de Appalachen, schildpadschilden, alligator- en haaientanden
uit het zuiden en obsidiaan zelfs helemaal uit Yellowstone. Landbouw belangrijker.

500AD: oprichting megalieten en constructie van reuzenfiguren in de woestijn in zuidoosten Californië.
Tevens sterke sociale stratificatie ten noorden van Californië aan de westkust. Bouw van grote houten huizen en eerste totempalen.

700: THULE cultuur (ESKIMO’s) bereiken Groenland en vermengen met (en verdrijven) DORSET mensen. Typische ESKIMO cultuur met iglo’s en hondensleden.
Rond 1000 in contact met Vikingen uit IJsland.

750-1150: grootste bloei culturen uit Zuidwesten VS.
De Hohokam leggen balspelplaatsen aan (in totaal 206), evenals de volkeren zuidelijker in Mexico.
Ook bewerken ze koper en kennen ze een wereldwijd unieke etstechniek.
De MOGOLLON maken het Mimbres aardewerk en zijn mogelijk de stichters van de handelsstad Casas Grandes (Paquimé ) in het noorden van Mexico. Deze stad kent speciale kamers voor het fokken en houden van uit het zuiden
komende papegaaien en is mogelijk een plaats die in direct contact staat met de TOLTEKEN in het zuiden. De ANASAZI bouwen Pueblo Bonito en Mesa Verde, de twee bekendste nederzettingen uit de regio.
800-1550: MISSISSIPPI cultuur ontstaan langs de gelijknamige rivier en verspreid over het hele oosten van de VS. Heuvels zijn geen grafheuvels maar waarschijnlijk tempels waar de leiders bovenop wonen. Landbouwproducten
uit Mexico (maïs, pompoenen en bonen) worden door hen over het gehele gebied verspreid. Ook bouwers van eerste echte steden. Cahokia (900-1200) is de grootste stad ten noorden van Mexico, met een piramide van 30 meter en
tussen de 10.000 en de 40.000 inwoners. Cultuurelementen verspreiden zich ook steeds verder naar het westen (naar de Plains). Ook daar bouwt men vaste nederzettingen, gaat men aardewerk maken en landbouw bedrijven.
Stereotiepe beeld van nomadische bizonjagers op de Plains is dus iets van 19de eeuw.

950-1200:
In Ohio wordt door mensen van FORT ANCIENT de Serpent Mound opgericht. Op deze grote heuvel is een slang van 400 meter lang afgebeeld. Functie onbekend.

1450: drie grote culturen uit het zuidwesten gaan over op bescheidener schaal naar de Pueblo’s van vandaag de dag.
Mogelijk door droogte en door aankomst van ATHABASKEN uit het noorden, de NAVAJO’s en de APACHEN.

MIDDEN-AMERIKA (Mexico tot Panama)

7000BC: eerste landbouw.

5000BC: eerste maïs in Mexico.

1500BC: eerste aardewerk en eerste volledig permanente dorpen.

1200-500BC: OLMEKEN (Aan Golfkust. Eerste steden, tekenen van elites, schrift, kalender, etc…)

500BC-800AD: Monte Alban van de ZAPOTEKEN (BENI ZAA) in Oaxaca (oudste Mexicaanse fonetische schrift. De stad overheerst alle anderen in Oaxaca en is een van de grootste steden in Mexico in deze tijd).

500BC: begin groei MAYA steden in Guatemala en zuid Mexico). Grootste stad wordt El Mirador.

1-700AD: TEOTIHUACAN in de vallei van Mexico. Grootste stad van dat moment in heel Amerika (behorend bij de 10 grootste steden ter wereld). Veel invloed naar zuiden (MAYA’s) en naar noorden (zuidwesten VS).
Volk onbekend.

250AD-900AD: KLASSIEK (grote bloei van steden, koningen, literatuur, wiskunde, etc… Macht bij goddelijke heersers). In MAYA gebied geen rijk maar stadstaten die oorlogen tegen elkaar voeren en bondgenootschappen sluiten.
Twee steden zijn het machtigst: Tikal (Mutal) en Kalakmul (Kan).
Tussen 350 en 500 in de invloed van TEOTIHUACAN in het noorden erg groot.
Invloed van Mexico op zuidelijk Midden-Amerika wordt heel groot, vooral zichtbaar door jade-industrie. Mexicaanse groepen gaan zich vestigen in het zuiden. Ontstaan lange afstandshandel tussen beide gebieden.

900-1530: invloed van Mexico wordt minder in zuidelijk Midden-Amerika. In plaats daarvan groeit de invloed vanuit Zuid-Amerika. Aangezien handel belangrijker wordt verdwijnt de Mexicaanse invloed allerminst.
Vooral de TOLTEKEN en de AZTEKEN stichten handelskolonies in het zuiden (tot in Panama).

900-1150: TOLTEKEN in centraal Mexico (net ten noorden van Teotihuacan).
Grote invloed op rest Mexico en op zuidwesten van VS. Tula (Tollan = Plaats van Riet) is de hoofdstad. Bekendste koning is de historische Topiltzin Quetzalcoatl (later, vooral door AZTEKEN, beschouwt als een god).

900-1524: MIXTEKEN (ÑUU DZAVUI) in Oaxaca. Geen rijk maar stadstaten. Bloei (voornamelijk) pictografisch schrift gebruikt o.a. voor geschiedenisboeken. Oorlog tegen ZAPOTEKEN maar ook onderling.
Bloei handel, belangrijk metallurgie.

1450-1521:
AZTEKEN (MEXICAH) stichten Mexico-Stad (Tenochtitlan) in een meer. Groeit uit tot grootste stad van Mexico (een van de grootste steden ter wereld).
Men verovert een groot gebied en kijkt op naar de TOLTEKEN (waarschijnlijk zelfde taal, veel cultuur overeenkomsten, etc…). Laatste keizer (tlatoani = spreker/gebieder) voor komst Spanjaarden is Monteuczuma (Montezuma) II.
ZUID-AMERIKA (Colombia tot Chili)
9000BC-7000BC: eerste landbouw (Peru, later Ecuador & Amazonegebied).

6000BC: eerste aardewerk (in Amazone. Oudste van heel Amerika).

5000BC: oudste mummies ter wereld (ongeveer 2000 jaar ouder dan in Egypte) door de CHINCHORRO in Noord Chili.

3500BC: begin bouw steden tussen kust en bergen noord Peru. Oudste steden Amerika en samen met steden in Mesopotamie oudste steden ter wereld. CARAL is een van de grootste.
Economie voornamelijk gebaseerd op verbouw van katoen en handel met kustdorpen (voor o.a. ansjovis). Eerste sporen van typische Andes religie en oudste quipu.

3000BC-1500BC: Valdivia cultuur in kuststrook Ecuador. Men maakt talloze Venus-beeldjes.

1500BC: oudste bewerking van metalen in Amerika (goud en koper) in Peruviaanse Andes. Waarschijnlijke begin expansie van ARAWAK-sprekende volkeren in Amazonegebied (noordwesten).

1000BC-1: Chavín Horizon in Peru: typische kunst, religie (stafgod, katgod etc…), bouwstijl, aardewerk etc…

400BC: CHAVIN DE HUANTAR in noordelijke Andes Peru, het belangrijkste en grootste religieuze centrum van Chavin Horizon in Peru. Begin oprichten van de megalieten van SAN AGUSTÍN in het zuiden van Colombia.

800-200BC: CHORRERA volk in kuststreek Ecuador kent meest realistische aardewerk in Amerika van dat moment. Grote invloed naar buiten toe, waarschijnlijk tot in Mexico.

100BC-500AD: MOCHE volk aan noordkust van Peru beroemt vanwege realistische aardewerk, erotische kunst en de Heerser van Sipan. NAZCA volk aan de zuidkust van Peru, vooral bekent van de grote geometrische figuren in de woestijn. Ook typerende stijl aardewerk.

200AD-1600: In het noorden van Colombia, rond en op de Sierra Nevada Santa Marta is de TAIRONA cultuur. Dit volk bouwt steden van steen, spreekt een Chibcha taal, zijn bedreven in het bewerken van metalen (goud, zilver, tumbaga, koper, etc) en handelen met de volkeren op de Antillen en volkeren in het zuiden. Pas na 75 jaar oorlog (begonnen dus ergens rond 1525), capituleert men tegen de Spanjaarden.

400-1350: Op het eiland Marajó, in de monding van de Amazone, is de MARAJOARA cultuur. Waarschijnlijk de oudste complexe gemeenschappen in het Amazonegebied. Men richt heuvels op, doet aan intensieve landbouw en kent een ingewikkelde aardewerkstijl die op den duur ‘internationaal’ wordt. Vrouwen spelen waarschijnlijk een zeer belangrijke rol.

500-1000: Twee rijken beheersen de centrale en zuidelijk centrale Andes: WARI (Peru, centrum rond huidige Ayacucho) en TIWANAKU (voornamelijk Bolivia, centrum Tiwanaku stad aan Titicaca meer). WARI is waarschijnlijk een militaristisch rijk dat actief gebieden veroverd (o.a. NAZCA gebied en MOCHE gebied aan de kust). TIWANAKU is meer een religieus centrum met grote culturele invloed (tot noorden Argentinië en Chili). Tiwanaku stad trekt duizenden Pelgrims aan.

600-1541: MUISCA bouwen de politiek meest complexe maatschappij van Colombia op de oostelijke bergrug van de Andes. De staat wordt geleid door twee figuren, de Zoque en de Zipa. Ook dit is een Chibcha volk en men heerst over tientallen kleinere politieke eenheden. De Magdalena vallei net ten westen van de MUISCA staat is volgebouwd met houten gebouwen. De belangrijkste stad van de MUISCA staat waar nu Santa Fé de Bogotá ligt. De Spanjaarden zijn vol bewondering voor de stad, maar branden hem niettemin af.

800-1540: In de Cauca vallei in Colombia is de QUIMBAYA cultuur. De Algemene opinie is dat zij het mooiste metaalwerk van de Amerika’s hebben gemaakt. Waarschijnlijk begint de cultuur al rond 500BC.

1000-1470: CHIMU rijk aan noordkust Peru, waarschijnlijk opvolgers deels van MOCHE. Hun hoofdstad is waarschijnlijk de grootste stad, ooit in Zuid-Amerika voor 1492 gebouwd. Veroverd door INCA’s.

1000-1550: belangrijke lokale complexe gemeenschappen langs de Amazone rivier en andere grote rivieren in het gebied. Onder andere de OMAGUA (zij controleerden de oevers van rivieren van Ecuador tot in west Brazilië ) en de TAPAJÓS (bijna aan de monding van de Amazone). Dichtbevolkte gebieden vanwege vruchtbare grond langs de rivieren en de techniek om niet-vruchtbare grond vruchtbaar te maken (door het maken van ‘zwarte aarde’).

1100-1540: In de noordelijke vlakte van Colombia heersen drie grote politieke eenheden die samen ZENÚ genoemd worden. De aardewerk stijl kent zowel invloeden uit het zuiden (Ecuador), als uit de Andes. Verder werkt men veel met goud. Een van de drie eenheden wordt bij de Spanjaarden geleid door een vrouw.

1450-1532: INCA rijk vanuit Cuzco in Peruviaanse Andes. Veroveren heel snel het grootste rijk op aarde van dat moment, lopend van zuid Colombia tot midden Chili). Vooral bekent vanwege zeer technische architectuur, de stad Machu Picchu en de confrontatie met de Spanjaarden. ‘Inca’ is de titel van de heerser. De laatste voor-Spaanse Inca (Atawallpa) werd niet door iedereen in het rijk erkent.

CARIBEN (ANTILLEN)

5000: eerste mensen op Antillen à Trinidad (vanuit Venezuela… Trinidad zit er nog aan vast!) 4000-3000: eerste mensen komen aan op Grote Antillen (Hispañola en Cuba). Waarschijnlijk vanuit Belize

2500-500BC : CASIMIROID vanuit Hispañola naar Kleine Antillen

2000-400BC: ORTOIROD mensen vanuit Venezuela naar Kleine Antillen tot Puerto Rico. Daar botsen op CASIMIROID.

2000-600AD: SALADOID mensen (hoogstwaarschijnlijk een ARAWAK volk) vanuit Venezuela tot in Puerto Rico. Zij introduceren landbouw en aardewerk.

1AD: ARAWAK volkeren ook naar Grote Antillen

500AD: Jamaïca voor het eerst bewoond.

700-1000: mogelijk migratie van CARIBEN vanuit Guyana’s naar Kleine Antillen. Onduidelijk of het daadwerkelijk CARIBEN zijn en niet ARAWAKKEN die door de Spanjaarden een slechte naam hebben gekregen
(elk volk dat men “Carib” noemde stond gelijk aan wild en kannibalistisch terwijl voor dit laatste in deze regio geen bewijzen zijn).

1492: Columbus op de Bahama’s en later op Hispañola. De Taino (waarschijnlijk niet eigen naam) die Columbus ontvangen wonen van Cuba tot Guadeloupe.
Deze mensen worden geleid door cacique’s (leiders), slapen in hamaca’s
(hangmatten), roosteren vlees en vis op een barbacoa (barbecue) en vereren de stormgod Horrican (wervelwind, orkaan).
Verder zijn het landbouwers, bouwen ze balspelplaatsen en verkrijgt men door handel met Colombia sieraden van goud en koper.

1200-1492:

Amerika aan de vooravond van de Europese invasie

Hier is in het uiterste noorden de succesvolle expansie van de Thule-mensen, de meest directe voorouders van de Eskimo’s. Zij komen uit de regio rond de Beringstraat en introduceren de voorwerpen waar de Eskimo’s beroemd om zijn: de iglo, de hondenslee, de kajak. In tegenstelling tot hun voorgangers (door archeologen Dorsett genoemd) maakt men geen aardewerk en is men vooral gericht op de jacht op zeezoogdieren. Het gebruik van harpoenen kent dan ook een bloei.
Zuidelijker (bijna geheel Canada) wonen twee grote groepen. In het westen de Athabaskische volkeren en in het oosten de Algonquin volkeren. Men maakt vooral jacht op rendieren en elanden maar aan de kust is vis belangrijker. In het zuiden, rond de Great Lakes en langs bijna de gehele grens met de VS, wonen boeren. Het is de meest noordelijke regio waar de Mexicaanse gewassen maïs, bonen en pompoenen verbouwd worden. Verder gebruikt men hier de typische sneeuwschoenen, bouwt men handige rivierkano’s van berkenbast en tapt men (in het oosten) ahornsiroop af van de suikeresdoorn.De westkust is van zuid-Alaska tot zuid-Californië dicht bevolkt hoewel de van oorsprong Mexicaanse landbouw hier niet voorkomt. Wel verbouwt men andere dingen, zoals tabak. Het noordwesten (zuid-Alaska tot noord Caliornië) wordt bewoond door volkeren die een grote hiërarchie kennen. Vooral in Canada is dat duidelijk. Er zijn verschillende soorten (o.a. religieuze) leiders, een gewone bevolking en slaven. Men woont in grote huizen voor meerdere families en de totempalen (vooral Canada en gebouwd aan de voorkant van de huizen) geven o.a. welke families er in het huis wonen en wat hun status (dat van familieleden) is. Verder is men sterk afhankelijk van de zee. De grootste boten (uitgehakt uit het hardhout van één grote ceder) zijn ruim twintig meter lang en worden gebruikt om jacht op zee te maken (o.a. op walvissen). In Californië leeft men vooral van eikelmeel dat vollop aanwezig is door de vele soorten eikenbomen in dit gebied. De politieke hiërarchie is hier en stuk minder dan in het noorden maar door de overvloed en het zachte klimaat kan men net zoals in het noorden op een plaats blijven wonen.In het zuidwesten wordt vanaf de 14de/15de eeuw een omschakeling gemaakt in leefgewoonte. Men stopt met het bouwen van grote complexen en gaat is kleinere dorpen wonen (pueblo’s). Net als bij de Maya’s wordt dit vaak gezien als “de val van de hoge beschaving”, maar net als bij de Maya’s is dit moeilijk om echt aan te tonen omdat onduidelijk is wat de rede is voor de andere levenswijze. Soms wordt er op droogte gewezen, soms op oorlogen, soms op politieke of religieuze veranderingen. Anderen zien weer economische redenen. Feit is echter dat noch de Maya’s, noch de mensen in het zuidwesten “verdwijnen”. De nakomelingen van de Anasazi, Mogollon en Hohokam blijven boeren en wonen vandaag de dag nog steeds in dit gebied. Het zijn o.a. de Zuni, de Hopi en andere “Pueblo”-volkeren. De Navajo en de Apachen zijn relatieve laatkomers. Beide zijn Athabaskische volkeren en dus verwant aan de mensen in west-Canada.Ook de Missisippi- (en de door hen beïnvloedde) volkeren in het oosten staan niet stil vanaf het moment dat ze “verschijnen”. Cahokia wordt rond 1200 verlaten en het lijkt wel alsof men wegtrekt uit het gebied van de centrale Mississippi. In andere gebieden komen (hierdoor?) juist steden op. Een van de bekendste daarvan is Moundville in Alabama. In Louisiana worden ook nieuwe steden gesticht en wel door een van de weinige Mississippi-volkeren die we ook redelijk goed uit de etnografische literatuur kennen: de Natchez. Zij worden (althans in de 17de eeuw) geleidt door een belangrijk leider die “Grote Zon” wordt genoemd. O.a. de begrafenisrituelen van zo’n Grote Zon zijn in de 17de eeuw door de Fransman Du Pratz beschreven. In het noordoosten sluit een aantal volkeren vrede met elkaar en gaan een federatie vormen die tot ver in de 18de eeuw een zeer grote invloed zou hebben, o.a. op de Europese kolonisatie. De meeste mensen kennen hen onder de naam Irokezen, maar hun eigen naam is Haudenosaunee. Federaties worden in dit gebied trouwens de normale politieke structuur. De vader van de bekende Pocahontas (zie volgende hoofdstuk) was een (de?) leider van de Powhatan-federatie.Meso-Amerika
Na de Tolteken (na 1200 dus) duurt het een tijd voordat het centrale hoogland weer gedomineerd wordt door een enkele culturele groep: de Azteken (eigen naam: “Mexicah”, Mexicanen). Volgens hun eigen verhalen komen de Azteken uit het noorden en dat lijkt te kloppen aangezien bijna alle zogenaamde Uto-Azteekse volkeren ten noorden van de Azteken wonen, zoals de Hopi en (vandaar de naam) de Utes. De Azteken zijn een van de vele kleine groepen migranten en vestigen zich uiteindelijk op eilanden in het Texcoco-meer. Binnen honderd jaar (1438-1519) weten ze het grootste rijk dat Meso-Amerika ooit gekend heeft op te bouwen. Hun hoofdstad, Tenochtitlan, gelegen in het meer, is goed te vergelijken met Venetië (ook al was het destijds veel groter met een geschatte bevolking van minimaal 200.000 inwoners). Over de Azteken bestaan veel mythes en dat is raar omdat we over hen meer informatie hebben dan over anderen. Die mythes gaan vooral over leiderschap en mensenoffers. Nogal vaak is te lezen dat zij “het meest bloeddorstige volk ter wereld” (of iets in die trant) geweest zouden zijn. De vraag is wat hier van waar is en waarom juist de Azteken genoemd worden terwijl het mensenoffer toch ook voorkwam bij de Maya’s en de Inca’s. Mensenoffers waren in Meso-Amerika net zo gewoon als heksverbrandingen in Europa. Het had een religieus doel. Menselijk bloed werd over het algemeen gezien als het kostbaarste dat er was. Behalve mensenoffers werden er ook veel bloedoffers gebracht door bijvoorbeeld de tong (vrouw) of de penis (man) te doorboren. Er bestaan voldoende bewijzen voor het bestaan van het mensenoffer in voor-Spaanse tijden (bijvoorbeeld in de eigen boeken) maar er was een belangrijk verschil met de heksenverbrandingen in Europa. De mensen die men offerde behoorde vrijwel zonder uitzondering tot de adel. De rede daarvoor was dat dit bloed nog kostbaarder was dan het bloed van “gewone mensen”. Nergens in de eigen boeken of uit de archeologische bronnen blijkt dat mensenoffers gebracht werden op de manier zoals Mel Gibson heeft laten zien in zijn film Apocalypto. Ook de Maya’s overvielen geen armzalig kleine dorpjes te om de goden tevreden te stellen met bloed van eenvoudige dorpelingen. Zefs de oudste Spaanse bronnen die de Azteekse mensenoffers beschrijven (Sahagún, Cortés, Díaz) hebben het niet over miljoenen weerloze burgers die massaal geofferd werden omdat de goden nu eenmaal bloeddorstig waren. Dat zou pas later deel gaan uitmaken van de propaganda.Dan het bestuur. De Azteken hadden geen keizer en werden ook niet bestuurd door één enkele man. De Azteekse “keizer”, de Tlahtoani (“Hij die spreekt”) regeerde samen met een zogenaamde Cihuacoatl (“Vrouwelijke Slang/Begeleider”, overigens altijd een man) en een raad van edelen. In de praktijk kwam het er op neer dat de dat de Tlahtoani over internationale politiek ging en de Cihuacoatl over het binnenlandse beleid. Dit was waarschijnlijk de rede waarom de Spanjaarden (gewend aan een enkele monarch) niet goed raad wisten met de politieke werkelijkheid van de Mexicanen. Zij hadden Monteuczoma (ook: Montezuma, Moctezuma) bestempeld als de onbetwiste leider van de Azteken en vonden het verwarrend toen bleek dat hij niet zonder meer besluiten kon nemen.Een andere zeer belangrijke groep binnen de Azteekse samenleving was die van de handelaren, de Pochtecah. Zij vormden in feite een eigen gilde en stonden onder grote bescherming. Als een groep handelaren bijvoorbeeld overvallen werd door een vijandig leger, dan was dit een directe rede om de oorlog te verklaren. Volgens verschillende bronnen waren er Mexicaanse (Azteekse) handelskolonies van de grens met de VS in het noorden tot centraal Panama in het zuiden.

De Azteken waren echter niet de enigen. In het westen (het huidige Michoacán) was een ander rijk van mensen die zeer sterk van hen afweken: de Tarasken (eigen naam: Purepecha). De taal van de Tarasken heeft geen naaste verwanten, de Taraskische godsdienst was erg “on-Meso-Amerikaans” (er was bijvoorbeeld geen regengod) en metaalbewerking was vanaf het begin zeer goed ontwikkeld (het gebruik van metalen in Meso-Amerika kwam pas vanaf ongeveer 900 na Chr.). Verscheidene wetenschappers hebben naar en Zuid-Amerikaanse (Andes) oorsprong gewezen maar zeker is dit allerminst. Feit is dat de taal meer op Andes-talen lijkt dan op Mexicaanse talen en dat aangetoond kan worden dat de metaalbewerking uit West-Mexico regelrecht uit de Andes gekomen is (over zee).

In Oaxaca kwam tussen 900 en 1200 een nieuwe regionale machthebber op: de Mixteken (eigen naam: Ñuu Dzavui). Zij waren verwant aan de Zapoteken (eigen naam: Beni Zaa) maar namen geleidelijk een groot deel van het Zapoteekse gebied in (waaronder het oude Monte Alban). Zo wist een belangrijk Mixteeks heerser in de laat 11de eeuw een groot deel van Oaxaca onder zijn controle te krijgen. Deze geschiedenis over “Heer 8 Hert Jaguarklauw” (Iya Nacuaa Teyusi Ñaña) staan beschreven in tal van oude Mixteekse boeken. Het Mixteekse “rijk” viel echter na de dood van de stichter snel uit elkaar in verschillende statstaatjes waarvan er uiteindelijk een aantal veroverd zou worden door de Azteken. Niettemin bleven ook nogal wat Mixteekse en Zapoteekse staten onafhankelijk.

De Maya’s (geen één eigen naam) woonden vanaf 1200 vooral in de hooglanden van Chiapas/Guatemala en in Yucatán. Ook in deze laatste periode is er niet zo iets als een Mayarijk, maar zijn er wel belangrijke en minder belangrijke stadstaten. Uxmal en Chichen Itza zijn het belangrijkst tussen Klassiek (eind 900) en Postklassiek en na 1200 (tot 1450) is de stad Mayapan (Yucatán) het machtigst. Bij de komst van de Spanjaarden is er in Yucatán niet echt meer één machthebber maar zijn ongeveer 20 even sterke staten. In de hooglanden is er dan sinds kort wel weer één groep die het machtigst is: de Kikche. Overigens kent het tussenliggende gebied (Petén) dan ook weer belangrijke steden. De laatste onafhankelijke Mayastadstaat (Tayasal), die pas in 1697 door de Spanjaarden veroverd werd, bevond zich op een eiland in het grote Petén Itzá meer.

In het meest zuidelijke gebied van Meso-Amerika (El Salvador, zuid/centraal Honduras, zuid Nicaragua en noordwest Costa Rica) is in deze periode echt onderdeel geworden van het gebied. Dit door de migratie van volkeren uit Mexico zoals de aan de Azteken verwant zijnde Nicarao (migratie rond 1350).

Zuid-Amerika
Meso-Amerika en Zuid-Amerika kwamen cultureel gezien bij in zuidelijk Midden-Amerika. Van Honduras tot in Venezuela en Ecuador woonden hier de zogenaamde Chibcha-volkeren. Oorspronkelijk kwamen ze waarschijnlijk uit zuid Costa Rica maar in de tijd van Columbus woonden de grootste Chibcha volkeren in Colombia. Vanaf ongeveer 1000 na Chr. woonden hier allerlei (Chibcha) groepen die vooral gespecialiseerd waren in de metallurgie (In Colombia 2000 jaar daarvoor vanuit Peru). De twee bekendste groepen zijn de Muisca (hun hoofdstad was waar nu de Colombiaanse hoofdstad Bogotá ligt) en de Tairona (woonachtig in het noorden, rond en op de flanken van de Sierra Nevada de Santa Madre). De Muisca (ook vaak Chibcha genoemd) waren de machtigste en waarschijnlijk politiek meest gecentraliseerde groep. De naar schatting 1 miljoen mensen werden geleid door twee leiders, de Zaque en de Zipa. Men leefde in steden die voornamelijk van hout waren en die uiteindelijk in brand gezet werden door de Spanjaarden. Net als andere Colombiaanse volkeren zijn de Muisca beroemd om hun goudwerk. Belangrijker vond men echter het zogenaamde tumbaga, een legering van goud en koper (en soms zilver). Deze ingenieuze uitvinding zorgt ervoor dat de smelttemperatuur van beide metalen omlaag gaat maar de hardheid van koper sterk stijgt. Tumbaga werd geliefd bij veel indiaanse volkeren, van Mexico, via de Antillen tot in de rest van de Andes en in de Amazone. De Spanjaarden echter vonden het maar waardeloos omdat men op zoek was naar puur goud.

De Tairona bouwden wel steden van steen hoewel die pas zeer recent (jaren 70) door wetenschappers zijn gevonden, mede door de politieke situatie in het land (burgeroorlog). Deze steden zijn de grootst bekende indiaanse steden buiten Meso-Amerika en de Andes en konden door hun locatie goed verdedigd worden. De Spanjaarden voerden 75 jaar lang oorlog totdat de Tairona zich in 1600 uiteindelijk gewonnen gaven.

Over de Kleine Antillen is vrij weinig bekend, voornamelijk omdat veel eilanden niet door de Spanjaarden veroverd konden worden. Over de Grote Antillen weten we veel meer omdat Columbus hier voor het eerst aankwam. Hier woonden de Taíno (waarschijnlijk bestond er geen één term voor alle Taíno samen) en zij waren boeren (voornamelijk maniok maar ook o.a. maïs, ananas, pinda, pompoen en katoen). De gemeenschappen bestonden uit leiders (caciques, de term die later door de Spanjaarden voor bijna alle indiaanse leiders in Amerika gebruikt werd), edelen (“nitaíno”, daar komt het woord Taíno vandaan) en het gewone volk. Het eiland Hispañola (vandaag Haïti en de Dominicaanse Republiek) was waarschijnlijk het dichtst bevolkt en bestond uit ongeveer vijf verschillende politieke eenheden (cacicazcos genoemd). De Taíno waren Arawakken en kwamen dus oorspronkelijk uit Zuid-Amerika. Om de eilanden te bereiken had men natuurlijk goede zeewaardige boten nodig en uit de verslagen van o.a. Columbus blijkt dat ze die ook hadden. Het woord kano komt van het Taíno woord voor boot (canoa). Andere bekende Taínowoorden die via het Spaans overgingen op andere Europese talen zijn maïs (maïs), casave (maniokmeel), orkaan (stormgod), hangmat (een mat om in te slapen) en barbecue (constructie van hout om boven een vuur vis of vlees te braden). Vanuit Colombia (direct of via de Kleine Antillen) verkreeg men goud en tumbaga wat Columbus erg enthousiast maakte.

Verscheidene complexe Arawakse culturen hebben ook in het kustgebied van Suriname bestaan waarvan de meest invloedrijke de Hertenritscultuur is geweest (vanaf 600 tot aan 1500). Deze culturen bouwden kunstmatige heuvels en hadden een permanente landbouw. Zeer waarschijnlijk zijn deze mensen vanuit de Orinocodelta in Venezuela gekomen, een gebied waarmee bij de komst van de Europeanen nog veel contact had. Belangrijke contacten waren er ook met het zuidelijker gelegen Amazonegebied. Mogelijk zijn de Caribische volkeren, die vanaf 1000 een groot deel van Suriname gaan bewonen, afkomstig uit het zuiden.

In de tropische laaglanden zijn tussen 1000 en 1500 allerlei complexe gemeenschappen ontstaan en er zijn zes grote taalfamilies waarvan er twee (de Arawakken en de Tupi) zich over het hele gebied verspreid hebben. Op het moment dat de eerste Europeanen komen wonen de grootste gemeenschappen langs de grote rivieren (Amazone, Río Negro, Xingú, etc). Zij bouwen hun grote dorpen (steden?) in een lang lint langs de oevers. In het zuidelijke savannegebied bouwt men ronde dorpen waarbij de huizen om een groot centraal plein staan. Deze bouwvorm bestaat hier nog steeds maar destijds waren de dorpen wel vele malen groter. De Tupinambá (Tupi) zijn rond 1500 bezig met de bevolking van het Braziliaanse kustgebied en hun verwanten de Guaraní trekken steeds verder naar het zuiden (Paraguay, Argentinië, Uruguay). Het zijn de meest zuidoostelijke boeren, bij de Tupinambá vooral maniok en bij de Guaraní vooral maïs. In de Boliviaanse en Colombiaanse (Venezuela) savannegebieden wonen boeren die grote heuvels oprichten en aan irrigatie doen. Het contact met de Andes (o.a. voor de handel van b.v. metalen uit de Andes tegen voedsel uit het laagland) is zeer belangrijk.

De Andes zelf kende vanaf de laat 14de eeuw de opbloei van het grootste indiaanse rijk ooit, dat van de Inca’s. In de periode tussen Wari/Tiwanaku en de Inca’s (1000-1400) echter zijn weer allerlei locale culturen bijzonder succesvol. De belangrijkste daarvan is die van Chimú (Chimor). Zij wonen in hetzelfde noord-Peruaanse kustgebied als de Moche (1-500) voor hen en bouwen een machtig rijk op met een enorm grote hoofdstad: Chan Chan. Het rijk is erg op de zee gericht en is een spil in de zeehandel tussen het zuiden (de kuststad Chincha) en het noorden (de Ecuadoriaanse kustcultuur Manteño-Huancavilca). De Ecuadorianen exporteren de steeds belangrijker wordende spondylusschelp en hebben zelfs contacten met Mexico. Door deze zeehandel bereiken o.a. metalen (brons, koper) het westen van Mexico en via Chan Chan en Chincha bereiken de Ecuadoriaanse schelpen de zuidelijke Andes (Bolivia, Argentinië). De Inca’s uit de zuidelijke Peruaanse hooglanden worden duidelijk aangetrokken door de rijkdom van de kustgebieden en weten heel snel hun 5500 kilometer lange rijk (van Zuid-Colombia tot centraal Chili) te veroveren. Dit enorme rijk wordt geregeerd vanuit de hoofdstad Cuzco, door goed aangelegde wegen en door een indeling van de gehele maatschappij in decimale eenheden (bijgehouden in de quipu). Belangrijk is ook dat men de veroverde gebieden economisch bijna vrij laat en men opstandelingen deporteert naar andere gebieden binnen het rijk. Op het moment dat de Spanjaarden komen is het Incarijk echter al van binnenuit ernstig verzwakt door Europese ziektes die al vóór Pizarro het land bereikt hadden en door een interne machtsstrijd tussen twee troonpretendenten.

In het uiterste zuiden van Zuid-Amerika was het Incarijk al eerder tot staan gebracht door de Mapuches in Chili. Ook de latere Spanjaarden slaagden er niet in hen te onderwerpen. Aan de Argentijnse kant, in Patagonië, woonden voornamelijk jagers/verzamelaars die vooral op de guanaco (wilde voorouder van de lama) joegen.

1800-2000:
Interne kolonisatie (van Bolivar/Washigton tot vandaag de dag)

Uiteraard is er de afgelopen 500+ jaar veel veranderd. De culturen die in 1492 bestonden zijn voor een groot gedeelte totaal weggevaagd door ziektes, geweld en menselijke keuzes. In grote delen van Noord-Amerika is er zelfs bijzonder weinig overgebleven van de oorspronkelijke culturen. In plaats daarvan zijn echter geheel nieuwe indiaanse culturen gekomen. Culturen die deels (in meer of mindere mate) wel degelijk terug te voeren zijn op de pre-Europese. Cultuur is immers niet iets statisch. Europese culturen van nu zijn ook totaal anders dan die van 500 jaar geleden.
De talen hebben het ook zwaar te verduren gehad. Voor veel indiaanse volkeren vandaag de dag valt cultuur en taal eigenlijk niet goed te scheiden. Taal maakt onderdeel uit van de cultuur. Dat is ook de rede waarom er veel “revalidatie” programma’s zijn voor indiaanse talen, vooral in het noorden. Toch blijven de vooruitzichten somber. In Canada heeft men berekend dat van het aantal talen vandaag de dag (ongeveer 50) er slechts vier deze eeuw zullen overleven.Naar schatting werden er ongeveer 2000 verschillende talen gesproken in 1492. Daarmee was het, taalkundig gezien, een van de meest rijke gebieden ter wereld. Vooral langs de Noord-Amerikaanse westkust en in het westelijke deel van het Amazonegebied werden bijzonder veel talen gesproken. Eigenlijk is er maar een plaats ter wereld die daarmee te vergelijken was (is): het eiland Papua. Deze talen zijn door verschillende taalkundigen opgedeeld in allerlei taalfamilies. Er bestaat echter grote onenigheid over de vraag hoeveel families er zijn en hoe de verwantschappen precies zijn. Er zijn twee uitersten te noemen. De Amerikaanse linguïst Joseph Greenberg stelde vast dat er in feite slechts drie grote superfamilies bestonden: de “Eskimo-Aleut” talen, de “Na-Dene” talen (o.a. de Athabasken) en vervolgens alle andere Amerikaanse talen van geheel Latijns-Amerika en resterend Noord-Amerika. Deze laatste groep (waar ook de meeste kritiek op kwam) noemde hij “Amerind”. Dit ging veel collega’s te ver maar het andere uiterste (alleen in Noord-Amerika al ruim 30 verschillende families) is op wereldschaal gezien toch ook op z’n minst opmerkelijk te noemen. Europa heeft maar vier van zulke grote families en Azië (dat veel groter is dan Noord-Amerika) heeft er minder dan 30.
De discussie gaat door.Statistiek & Politiek per land
Het aantal indianen in de Amerika’s vandaag de dag (volgens schattingen ongeveer 40 miljoen) verschilt nogal per land (zie kaart). De meeste wonen in de Andes (Bolivia, Peru, Ecuador) en in het voormalige Meso-Amerika (Mexico, Guatemala). Datzelfde geldt ook voor hun politieke status. In sommige landen zoals de VS en Brazilië hebben ze speciaal voor hen bestemde stukken land (reservaten). In andere landen bestonden ze tot voor kort officieel niet eens (Peru) of staat men zeer sceptisch tegenover speciale inheemse

Bronnen

http://lenschot.blogspot.com/2006_12_01_archive.html

http://www.ditisamerika.nl/index.php?page=indianen

_

Oudste  inwoners van amerika ? 

Zijn deze grotten in Oregon van de eerste bewoners van Amerika?

4/10/14 –   Bron: voanews.com
Coproliet  © Universiteit van Oregon.

Een netwerk van grotten in het landelijke Oregon zou weleens de oudste plek van Amerika kunnen zijn waar ooit mensen gewoond hebben. Dat zou erop kunnen wijzen dat een oude bevolking al op het einde van de laatste IJstijd het land heeft bereikt dat we nu de Verenigde Staten noemen. Dat heeft de overheid in Oregon bekendgemaakt.

Die bevinding heeft de Amerikaanse National Park Service ertoe aangezet om de Paisley Five Mile Point grotten toe te voegen aan de lijst van de belangrijke archeologische en historische sites.

Pas nu zijn wetenschappers ervan overtuigd dat er mensen leefden in de Paisley-grotten, duizend jaar voor de menselijke nederzetting van de zogenaamde Clovis-site in New Mexico. Die wordt doorgaans beschouwd als de eerste aanwezigheid van mensen in Noord-Amerika.

Het onderzoeksteam van Dennis Jenkins van de Universiteit van Oregon gebruikte koolstofdatering om de meer dan 200 monsters van menselijke uitwerpselen uit de Paisley-grotten te situeren. Die zouden daar 14.300 jaar geleden gedropt zijn, zo’n 1.000 jaar voor de menselijke nederzetting in het Clovis-gebied.

Naast deze biologische monsters vond Jenkins ook stenen die gebruikt werden om plantaardige materialen te vermalen, geweven plantaardige vezels, aangepaste dierlijke botten en projectielpunten.
Vandaag de dag worden de Paisley-grotten omgeven door alsem in een dunbevolkt gebied van Zuid-Centraal Oregon. Maar de onderzoekers geloven dat de site ooit een grasvlakte was met een meer en met kamelen, bizons en watervogels.

Archeologen deden de eerste opgegravingen van de Paisley-grotten in 1938. De Universiteit van Oregons huidige onderzoek op de site begon in 2002

 

°

Over tsjok45
Gepensioneerd . Improviserend jazzmuzikant . Instant composer. Jamsession fanaat Gentenaar in hart en nieren

One Response to Overzicht Geschiedenis ; archeologie Amerika

  1. Pingback: IJSTIJDEN « Tsjok's blog

Plaats een reactie